BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
£1.20 FEB 3 WAANDEN
OF EO CENT FEB WEEK.
Rubriek voor Vrouwen
Hef Rijke Natuurleven
Haar Wraak.
27u Jaargang.
ZATEBDAQ 17 JULI 1909
Ho. 7993.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADM1N1STRA l iU GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJM
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OFQEMERKT.
Anierikaansche Rechts
pleging voor de Jeugd.
meerden) voorzorgen en maatre
gelen die men in deze „eeuw voor
het kind" voor' de opvoeding der jeugd
neemt. Lebben de werkzaamheid op
dit gebied aanmerkelijk uitgebreid, in
elk beschaafd land. Wa behoeven
slechts evein te herinneren aan de In
richtingen voor zuigelingen, de kin-
dertireinen, de vacantie-koloniën, de
sanatoria, en verder de vak- en am
bachtscholen voor ben, die de gewo
ne, lagere school hebben afgeloopen.
Maair den laatsien tijd houdt me^
vooral de aandacht gericht op alles,
wat maar met verwaarloozing der
jeugd in verband staat. Dat komt
door het overgroot© aantal gerechte
lijk veroordeelden, waarbij na onder
zoek bleek, dat de huiselijke omge
ving tot een dergelijke misdadige
neiging aanleiding gaf. Waar nu ge
heel de omstandigheden schuld zijn
aan het vergrijp, mag men kinderen
en volwassenen ook niet volgens één
en denzelfden maatstaf straffen; hij
kinderen vooral moet de bedoeling in.
de eerste plaats zijn: te verbeteren en
«e zoo mogelijk te onttrekken aan
den slechten invloed van het ouder
lijk huis. In Amerika is men natuur
lijk ai een tiental jaren geleden dien
kant uitgegaan. Met den bewonde
renswaardig practischen1 scherpzien-
den Ainerikaanschen blik, heeft men
daar, op de meest doeltreffende wij
ze, het verwaarloosd opkomend ge
slacht onder zijn hoede genomen en
er een speciale rechtspraak voor de
jeugd ingevoerd. De Amerikaansche
philanthropen konden het niet langer
aanzien, hoe vele kinderen in hun
prilste jeugd al dikwijls verwaar
loosd, of zelfs mishandeld werden
door hun ouders,, terwijl de wet die
arme schepseltjes in het minst niet
onder haar bescherming nam.
Daarom stichtten zij in 1874, te N.-
York, de „Society of the prevention
of cruelty to children," die nog steeds
bestaat en tot voorbeeld gestrekt
heeft voor veel soortgelijk, georgani
seerde inrichtingen in andere landen.
Als voornaamste bepaling, laschte de
jdnge voreenigiug in haar statuten
in: dat haar leden, vóór alles, het
recht bezitten, invloed uit te oefenen
op de huiselijke omstandigheden en
verhoudingen van het gezin, en, zoo
noodig, krachtdadig in te grijpen,
door de kinderen weg te voeren van
de ouders, als de gewetenloosheid
zulks eischt.
Daarmede heeft men bereikt, wat
nog geen rechter vermocht. En het is
ook juist de bedoeling, het gerecht er
niet in te hoeven mengen, want val
len de jeugdige misdadigers eenmaal
den rechter in handen, dan moet die
ze de eenmaal vastgestelde straf op
leggen, en mag, ambtshalve, geen on
derscheid maken tusschen oud en
jong, onmondig en volwassen; slechts
kinderen beneden de zeven jaar val
len niet onder de wet. Zoo was het
du» menigmaal voorgesomen, dat
kleine kleuters, die nog nauwelijks
boven de tafel konden uitkijken, we
gens het een of ander, dat zij misdre
ven hadden, terechtstonden en dat
het algemeen geldend wettelijk von-
is over lion werd uitgesproken.
Luidde dat nu gevangenisstraf,
dan kwam dikwijls, na volbrachten
straftijd, in waarheid een misdadiger
vrij: door het voortdurend slecht ge
selschap van werkelijk uitgestootenen
der maatschappij. Het ingestelde on
derzoek naar het steeds toenemen
van crimineeLe misdaden', bracht de
Amerikanen tot do erkenning, dat de
voornaamste oorzaak van dit kwaad
In de verwaarloozing der jeugd lag.
Want degenen, die op onmondigen
leeftijd een misdaad begingen, bleken
in den regel niet verdorven, maan1
slechts misleid. Ze behoefden maar
«en liefdevolle hand. om weer op den
rechten weg teruggevoerd te worden.
■Voor hen was slechts een opvoeden
de, niet een vergeldende straf noo-
Jig.
Op deze beginselen berust de mo-
Aerne jeugdrechtspraak, die liefst zoo
weinig mogelijk de hulp van de poli
tie inroept. Zoodra nl. een lid van
die kinderbescherming maar ergens
in de nabijheid is zal geen politiebe
ambte een kind, dat tegen de wet ge
handeld heeft, arrestoeren. Is dit
.echt-er niet het geval, dan grijpt de
politie in zooverre in, dat ze den
Jeugdigen dolinquent naar bet politie
bureau hrengt, vanwaar hij dan on
middellijk aan een der kin der bewaar
plaatsen van do vereeniglng overgele
verd wordt. .Van dit oogenblik af, be
vindt zich de schuldige onder de hoe
de van den beschermheer.
Die beschcrmheeren zijn de eigen
lijke steunpilaren van deze jeugdge
dichten; zonder hen was de heele in
richting niet mogelijk. Hun hoofdbe
zigheid bestaat daanin, dat zij, van
het eerste levensjaar van het kind,
nauwkeurig de omstandigheden na
gaan, waaronder het is opgevoed.
Daarvan wordt een rapport opge
maakt en dit aan den rechter overge
legd. Na onderzoek worden de kinde
ren in de meeste gevallen in den
huaselijken kring teruggevoerd, waar
nu de opvoeding onder toezicht van
den beschermheer wordt voortg*
in den regel met een gunstig gevolg.
MARIE VAN AMSTEL.
Ter aanvulling herinneren wij aan
wat in Nederland hiervoor gedaan
wordt op grond van de Kinderwetten.
Al geschiedt het in Amerika anders,
wij zijn niet achtergebleven.
REDACTIE.
MINIATUURPLANTEN.
Heel wat planten en dieren ont
gaan aan de bijzondere opmerkzaam
heid der leeken en zelfs der botanis
ten en zoölogen.
Vooral de meest voorkomende wor
den vaak op schromelijke wijze ver
onachtzaamd of miskend.
Hei komt bijna niet in ons op, om
het leven der kamervliegea eens
nauwkeurig te bestudeer en, wij vin
den de meestal fraai gevormde gras
bloemen vaak de moeite van liet be
kijken niet waard.
En toch, een vlieg is een doelmatig
bewerktuigd wezentje, een grasbloem
pje doet iu sierlijkheid en pracht niet
onder* voor heel wat meer op prijs ge
stelde zusters.
De meest veronachtzaamde plant
lijkt mij echter wel het eendenkroos.
Welke roeier zou er nog aan denken,
dat hij bij Lederen slag dien hij met
zijn riemen doet, honderden plant
jes uit hun element rukt, welke hen
gelaar beseft, dat duizenden kleine
planten noodig zijn, om zijn uitverko
ren plekje te beschaduwen?
En wij, die even met den wandel
stok door het met kroos begroeide
water gaan, denken wij zelf er aan,
dat heel wat plantenlevens worden
vernietigd als wij „dat groene goed"
onverschillig van den stok strijken?
Eu jammer is dit zeker, want hoe
klein ook, de kroosplantjes zijn lie
ve, kunstig gevormde natuurproduc
ten die het bekijken wel waard zijn.
Zij komen in bijna al onze stilstaan
de wateren voor, die groene platte of
kussenvornxige lichaampjes. Geen
sloot die niet enkele dezer plantjes
draagt, geen vijver*, waarin zij niet
worden gevonden.
In ons land komen een vijftal soor
ten voor, die samen de geheel© bota
nische familie vormen. Een ervan
wijkt in vorm sterk van de overige
soorten af
Deze plantjes lijken, kleine kruisjes,
die vaak met twee of drie armen zijn
verbonden met de daarnaast groeien
de stengeltjes. Om deze kruisjes te
zien, behoeven wij niet heel lang te
zoeken.
Wel is het kroos in dezen vorm het
minst hekend, maar toch, wie maar
even uitkijkt, krijgt ze gauw gen
te zien, want zeldzaam is dit drievor-
mig kroos, zooals het wordt genoemd,
in 't geheel niet.
Het wortelloos kroos is veel meeu*
een bij zond arbeid. Dit bestaat slechts
uit kleine, groene plaatjes die erg
luchtig op het water drijven.,
Maar* laat ik niet vervallen in een
droge opsomming der verschillende
familieleden, liever vertel ik van het
leven dezer plant jes in 't algemeen.
Aan geen der vijf soorten komen
bladeren voor. Die groene schijfjes,
die wij vaak voor bladeren houden
zijn de stengels der planten. De groe
ne kleurstof hiervan maakt, dat de
bladeren overbodig zijn, want de zet-
ineelberelding kan nu gemakkellijk
in de stengels plaats hebben. Opval
lend is vaalt de roode kleur aan de
ondarzzijde der kleine bootjes.
Deze is voor de plantjes van zeer
groot belang. Zij wordt veroorzaakt
door een stof, die wij nog in heel veel
andere planten zullen aantreffen en
die het vermogen bezit, lichtstralen
om te zetten in warmtestralen, zoodat
het lioht, dat anders, bij doorvalling,
voor de plant verloren zou zijn nu
nog wordt benut.
„Waar blijven die plantjes ln den
winter?" heb ik vaak hooren vragen.
Zij sterven allen af, maar nauwelijks
heeft de voorjaarszon haar kracht
doen gevoelen of in ieder water ko
men die miniatuureilandjos weer
voor den dag en spoedig is alles
groen gekleurd door de duizenden
kleino planten.,
Hoe komen die eerste planten in het
water?
Dreven er misschien fijne zaden in
die, door de zonnewarmte gewekt, tot
jonge plantjes uitgroeiden?
Het antwoord is niet moeielijk te
geven. Zaden toch vormen onze
plantjes maar hoogst zelden, daar
voor gaat de vegetatieve- of onge
slachtelijke vermenigvuldiging veel
te gemakkelijk.
Als de planten in den zomer wat
reservevoedsel hebben bereid, begint
een knopvorming aan de groene sten
geltjes.
Geleidelijk laten deae knopjes lo6
om een rustplaats te zoeken op den
bodem van het water. Hier liggen zij
veilig geheel den langen wintertijd,
hier wachten zij geduldig het volgend
voorjaar af. Weinig is er voor noo
dig, om de teere moederplantjes te
vernietigen, de oudere stengeitjes
sterven af, nieuwe worden niet meer
gevormd en weldra is er van het
eens zoo fraaie tapijt niet veel meer
over.
Maar de toekomstplanten, daar in
het donkere, drabbige diep zullen
voor het voortbestaan dei* soort zor
gen.
Deze knopjes vormen in het voor
jaar de bekende groene drijvertjes,
die al heel spoedig nieuwe „kroos
blaadjes" vormen en zoo in korten
tijde heele slooten hebben gevuld.
De bloemen van deze eenvoudige
plantjes krijgen wij niet vaak te zien.
Toen ik, enkele jaren geleden, voor
't eerst in een botanisch boek vond.
dat het kroos maar zelden bloeide,
werd daardoor de lust om dat zeld
zame te zien natuurlijk opgewekt.
Telkens, als ik in de gelegenheid
was, om het kroos goed te bekijken,
zocht ik naar die kleine bloemen,
maai* het geluk heeft mij tot nu toe
niet gediend en Itad niet een mijner
kennissen wat meer fortuin gehad, ik
zou op 't oogenblik nog geen bloeiend
kroos onder mijn oogen hebben ge
had. Nu, veel zou ik niet hebben ge
mist. Het viel me wel wat tegen.
Intusschen bieden zij wel enkele
eigenaardigheden aan. Het merk
waardigst is wel de eenvoud der bloe
men. De geslachtelijke voortplanting
kan hier moeilijk een groote rol spe
len en schijnt alleen voor de uiterste
gevallen te zijn berekend.
Gewoonlijk staan er twee manne
lijke en één vrouwelijke bloem bij
een. De eerste bestaan uit één meel
draad, de laatste is eigenlijk slechts
een enkel vruchtbeginsel. Toch is het
opsporen dezer bloemen geen verlo
ren werk. Heel wat waterplanten loe
ren wij zoo kennen, heel wat snel-
roeien.de waterkevers krijgen wij bij
dat zoeken te zien, zoodat wij datge-
kunnen bewonderen, wat anders
aan onze aandacht zou zijn ontsnapt.
H. PEUSENS.
PROEVEN MET PLANTEN.
Uitgave H. D. Tjeenk Willink en Zn.
Bijna dagelijks verschijnen nieuwe
boeken, die „in een iang gevoelde be
hoefte voorzien.," Veelal Is het jam
mer, dat alleen de schrijver* die be
hoefte heeft gevoeld en loopt zoo'n
boek niet, dan, zou ik niet graag be
weren, dat het den menschen aan
belangstelling ontbreekt.
Het boek, dat heden voor mij ligt
Proeven met Planten" van Prof. W.
J. V. Osterhout, vertaald dooa* 3. J.
Geerts-Ronner verdient m. i. de volle
sympathie van vakman en liefhebber
op botanisch gebied en niet het minst
van deze laatste groep.
Het boek begint met een behande
ling van enkele zaden, verduidelijkt
door mooie plaatjes. Direct begint nu
de schrijver zich allerlei vragen te
stellen.
Wat hebben die zaden noodig, om
te ontkiemen? Vochtigheid, lucht en
warmte.
Hoe komt dat vocht In het zaad?
Zijn er openingen in den vrucht- of
zaadwand?
Waar bevinden zich die openingen?
Zoo volgt de eene vraag uit do antler
en de groot© verdienste van het boek
schuilt nu hierin, dat de schrijver
steeds een eenvoudige proef heeft be
dacht om de oplossingen te vinden.
De teekeningen van die proeven
zijn zoo duidelijk, bet materiaal ligt
zoozeer onder ieders bereik^ dat wij
allen zonder uitzondering alles, wat
wij tot nu toe meestal maar op gezag
aannamen, aan do werkelijkheid kun-
nen toetsen.
Van bierglazen, kurken, paraplu-
baleinen en eenvoudige houten knij
pertjes, zooals die voor het goed dro
gen worden gebruikt, zijn bijna alle
instrumenten opgebouwd.
Zijn zoo door verschillende proeven
de gewichtigste functies van wortels
en stengels verklaard, dan begint een
tweede 'reeks vragen. Deze handelen
over de samenstelling van den grond.
Hoe ontstaat de bouwgrond; wat
gebeurt er met het regenwater?
Direct na een korte, aanschouwelij
ke behandeling beginnen de proefne
mingen weer. Ook de verschillende
natuur- en kunstmeststoffen worden
hier genoemd. Hier wordt het boek
bepaald prachtig.
De meest ingewikkelde problemen
worden hier opgelost en verteld op
een wijze, dile het nemen van proeven
voor ieder aantrekkelijk maakt. De
schrijver dringt hier zoo diep moge
lijk door in de physiologic en biologie
der planten. Hij verwerkt de spijzen,
die alleen bestemd schenen voor de
tafels van doctors en studenten in de
botanie, zoo, dat ook de leeken maag
ze kan verteren. Zoo wordt de stu
die voor allen een genot, zoo dringen
wij spelenderwijs in de geheime schat
kamers der natuur binnen.
Dan volgt een studie over bacteriën
en andere microscopische zwammen.
De vergrootiingen zijn duidelijk, de
beschrijving is helder en klaar
Het is waar, heel wat van deze
stof vinden wij reeds in onze studie
boeken vermeld.
ILier is in enkele hoofdstukken niets
nieuws onder de zon, maar dit was
voor de volledigheid noodzakelijk.
Het hoofdstuk „hoe men nieuwe
plantensoorten verkrijgt" besluit de
rij van het zoo leerrijke tiental.
De mooie foto's en teekeningen van
de nieuwe soorten, gekweekt door
Prof. Hugo de Vries henevens een
verklaring van diens theorieën, moe
ten ieder wel hoogst welkom zijn.
Gaarne eindig ik deze korte be
schrijving met een woord van lof aan
de uitgevers, die met het in t licht
geven zeer zeker een goed werk heb
ben gedaan,.
H. PEUSENS.
Vroager had ik zelf een werkzaam
aandeel genomen aan het circusleven,
tot een ongeluk mij verplichtte het
verdere optreden er aan te geven.
Maar zoo zéér was ik er gehecht aan
het eigenaardige leven tusschen de
ronde wanden van zeildoek, dat ik
tocli verbonden was gebleven bij den
troep en nu, als vijf-tsxiertigjarige
vrouw, de zerg had voor de kos
tuums. Dat was wezenlijk geen rustig
baantje. Want zelfs in de enkele
maanden, dat er geen voorstellingen
werden gegeven, had ïk geen vacan
tia, zooals velen Ier anderen. Dan
moesten de kostuums voor een vol
gend seizoen vervaardigd worden, en
werkte ik in mijn naaikamer op mijn
manier minstens even hard, ais de
acrobaten, die nieuwe toeren motsten
instudeeren. of de dierentemmers,
die hun beesten nieuwe kunsten wil
den leeren.
Onze leeuwentemmer Jim Holmes
was de glorie van dan troep. Hij was
een for-ach man, knap ea onbevreesd.
Hij was niet bemind hij zijn collega's,
en ik geloof, dat zelfs de directeur
hem niet mocht lijden, want hij was
uiterst ruw en cciaangenaam. Maar
hij onderscheidde zich van andere
temmers door zijn absoluten over
moed hij wits zelfs haast ruwer dan
de beosten die hij temde, en die hij
soms tot wild wordeus toe aarde. Hij
was slim genoeg om te begrijpen,
dat Jvet 't publiek K-iet te doen was,
om de leeuwen rustig hun kunstjes
te zien, uitvoeren, maar dat zij de
emotie wilden Yan 't gevaar. En die
emotie gaf hij avond aan avond.
Hij had een woes ten troep heestan,
maai* de grootste en meest valsche
leeuw was een zekere Duke, die Lede
ren avond rillingen van angst ver
wekte, wanneer hij door Holmes met
duivoLschcn lust was gesard. Do ge
wone wapens, de stok en de ijzeren
staaf, waren onvoldoende om hem
tot do orde te roepen, en er ging
geen voorstelling voorbij, dat Duke
niet geregeerd moest worden met dat
ééaie wapen, dat het gevangen dier
een onoverwinlijken angst inboezemt,
het pistool.
Ongeveer drie maanden vóór de
nieuwe serie voorstellingen zou be
ginnen, stelde Holmes ons plotseling
zijn vrouw voor. een eigenaardig,
Oester.sch wezentje, met een gebruin
de huid en heel groote, zwarte oogen.
Zij koa niet ouder dan zeventien jaar
zijn rnapr de vrouwen van haar ras
ontwikkelen zich vroeg.
Jim vertelde heel weinig van haar,
en zij ze!i was ook niet mededeel
zaam. Maar. dat zii hem lief had,
wel, ik was een vrouw, om dat onmid
dellijk 1e voelen. Zij toonde nooit
vrees, wanneer hij in de kooi bij do
leeuwen ging, maar richtte enkel vol
vertrouwen haar groots oogen op
hem.
Holmes hield ook van haar, voor
zoover hij van iemand houden kon,
om haar bijzondere schoonlieid, en
vooral ook omdat zij zijn moed en
kracht bewonderde, want hij was
vóór -dies ijdel.
Toen hij zijn besluit te kennen gaf,
haar mee in de kooi te nemen, wekte
't de algemeen© verontwaardiging.
Maar het gir.g mij heel weinig aam
©n ik hoorde er ook haast niet van,
tot het ongeluk gebeurde, dat haar
carrière brak, nog vóór die begon
nen was. Er werden teekeningen ge
reed gemaakt, waaronder te lezen
stond „Eerste optreden van La Bel
le Lioita, Koningin der Leeuwen",
maar die wenden nooit aangeplakt,
want l.a Belle Liotta" werd lang
vóór -lien tijd bloedend en bewuste
loos uit de kooi gedragen.
Ik heb nooit precies geweten, hoe
het eigenlijk gebeurde, maar het was
de overtuiging van Holmes' collega's,
dat alles te danken was aan zijn over
moed, en de eigenlijke catastrophe te
w li ton aan een oogenblik van onver
schoonbare onoplettendheid zijner-
ziids. Allen waren het er over eens,
dal Liotta geen schuld had, eui geen
oogenblik angst had getoond.
Zij verd naar het hospitaal ge
bracht, en Holmes bleef zijne leeu
wen temmen met toenemende wreed
heid. Er word verteld, dat hij dronk,
maar de bewijzen daarvan bleven
uit.
Een maand later leerde ik Liotta
goed kennen, want de directeur
bracht haar bij mij voor hulp. Haar
kinderlijke schoonheid was geschon
den door het groote, vurige lit-
tee ken ove* één wangmaar de
gToote, donkere oogen zagen mij aan
met can uitdrukking, die mij dadeliik
van haar deed houden. Ik had nooit
eem tuinder onderlegde, maar ook
nooit een gewilliger heloster gehad,
en ln haar eigenaardig taaltje verlei
de ze ine nu epn en ander van zich
zelf.
Zij was een Egyptische eai zij was
ca* trotech op en terwijl ze legen mij
sprak, t* of hot me weer als een on
mogelijk! i©Ld, dat dat fijne poppetje
Holmes was gaan liefhebbenHolmes
met niets maar dan zijn duiveisoben
durf in zijn voordeel. En toch Meld
ze van hem, maar gedurende de we
ken dia volgden, zag ik die liefde
sterven en veranderen in iets heed
anders, en waar ik getuige was van
zijn wreedheid voor haar, daar
kan ik me haai* gevooien verklaren.
Liotta ha:l wel weer mei hein sa-
mo.i willen werken, maai* de direc
teur, bang voor verdere ongelukken,
verbood h.-t, en Holmes, woedend
daarover en ook over haar ontsierd
gezichtje, vergat alle zelfverwijt, cn
sarde haar zoouis hij zijn beesten
sarde.
„La Belle Liotta" riep hij
spottend, als hij de naaikamer bin
nenkwam. 't Is wat moois, n;*4 dat
gestriemde gezicht. Wat bezielt je.
dat jo niet loeren kunt wat anders uit
to voeren dan hier te zitten pikken
Jun Holmes moet niets hebban van
zóón vrouw.
Ik haastte me altijd hein weg ie
sturen. Liotta staakte nooit naai
werk en antwoordde ook niet, maar
haar gezichtje werd wit als van- eea
tkiude, en in do d'epten van. haar
donkere oogen gloeide iets, dat zelfs
Huimes tot nadenken zou liebben g*-
hracht, als hij 't gezieu had.
ik ging moei* au moer op haar
latten, en toi mijn verbazing merkte
ik na couigen tijd, dat zij ieder vrij
oogenblikje doorbracht voor Duke's
kooi. Eerst koek het groote noest haar
aan met ai de unversckiLLigheid van
't gevangen dier voor de menschen
vóór de tralies maar Liotta sprak
tot hem ui een taal, die ik niet ver
stomd, en ten slotte zag hij haar aan
mefc begrijpende oogen, en voelde ik,
dat een band van sympathie de bei
den verbond, die getiranniseerd wer
den boor éénzei (den bruut
Holmee zag ik minder, maar ik
wist dat zijn vrouw Lederen morgein
uit een ware hel kwaiu. en soms be
wees een striem op haar mooie armen
maar al te duidelijk de waarheid van
de geruchten, dat hij door deu drank
ruwer was dan ooit.
Duke weri door hem tot uiterste
valschhoid gebracht. Maar steeds
schrok liet dier midden in zijn wilij
sten sprong terug voor liet pistool,
waarmee Holmes eerst in de lucht
vuurde hot geheimzinnige vuur, en
de vreemde lucht beangstigde het
wilde dier,- en van dat oogenblik van
lafheid maakte Holmes gebruik om
hen» met zweep em stok te behandelen
en hem terug te drijven in zijn hok.
Liotta was steeds in mijn nabijheid
omdat zo me bij alle bezigheden hielp.
Bovendiem had ze 's avonds de taak,
de artiesten behulpzaam te zijn bij
hun todet. Zij verrichtte haar werk
met een vlugheid en een gewilligheid,
die aller harten stal. Maar wanneer
het oogenblik naderde, dat zij naai*
de kleedkamer van haar man moest
gaan, zag ik steeds de lijnen in haar
gezicht harder worden, en het som
bere vuur gloeide in haar oogen.
Eens, bij een der voorstellingen,
miste ik haar onder liet toeschou
wend personeel. En met angst liep
ik naai* Holmes' kleedkamer, bang
voor w tt ik daar vindon zou.
In bet midden van de kamer stond
Liotta, maa>* zij hoorde mij niet,
toen ik tegen haar sprak. Haar klei
ne, mooie handen wrong ze in elkaar;
haar gezicht was wit en haar oogen
fonkelden. En over haar wang, als
tegenhanger voor de vurige streep op
do andere achtergelaten door de
klauw van den leeuw, liep een roodo
streep van de zweep van den on toe
reken bar en man
Zii siste tussclien haar tanden
woorden, die 'k niet verstond, en
toen ik voorzichtig haar arm gezichtje
bette, begreep ik. dat het verdwijnen
van het spoor op haar wang nóóit
iets an-Iers zou doen verdwijnen, dat
zich gevestigd had in haar ziel.
Zij repte deti volgenden dag met
geen woord over liet gebeurde, maar
tegen den avoud vond ik haar weer
voor Duke's kooi, terwijl zij een voor
mij onverstaanbaar deuntje neurie
de. Als ooit een dier de spraak der
menschen verstaan heeft, dan geloof
ik, dat de leeuw ieder woord begreep
dat zij uitte. Zijn gele oogen waren
gevestigd op de hare, zijn ooren wa
ren gespitst, en ik zag de spieren van
zijn forsch lichaam zwellen en sidde
ren in opwinding.
En ik zeif voelde de werking van
haar vreemd gezangliet was een
lied, dat door alle eeuwen den wild-
sten bloeddorst zou moeten wekken,
dat repte van on rechten, die ge
wroken, van overheersching. die af
geworpen worden moest. Mijn eigen
bloed raakte aan het koken, en zoo
groot was mijn opwinding, dat het
niet in me opkwam, den temmer to
waarschuwen voor dit ongekendo
bondgenootschap tusschen zijn beide
slachtoffers
Mijn angst voor Holmes' mishan
delingen deed me dien avond voor
luistervink speleu, toen zijn vrouw bij
hem in de tent was, bereid om tus-
scheaibuden te komen. En terwijl ik
daar stond, hoorde ik do afschuwe
lijkste bel eed i gingen en verwenso.hin-
;en legen de arme Liotta uitbraken.
Zij antwoordde niet. met geen enkel
woord, ©u toon ten slotte 't zwie
pen van de groote zweep klonk, hoor
de ik f.ikel oen halfgesmoorden kreet
van pijn.
Ik sprong vooruit, maar werd opzij
geduwd door Holmes, die zich weg-
haaslto.
Liotta stond rechtop eeno roodo
striem ontsierde het donkere vel van
haar hals maar er stonden geen
tranen in de groote oogen, die do
mijne ontmoetten. Ze glansden als in
triomf.
IJ hoorde liet, u zag 't, riep
Maar wacht maar, tot ik het
recht hebben zal, hem uit te lachen.
Ik heb dien man lief gehad zooals
geen ander hem lief hebben kan ik
zou zonder oenig wapen zijn wildste
diereu vo»,v hem getrotseerd hebben.
Maai* nu haat ik hein, zooals all een
wij vrouwen van liet Oosten haten
kunnen. IJ weet niet, wat wij doen
kunnen, om ons te wreken. Maar
wacht maar I
Ik trachtte liaar te kalmeer en,
maar opgewonden trok ze van haar
borst een klein leeren zakje, waarin
geld of juv\ telen wel bewaard wor
sen
Hier is mijn wraak 1 riep ze
hartstochtelijk.
Dat zal hom zóó laag doen val
len, dat hij nooit meer de hand tegen
een vrouw zal opheffen....
Maar kom mee.
Haar fijn, slank handje greep mijn
arm, en ze trok me mé© naar den in
gang van het circus, waar juist Hol
mes Je leeuwenkooi binnenging.
Onder adcuilooze stilte liet hij de
leeuwen hun kunsten verrichten.
Door alles, wat er al over geschre
ven was wisten de menschen voldoen
de, dat er maar één oogenblik van
zwakheid zijnerzijds noodig was, od#
alles in eei tragedie te doen elndr
gen.
Liotta hield nog altijd mijn arm
omklemd, maar toen ik haai* aanzag,-
maakte een gevoel van angst zich
van mij meester. Haar lippen warenf
half geopend en daarvan klonk als
fluisterend hetzelfde vreemde gezang,
dat zij dien middag gezongen had
en haar groote zwarte oogen waren
strak gevestigd op de oogen van
Duke, die ineengedoken in zijn hoek
zat, terwijl zijn fijn oor blijkbaar de
k laai ken van haar lippen opving. Ik-
had willen schreeuwen, Holmes
waarschuwen, de kooi te verlaten,
maar 't was alsof de greep van het
fijne landje alles in me verlamde.
Holmes wendde zich nu tot Duke,
om he.n terug te drijven in zijn kool,
maar het beest zag hem slechts aan
met zijn wroede, gele oogen, en deed
een sprong in zijn richting.
Die sprong werd gestuit door de.
ijzeren staaf Duke deinsde terug,
doch slechts voor een machtiger
sprong. I'i Holmes' hand verscheen
liet pistool, terwijl hét groote, gele
lichaam weer op hem afsprong. En
toen, terwijl liet publiek whehtto
op den scherpen knal, die den leeuw
in zijn vaart zou stuiten, klonk er
slechts een zacht „klik", en één
oogenblik zog ik op Holmes' gezicht,
wat nog nooit iemand daar gezien
had.
Want yóór den dood kwamde
vrees I
Het woeste gebrul van het dier
werd overstemd door bet gegil .van