HAARLEM'S DAGBLAD. TWEaï..!^„ DE HALSEN. Oaitenlandscfi Overzicht Stadsnieuws Rubriek voor Vragen FEUILLETON De roofle Pimpernel in Gevaar. De Commissie van Toezicht op het Stedelijk Museum heeft haar rapport uitgebracht over den toestand van de Haarlemsohe HaLsen. De stukken in de Frans Halszaal «•aren daaa- in een onverwarmd ver trek, tusschen twee wé I-verwarmde lokalen. De waterdamp uit de atmospheer Cn die zalen condenseerde zich gaan deweg op dV) koudere muren der Frans Halszaal en op eenige zich daar bevindende schilderijen. Dit ge beurde in de eerste dagen van dit jaar, bij scherpe koude en hevigen oostenwind. Enkele werken van Hals begonnen blind te worden, d.w.z. de vernis werd ondoorschijnend wit. Of schoon andere stukken er niet vrij van bleven,, werd het doek met de afbeeldingen der Regenten en van 't Oude Mannenhuis het ergst aange tast. Voor de commissie had het ver schijnsel niets verontrustends, omdat men de oorzaken kende en wist, op .welke eenvoudige wijze het 'euvel kon worden weggenomen, wat dan ook binnen weinige dagen geschiedde. In Februari is in de Halszaal een kachel geplaatst, maar, wijl de voch tigheid niet in eens was opgelost, heeft dit niet verhinderd t dat bij een Volgende strenge vorstperiode hetzelf de geval van uitschietend vernis, hoe wel in mindere mate dan eerst, zich voordeed bij twee schilderijen. De nooduitgang, waaruit nogal koude lucht kwam, is toen met een dik schuifgordijn afgesloten. Om de aangetaste werken weer in «en behoorlijken toestand te brengen, heeft de commissie den restaurateur, den heer Vos, opgedragen, de vernis te herstellen, dat is, de bestaande vernis weer doorzichtig te maken, door haar bloot te stellen aan alco-, holdamp, niet haar weg te nemen en te vervangen door een \*ersch vernis. De commissie had vertrouwen in den heer Vos, die 20 jaar met de res tauratie belast is, en in 't algemeen tot tevredenheid der commissie zich van zijn taak gekweten heeft, meer malen zelfs van groote handigheid en ervaring blijk heeft gegeven. Met volle vertrouwen werd hem dus opgedragen, vervolgt de Commis sie, de vernis van de drie schilderijen te herstellen, maar de deskundige le den onzer commissie hatden daarvan Iets anders verwacht, dan is geschied. De heer Vos heeft van regenereexbn gesproken, en er is gebleken, dat hij daaronder iets anders verstaat dan de toeren Bred lus en Six bedoelden. En omdat niet Is gevolgd de weg, welken zij hadden gemeend en aange wezen, is op de schilderijen gebracht {hier meer, daar minder) een korst copaïve-balsem, grijsachtig van. kleur, .welke oorzaak is, dat de stukken er niet aangenaam uitzien." Zoo was de toestand omstreeks half Juni 1909. De commissie heeft toen 't oordeel van twee andere ervaren res taurateurs van schilderijen gevraagd, hl. van de hoeren H. Heijdenirijk te Amsterdam en C. F. L. de WiMt te 's- .Gravenhage. De heer Heijdenrijk was spoedig ir/et een rapport klaar. Hem was reeds vroeger door de commissie de restauratie van „De werken van barmhartigheid" van Pieter Grebber opgedragen, wat hij tot tevredenheid volbracht. Nu werd hem opgedragen de 6tukken 119, 121 en 122 te „zuive ren van de daarop gebrachte ins me ringen en ze verder te behandelen in voege als door ons van den beginne af was bedoeld en gewenscht en ge lijk hierboven duidelijk is uiteenge zet." De heer De Wildt heeft gezegd, dat niet kwaad is, wat de heer Heijden- rijk nu wilde doen, en dat men later, wanneer het zal zijn verricht, kan zien, of het volstaat, of, dat er nog eene meer afdoende behandeling zal moeten volgen. De heer De Wildt zal nader een schriftelijk verslag van zij ne bevindingen inzenden. De commissie verheugt zich „de geruststellende verzekering te kun nen geven, dat het schilderwerk der stukken niet is aangeraakt en dat er niets aan is bedorven. Alles bepaalt zich tot eene behandeling, om de ver nis doorschijnend te maken, die tot critiek aanleiding heeft gegeven en de aanstoot, die daardoor is gegeven, zal, dit vertrouwen wij zeker, zonder bezwaar weder zijn weg te nemen." Hierna bespreekt de commissie de verschillende oritieken in persorga nen, die meermalen op zulk een on- heuschen en schamperen toon ziju ge uit, dat wederspraak volgens de com missie niet voegzaam was. Sommigen stelden het voor, alsof de schilderijen door nalatigheid ver woest en voor altijd verloren waren. Men hoorde ook van gewaagde proef nemingen. Noodeloos zijn de gemoe deren verontrust door schromelijke overdrijving van personen, die, naar wij reden hebben te veronderstellen, volstrekt niet bekend zijn met uvetau- reeren van schilderijen en evenmin met de groot» daaraan verbonden moeilijkheden. Veel bezadigder, gelijk 'te verwach ten stond, aldus t rapport, spraken de heetren dr. Jan Veth, H. van der Poll, C. G. 't Hooft en G. W. Dijssel- hoff, ia het Alg. Handelsblad van 10 April 1909 hunne meening uit Zij gaven er hunne afkeuring over te kennen, dat de schilderijen herhaal delijk met copaïvebalsem zijn inge smeerd, en roerden de opknapping aan, van het portret des burgemees ters Van d"er Meer, omdat daardoor ergerlijke overschilderingen in de lichtpartij van den witten kraag, mis schien vroeger er reeds op aange bracht meer aan den dag zijn geko men. Wij moeten dat toestemmen en ge ven liieir een verslag van hetgeen is geschied. In 1907 zou de heer Vos, als gewoon onderhoud eene kleine her stelling verrichten aan de portretten van mr. Nicolaas van der Meer zijne vrouw Cornelia Voogt (nas. 124 en 125). Hij heeft toen buiten iemands otrder, de vernis vrijwel geheel ver wijderd, waardoor de stukkeu de ei genaardige warm» kleur van oude schilderijen geheel hebben verloren. Dit trok onmiddellijk onze aandacht, toen wij ze terug zagen en kon maar weinig onze instemming verwerven. Het euvel is niet groot ern wordt lang zamerhand door den tijd wel weer verholpen, zou zelfs door een licht gekleurd vernisjè spoedig kunnen worden weggenomen.: Het verschil in kleur zou minder in het oog vallen, minder de aandacht trekken, minder hinderlijk wezen, wanneer deze stukken niet hingen tusschen drie schilderijen, welke nog met eene groote laag donker vernis bedekt zijn. Wel is waar zijn er overschilderin gen in den kraag, maar die zijn in de plaats gekomen van oude overschil deringen. Herinnerd wordt ook aan de arti kelen van prof. C. L. Dake, in „De Telegraaf". Hij geeft volgens do commissie de feiten niet in alle op zichten juist weer. Ziju wensch om een stamboek aan te leggen van alle schilderijen, waarin staat opgetee kend en wordt bijgeschreven, wat met elk stuk ter zake van onderhoud is voorgevallen en nog geschiedt, wordt vervuld. Daartoe was reeds eenige maanden geleden besloten. „Men zou haast zeggen", schrijft de commissie, dat Prof. Dake zijn licht heeft opgestoken bij iemand, die te gen beter weten in allerlei onbetrouw bare nrededeelingen heeft gedaan. En dit, terwijl hij in zijn onmiddellijke nabijheid een ambtgenoot heeft, die als lid der Haarl. Museumcommissie, hem tot in de kleinste bijzonderheden op de hoogte had kunnen stellen. De slotsommen der commissie lui den dan als volgt: Met zekerheid kan de Commissie verklaren: le. Dat aan liet schilderwerk der stukken van Frans Hals niet is ge raakt. 2e. Dat zonder bezwaar de vernis weder doorschijnend kan worden ge maakt, waarmede alles tn den ouden srtaat zal liin teruggebracht. 3e. Dat de tegenwoordige Frans Halszaal niet vochtiger Is don de beide ter zijden aangrenzende zalen. 4e. Dat die aanslag van waterdamp op schilderijen en muren aldaar, ge lijk die in Januari 1909 bij zeer lage temperatuur is waargenomen, zich op natuurkundige gronden zeer een voudig laat verklaren. En dat eene herhaling van dit verschijnsel niet Is te vreezen, sedert ook in die zaal wordt gestookt en zij gelijkmatig met de beide andere wordt verwarmd. 5e. Maar dat de commissie toch overweegt, voor alle zekerheid de schilderijen van Frans Hals vóór den winter weer te hangen op hare oude plaats in de groote zaal. 6e. Wenscht onze oommissie bij u ter sprake te brengen de wensche>l ij k- heid een directeur van het museum aan te stellen, die ook het toezicht zou kunnen houden op het doen «n laten van het personeel, vooral onontbeer lijk, wanneer do verzameling niet meer in het Stadhuis zal tentoonge steld zijn. Aan het rapport, onderteekend door de hoeren Ch. van de Poll, voorzitter, en C. J. Gonnet. secretaris, is nog een mededeel in g van den heer Van de Poll toegevoegd, dat in overleg met den voorzitter van den Raad, voorshands zal worden volstaan, wat betreft de werkzaamheden, opgedra gen aan den heer Heydearijk, in af wachting wat de Raad verder om trent de andere schilderstukken zal DE VAL VAN T FRANSCHB MINISTERIE. 't Beste is te spreken van een don derslag bij heldere lucht, want de val van 't ministerie-Clemenceau is wèl onverwacht gekomen I Geweldige stormen heeft 't in <le 33 maanden, die 't geleefd heeft, doorgestaan noe men we slechts de wijnbouw-crlsis- aangelegenheden, en den gtrijd tegen de postiers en de algemeene-werksta king-propagandisten. De minister president dacht vast in den zadel te zitten en ziet nu worden hij en z'n collega-ministers in eens... zandrui ter 't Is met dezen ministerleelen val wel eigenaardig gegaan. Alles is de schuld van Clemenceau zelf. Daarom schrijven de bladen, dat hij gevallen is over een sinaasappel-schilletje, of dat hij zelfmoord gepleegd heeft. En als men die omstandigheden nagaat, dan geeft men deze scherpe critici ge lijk. Er werd in de Kamer over de ma rine-politiek gesproken. Nu is 't be kend, dat de vele marine-sch anda len de volksvertegenwoordigers wan trouwend hebben gemaakt. De Excel lentie der oorlogsschepen Picard hield echter een goed-gestelde rede, waarin hij belangrijke hervormingen en ver beteringen beloofde. De minister werd nog al toegejuicht, zoodat alles goed schee® te zullen marcheeren. Nie mand dacht b.v. aan een crisis. De re geering zou op de gewone trouwe meerderheid wel kunnen rekenen. 't Debat werd scherp I De afgevaar digde Brouse klaagde, „dat er 10 mil liard waren uitgegeven voor de mari ne, zonder dat Frankrijk nu een goe de vloot bezit." Dat was een algexnee- ne klacht. Dedcassó was duidelijker, hij zed „Gesmeten is er met het geld. On der drie ministeries onder dit en de twee voorgaande. Weggegooid is het geld aan kleine booten en toen man pantserschepen zou bouwen, langza mer dan in Engeland, langzamer dan in Dultschiand, heeft men de plan nen daarvoor telkens veranderd, llad men geluisterd naar de scheepsbevel hebbers, rampen als van de Jéna hooi den voorkomen kunnen worden, maar men heeft niet naar hen geluisterd. Nooit heeft het parlement geweigerd, wat voor de marine noodig was. Doch thans geve men wel, maar eerst na waarborgen te hebben gekregen, dat het geld goed wordt gebruikt. Frank rijk heeft niet de vloot, die het zou moeten hebbende vloot, .die het heeft, zou, met de munitie waarover het beschikt, niet te gebruiken zijn. Het land kan het niet goedkeuren, dat wij het 500 millioen per jaar laten betalen als premie voor een verzeke ring (der veiligheid) welke niet soli de is." Een scherpe klacht. Toch nog geen reden voor een val van dit ministerie; vooral omdat gebleken was, dal juist Picard 't vertrouwen van de Kamer had. Toen beging Clemenceau even wel de onvoorzichtigheid een per soonlijke rede tegen Delcassé te hou den. Hij zei o. a. „Delcassé heeft her. innerd, dat Ik ln 1904 voorzitter eener commissie van onderzoek naar den toestand der marine ben beweest. Delcassé was minister en hij had ztehzelven al den goeden raad moeten geven, nu tot mij gericht Toen reeds ging hij om met de groote staatkun dige plannen, welke ons naar Algeci- ras hebben gevoerd. Het is de man, die ons naar Algeciraa heeft gevoerd, die nu ons beschuldigt van zorgloos heid bij de bereddering der nationale verdediging." (Dit sprak Clemenceau met veel hef- t'gheid). Delcassé antwoordde„De presi dent-minister maakt misbruik van het zonderlinge voorrecht can de erg ste en meest tegenstrijdige dingen ongestraft te zeggen. Ditmaal zal zijn verbleekte banvloek niet treffen ik buig mij niet. (Levendig applaus ter rechterzijde cm op een aantal banken links en aan de uiterste linkerzijde). Delcassé ging voortHij durft mij van een vernederende buitenlandse he staatkunde beschuldigen. Ziehier wat mijn politiek geweest is. Het is de eensgezindheid met Span je, met Italië, met Engeland, stellen de voor een tijdvak van latente vijan digheid, welke elk oogenblik kon voe ren tot een conflict, een tijdvak van vreedzame waardigheid Ln de plaats. Het la de bemiddeling tusschen Enge land e® Rusland en die entente, wel ke, begrijp het goed, meneer Clemen ceau, wij zooveel belang hebben te versterken en uit te breide®. Ziedaar het hoog-Fransche karakter van mijn staatkunde, dat uwe insi nuaties niet vervalschen kunne®. Ik heb iets anders nagelaten dan ruïne. Dat wat mijne staatkunde aangaat. Nu de marine. U is president geweest van een commissie van onderzoek de vinnige kritiek, door u vijf-en- twintig jaar lang op alle regeeringen geoefend, stond ons borg voor de doortastendheid van het onderzoek. Maar nu vraag ik waar is de uit slag? ClemenceauDelcassé heeft zich veel moeite gegeven om mij te ant woorden op mijn eenige vraag. U waart minister van buitenlaiidsche zaken en uwe staatkunde heeft ons geleid tot de ergste vernedering, die wij sedert vijf-en-twintig jaren heb ben gekend. U, meneer Delcassé, u hebt ons gevoerd tot de poorten van den oorlog e® zonder dat het leger was voorbereid. Ik heb Frankrijk niet vernederdDelcassé heeft Frankrijk vernederd. Na dit debat ontstond ee® vreeselijk rumoer in de Kamer. Sommige be schrijvers gebruiken zelfs 't woord „paniek". Er werd gestemd en de ge wone meerderheid liet het ministerie alleen staan. Gevallen I De Fransclie blade® schrijven veel over deze onverwachte crisis. „De onverbiddelijke logica van Del cassé te® opzichte van de marine- quaestie (aldus de „Aurore") vervul de de gemoederen van de gehoede meerderheid met angst en de brutale persoonlijke aanval va® Clemenceau op Delcassé kwetste de gevoelens van de raeeirderlieid. Zijn aanval was slecht berekend en de premier groef zijn eigen graf." De „HumanLté' is 't scherpst „In den tijd van drie minuten sta pelde deze man (Clemenceau) die van zichzelf geloofde e® ook anderen het geloof had ingeboezemd, dat hij de Kamer om zijn vingers kon winden, zooveel onzin op elkaar, dat het on mogelijk bleek hem ee® minuut lan ger de regeering over Frankrijk toe te vertrouwen. Te® aanhoore van de getoete wereld verklaarde hij, dat Frankrijk, zoo het slechts sterker wa re geweest, eerst aan Engeland en daarna aan Duitschland den oorlog zou hebben verklaard in den tijd van de gebeurtenissen van Fasjoda en Al- geciras. Deze woorden waren vol doende om een storm te wekken, die hem uit zijn ambt wegwoei." Ook zijn er bladen va® tegenstan ders, die natuurlijk verheugd zijn. De „Gaulois" betoogt„De heer Cle menceau heeft ln de drie jaren, dat hij aan het bewind was, aan Frank rijk zooveel nadeel berokkend als slechts mogelijk was. Hij heeft de deuren wijd open gezet voor socialis me en anarchie, allen, die iets bezit ten beangst gemaakt en een knak ge geven aan de vaderlandsliefde. Zijn rampzalige arbeid is nu ten einde hij treedt af, maar de gevolgen blij ven. Het past niet een gevalle® ma® nog te schoppen, toch moet ons de ver klaring van het hart, dat wij betreu- re®, dat hij niet nog veel vroeger is gevalle®." Nu rit F&illières te peinzen, hoeeen nieuw ministerie saam te stellen. HET RUSSISCHE POLITIE- STELSEL. De onthullingen in de zaken Ga- pon, Azef, Lopuchin en nu ook Har- ting, wekken in Rusland zelf veel sensatie en opschudding. Eerst heeft de regeering getracht de pers 't zwij gen over deze aangelegenheid op te leggen, maar dit is gelukkig niet mo gelijk geweest. Nu is ook de Russische pers af keu- rend in haar oordeel. En de r ogee ring blijft zwijgen. Maar., ze kan ook niets zeggen, een voudig omdat zij vastzit. Nog bij de behandeling van de zaak-Azef liet de regeering, bij monde van Stolypin, de verklaring afleggen in de Doema dat de Regeering met agents-provocateur en dergelijke lieden niets te maken had, dat zij ambtenaren en agenten, die zonder haar voorweten daarvan gebruik maakten, streng zou straffen, en dergelijke verhalen meer. En thans blijkt, dat de Regeering niet allee® van de door haar afgekeurde middelen gebruik maakt, maar de brutaliteit bezit, ee® agent-provoca teur, die in een ander land tot gevan genisstraf werd veroordeeld, in ande re betrekking, onder anderen naam en met een officleele opdracht weder naar dat land te zenden. Ja, 't is fraai HET TURKSCHE LEGER. Na een levendig debat heeft do Turksche Kamer aangenomen liet wetsontwerp omtrent de onmiddellij ke oproeping van zes lichtingen van Moslims en niet-Moslims, die tot dus verre vrijgesteld ware® van den dienst, in het geheel ten getale van 150,000 man. OOK EEN DEENSCHE MINISTER CRISIS? Het Folketing verwierp bij de twee de behandeling der wet op de lands- verdedediging het ontwerp betreffen de de voor ge schoven versterkte posi ties aan de landzijde van Kopenha gen bij hoofdelijke stemming met 63 stemmen tegen 41. SPANJE EN MAROKKO. Officieel wordt uit Melilla bericht, dat het gevecht van Dinsdag zeer he vig is geweest en geduurd heeft van des avonds 6 uur tot aan de® och tend. Aan de zijde der Spanjaarden zoowel als aan die der inboorlingen werden vrij zware verliezen geleden. UIT PERZIë. Er komen al berichten over contra revoluties, die op touw gezet worden. Zal 't den Oud-Perzen gelukken, wat do Oyd-Turken niet vermochten Afwachten I Van allo Perzen schijnt de kleine elf-jarige Sjah wel de meest ongeluk kige. Het ventje weet niet, wat de oorzaak is, dat het van zijn moeder gescheiden en door allerlei vreemde menschen bewaakt wordt 't Kind heeft ee® halven dag om zijn moeder geroepen e® geschreid, e® werd eerst, wat rustiger, toen hem eenige kleine speelkameraadjes werden toegevoegd. VERBEURD VERKLAARDE GOEDEREN. In h'et verkooplokaal van den ma kelaar George L. Smit, worden een aantal door de Justitie verbeurd ver klaarde geweren, revolvers, dolken, vischnetten e® fietslantaarns ver kocht. Deze zijn afkomstig van overtre ders van de jacht- 'en visscherijwet, en va® de wet op bot dragen van wa penen. Wel eigenaardig, wat betreft deze laatsten, dat de Justitie weder de wapens varkoopen gaat, die ver beurd werden verklaard, omdat zij gedragen werden. De Justitie verkoopt dus dolken, enz., die men niet mag dragwnl Koopt men ze en draagt ze, dan wordt men bekeurd... Is dat niet het overtreden in de hand werken? G e v. Voorw. Een pak, Inhoudende een heeren- costuum, waarbij een briefkaart aan het adres van T. L. G. van Dussel- dorp, afgezonden door G. van Riems dijk, Damstraat 17 alhierbij E. Reijns, Achterpad 116 B, te Bloemen- daal. Een kinderboezelaar, WouwortnaQ- straat 18. Een hangslot met twee krommen; Doelstraat 36. Een zwarte doek, RozenpriëeJ straal No. 8. Een portemonnaie. waarin geld, Auegang 3. Een kinderkous met 4 breinaalden, Amsusrdamsrfraat 42. Een portemonnaie waarin gold, Kamperlaan 12. Een zweop, Zuid Brouwersstraat 7. Een witte inetsjeszak, Groote Hout straat 10. Eeu portemonnaie, waarin eenige centen en een tienrittenboekje H. IJ S. M., Popelingstraat 9. Een gouden kinderoorbelletje* Oranjestraat 57. Eon doublé armband, Bakkerstraat No. 21. Eeu handwagen, Botermarkt 24. ÜMbotiDMrdan h»bb»n hst roorr»oht op TertohilUad goblod, mltt voor beantwoording T»tb*»r, ia t» Madm b|j do ÏU<UeiU r»a Uutltm'b IïagbUd, Groot» HoaUtrast OS 11» antwo«rd»n wordva j»h»»l ko«t»loo» I«g«tmj »n, voor iootmI mof«lfik 1», d«a dag na d» intending. Aan rragan, dt» nUt valUdlg naam »a woonplaat» van dan lna»nd»r ▼»rm»ldan, wordt (ND aandaoht g»»«honkan. VRAAG. Ik bon protestant gedoopt, maar niet aangenomen. Beu ik nu verplicht, kerkelijke belasting to beta len ANTWOORD. Ga er eens ovo* sproken met den kerkdijken penning meester, die zal u nader kunnen in lichten. VRAAG. Mijn dochter, die met da drie maanden gehuurd is, is ua de huur over zes weken opgezegd te hed>- ben, na twee weken vertrokken, om dat haar juffrouw haar niet vóór Augustus wou laten gaan. Heeft haar juffrouw nu het recht, om een nieuwe katoenen japon terug te nemen, die zij aan mijn dochter gegeven heeft ANTWOORD. Niemand mag het be zit van een ander wegnemen. Wend u tot het bureau van consultatie, dat Vrijdag 6 Aug. des middasrs om half twee vergadert in het Paleis van Jus titie. VRAAG. Hooft een patroon of bo vengestelde het recht, zijn personeel het verzoek te weigeren, ter stembus te gaan voor de verkiezing van Twee de Kamer of Gemeenteraad ANTWOORD. Personen bij wie, en bestuurders van ondernemingen, waarbij mannen, die liet kiesrecht hebben, in dienstbetrekking zijn, zijn voor zoover niet bij algemeenen maat regel van bestuur vrijstelling is ver leend, verplicht te zorgen, dat ieder der kiesgerechtigden, gedurende ten minste 2 uren tusschen 8 en 5 uur go tegenheid vindt, ter stembus te gaan. VRAAG. Wanneer en waar is da Duitscho consul te spreken? Wanneer en waar is de Minister va® Binnen- en Buitenlandsche zaken te spreken ANTWOORD. Wend u tot den Duit- echen consul te Amsterdam, den lieer A. Rien&cker. 't Adres kunt u vinden ln liet Amsterdamsch Adresboek. Ga 'smorgens vóór 12 uur. De Minister van Binnen! Zaken verleent audiëntie eiken Zaterdag om 12 uur aan het Dep. van Binnen! Za ken do Minister van Buiten! Za ken eiken Vrijdag van 2—3 uur aan het Dep. van Buiten!. Zaken te 's-Gra- venliage. Vrijdag; 23 Juli a. s. Is do Müv'Ster van Buiten! Zaken echter niet te 6preken. VRAAG. Bestaat er ook een vereo niging, welke jonge dames aan een betrekking kan heipon ln het buiten-; land ANTWOORD. Ons niet bekend. Kan wellicht een van de lezers ons In lichten VRAAG. Is een werkman verplicht kerkelijke bol ast'ng te betalen, en waarvoor dient die belasting? Kan men rich ais lidmaat der kerk latent royeeren, zonder dat hieraan onkos ten verbonden zijn ANTWOORD. Zeker, men kan het lidmaatschap zonder kosten schrifte lijk opzeggen. Kerkelijke belasting dient natuurlijk ter betaling van noodzakelijke uitgaven der kerk, en wordt geheven van Jeder, die lidmaat is, hij zij werkman of niet, die een zeker minimum inkomen bezit. Naar het Engelsch, door Barones Orczy. 8) Een koor van gelach begroette deze plagerij, want intusschen hadden eenige hunner vrienden zich bij het jonge paar gevoegd, zoodat zij nu deel uitmaakten van een vr ooi ijk ge zelschap vlak bij de muziektent, som migen zaten, andere® stonde®, maar allen deden hun best om dien dag zooveel mogelijk te zie® te krijgen van het feest te Richmond. Daar was Johnny Cullen, de krui deniersbediende uit Twickenham, en Ursula Quekett, de dochter van den bakker, en verscheidene andere jon gelui uit den omtrek, zoowel als an dere menschen. En allen genoten van een mop, als zij er een hoorde®, e® nu dachten zij, dat juffrouw Polly toch maar geestig 'kon antwoorden. Maar juffrouw Polly bezat ook twee honderd pond va® haarzelf, haar na gelaten door haar grootmoeder, en door de kracht van dit groote fortuin had zij een reputatie gekregen van schoonheid e® geest, waarnaar een arm meisje vruchteloos kan water tanden Maar juffrouw Polly was ook heel goedhartig. Zij hield er van mijnheer Jerzard, die haar als haar schaduw steeds volgde, en dien zij een beetje minachtte omdat hij zoo'n gemakke lijke verovering was geweest, te pla ge® maar op het gezicht van zijne groote verslagenheid en verschrikte ontsteltenis, kreeg haar betere aard spoedig de overhand. Zij erkende voor zichzelf, dat haar opmerking on vergeeflijk grievend was geweest, en om boete te doen zei ze, met ee® zweem va® coquetterte, dat spoedig balsem moest leggen op de gekwetste ijdelheid van het jonge mensch Kom, mijnheer Jerzard, u schijnt er iemand toe te brengen, om dwaze dingen te zeggen. Maar dat is zeker U zal moeten toegeven, dat het iets geks is met dien Rooden Pimpernel l voegde zij er bij, tot liet geheeie gezelschap gewend, precies alsof mijn heer Jerzard dat feit had tegengespro ken En zij, die hem kermen, wil len het niet zeggen. Zoo heb ik nu van de kamenier va® Lady Blakeney zelf (Lucy) gehoord, dat de jonge da me, die op het oogenblik in haar huis logeert, niet de® geheimzinnige® ma® heeft gesproken. Zij is veertien dage® gelede® ongeveer uit Frankrijk ge komen zij en die mijnheer, dien zij Déroulède noemen. Zij hebben allebei den Rooden Pimpernel ontmoet en mot hem gesproken. H ij bracht he® uit Frankrijk naar hier. Maar waar om vertellen zij het da® niet Zeg jij dat zei Johnny Cul len, do kruideniersbediende. Wie die geheimzinnige Roode Pimpernel is. Misschien bestaat hij niet, zei do oude Clutterbuck, die koster was aan de kerk van S4. Joh®. Ja I voegde hij er met nadruk bij, want hij vond alles wat hij zelf zed hoogst belangrijk e® herhaalde gewoonlijk zij® uitspraken voor hij ze nog had toegelicht, dat zal het zijn, jelui kunt er va® overtuigd zijn. Misschien bestaat hij ndert Wat bedoelt u daarmee, mijn heer Clutterbuok vroeg Ursula Quekett, want zij wist, dat de oude ma® er van hield zijn wijze woorden uit to spiumon, e® daar zij graag met zijn zoon wilde trouwen, gaf zij hem altijd als zij kon zijn zin. Wat be doelt u Zou hij niet bestaan Hij bestaat niet dat is alles, verklaarde Clutterbuck met vage plechtigheid. E® too® hij nu zag, dal hij de aan dacht van hot kleine gezelschap om hem heen tot rich getrokken had, ging hij er toe over zijn orakeltaal toe tie lichten. Ik bedoel, dat wij misschien niet moeten vragen „Wie 1 e die geheim zinnige Roode Pimpernel maar „Wie was die arme en ongelukkige gentleman Denkt u da®, dat vroeg juffr. Polly, die plotseling bij deze uit spraak een hevig teleurgesteld gevoel Ik houd het voor eem feit, zei mijnheer Clutterbuck plechtig, dat h;< dien zij den Roode® Pimpernel noemen, nu niet meer bestaatdat hij door de Franschen is onthoofd en dat hij voor 't vervolg alleen nog door de dichters bezongen zal worden. Mijnheer Clutterbuck hield er bij zonder van te zinspelen op de werken van zekere schrijvers, wier namen hij nooit noemde, maar die hij met den algcmeonen naam van „de dich ters" aanduidde. Altijd als hij go- brui k maakte va® uitdrukkingen, door die ongenoemde schrijvers ge bruikt, nam hij plechtr'g e® werk tuiglijk zijn hoed af als een bewijs van eerbied voor die groote geesten. Denkt u, dat de Roode Pimper nel dood is, mijnbeer Clutterbuck Dot die afschuwelijke Franschen hem vermoord hebben Maar dat meent u toch niet zuchtte juffrouw Polly terneergeslagen. Mijnheer Clutterbuck nam zijn hoed in de hand, ongetwijfeld van plan om een aanhaling van een der geheim zinnige dichters te laten hoorem, maar werd daarin verhinderd door een luid en aangehouden lachen, dat helder over het feestterrein weer klonk. Dien lach zou ik nu overal her- kermen, zei juffrouw Quekett, ter wijl aller oogen zich wendden in de richting, van waar het vroolijk ge luid gekomen was. Een half hoofd grooter da® al zijn vrienden om hem heen, met zijne droomerige, blauwe oogen, half ver scholen onder zijn neergeslagen oog leden, de drukke menigte onderzoe kend aankijkend, stond daar Sir Per cy Blakeney te midden va® een vroo lijk gekleed groepje, dat blijkbaar juist was binnengekomen. Een knap exemplaar van een man toch, merkte Johnny Cullen, de kruideniersbediende, op. Nu I niets is er zekerder dan dat 1 zuchtte juffrouw Polly, die in ee® sentimenteele stemming was. Zooals de dichters zeggen, zei mijnheer Clutterbuck nadrukkelijk, „het zit hem niet 1n de lengte". Evenmin als in de mooie klee- ren, voegde mijnheer Jerzard er bij, die niet goed te spreken was over de senitimenteete zucht van juffr. Polly. Daar is mylady l zeide juf frouw Barbara plotseling, terwijl zij mijnheer Clutterbuck hevig in den arm kneep. Och I wat is zij mooi vandaag Werkeliik' heel mooi e® stralend van Jeugd en geluk, was Marguerite Blakeney juist de Ingangspoort floor* gekomen en wandelde langs de gras vlakte naar de muziektent. Zij was gekleed im een ruis cl bende japon van changeant groene zijde, de nieuw modische korte taille deed haar be vallige gestalte prachtig uitkomen. De groote Charlotte-hoed, van flu weel gemaakt, wedijverde met den japon iu sierlijkheid, wierp een don kere schaduw o>er het bovendeel vatf haar gelaat en gaf een opmerkelijk» zachtheid aan den omtrek van haar voorhoofd en wangen. Lange kanten mitaines bedekte® haar armen e® handen en een shawl van doorzichtige stof, afgezet met dof goud, hing losjes om haar schouders. Ja I zij was schoon I Geen kroniek schrijver heeft dat ooit ontkend I en ieder die haar vroeger gekend had, en nu op dezen middag in doi> nazo mer weer terug zag, moest opmerken* dat aan haar aantrekkelijke persoon lijkheid nog een nieuwe bekoring was toegevoegd. Er lag een onweer staanbare betoovering in de zachte uitdrukking op haar gelaat, terwijl zij haar hoofd her- en derwnarts wemdde, een uitdrukking, die 9prak van groot geluk. (Wordt .vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5