HAARLEM'S DAGBLAD.
Baitenlandsch OverzicM
Binnenland
FEUILLETON
Be roode Pimpernel
in Gevaar.
DE NOORDPOOL ONTDEKT I
't Wordt waarschijnlijker, dat dr.
Cook inderdaad do geografische
noordpool ontdekt heeft J
Een Ainerikaansch blad weet al
eenige bijzonderheden over de expedi
tie mee te deelen.
't Verhaal van den pooltocht is t
Na een langdurigen strijd tegen
honger en koude, zijn wij (dr. Cook
vertelt het) er eindelijk In geslaagd
de Noordpool te bereiken. Een nieuwe
groote weg met een belangwekkende
levende natuur Is onderzocht, ver
blijfplaatsen vm groot wild, waar
over de jagers verrukt zullen zijn en
die den Eskimo-horizon uitbreiden,
«ju door ons gevonden.
Het land is ontdekt, waarop de
noordelijkste rotsen van de aarde rus
ten. Een driehoek, ter grootte van
80,000 vierkante mijlen, is gevoegd bij
liet tot dusverre bekende deel van de
wereld.
De expeditie wa3 het resultaat van
èen zomerkruLstocht in de Arcatische
zeeën. Het jacht „Bradley" had de
uiterste grens, tot waar gevaren kan
worden in Smiths Sond, bereikt op 't
einde van Augustus 1907. De omstan
digheden aldaar schenen gunstigvoor
een pooltocht. De heer John R. Brad
ley voorzag ons met groote mildheid
van geschikte provisie en mijn eigen
uitrusting, medegenomen om te die
nen in onvoorziene omstandigheden
bleek bij uitstek geschikt Yoor een
poolreis.
Op het Groenlandsche strand bij
Annootok waren een menigte Eski
mo's bijeengekomen voor de winter-
jacht op beren. Daar was een ontzag
lijke groote voorraad vleesch en te
vens waren bij het kamp een menigte
sterke honden te vinden. Alles trof
dus uitstekend, er was goed mate
riaal voor een uitrusting, geoefende
hulp, fUnke beweogkracht en alles,
wat verder noodig was op een punt
slechts 700 mijlen verwijderd van het
noordelijk centrum.
Van pakkisten word een huis en
een werkplaats getimmerd en de zeer
gewillige helpers uit dezen noordelij
ken stam, bestaande uit 250 man,
werden aan het werk gezet om het
probleem op te lossen, hoe de ge
schiktste uitrusting bijeen te brengen
was.
Reeds voordat do lange winternacht
teneinde was gekomen, waren wij ge
reed met de toebereidselen voor onze
onderneming en waren onze plannen
om een nieuwen weg te banen over
Grinnell Land en noordwaarts langs
do westkust daarvan naar de Poolzee
tot rijpheid gekomen. Kort nadat de
Poolnacht voorbij was, begon onze
campagne. Er werden eenige voorpos
ten uitgezonden om een weg te zoe
ken langs de Amertkaansche klisten
en tevens een jachtveld. Ten gevolge
van hevige stormen in Januari slaag
den zij daarin slechts ten deele.
Toen in 1908 de zon weder zicht
baar was geworden (19 Februari^ aan
vaardde de hoofd-expeditie den pool
tocht. Elf man en 103 honden, die 11
zwaar beladen sleden trokken, verlie
ten toen de kust van Groenland en
togen westwaarts over het brokkelige
ijs van Smith's Land.
De nachtelijke duisternis wond
Slechts door enkele uren daglicht on
derbroken. Het meest hadden wij van
de koude te lijden, toen wij over de
hoogte van Ellesmere afdaalden, in
'de richting van de Zuidzee. De tem
peratuur daalde tot 83 gr. C. onder
nul. Een groot aantal honden vroren
dood en de mannen hadden het bij de
hevige koude zwaar te verantwoor
den, spoedig echter vonden wij spo
ren van wild, en daarlangs een ge
makkelijke weg werd gebaand door
Manseri Sond naar Land's End.
Op dien tocht werden gescheten 101
muskusossen, 7 beren en 335 hazen. Op
18 Maart gingen wij van het eindpunt
van liet eiland Heiberg af de Poolzee
in. Zes Eskimo's keerden toen terug
met vier man en 46 honden, voorzien
van proviand voor 80 dagen.
Drie dagen later begon de tocht
over het circumpolacrie pakijs. We
derom werden twee Eskimo's terug
gezonden, slechts de 2 flinkste The en
Akwelsj benevens 26 honden werden
waardig gekeurd om den eindtocht
mede te maken. Voor ons lag een on
bekende weg van 460 mijlen, dien wij
moesten afleggen, alvorens wij het
ehiddoel zouden bereiken.
Gedurende de eerste dagen hadden
wij lange marschen te maken, maar
wij kwamen vrij geregeld vooruit. De
breede strook, die het landijs scheid
de van het centrale pakijs, werd be
trekkelijk vlug overschreden. Maar de
hevige koude en de aanhoudende
wind maakten ons het leven tot een
kwelling, en slechts nu en dan geno
ten wij eenig betrekkelijk comfort,
wanneer wij, ineengedoken in een
sneeuwhut, daar gedroogd vleesch en
talk nuttigden en daarbij heete thee
dronken.
Dagen lang, nadat wij het bekende
land uit het gezicht hadden verloren,
belette ons de zwaarbewolkte hemel
ons juist te orlenteeren. Op 30 Maart
echter was de lucht ietwat helderder
en over den mist in het westen heen
ontdekten wij een nieuw land.
Uit onze waarnemingen bleek, dat
wij ons bevonden op 84 gr. 47' breed
te en 86 gr. 36' lengte. De noodzake
lijkheid om spoedig voorwaarts te ko
men, belette ons onzen weg te verla
ten ten einde de kust te onderzoeken.
Hier zagen wij de laatste sporen
van vasten grond. Verderop was niets
vasts meer te bemerken. Zonder op
onthoud bewogen wij ons voort door
de eentonigheid van een ijszee, die
voortdurend in beweging was.
Hier leefde geen enkel dierlijk
schepsel meer, wij ontdekten zelfs
geen voetsporen meer van beren en
geen holen van vischottera Zelfs de
microscopische wezens, die anders de
diepte bevolken, bevonden zich hier
niet langer onder ons.
Een wonder was het haast, dat de
voortdurende aanblik van de bewege
lijke ijswoestenij ons niet krankzin
nig maakte. Het trekken over het pak
ijs werd wel is waar hoe langer hoe
minder bezwaarlijk en het weder ver
beterde ook, maar de wind bracht ons
haast tot wanhoop. Ons plichtsgevoel
echter maakte, dat onze belangstel
ling niet verslapte en de hevige kou
de dwong ons tot physieke inspan
ning. Zoo sleepten wij dag aan dag
onze vermoeide beenen voort over
groote afstanden.
Uit onze waarnemingen van 8
April bleek, dat wij ons bevonden op
een breedte van 86 gr. 36" en een leng
te van 94 gr. 2". En hoewel onze mar
schen ons buitengewoon lang hadden
toegeschenen, waren wij dus In 9 da
gen toch slechts iets meer dan 100 mijl
vooruit gekomen. Veel tijd was verlo
ren gegaan door ons dolen langs moei
lijk begaanbare hooge en onregelma
tige velden van zeer oud ijs. En bo
vendien boezemde het met groote
kracht voortgestuwde drijfijs ons
eenige bezorgdheid in. Wel legden
wij daarna met groote moeite nog
ongeveer 15 mijlen per dag af, maar
de flinke marschen van vroeger wa
ren ons onmogelijk geworden.
We bevonden ons eindelijk op 200
mijlen afstands van de kust. Onze
eledeladingen waren belangrijk ge
slonken en de eene hond na den an
dere was verdwenen in de hongerige
magen van zijn overlevende natuur-
genooten, maar wij, menschen en die
ren, schenen toch nog talrijk genoeg
te zijn om te kunnen trachten door te
dringen tot het hart van het mysterie
dat wij wilden onthullen.
DE ONZEKERE TOESTAND IN
GRIEKENLAND.
Kolonel Zorbas, de leider van de
officiersbeweging, zeide tot een jour
nalist
Ons protest had eigenlijk van het
volk moeten uitgaan, maar daar dit
het niet deed, hebben wij (dat zijn de
officieren, die oproerig werden) het
op ons genomen. Ik geloof niet, dat
een afgevaardigde de eerlijkheid on
zer bedoeling zal ontkennen. De mili
taire beweging was geen aanval op
<ie Gronuwot, zij was eenvouujg ile
uiting van een protest van het leger.
Kijk eens rond in de kazernes. De ef
fectieven der troepenmacht zijn tot
een minimum teruggebrachtde offi
cieren hebben niets te doen en zij wen-
schen slechts in dien toestand verbe
tering te brengen, 't Optreden was
evenmin tegen de dynastie en den
koning gericht. Onze ziel is vol gevoe
lens van vertrouwen en ioyauteit voor
den koning. De beweging had slechts
ten doel, binncnlandsche hervormin
gen te verkrijgen, zonder dat men
den koning of de dynastie wilde aan
grijpen. Vvij (dat zijn de officieren)
houden te veel van ons vaderland, om
den bestaanden politieken toestand
te willen wijzigen. Wij wenschen j
slechts de herleving, de renaissance
van ons land.
Dat is alles heel mooi gezegd,
maar
Wie eenig begrip heeft van de poli
tieke haat van Griekenland en kennis
neemt van de parlementaire verdeeld-
heid en ontstemming, vermoedt met
■reden, dat het nieuwe ministerie geen
meerderheid ln de Kamer zal kunnen
krijgön.
Dan zijn er twee kansen.
Ie. Het afgetreden ministerie Theo-
tokis, dat wel een meerderheid in de
Kamer heeft, wordt weer door den
koning ln eero hersteld, maar... dan
worden do officieren weer ontevreden,
want die willen mannen aan het be
wind met andere gedachten over de
militaire zaken.
2e. De Kamer wordt ontboden. Ook
dit heeft een „maar". Dan moeten er
nieuwe verkiezingen gehouden wor
den, vinden de Kretensers een mooie
gelegenheid om ook deel te nemen aan
de stemming, on.... zit Griekenland
weer in 't Kretenser moeras.
Men ziet, beide kansen zijn even
slecht l
DE KRETENSER QUAESTIE.
Uit Kanea wordt bericht, dat de
vier kruisers der mogendheden, die
ter reede aldaar lagen, Woensdagoch
tend, nadat zij de landingstroepen
gisterochtend hadden ingescheept,
naar de Soedabaai zijn vertrokken en
dat de Kretensische gendarmerie on
middellijk daarna het fort van Kanea
heeft bezet
DE OORLOG IN MAROKKO.
't Nieuws van het oorlogstorrein be
paalt zich tot enkele telegrammen
over weinig beduidende scliermutse-
lingen.
't Eigenaardige is, dat de Mooren
niettegenstaande ze, volgens de offi-
cieele Spaansche mededeelingen, ge
regeld „zware verliezen" lijden, zoo
brutaal blijven, dat ze om de Spaan
sche vesting on het kamp blijven zwer
ven en bijna eik uur van den dag tie
Spanjaarden tarten met kleine aan
vallen.
Er zijn twee uitleggingen. Of de
Spaansche lezingen over de verliezen
der Marokkanen zijn overdreven, óf
de Mooren zijn al ontzettend brutaal,
zonder doodsvrees en vechtlustig.
't Eerste lijkt ons het meest waar
schijnlijk l
Na een vergadering van den Spaan-
schen miuisterraad is aan de pers
meegedeeld, dat Spanje met de Moo
ren geen vrede wil sluiten, vóór aan
dezen een gevoelige nederlaag is toe
gebracht.
Als de Spaansche regeering maar
niet al te driest in haar eischen
wordt, 't Kon haar later nog wel eens
opbreken i
DE OPROEREN IN SPANJE.
De Spaansche ministers hebben
verklaard den oorsprong ontdekt te
hebben van den opstand in Catalonië
en het brandpunt Barcelona. De aan
stichters en voornaamste medeplich
tigen zullen aan het gerecht worden
overgeleverd, zelfs al moest de regee
ring machtiging van de Cortes vra
gen, om senatoren en afgevaardigden
te vervolgen.
Van andere zijden wordt evenwel
verzekerd, dat deze volksvertegen
woordigers reeds de wijk naar het
buitenland genomen heboen.
Het onderzoek heeft dan ook wel
lang geduurd 1
DE STAKING IN ZWEDEN.
De stakende arbeiders in Zweden
hebben een vertegenwoordiger van t
landelijk secretariaat naar Amerika
gezonden om daar de liulp der arbei
ders voor huil stakende kamer aden
in te roepon. Deze vertegenwoordiger j
nu heeft geseind, dat de Amerikaan-
sche arbeiders met buitengewone be-1
langstelling den strijd der Zweden
volgen en dut er aanzienlijke onder-
steuningsbedragen zuleln worden ge
zonden.
Ook de vakvoreenigings-conferea-
tie te Parijs heeft materieeien en mo-
reelen steun toegezegd en de Üosten-
rijksche landelijke organisatie heeft
25UÜ0 kr. gezonden.
DE ZEPPELIN III WEER THUIS.
Na een onafgebroken tocht van
221/2 uur is het luchtschip gistermid
dag te Frledrichshafen aangekomen,
en voorspoedig geland, 't Is nu weer
ve'lig in de hal opgeborgen.
Ook de terugtocht is dus een succes
geweest 22 1/2 uur, bijna een et
maal, onafgebroken in de lucht ge
varen.
DE GEHEIMZINNIGE DIEFSTAL.
Parijs, neen, heel Frankrijk, is nog
vol van den zonderlingen diefstal. Een
jnitrailleuse u>U de kazerne te Parijs
gestolen
Eerst heeft men om de zaak gela
chen. Bij nadere beschouwing is de
zaak daarvoor evenwel te ernstig.
Nu is men naar de schuldigen aan
t zoeken. Zal men de werkelijke
schuldige(n) wel ooit vinden?
In Duitschland zwijgt men de zaak
voor 90 dood. Zoo'n spionnage-
zaakje is dan ook niet plezierig 1
PRINS HENDRIK OP DE TENTOON
STELLING TE ZEIST.
De tuinbouwtentoonstelling werd
Donderdagmiddag bezocht door Prins
Hem'rik, die omstreek^ half een van
het Loo per auto arriveerde. Bij aan
komst begaf de Prins zich naar het
gemeentehuis, alwaar Z. K. II. werd
ontvangen door het dagelij ksch be
stuur. Do Harmonie speelde het „Wil
helmus". Honderden juichten den
Prins toe. De Prins gebruikte op het
gemeentehuis de lunch, aangeboden
door het gemeentebestuur.
Op den lunch heotto <le burgemees
ter den Prins welkom en bracht een
dronk uil op het Koninklijk Huis,
waarop de Prins, mede namens H. M.,
dankte. Hierop sprak minister Van
Swiiuieren namens het eere-comite.
Aan den lunch nam o. a. deel de oud-
min'ster Cremer, de heer Lovink, en
de com mi ssarissen der Koningin van
Noord-Iloliand en Utrecht. Na afloop
van den maaltijd begaf de Prins zich,
vergezeld van oen burgemeester, naai
de tentoonstelling, die met veel be
langstelling werd bezichtigd.
HET AFTREDEN VAN MINISTER
IDENBURG.
Naar aanleiding van de ook door
ons overgenomen mededeeiing van De
Vaderlander, betreffende hot aftre
den van minister ldenburg, schrijft
men aan het (anti-rev.) Arnh. Dagbl.:
Het bericht in De Vaderlander is
onjuist, liet aftreden van den heer
ldenburg kon geen verband houden
met een verschil in den boezem van
het Kabinet wat aangaat de waardee
ring van en vereering voor dr. Kuy-
per, daar zulk een verschil niet be
stond.
Dat de heer ldenburg, ook afgezien
van zijne benoeming tot Gouverneur-
Generaal, wellicht als Minister zou
zijn afgetreden, is overigens niet on
mogelijk; het is bekend dat het Mi
nisterambt door hem èn in 1902 èn in
19ü8 alieon is aanvaard uit plichtsbe
sef, in strijd met zijn persoonlijke
wenschen. Naar wordt geiluisterd is
èn aan zijne aanvaarding van eene
portefeuille in 1908 èn aan zijn op
treden als Gouv.-Generaal de ui
ting van den persoonlijken wensch
van H. M. de Koningin niet vreemd.
Om misverstand te voorkomen wor
de hier bijgevoegd, dat de omstandig
heid dat de heer- ldenburg met dien
wensch te rade zou zijn gegaan, na-
tuuri.jk niets afdoen zou aan de mi-
nisteric-ele verantwoordelijkheid voor
zijn benoeming.
AFSCHAFFING VAN BAKKERS-
N ACH i'ARBEID.
Donderdag is te Utrecht een natio
nale betooging gehouden voor af-
sohafiing van bakkersuachtarbeid.
Woensdagavond is zij voorafgegaan
door een bijeenkomst van afgevaardig
den en belangstellenden, waarin za
ken, de organisatie rakende, bespro
ken werden. De voorzitter van het
comité, de heer F. W. Huttar, van
Amsterdam, bracht dank aan de me
dewerkende organisaties, waarvan er
43 buiten het bakkersbedrijf staande
vertegenwoordigd waren.
De zitting van Donderdagochtend
werd geopend door den heer F. W.
Hultcr van Amsterdam. Deze wees er
in zijn openingswoord op dat het co
mité, bestaande uit Bond van brood-,
koek- en banketbakkers, Fxiesche
bakkers-patroonsbond, Bond van ar
beiders in het bakkersbedrijf, Chris
telijke Bond van bakkersgezellen, R.
K. Vaksecretariaat „Bijstand zij ons
doel" (Rotterdam), door deze natioaa-
le betooging zal weergeven wat de
begeerte is van ongeveer 90 pet. der
bakkers, hetzij patroons of gezellen in
Nederland, en aan de tegenstanders
der afschaffing gelegenheid geven
hunne argumenten tor bestrijding te
toetsen aan de bewijzen der voor
standers.
Door het optreden van den heer
Talma als minister van landbouw
werd het comité gerustgesteld en de
verwachtingen werden gespannen,
totdat men vernam, dat het bespro
kene voorontwerp als wotsontwerp de
Kamer had bereikt.
Indien er nu eenige vrucht van de
ze betooging moge uitgaan, is het
spr.'s innige wensch, dat de regeering
in haar daad nl. de absolute bepaling
geen nachtarbeid in het broodbak
kersbedrijf toe te staan, „een nood
zakelijken elsch blijft zien"; dat de le
den van de Tweede Kamer der Sta-
ten-Generaal een spoedige behande
ling van het bedoelde wetsontwerp
mogen bevorderen; en voorts dat de
afgevaardigden en de belangstellende
voorstanders gesterkt mogen worden
in de overtuiging dat dit urgente on
derwerp het oor en hairt heeft van de
bevoegde autoriteiten en de tegen
standei's in de vergadering mogen in
zien dat hunne tegenstand op denk
beeldige dwaalgronden berust.
De secretaris van het comité, de
heer IL B. F. van Bossum, uit Am
sterdam, deed enkele mededeelingen.
Aan alle oentrale bonden en veree-
nigingen, en ook aan vereenigingen
bij geen bonden aangesloten, is ver
zocht sympathie met het streven te
betuigen. Antwoorden kwamen in
van een 45-tal centrale bonden en
zelfstandige vereenigingen, vertegen
woordigende 233.786 leden.
Vertegenwoordigd waren 70 afdee-
lingen van de bij het comité aangeslo-
J ten bonden.
De voorzitter deed nog mededeeling
van een ingekomen schrijven van mi
nister Talma, waarin deze kennis gaf
verhinderd te zijn zelf te komen. De
minister laat zich vertegenwoordigen
door den heetr H. W. NIcolaï, hoofd
commies aan zijn departement, die
dan ook aanwezig was.
Aanwezig waren de Kamerleden:
Middelberg, Vliegen, Nolting, Scha
per, Brummelkamp, v. d. Molen.
Daarna sprak de heer Goudsmit
uit Amsterdam over de sociale taak
van de regeering en de bepalingen in
zake het verschenen ontwerp van
Wet tot afschaffing van nachtarbeid
voor de Israëlietische bakkerijen.
Spr. achtte den nachtarbeid mocw-
derd en beleedigend en toonde de
groote nadeelen hiervan voor het ge
zinsleven van den bakker aan.
Daarom verwacht hij van ae regee-
ring en van dit Kabinet vooral, dat
deze den nachtarbeid afschaffe.
Verder wees spr. e.r evenwel op,
dat de bepalingen in het wetsontwerp
voor de Israëlietische bakkerijen
sterk ind'ruischen tegen de belangen
van de arbeiders in dat bedrijf. Wordt
volgens het wetsontwerp, in de ge
wone bakkerijen in den nacht, vol
gende op den Zondag, niet gewerkt,
de arbeid wordt daarentegen wel toe
gestaan in de Israëlietische bakkerij
en in den nacht volgende op den rust
dag der Israëlieten. Dezen arbeid
achtte spr. niet noodzakelijk en noem-
hij onnoodig kortwieken van den we-
kelijkschen rustdag.
De bakkers der Israëlietische bak
kerijen hebben dus een ernstige grief i
tegen het wetsontwerp en het ligt op
den weg van het Nationaal Comité
zich per adres tot de regeering te
wenden om de gewenschte wijzigin
gen in het ontwerp te verkrijgen.
Vervolgens besprak ds. A. Brum
melkamp, lid van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, enkele bezwa
ren, welke hij meende te mogen be
stempelen als „vermeende" bezwa
ren.
Over deze beide rodevoeringen werd
een debat gehouden, waaraan tien
personen deelnamen.
De heer A. II. Verkade, lid van de
firma Verkade en Co., verklaarde dat
hij met het ontwerp in de hand de
„vermeende" bezwaren als zeer reeël
gevoelt.
De minister meent dat het brood be
drijf wel anders kan worden inge
richt dan het is, doch hij voert geen
gronden voor die meening aan; er
kent echter xvel, dat het broodbedrijf
schade zal lijden en dat dus dit be
zwaar niet „vermeend" is.
Antwoordt men, dat het grootbedrijf
zich een offer moet getroosten, ter
wering van misstanden. Dan zegt.
spr. dat die misstanden niet bij hem
worden gevonden en dat niet de bak»
kerij als proefdier moet gelden, waar
do minister allen nachtarbeid schijnt
te willen opruimen.
Mr. Blaupot ten Cate van den Haag
secretaris van oen bakkerscomité,
noemde het een leugen dat 90 pet-
van de patroons zich vóór afschaffing
verklaard hebben.
O. m. nam nog aan het debat deel
de heer Mol uit den Haag, die erkent,
dat onder de gezellen tegenstandera
zijn van afschaffing van nachtarbeid,
doch dat zijn menschen voor een deel
die door naohtarbeid gedemorali
seerd zijn en and or dee Ls menschen,
die over dag uit winstbejag iets an
ders uitvoeren.
Ds. Brummelkamp geloofde, dat de
fabriek van den heer Verkade een uit
zondering op de nregel ls en de goe-
den met de kwaden moeten lijden.
De heer H. Diemer, uit Rotte/dain,
redacteur van De Bakkersbazuin, be
antwoordde de vraag, Is ons verlaa-
gen onredelijk on wenschen wij niet
met de praktijk te rekenen?
In onzen eisch, zegt spr., ligt niets
onredelijks. En met de praktijk, aldus
besloot spr., wenschen wij ten slotte
rekening te houden.
Hierna sprak de heer J. H. Scha»
per, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, over, „Geen onnoo
dig leed".
Het ingediende wetsontwerp noem
de spr. gematigd; in alle buitenland-
sche wetgevingen, behalve in die van
Finland, is ook de arbeidsduur tevens
geregeld. Spr. had liever gezien, dat
daarin tevens de arbeidsduur gere
geld was. Hij waarschuwde er tegen,
om niet aan te dringen op verzwak
king van het wetsontwerp.
Aan het debat nam deel de heer
Verkade van Zaandam, die verklaar
de, dat de wet zoo ingericht moet
worden, dat de groot-industrie haar
bedrijf zonder veel schade zal kunnen
voortzetten.
Hij wil niet hebben, dat het klein
bedrijf bevoordeeld wordt ten schade
van het grootbedrijf. Spr. wenschte
liever twee wetten: een voor den ar
beidsduur in het algemeen en een
voor den nachtarbeid tusschen 8 uur
's avonds en 's morgens 6 uur.
De volgende spreker, de heer J. P.
A. te Boekhorst, van Amsterdam, de
redacteur van „De Bode", had tot on
derwerp gekozen: Afschaffing van
nachtarbeid, een eisch van mogelijk
heid en recht.
Mgr. G. W. Konings, adviseur van
den R. K. Volksbond, sprak over Wat
de regeering kan en moet doen.
Spr. wees er op, dat de afschaffing
van nachtarbeid verband houdt met
het zedelijk leven en de maatschappe
lijke verhoudingen onder elkaar en
hoopte dat spoedig de overwinning
mocht behaald worden.
Ten slotte werd met algemeen©
stemmen de volgende inotie aangeno
men:
„De groote betooging voor afschaf
fing van den nachtarbeid, gehouden
op 1 en 2 September 1909 in het Geb.
v. K. en W. te Utrecht;
gehoord de besprekingen in zak©
den eisch van afschaffing van nacht
arbeid voor bakkerijen, in verband
met liet thans ingediende wetsont
werp;
overwegende dat het een der eerst©
eischen der samenleving is, dat ten
behoeve van de productie geen scha
de mag worden toegebracht, aan le
ven, gezondheid en zedelijkheid der
voortbrengers,
overwegende dat de nachtarbeid
voor personen van eiken leeftijd na-
deelig ls voor de gezondheid, vernie
tigend voor het gezinsleven, bevorder
lijk aan de onzedelijkheid, schadelijk
voor de goede ontwikkeling en uit
dien hoofde nadeelig voor de samen
leving is;
van oordeel, dat de nachtarbeid in
het bakkersbedrijf een factor is die
knaagt aan het welzijn der broodbe-
reiders, de verkrijging van volstrekte
Zondagsrust in den weg staat en zoo
wel uit bedirijfs- als uit maatschap
pelijk oogpunt afgeschaft kan wor
den;
Naar het Engelsch, door
Barones Orczy.
44)
Ha 1
Het was een zucht van voldoening
van den kant van Chauvelin. Haar
woede en ongeduld, zelfs al bij liet
begin van dit onderhoud, bewezen
volooende, dat haar ijskoude houding
mots ineer dan een masker was. En
Chauvelin wist altijd hoe zich tegen-
oi er heftigheid te gedragen. Hij hield
er van te spelen met de aandoeningen
vaj een hartstochtelijken mede
mens oh. alleen de onverstoorbare
kalmte van zekeren vijand was in
staat om hemzelf van zijn stuk te
brengen.
Zooals mylady vorlangt, zei-
d) hij met een lichte en ironische
hoofdbuiging. Maar voor wij vol
gens uw wensch verder gaan, ben ik
verplicht u één vraag to doen.
En dat. is
Heeft u bedacht, wat uw tegen
woordige positie beteek ent voor dien
onvergelijkelijken prins der dandy's,
Sir Percy Blakeney
Is het voor uw plannen van dit
oogenblik bepaald noodzakelijk, dat
u den naam van mijn echtgenoot
neemt, mijnheer vroeg zij.
Het is onvermijdelijk, schoone
dame, antwoordde hij welwillend,
vant is het lot van uw echtgenoot
n;et zoo nauw verbonden met het
uwe, dat zijne daden zonder twijfel
ze«r zullen worden geïnfluenceerd
door die van u
Maxguérite keek hem verschrikt
aan en toen Chauvelin zweeg, tracht
te zij te begrijpen, welke beteekenis
er achter zijne laatste woorden ver-
boxgen lag. Was hij van plan een of
anderen koop te sluiten, een van die
moeilijke keuzen, waarvan hij alleen
het geheim scheen te bezitten
C als dat zoo was. als hij haar
inderdaad hier had geroepen, om
haar een van die afschuwelijke alter
natieven voor te stellen, dan het
mocht wezen wat het wilde. het
lee'ijksta wat liet verdorven brein
van den vijand kon uitvinden, zoo
lang den man, dien zij beminde, één
kens gegeven was om te ontvluchten.
Daarom wendde zij zich nu niet
m.-ex onverschillig tot haar aarts-
viisnd, en trachtte zeifs haar eigen
diplomatie tegenover de zijne te stel
len.
Ik begrijp u niet, zei ze voor
zichtig. Iloe kunnen mijn daden
invloed hebben op die van mijn echt
genoot Ik ben een gevangene in
Boulogne, hij is waarschijnlijk nog
niet op do hoogte van dat feit, en...
Sir Percy Blakeney kan nu ieder
oegenblik in Boulogne zijn. viel hij
haar kalm in de rede. En als ik mij
nïcz vergis, dan kunnen weinig
plaatsen zooveel attractie hebben
voor dien weergaloozen mode-gen tl e-
man, dan juist op dit oogenblik deze
nederige provinciestad van Frank
rijk.... Heeft zij niet de oer. Lady
Blakeney binnen haar poorten te
herbergen En mylady mag mij
gelooven, als ik zeg, dat de dag,
waarop Sir Percy in onze gastvrije
haven landt, tweehonderd paar oogen
op hem gevestigd zullen zijn voor het
geval hij mocht wenschen wear heen
te gaan.
En al waren het er duizend,
mijnheer, zei ze in een opwelling,
ze zouden hem niet kunnen ver
hinderen om te komen en te gaan,
zooals hij verkoos.
Maar, schoone dame, zeide
hij glimlachend. begiftigt u dan
Sir Percy met ae eigenschappen, die
volgens de menschen uitsluitend be-
hooren aan den geheimzinntgeo held,
den Rooden Pimpernel
Mijn compliment over uw diplo
matie, mijnheer Chauvelin. ant
woordde zij, geprikkeld door zijn
sarcasme waarom zouden wij te
genover elkaar veinzen Wat was
het doel van uw reis naar Engeland,
van de comédie, in mijn huis afge
speeld met behulp van die vrouw
Candeille Van dat duel en die uitda
ging, behalve dat u verlangd^. Sir
Percy Blakeney te dwingen naar
Frankrijk te gaan
En ook zijne bekoorlijke vrouw,
voegde hij er met eene Ironische
buiging bij.
Zij beet zich op de lippen èn zweeg.
Laten wij zeggen, dat ik daarm
bewonderenswaardig slaagde ging
hij steeds welwillend en kalm voort,
en dat Ik alle reden heb om te hopen,
dat die onvindbare Pimpernel spoe
dig een gast op onze vriendelijke kus
ten zal zijn Daar 1 zooals u ziet,
heb ik ook mijn masker afgelegd......
Zooals u zegt, waarom zouden wij
veinzen Mylady is nu In Boulogne,
spoedig zal Sir Percy komen en
trachten u bij ons vandaan te halen
maar geloof mij, schoone dame, dat
er meer vernuft en moed noodig zal
zijn, dan de Roode Pimpernel bezit,
ora hem weer in Engeland terug te
krijgen, tenzij....
Tenzij
Marguérite hield haar adem In. Zij
had nu een gevoel alsof het geheele
heelal stil zou staan, totdat zij wist,
wat Chauvelin nu van nlan was te
zeggen.
Nu zou het „tenzij" komen. Eene
afschuwelijke keuze ongetwijfeld, nog
veel erger dan die, welke haar pre
cies een jaar geleden was voorgehou
den.
Chauvelin, dat wist zij. was een
matador in de kunst, om zijn slacht
offer het mes op de keel te zetten, en
het precies de vereischte kracht te
geven met zijn wreed en meedoogen-
loos „tenzij". Maar zij voelde zich
volkomen kalm, omdat haar besluit
vast stond. Er valt niet aan te twijfe
len, dat zij op dit angstige moment
van onzekerheid absoluut zeker was
in haar besluit, orn iedere conditie
aan te nemen, die Chauvelin haar
zou voorhouden, als de prijs van do
veiligheid van haar echtgenoot. Ten
slotte konden deze condities tegen
over haar niets anders bevatten dan
de levenskwestie van zichzelf tegen
over haar echtgenoot.
In een haxer onredelijke opwellin
gen, die een van haar meest in *t oog
loopende karaktertrekken was, stond
zij in haar gedachten niet stil bij het
feit, dat voor Chauvelin haar eigen
loven of dood alleen de middelen wa
ren tot het groote doel, dat hij na
joeg de volkomen vernedering van
den Rooden Pimpernel.
Dat doel kon alleen bereikt worden
door den dood van Percy Blakeney
niet door haar eigen.
Zelf9 nu, nu zij hem met gloeiende
oogen en stijf gesloten lippen aan
keek, uit vrees, dat een kroot van
angst aan haar keel zou ontsnappen,
scheen hij zich plotse lug In zijn vroe
gere schulp van zorgelooza welwil
lendheid terug te Dekken, evenals
een slak, die zijn gevaarlijke voel
horen* te spoedig heeft laten kijken,
en nog niet bereid is den vijand met
open vizier te bestrijden.
De ernst van zijn toon verdween en
veranderde in een lichten, gemakke-
lijken conversatietoon, precies alsof
hij maatschappelijke gebeurtenissen
besprak met een dame van de wereld
in oen salon te Parijs.
Neen, zei hij vrlendoliik, My
lady moet deze zaak niet al te ernstig
opnemen Waarlijk, u herhaalde mijn
onschuldig woord „tenzij", alsof ik
een mes op uw bevallige keel zette.
Neen, de bedeling was niet om u
ongerust te inaken. Ileb Ik nipt ge
zegd, dat ik uw vriend ben Laat ik
mijn best doen. om het u te bewijzen.
Dat zal --.en moeilijke taak voor
u zrn, mijnheer, zei re droogjes.
Een moeilijke taak heeft altijd
een groote bekoring gehad voor uwen
nederigen dienaar. Mag ik het pro-
beeren
Zeker.
(Wordt vervolgd).