HAARLEM'S DAGBLAD. Siaarlemsche Handehver eenigSng Amsterdamsche Kont. FEUILLETON De roode Pimpernel in Gevaar. Qoedgek. by Kon, Boil. Tan 12 Hoy, 1899. De Haarlemsche Handelsvercenl- ging hier ter stede, opgericht 10 Mei 1892, heeft in den loop van den tijd wel haar recht van bestaan bewezen. In zeer vele gevallen, zaken van ver schillenden aard betreffende, la zij opgetreden en dikwijls met groot •uccès. Jammier echter, dat men alge meen niet meer blijk geeft, dit te waardeeren, door als lid der Vereent; ging toe te treden. Er zijn wel meer dan 600 leden, maar dat Is niet vol doende. Elk handelaar, neringdoen de, ja zelfs particulieren, moesten lid .worden, om ten minste te laten gevoe len, dat men het werk op prijs stelt, dat de Haarlemsche Handelsvereeni- glng steeds opneemt als doende, wat hare hand vindt om te doen. De voordeelen die de Vareen iging buiten hare bemoeiingen van ver schillenden aard, haren leden aan biedt, zijn zeer vele en zeer groote tegenover de geringe jaarlijksche contributie van 3.50, die gevraagd wordt. De Haarlemsche Handelsvereenl- ging bemoeit zich in de eerste plaats er mede, de belangen van hare leden te bevorderen, door onwillige beta lers voor hen tot betaling aan te manen en informatiên voor hen In te winnen. Bovendien hebben de leden het recht, het hun gratis te verstrek ken advies van den rechtsgeleerden adviseur der Vereenlging te vragen, die ook in proceduren en faillisse menten gratis voor ben optreedt, na tuurlijk alleen voor zaken betreffende den handel en het bedrijf der leden. Als proef kunnen voortaan nieuwe leden voor een half jaar worden aan genomen, doch slechts het 2e halfjaar (van 1 November tot en met 30 April) ad f 1.75 de halve contributie. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver- eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de Haan Hugenholtz en A. H. J. Merens, Spaame 94, alhier, die voor de leden eiken werkdag van 24 uur des na middags zijn te spreken. Het bureau der Vereeniglng is ge vestigd Jansweg 11. Voor incasso's door bemiddeling der Vereenlging wordt een vast recht van 5 pet. der vordering bere kend. Bovendien moet 10 cent voor port steeds worden bijgevoegd, bij inzen ding van vorderingen door bemidde ling der advocaten te innen. De kosten van informatiên naar buiten de stad woonachtige personen bedragen 60 ets. per informatie, plus vijf cents porto-vergoeding. Informa tion naar binnen de stad wonende personen worden gratis verstrekt. Pretentiën op buiten de stad wo nende personen warden niet behan deld, wanneer niet 10 ets. voor pcxrto- vergoeding is toegevoegd. Ruim 1748 informatiên en rechts geleerde adviezen werden in het ai- ge Io open jaar gegeven. In Juni en Juli 1909 zijn 50 vorde ringen tot een bedrag van 952.81 1/2 betaald; 13 vorderingen worden afbe taald, 10 ^vorderingen zijn uitgesteld. Volgens* art. 7 dient het geheim der lijsten van wanbetalers ongeschon den te blijven. Alle brieven, aanvragen, reclames of wat ook, moeten worden geadres seerd aan het bureau, dat geopend is dagelijks van 's morgens 9 tot 1 uur en 's namiddags van 2 tot 4 uur, waar dan ook verdere inlichtingen xijn te bekomen. Het Bestuur heeft bemerkt, dat men soms meent, dat men, hoewel geen lid dei* H. H. V., toch van haar infor matiên kan bekomen, en brengt nu nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis dat alleen aan leden der Vereenlging informatiên door haar worden ver strekt, en dat voor informatiên op hier ter stede woonachtige personen nooit betaling mag worden gevor derd. HET BESTUUR. PARIJSCHE BRIEVEN. XCVL Of de komkommertijd den Journa listen een ellendig seizoen is?... Nou. Daar begint me zoowaar zelfs een Fransche chroniqueur zijn artikel met de volgende alinea: „Laten wij er over spreken... Waar over?... Over de warmte1 voor den drommell" En de man schrijft een betrekke lijk lang, lezenswaardig artikel over ijs- Kort geleden, ln de maand Augus tus, ben ik in Holland geweest. Het was er 's avonds koud, bepaald koud. Een overjas bleek geen ondienstig voorwerp te zijn. Doux paysl Hollandsche journalisten moeten nu maar over vuur schrijven.. Maar waar wilde lk zélf (ikke) het toch weer over hebben?... O ja, het is nu heel erg warm te Parijs. Na een Julimaand van stort regen, kletterregen, motregen, weerswolken en donder de arme boekenstalletjes-menschen op de Sel- ne-kade klaagden mij hun nood is eindelijk de warmte gekomen, plotse ling en fel. Er schijnen hier men- schen van of aan gestorven te zijn. Je hoort er nooit over spreken, maar de kranten beweren het. En wat in de krant staat Ik weet alleen maar, dat ik, die het de laatste week dubbel warm heb gehad, niet aan de warmte gestorven ben. Dubbel warm... Ja, lezer, ge moet weten, dat lk ga verhuizen. Ik ga... hm... grooter wo nen. Moet grooter wonen. Dat kan, nietwaar, dat kan.. En bij het zoeken naar geschikte appartementen welgelegen, ruim en voorzien van alle moderne gemak ken (schoon niet weelderig, want de Koningin der Aarde heeft geen luxi- eus hofhoudinkje) heb ik tallooze trappen moeten be- en afklimmen. En bij die gelegenheden heb ik ken nis gemaakt mot ettelijke Parijsche concierges. Vroeger heetten de concierges woonweg „portiere". Slechts de bewa kers van paleizen en gevangenissen werden toen „concierges" genoemd. Thans, reeds sedert "n jaar of dertig, meen ik, laten alle portiers zich „con cierge" noemen. En door die veran dering van benaming moet de betrek king in aanzien en gewicht zijn toe genomen. Mag ik de appartementen eens zien, portier? vroeg ik in een van de woningen aan den... concierge. Br bestaat hier geen portier, antwoordde de rekel me, met een ge zicht, alsof ik hem meters diep had beleedigd. Ik heb de appartementen daar maar niet bekeken. Een vrouwelijke concierge ln een andere woning liet mij vertrekken zien, die nog bewoond waren. Het was er erg rommelig en het rook er zeer onaangenaam enfin, dat kon aan den toenmaligen huurder en zijn familie liggen. Doch bovendien wa ren de kamers klein, donker en be dompt. Het spijt me zeer, sprak ik met mijn vriendelijkst geluid, maar de kamers zijn me wat te klein. Het vrouwelijke huis-Cerberusje kruiste toen de armen manhaftg over de borst en stootte woest de volgen de woorden uit: Te groot en te duur, wilt u zeg gen. Ik kreeg een socratisch gevoel over mij en strompelde weemoedig de trappen af. Aan concierge numero drie vroeg ik Hoeveel doen de appartementen, die te huur staan Achttienhonderd franca Mag ik ze zien Zij want het was er ook een van het zachte geslacht scheen niet veel zin te hebben om mij naar de vertrekken te leiden. Het mormel ant woordde niet en stond evenmin op. „Geen spekje voor jouw bekje", scheen ze te denken. En ik had toch mijn chicste pak aan; erg fijn goed en „up to date" van sndt. Den prijs ben ik vergeten. Portier.... pardon, concierge num mer vier was een man. Een man ge wéést eigenlijk. Hij was een zwaar- gerimpelde, aftandscho grijsaard, die met zijn hoofd voortdurend „neen" scheen te schudden. Zijn gang was, gelijk de door Homerus beschreven koeien, waggelvoetig. Mag ik de vertrekken zien? Als u een dame was, ja, mum melde de mummie, terwijl hij zijn tandeloozen mond plooide, alsof hij wilde glimlachen. Hoezoo In dit huis wonen alleen maar dames. Allemaal dames. Verlegen ging ik heen. De tocht op zoek naar niet naar een „position sociale", gelijk eertijds Jéróme Paturot, doch naar vrij wat minder, naar een nieuw dak die tocht begon me ten zeerste de keel uit te hangen. Maar ik moest verder, of ik wilde of niet. Heb ik u óók al ge zegd, dat ik 's winters geen steenen Vloer meer onder de voeten wil heb ben, zelfs al heeft er indertijd de be roemdste maarschalk Maurits van Saksen over geloopen. Gelukkig, dank zij de hierboven ver telde ervaring misschien, verloor ik langzamerhand mijn aangeboden ti miditeit in het gesproken woord in het geschreven woord ben ik ietwat braniër en begon ik allengs in te zien, dat iemand, wiens hoofdbezig heid bestaat in het trekken aan een koord, waarmede dan een deur open gaat. welbeschouwd mijn meerdere niet is. Gelukkig, zeg ik, want nu ging het anders. Overal waai- ik verder kwam, bo- fen de portiers en portiersters als nipmessen voor me. Mijn aange waaide fiksche, ferme spraak de be sliste toon, waarop ik mij uitte; de gemaakte onverschilligheid, waarme de ik de hoogste huurprijzen aanhoor de dat alles imponeerde de heeren deurbewaarders. En wanneer ik na bezichtiging dar vertrekken, zeiue, dat ik beslissen zou, als ik een ge noegzaam aantal appartementen had bezichtigd, voegden zij mij, allen zon der onderscheid, onderdanig toe Tot uw dienst, meneer. Ik ben overtuigd, dat u nergens zoo goed te recht bent als hier. Er schijnt een soort van overeen komst in terminologie onder de Parij sche concierges te zijn. Het alleronderdanigst werd ik ont vangen door een concierge van een woning op den Boulevard Samt-Gor- main. De te huur staande verdieping bestond uit eventjes acht vertrekken. Er was gas- èn electrisch licht. De huur bedroeg 3500 francs. Behoef ik wij zijn journalisten onder elkaar, wat te zeggen, dat dat nu eerst recht geen spekje enz. was Een rillend gebaar van mij. bij het vernemen van den hoogen huurprijs, scheen de aldoor strijkages makende concierge evenwel misver staan te hebben. Want. met iets als spijt oi> zijn gezicht, sprak de goede man - Ja, u zult wel vinden, dat er eeu badkamer en een dienstbodentrap aan ontbreken, maar hiernaast is een badhuió en een dienstbodentrap is toch eigenlijk een overtollig iets. Waarvoor zag de stumper me toch aan Voor een Japanschen gezant Of vooi een Siameeschen prins De hemel moge hot weten. Zak ei is het in elk geval, dat d i e ooncierge er een „domestique" op na- hiel i. - Jean 1 riep hij, leid meneer uit. Jtan maakte een buiging voor den concierge, een diepere plus een strijk- pas voor mij en bracht mij naar de mooie voordeur, die ik heel zwaar achter me voelde dichtgaan. Eindelijk dan slaagde ik er in, ap partementen te vinden, die mij In alien deele aanstonden. l'< heb ze gehuurd. En de concierge vroeg ik den gemachtigde van den huisbaas. O-, dien geeft men gewoonlijk bij dea Intrek in de woning 20 francs, en op nieuwjaar een kleinigheid. Dat alles is facultatief, maar men doet best, zich naar het plaatselijk gebruik te richten, niet All right II; ben nog niet verhuisd. De huur gaat den lsten September in, schoon ik reeds nu bet is een nieuw huis mijn nieuwe woon kan betrekken, indien ik zulks verkies. „Pour le be- soin de la cause" zij ook gemeld, dat men, volgens plaatselijk gebruik, na d9 verstrijking van het huurcontract, nog een halve maand voor niets in de woning kan blijven. Intusschen.... wat lk zeggen wildeovergebracht htb ik mijn huispenaten nog niét. Eergisteren bezichtigde ik de ka mers opnieuw, teneinde te bedenken, hoe ik ze zou inrichten en meubelen. Daar trad me de concierge we- dotom een van het schoone geslacht op xij en sprak Bij de entrée betaalt men de concierge. De heer van de zesde ver dieping heeft, mij 20 francs gegeven. Dus u, die de derde bewoont.... Ik heb het huurcontract in mijn zak. U ziet, dat ik hier nog niet in getrokken ben Hier zijn de 20 francs, we ar op u niet bepaald recht hebt. Maar abordeer me niet verder met dergelijke dingen en wacht liever de zaken op tijd af. Anders zou er op nieuwjaar- Best, meneer, excuseer me, sta melde ze gedweê. Hel schepsel Is nu uiterst vriende lijk er. gedienstig. Wellicht kunnen landgenooten, die zich metterwoon te Parijs wenschen te vestigen, profijt van deze mijne ervaringen, betreffende portiers ach neen, concierges trekken. OTTO KNAAP. Esperanto. XVIII. Groeten en Komplimenten. Goeden dag, mijnheerl Bonan tagon, sinjaro! Goeden avond, mevrouw! Bonan vesperon, sinjorinol Hoe vaart u? Kiel vi fartas? Dank u, goed, en u? Dankon, bone, kaj vi? Het gaat mij heel goed, dank tb Mi fartas bone ge, mi dankaa. Hoe gaat het met uw broeder? Goed hoop ik. Kiel fartas via frato? Bone mi es- peras. Gaat het thuis allen goed? Cu hejme ciuj bone fartas? Groet mijnheer R. van mij. Salutu sinjoron R. de mi. Wensch mevrouw het beste van mij. Memorigu min al sinjorlno via edzino. Dank u, ik zal het niet vergeten. Dankon, mi ne forgesos. Adieul Goeden nacht Adiaut Bonan noktonl Tot weerziensl Tot spoedig weer ziens! GIb la revldo! Gis baldauarevidol Tot Donderdag. Tot morgen. Gis jaudol Gis morgau. Tot van avondl Gis hodiau versperel Vaarwel beste vriend! Fartu bone, kar a amikol Goede 'relsl Bonan vojag-onJ Gij zult altijd welkom wezenl Vi dam estos bon venal Kom spoedig weer! Revenu baldaul In de „Bode", het orgaan van den Bond van Ned. Onderw. schrijft een der Redacteuren, de Heer E. J. van Det: Eenigen tijd geleden schreef ik een berichtje over een Esperanto-debat bij onze Berlijnsche Collega's. Naar aan leiding daarvan werd mij van ver schillende zijden 't een en ander over Esperanto toegezonden. Ik eindigde mijn berichtje indertijd met de veron derstelling, dat wij wellicht nog een maal een Internationaal tijdschrift voor T onderwijs in Esperanto zou den krijgen en wat bemerkte ik nu? Wel, een dergelijk tijdschrift bestaat reeds sedert November 1908. 't Is nog wel zeer bescheiden van omvang, maar 't bestaat toch. De titel luidt Internacia Pedagogia Revuo; ieder begrijpt dit op 't oog af. 't Is 't offi- cieele orgaan van een internationale onderwijzersvereeniging. T Eerste nummer bevat o.a. een artikel over 't onderwijs in Nederland door den heer Dreves Uitterdijk, die zich reeds zeer veel moeite en opofferingen ge troost heeft om 't Esperanto in ons land bekend te maken. Men begrijpt, dat lk mij verplicht voelde me eenigszins op de hoogte van de taal te stellen, voor lk er toe overging iets mede te deelen van *t vele, dat op dit gebied reeds bleek te bestaan. Ik moet erkennen, dat ik niet zonder vooroordeel er aan be gon. De ervaringen met Volapük in vroegere jaren opgedaan, waren nu juist niet aanmoedigend. Maar *t is zulk een schoon ideaal, een wereld taal, een universeel communicatie middel, dat ik mij over m'n tegenzin heenzette en zoo heb ik dan kennis gemaakt met T Esperanto. Wanneer ik er nu een en ander over zeggen ga, dan wil dit niets meer zijn dan de indruk van den nieuweling en in ge nen deele de critiek van den kenner. Maar die indruk ls er een van den aangonaamsten aard. 't Esperanto lijkt mij toe een model te zijn van een voud en schrandere vinding, zoodat lk mij heb afgevraagd, zou werkelijk 't probleem zijn opgelost? Zouden we eindelijk in 't bezit zijn gekomen van een middel van verkeer, dat in waar heid een geestelijken band kan slaan om alle volkeren? Zouden we nog eenmaal zoover komen, dat ieder mensch, maar dan ook iedereen, ne vens z'n moedertaal slechts één vreemde taal behoeft te leeren en dat wel met een minimum van insp ning, met een zoo geringe uitgave van intellectueele kracht, dat zij nauwe lijks in aanmerking komt? Zouden we al die massa tijd en kracht welke inzonderheid 't Neder- landsche volk besteedt aan T leeren of half-leeren van drie vreemde talen, kunnen besparen en aanwenden tot bestudeering van exacte wetenschap pen, tot oefening van hand en oog, tot ontwikkeling der vaardigheid, der smaak, ja, tot wat niet al? Laat ons echter nuchter blijven. We zijn nog niet zoover. Intusschen is er in het Esperanto een hulpmiddel gevonden, dat ons ze ker een grooten stap nader kan bren gen tot dit ideaal. Ik roemde reeds zijn eenvoud en deze is zoo groot, dat de geheele grammatica wel haast op een bladzij de plaats kan vinden. Maar het an dere element eener taal nevens den bouw, de woordenschat, is even be wonderenswaardig eenvoudig. Laat ik eerst wat van de spraak kunst vertellen. Er zullen waarschijn lijk nog wel onder m'n collega's zijn voor wie zij nieuw is. 't Esperanto bestaat uit een twee duizendtal stamwoorden die door ver schillende uitgangen verschillende beteekenissen kunnen krijgen. De uit gang o is die der zelfstandige naam woorden, de a voor de bijv. naam woorden, de e voor de bijwoorden, de 1 voor de werkwoorden, de u is be stemd om sommige werkwoordelijke afleidingsvormen te maken, bijv. de gebiedende wijs. Nemen wij bijv. de stam viv dan is la vivo 't leven, viva levendig of druk en viv/ leven (werkw.) Weet men nu nog, dat 't lidwoord van bepaaldheid a 11 ij d la is en dat de werkwoorden geen persoonsvar- men hebben, maar in den tegenw. tijd op a s, in den verl. tijd op i s en in den toekomenden tijd op o s uit gaan, dan kent men reeds een be langrijk deel van de spraakkunst. Feitelijk kan men nu met behulp van een woordenboek al lezen. Denk nu eens hoe ge bij T Fransch leeren 't werkwoord t r e ingesukkeld zijt en eerst 'n massa zinnetjes er mede hebt moeten doorworstelen voor ge iets van de vervoeging der regelmatige werkwoorden kondt gaan lezen. Ge kunt nu al dadelijk 't werkwoord ge bruiken en even goed lezen: „De knaap schrijft goed" als „de knaap is goed," ge moet natuurlijk de stam men der werkwoorden opzoeken. Luister nu maar: La knabo skribas bone en La knabo estas bona. Een kind kan 't begrijpen. De geheele verbuiging der zelfrt. naamw. komt hierop neer, dat het meervoud gevormd wordt door een j achter 't enkelvoud te voegen de ac cusatief zonder voorzetsel door een n achter 't zelfst. naamw. te plaatsen. Het vrouwelijk vormt men door den uitgang in. Ziezoo, nu weet ge alles van de zelfst. naam. La knaho estas bona de knaap is goed. La knablno estas bona 't meisje is goed. La knaboj estas bonaj de knapen zijn goed. La knabonaj estas bonaj de meis jes zijn goed. La knabo sk'ribos leteron de knaap schrijft een brief. 't Lidwoord van eenheid wordt, zoo als men ziet, niet gebruikt. La knabinoj skribis leterojn da meisjes schreven brieven. Ik heb er nog niet bij verteld, dat de uitspraak over 't geheel gelijk is aan de Nedevlandsche met den na druk op den voorlaatsten lettergreep; ieder kan dus 't bovenstaande gemak kelijk correct lezen. Maar komaan, 't was niet mijn doel een. Esperanto-spraakkunst te schrij ven. Ik wilde slechts een enkel voor beeld geven van den slmpelen bouw en den ingenieuzen eenvoud dezer taal. Wie «r meer van weten wil ne me het leerboek van den maker, Dr. L. Zamenhof of het „Eenvoudig Leer boek der Wereldtaal „Esperanto", door J. Bulthuis, Uitgevers-vereeni- ging „Vrede', Den Haag 1908. Ik heb hierboven reeds gezegd, dat deze opmerkingen slechts den indruk van den nieuweling weergeven. Het schijnt mij toe, dat er ook wel moei lijkheden in zijn, vooral voor hen, die geen vreemde talen geleerd heb ben. Zoo bijv., bij de vervoeging van de werkwoorden, vooral de vorming van de samengestelde tijden. Naar luid van verschillende berichten zou den echter ongeschoolde personen do taai gemakkelijk aangeleerd hebben. Een schrijver in 't Esperanto-bulletin deelt mede, dat in de Algemecne Haagsche Arbeiders „Esperanto- Club" vele arbeiders gevonden wor den, die 't Esperanto uitstekend le zen en begrijpen, er in correspondee- ren en 't, zij 't ook minder gemakke lijk, spreken. Ook schijnt 't mij toe, dat de gro«- le eenvoud een beletsel kan zijn vooi 't weergeven van fijnere nuances, zoo dat 't Esperanto, indien ik mij hierin niet bedrieg, niet de meeste geschikt heid zou bezitten tot 't vertolken van bellettrie. Met opzet zeg ik dit zeer voorzichtig, ten eerste ontbreekt mij voldoende kennis om het als een be paald oordeel te kunnen uitspreken en ten tweede vind ik in den catalo gus der Libraire de l'Esperanto van G. Warnier en Co., Rue Montmarto 16 te Parijs een zoo statige rij van werken op allerlei gebied, dat ik eï eenvoudig versteld van heb gestaan. Filosófie, godsdienst, sociale weten schappen, literatuur van alle moge lijke volken, geschiedenis, geografie, reisbeschrijvingen, alles is er verte genwoordigd. De namen der groote schrijvers vindt men bijna alle in d.czen catalo gus terug: Shakespeare, Byron, Bu- nyan, Edg. Poe, Andersen, Chateau, Briand, Coppée, Daudet, Schiller, Götho, euz. Men behoeft niet te vragen of do studie van het Esperanto reeds groo te uitgebreidheid hoeft verkregen* Welk een afzetgebied toch, moet er niet zijn, om de uitgave dier honder den werken loonend te maken. Een volgenden keer zal ik eens iets vertellen van den omvang, die de be oefening van het Esperanto heeft be reikt. Ik geloof, dat de tijd gekomen Is, dat ook de onderwijzers hun aan dacht aan deze taal gaan besteden. Men zal verbaasd staan, hoezeer zij al in 't leven ls doorgedrongen. Zij, die alsnog aan een cursus ÏB het Esperanto wenschen deel te no men, gelieven zich bij ondergeteeken- de aan te melden vóór 1 September a.s. J. II. W. HABERMEIIL, CCXCVIL Nazomer! 't Wordt al weer wat drukker In de stad. De slechte zomer zal er wel het zijne bijdoen, dat de kleine burgers, Naar hot Engelsch, door Barones Orczy- (01 De abt hielp haar om den getmprovl- Beerden scheidingsmuur weer weg te nemen dezelfde vriendelijke fijnge voeligheid, di© hem er toe gebracht had dien muur op te bouwen, hield hem er nu van terug tot haar te spre ken, bij wilde haar in haar wanhoop m smart niet storen. Wat later dwong zij zichzelf weer tot, spreken, en vroeg den ouden man zijn naam. Mijn naam ia Foucquet, ant woordde hij. Jean Baptists Foucquet, weleer priester van de St. Jozefkerk te Boulogne. FoucquetDit was de abt Foucquet, tie trouwe vriend en dienaar van de familie De Marny Marguérite keek hem met groote, vragende oogen aan. Wat een wereld yan herinneringen kwam bij haar op, op het geluid van dien naam. Haar mooi tehuis te Richmond, haar leger bedienden en gasten, Zijne Ko ninklijke Hoogheid aan haar zijde, le ven in vrij, blijmoedig, gelukkig En geland.... hoe oneindig ver scheen dat alles nu weg. Zij hoorde duidelijk het geluid van een gerekte, eigenaardige zachte stem en een half verlegen, vroolijken lach, dl© haar o I zoo onbe schrijflijk dierbaar was. Re denk, dat een klein zeereisje en Engelsche lucht den abt Foucquet wel zullen bevallen, lieve, en ik ben alleen maar van plan hem te vragen het Kanaal met mii. over te steken.... Ode opgewektheid en het ver trouwen, uitgedrukt in die woorden 1 de moed I de eerzucht - de trotsen de zachte, heerlijke lucht van den ouderwetschen tuin om haar heen, den bedwelmenden geur van late ro zen eo van héliotroop En nu een kleine gevangeniscel, en dat aandoenlijke, kleine wezen daar, met bevende handen en door tranen verduisterde oogen, die machtigste en meest meedoogenlooze cipier, dien 't listig brein van haar doodelijke vijan den met mogelijkheid had kunnen be denken. Toen sprak zij met hem over Juliette Marny. De abt wist niet, dat het Mlla. De Marny gelukt was veilig Engeland te bereiken, en was overge lukkig, dat te hooren. Hij vertelde aan Marguérite de ge schiedenis van de Marny-juweelen, hoe hij ze veilig had opgeborgen ln de onderaardsche gewelven van zijne kleine kerk, totdat de Vergadering aan de Conventie had bevolen alle kerken te sluiten. Tot nu toe ls hèt met mij nog niet verder gekomen dan tot de ge vangenis, ging de oude man eenvou dig voort, maar de gevangenis heeft mij even hulploos geonaakt als de guiL lotine dat zou gedaan hebben, want de kerk van St. Jozef ls geplunderd, en de juweelen, die ik met mijn leven bewaakt zou hebben, zijn gestolen. Maar het was blijkbaar een groot ge noegen voor den abt over het geluk van Juliette de Marny te spreken. Vaag had hij in zijn klein provincie stadje hooren spreken over den moed en den durf van den Rooden Pimper nel, en schreef de veiligheid van Ju liette aan hem toe. De goede God zal hem en da zij nen beloonen, voegde de abt Foucquet er met zijn ernstig, onwankelbaar ge loof aan toe. Marguérite zuchtte en voor t eerst in deze vreeselijk opwindende crisis voelde zij weldadige tranen in hare oogen opkomende pijnlijke span ning van hare zenuwen werd verbro ken. Zij ging naar den ouden man toe, nam zijn gerimpelde hand ln de hare. en naast hom op haar knieën vallend, brak haar overvol gemoed in een stroom van tranen los. HOOFDSTUK XX. Triomf., De dag, waarop de brief van Chau- velin ontvangen werd door de leden van het Comité van Algemeen Welzijn was er werkelijk een van groote vreugde. De „Moniteur" zegt ons, dat in de zitting van 22 September 1793 of 1-er Vendémiaire van het jaar I, werd besloten, dat zestig gevangenen niet geheel schuldig werden bevon den van verraad tegen de Republiek dat zij alleen maar verdacht wa ren en nu in vrijheid gesteld zou den worden. Zestig.... eenvoudig bij het nieuws van de mogelijke inhech tenisneming van den Rooden Pimper nel. Het Comité was geneigd groot moedig te zijn. Wreedheid moest op 't oogen blik achterstaan bij de onuit sprekelijke vreugde over dezen, weer- galoozen triomf. Een schitterende prijs zou ln han den vallen van hen die voor het wel zijn van het volk te zorgen hadden. Robespierre en zijn aanhangers go- noten, en zestig personen hadden re den met hen te genieten. Er werden al plannen op touw gezet voor nationale feesten en genade verleenen ln 't groot als die onbeschaamde Engelsch- man eindelijk in hun handen gevallen zou zijn. Genade in *t groot, die later gemak kelijk weer kon worden Ingetrokken 1 Zelfs met deze zestig was het een voudig uitstel van executie. De leden van het Salut Public lieten eenvoudig even de teugels wat los, waren voor het oogenbLik grootmoedig, volkomen bereid om ze later weer des te strak ker aan te halen. Laten wij ons intusschen hartelijk verheugen De Roode Pimpernel ls In Frank rijk, of zal daar heel spoedig zijn, en op een bepaalden dag zal hij heel kalm de soldaten van de Republiek in do armen loopen, zich gevangen laten nemen en laten guillotineeren. Engeland is in oorlog met ons, daar om is er verder niets van dat land te vreezen. Wij mogen lederen En- geischman, dien wij te pakken kun nen krijgen, ophangen, en Engeland zou niets meer kunnen doen dan het op dit oogenblik doet; onze havens borabardeeren, bluffen en dreigen, met Vlaanderen, Oostenrijk en Sardi nië. Komaan I Schooner kans is er nooit geweest 1 De Roode Pimpernel is mis schien op dit oogenblik al aan onze kust! Onze lastigste, hinderlijkste vij and sal spoedig in onze handen zijn. De brief van Burger ChauveLin laaf aan duidelijkheid n'ets te wenschen over „Ik garandeer u, Burger Ro bespierre, en den Leden van do Revolutionaire Regeeriug, die mij met deze gewichtige zending heb ben belast.....-" De dikke lippen van Robespierr® krulden zich tot een sarcastisch lach je. De pen van Burger Chauvelinwas altijd bloemrijk van stijl„mij met deze gewichtige zending hebben bo- last". is een eigenaardige manier om' een beve] te beschrijven, dat als het niet opgevolgd werd den dood ten ge volge zou hebben- Maar enfin "dat vier dagen na dezen datum, éen uur na zonsonder gang, de man die bekend Js onder den geheimxinnigen naam van den Rooden Pimpernel op de Zui delijke bolwerken van Boulogne, aan den Zuidelijksten boek dor stad zal zijn." Vier dagen van dezen datum af'en de brief van Burger Chauve- lin ls gedateerd op den löden Septem ber 179X iWordt vervolgd)-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5