HAARLEM'S DAGBLAD. TWEaï..!^„
DE HALSEN.
Oaitenlandscfi Overzicht
Stadsnieuws
Rubriek voor Vragen
FEUILLETON
De roofle Pimpernel
in Gevaar.
De Commissie van Toezicht op het
Stedelijk Museum heeft haar rapport
uitgebracht over den toestand van de
Haarlemsohe HaLsen.
De stukken in de Frans Halszaal
«•aren daaa- in een onverwarmd ver
trek, tusschen twee wé I-verwarmde
lokalen.
De waterdamp uit de atmospheer
Cn die zalen condenseerde zich gaan
deweg op dV) koudere muren der
Frans Halszaal en op eenige zich
daar bevindende schilderijen. Dit ge
beurde in de eerste dagen van dit
jaar, bij scherpe koude en hevigen
oostenwind. Enkele werken van Hals
begonnen blind te worden, d.w.z. de
vernis werd ondoorschijnend wit. Of
schoon andere stukken er niet vrij
van bleven,, werd het doek met de
afbeeldingen der Regenten en van 't
Oude Mannenhuis het ergst aange
tast.
Voor de commissie had het ver
schijnsel niets verontrustends, omdat
men de oorzaken kende en wist, op
.welke eenvoudige wijze het 'euvel kon
worden weggenomen, wat dan ook
binnen weinige dagen geschiedde.
In Februari is in de Halszaal een
kachel geplaatst, maar, wijl de voch
tigheid niet in eens was opgelost,
heeft dit niet verhinderd t dat bij een
Volgende strenge vorstperiode hetzelf
de geval van uitschietend vernis, hoe
wel in mindere mate dan eerst, zich
voordeed bij twee schilderijen. De
nooduitgang, waaruit nogal koude
lucht kwam, is toen met een dik
schuifgordijn afgesloten.
Om de aangetaste werken weer in
«en behoorlijken toestand te brengen,
heeft de commissie den restaurateur,
den heer Vos, opgedragen, de vernis
te herstellen, dat is, de bestaande
vernis weer doorzichtig te maken,
door haar bloot te stellen aan alco-,
holdamp, niet haar weg te nemen en
te vervangen door een \*ersch vernis.
De commissie had vertrouwen in
den heer Vos, die 20 jaar met de res
tauratie belast is, en in 't algemeen
tot tevredenheid der commissie zich
van zijn taak gekweten heeft, meer
malen zelfs van groote handigheid
en ervaring blijk heeft gegeven.
Met volle vertrouwen werd hem
dus opgedragen, vervolgt de Commis
sie, de vernis van de drie schilderijen
te herstellen, maar de deskundige le
den onzer commissie hatden daarvan
Iets anders verwacht, dan is geschied.
De heer Vos heeft van regenereexbn
gesproken, en er is gebleken, dat hij
daaronder iets anders verstaat dan
de toeren Bred lus en Six bedoelden.
En omdat niet Is gevolgd de weg,
welken zij hadden gemeend en aange
wezen, is op de schilderijen gebracht
{hier meer, daar minder) een korst
copaïve-balsem, grijsachtig van. kleur,
.welke oorzaak is, dat de stukken er
niet aangenaam uitzien."
Zoo was de toestand omstreeks half
Juni 1909. De commissie heeft toen 't
oordeel van twee andere ervaren res
taurateurs van schilderijen gevraagd,
hl. van de hoeren H. Heijdenirijk te
Amsterdam en C. F. L. de WiMt te 's-
.Gravenhage.
De heer Heijdenrijk was spoedig
ir/et een rapport klaar. Hem was
reeds vroeger door de commissie de
restauratie van „De werken van
barmhartigheid" van Pieter Grebber
opgedragen, wat hij tot tevredenheid
volbracht. Nu werd hem opgedragen
de 6tukken 119, 121 en 122 te „zuive
ren van de daarop gebrachte ins me
ringen en ze verder te behandelen in
voege als door ons van den beginne
af was bedoeld en gewenscht en ge
lijk hierboven duidelijk is uiteenge
zet."
De heer De Wildt heeft gezegd, dat
niet kwaad is, wat de heer Heijden-
rijk nu wilde doen, en dat men later,
wanneer het zal zijn verricht, kan
zien, of het volstaat, of, dat er nog
eene meer afdoende behandeling zal
moeten volgen. De heer De Wildt zal
nader een schriftelijk verslag van zij
ne bevindingen inzenden.
De commissie verheugt zich „de
geruststellende verzekering te kun
nen geven, dat het schilderwerk der
stukken niet is aangeraakt en dat er
niets aan is bedorven. Alles bepaalt
zich tot eene behandeling, om de ver
nis doorschijnend te maken, die tot
critiek aanleiding heeft gegeven en de
aanstoot, die daardoor is gegeven,
zal, dit vertrouwen wij zeker, zonder
bezwaar weder zijn weg te nemen."
Hierna bespreekt de commissie de
verschillende oritieken in persorga
nen, die meermalen op zulk een on-
heuschen en schamperen toon ziju ge
uit, dat wederspraak volgens de com
missie niet voegzaam was.
Sommigen stelden het voor, alsof de
schilderijen door nalatigheid ver
woest en voor altijd verloren waren.
Men hoorde ook van gewaagde proef
nemingen. Noodeloos zijn de gemoe
deren verontrust door schromelijke
overdrijving van personen, die, naar
wij reden hebben te veronderstellen,
volstrekt niet bekend zijn met uvetau-
reeren van schilderijen en evenmin
met de groot» daaraan verbonden
moeilijkheden.
Veel bezadigder, gelijk 'te verwach
ten stond, aldus t rapport, spraken
de heetren dr. Jan Veth, H. van der
Poll, C. G. 't Hooft en G. W. Dijssel-
hoff, ia het Alg. Handelsblad van 10
April 1909 hunne meening uit Zij
gaven er hunne afkeuring over te
kennen, dat de schilderijen herhaal
delijk met copaïvebalsem zijn inge
smeerd, en roerden de opknapping
aan, van het portret des burgemees
ters Van d"er Meer, omdat daardoor
ergerlijke overschilderingen in de
lichtpartij van den witten kraag, mis
schien vroeger er reeds op aange
bracht meer aan den dag zijn geko
men.
Wij moeten dat toestemmen en ge
ven liieir een verslag van hetgeen is
geschied. In 1907 zou de heer Vos, als
gewoon onderhoud eene kleine her
stelling verrichten aan de portretten
van mr. Nicolaas van der Meer
zijne vrouw Cornelia Voogt (nas. 124
en 125). Hij heeft toen buiten iemands
otrder, de vernis vrijwel geheel ver
wijderd, waardoor de stukkeu de ei
genaardige warm» kleur van oude
schilderijen geheel hebben verloren.
Dit trok onmiddellijk onze aandacht,
toen wij ze terug zagen en kon maar
weinig onze instemming verwerven.
Het euvel is niet groot ern wordt lang
zamerhand door den tijd wel weer
verholpen, zou zelfs door een licht
gekleurd vernisjè spoedig kunnen
worden weggenomen.:
Het verschil in kleur zou minder in
het oog vallen, minder de aandacht
trekken, minder hinderlijk wezen,
wanneer deze stukken niet hingen
tusschen drie schilderijen, welke nog
met eene groote laag donker vernis
bedekt zijn.
Wel is waar zijn er overschilderin
gen in den kraag, maar die zijn in de
plaats gekomen van oude overschil
deringen.
Herinnerd wordt ook aan de arti
kelen van prof. C. L. Dake, in „De
Telegraaf". Hij geeft volgens do
commissie de feiten niet in alle op
zichten juist weer. Ziju wensch om
een stamboek aan te leggen van alle
schilderijen, waarin staat opgetee
kend en wordt bijgeschreven, wat
met elk stuk ter zake van onderhoud
is voorgevallen en nog geschiedt,
wordt vervuld.
Daartoe was reeds eenige maanden
geleden besloten.
„Men zou haast zeggen", schrijft de
commissie, dat Prof. Dake zijn licht
heeft opgestoken bij iemand, die te
gen beter weten in allerlei onbetrouw
bare nrededeelingen heeft gedaan. En
dit, terwijl hij in zijn onmiddellijke
nabijheid een ambtgenoot heeft, die
als lid der Haarl. Museumcommissie,
hem tot in de kleinste bijzonderheden
op de hoogte had kunnen stellen.
De slotsommen der commissie lui
den dan als volgt:
Met zekerheid kan de Commissie
verklaren:
le. Dat aan liet schilderwerk der
stukken van Frans Hals niet is ge
raakt.
2e. Dat zonder bezwaar de vernis
weder doorschijnend kan worden ge
maakt, waarmede alles tn den ouden
srtaat zal liin teruggebracht.
3e. Dat de tegenwoordige Frans
Halszaal niet vochtiger Is don de
beide ter zijden aangrenzende zalen.
4e. Dat die aanslag van waterdamp
op schilderijen en muren aldaar, ge
lijk die in Januari 1909 bij zeer lage
temperatuur is waargenomen, zich
op natuurkundige gronden zeer een
voudig laat verklaren. En dat eene
herhaling van dit verschijnsel niet Is
te vreezen, sedert ook in die zaal
wordt gestookt en zij gelijkmatig met
de beide andere wordt verwarmd.
5e. Maar dat de commissie toch
overweegt, voor alle zekerheid de
schilderijen van Frans Hals vóór den
winter weer te hangen op hare oude
plaats in de groote zaal.
6e. Wenscht onze oommissie bij u
ter sprake te brengen de wensche>l ij k-
heid een directeur van het museum
aan te stellen, die ook het toezicht zou
kunnen houden op het doen «n laten
van het personeel, vooral onontbeer
lijk, wanneer do verzameling niet
meer in het Stadhuis zal tentoonge
steld zijn.
Aan het rapport, onderteekend door
de hoeren Ch. van de Poll, voorzitter,
en C. J. Gonnet. secretaris, is nog
een mededeel in g van den heer Van de
Poll toegevoegd, dat in overleg met
den voorzitter van den Raad,
voorshands zal worden volstaan, wat
betreft de werkzaamheden, opgedra
gen aan den heer Heydearijk, in af
wachting wat de Raad verder om
trent de andere schilderstukken zal
DE VAL VAN T FRANSCHB
MINISTERIE.
't Beste is te spreken van een don
derslag bij heldere lucht, want de
val van 't ministerie-Clemenceau is
wèl onverwacht gekomen I Geweldige
stormen heeft 't in <le 33 maanden, die
't geleefd heeft, doorgestaan noe
men we slechts de wijnbouw-crlsis-
aangelegenheden, en den gtrijd tegen
de postiers en de algemeene-werksta
king-propagandisten. De minister
president dacht vast in den zadel te
zitten en ziet nu worden hij en z'n
collega-ministers in eens... zandrui
ter
't Is met dezen ministerleelen val
wel eigenaardig gegaan. Alles is de
schuld van Clemenceau zelf. Daarom
schrijven de bladen, dat hij gevallen
is over een sinaasappel-schilletje, of
dat hij zelfmoord gepleegd heeft. En
als men die omstandigheden nagaat,
dan geeft men deze scherpe critici ge
lijk.
Er werd in de Kamer over de ma
rine-politiek gesproken. Nu is 't be
kend, dat de vele marine-sch anda
len de volksvertegenwoordigers wan
trouwend hebben gemaakt. De Excel
lentie der oorlogsschepen Picard hield
echter een goed-gestelde rede, waarin
hij belangrijke hervormingen en ver
beteringen beloofde. De minister werd
nog al toegejuicht, zoodat alles goed
schee® te zullen marcheeren. Nie
mand dacht b.v. aan een crisis. De re
geering zou op de gewone trouwe
meerderheid wel kunnen rekenen.
't Debat werd scherp I De afgevaar
digde Brouse klaagde, „dat er 10 mil
liard waren uitgegeven voor de mari
ne, zonder dat Frankrijk nu een goe
de vloot bezit." Dat was een algexnee-
ne klacht.
Dedcassó was duidelijker, hij zed
„Gesmeten is er met het geld. On
der drie ministeries onder dit en de
twee voorgaande. Weggegooid is het
geld aan kleine booten en toen man
pantserschepen zou bouwen, langza
mer dan in Engeland, langzamer dan
in Dultschiand, heeft men de plan
nen daarvoor telkens veranderd, llad
men geluisterd naar de scheepsbevel
hebbers, rampen als van de Jéna hooi
den voorkomen kunnen worden, maar
men heeft niet naar hen geluisterd.
Nooit heeft het parlement geweigerd,
wat voor de marine noodig was. Doch
thans geve men wel, maar eerst na
waarborgen te hebben gekregen, dat
het geld goed wordt gebruikt. Frank
rijk heeft niet de vloot, die het zou
moeten hebbende vloot, .die het
heeft, zou, met de munitie waarover
het beschikt, niet te gebruiken zijn.
Het land kan het niet goedkeuren,
dat wij het 500 millioen per jaar laten
betalen als premie voor een verzeke
ring (der veiligheid) welke niet soli
de is."
Een scherpe klacht. Toch nog geen
reden voor een val van dit ministerie;
vooral omdat gebleken was, dal juist
Picard 't vertrouwen van de Kamer
had. Toen beging Clemenceau even
wel de onvoorzichtigheid een per
soonlijke rede tegen Delcassé te hou
den. Hij zei o. a. „Delcassé heeft her.
innerd, dat Ik ln 1904 voorzitter
eener commissie van onderzoek naar
den toestand der marine ben beweest.
Delcassé was minister en hij had
ztehzelven al den goeden raad moeten
geven, nu tot mij gericht Toen reeds
ging hij om met de groote staatkun
dige plannen, welke ons naar Algeci-
ras hebben gevoerd. Het is de man,
die ons naar Algeciraa heeft gevoerd,
die nu ons beschuldigt van zorgloos
heid bij de bereddering der nationale
verdediging."
(Dit sprak Clemenceau met veel hef-
t'gheid).
Delcassé antwoordde„De presi
dent-minister maakt misbruik van
het zonderlinge voorrecht can de erg
ste en meest tegenstrijdige dingen
ongestraft te zeggen. Ditmaal zal zijn
verbleekte banvloek niet treffen ik
buig mij niet.
(Levendig applaus ter rechterzijde
cm op een aantal banken links en aan
de uiterste linkerzijde).
Delcassé ging voortHij durft mij
van een vernederende buitenlandse he
staatkunde beschuldigen. Ziehier wat
mijn politiek geweest is.
Het is de eensgezindheid met Span
je, met Italië, met Engeland, stellen
de voor een tijdvak van latente vijan
digheid, welke elk oogenblik kon voe
ren tot een conflict, een tijdvak van
vreedzame waardigheid Ln de plaats.
Het la de bemiddeling tusschen Enge
land e® Rusland en die entente, wel
ke, begrijp het goed, meneer Clemen
ceau, wij zooveel belang hebben te
versterken en uit te breide®.
Ziedaar het hoog-Fransche karakter
van mijn staatkunde, dat uwe insi
nuaties niet vervalschen kunne®. Ik
heb iets anders nagelaten dan ruïne.
Dat wat mijne staatkunde aangaat.
Nu de marine. U is president geweest
van een commissie van onderzoek
de vinnige kritiek, door u vijf-en-
twintig jaar lang op alle regeeringen
geoefend, stond ons borg voor de
doortastendheid van het onderzoek.
Maar nu vraag ik waar is de uit
slag?
ClemenceauDelcassé heeft zich
veel moeite gegeven om mij te ant
woorden op mijn eenige vraag. U
waart minister van buitenlaiidsche
zaken en uwe staatkunde heeft ons
geleid tot de ergste vernedering, die
wij sedert vijf-en-twintig jaren heb
ben gekend. U, meneer Delcassé, u
hebt ons gevoerd tot de poorten van
den oorlog e® zonder dat het leger
was voorbereid. Ik heb Frankrijk niet
vernederdDelcassé heeft Frankrijk
vernederd.
Na dit debat ontstond ee® vreeselijk
rumoer in de Kamer. Sommige be
schrijvers gebruiken zelfs 't woord
„paniek". Er werd gestemd en de ge
wone meerderheid liet het ministerie
alleen staan.
Gevallen I
De Fransclie blade® schrijven veel
over deze onverwachte crisis.
„De onverbiddelijke logica van Del
cassé te® opzichte van de marine-
quaestie (aldus de „Aurore") vervul
de de gemoederen van de gehoede
meerderheid met angst en de brutale
persoonlijke aanval va® Clemenceau
op Delcassé kwetste de gevoelens van
de raeeirderlieid. Zijn aanval was
slecht berekend en de premier groef
zijn eigen graf."
De „HumanLté' is 't scherpst
„In den tijd van drie minuten sta
pelde deze man (Clemenceau) die van
zichzelf geloofde e® ook anderen het
geloof had ingeboezemd, dat hij de
Kamer om zijn vingers kon winden,
zooveel onzin op elkaar, dat het on
mogelijk bleek hem ee® minuut lan
ger de regeering over Frankrijk toe
te vertrouwen. Te® aanhoore van de
getoete wereld verklaarde hij, dat
Frankrijk, zoo het slechts sterker wa
re geweest, eerst aan Engeland en
daarna aan Duitschland den oorlog
zou hebben verklaard in den tijd van
de gebeurtenissen van Fasjoda en Al-
geciras. Deze woorden waren vol
doende om een storm te wekken, die
hem uit zijn ambt wegwoei."
Ook zijn er bladen va® tegenstan
ders, die natuurlijk verheugd zijn.
De „Gaulois" betoogt„De heer Cle
menceau heeft ln de drie jaren, dat
hij aan het bewind was, aan Frank
rijk zooveel nadeel berokkend als
slechts mogelijk was. Hij heeft de
deuren wijd open gezet voor socialis
me en anarchie, allen, die iets bezit
ten beangst gemaakt en een knak ge
geven aan de vaderlandsliefde. Zijn
rampzalige arbeid is nu ten einde
hij treedt af, maar de gevolgen blij
ven. Het past niet een gevalle® ma®
nog te schoppen, toch moet ons de ver
klaring van het hart, dat wij betreu-
re®, dat hij niet nog veel vroeger is
gevalle®."
Nu rit F&illières te peinzen, hoeeen
nieuw ministerie saam te stellen.
HET RUSSISCHE POLITIE-
STELSEL.
De onthullingen in de zaken Ga-
pon, Azef, Lopuchin en nu ook Har-
ting, wekken in Rusland zelf veel
sensatie en opschudding. Eerst heeft
de regeering getracht de pers 't zwij
gen over deze aangelegenheid op te
leggen, maar dit is gelukkig niet mo
gelijk geweest.
Nu is ook de Russische pers af keu-
rend in haar oordeel.
En de r ogee ring blijft zwijgen.
Maar., ze kan ook niets zeggen, een
voudig omdat zij vastzit. Nog bij de
behandeling van de zaak-Azef liet de
regeering, bij monde van Stolypin, de
verklaring afleggen in de Doema dat
de Regeering met agents-provocateur
en dergelijke lieden niets te maken
had, dat zij ambtenaren en agenten,
die zonder haar voorweten daarvan
gebruik maakten, streng zou straffen,
en dergelijke verhalen meer. En
thans blijkt, dat de Regeering niet
allee® van de door haar afgekeurde
middelen gebruik maakt, maar de
brutaliteit bezit, ee® agent-provoca
teur, die in een ander land tot gevan
genisstraf werd veroordeeld, in ande
re betrekking, onder anderen naam
en met een officleele opdracht weder
naar dat land te zenden.
Ja, 't is fraai
HET TURKSCHE LEGER.
Na een levendig debat heeft do
Turksche Kamer aangenomen liet
wetsontwerp omtrent de onmiddellij
ke oproeping van zes lichtingen van
Moslims en niet-Moslims, die tot dus
verre vrijgesteld ware® van den
dienst, in het geheel ten getale van
150,000 man.
OOK EEN DEENSCHE MINISTER
CRISIS?
Het Folketing verwierp bij de twee
de behandeling der wet op de lands-
verdedediging het ontwerp betreffen
de de voor ge schoven versterkte posi
ties aan de landzijde van Kopenha
gen bij hoofdelijke stemming met 63
stemmen tegen 41.
SPANJE EN MAROKKO.
Officieel wordt uit Melilla bericht,
dat het gevecht van Dinsdag zeer he
vig is geweest en geduurd heeft van
des avonds 6 uur tot aan de® och
tend. Aan de zijde der Spanjaarden
zoowel als aan die der inboorlingen
werden vrij zware verliezen geleden.
UIT PERZIë.
Er komen al berichten over contra
revoluties, die op touw gezet worden.
Zal 't den Oud-Perzen gelukken, wat
do Oyd-Turken niet vermochten
Afwachten I
Van allo Perzen schijnt de kleine
elf-jarige Sjah wel de meest ongeluk
kige. Het ventje weet niet, wat de
oorzaak is, dat het van zijn moeder
gescheiden en door allerlei vreemde
menschen bewaakt wordt 't Kind
heeft ee® halven dag om zijn moeder
geroepen e® geschreid, e® werd eerst,
wat rustiger, toen hem eenige kleine
speelkameraadjes werden toegevoegd.
VERBEURD VERKLAARDE
GOEDEREN.
In h'et verkooplokaal van den ma
kelaar George L. Smit, worden een
aantal door de Justitie verbeurd ver
klaarde geweren, revolvers, dolken,
vischnetten e® fietslantaarns ver
kocht.
Deze zijn afkomstig van overtre
ders van de jacht- 'en visscherijwet,
en va® de wet op bot dragen van wa
penen. Wel eigenaardig, wat betreft
deze laatsten, dat de Justitie weder
de wapens varkoopen gaat, die ver
beurd werden verklaard, omdat zij
gedragen werden.
De Justitie verkoopt dus dolken,
enz., die men niet mag dragwnl
Koopt men ze en draagt ze, dan
wordt men bekeurd... Is dat niet het
overtreden in de hand werken?
G e v. Voorw.
Een pak, Inhoudende een heeren-
costuum, waarbij een briefkaart aan
het adres van T. L. G. van Dussel-
dorp, afgezonden door G. van Riems
dijk, Damstraat 17 alhierbij E.
Reijns, Achterpad 116 B, te Bloemen-
daal.
Een kinderboezelaar, WouwortnaQ-
straat 18.
Een hangslot met twee krommen;
Doelstraat 36.
Een zwarte doek, RozenpriëeJ straal
No. 8.
Een portemonnaie. waarin geld,
Auegang 3.
Een kinderkous met 4 breinaalden,
Amsusrdamsrfraat 42.
Een portemonnaie waarin gold,
Kamperlaan 12.
Een zweop, Zuid Brouwersstraat 7.
Een witte inetsjeszak, Groote Hout
straat 10.
Eeu portemonnaie, waarin eenige
centen en een tienrittenboekje H. IJ
S. M., Popelingstraat 9.
Een gouden kinderoorbelletje*
Oranjestraat 57.
Eon doublé armband, Bakkerstraat
No. 21.
Eeu handwagen, Botermarkt 24.
ÜMbotiDMrdan h»bb»n hst roorr»oht
op TertohilUad goblod, mltt voor
beantwoording T»tb*»r, ia t» Madm b|j do
ÏU<UeiU r»a Uutltm'b IïagbUd, Groot»
HoaUtrast OS
11» antwo«rd»n wordva j»h»»l ko«t»loo»
I«g«tmj »n, voor iootmI mof«lfik 1», d«a
dag na d» intending.
Aan rragan, dt» nUt valUdlg naam »a
woonplaat» van dan lna»nd»r ▼»rm»ldan,
wordt (ND aandaoht g»»«honkan.
VRAAG. Ik bon protestant gedoopt,
maar niet aangenomen. Beu ik nu
verplicht, kerkelijke belasting to beta
len
ANTWOORD. Ga er eens ovo*
sproken met den kerkdijken penning
meester, die zal u nader kunnen in
lichten.
VRAAG. Mijn dochter, die met da
drie maanden gehuurd is, is ua de
huur over zes weken opgezegd te hed>-
ben, na twee weken vertrokken, om
dat haar juffrouw haar niet vóór
Augustus wou laten gaan. Heeft haar
juffrouw nu het recht, om een nieuwe
katoenen japon terug te nemen, die
zij aan mijn dochter gegeven heeft
ANTWOORD. Niemand mag het be
zit van een ander wegnemen. Wend
u tot het bureau van consultatie, dat
Vrijdag 6 Aug. des middasrs om half
twee vergadert in het Paleis van Jus
titie.
VRAAG. Hooft een patroon of bo
vengestelde het recht, zijn personeel
het verzoek te weigeren, ter stembus
te gaan voor de verkiezing van Twee
de Kamer of Gemeenteraad
ANTWOORD. Personen bij wie, en
bestuurders van ondernemingen,
waarbij mannen, die liet kiesrecht
hebben, in dienstbetrekking zijn, zijn
voor zoover niet bij algemeenen maat
regel van bestuur vrijstelling is ver
leend, verplicht te zorgen, dat ieder
der kiesgerechtigden, gedurende ten
minste 2 uren tusschen 8 en 5 uur go
tegenheid vindt, ter stembus te gaan.
VRAAG. Wanneer en waar is da
Duitscho consul te spreken?
Wanneer en waar is de Minister
va® Binnen- en Buitenlandsche zaken
te spreken
ANTWOORD. Wend u tot den Duit-
echen consul te Amsterdam, den lieer
A. Rien&cker. 't Adres kunt u vinden
ln liet Amsterdamsch Adresboek.
Ga 'smorgens vóór 12 uur.
De Minister van Binnen! Zaken
verleent audiëntie eiken Zaterdag om
12 uur aan het Dep. van Binnen! Za
ken do Minister van Buiten! Za
ken eiken Vrijdag van 2—3 uur aan
het Dep. van Buiten!. Zaken te 's-Gra-
venliage. Vrijdag; 23 Juli a. s. Is do
Müv'Ster van Buiten! Zaken echter
niet te 6preken.
VRAAG. Bestaat er ook een vereo
niging, welke jonge dames aan een
betrekking kan heipon ln het buiten-;
land
ANTWOORD. Ons niet bekend. Kan
wellicht een van de lezers ons In
lichten
VRAAG. Is een werkman verplicht
kerkelijke bol ast'ng te betalen, en
waarvoor dient die belasting? Kan
men rich ais lidmaat der kerk latent
royeeren, zonder dat hieraan onkos
ten verbonden zijn
ANTWOORD. Zeker, men kan het
lidmaatschap zonder kosten schrifte
lijk opzeggen. Kerkelijke belasting
dient natuurlijk ter betaling van
noodzakelijke uitgaven der kerk, en
wordt geheven van Jeder, die lidmaat
is, hij zij werkman of niet, die een
zeker minimum inkomen bezit.
Naar het Engelsch, door
Barones Orczy.
8)
Een koor van gelach begroette deze
plagerij, want intusschen hadden
eenige hunner vrienden zich bij het
jonge paar gevoegd, zoodat zij nu
deel uitmaakten van een vr ooi ijk ge
zelschap vlak bij de muziektent, som
migen zaten, andere® stonde®, maar
allen deden hun best om dien dag
zooveel mogelijk te zie® te krijgen
van het feest te Richmond.
Daar was Johnny Cullen, de krui
deniersbediende uit Twickenham, en
Ursula Quekett, de dochter van den
bakker, en verscheidene andere jon
gelui uit den omtrek, zoowel als an
dere menschen.
En allen genoten van een mop, als
zij er een hoorde®, e® nu dachten zij,
dat juffrouw Polly toch maar geestig
'kon antwoorden.
Maar juffrouw Polly bezat ook twee
honderd pond va® haarzelf, haar na
gelaten door haar grootmoeder, en
door de kracht van dit groote fortuin
had zij een reputatie gekregen van
schoonheid e® geest, waarnaar een
arm meisje vruchteloos kan water
tanden
Maar juffrouw Polly was ook heel
goedhartig. Zij hield er van mijnheer
Jerzard, die haar als haar schaduw
steeds volgde, en dien zij een beetje
minachtte omdat hij zoo'n gemakke
lijke verovering was geweest, te pla
ge® maar op het gezicht van zijne
groote verslagenheid en verschrikte
ontsteltenis, kreeg haar betere aard
spoedig de overhand. Zij erkende
voor zichzelf, dat haar opmerking on
vergeeflijk grievend was geweest, en
om boete te doen zei ze, met ee®
zweem va® coquetterte, dat spoedig
balsem moest leggen op de gekwetste
ijdelheid van het jonge mensch
Kom, mijnheer Jerzard, u schijnt
er iemand toe te brengen, om dwaze
dingen te zeggen. Maar dat is zeker
U zal moeten toegeven, dat het iets
geks is met dien Rooden Pimpernel l
voegde zij er bij, tot liet geheeie
gezelschap gewend, precies alsof mijn
heer Jerzard dat feit had tegengespro
ken En zij, die hem kermen, wil
len het niet zeggen. Zoo heb ik nu
van de kamenier va® Lady Blakeney
zelf (Lucy) gehoord, dat de jonge da
me, die op het oogenblik in haar huis
logeert, niet de® geheimzinnige® ma®
heeft gesproken. Zij is veertien dage®
gelede® ongeveer uit Frankrijk ge
komen zij en die mijnheer, dien zij
Déroulède noemen. Zij hebben allebei
den Rooden Pimpernel ontmoet en
mot hem gesproken. H ij bracht he®
uit Frankrijk naar hier. Maar waar
om vertellen zij het da® niet
Zeg jij dat zei Johnny Cul
len, do kruideniersbediende.
Wie die geheimzinnige Roode
Pimpernel is.
Misschien bestaat hij niet, zei
do oude Clutterbuck, die koster was
aan de kerk van S4. Joh®.
Ja I voegde hij er met nadruk
bij, want hij vond alles wat hij zelf
zed hoogst belangrijk e® herhaalde
gewoonlijk zij® uitspraken voor hij
ze nog had toegelicht, dat zal het
zijn, jelui kunt er va® overtuigd zijn.
Misschien bestaat hij ndert
Wat bedoelt u daarmee, mijn
heer Clutterbuok vroeg Ursula
Quekett, want zij wist, dat de oude
ma® er van hield zijn wijze woorden
uit to spiumon, e® daar zij graag met
zijn zoon wilde trouwen, gaf zij hem
altijd als zij kon zijn zin. Wat be
doelt u Zou hij niet bestaan
Hij bestaat niet dat is alles,
verklaarde Clutterbuck met vage
plechtigheid.
E® too® hij nu zag, dal hij de aan
dacht van hot kleine gezelschap om
hem heen tot rich getrokken had,
ging hij er toe over zijn orakeltaal toe
tie lichten.
Ik bedoel, dat wij misschien niet
moeten vragen „Wie 1 e die geheim
zinnige Roode Pimpernel maar
„Wie was die arme en ongelukkige
gentleman
Denkt u da®, dat vroeg juffr.
Polly, die plotseling bij deze uit
spraak een hevig teleurgesteld gevoel
Ik houd het voor eem feit, zei
mijnheer Clutterbuck plechtig, dat
h;< dien zij den Roode® Pimpernel
noemen, nu niet meer bestaatdat
hij door de Franschen is onthoofd en
dat hij voor 't vervolg alleen nog door
de dichters bezongen zal worden.
Mijnheer Clutterbuck hield er bij
zonder van te zinspelen op de werken
van zekere schrijvers, wier namen
hij nooit noemde, maar die hij met
den algcmeonen naam van „de dich
ters" aanduidde. Altijd als hij go-
brui k maakte va® uitdrukkingen,
door die ongenoemde schrijvers ge
bruikt, nam hij plechtr'g e® werk
tuiglijk zijn hoed af als een bewijs
van eerbied voor die groote geesten.
Denkt u, dat de Roode Pimper
nel dood is, mijnbeer Clutterbuck
Dot die afschuwelijke Franschen hem
vermoord hebben Maar dat meent u
toch niet zuchtte juffrouw Polly
terneergeslagen.
Mijnheer Clutterbuck nam zijn hoed
in de hand, ongetwijfeld van plan om
een aanhaling van een der geheim
zinnige dichters te laten hoorem,
maar werd daarin verhinderd door
een luid en aangehouden lachen, dat
helder over het feestterrein weer
klonk.
Dien lach zou ik nu overal her-
kermen, zei juffrouw Quekett, ter
wijl aller oogen zich wendden in de
richting, van waar het vroolijk ge
luid gekomen was.
Een half hoofd grooter da® al zijn
vrienden om hem heen, met zijne
droomerige, blauwe oogen, half ver
scholen onder zijn neergeslagen oog
leden, de drukke menigte onderzoe
kend aankijkend, stond daar Sir Per
cy Blakeney te midden va® een vroo
lijk gekleed groepje, dat blijkbaar
juist was binnengekomen.
Een knap exemplaar van een
man toch, merkte Johnny Cullen,
de kruideniersbediende, op.
Nu I niets is er zekerder dan
dat 1 zuchtte juffrouw Polly, die
in ee® sentimenteele stemming was.
Zooals de dichters zeggen, zei
mijnheer Clutterbuck nadrukkelijk,
„het zit hem niet 1n de lengte".
Evenmin als in de mooie klee-
ren, voegde mijnheer Jerzard er bij,
die niet goed te spreken was over de
senitimenteete zucht van juffr. Polly.
Daar is mylady l zeide juf
frouw Barbara plotseling, terwijl zij
mijnheer Clutterbuck hevig in den
arm kneep. Och I wat is zij mooi
vandaag
Werkeliik' heel mooi e® stralend
van Jeugd en geluk, was Marguerite
Blakeney juist de Ingangspoort floor*
gekomen en wandelde langs de gras
vlakte naar de muziektent. Zij was
gekleed im een ruis cl bende japon van
changeant groene zijde, de nieuw
modische korte taille deed haar be
vallige gestalte prachtig uitkomen.
De groote Charlotte-hoed, van flu
weel gemaakt, wedijverde met den
japon iu sierlijkheid, wierp een don
kere schaduw o>er het bovendeel vatf
haar gelaat en gaf een opmerkelijk»
zachtheid aan den omtrek van haar
voorhoofd en wangen.
Lange kanten mitaines bedekte®
haar armen e® handen en een shawl
van doorzichtige stof, afgezet met dof
goud, hing losjes om haar schouders.
Ja I zij was schoon I Geen kroniek
schrijver heeft dat ooit ontkend I en
ieder die haar vroeger gekend had,
en nu op dezen middag in doi> nazo
mer weer terug zag, moest opmerken*
dat aan haar aantrekkelijke persoon
lijkheid nog een nieuwe bekoring
was toegevoegd. Er lag een onweer
staanbare betoovering in de zachte
uitdrukking op haar gelaat, terwijl
zij haar hoofd her- en derwnarts
wemdde, een uitdrukking, die 9prak
van groot geluk.
(Wordt .vervolgd).