HAARLEM'S DAGBLAD. Baitenlandsch OverzicM Binnenland FEUILLETON Be roode Pimpernel in Gevaar. DE NOORDPOOL ONTDEKT I 't Wordt waarschijnlijker, dat dr. Cook inderdaad do geografische noordpool ontdekt heeft J Een Ainerikaansch blad weet al eenige bijzonderheden over de expedi tie mee te deelen. 't Verhaal van den pooltocht is t Na een langdurigen strijd tegen honger en koude, zijn wij (dr. Cook vertelt het) er eindelijk In geslaagd de Noordpool te bereiken. Een nieuwe groote weg met een belangwekkende levende natuur Is onderzocht, ver blijfplaatsen vm groot wild, waar over de jagers verrukt zullen zijn en die den Eskimo-horizon uitbreiden, «ju door ons gevonden. Het land is ontdekt, waarop de noordelijkste rotsen van de aarde rus ten. Een driehoek, ter grootte van 80,000 vierkante mijlen, is gevoegd bij liet tot dusverre bekende deel van de wereld. De expeditie wa3 het resultaat van èen zomerkruLstocht in de Arcatische zeeën. Het jacht „Bradley" had de uiterste grens, tot waar gevaren kan worden in Smiths Sond, bereikt op 't einde van Augustus 1907. De omstan digheden aldaar schenen gunstigvoor een pooltocht. De heer John R. Brad ley voorzag ons met groote mildheid van geschikte provisie en mijn eigen uitrusting, medegenomen om te die nen in onvoorziene omstandigheden bleek bij uitstek geschikt Yoor een poolreis. Op het Groenlandsche strand bij Annootok waren een menigte Eski mo's bijeengekomen voor de winter- jacht op beren. Daar was een ontzag lijke groote voorraad vleesch en te vens waren bij het kamp een menigte sterke honden te vinden. Alles trof dus uitstekend, er was goed mate riaal voor een uitrusting, geoefende hulp, fUnke beweogkracht en alles, wat verder noodig was op een punt slechts 700 mijlen verwijderd van het noordelijk centrum. Van pakkisten word een huis en een werkplaats getimmerd en de zeer gewillige helpers uit dezen noordelij ken stam, bestaande uit 250 man, werden aan het werk gezet om het probleem op te lossen, hoe de ge schiktste uitrusting bijeen te brengen was. Reeds voordat do lange winternacht teneinde was gekomen, waren wij ge reed met de toebereidselen voor onze onderneming en waren onze plannen om een nieuwen weg te banen over Grinnell Land en noordwaarts langs do westkust daarvan naar de Poolzee tot rijpheid gekomen. Kort nadat de Poolnacht voorbij was, begon onze campagne. Er werden eenige voorpos ten uitgezonden om een weg te zoe ken langs de Amertkaansche klisten en tevens een jachtveld. Ten gevolge van hevige stormen in Januari slaag den zij daarin slechts ten deele. Toen in 1908 de zon weder zicht baar was geworden (19 Februari^ aan vaardde de hoofd-expeditie den pool tocht. Elf man en 103 honden, die 11 zwaar beladen sleden trokken, verlie ten toen de kust van Groenland en togen westwaarts over het brokkelige ijs van Smith's Land. De nachtelijke duisternis wond Slechts door enkele uren daglicht on derbroken. Het meest hadden wij van de koude te lijden, toen wij over de hoogte van Ellesmere afdaalden, in 'de richting van de Zuidzee. De tem peratuur daalde tot 83 gr. C. onder nul. Een groot aantal honden vroren dood en de mannen hadden het bij de hevige koude zwaar te verantwoor den, spoedig echter vonden wij spo ren van wild, en daarlangs een ge makkelijke weg werd gebaand door Manseri Sond naar Land's End. Op dien tocht werden gescheten 101 muskusossen, 7 beren en 335 hazen. Op 18 Maart gingen wij van het eindpunt van liet eiland Heiberg af de Poolzee in. Zes Eskimo's keerden toen terug met vier man en 46 honden, voorzien van proviand voor 80 dagen. Drie dagen later begon de tocht over het circumpolacrie pakijs. We derom werden twee Eskimo's terug gezonden, slechts de 2 flinkste The en Akwelsj benevens 26 honden werden waardig gekeurd om den eindtocht mede te maken. Voor ons lag een on bekende weg van 460 mijlen, dien wij moesten afleggen, alvorens wij het ehiddoel zouden bereiken. Gedurende de eerste dagen hadden wij lange marschen te maken, maar wij kwamen vrij geregeld vooruit. De breede strook, die het landijs scheid de van het centrale pakijs, werd be trekkelijk vlug overschreden. Maar de hevige koude en de aanhoudende wind maakten ons het leven tot een kwelling, en slechts nu en dan geno ten wij eenig betrekkelijk comfort, wanneer wij, ineengedoken in een sneeuwhut, daar gedroogd vleesch en talk nuttigden en daarbij heete thee dronken. Dagen lang, nadat wij het bekende land uit het gezicht hadden verloren, belette ons de zwaarbewolkte hemel ons juist te orlenteeren. Op 30 Maart echter was de lucht ietwat helderder en over den mist in het westen heen ontdekten wij een nieuw land. Uit onze waarnemingen bleek, dat wij ons bevonden op 84 gr. 47' breed te en 86 gr. 36' lengte. De noodzake lijkheid om spoedig voorwaarts te ko men, belette ons onzen weg te verla ten ten einde de kust te onderzoeken. Hier zagen wij de laatste sporen van vasten grond. Verderop was niets vasts meer te bemerken. Zonder op onthoud bewogen wij ons voort door de eentonigheid van een ijszee, die voortdurend in beweging was. Hier leefde geen enkel dierlijk schepsel meer, wij ontdekten zelfs geen voetsporen meer van beren en geen holen van vischottera Zelfs de microscopische wezens, die anders de diepte bevolken, bevonden zich hier niet langer onder ons. Een wonder was het haast, dat de voortdurende aanblik van de bewege lijke ijswoestenij ons niet krankzin nig maakte. Het trekken over het pak ijs werd wel is waar hoe langer hoe minder bezwaarlijk en het weder ver beterde ook, maar de wind bracht ons haast tot wanhoop. Ons plichtsgevoel echter maakte, dat onze belangstel ling niet verslapte en de hevige kou de dwong ons tot physieke inspan ning. Zoo sleepten wij dag aan dag onze vermoeide beenen voort over groote afstanden. Uit onze waarnemingen van 8 April bleek, dat wij ons bevonden op een breedte van 86 gr. 36" en een leng te van 94 gr. 2". En hoewel onze mar schen ons buitengewoon lang hadden toegeschenen, waren wij dus In 9 da gen toch slechts iets meer dan 100 mijl vooruit gekomen. Veel tijd was verlo ren gegaan door ons dolen langs moei lijk begaanbare hooge en onregelma tige velden van zeer oud ijs. En bo vendien boezemde het met groote kracht voortgestuwde drijfijs ons eenige bezorgdheid in. Wel legden wij daarna met groote moeite nog ongeveer 15 mijlen per dag af, maar de flinke marschen van vroeger wa ren ons onmogelijk geworden. We bevonden ons eindelijk op 200 mijlen afstands van de kust. Onze eledeladingen waren belangrijk ge slonken en de eene hond na den an dere was verdwenen in de hongerige magen van zijn overlevende natuur- genooten, maar wij, menschen en die ren, schenen toch nog talrijk genoeg te zijn om te kunnen trachten door te dringen tot het hart van het mysterie dat wij wilden onthullen. DE ONZEKERE TOESTAND IN GRIEKENLAND. Kolonel Zorbas, de leider van de officiersbeweging, zeide tot een jour nalist Ons protest had eigenlijk van het volk moeten uitgaan, maar daar dit het niet deed, hebben wij (dat zijn de officieren, die oproerig werden) het op ons genomen. Ik geloof niet, dat een afgevaardigde de eerlijkheid on zer bedoeling zal ontkennen. De mili taire beweging was geen aanval op <ie Gronuwot, zij was eenvouujg ile uiting van een protest van het leger. Kijk eens rond in de kazernes. De ef fectieven der troepenmacht zijn tot een minimum teruggebrachtde offi cieren hebben niets te doen en zij wen- schen slechts in dien toestand verbe tering te brengen, 't Optreden was evenmin tegen de dynastie en den koning gericht. Onze ziel is vol gevoe lens van vertrouwen en ioyauteit voor den koning. De beweging had slechts ten doel, binncnlandsche hervormin gen te verkrijgen, zonder dat men den koning of de dynastie wilde aan grijpen. Vvij (dat zijn de officieren) houden te veel van ons vaderland, om den bestaanden politieken toestand te willen wijzigen. Wij wenschen j slechts de herleving, de renaissance van ons land. Dat is alles heel mooi gezegd, maar Wie eenig begrip heeft van de poli tieke haat van Griekenland en kennis neemt van de parlementaire verdeeld- heid en ontstemming, vermoedt met ■reden, dat het nieuwe ministerie geen meerderheid ln de Kamer zal kunnen krijgön. Dan zijn er twee kansen. Ie. Het afgetreden ministerie Theo- tokis, dat wel een meerderheid in de Kamer heeft, wordt weer door den koning ln eero hersteld, maar... dan worden do officieren weer ontevreden, want die willen mannen aan het be wind met andere gedachten over de militaire zaken. 2e. De Kamer wordt ontboden. Ook dit heeft een „maar". Dan moeten er nieuwe verkiezingen gehouden wor den, vinden de Kretensers een mooie gelegenheid om ook deel te nemen aan de stemming, on.... zit Griekenland weer in 't Kretenser moeras. Men ziet, beide kansen zijn even slecht l DE KRETENSER QUAESTIE. Uit Kanea wordt bericht, dat de vier kruisers der mogendheden, die ter reede aldaar lagen, Woensdagoch tend, nadat zij de landingstroepen gisterochtend hadden ingescheept, naar de Soedabaai zijn vertrokken en dat de Kretensische gendarmerie on middellijk daarna het fort van Kanea heeft bezet DE OORLOG IN MAROKKO. 't Nieuws van het oorlogstorrein be paalt zich tot enkele telegrammen over weinig beduidende scliermutse- lingen. 't Eigenaardige is, dat de Mooren niettegenstaande ze, volgens de offi- cieele Spaansche mededeelingen, ge regeld „zware verliezen" lijden, zoo brutaal blijven, dat ze om de Spaan sche vesting on het kamp blijven zwer ven en bijna eik uur van den dag tie Spanjaarden tarten met kleine aan vallen. Er zijn twee uitleggingen. Of de Spaansche lezingen over de verliezen der Marokkanen zijn overdreven, óf de Mooren zijn al ontzettend brutaal, zonder doodsvrees en vechtlustig. 't Eerste lijkt ons het meest waar schijnlijk l Na een vergadering van den Spaan- schen miuisterraad is aan de pers meegedeeld, dat Spanje met de Moo ren geen vrede wil sluiten, vóór aan dezen een gevoelige nederlaag is toe gebracht. Als de Spaansche regeering maar niet al te driest in haar eischen wordt, 't Kon haar later nog wel eens opbreken i DE OPROEREN IN SPANJE. De Spaansche ministers hebben verklaard den oorsprong ontdekt te hebben van den opstand in Catalonië en het brandpunt Barcelona. De aan stichters en voornaamste medeplich tigen zullen aan het gerecht worden overgeleverd, zelfs al moest de regee ring machtiging van de Cortes vra gen, om senatoren en afgevaardigden te vervolgen. Van andere zijden wordt evenwel verzekerd, dat deze volksvertegen woordigers reeds de wijk naar het buitenland genomen heboen. Het onderzoek heeft dan ook wel lang geduurd 1 DE STAKING IN ZWEDEN. De stakende arbeiders in Zweden hebben een vertegenwoordiger van t landelijk secretariaat naar Amerika gezonden om daar de liulp der arbei ders voor huil stakende kamer aden in te roepon. Deze vertegenwoordiger j nu heeft geseind, dat de Amerikaan- sche arbeiders met buitengewone be-1 langstelling den strijd der Zweden volgen en dut er aanzienlijke onder- steuningsbedragen zuleln worden ge zonden. Ook de vakvoreenigings-conferea- tie te Parijs heeft materieeien en mo- reelen steun toegezegd en de Üosten- rijksche landelijke organisatie heeft 25UÜ0 kr. gezonden. DE ZEPPELIN III WEER THUIS. Na een onafgebroken tocht van 221/2 uur is het luchtschip gistermid dag te Frledrichshafen aangekomen, en voorspoedig geland, 't Is nu weer ve'lig in de hal opgeborgen. Ook de terugtocht is dus een succes geweest 22 1/2 uur, bijna een et maal, onafgebroken in de lucht ge varen. DE GEHEIMZINNIGE DIEFSTAL. Parijs, neen, heel Frankrijk, is nog vol van den zonderlingen diefstal. Een jnitrailleuse u>U de kazerne te Parijs gestolen Eerst heeft men om de zaak gela chen. Bij nadere beschouwing is de zaak daarvoor evenwel te ernstig. Nu is men naar de schuldigen aan t zoeken. Zal men de werkelijke schuldige(n) wel ooit vinden? In Duitschland zwijgt men de zaak voor 90 dood. Zoo'n spionnage- zaakje is dan ook niet plezierig 1 PRINS HENDRIK OP DE TENTOON STELLING TE ZEIST. De tuinbouwtentoonstelling werd Donderdagmiddag bezocht door Prins Hem'rik, die omstreek^ half een van het Loo per auto arriveerde. Bij aan komst begaf de Prins zich naar het gemeentehuis, alwaar Z. K. II. werd ontvangen door het dagelij ksch be stuur. Do Harmonie speelde het „Wil helmus". Honderden juichten den Prins toe. De Prins gebruikte op het gemeentehuis de lunch, aangeboden door het gemeentebestuur. Op den lunch heotto <le burgemees ter den Prins welkom en bracht een dronk uil op het Koninklijk Huis, waarop de Prins, mede namens H. M., dankte. Hierop sprak minister Van Swiiuieren namens het eere-comite. Aan den lunch nam o. a. deel de oud- min'ster Cremer, de heer Lovink, en de com mi ssarissen der Koningin van Noord-Iloliand en Utrecht. Na afloop van den maaltijd begaf de Prins zich, vergezeld van oen burgemeester, naai de tentoonstelling, die met veel be langstelling werd bezichtigd. HET AFTREDEN VAN MINISTER IDENBURG. Naar aanleiding van de ook door ons overgenomen mededeeiing van De Vaderlander, betreffende hot aftre den van minister ldenburg, schrijft men aan het (anti-rev.) Arnh. Dagbl.: Het bericht in De Vaderlander is onjuist, liet aftreden van den heer ldenburg kon geen verband houden met een verschil in den boezem van het Kabinet wat aangaat de waardee ring van en vereering voor dr. Kuy- per, daar zulk een verschil niet be stond. Dat de heer ldenburg, ook afgezien van zijne benoeming tot Gouverneur- Generaal, wellicht als Minister zou zijn afgetreden, is overigens niet on mogelijk; het is bekend dat het Mi nisterambt door hem èn in 1902 èn in 19ü8 alieon is aanvaard uit plichtsbe sef, in strijd met zijn persoonlijke wenschen. Naar wordt geiluisterd is èn aan zijne aanvaarding van eene portefeuille in 1908 èn aan zijn op treden als Gouv.-Generaal de ui ting van den persoonlijken wensch van H. M. de Koningin niet vreemd. Om misverstand te voorkomen wor de hier bijgevoegd, dat de omstandig heid dat de heer- ldenburg met dien wensch te rade zou zijn gegaan, na- tuuri.jk niets afdoen zou aan de mi- nisteric-ele verantwoordelijkheid voor zijn benoeming. AFSCHAFFING VAN BAKKERS- N ACH i'ARBEID. Donderdag is te Utrecht een natio nale betooging gehouden voor af- sohafiing van bakkersuachtarbeid. Woensdagavond is zij voorafgegaan door een bijeenkomst van afgevaardig den en belangstellenden, waarin za ken, de organisatie rakende, bespro ken werden. De voorzitter van het comité, de heer F. W. Huttar, van Amsterdam, bracht dank aan de me dewerkende organisaties, waarvan er 43 buiten het bakkersbedrijf staande vertegenwoordigd waren. De zitting van Donderdagochtend werd geopend door den heer F. W. Hultcr van Amsterdam. Deze wees er in zijn openingswoord op dat het co mité, bestaande uit Bond van brood-, koek- en banketbakkers, Fxiesche bakkers-patroonsbond, Bond van ar beiders in het bakkersbedrijf, Chris telijke Bond van bakkersgezellen, R. K. Vaksecretariaat „Bijstand zij ons doel" (Rotterdam), door deze natioaa- le betooging zal weergeven wat de begeerte is van ongeveer 90 pet. der bakkers, hetzij patroons of gezellen in Nederland, en aan de tegenstanders der afschaffing gelegenheid geven hunne argumenten tor bestrijding te toetsen aan de bewijzen der voor standers. Door het optreden van den heer Talma als minister van landbouw werd het comité gerustgesteld en de verwachtingen werden gespannen, totdat men vernam, dat het bespro kene voorontwerp als wotsontwerp de Kamer had bereikt. Indien er nu eenige vrucht van de ze betooging moge uitgaan, is het spr.'s innige wensch, dat de regeering in haar daad nl. de absolute bepaling geen nachtarbeid in het broodbak kersbedrijf toe te staan, „een nood zakelijken elsch blijft zien"; dat de le den van de Tweede Kamer der Sta- ten-Generaal een spoedige behande ling van het bedoelde wetsontwerp mogen bevorderen; en voorts dat de afgevaardigden en de belangstellende voorstanders gesterkt mogen worden in de overtuiging dat dit urgente on derwerp het oor en hairt heeft van de bevoegde autoriteiten en de tegen standei's in de vergadering mogen in zien dat hunne tegenstand op denk beeldige dwaalgronden berust. De secretaris van het comité, de heer IL B. F. van Bossum, uit Am sterdam, deed enkele mededeelingen. Aan alle oentrale bonden en veree- nigingen, en ook aan vereenigingen bij geen bonden aangesloten, is ver zocht sympathie met het streven te betuigen. Antwoorden kwamen in van een 45-tal centrale bonden en zelfstandige vereenigingen, vertegen woordigende 233.786 leden. Vertegenwoordigd waren 70 afdee- lingen van de bij het comité aangeslo- J ten bonden. De voorzitter deed nog mededeeling van een ingekomen schrijven van mi nister Talma, waarin deze kennis gaf verhinderd te zijn zelf te komen. De minister laat zich vertegenwoordigen door den heetr H. W. NIcolaï, hoofd commies aan zijn departement, die dan ook aanwezig was. Aanwezig waren de Kamerleden: Middelberg, Vliegen, Nolting, Scha per, Brummelkamp, v. d. Molen. Daarna sprak de heer Goudsmit uit Amsterdam over de sociale taak van de regeering en de bepalingen in zake het verschenen ontwerp van Wet tot afschaffing van nachtarbeid voor de Israëlietische bakkerijen. Spr. achtte den nachtarbeid mocw- derd en beleedigend en toonde de groote nadeelen hiervan voor het ge zinsleven van den bakker aan. Daarom verwacht hij van ae regee- ring en van dit Kabinet vooral, dat deze den nachtarbeid afschaffe. Verder wees spr. e.r evenwel op, dat de bepalingen in het wetsontwerp voor de Israëlietische bakkerijen sterk ind'ruischen tegen de belangen van de arbeiders in dat bedrijf. Wordt volgens het wetsontwerp, in de ge wone bakkerijen in den nacht, vol gende op den Zondag, niet gewerkt, de arbeid wordt daarentegen wel toe gestaan in de Israëlietische bakkerij en in den nacht volgende op den rust dag der Israëlieten. Dezen arbeid achtte spr. niet noodzakelijk en noem- hij onnoodig kortwieken van den we- kelijkschen rustdag. De bakkers der Israëlietische bak kerijen hebben dus een ernstige grief i tegen het wetsontwerp en het ligt op den weg van het Nationaal Comité zich per adres tot de regeering te wenden om de gewenschte wijzigin gen in het ontwerp te verkrijgen. Vervolgens besprak ds. A. Brum melkamp, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, enkele bezwa ren, welke hij meende te mogen be stempelen als „vermeende" bezwa ren. Over deze beide rodevoeringen werd een debat gehouden, waaraan tien personen deelnamen. De heer A. II. Verkade, lid van de firma Verkade en Co., verklaarde dat hij met het ontwerp in de hand de „vermeende" bezwaren als zeer reeël gevoelt. De minister meent dat het brood be drijf wel anders kan worden inge richt dan het is, doch hij voert geen gronden voor die meening aan; er kent echter xvel, dat het broodbedrijf schade zal lijden en dat dus dit be zwaar niet „vermeend" is. Antwoordt men, dat het grootbedrijf zich een offer moet getroosten, ter wering van misstanden. Dan zegt. spr. dat die misstanden niet bij hem worden gevonden en dat niet de bak» kerij als proefdier moet gelden, waar do minister allen nachtarbeid schijnt te willen opruimen. Mr. Blaupot ten Cate van den Haag secretaris van oen bakkerscomité, noemde het een leugen dat 90 pet- van de patroons zich vóór afschaffing verklaard hebben. O. m. nam nog aan het debat deel de heer Mol uit den Haag, die erkent, dat onder de gezellen tegenstandera zijn van afschaffing van nachtarbeid, doch dat zijn menschen voor een deel die door naohtarbeid gedemorali seerd zijn en and or dee Ls menschen, die over dag uit winstbejag iets an ders uitvoeren. Ds. Brummelkamp geloofde, dat de fabriek van den heer Verkade een uit zondering op de nregel ls en de goe- den met de kwaden moeten lijden. De heer H. Diemer, uit Rotte/dain, redacteur van De Bakkersbazuin, be antwoordde de vraag, Is ons verlaa- gen onredelijk on wenschen wij niet met de praktijk te rekenen? In onzen eisch, zegt spr., ligt niets onredelijks. En met de praktijk, aldus besloot spr., wenschen wij ten slotte rekening te houden. Hierna sprak de heer J. H. Scha» per, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, over, „Geen onnoo dig leed". Het ingediende wetsontwerp noem de spr. gematigd; in alle buitenland- sche wetgevingen, behalve in die van Finland, is ook de arbeidsduur tevens geregeld. Spr. had liever gezien, dat daarin tevens de arbeidsduur gere geld was. Hij waarschuwde er tegen, om niet aan te dringen op verzwak king van het wetsontwerp. Aan het debat nam deel de heer Verkade van Zaandam, die verklaar de, dat de wet zoo ingericht moet worden, dat de groot-industrie haar bedrijf zonder veel schade zal kunnen voortzetten. Hij wil niet hebben, dat het klein bedrijf bevoordeeld wordt ten schade van het grootbedrijf. Spr. wenschte liever twee wetten: een voor den ar beidsduur in het algemeen en een voor den nachtarbeid tusschen 8 uur 's avonds en 's morgens 6 uur. De volgende spreker, de heer J. P. A. te Boekhorst, van Amsterdam, de redacteur van „De Bode", had tot on derwerp gekozen: Afschaffing van nachtarbeid, een eisch van mogelijk heid en recht. Mgr. G. W. Konings, adviseur van den R. K. Volksbond, sprak over Wat de regeering kan en moet doen. Spr. wees er op, dat de afschaffing van nachtarbeid verband houdt met het zedelijk leven en de maatschappe lijke verhoudingen onder elkaar en hoopte dat spoedig de overwinning mocht behaald worden. Ten slotte werd met algemeen© stemmen de volgende inotie aangeno men: „De groote betooging voor afschaf fing van den nachtarbeid, gehouden op 1 en 2 September 1909 in het Geb. v. K. en W. te Utrecht; gehoord de besprekingen in zak© den eisch van afschaffing van nacht arbeid voor bakkerijen, in verband met liet thans ingediende wetsont werp; overwegende dat het een der eerst© eischen der samenleving is, dat ten behoeve van de productie geen scha de mag worden toegebracht, aan le ven, gezondheid en zedelijkheid der voortbrengers, overwegende dat de nachtarbeid voor personen van eiken leeftijd na- deelig ls voor de gezondheid, vernie tigend voor het gezinsleven, bevorder lijk aan de onzedelijkheid, schadelijk voor de goede ontwikkeling en uit dien hoofde nadeelig voor de samen leving is; van oordeel, dat de nachtarbeid in het bakkersbedrijf een factor is die knaagt aan het welzijn der broodbe- reiders, de verkrijging van volstrekte Zondagsrust in den weg staat en zoo wel uit bedirijfs- als uit maatschap pelijk oogpunt afgeschaft kan wor den; Naar het Engelsch, door Barones Orczy. 44) Ha 1 Het was een zucht van voldoening van den kant van Chauvelin. Haar woede en ongeduld, zelfs al bij liet begin van dit onderhoud, bewezen volooende, dat haar ijskoude houding mots ineer dan een masker was. En Chauvelin wist altijd hoe zich tegen- oi er heftigheid te gedragen. Hij hield er van te spelen met de aandoeningen vaj een hartstochtelijken mede mens oh. alleen de onverstoorbare kalmte van zekeren vijand was in staat om hemzelf van zijn stuk te brengen. Zooals mylady vorlangt, zei- d) hij met een lichte en ironische hoofdbuiging. Maar voor wij vol gens uw wensch verder gaan, ben ik verplicht u één vraag to doen. En dat. is Heeft u bedacht, wat uw tegen woordige positie beteek ent voor dien onvergelijkelijken prins der dandy's, Sir Percy Blakeney Is het voor uw plannen van dit oogenblik bepaald noodzakelijk, dat u den naam van mijn echtgenoot neemt, mijnheer vroeg zij. Het is onvermijdelijk, schoone dame, antwoordde hij welwillend, vant is het lot van uw echtgenoot n;et zoo nauw verbonden met het uwe, dat zijne daden zonder twijfel ze«r zullen worden geïnfluenceerd door die van u Maxguérite keek hem verschrikt aan en toen Chauvelin zweeg, tracht te zij te begrijpen, welke beteekenis er achter zijne laatste woorden ver- boxgen lag. Was hij van plan een of anderen koop te sluiten, een van die moeilijke keuzen, waarvan hij alleen het geheim scheen te bezitten C als dat zoo was. als hij haar inderdaad hier had geroepen, om haar een van die afschuwelijke alter natieven voor te stellen, dan het mocht wezen wat het wilde. het lee'ijksta wat liet verdorven brein van den vijand kon uitvinden, zoo lang den man, dien zij beminde, één kens gegeven was om te ontvluchten. Daarom wendde zij zich nu niet m.-ex onverschillig tot haar aarts- viisnd, en trachtte zeifs haar eigen diplomatie tegenover de zijne te stel len. Ik begrijp u niet, zei ze voor zichtig. Iloe kunnen mijn daden invloed hebben op die van mijn echt genoot Ik ben een gevangene in Boulogne, hij is waarschijnlijk nog niet op do hoogte van dat feit, en... Sir Percy Blakeney kan nu ieder oegenblik in Boulogne zijn. viel hij haar kalm in de rede. En als ik mij nïcz vergis, dan kunnen weinig plaatsen zooveel attractie hebben voor dien weergaloozen mode-gen tl e- man, dan juist op dit oogenblik deze nederige provinciestad van Frank rijk.... Heeft zij niet de oer. Lady Blakeney binnen haar poorten te herbergen En mylady mag mij gelooven, als ik zeg, dat de dag, waarop Sir Percy in onze gastvrije haven landt, tweehonderd paar oogen op hem gevestigd zullen zijn voor het geval hij mocht wenschen wear heen te gaan. En al waren het er duizend, mijnheer, zei ze in een opwelling, ze zouden hem niet kunnen ver hinderen om te komen en te gaan, zooals hij verkoos. Maar, schoone dame, zeide hij glimlachend. begiftigt u dan Sir Percy met ae eigenschappen, die volgens de menschen uitsluitend be- hooren aan den geheimzinntgeo held, den Rooden Pimpernel Mijn compliment over uw diplo matie, mijnheer Chauvelin. ant woordde zij, geprikkeld door zijn sarcasme waarom zouden wij te genover elkaar veinzen Wat was het doel van uw reis naar Engeland, van de comédie, in mijn huis afge speeld met behulp van die vrouw Candeille Van dat duel en die uitda ging, behalve dat u verlangd^. Sir Percy Blakeney te dwingen naar Frankrijk te gaan En ook zijne bekoorlijke vrouw, voegde hij er met eene Ironische buiging bij. Zij beet zich op de lippen èn zweeg. Laten wij zeggen, dat ik daarm bewonderenswaardig slaagde ging hij steeds welwillend en kalm voort, en dat Ik alle reden heb om te hopen, dat die onvindbare Pimpernel spoe dig een gast op onze vriendelijke kus ten zal zijn Daar 1 zooals u ziet, heb ik ook mijn masker afgelegd...... Zooals u zegt, waarom zouden wij veinzen Mylady is nu In Boulogne, spoedig zal Sir Percy komen en trachten u bij ons vandaan te halen maar geloof mij, schoone dame, dat er meer vernuft en moed noodig zal zijn, dan de Roode Pimpernel bezit, ora hem weer in Engeland terug te krijgen, tenzij.... Tenzij Marguérite hield haar adem In. Zij had nu een gevoel alsof het geheele heelal stil zou staan, totdat zij wist, wat Chauvelin nu van nlan was te zeggen. Nu zou het „tenzij" komen. Eene afschuwelijke keuze ongetwijfeld, nog veel erger dan die, welke haar pre cies een jaar geleden was voorgehou den. Chauvelin, dat wist zij. was een matador in de kunst, om zijn slacht offer het mes op de keel te zetten, en het precies de vereischte kracht te geven met zijn wreed en meedoogen- loos „tenzij". Maar zij voelde zich volkomen kalm, omdat haar besluit vast stond. Er valt niet aan te twijfe len, dat zij op dit angstige moment van onzekerheid absoluut zeker was in haar besluit, orn iedere conditie aan te nemen, die Chauvelin haar zou voorhouden, als de prijs van do veiligheid van haar echtgenoot. Ten slotte konden deze condities tegen over haar niets anders bevatten dan de levenskwestie van zichzelf tegen over haar echtgenoot. In een haxer onredelijke opwellin gen, die een van haar meest in *t oog loopende karaktertrekken was, stond zij in haar gedachten niet stil bij het feit, dat voor Chauvelin haar eigen loven of dood alleen de middelen wa ren tot het groote doel, dat hij na joeg de volkomen vernedering van den Rooden Pimpernel. Dat doel kon alleen bereikt worden door den dood van Percy Blakeney niet door haar eigen. Zelf9 nu, nu zij hem met gloeiende oogen en stijf gesloten lippen aan keek, uit vrees, dat een kroot van angst aan haar keel zou ontsnappen, scheen hij zich plotse lug In zijn vroe gere schulp van zorgelooza welwil lendheid terug te Dekken, evenals een slak, die zijn gevaarlijke voel horen* te spoedig heeft laten kijken, en nog niet bereid is den vijand met open vizier te bestrijden. De ernst van zijn toon verdween en veranderde in een lichten, gemakke- lijken conversatietoon, precies alsof hij maatschappelijke gebeurtenissen besprak met een dame van de wereld in oen salon te Parijs. Neen, zei hij vrlendoliik, My lady moet deze zaak niet al te ernstig opnemen Waarlijk, u herhaalde mijn onschuldig woord „tenzij", alsof ik een mes op uw bevallige keel zette. Neen, de bedeling was niet om u ongerust te inaken. Ileb Ik nipt ge zegd, dat ik uw vriend ben Laat ik mijn best doen. om het u te bewijzen. Dat zal --.en moeilijke taak voor u zrn, mijnheer, zei re droogjes. Een moeilijke taak heeft altijd een groote bekoring gehad voor uwen nederigen dienaar. Mag ik het pro- beeren Zeker. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5