Elk z'o werk. Paawen. DAMRUBRIEK. Eed vuurzee golft hem tegemoet en verzengt hem haar an gezicht. Haas tig warpt hij de deuir woor dicht Nog maals tast Klaas in den zak. Zijn hand vat een sleuteL Zijn edgen ls bet waarmee hij zijn bescheiden woning oponsluit Met bevende handen steekt hij hem in t sleutelgat en een onge articuleerd geluid ontsnapt aan de lippen van den ouden man: de sleutel pastl HIJ stoot de deur ver open en dringt de waning binnen. Duidelijk hoort hij het kermen in deze ka mer moet hot zijn. Door den zolder dringt een zware rook, enkele vlam men lekken begeerlg aan bet hout werk. Daar is bet! Als een leeuw naar zijn bult vliegt hij naar een klein Le- di kantje en haalt er een schreiend kind uit. Hij drukt het stevig tegen zich aan. In de gang komt een lange vlam hem tegemoet. Hij lét er niet op. Hij kan nu nog maar dit eene denken: Nu kan ze hem niet ontgaan, de medaille aan bet zwarte en witte lint! Hij snelt de ftrap af. Verbrand, door den rook zwart geblakerd, de kleeren gescheurd, de oogen wijd ge opend Een kreet, waarin verbazing, ont zetting en blijdschap gemengd ls, gaat er op uit die menigte. Klaas hoort alleen maar den kreet, die zijn triomf verkondigt. En dan wordt het donker voor zijn oogen, hij wankelt vlug grijpen hulpvaardige handen hem en het kind. Op zelfde oogen- blik hoort men een krijecbendea In vliegende vaart barst een vrouw met pijnlijk vertrokken gelaat door de menigte. Mijn kind, mijn kind! krijt ze. Men steekt liet haar toe hot is het hane, dat ze met gloeiende kussen bedekt. In de heldor veirlichte zaal komen verscheidene heer on met de pleegzus- tors binnen. Hier ls het meneer de president bier nummer acht! zegt de dlrigeerende geneesheer van ds inrichting tot een heer in uniform Hij slaapt Jutet de arme, wak kere Klaas! voegt hij er fluisterend bij. Maar de oude, wiens vertrokken gelaat in zonderlinge tegenspraak is met het zalige glimlachje, dat am zijn lippen speelt, hield de oogen maan dicht. Met moeite opent hij ze thans; verwonderd ziet hij de heeren aan zijn ziekbed. De president va npolitle komt dich ter bij ham. Meneer Wilhelm Klaas! Ge hebt bij den brand In do Volkenstraai een bewonderenswaardigen moed ge toond. Uw eigen leven in de waag schaal stellend, hebt ge de tweejari ge Rosa van de weduwe Klein voor den dood in de vlammen gered. Ik wensch u geluk met deze heldhaftigs daad en verheug mij, dat ik u de on derscheiding kan overhandigen, wel ke voor zulke wakkere menschen is Ingesteld. Dikke tranen rollen over de ingevallen wangen. De president van politie nam een doosje, óac een zijner geleiders hem toereikte, en opende het. De glans van zilver ochli- tarde Klaas in de oogen., Het beeft Z. M. daa Koning be haagd, u meneer Klaas, de xeddlngs- medaille te verkenen! Bij deze woorden reikte da spreker den ouden man de bard, waarin de redder bevend zijn rechter kgda De heer en zijn weg. Om Kloes heen ls het stil geworden. Slechts nu en dan treft een apathisch-onvaraehüliga b'ik van eea mede-paii&at den gaiuk- kjge. Die heeft zich de medaille op de burst gespeld op het grove lianen hemd. En dan kunt hij weer achter over in de kussens en sluit wear de oogen. Een onbeschrijflijk gevoel vult zijn kart. De weosch van een geheel leven is in vervulling gegaan. Lang zal hij bet nkt meer maken dat voelt bij. Maar dk gedachte varont rust bom niet. Hij kan gerust ster ven. Zijn doel is bereikt. De reddings- medailk! Wat stond or toch op ta koen? Hij moet het opschrift nog eenmaal zien. Het opzitten ia bed doei ban pijn. Die akelige long! De gemoedsbeweging was te sterk voor het zwakke lichaam, en dan die krachtinspanning bij de redding! Maar de ijzeren wil van den ouden man bedwingt de pijnen. Zóó! Ha juist, zoo was het: Voor redding uil gevaarl Hier in den kleinen eiken, krans blinken de letters Yan zilver. Klaas spelt de woorden elk afzonder lijk. Daarop draalt hij de medaille om en beschouwt tan# de beeltenis van den koning, die haar schonk. De verpleegster stoort hem. Kiaas, daar is de moeder bulten, wier kind ge gered hebt. Ze wil u bedanken. Zal ze binnenkomen? Voor het bed van Klaas knielt een bleeke, vermagerde vrouw en kust de handen van den man, die redde, wat haar het dierbaarst was. Ik dank u, dat is alles, wat ze kan zeggen, de tranen beletten haar te spreken. Ik dank ul Nu gevoelt Klaas, dat hem nog hoo- ger loon beschoren was dan de zilve ren medaille. Zwijgend wendt hij den blik naar den hemel. Die blik is een gebed. Daarop legt hij als zegenend zijn hand op bet hoofd van de knie lende... Zijn lippen mompelen: 'Als Anna dat geweten had, Anna, die mij ver smaadde, omdat Ik haar te schuchter was. Zij nam Hans. Die had de me daille reeds, want hij bad als pion nier zijn luitenant het leven gered. Dat was lang geleden en Anna had nu zeker ook al grijs haar. Een nauwelijks boorbaair gekreun doet zijn borst bewegen. Thans nog eenmaal jong rijn en - 'Anna óoï zou re hem nu nemen? Nu had idj ze Immers ook - de «üvenen madaSILa voer redding uit gevaar. Een zonnestraal trilt In de zaai en blinkt op het stukje silver. Stellig zou Anna nu aan bean de voorkeur geven, want ze had altijd veel van hem gehouden. Hij scheen haar ech ter te laf. Hij glimlacht. Hij en laf! Hij beeft allen bewezen, dat hij mood bezat. Zelfs de koning wist hit! Drie dagen later stierf Klaas. Een longontsteking rokte hem weg. Toen hij daar zoo stil en vredig lag mét de beenige handen gevouwen, scheen er nog altijd een tevreden glimlachje om zijn lippen te spelen. De reddingsme- daille blonk op zijn doodsgewaad. Ze ging met Kiaas ln de kist... (N. v. 't N.) Zonder bepaald eon luiaard te zijn, behoorde Jacques Bréchu toch geens zins tot diegenen, die zich doodwer ken. Wanneer hij zich naar z'n werk begaf, dan haastte hij zich volstrekt niet, maakte een praatje met dezen en genen, liep een eindje mee om, of bleef hangen in een herberg. Dit is op zichzelf zoo erg niet, en komt meer voor, en niemand zou er ook iets van gezegd hebben, wan neer onze Jacques, die zelf betrekke lijk welnfg uitvoerde, geen aanmer kingen maakte op anderen, die min stens even vlijtig waren als hij. Op zekeren dag was Marie-Joanne, z'n vrouw, wat later dan gewoonlijk, daar zij bij het doen van verschillen de inkoopen, wat opgehouden was. Jacques ontving haar met een knor rig gezicht. Ls bet eten nu nog al niet klaar, vroeg hij. Neen. 't Is schandelijk Ik moest inkoopen doen. Inkoopen doen t Wat dan 0, een heeleboel kleinigheden. Je kunt mij niet wijs maken, dat jij je bezigheden niet zóó kunt rege len, dat wij op tijd kunnen eten. Je loopt maar wat rond, je kletst met de buren en je werk blijft staan. Dat is d>e quaestie wanneer ik in uw schoenen stond, dan deed ik tien maal zooveel werk, en het eten was op tijd klaar. Wil je 't morgen eens proheo- reu Waarom niet Dan kan jij b.v. in mijn plaats achter de ploeg 1 Goed. En zorg jij dan voor de beesten, voor het eten, en voor de keukca Natuurlijk. Daar kun je op re kenen En ik geef je de verzekering, dat we precies op tijd zullen eten. Best, dus dat is afgesproken. Afgesproken. Onilertusschem was de soep gaar, i de echtelieden zetten zich tegen over elkaar aan tafel, en dachten niet meer aan hun twist. Den volgenden morgen stond Mo- rie-Jeanno vóór dag en dauw op, ging naar den stal, gaf haver aan de paarden, maakte het tuig in ordo, keek of de strengen sterk genoeg wa ren, at zelf een korst brood, en begaf zich met ds zweep in de hand op weg, na haar man nog eens herinnerd te hebben aan alles, wat er gedaan moest worden. Jacques lag nog lekker in 't warme bed en riep haar plagerig toe Werk maar hard, vrouwtje, èn kom me straks vertellen, of je geen koude vingers hebt gekregen. Toen hij alleen was achtergeble ven, begon hij, nog altijd tot aan zijn halo ónder de dekens, in zichzelf te prateö Wat te het toch gelukkig, wan neer je een vrouw bent: Daar heb je nu de mijne. Terwijl ik midden in den winter vóór 't licht wordt op moet staan, keert zij zich nog eens kalrn in bed om, terwijl ik buiten half sta te bevriezen. Nog langen tijd beklaagde onze Jacques zich aldus, totdat hij einde lijk besloot één been buiten de dekens te steken. Hij trok het echter onmid dellijk weer terug. Zeg, t is niet worm vanmorgen. Nu merk Ik pas, wat een verstandige zet 't van me was. om Marie-Jeanne ln mijn plaats to laten gaan. Wat zei ze ook weer. wat er te doen was Ja, juist. De melkvaten afroomen, de boter karnen, de kuikens en den broedschen kalkoen te eten geven, de varkens voederen, hooi geven aan de koeien, houthakken voor 't vuur en daarna de soep opzetten. Heb ik nu niets vergeten Neen, dat is zoo wat alles.... Een kwartier voor 't afroomen, nog 'n kwartier voor 't karnen, een half uur voor de beesten. Wel, dan ben ik in ander half uur klaar, laat ons zeggen twee uur, en daarna ga ik lekker m'n pijp zitten rooken bij de kachel. En wie zal er stom verbaasd zijn, wanneer ze thuis komt, en alles in orde vindt, de tafel gedekt, en de soep opge diend Dat ls mijn dierbare weder helft 1 Ik zal haax eens laten zien, wie er de handen uit de mouwen kan ste ken, en wie het 't beste heeft op de wereld, de man of de Yrouw. Buiten, op het stille bouwland, liep Marie-Jeanne achter haar ploegspan, en klapte voortdurend met de zweep, om haar paarden aan te zetten. Het ging niet zoo heel best. De voren lie pen niet recht en de paarden, die ge wend waren aaa een geduldigen meester, die hen Yan tijd tot tijd liet uitblazen, hijgden. Om negen uur brak één der schakels van den ket ting. 't Kostte haai* een half uur, om met behulp van een buurman het on geval te verhelpen. Maar om half elf gebeurde er iets, dat haar noodzaak te naar huis te gaan. Bij ean al te forschen draai stootte hot ploegijzer met kracht op een grenssteen en brak. Ditmaal was het ongeluk onherstelbaar. Marie-Jeanne liet het hoofd han den. Wat sou Jacques wel zeggen Natuurlijk zou hij op haar afgeven. 0, d e vrouwen, zou hij zeggen, ze deugen nergens voor. Daar heb Je mijn vrouw b.v. Een heeleboel praats, ze kan alles, en wanneer zq- mot den ploeg uitgaat, dan breekt ze" *t ploeg- ijzeri Blijft te thufa, 'dan Is Kei éléü niet op tijd klaar. Wanneer ik haar eens voor een keertje vervang, dan is alles prachtig in orde de beesten zijn verzorgd, de boter gekarnd, de tafel gedekt mi do soep ln da bor den. O, ze zou er nog heel wat van hoo- ren I Toen te echter de boerderij ln het gezicht kreeg, was 't eerste wat ze zag, dat de schuur epen stond, en de kippen en kuikens allemaal losliepen, terwill een eindje verder de hroed- sche kalkoen, die op haar nest had moeten blijven zitten, vrij rondliep. Marie-Jeanne schrok. Wat zou er aan de hand wezen Zij versnelde haar pas. Op de plaats zag zij een nieuw on geluk. Daar lag de karn omver een aantal eenden deden zich gulzig te goed aan de melk, die er uit geloo- pen waa Zij trad het huis binnen. Uit de keuken kwamen haar rookwolken te gemoet en een lucht van aangebran de spijzen. Toen zij zich rekenschap gaf van hetgeen er gebeurd was, be gon ze onbedaarlijk te lachen. In zijn haast had Jacques wel vleesch en groente in den soepketel gedaan, maar vergeten, er water bij te doen. En daar hij een heele massa hout op het vuur had geworpen, kon al de rook niet ontwijken door den schoorsteende ketel was door de groote hitte gesprongen, en het vleesch en de groente waren ver brand, vandaar die onaangename lucht. Jacques verscheen in de deur, hee- lemaal bevuild en nat, zonder hoed. Dat heb Je er mooi afgebracht, riep hij uit. Je hebt mijn ploeg ijzer gebroken 1 En jij dan Ik? Waar kom jij in zoo'n toestand vandaan Wel, ik heb een van de varkens nageloopen. dat ontsnapt was, en naar het dorp rende. Onderweg ben ik in een mestput gevallen 1 En wie heeft de karn omge gooid, jij of het varken Dat heeft een van de koelen ge daan. Hoe kwam dat Ik had vergeten, het beest te drinken te geven. Toen heeft het zich losgerukt en ln 't voorbijgaan de karn omvergeloopen. En denk je» dat de soep gauw gauw gaar is Je hebt één ding ver geten, en dat is, om er water bij te doen. Daar ligt je werk. Alles is ver brand, en de ketel ls stuk. Ik denk, dat we vandaag heelemaal geen eten meer krijgen 1 En ik geloof, dat mijn land voor- loopig niet omgeploegd komt, nu je mijn ploeg zoo hebt toegetakeld. Ik geef toe, dat ik jou niet ach ter den ploeg yervangen kan, maar ik heb tenminste werk verricht; maar jij, die zoo afgeeft op de vrouwen, jij hebt bewezen, absoluut ongeschikt te zijn om mijn werk te doen. In één morgen heb je meer bedorven, dan ik in een heel jaar doeik heb tenmin ste een behoorlijk stuk land omge ploegd. Goed, maar jij had maar één ding te doen, te zorgen, dat de voren recht liepen, en dat de draai behoor lijk genomen werd, terwijl ik op de kuikens, de varkens» de koeien, het vuur en de soep moest letten. Welnu, dat moet ik eiken dag doen. Hoe komt het, dat ik er nooit eenige moeite mee heb En hoe komt het. dat ik nooit 't ploegijzer breek Ik geloof, zei Marie-J eanne, dat het nergens toe dient, er langer over te twisten. Laat ons ieder ons eigen werk doen, en wanneer een van ons eens wat laat is, dan moeten wij er elkaar geen verwijt van maken. Morgen zullen wij elk onze aangewe zen taak verrichten, en dan zal alles goed gaan. En man en vrouw omhelsden el kaar. De spelers verlieten het tennisveld. Als veelkleurige vlinders dwarrelden de meisjes en de jonge vrouwen door de lanen van het park; twee heeren, in wit flanel, en met het racket In de hand, bestegen de helling van het terras, waarop twee pauwen, trotsch en ijdel heen en weer liepen, en al hun veerenpracht tentoon spreidden. Onder de gasten van mevrouw Ser- vain kon men duidelijk, vooral onder de heeren, de getrouwden van de on- getrouwden onderscheiden. De eer sten waren altijd evqn kalm en beza digd. Wanneer zij gingen tennissen, dan deden zij dit om het genot, dat lichaamsbeweging verschaft. Doch de ongehuwde heeren, wilden evenals die pauwen, hun vlugheid, hun be hendigheid en hun lichaamskracht tentoon spreiden, en elkaar ln de schaduw stellen. Terwijl de prachtige buitenplaats van mevr. Servain voor de eersten een oord van rust en verpoozing was, streden en wedijverden de an doren er om den voorrang vóór, tijdens en na het tennissen. Voor de gehuwden was mevr. Servain de ko ningin van het huis; voor de anderen vormde Eveline, de jongere zuster van de gastvrouw, de attractie; voor haar spanden zij zich in, deden zich zoo goed mogelijk voor en trachtten elkaar op alle manleren den loef af te steken. Eveline was niet alleen rijk, ze was bekoorlijk, zo had een allerliefst fi guurtje on daarbij iets schalksch over zich. Hetzij om haar schoonheid, het zij om haar geld, misschien om bei de redenon, had Eveline een groot aantal bewonderaar», die haar druk het bof maakten. Onder de jongelingen, die zich vlei den met de hoop, haar hand te sullen verwerven, bevonden zich Maxim en Claude, die elkaar zeer weinig toega ven ln behendigheid en vlugheid, wat hot tennissen aangaat, bijzonder on derhoudend konden converseeren, en een veel belovende positie ln de maat schappij Innamen. $4o*ka was advo caat, en van Claude werd gezegd, 'dal hij als politicus ongetwijfeld carrière zou maken. Maxim was bruin en Claude blond, doch Eveline Hei op geenerlei wijze merken, dat ze met den een meer op had dan met den an der. Wel vond ze, dat Maxim haar vrien delijk kon toelachen, doch daar stond tegenover dat Claude haar zoo echt kameraadschappelijk de hand kon drukken. Maxim en Claude schenen voor Eve line precies gelijk te zijn. Op het terras gekomen, hieven de beide heeren staan tegenover de twee blauw gevederde pauwen, die hun sierlijke koppen ln dezelfde ïjdelheid ophieven. Welnu Claude, zei Maxim; wan neer vraag je om de hand van me juffrouw Servain? Deze vraag werd zóó onverhoeds daan, dat Claude verrast werd. Hij bleef staan, dacht een poosje na, en zei toen niets anders dan: Wanneer doe jij t? Maxim antwoordde vinnig: Op die manier antwoordt alleen een gek. Dit gezegde sloeg in, en Claude werd kwaad. Zeg eens, wil je soms vechten? Zooals je wilt, zei Maxim. De belde jonge mannen tastten In hun vestzak en wisselden zwijgend hun kaartjes. Zij schenen de helden uit de oudheid te willen nabootsen, die elkaar den handschoen toewier pen, om te strijden voor de dame van hun hart. Maar zij vertoonden slechts schijnbare overeenkomst met de oude ridders, want 't was hun slechts te doen oui 't geld van Evelinp. Koel en beleefd verlieten zij elkaar en wilden het terras afgaan, waarop de beide pauwen zich nog steeds op bliezen, toen van achter een azalea- boschje de lange Bienhaut te voor schijn kwam, die ben toeriep: - Waar blijven jullie toch? De thee staat al lang klaar. Kom mee Er is groot nieuws, dat reeds bijna al meen bekend is. Een vriendin van Eveline heeft "t me verteld. Baudin, T is Baudin. - Wat is er met Baudin! riepen Maxim en Claude uit. - De kleine Baudin heeft om de hand van mej. Servain gevraagd, en is aangenomen. Baudin! herhaalden de twee jon gelingen verbaasd. Ja, wie had dat gedacht. De zaak is tot gisteravond geheim gehouden. Kom toch mee. Het jonge paar wordt door iedereen geluk gewenscht. Claude en Maxim keken elkaar aan. Zij aarzelden om dezelfde reden, een zelfde teleurstelling trof beiden, de zelfde gedachten doorkruisten beider brein. Baudin, de kleine Baudin, die rüeta bijzonders over zich had. Geen advocaat, geen veelbelovend politicus. Baudin aangenomen, hoe was t mo gelijk. Zij meenden te droomen, zij waren overbluft door die plotselinge ontgoocheling, door de totale nutte loosheid van hun kinderachtigen wedijver. Op de bitterheid van zoo even was 'n gemeenschappelijke ont goocheling gevolgd, die hen weer tot elkaar bracht. Bienhaut voegde hun toe: Tirek 't je niet aan. Er zijn nog andere erfdochters op de wereld. Tusschen het geboomte van het park door zagen zij de overige gas ten; zij hoorden 't geluid van hun stemmen, onderscheidden de geba ren, die gemaakt werden. Zij begre pen, dat het nergens toe diende, lan ger kwaad op elkaar te zijn, en tra den op elkaar toe. Toen viel hun oog op de pauwen en zij glimlachten. Want nog steeds pronkten daar de pauwen ln al him ijdelheld en tracht ten elkaar de loef af te steken. Maar op eens namen ze een hou ding aan van onrust, van gekrenkt heid, van teleurstelling; een groote witte pauw verscheen plotseling in hun midden, zonder dat zij haar had den aan zien komen. De witte pauw spreidde op haar beurt haar voder- pracht ten toon. Toen drukten de jong emannen el kaar de hand. HAARLEMSCHE DAMCLUB,- rAüe correspond entie doze rubriek betreffende, gelieve men ta richten* Ban den heer J. Meyer, Kruisstraat 3-L Telephoon 1543. Zwart Probleem No. 72 van den Heer W. KOEMAN te Zaandam* EEN CH1NEESCHE BRIEVEN BESTELLER. Het examen van den Chineeschen brievenbesteller. De Chineesche toekomstige brieven besteller moet vóór alles een bewijs van zijn lichamelijke geschiktheid en van zijn moed afleggen. Daarom zendt men de candidaten op groote voetreizen verre afstanden moeten te voet worden afgelegd, de exami nandus moet door eenzame bergklo ven en sombere dalen, hij moet door bruisende beken trokken, donkere wouden doorkruisen, die door roo- vers onveilig worden gemaakt, en keert dan na die proeftochten gedaan te hebben, tot het uitgangspunt te rug. Heeft hij do wandeling met de. gewenschte snelheid afgelegd, alle ge varen getrotseerd en door list of kracht allen tegenstand overwonnen, dan zijn de vooruitzichten voor zijne aanstelling gunstig. Maar het examen is nog niet ten einde, do moeilijkste proef komt nog. In den nacht, als met het donker het uur der spoken aan breekt, moet de oandidaat bepaalde afgelegen streken opzoeken, die be rucht zijn door de tegenwoordigheid van demonen en booze geesten. Vol brengt hij ook dit waagstuk met on verschrokkenheid en standvastigheid, dan geldt hij waardig els beambte ln den postdienst over te gaan, doch ve len doorstaan de laatste proef niet, die als de moeilijkste en gevaarlijkste van alia proeven geldt. Wit Zwart schijven op 4, 8, 15, 19, 26, 27, 31, 32 en 43. Wtt schijven op 18, 20, 22, 25, 35, 40, 50 en dam op 6, Probleem No. 73 van de Heeren J. F. Spanjaard en F. M. v. d. Werft', Zwart 46 47 48 49 Wit Zwart schijven op 8, 11, 12, 17, 19, 21, 23, 24, 25, 28 en dam op 50. Wit schijven op 26, 31, 32, 35, 36, 37, 39, 41, 42, 44 en 4G. Oplossingen van deze problemen worden ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Woensdag 11 Augus tus &.S. van probleem No. 69 van den auteur: Wit 35 - 30, 40 29, 36 - 31. 45 - 40, 44 - 40, 28 - 22, 38 - 33, 32 1, 1 46, 46 401 Goede oplossing ontvangen van de Heeren: L. F. Wiegman te Schevenin- gen, R. Bouw, J. Jacobson Azu., D. G. Zwart 1 9 Koning, W. J. A. Matla, C. S&rodinl, J. F. Spanjaard, F. M. v. d. Werff, Joh. Blom. GEWIJZIGDE CENTRUM OPENING (Vervolg van vorige rubriek). Ten einde deze Ingewikkelde studie geregeld te kunnen volgen, plaatsen wij bij de belangrijkste punten eeu diagram; wij geven dus nogmaals den stand, na den zet 41 - 36 van wit, omdat hierin nog serieuse voriaiWia ontwikkeld worden; Wit Zwart kan zooais uit het voorgaan de bewezen is, niet beter spelen dan den zet 17 - 21, waarop volgt: 27 - 22 18 27 81 221 De gevolgen van de hierop gege ven antwoorden 6 - 11 en 8 - 12, zijn ls aangetoond, deze voortzettingen behoeven dus niet verder uitgewerkt te worden. Zwart heeft echter op dit moment nog oene andere voortzetting, en wel de volgende; h 24-29 83 24 20 29 39 - 33 Nu kan zwart weder op twee ma nieren voortspelen, hetzij met 8-12 of 14 - 20, en beide zetten zullen wij zoo ruim mogelijk uitwerken. Wij gaan eerst den zet 8 - 12 be handelen, als volgt: 83 24 12 - 181 43 - 39 18 27 S9 - 33 6 - 11 aj 84 - 29 23 84 gedw. want op 25 34 volgt: wit 29 18 enz., en het spel is voor zwart verlorenl 80 39 19 30 85 24 met de betere stelling voor wit, daar zwart heelwat moet te voorschijn brengen, ooq de remise te bekomen 1 a) Speelt zwart 8 - 8, in plaats van 6 - 11, don volgt w. 33 - 29, en zwart kan weinig meer uitrichten! a) Speelt zwart 5 - 10, in plaats van 6 - 11, dan volgt: w. 49 - 44, z. 6 - 11 (l)t w. 84 - 29 enz., met het hierboven reeds aangetoonde gevolg. (1) Op zw. 8 8, volgt wit 83 - 29 enz.! (1) Op zw. 14 - 20, volgt wit 28 - 221, zwart 20 29 w. 22 31 enz.i Zou zwart 27 18 slaan, denken de een schijf te winnen, dan volgdo weder een aardige slagzet, b.v.: zw. 27 - 18???, w. 33 - 281 z. 20 29, w. 37 - 31. z. 26 87, W. 32 41, z. 23 43. iv< 34 5, z. 25 34, w. 48 301! a'j Speelt zwart 14 - 20, in plaats van 6 - 11, dan volgt: w. 49 - 43. z, 20 29, w. 33 24, z. 9 - 14 de beste, om tevens een damslag te verijdelen, w. 24 29, z. 23 34 gedw., w 3C S9, z. 19 30, w. 35 241 met de betere stelling, daar de schijven van zwart's korten vleugel zoo goed als werkeloos staan. Wij meenen dat wit veel kans heeft in dexe stelling voordeel te krij gen. (Wordt vervolgd). DAMNIEUWS. De Fransche Damhond tracht oen tijdschrift in T leven te «roepen, waar- In uitsluitend het damspel wordt be« handcld. Mr. Bolzé, voorzitter van den Bond, heeft met medewerking van verschil lende Fransche dam-autoriteiton hier voor het Initiatief reeds genomen, en hoopt met October a.s. het eersto nummer te doen verschijnen. De prijs ls bepaald op f 3 per jaar abonne ment, met verhocging van f 1.— voor het buitenland. Men kan zich hier voor schriftelijk wenden tot Mr. F. J. Bolzé, 60 rue des Maisons-Neuves, Rhóne, France. CORRESPONDENTIE. F. M. v, d ,W. Uwe oplossing van probleem No. 67 ontving Ik niet, de oplossing zooals die in „de Zater dagavond" van 24 deier voorkomt, is

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 14