Elk z'o werk.
Paawen.
DAMRUBRIEK.
Eed vuurzee golft hem tegemoet en
verzengt hem haar an gezicht. Haas
tig warpt hij de deuir woor dicht Nog
maals tast Klaas in den zak. Zijn
hand vat een sleuteL Zijn edgen ls bet
waarmee hij zijn bescheiden woning
oponsluit Met bevende handen steekt
hij hem in t sleutelgat en een onge
articuleerd geluid ontsnapt aan de
lippen van den ouden man: de sleutel
pastl HIJ stoot de deur ver open en
dringt de waning binnen. Duidelijk
hoort hij het kermen in deze ka
mer moet hot zijn. Door den zolder
dringt een zware rook, enkele vlam
men lekken begeerlg aan bet hout
werk. Daar is bet! Als een leeuw naar
zijn bult vliegt hij naar een klein Le-
di kantje en haalt er een schreiend
kind uit. Hij drukt het stevig tegen
zich aan. In de gang komt een lange
vlam hem tegemoet. Hij lét er niet
op. Hij kan nu nog maar dit eene
denken: Nu kan ze hem niet ontgaan,
de medaille aan bet zwarte en witte
lint!
Hij snelt de ftrap af. Verbrand,
door den rook zwart geblakerd, de
kleeren gescheurd, de oogen wijd ge
opend
Een kreet, waarin verbazing, ont
zetting en blijdschap gemengd ls,
gaat er op uit die menigte. Klaas
hoort alleen maar den kreet, die zijn
triomf verkondigt. En dan wordt het
donker voor zijn oogen, hij wankelt
vlug grijpen hulpvaardige handen
hem en het kind. Op zelfde oogen-
blik hoort men een krijecbendea
In vliegende vaart barst een vrouw
met pijnlijk vertrokken gelaat door
de menigte. Mijn kind, mijn kind!
krijt ze. Men steekt liet haar toe
hot is het hane, dat ze met gloeiende
kussen bedekt.
In de heldor veirlichte zaal komen
verscheidene heer on met de pleegzus-
tors binnen. Hier ls het meneer de
president bier nummer acht!
zegt de dlrigeerende geneesheer van
ds inrichting tot een heer in uniform
Hij slaapt Jutet de arme, wak
kere Klaas! voegt hij er fluisterend
bij. Maar de oude, wiens vertrokken
gelaat in zonderlinge tegenspraak is
met het zalige glimlachje, dat am zijn
lippen speelt, hield de oogen maan
dicht. Met moeite opent hij ze thans;
verwonderd ziet hij de heeren aan
zijn ziekbed.
De president va npolitle komt dich
ter bij ham.
Meneer Wilhelm Klaas! Ge hebt
bij den brand In do Volkenstraai een
bewonderenswaardigen moed ge
toond. Uw eigen leven in de waag
schaal stellend, hebt ge de tweejari
ge Rosa van de weduwe Klein voor
den dood in de vlammen gered. Ik
wensch u geluk met deze heldhaftigs
daad en verheug mij, dat ik u de on
derscheiding kan overhandigen, wel
ke voor zulke wakkere menschen is
Ingesteld. Dikke tranen rollen over
de ingevallen wangen. De president
van politie nam een doosje, óac een
zijner geleiders hem toereikte, en
opende het. De glans van zilver ochli-
tarde Klaas in de oogen.,
Het beeft Z. M. daa Koning be
haagd, u meneer Klaas, de xeddlngs-
medaille te verkenen!
Bij deze woorden reikte da spreker
den ouden man de bard, waarin de
redder bevend zijn rechter kgda
De heer en zijn weg. Om Kloes heen
ls het stil geworden. Slechts nu en
dan treft een apathisch-onvaraehüliga
b'ik van eea mede-paii&at den gaiuk-
kjge. Die heeft zich de medaille op de
burst gespeld op het grove lianen
hemd. En dan kunt hij weer achter
over in de kussens en sluit wear de
oogen. Een onbeschrijflijk gevoel vult
zijn kart. De weosch van een geheel
leven is in vervulling gegaan. Lang
zal hij bet nkt meer maken dat
voelt bij. Maar dk gedachte varont
rust bom niet. Hij kan gerust ster
ven. Zijn doel is bereikt. De reddings-
medailk!
Wat stond or toch op ta koen? Hij
moet het opschrift nog eenmaal zien.
Het opzitten ia bed doei ban pijn. Die
akelige long! De gemoedsbeweging
was te sterk voor het zwakke lichaam,
en dan die krachtinspanning bij de
redding! Maar de ijzeren wil van den
ouden man bedwingt de pijnen.
Zóó!
Ha juist, zoo was het: Voor redding
uil gevaarl Hier in den kleinen eiken,
krans blinken de letters Yan zilver.
Klaas spelt de woorden elk afzonder
lijk. Daarop draalt hij de medaille
om en beschouwt tan# de beeltenis
van den koning, die haar schonk.
De verpleegster stoort hem. Kiaas,
daar is de moeder bulten, wier kind
ge gered hebt. Ze wil u bedanken. Zal
ze binnenkomen?
Voor het bed van Klaas knielt een
bleeke, vermagerde vrouw en kust de
handen van den man, die redde, wat
haar het dierbaarst was. Ik dank u,
dat is alles, wat ze kan zeggen, de
tranen beletten haar te spreken. Ik
dank ul
Nu gevoelt Klaas, dat hem nog hoo-
ger loon beschoren was dan de zilve
ren medaille. Zwijgend wendt hij den
blik naar den hemel. Die blik is een
gebed. Daarop legt hij als zegenend
zijn hand op bet hoofd van de knie
lende...
Zijn lippen mompelen: 'Als Anna
dat geweten had, Anna, die mij ver
smaadde, omdat Ik haar te schuchter
was. Zij nam Hans. Die had de me
daille reeds, want hij bad als pion
nier zijn luitenant het leven gered.
Dat was lang geleden en Anna had
nu zeker ook al grijs haar.
Een nauwelijks boorbaair gekreun
doet zijn borst bewegen. Thans nog
eenmaal jong rijn en - 'Anna óoï
zou re hem nu nemen? Nu had idj ze
Immers ook - de «üvenen madaSILa
voer redding uit gevaar.
Een zonnestraal trilt In de zaai en
blinkt op het stukje silver. Stellig
zou Anna nu aan bean de voorkeur
geven, want ze had altijd veel van
hem gehouden. Hij scheen haar ech
ter te laf.
Hij glimlacht. Hij en laf! Hij beeft
allen bewezen, dat hij mood bezat.
Zelfs de koning wist hit!
Drie dagen later stierf Klaas. Een
longontsteking rokte hem weg. Toen
hij daar zoo stil en vredig lag mét de
beenige handen gevouwen, scheen er
nog altijd een tevreden glimlachje om
zijn lippen te spelen. De reddingsme-
daille blonk op zijn doodsgewaad. Ze
ging met Kiaas ln de kist...
(N. v. 't N.)
Zonder bepaald eon luiaard te zijn,
behoorde Jacques Bréchu toch geens
zins tot diegenen, die zich doodwer
ken. Wanneer hij zich naar z'n werk
begaf, dan haastte hij zich volstrekt
niet, maakte een praatje met dezen
en genen, liep een eindje mee om, of
bleef hangen in een herberg.
Dit is op zichzelf zoo erg niet, en
komt meer voor, en niemand zou er
ook iets van gezegd hebben, wan
neer onze Jacques, die zelf betrekke
lijk welnfg uitvoerde, geen aanmer
kingen maakte op anderen, die min
stens even vlijtig waren als hij.
Op zekeren dag was Marie-Joanne,
z'n vrouw, wat later dan gewoonlijk,
daar zij bij het doen van verschillen
de inkoopen, wat opgehouden was.
Jacques ontving haar met een knor
rig gezicht.
Ls bet eten nu nog al niet klaar,
vroeg hij.
Neen.
't Is schandelijk
Ik moest inkoopen doen.
Inkoopen doen t Wat dan
0, een heeleboel kleinigheden.
Je kunt mij niet wijs maken, dat
jij je bezigheden niet zóó kunt rege
len, dat wij op tijd kunnen eten.
Je loopt maar wat rond, je kletst
met de buren en je werk blijft staan.
Dat is d>e quaestie wanneer ik in
uw schoenen stond, dan deed ik tien
maal zooveel werk, en het eten was
op tijd klaar.
Wil je 't morgen eens proheo-
reu
Waarom niet Dan kan jij b.v.
in mijn plaats achter de ploeg 1
Goed. En zorg jij dan voor de
beesten, voor het eten, en voor de
keukca
Natuurlijk. Daar kun je op re
kenen En ik geef je de verzekering,
dat we precies op tijd zullen eten.
Best, dus dat is afgesproken.
Afgesproken.
Onilertusschem was de soep gaar,
i de echtelieden zetten zich tegen
over elkaar aan tafel, en dachten niet
meer aan hun twist.
Den volgenden morgen stond Mo-
rie-Jeanno vóór dag en dauw op,
ging naar den stal, gaf haver aan de
paarden, maakte het tuig in ordo,
keek of de strengen sterk genoeg wa
ren, at zelf een korst brood, en begaf
zich met ds zweep in de hand op weg,
na haar man nog eens herinnerd te
hebben aan alles, wat er gedaan
moest worden.
Jacques lag nog lekker in 't warme
bed en riep haar plagerig toe
Werk maar hard, vrouwtje, èn
kom me straks vertellen, of je geen
koude vingers hebt gekregen.
Toen hij alleen was achtergeble
ven, begon hij, nog altijd tot aan zijn
halo ónder de dekens, in zichzelf te
prateö
Wat te het toch gelukkig, wan
neer je een vrouw bent: Daar heb je
nu de mijne. Terwijl ik midden in
den winter vóór 't licht wordt op
moet staan, keert zij zich nog eens
kalrn in bed om, terwijl ik buiten
half sta te bevriezen.
Nog langen tijd beklaagde onze
Jacques zich aldus, totdat hij einde
lijk besloot één been buiten de dekens
te steken. Hij trok het echter onmid
dellijk weer terug.
Zeg, t is niet worm vanmorgen.
Nu merk Ik pas, wat een verstandige
zet 't van me was. om Marie-Jeanne
ln mijn plaats to laten gaan. Wat
zei ze ook weer. wat er te doen
was
Ja, juist. De melkvaten afroomen,
de boter karnen, de kuikens en den
broedschen kalkoen te eten geven, de
varkens voederen, hooi geven aan de
koeien, houthakken voor 't vuur en
daarna de soep opzetten.
Heb ik nu niets vergeten Neen,
dat is zoo wat alles.... Een kwartier
voor 't afroomen, nog 'n kwartier
voor 't karnen, een half uur voor de
beesten. Wel, dan ben ik in ander
half uur klaar, laat ons zeggen twee
uur, en daarna ga ik lekker m'n pijp
zitten rooken bij de kachel. En wie
zal er stom verbaasd zijn, wanneer
ze thuis komt, en alles in orde vindt,
de tafel gedekt, en de soep opge
diend Dat ls mijn dierbare weder
helft 1
Ik zal haax eens laten zien, wie er
de handen uit de mouwen kan ste
ken, en wie het 't beste heeft op de
wereld, de man of de Yrouw.
Buiten, op het stille bouwland, liep
Marie-Jeanne achter haar ploegspan,
en klapte voortdurend met de zweep,
om haar paarden aan te zetten. Het
ging niet zoo heel best. De voren lie
pen niet recht en de paarden, die ge
wend waren aaa een geduldigen
meester, die hen Yan tijd tot tijd liet
uitblazen, hijgden. Om negen uur
brak één der schakels van den ket
ting. 't Kostte haai* een half uur, om
met behulp van een buurman het on
geval te verhelpen. Maar om half elf
gebeurde er iets, dat haar noodzaak
te naar huis te gaan.
Bij ean al te forschen draai stootte
hot ploegijzer met kracht op een
grenssteen en brak. Ditmaal was het
ongeluk onherstelbaar.
Marie-Jeanne liet het hoofd han
den. Wat sou Jacques wel zeggen
Natuurlijk zou hij op haar afgeven.
0, d e vrouwen, zou hij zeggen, ze
deugen nergens voor. Daar heb Je
mijn vrouw b.v. Een heeleboel praats,
ze kan alles, en wanneer zq- mot den
ploeg uitgaat, dan breekt ze" *t ploeg-
ijzeri Blijft te thufa, 'dan Is Kei éléü
niet op tijd klaar. Wanneer ik haar
eens voor een keertje vervang, dan
is alles prachtig in orde de beesten
zijn verzorgd, de boter gekarnd, de
tafel gedekt mi do soep ln da bor
den.
O, ze zou er nog heel wat van hoo-
ren I
Toen te echter de boerderij ln het
gezicht kreeg, was 't eerste wat ze
zag, dat de schuur epen stond, en de
kippen en kuikens allemaal losliepen,
terwill een eindje verder de hroed-
sche kalkoen, die op haar nest had
moeten blijven zitten, vrij rondliep.
Marie-Jeanne schrok. Wat zou er
aan de hand wezen Zij versnelde
haar pas.
Op de plaats zag zij een nieuw on
geluk. Daar lag de karn omver een
aantal eenden deden zich gulzig te
goed aan de melk, die er uit geloo-
pen waa
Zij trad het huis binnen. Uit de
keuken kwamen haar rookwolken te
gemoet en een lucht van aangebran
de spijzen. Toen zij zich rekenschap
gaf van hetgeen er gebeurd was, be
gon ze onbedaarlijk te lachen.
In zijn haast had Jacques wel
vleesch en groente in den soepketel
gedaan, maar vergeten, er water bij
te doen. En daar hij een heele massa
hout op het vuur had geworpen, kon
al de rook niet ontwijken door den
schoorsteende ketel was door de
groote hitte gesprongen, en het
vleesch en de groente waren ver
brand, vandaar die onaangename
lucht.
Jacques verscheen in de deur, hee-
lemaal bevuild en nat, zonder hoed.
Dat heb Je er mooi afgebracht,
riep hij uit. Je hebt mijn ploeg
ijzer gebroken 1
En jij dan
Ik?
Waar kom jij in zoo'n toestand
vandaan
Wel, ik heb een van de varkens
nageloopen. dat ontsnapt was, en
naar het dorp rende. Onderweg ben
ik in een mestput gevallen 1
En wie heeft de karn omge
gooid, jij of het varken
Dat heeft een van de koelen ge
daan.
Hoe kwam dat
Ik had vergeten, het beest te
drinken te geven. Toen heeft het zich
losgerukt en ln 't voorbijgaan de
karn omvergeloopen.
En denk je» dat de soep gauw
gauw gaar is Je hebt één ding ver
geten, en dat is, om er water bij te
doen. Daar ligt je werk. Alles is ver
brand, en de ketel ls stuk. Ik denk,
dat we vandaag heelemaal geen eten
meer krijgen 1
En ik geloof, dat mijn land voor-
loopig niet omgeploegd komt, nu je
mijn ploeg zoo hebt toegetakeld.
Ik geef toe, dat ik jou niet ach
ter den ploeg yervangen kan, maar
ik heb tenminste werk verricht; maar
jij, die zoo afgeeft op de vrouwen, jij
hebt bewezen, absoluut ongeschikt te
zijn om mijn werk te doen. In één
morgen heb je meer bedorven, dan ik
in een heel jaar doeik heb tenmin
ste een behoorlijk stuk land omge
ploegd.
Goed, maar jij had maar één
ding te doen, te zorgen, dat de voren
recht liepen, en dat de draai behoor
lijk genomen werd, terwijl ik op de
kuikens, de varkens» de koeien, het
vuur en de soep moest letten.
Welnu, dat moet ik eiken dag
doen. Hoe komt het, dat ik er nooit
eenige moeite mee heb
En hoe komt het. dat ik nooit 't
ploegijzer breek
Ik geloof, zei Marie-J eanne, dat
het nergens toe dient, er langer over
te twisten. Laat ons ieder ons eigen
werk doen, en wanneer een van ons
eens wat laat is, dan moeten wij er
elkaar geen verwijt van maken.
Morgen zullen wij elk onze aangewe
zen taak verrichten, en dan zal alles
goed gaan.
En man en vrouw omhelsden el
kaar.
De spelers verlieten het tennisveld.
Als veelkleurige vlinders dwarrelden
de meisjes en de jonge vrouwen door
de lanen van het park; twee heeren,
in wit flanel, en met het racket In de
hand, bestegen de helling van het
terras, waarop twee pauwen, trotsch
en ijdel heen en weer liepen, en al
hun veerenpracht tentoon spreidden.
Onder de gasten van mevrouw Ser-
vain kon men duidelijk, vooral onder
de heeren, de getrouwden van de on-
getrouwden onderscheiden. De eer
sten waren altijd evqn kalm en beza
digd. Wanneer zij gingen tennissen,
dan deden zij dit om het genot, dat
lichaamsbeweging verschaft. Doch de
ongehuwde heeren, wilden evenals
die pauwen, hun vlugheid, hun be
hendigheid en hun lichaamskracht
tentoon spreiden, en elkaar ln de
schaduw stellen.
Terwijl de prachtige buitenplaats
van mevr. Servain voor de eersten
een oord van rust en verpoozing was,
streden en wedijverden de an
doren er om den voorrang vóór,
tijdens en na het tennissen. Voor de
gehuwden was mevr. Servain de ko
ningin van het huis; voor de anderen
vormde Eveline, de jongere zuster
van de gastvrouw, de attractie; voor
haar spanden zij zich in, deden zich
zoo goed mogelijk voor en trachtten
elkaar op alle manleren den loef af
te steken.
Eveline was niet alleen rijk, ze was
bekoorlijk, zo had een allerliefst fi
guurtje on daarbij iets schalksch over
zich. Hetzij om haar schoonheid, het
zij om haar geld, misschien om bei
de redenon, had Eveline een groot
aantal bewonderaar», die haar druk
het bof maakten.
Onder de jongelingen, die zich vlei
den met de hoop, haar hand te sullen
verwerven, bevonden zich Maxim en
Claude, die elkaar zeer weinig toega
ven ln behendigheid en vlugheid, wat
hot tennissen aangaat, bijzonder on
derhoudend konden converseeren, en
een veel belovende positie ln de maat
schappij Innamen. $4o*ka was advo
caat, en van Claude werd gezegd, 'dal
hij als politicus ongetwijfeld carrière
zou maken. Maxim was bruin en
Claude blond, doch Eveline Hei op
geenerlei wijze merken, dat ze met
den een meer op had dan met den an
der.
Wel vond ze, dat Maxim haar vrien
delijk kon toelachen, doch daar stond
tegenover dat Claude haar zoo echt
kameraadschappelijk de hand kon
drukken.
Maxim en Claude schenen voor Eve
line precies gelijk te zijn.
Op het terras gekomen, hieven de
beide heeren staan tegenover de twee
blauw gevederde pauwen, die hun
sierlijke koppen ln dezelfde ïjdelheid
ophieven.
Welnu Claude, zei Maxim; wan
neer vraag je om de hand van me
juffrouw Servain?
Deze vraag werd zóó onverhoeds
daan, dat Claude verrast werd. Hij
bleef staan, dacht een poosje na, en
zei toen niets anders dan:
Wanneer doe jij t?
Maxim antwoordde vinnig:
Op die manier antwoordt alleen
een gek.
Dit gezegde sloeg in, en Claude
werd kwaad.
Zeg eens, wil je soms vechten?
Zooals je wilt, zei Maxim.
De belde jonge mannen tastten In
hun vestzak en wisselden zwijgend
hun kaartjes. Zij schenen de helden
uit de oudheid te willen nabootsen,
die elkaar den handschoen toewier
pen, om te strijden voor de dame van
hun hart.
Maar zij vertoonden slechts
schijnbare overeenkomst met de oude
ridders, want 't was hun slechts te
doen oui 't geld van Evelinp.
Koel en beleefd verlieten zij elkaar
en wilden het terras afgaan, waarop
de beide pauwen zich nog steeds op
bliezen, toen van achter een azalea-
boschje de lange Bienhaut te voor
schijn kwam, die ben toeriep:
- Waar blijven jullie toch? De thee
staat al lang klaar. Kom mee Er is
groot nieuws, dat reeds bijna al
meen bekend is. Een vriendin van
Eveline heeft "t me verteld. Baudin, T
is Baudin.
- Wat is er met Baudin! riepen
Maxim en Claude uit.
- De kleine Baudin heeft om de
hand van mej. Servain gevraagd, en
is aangenomen.
Baudin! herhaalden de twee jon
gelingen verbaasd.
Ja, wie had dat gedacht. De zaak
is tot gisteravond geheim gehouden.
Kom toch mee. Het jonge paar wordt
door iedereen geluk gewenscht.
Claude en Maxim keken elkaar aan.
Zij aarzelden om dezelfde reden, een
zelfde teleurstelling trof beiden, de
zelfde gedachten doorkruisten beider
brein. Baudin, de kleine Baudin, die
rüeta bijzonders over zich had. Geen
advocaat, geen veelbelovend politicus.
Baudin aangenomen, hoe was t mo
gelijk. Zij meenden te droomen, zij
waren overbluft door die plotselinge
ontgoocheling, door de totale nutte
loosheid van hun kinderachtigen
wedijver. Op de bitterheid van zoo
even was 'n gemeenschappelijke ont
goocheling gevolgd, die hen weer tot
elkaar bracht.
Bienhaut voegde hun toe:
Tirek 't je niet aan. Er zijn nog
andere erfdochters op de wereld.
Tusschen het geboomte van het
park door zagen zij de overige gas
ten; zij hoorden 't geluid van hun
stemmen, onderscheidden de geba
ren, die gemaakt werden. Zij begre
pen, dat het nergens toe diende, lan
ger kwaad op elkaar te zijn, en tra
den op elkaar toe. Toen viel hun oog
op de pauwen en zij glimlachten.
Want nog steeds pronkten daar de
pauwen ln al him ijdelheld en tracht
ten elkaar de loef af te steken.
Maar op eens namen ze een hou
ding aan van onrust, van gekrenkt
heid, van teleurstelling; een groote
witte pauw verscheen plotseling in
hun midden, zonder dat zij haar had
den aan zien komen. De witte pauw
spreidde op haar beurt haar voder-
pracht ten toon.
Toen drukten de jong emannen el
kaar de hand.
HAARLEMSCHE DAMCLUB,-
rAüe correspond entie doze rubriek
betreffende, gelieve men ta richten*
Ban den heer J. Meyer, Kruisstraat 3-L
Telephoon 1543.
Zwart
Probleem No. 72 van den Heer
W. KOEMAN te Zaandam*
EEN CH1NEESCHE BRIEVEN
BESTELLER.
Het examen van den Chineeschen
brievenbesteller.
De Chineesche toekomstige brieven
besteller moet vóór alles een bewijs
van zijn lichamelijke geschiktheid en
van zijn moed afleggen. Daarom
zendt men de candidaten op groote
voetreizen verre afstanden moeten
te voet worden afgelegd, de exami
nandus moet door eenzame bergklo
ven en sombere dalen, hij moet door
bruisende beken trokken, donkere
wouden doorkruisen, die door roo-
vers onveilig worden gemaakt, en
keert dan na die proeftochten gedaan
te hebben, tot het uitgangspunt te
rug. Heeft hij do wandeling met de.
gewenschte snelheid afgelegd, alle ge
varen getrotseerd en door list of
kracht allen tegenstand overwonnen,
dan zijn de vooruitzichten voor zijne
aanstelling gunstig. Maar het examen
is nog niet ten einde, do moeilijkste
proef komt nog. In den nacht, als met
het donker het uur der spoken aan
breekt, moet de oandidaat bepaalde
afgelegen streken opzoeken, die be
rucht zijn door de tegenwoordigheid
van demonen en booze geesten. Vol
brengt hij ook dit waagstuk met on
verschrokkenheid en standvastigheid,
dan geldt hij waardig els beambte ln
den postdienst over te gaan, doch ve
len doorstaan de laatste proef niet,
die als de moeilijkste en gevaarlijkste
van alia proeven geldt.
Wit
Zwart schijven op 4, 8, 15, 19, 26, 27, 31, 32 en 43.
Wtt schijven op 18, 20, 22, 25, 35, 40, 50 en dam op 6,
Probleem No. 73 van de Heeren
J. F. Spanjaard en F. M. v. d. Werft',
Zwart
46 47 48 49
Wit
Zwart schijven op 8, 11, 12, 17, 19, 21, 23, 24, 25, 28 en dam op 50.
Wit schijven op 26, 31, 32, 35, 36, 37, 39, 41, 42, 44 en 4G.
Oplossingen van deze problemen
worden ingewacht aan bovengenoemd
adres, uiterlijk Woensdag 11 Augus
tus &.S.
van probleem No. 69 van
den auteur: Wit 35 - 30, 40 29, 36 -
31. 45 - 40, 44 - 40, 28 - 22, 38 - 33,
32 1, 1 46, 46 401
Goede oplossing ontvangen van de
Heeren: L. F. Wiegman te Schevenin-
gen, R. Bouw, J. Jacobson Azu., D. G.
Zwart
1 9
Koning, W. J. A. Matla, C. S&rodinl,
J. F. Spanjaard, F. M. v. d. Werff,
Joh. Blom.
GEWIJZIGDE CENTRUM OPENING
(Vervolg van vorige rubriek).
Ten einde deze Ingewikkelde studie
geregeld te kunnen volgen, plaatsen
wij bij de belangrijkste punten eeu
diagram; wij geven dus nogmaals
den stand, na den zet 41 - 36 van wit,
omdat hierin nog serieuse voriaiWia
ontwikkeld worden;
Wit
Zwart kan zooais uit het voorgaan
de bewezen is, niet beter spelen dan
den zet 17 - 21, waarop volgt:
27 - 22 18 27
81 221
De gevolgen van de hierop gege
ven antwoorden 6 - 11 en 8 - 12, zijn
ls aangetoond, deze voortzettingen
behoeven dus niet verder uitgewerkt
te worden.
Zwart heeft echter op dit moment
nog oene andere voortzetting, en wel
de volgende;
h 24-29
83 24 20 29
39 - 33
Nu kan zwart weder op twee ma
nieren voortspelen, hetzij met 8-12
of 14 - 20, en beide zetten zullen wij
zoo ruim mogelijk uitwerken.
Wij gaan eerst den zet 8 - 12 be
handelen, als volgt:
83 24 12 - 181
43 - 39 18 27
S9 - 33 6 - 11 aj
84 - 29 23 84 gedw.
want op 25 34 volgt: wit 29 18 enz.,
en het spel is voor zwart verlorenl
80 39 19 30
85 24
met de betere stelling voor wit, daar
zwart heelwat moet te voorschijn
brengen, ooq de remise te bekomen 1
a) Speelt zwart 8 - 8, in plaats van
6 - 11, don volgt w. 33 - 29, en zwart
kan weinig meer uitrichten!
a) Speelt zwart 5 - 10, in plaats van
6 - 11, dan volgt: w. 49 - 44, z. 6 - 11
(l)t w. 84 - 29 enz., met het hierboven
reeds aangetoonde gevolg.
(1) Op zw. 8 8, volgt wit 83 - 29
enz.!
(1) Op zw. 14 - 20, volgt wit 28 - 221,
zwart 20 29 w. 22 31 enz.i
Zou zwart 27 18 slaan, denken
de een schijf te winnen, dan volgdo
weder een aardige slagzet, b.v.: zw.
27 - 18???, w. 33 - 281 z. 20 29, w. 37 -
31. z. 26 87, W. 32 41, z. 23 43. iv<
34 5, z. 25 34, w. 48 301!
a'j Speelt zwart 14 - 20, in plaats
van 6 - 11, dan volgt: w. 49 - 43. z,
20 29, w. 33 24, z. 9 - 14 de beste,
om tevens een damslag te verijdelen,
w. 24 29, z. 23 34 gedw., w 3C S9,
z. 19 30, w. 35 241 met de betere
stelling, daar de schijven van zwart's
korten vleugel zoo goed als werkeloos
staan. Wij meenen dat wit veel kans
heeft in dexe stelling voordeel te krij
gen.
(Wordt vervolgd).
DAMNIEUWS.
De Fransche Damhond tracht oen
tijdschrift in T leven te «roepen, waar-
In uitsluitend het damspel wordt be«
handcld.
Mr. Bolzé, voorzitter van den Bond,
heeft met medewerking van verschil
lende Fransche dam-autoriteiton hier
voor het Initiatief reeds genomen, en
hoopt met October a.s. het eersto
nummer te doen verschijnen. De prijs
ls bepaald op f 3 per jaar abonne
ment, met verhocging van f 1.— voor
het buitenland. Men kan zich hier
voor schriftelijk wenden tot Mr. F. J.
Bolzé, 60 rue des Maisons-Neuves,
Rhóne, France.
CORRESPONDENTIE.
F. M. v, d ,W. Uwe oplossing
van probleem No. 67 ontving Ik niet,
de oplossing zooals die in „de Zater
dagavond" van 24 deier voorkomt, is