HAARLEM'S DAGBLAD.
Siaarlemsche
Handehver eenigSng
Amsterdamsche Kont.
FEUILLETON
De roode Pimpernel
in Gevaar.
Qoedgek. by Kon, Boil. Tan 12 Hoy, 1899.
De Haarlemsche Handelsvercenl-
ging hier ter stede, opgericht 10 Mei
1892, heeft in den loop van den tijd
wel haar recht van bestaan bewezen.
In zeer vele gevallen, zaken van ver
schillenden aard betreffende, la zij
opgetreden en dikwijls met groot
•uccès. Jammier echter, dat men alge
meen niet meer blijk geeft, dit te
waardeeren, door als lid der Vereent;
ging toe te treden. Er zijn wel meer
dan 600 leden, maar dat Is niet vol
doende. Elk handelaar, neringdoen
de, ja zelfs particulieren, moesten lid
.worden, om ten minste te laten gevoe
len, dat men het werk op prijs stelt,
dat de Haarlemsche Handelsvereeni-
glng steeds opneemt als doende, wat
hare hand vindt om te doen.
De voordeelen die de Vareen iging
buiten hare bemoeiingen van ver
schillenden aard, haren leden aan
biedt, zijn zeer vele en zeer groote
tegenover de geringe jaarlijksche
contributie van 3.50, die gevraagd
wordt.
De Haarlemsche Handelsvereenl-
ging bemoeit zich in de eerste plaats
er mede, de belangen van hare leden
te bevorderen, door onwillige beta
lers voor hen tot betaling aan te
manen en informatiên voor hen In te
winnen. Bovendien hebben de leden
het recht, het hun gratis te verstrek
ken advies van den rechtsgeleerden
adviseur der Vereenlging te vragen,
die ook in proceduren en faillisse
menten gratis voor ben optreedt, na
tuurlijk alleen voor zaken betreffende
den handel en het bedrijf der leden.
Als proef kunnen voortaan nieuwe
leden voor een half jaar worden aan
genomen, doch slechts het 2e halfjaar
(van 1 November tot en met 30 April)
ad f 1.75 de halve contributie.
Rechtsgeleerde adviseurs der Ver-
eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de
Haan Hugenholtz en A. H. J. Merens,
Spaame 94, alhier, die voor de leden
eiken werkdag van 24 uur des na
middags zijn te spreken.
Het bureau der Vereeniglng is ge
vestigd Jansweg 11.
Voor incasso's door bemiddeling
der Vereenlging wordt een vast
recht van 5 pet. der vordering bere
kend.
Bovendien moet 10 cent voor port
steeds worden bijgevoegd, bij inzen
ding van vorderingen door bemidde
ling der advocaten te innen.
De kosten van informatiên naar
buiten de stad woonachtige personen
bedragen 60 ets. per informatie, plus
vijf cents porto-vergoeding. Informa
tion naar binnen de stad wonende
personen worden gratis verstrekt.
Pretentiën op buiten de stad wo
nende personen warden niet behan
deld, wanneer niet 10 ets. voor pcxrto-
vergoeding is toegevoegd.
Ruim 1748 informatiên en rechts
geleerde adviezen werden in het ai-
ge Io open jaar gegeven.
In Juni en Juli 1909 zijn 50 vorde
ringen tot een bedrag van 952.81 1/2
betaald; 13 vorderingen worden afbe
taald, 10 ^vorderingen zijn uitgesteld.
Volgens* art. 7 dient het geheim der
lijsten van wanbetalers ongeschon
den te blijven.
Alle brieven, aanvragen, reclames
of wat ook, moeten worden geadres
seerd aan het bureau, dat geopend
is dagelijks van 's morgens 9 tot 1 uur
en 's namiddags van 2 tot 4 uur,
waar dan ook verdere inlichtingen
xijn te bekomen.
Het Bestuur heeft bemerkt, dat men
soms meent, dat men, hoewel geen
lid dei* H. H. V., toch van haar infor
matiên kan bekomen, en brengt nu
nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis
dat alleen aan leden der Vereenlging
informatiên door haar worden ver
strekt, en dat voor informatiên op
hier ter stede woonachtige personen
nooit betaling mag worden gevor
derd.
HET BESTUUR.
PARIJSCHE BRIEVEN.
XCVL
Of de komkommertijd den Journa
listen een ellendig seizoen is?...
Nou.
Daar begint me zoowaar zelfs een
Fransche chroniqueur zijn artikel
met de volgende alinea:
„Laten wij er over spreken... Waar
over?... Over de warmte1 voor den
drommell"
En de man schrijft een betrekke
lijk lang, lezenswaardig artikel over
ijs-
Kort geleden, ln de maand Augus
tus, ben ik in Holland geweest. Het
was er 's avonds koud, bepaald koud.
Een overjas bleek geen ondienstig
voorwerp te zijn. Doux paysl
Hollandsche journalisten moeten
nu maar over vuur schrijven..
Maar waar wilde lk zélf (ikke) het
toch weer over hebben?...
O ja, het is nu heel erg warm te
Parijs. Na een Julimaand van stort
regen, kletterregen, motregen,
weerswolken en donder de arme
boekenstalletjes-menschen op de Sel-
ne-kade klaagden mij hun nood is
eindelijk de warmte gekomen, plotse
ling en fel. Er schijnen hier men-
schen van of aan gestorven te zijn. Je
hoort er nooit over spreken, maar de
kranten beweren het. En wat in de
krant staat
Ik weet alleen maar, dat ik, die
het de laatste week dubbel warm heb
gehad, niet aan de warmte gestorven
ben.
Dubbel warm...
Ja, lezer, ge moet weten, dat lk ga
verhuizen. Ik ga... hm... grooter wo
nen. Moet grooter wonen. Dat kan,
nietwaar, dat kan..
En bij het zoeken naar geschikte
appartementen welgelegen, ruim
en voorzien van alle moderne gemak
ken (schoon niet weelderig, want de
Koningin der Aarde heeft geen luxi-
eus hofhoudinkje) heb ik tallooze
trappen moeten be- en afklimmen.
En bij die gelegenheden heb ik ken
nis gemaakt mot ettelijke Parijsche
concierges.
Vroeger heetten de concierges
woonweg „portiere". Slechts de bewa
kers van paleizen en gevangenissen
werden toen „concierges" genoemd.
Thans, reeds sedert "n jaar of dertig,
meen ik, laten alle portiers zich „con
cierge" noemen. En door die veran
dering van benaming moet de betrek
king in aanzien en gewicht zijn toe
genomen.
Mag ik de appartementen eens
zien, portier? vroeg ik in een van de
woningen aan den... concierge.
Br bestaat hier geen portier,
antwoordde de rekel me, met een ge
zicht, alsof ik hem meters diep had
beleedigd.
Ik heb de appartementen daar
maar niet bekeken.
Een vrouwelijke concierge ln een
andere woning liet mij vertrekken
zien, die nog bewoond waren. Het
was er erg rommelig en het rook er
zeer onaangenaam enfin, dat kon
aan den toenmaligen huurder en zijn
familie liggen. Doch bovendien wa
ren de kamers klein, donker en be
dompt.
Het spijt me zeer, sprak ik met
mijn vriendelijkst geluid, maar de
kamers zijn me wat te klein.
Het vrouwelijke huis-Cerberusje
kruiste toen de armen manhaftg over
de borst en stootte woest de volgen
de woorden uit:
Te groot en te duur, wilt u zeg
gen.
Ik kreeg een socratisch gevoel
over mij en strompelde weemoedig de
trappen af.
Aan concierge numero drie vroeg
ik
Hoeveel doen de appartementen,
die te huur staan
Achttienhonderd franca
Mag ik ze zien
Zij want het was er ook een van
het zachte geslacht scheen niet
veel zin te hebben om mij naar de
vertrekken te leiden. Het mormel ant
woordde niet en stond evenmin op.
„Geen spekje voor jouw bekje",
scheen ze te denken. En ik had toch
mijn chicste pak aan; erg fijn goed
en „up to date" van sndt. Den prijs
ben ik vergeten.
Portier.... pardon, concierge num
mer vier was een man. Een man ge
wéést eigenlijk. Hij was een zwaar-
gerimpelde, aftandscho grijsaard, die
met zijn hoofd voortdurend „neen"
scheen te schudden. Zijn gang was,
gelijk de door Homerus beschreven
koeien, waggelvoetig.
Mag ik de vertrekken zien?
Als u een dame was, ja, mum
melde de mummie, terwijl hij zijn
tandeloozen mond plooide, alsof hij
wilde glimlachen.
Hoezoo
In dit huis wonen alleen maar
dames. Allemaal dames.
Verlegen ging ik heen.
De tocht op zoek naar niet naar
een „position sociale", gelijk eertijds
Jéróme Paturot, doch naar vrij wat
minder, naar een nieuw dak die
tocht begon me ten zeerste de keel uit
te hangen. Maar ik moest verder, of
ik wilde of niet. Heb ik u óók al ge
zegd, dat ik 's winters geen steenen
Vloer meer onder de voeten wil heb
ben, zelfs al heeft er indertijd de be
roemdste maarschalk Maurits van
Saksen over geloopen.
Gelukkig, dank zij de hierboven ver
telde ervaring misschien, verloor ik
langzamerhand mijn aangeboden ti
miditeit in het gesproken woord in
het geschreven woord ben ik ietwat
braniër en begon ik allengs in te
zien, dat iemand, wiens hoofdbezig
heid bestaat in het trekken aan een
koord, waarmede dan een deur open
gaat. welbeschouwd mijn meerdere
niet is. Gelukkig, zeg ik, want nu
ging het anders.
Overal waai- ik verder kwam, bo-
fen de portiers en portiersters als
nipmessen voor me. Mijn aange
waaide fiksche, ferme spraak de be
sliste toon, waarop ik mij uitte; de
gemaakte onverschilligheid, waarme
de ik de hoogste huurprijzen aanhoor
de dat alles imponeerde de heeren
deurbewaarders. En wanneer ik na
bezichtiging dar vertrekken, zeiue,
dat ik beslissen zou, als ik een ge
noegzaam aantal appartementen had
bezichtigd, voegden zij mij, allen zon
der onderscheid, onderdanig toe
Tot uw dienst, meneer. Ik ben
overtuigd, dat u nergens zoo goed te
recht bent als hier.
Er schijnt een soort van overeen
komst in terminologie onder de Parij
sche concierges te zijn.
Het alleronderdanigst werd ik ont
vangen door een concierge van een
woning op den Boulevard Samt-Gor-
main. De te huur staande verdieping
bestond uit eventjes acht vertrekken.
Er was gas- èn electrisch licht. De
huur bedroeg 3500 francs.
Behoef ik wij zijn journalisten
onder elkaar, wat te zeggen, dat
dat nu eerst recht geen spekje
enz. was Een rillend gebaar van
mij. bij het vernemen van den hoogen
huurprijs, scheen de aldoor strijkages
makende concierge evenwel misver
staan te hebben. Want. met iets als
spijt oi> zijn gezicht, sprak de goede
man
- Ja, u zult wel vinden, dat er
eeu badkamer en een dienstbodentrap
aan ontbreken, maar hiernaast is een
badhuió en een dienstbodentrap is
toch eigenlijk een overtollig iets.
Waarvoor zag de stumper me toch
aan Voor een Japanschen gezant
Of vooi een Siameeschen prins De
hemel moge hot weten.
Zak ei is het in elk geval, dat d i e
ooncierge er een „domestique" op na-
hiel i.
- Jean 1 riep hij, leid meneer
uit.
Jtan maakte een buiging voor den
concierge, een diepere plus een strijk-
pas voor mij en bracht mij naar de
mooie voordeur, die ik heel zwaar
achter me voelde dichtgaan.
Eindelijk dan slaagde ik er in, ap
partementen te vinden, die mij In
alien deele aanstonden.
l'< heb ze gehuurd.
En de concierge vroeg ik den
gemachtigde van den huisbaas.
O-, dien geeft men gewoonlijk bij
dea Intrek in de woning 20 francs,
en op nieuwjaar een kleinigheid. Dat
alles is facultatief, maar men doet
best, zich naar het plaatselijk gebruik
te richten, niet
All right
II; ben nog niet verhuisd. De huur
gaat den lsten September in, schoon
ik reeds nu bet is een nieuw huis
mijn nieuwe woon kan betrekken,
indien ik zulks verkies. „Pour le be-
soin de la cause" zij ook gemeld, dat
men, volgens plaatselijk gebruik, na
d9 verstrijking van het huurcontract,
nog een halve maand voor niets in
de woning kan blijven. Intusschen....
wat lk zeggen wildeovergebracht
htb ik mijn huispenaten nog niét.
Eergisteren bezichtigde ik de ka
mers opnieuw, teneinde te bedenken,
hoe ik ze zou inrichten en meubelen.
Daar trad me de concierge we-
dotom een van het schoone geslacht
op xij en sprak
Bij de entrée betaalt men de
concierge. De heer van de zesde ver
dieping heeft, mij 20 francs gegeven.
Dus u, die de derde bewoont....
Ik heb het huurcontract in mijn
zak. U ziet, dat ik hier nog niet in
getrokken ben Hier zijn de 20 francs,
we ar op u niet bepaald recht hebt.
Maar abordeer me niet verder met
dergelijke dingen en wacht liever de
zaken op tijd af. Anders zou er op
nieuwjaar-
Best, meneer, excuseer me, sta
melde ze gedweê.
Hel schepsel Is nu uiterst vriende
lijk er. gedienstig.
Wellicht kunnen landgenooten, die
zich metterwoon te Parijs wenschen
te vestigen, profijt van deze mijne
ervaringen, betreffende portiers
ach neen, concierges trekken.
OTTO KNAAP.
Esperanto.
XVIII.
Groeten en Komplimenten.
Goeden dag, mijnheerl
Bonan tagon, sinjaro!
Goeden avond, mevrouw!
Bonan vesperon, sinjorinol
Hoe vaart u?
Kiel vi fartas?
Dank u, goed, en u?
Dankon, bone, kaj vi?
Het gaat mij heel goed, dank tb
Mi fartas bone ge, mi dankaa.
Hoe gaat het met uw broeder? Goed
hoop ik.
Kiel fartas via frato? Bone mi es-
peras.
Gaat het thuis allen goed?
Cu hejme ciuj bone fartas?
Groet mijnheer R. van mij.
Salutu sinjoron R. de mi.
Wensch mevrouw het beste van mij.
Memorigu min al sinjorlno via
edzino.
Dank u, ik zal het niet vergeten.
Dankon, mi ne forgesos.
Adieul Goeden nacht
Adiaut Bonan noktonl
Tot weerziensl Tot spoedig weer
ziens!
GIb la revldo! Gis baldauarevidol
Tot Donderdag. Tot morgen.
Gis jaudol Gis morgau.
Tot van avondl
Gis hodiau versperel
Vaarwel beste vriend!
Fartu bone, kar a amikol
Goede 'relsl
Bonan vojag-onJ
Gij zult altijd welkom wezenl
Vi dam estos bon venal
Kom spoedig weer!
Revenu baldaul
In de „Bode", het orgaan van den
Bond van Ned. Onderw. schrijft een
der Redacteuren, de Heer E. J. van
Det:
Eenigen tijd geleden schreef ik een
berichtje over een Esperanto-debat bij
onze Berlijnsche Collega's. Naar aan
leiding daarvan werd mij van ver
schillende zijden 't een en ander over
Esperanto toegezonden. Ik eindigde
mijn berichtje indertijd met de veron
derstelling, dat wij wellicht nog een
maal een Internationaal tijdschrift
voor T onderwijs in Esperanto zou
den krijgen en wat bemerkte ik nu?
Wel, een dergelijk tijdschrift bestaat
reeds sedert November 1908. 't Is nog
wel zeer bescheiden van omvang,
maar 't bestaat toch. De titel luidt
Internacia Pedagogia Revuo; ieder
begrijpt dit op 't oog af. 't Is 't offi-
cieele orgaan van een internationale
onderwijzersvereeniging. T Eerste
nummer bevat o.a. een artikel over 't
onderwijs in Nederland door den
heer Dreves Uitterdijk, die zich reeds
zeer veel moeite en opofferingen ge
troost heeft om 't Esperanto in ons
land bekend te maken.
Men begrijpt, dat lk mij verplicht
voelde me eenigszins op de hoogte
van de taal te stellen, voor lk er toe
overging iets mede te deelen van *t
vele, dat op dit gebied reeds bleek te
bestaan. Ik moet erkennen, dat ik
niet zonder vooroordeel er aan be
gon. De ervaringen met Volapük in
vroegere jaren opgedaan, waren nu
juist niet aanmoedigend. Maar *t is
zulk een schoon ideaal, een wereld
taal, een universeel communicatie
middel, dat ik mij over m'n tegenzin
heenzette en zoo heb ik dan kennis
gemaakt met T Esperanto. Wanneer
ik er nu een en ander over zeggen
ga, dan wil dit niets meer zijn dan de
indruk van den nieuweling en in ge
nen deele de critiek van den kenner.
Maar die indruk ls er een van den
aangonaamsten aard. 't Esperanto
lijkt mij toe een model te zijn van een
voud en schrandere vinding, zoodat
lk mij heb afgevraagd, zou werkelijk
't probleem zijn opgelost? Zouden we
eindelijk in 't bezit zijn gekomen van
een middel van verkeer, dat in waar
heid een geestelijken band kan slaan
om alle volkeren? Zouden we nog
eenmaal zoover komen, dat ieder
mensch, maar dan ook iedereen, ne
vens z'n moedertaal slechts één
vreemde taal behoeft te leeren en dat
wel met een minimum van insp
ning, met een zoo geringe uitgave van
intellectueele kracht, dat zij nauwe
lijks in aanmerking komt?
Zouden we al die massa tijd en
kracht welke inzonderheid 't Neder-
landsche volk besteedt aan T leeren
of half-leeren van drie vreemde talen,
kunnen besparen en aanwenden tot
bestudeering van exacte wetenschap
pen, tot oefening van hand en oog,
tot ontwikkeling der vaardigheid, der
smaak, ja, tot wat niet al?
Laat ons echter nuchter blijven. We
zijn nog niet zoover.
Intusschen is er in het Esperanto
een hulpmiddel gevonden, dat ons ze
ker een grooten stap nader kan bren
gen tot dit ideaal.
Ik roemde reeds zijn eenvoud en
deze is zoo groot, dat de geheele
grammatica wel haast op een bladzij
de plaats kan vinden. Maar het an
dere element eener taal nevens den
bouw, de woordenschat, is even be
wonderenswaardig eenvoudig.
Laat ik eerst wat van de spraak
kunst vertellen. Er zullen waarschijn
lijk nog wel onder m'n collega's zijn
voor wie zij nieuw is.
't Esperanto bestaat uit een twee
duizendtal stamwoorden die door ver
schillende uitgangen verschillende
beteekenissen kunnen krijgen. De uit
gang o is die der zelfstandige naam
woorden, de a voor de bijv. naam
woorden, de e voor de bijwoorden, de
1 voor de werkwoorden, de u is be
stemd om sommige werkwoordelijke
afleidingsvormen te maken, bijv. de
gebiedende wijs. Nemen wij bijv. de
stam viv dan is la vivo 't leven,
viva levendig of druk en viv/
leven (werkw.)
Weet men nu nog, dat 't lidwoord
van bepaaldheid a 11 ij d la is en dat
de werkwoorden geen persoonsvar-
men hebben, maar in den tegenw.
tijd op a s, in den verl. tijd op i s en
in den toekomenden tijd op o s uit
gaan, dan kent men reeds een be
langrijk deel van de spraakkunst.
Feitelijk kan men nu met behulp van
een woordenboek al lezen. Denk nu
eens hoe ge bij T Fransch leeren 't
werkwoord t r e ingesukkeld zijt en
eerst 'n massa zinnetjes er mede hebt
moeten doorworstelen voor ge iets
van de vervoeging der regelmatige
werkwoorden kondt gaan lezen. Ge
kunt nu al dadelijk 't werkwoord ge
bruiken en even goed lezen: „De
knaap schrijft goed" als „de knaap
is goed," ge moet natuurlijk de stam
men der werkwoorden opzoeken.
Luister nu maar: La knabo skribas
bone en La knabo estas bona. Een
kind kan 't begrijpen.
De geheele verbuiging der zelfrt.
naamw. komt hierop neer, dat het
meervoud gevormd wordt door een j
achter 't enkelvoud te voegen de ac
cusatief zonder voorzetsel door een n
achter 't zelfst. naamw. te plaatsen.
Het vrouwelijk vormt men door den
uitgang in. Ziezoo, nu weet ge alles
van de zelfst. naam.
La knaho estas bona de knaap
is goed.
La knablno estas bona 't meisje
is goed.
La knaboj estas bonaj de knapen
zijn goed.
La knabonaj estas bonaj de meis
jes zijn goed.
La knabo sk'ribos leteron de
knaap schrijft een brief.
't Lidwoord van eenheid wordt, zoo
als men ziet, niet gebruikt.
La knabinoj skribis leterojn da
meisjes schreven brieven.
Ik heb er nog niet bij verteld, dat
de uitspraak over 't geheel gelijk is
aan de Nedevlandsche met den na
druk op den voorlaatsten lettergreep;
ieder kan dus 't bovenstaande gemak
kelijk correct lezen.
Maar komaan, 't was niet mijn doel
een. Esperanto-spraakkunst te schrij
ven. Ik wilde slechts een enkel voor
beeld geven van den slmpelen bouw
en den ingenieuzen eenvoud dezer
taal. Wie «r meer van weten wil ne
me het leerboek van den maker, Dr.
L. Zamenhof of het „Eenvoudig Leer
boek der Wereldtaal „Esperanto",
door J. Bulthuis, Uitgevers-vereeni-
ging „Vrede', Den Haag 1908.
Ik heb hierboven reeds gezegd, dat
deze opmerkingen slechts den indruk
van den nieuweling weergeven. Het
schijnt mij toe, dat er ook wel moei
lijkheden in zijn, vooral voor hen,
die geen vreemde talen geleerd heb
ben. Zoo bijv., bij de vervoeging van
de werkwoorden, vooral de vorming
van de samengestelde tijden. Naar
luid van verschillende berichten zou
den echter ongeschoolde personen do
taai gemakkelijk aangeleerd hebben.
Een schrijver in 't Esperanto-bulletin
deelt mede, dat in de Algemecne
Haagsche Arbeiders „Esperanto-
Club" vele arbeiders gevonden wor
den, die 't Esperanto uitstekend le
zen en begrijpen, er in correspondee-
ren en 't, zij 't ook minder gemakke
lijk, spreken.
Ook schijnt 't mij toe, dat de gro«-
le eenvoud een beletsel kan zijn vooi
't weergeven van fijnere nuances, zoo
dat 't Esperanto, indien ik mij hierin
niet bedrieg, niet de meeste geschikt
heid zou bezitten tot 't vertolken van
bellettrie. Met opzet zeg ik dit zeer
voorzichtig, ten eerste ontbreekt mij
voldoende kennis om het als een be
paald oordeel te kunnen uitspreken
en ten tweede vind ik in den catalo
gus der Libraire de l'Esperanto van
G. Warnier en Co., Rue Montmarto
16 te Parijs een zoo statige rij van
werken op allerlei gebied, dat ik eï
eenvoudig versteld van heb gestaan.
Filosófie, godsdienst, sociale weten
schappen, literatuur van alle moge
lijke volken, geschiedenis, geografie,
reisbeschrijvingen, alles is er verte
genwoordigd.
De namen der groote schrijvers
vindt men bijna alle in d.czen catalo
gus terug: Shakespeare, Byron, Bu-
nyan, Edg. Poe, Andersen, Chateau,
Briand, Coppée, Daudet, Schiller,
Götho, euz.
Men behoeft niet te vragen of do
studie van het Esperanto reeds groo
te uitgebreidheid hoeft verkregen*
Welk een afzetgebied toch, moet er
niet zijn, om de uitgave dier honder
den werken loonend te maken.
Een volgenden keer zal ik eens iets
vertellen van den omvang, die de be
oefening van het Esperanto heeft be
reikt.
Ik geloof, dat de tijd gekomen Is,
dat ook de onderwijzers hun aan
dacht aan deze taal gaan besteden.
Men zal verbaasd staan, hoezeer zij
al in 't leven ls doorgedrongen.
Zij, die alsnog aan een cursus ÏB
het Esperanto wenschen deel te no
men, gelieven zich bij ondergeteeken-
de aan te melden vóór 1 September
a.s.
J. II. W. HABERMEIIL,
CCXCVIL
Nazomer!
't Wordt al weer wat drukker In de
stad. De slechte zomer zal er wel het
zijne bijdoen, dat de kleine burgers,
Naar hot Engelsch, door
Barones Orczy-
(01
De abt hielp haar om den getmprovl-
Beerden scheidingsmuur weer weg te
nemen dezelfde vriendelijke fijnge
voeligheid, di© hem er toe gebracht
had dien muur op te bouwen, hield
hem er nu van terug tot haar te spre
ken, bij wilde haar in haar wanhoop
m smart niet storen.
Wat later dwong zij zichzelf weer
tot, spreken, en vroeg den ouden man
zijn naam.
Mijn naam ia Foucquet, ant
woordde hij. Jean Baptists Foucquet,
weleer priester van de St. Jozefkerk te
Boulogne.
FoucquetDit was de abt Foucquet,
tie trouwe vriend en dienaar van de
familie De Marny
Marguérite keek hem met groote,
vragende oogen aan. Wat een wereld
yan herinneringen kwam bij haar
op, op het geluid van dien naam.
Haar mooi tehuis te Richmond, haar
leger bedienden en gasten, Zijne Ko
ninklijke Hoogheid aan haar zijde, le
ven in vrij, blijmoedig, gelukkig En
geland.... hoe oneindig ver scheen dat
alles nu weg. Zij hoorde duidelijk het
geluid van een gerekte, eigenaardige
zachte stem en een half verlegen,
vroolijken lach, dl© haar o I zoo onbe
schrijflijk dierbaar was.
Re denk, dat een klein zeereisje
en Engelsche lucht den abt Foucquet
wel zullen bevallen, lieve, en ik ben
alleen maar van plan hem te vragen
het Kanaal met mii. over te steken....
Ode opgewektheid en het ver
trouwen, uitgedrukt in die woorden 1
de moed I de eerzucht - de trotsen
de zachte, heerlijke lucht van den
ouderwetschen tuin om haar heen,
den bedwelmenden geur van late ro
zen eo van héliotroop
En nu een kleine gevangeniscel, en
dat aandoenlijke, kleine wezen daar,
met bevende handen en door tranen
verduisterde oogen, die machtigste en
meest meedoogenlooze cipier, dien 't
listig brein van haar doodelijke vijan
den met mogelijkheid had kunnen be
denken. Toen sprak zij met hem over
Juliette Marny. De abt wist niet, dat
het Mlla. De Marny gelukt was veilig
Engeland te bereiken, en was overge
lukkig, dat te hooren.
Hij vertelde aan Marguérite de ge
schiedenis van de Marny-juweelen,
hoe hij ze veilig had opgeborgen ln
de onderaardsche gewelven van zijne
kleine kerk, totdat de Vergadering
aan de Conventie had bevolen alle
kerken te sluiten.
Tot nu toe ls hèt met mij nog
niet verder gekomen dan tot de ge
vangenis, ging de oude man eenvou
dig voort, maar de gevangenis heeft
mij even hulploos geonaakt als de guiL
lotine dat zou gedaan hebben, want
de kerk van St. Jozef ls geplunderd,
en de juweelen, die ik met mijn leven
bewaakt zou hebben, zijn gestolen.
Maar het was blijkbaar een groot ge
noegen voor den abt over het geluk
van Juliette de Marny te spreken.
Vaag had hij in zijn klein provincie
stadje hooren spreken over den moed
en den durf van den Rooden Pimper
nel, en schreef de veiligheid van Ju
liette aan hem toe.
De goede God zal hem en da zij
nen beloonen, voegde de abt Foucquet
er met zijn ernstig, onwankelbaar ge
loof aan toe.
Marguérite zuchtte en voor t eerst
in deze vreeselijk opwindende crisis
voelde zij weldadige tranen in hare
oogen opkomende pijnlijke span
ning van hare zenuwen werd verbro
ken. Zij ging naar den ouden man
toe, nam zijn gerimpelde hand ln de
hare. en naast hom op haar knieën
vallend, brak haar overvol gemoed in
een stroom van tranen los.
HOOFDSTUK XX.
Triomf.,
De dag, waarop de brief van Chau-
velin ontvangen werd door de leden
van het Comité van Algemeen Welzijn
was er werkelijk een van groote
vreugde. De „Moniteur" zegt ons, dat
in de zitting van 22 September 1793
of 1-er Vendémiaire van het jaar I,
werd besloten, dat zestig gevangenen
niet geheel schuldig werden bevon
den van verraad tegen de Republiek
dat zij alleen maar verdacht wa
ren en nu in vrijheid gesteld zou
den worden. Zestig.... eenvoudig bij
het nieuws van de mogelijke inhech
tenisneming van den Rooden Pimper
nel. Het Comité was geneigd groot
moedig te zijn. Wreedheid moest op
't oogen blik achterstaan bij de onuit
sprekelijke vreugde over dezen, weer-
galoozen triomf.
Een schitterende prijs zou ln han
den vallen van hen die voor het wel
zijn van het volk te zorgen hadden.
Robespierre en zijn aanhangers go-
noten, en zestig personen hadden re
den met hen te genieten. Er werden al
plannen op touw gezet voor nationale
feesten en genade verleenen ln 't
groot als die onbeschaamde Engelsch-
man eindelijk in hun handen gevallen
zou zijn.
Genade in *t groot, die later gemak
kelijk weer kon worden Ingetrokken 1
Zelfs met deze zestig was het een
voudig uitstel van executie. De leden
van het Salut Public lieten eenvoudig
even de teugels wat los, waren voor
het oogenbLik grootmoedig, volkomen
bereid om ze later weer des te strak
ker aan te halen.
Laten wij ons intusschen hartelijk
verheugen
De Roode Pimpernel ls In Frank
rijk, of zal daar heel spoedig zijn, en
op een bepaalden dag zal hij heel
kalm de soldaten van de Republiek
in do armen loopen, zich gevangen
laten nemen en laten guillotineeren.
Engeland is in oorlog met ons, daar
om is er verder niets van dat land te
vreezen. Wij mogen lederen En-
geischman, dien wij te pakken kun
nen krijgen, ophangen, en Engeland
zou niets meer kunnen doen dan het
op dit oogenblik doet; onze havens
borabardeeren, bluffen en dreigen,
met Vlaanderen, Oostenrijk en Sardi
nië.
Komaan I Schooner kans is er nooit
geweest 1 De Roode Pimpernel is mis
schien op dit oogenblik al aan onze
kust! Onze lastigste, hinderlijkste vij
and sal spoedig in onze handen zijn.
De brief van Burger ChauveLin laaf
aan duidelijkheid n'ets te wenschen
over
„Ik garandeer u, Burger Ro
bespierre, en den Leden van do
Revolutionaire Regeeriug, die mij
met deze gewichtige zending heb
ben belast.....-"
De dikke lippen van Robespierr®
krulden zich tot een sarcastisch lach
je. De pen van Burger Chauvelinwas
altijd bloemrijk van stijl„mij met
deze gewichtige zending hebben bo-
last". is een eigenaardige manier om'
een beve] te beschrijven, dat als het
niet opgevolgd werd den dood ten ge
volge zou hebben-
Maar enfin
"dat vier dagen na dezen
datum, éen uur na zonsonder
gang, de man die bekend Js onder
den geheimxinnigen naam van
den Rooden Pimpernel op de Zui
delijke bolwerken van Boulogne,
aan den Zuidelijksten boek dor
stad zal zijn."
Vier dagen van dezen datum
af'en de brief van Burger Chauve-
lin ls gedateerd op den löden Septem
ber 179X
iWordt vervolgd)-