HAARLEM'S DAGBLAD.
TWEEDB BLAD.
aJaitenlandsch Overzicht
FEUILLETON
De roode Pimpernel
in Gevaar.
DONDERDAG 9 SEPTEMBER 1909
OM ONS HEENi
No. 9B7.
Reisherinneringen.
Sommige menschen beschuit wen,
wanneer ze op reis gaan, de spoorreis
als een noodzakelijk kwaad, dat zij
hebben te ondergaan om de plek te
bereiken, waar ze hun vacantia zul
len doorbrengen. Van de reis zelf ge
nieten ze dan ook int 't geheel niet.
Hun aandacht is gevestigd op t
oogenblik van aankomst, ze tobben
Zich ai met de vraag, hoe ze naar hun
hótel of pension zullen komen, of al
les met de bagage naar wensch zal
gaan, of 't mooi weer zal wezen en zoo
ine er.
Anderen gevoelen, dat hun vacantia
begint op 't oogenblik, dat de trein
vertrekt Bij ieder station laten ze een
deel van hun zorgen achter en het
duurt geen uur, of ze voelen zich vrij
van de banden der alledaagsche he
el omroer ing. Ik ben blij te kunnen
zoggen, dat ik van deze misschien wel
luchthartige, maar dan toch zeker
ook gelukkiger oategorie deel uit
maak. Het reizen op zichzelf lijkt me
een genoegen. Bij de wisseling van
het landschap voor de ruiten kan geen
kinematograaf immers halen en In
den trein zelf leeft een klein wereldje,
dat de moeite van t bekijken wel
waard ia.
Vroeger, toen elke wagen verdeeld
Was In compartimenten, waarvan de
Reizigers elkaar op zijn best konden
hooien, maar niet konden zien en in
geen geval elkaar bereiken, was een
spoorreis van langen duur allergru
welijkst vervelend. Waar de reiziger
zat, daar bleef hij zitten, in spanning
of hij de volgende aansluiting wel
halen zou. In alle opzichten leed hij
gebrekde spoorwegmaatschappij
vervoerde hem, ja, maar precies als
zijn koffer, alsof hij geen behoeften
had, waaraan voldaan moest worden.
Daaraan hebben de harmonicaw a-
■gens, de doorgaande treinen, een eind
gemaakt. De eenlge zorg van den rei
ziger is nu, dat hij een plaats krijgt ln
den doorgaanden wagen, die hem zon
der verder overstappen naar het doel
van zijn reis zal vervoeren. Heeft hij
eenmaal zijn plekje, gevonden, dan is
verder alle zorg voorbij. De bagage in
het net boven zijn hoofd is het veili
ge teeken, dat de plaats bezet is en
het plaatje aan de deur verkondigt
duidelijk genoeg aan nieuwe reizi
gers, hoeveel plaatsen nog beschik
baar zijn.
Nu kan hij doen wat hij wenscht, in
de gangen naar het landschap kijken,
nl.B hij verkiest den heelen trein op
zijn gemak doorwandelen en in den
laats ten wagen turen naar het snel
afrollende lint van den weg, of wan
neer hij zich stoffig begint fce voelen
(de stofplaag is ook een quaestie voor
de spoorwegen) zich eens frisch te
wasschen. Zoolang de watervoorraad
het uithoudt, hot kastje met handdoe
ken en de voorraad van stukjes zeep
niet uitgeput ziin, is dit niet de minst
aangename tijdpasseering op de reis.
't Is waar, tegen het einde kunnen de
voorraden te kort schieten, maar dan
is juist het verlangen naar een fris-
sche wassching een van de redenen,
om de aankomst met des te m
vreugde te begroeten.
Sommige menschen kunnen in den
trein niet eten. Ik beklaag ze van gan-
ischer harte. Het is zoo gezellig, om
in den Speisewagen, rollend res
taurant, voor de groote ruiten te gaan
zitten en een uurtje door te brengen
aan een middagmaal of Abendes-
sen, dat weliswaar niet altijd het
geld waard is en waarbij men voor
zichtig te werk moet gaan, om zich
niet in de wang te prikken of bier of
wijn niet over het glas heen te schen
ken.
Met een dutje en een sigaar komen
zoodoende weer twee uur van de lan
ge spoorreis zonder moeite om,
Ik kan het verschil tusschen een
spoorreis van vroeger en nu niet kor
ter zeggen dan hiermee i vroeger
'moest men, nu wil mem
Maar het landschap is van de groot
ste beteekenis. Ik heb op deze reis
den Rijn weergezien, in zon- en in
maneschijn, met zijn altijd lieflijke
taireelen van water, rots en ruïnes,
waaraan zooveel herinneringen uit
vroeger dagen verbonden zijn j ik heb
bewonderd de bergketenen van Jura
en Vogezen, met al hunne souvenirs
aan den Fransch-Duitechen oorlog in
1870. En toen we 's avonds te Basel
uitstapten, heb ik me de hoofdpijn ge
troost, die van de reis overbleef. De
inspanning van de oogen kwam zich
wreken, maar het genot woog tegen
de straf op.
Naderhand is mij van twee andere
spoorrelzen de heugenis bijgebleven.
De eene was van Lui era naar Luga
no, de andere, heel wat kleiner, over
de Brdnig-baan van Luzern naar In
terlaken. Om een uur of vier in Luga
no door te brengen moesten we in t
geheel tien uur sporen, vijf uur heen
en vijf uur terug. Hoe mooi het Zwit-
sersche plaatsje met zijn Italiaan-
schen naam ook ls, toch zou het ge
noegen misschien wat duur gekocht
zijn geweest, wanneer niet de spoor
reis zelf zooveel genot had opgele
verd. Wat een omgevingHooge ber
gen aan alle kanten en daarlangs de
woest stro omen de Reuss, die gevoed
wordt door smalle beekjes, die als zil
veren linten van de hoogten komen
afrollen. Alsof het met den bewonde
raar coquetteert onttrekt zich telkens
het schitterende landschap aan. het
oog, wanneer de trein door tunnels
gaat. Hoeveel er waren heb ik niet ge
teld, maar kilometers ver hebben we
aan de raampjes gestaan, om wan
neer weer een steenen holgang op
dook, de vensters dicht te sluiten te
gen den duif en zwaveldamp. Maar
zooara dan het daglicht weer in den
wagen viel, scheen het trotsche land
schap mooier nog.
Wie-deze reis heeft afgelegd, ver
geet ook den Gotthard tunnel niet.
Het is niet mogelijk geweest, de spoor
baan recht door den berg te voeren,
de ontwerper heeft de lijn eerst om
den berg heengelegd en doet daar
langs den trein gestadig klimmen. Met
verwondering ziet de reiziger, wan
neer hij uit het venster naar beneden
tuurt, de spoorbaan waarover hij pas
heengekomen is, in twee kronkelingen"
liggeneerst daarna stort zich de
trein in den grooten tunnel, die door
den berg is heengeboord en waarmee
Zwitserland en Italië met elkander
werden vereenigd.
Achttien minuten lang dondert de
trein nu door het donkere gewelf, bij
kans even ver als de weg van Haar
lem naar Amsterdam. Alle raampjes
zijn stijf dichthoe goed de tunnel ook
geventileerd mag wezen, er is niets
aanlokkelijks in de duffe kolen- en
zwaveldampen, die toch nog door de
reten heen weten te dringen en de
menschen in wanne dagen de zakdoe
ken voor den neus doen houden. De
weg duurt lang. Maar gelukkig, daar
schijnt eindelijk weer het daglicht
Langs den geheelen trein kletterende
ramen omlaag. De reizigers ademen
met genot de frissche lucht weer in.
's Avonds bij den terugtocht, barstte
er een onweer los. Boven de verdon
kerde bergen flitste de bliksem en liet
even de witheid zien van de neersui-
zende beekjes." Al konden we den
donder door het geraas van den trein
niet hooren, hier en daar bruischte de
Reuss boven alles u't.
Een imposante tocht I Wie een
spoorreis geen doel maar middel acht,
zal op dit tochtje tot andere gedach
ten komen.
He derde spoorreis was die van Lu
zern. naar Interlaken. De kleine, in
het land zelf gebouwde, berglocomo
tief sleepte onversaagd den langen
wagensleep voort. Op eens begon de
weg te stijgen met rammelend geluid
viel onder eiken wagen in een ver
hoogde rail de rem, die bij afbreken
van de koppeling het rijtuig tot staan
moest brengen en langzaam trok het
dappere, kleine machinetje zijn last
omhoog of daalde daarmee voorzich
tig neer. Alle reizigers verdrongen
zich aan de ramen. Het landschap
was als een tooversprookje. Op een
machtig bergtafrsel volgde een lief
lijk dal-gezicht, met kleine huisjes
hier en daar leunende tegen de hel
ling, een schouwspel, dat niemand be
schrijven, maar ook niemand ooit ver
geten kan.
Wanneer de baan vlak was, zou ze
waarschijnlijk in minder dan een uur
warden afgelegd. Nu kostte ze drie
maal zooveel tijd, maar geen enkele
minuut ging ongebruikt voorbij. Het
was als een voorstelling, als een opzet
telijke vertooalng van schoonheid en
bevalligheid, als een glimlach van de
Natuur, vastgehouden in dit toover-
achtig landschap. Waarlijk, wanneer
ik van Zwitserland niets anders had
gezien, dan deze streken langs den
trein, dan zou de reis niet te vergeefs
zijn geweest.
J. C. P.
Dr. Cook heeft ln een vergadering
van het Koninklijk Deensch Geogr.
Genootschap zijn voordracht gehou
den over zijn
POOLTOCHT.
Onder zijn gehoor waren de Ko.
ning, de Koningin en de overige leden
van het Koninklijk huis, verder de
ministers van buitenlandsche zaken
en van koophandel, graaf Frijs, le
den van de Britsché en van de Ame-
ribaansche legatie, kapitein Sver-
diup, Deensche Pool-reizigers, het
bestuur van bet aardrijkskundig ge
nootschap en een buitengewoon tal
rijke menigte.
Kroonprins Christiaan, de voorzit
ter van het genootschap is, dankte
dr Cook voor het volbrengen van zijn
expeditie en ook voor het feit, dat hij
het eerst naar Denemarken is geko
men, en dat hij zijn eerste voordracht
hcudt in een vergadering van het
Kon. Deensch Aardr. Genootschap.
Ten slotte verzocht de Kroonprins
aan Cook, de gouden medaille van
he; genootschap te willen aanvaar
den
De overhandiging geschiedde onder
luide toejuichingen van de aanwezi
gen.
Volgens den correspondent te Ko
penhagen van den Parijschen Matin
zon ae lezing van Cook te Kopenha
gen zeer hebben teleurgesteld en een
uiterst zwakken indruk hebben ge
maakt De nector-magnificus van de
Kopenhaagsche universiteit, profes-
so- Torp, zou hebben gestemd tegen
de verleening van het eere-doctoraat
aan Cook.
Reuter's Agentschap te Londen
heeft
BERICHT ONTVANGEN VAN
PEARY,
verzonden nit Indian Harbour, via
Kaap Ray op New Foundland, waar
in hij verklaart, dat men het verhaal
van Cook niet ernstig op moet nemen.
De beide Eskimo's, die Cook hadden
vergezeld, beweren, dat hij in het
geheel niet ver naar het Noorden is
geweest Zij zeggen, dat Cook nooit
de kust uit het gezicht heeft verloren.
En de overige leden van den Eskimo-
stam. waartoe do twee Eskimo's van
Cook behooren, hebben die bewering
bevestigd.
Cook heeft nu kapitein Sverdrup
verzocht een schip uit te rusten, waar
mede Sverdrup zou kunnen vertrek
ken, ora op Cape York de twee Eski
mo's te zoeken, die Cook naar de
Noordpool vergezelden, om die zoo
spoedig mogelijk naar New-York te
brengen.
In Albaneesche kringen te Konstan-
tinopel zijn berichten ontvangen, vol
gens welke
DE TOESTAND IN ZUID-ALBANIë
ERNSTIG
ia. De plannen der regeering, om nog
meer troepen naar Albanië te zen
den, worden in genoemde kringen af
gekeurd. Men is van oordeel, dat
maatregelen van geweld slechts tot
verergering yan den toestand zullen
leiden. Er moest veeleer met vreed
zame middelen gewerkt worden. Zoo
zou b.v. do vrijlating van de Alba
neesche notabelen, die in het ministe
rie van oorlog worden gevangen ge
houden, een heel wat verstandiger
daad zijn dan het zenden van steeds
meer troepen. De Albaneesche club
heeft stappen beraamd om den mi
nister van oorlog te bewegen tot in
vrijheidstelling van bedoelde notabe
len. In een bericht uit Saloniki wordt
er op gewezen, dat do Albaneezen,
zooals alle bergvolken, een sterk ont
wikkeld godsdienstig fanatisme heb
ben en na eeuwen van onwetendheid
kan er geen sprake van zijn hen zoo
maar op eens van hun vooroordeel en
te bevrijden. Vooral moet men reke
ning houden met den eerbied, dien de
Albaneezen hebben voor alle invloed
rijke en welgestelde lieden, die in
vele streken van Albanië zelfs in een
soort onderworpenheid ontaardt Zoo
kwamen de Albaneesche edelen, de
bei's, tot hun aanzien, en onder het
oude regeerstelsel tot dat onbetwist
bare gezag over het volk. Die bei's
konden zelfs Albaneesche boeren
dood laten geeselen, zonder dat die
het waagden te morren. Vaak hoort
men nu, dat de Albaneezen, die den
invloed der Turksche overheden al
tijd wisten terug te dringen en
ecuwen achtereen een tamelijk onaf
hankelijke stelling innamen, zelfbe
stuur wenschen, maar het kan toch
niet ontkend, dat de Albaneezen aan
hankelijk zijn aan het Turksche Rijk
en met name is 't het chalifaat, dat
hen aan het Turksche Rijk bindt.
Daarbij komen nog andere politie
ke omstandigheden in aanmerking,
zooals de zegepralen, die de Alba
neezen gemeenschappelijk met de Os
manen hebben bevochten. Het oude
regeerstelsel deugde niet meer voor
de AJbaneezen. Alleen die Albaneezen,
welke hun boordwinning er aan
dankten, waren op het behoud van
het oude régime gesteld. Over t ge
heel genomen ergerden zich de Alba
neezen er aan, dat de Sultan overal
geld gaf voor moskeeën, scholen en
andere gebouwen, terwijl hij niets
voor Albanië deed. In dat opzicht zijn
ook vroegere Sultans zeer tekort ge ko
men. Voor Albanië was geen belang
stelling. Men dacht er niet aan, zeg
gen de Albaneezen, dat ook in dit
land menschen wonen. Men stelde
hen op het laagste standpuntvan
daar moesten zij wel in de bescha
ving achterblijven. Do Albaneezen
hebben de vrijheid lief en niemand
behoeft alzoo voor de grondwet ge
vaar te duchten van de zijde der Al
baneezen. Wat den Albaneezen ont
breekt, is een goed geregeld onder
wijs. Zij vorderen dan ook de op
richting van scholen. Het zullen geen
al te zware offers zijn, als men in
deze aan de wenschen der Albaneezen
tegemoet komt. Zij zullen er den Tur
ken dankbaar voor zijn, en dezen
zullen steeds op den steun der Alba
neezen kunnen rekenen.
De correspondent denkt, in afw'ï-
king van anderen, niet erg pessimis
tisch over den huidigen toestand. Dit
heeft zijns inziens niet zoo veel te be-
teekenen en de schuld ligt hoofdzake
lijk aan eenige bei's, die hun heer
schappij niet willen opgeven. Djavid
pasja zal het echter spoedig met hen
klaar spelen, zegt de berichtgever. In
regeer ingskringen te Konstantinope!
schijnt men er anders over te denken
dar deze correspondent. Van toege
ven wil men niet weten, en in geen
geval van inwilliging van eenige wen
schen der Albaneezen, alvorens er in
her land volkomen rast en orde heer-
schen.
Stadsnieuws
Afschaffing van Nachtarbeid.
Namens het Nationaal- en Plaatse
lijk Comité voor de Afschaffing van
Nachtarbeid in Bakkerijen hield de
beer J. P. A. te Boekhorst Woensdag
middag om één uur eene voordracht
I in de bovenzaal der Sociëteit Vereeni-
I ging. Na een poosje wachtens waren
I om twee uur een goede veertig hoor-
j ders aanwezig.
De voorzitter, de heer Hutter, sprak
eerst eene korte inleiding en zegt, dat
de heer Te Boekhorst zou trachten
dat gedeelte der wet-Talma uit te
leggen, dat onlangs in de vergadering
der Haarlemsche Patroons Vereeni-
gmg blijkbaar verkeerd was uitge
legd.
De heer Te Boekhorst, zijn rede be
ginnende, zegt, dat de afd. Haarlem
in geen geval gerechtigd is te doen
wat haar goeddunkt. Wanneer een
van de afdeelingen uit den band
springt, heeft het Nationaal Comité
het volste recht, die af deeling van af
valligheid te beschuldigen.
HIJ drukt zijn Spijt uit, dat de
secretaris dar Haarlemsche Patroons-
Vereeniging, de heer Japikse, niet
aanwezig is om met hem van gedach
ten te wisselen. Wel degelijk heeft het
Nationaal Comité het recht, om de
afdeeling Haarlem van de Vereen I-
ging van Bakkerspatroons tot de
orde te roepen. Hij zal aantoonen,
hen in de afschaffing van den nacht
arbeid voor ieder een zegen ligt.
De Bakkersbondscourant van 28 Ju
ni LL geeft het verslag van de verga
dering der Haarlemsche Bakkerspo-
trconsvereeniging. Daarin staatDe
heer Van Leeuwen moet thans den
heer Japikse gelijk geven, hij Is tegen
da wet, evenals de voorzitter, de heer
Berkemeyer. Ook andere heeren blij
ken tegenstanders te zijn geworden.
Da heer Van Leeuwen zeide, dat de
coöperatieve bakkerijen des nachts
zouden mogen werken.
De heer Te Poekhorst geeft de stel
lige verzekering, dat die ooöperatieve
bakkerijen de aanleiding van Haar
lem's afvalligheid waren. Hadden de
patroons goede nota van het wetsont
werp genomen, zi zouden er niet te-
geu gestemd hebben. Is het niet een
fout, een dergelijk punt bij de rond
vraag te behandelen Dit is met op
zet door den beer Van Leeuwen ge
daan, het had een punt op de agenda
moeten zijn.
Spreker vindt, dat een dergelijk be
grip de grootste afkeuring verdient.
Wat de heeren in die vergadering
hebben voorgesteld, is van A tot Z
onjuist. Brood-, beschuit- en koek-
bskkerijen vallen onder de wet. De
afdeeling Haarlem wil dat ook betref
fende koek- en banketbakkerijen.
Spreker vindt dit niet noodzakelijk,
er wordt slechts enkele nachten ge
werkt in die zaken.
Spreker brengt Minister Talma zijn
eere-saluui voor zijn wet.
Ook heeft de afdeeling Haarlem
aanmerking gemaakt op de militaire
bakkerijen en bakkerijen van gestich
ten, die zouden mogen doorwerken.
Spreker stelt zich voor, dal de
Minister dit met het oog op de ma
noeuvres (veldbakkerijen) heeft ge
daan. j
Ook bepaalt de Minister, dat. het
verbod toepasselijk is op Hotels en
restaurants, wat blijkbaar eenvoudig
slecht gelezen is.
Hel Nationaal Comité heeft zich ge-
ruimen tijd ernstig met deze wet be
zig gehouden, het wil hier eene goede
uitvoering van de wet hebben. Nog-
moals verzekert spreker, dat de aan
neming der Wet door de Tweede Ka
mer een zegen zal zijn.
Betreffende de bakkersraden zegt
spreker, dat deze zullen bestaan uit
een even groot aantal patroons als
gezellen, en dat zij zeer goed werken
kunnen. Alleen moeten zij als Kamers
van Arbeid en niet als Raden van Be
roep benoemd worden het eerste
half jaar kiezen de patroons een voor
zitter, het tweede half jaar de ge
zellen.
Een voornaam punt is art. 266 A,
dal Minister Kuyper had bepaald.
Dit artikel (de patroons zullen niet
onder de bepalingen der wet vallen)
is heftig bestreden. Eenige bekende
journalisten, waaronder Mr. Kerdijk
ea Mr. Joh. Enschedé, waren het er
over eens, dat ook de patroons onder
de wet moesten vallen. In Noorwegen
was de bepaling, dat ze er niet onder
vielen. Dit is de mislukking geweest,
het patronaat breidde zich toen met
40 pet uit
Wanneer een afdeeling van den
Patroonsbond zich uitspreekt, heeft
zij zich neer te leggen bij de meerder
heid, anders is zij geen afdeeling van
den Bond.
Art 266 A heeft indertijd eene be
roering teweeg gebracht Dr. Kuyper
zond toen vijf vragen aan de afdee
lingen, die ieder het hoofdbestuur
adviseerden. De tweede vraag betrof
art 266 A. Bij het Congres in Utrecht
heeft de Bakkerspatroons-Bond met
algemeene stemmen verklaard, dat
de afschaffing zich ook over de pa
troons moest uitstrekken. Toen was
het enthousiasme groot
De tegenwoordige tijd is voor de
bakkerij een 2eer treurige. De groot
industrie breidt zich uit, de kleine
bakkers kunnen niet meer tegen de
concurrentie op. Wilt gij nu nog meer
den grond in met de stelling van den
hoer Japikse „Ik ben koning in mijn
huis" vraagt spreker. Het patro
naat zal zich enorm gaan uitbreiden.
Gij moet zorgen, dat er geen meer
dere stumpers bijkomen art. 226 A
moet niet vastgehouden worden.
In een patroonsvergadering is ge
zegd Wanneer bet artikel van Dr.
Kuyper wordt aangenomen, breidt
het klein-patronaat zich uit. Ds. Ru
dolph en Mgr. Konings achten deze
bepaling verkeerd, ook Minister Tal-
ma nam de bepaling niet op.
Het is spreker slechts te doen om
de motieven van heeren patroons in
de bedoelde patroonsvergadering
weerleggen.
Weer zegt spreker, dat de afsoh*?.
fing van den nachtarbeid een zegea.
zal zijn. de Zondagsrust is zondor
haar niet mogelijk.
Do nachtarbeid verwoest het ge
meenschapsleven, den godsdienst, hel
lichaam, don geest. Spreker zal do
afschaffing zegenen.
DEBAT.
In debat komen verscheidene hea«
ren.
De heer De Vries vindt, dat er niel
op den heer Japikse moet afgegeven
worden. Iets dat bij de rondvraag ge
beurt is niet officieel. Haarlem is lr>
hoofdzaak vóór de afschaffing, naa.
hij zeker meent.
De heer J. G. Tuytol spreekt nu oU
vertegenwoordiger van de directio
van Eigen Hulp. Het bestuur is yóój
de afschaffing van den nachtarbeid
maar wenscht hel groote publiek, dai
om 9 en 12 uur versch brood wil, te
vreden to stellen. Het bestuur heeft
beide dingen te xamen willen probee-
ren, maar het ging niel, de bakkerij
werd een helMen zal tot het publiek
moeten zeggen we onthouden u
versch brood om 9 en 12 uur. Welis
waar Ls oud brood gezonder dan
versch, maar vele medici wenschen in
de eerste plaats, dat het brood met
smaak genuttigd wordt.
Do heer Felder zegt, dat hij al 35
jaar naar eene wettelijke regeling
uitziet. Spreker is vóór de afschaf
fing, hij vindt die noodzakelijk en
vindt den stelregel van dein heer Ja
pikse onuitvoerbaar.
De heer Olie wil, dat iedere pa
troon, ook de niet-aangeslotene, zijn
meening zal te kennen geven.
De heer Te Boekhorst krijgt het
woord. Hij zegt, dat de Minister be
palingen zal moeten toevoegen. Mi
nister Talma wilde een kort wetje
maken later zal hij de wet afron
den. Het Zondags werken zal niet
verdwijnen, maar het bedrijf zal niet
op de Zondagen verplaatst worden.
Spreker wil den heer Japikse vol
strekt niet grieven. Het voorstel waa
wel officiéél. Het stond in elf bladen
officiéél opgenomen. Hij vond het
noodzakelijk deze zaak hier te be
spreken. Do patroons zeiden gespro-
keu te hebben namens de gezellen
maar dat is niet waar, die zijn strij
ders voor de afschaffing.
Spreker antwoordt den heer J. G.
Tuytel, den vertegenwoordiger van
Eigen Hulp, dat hij zijne bezworen:
tegen oudbakken brood niet deelt.
Een moderne bakkerij als Eigen Hulp
moest voor versch brood bij het 2do
ontbijt kunnen zorgen. Hij kent twee
chefs in Amsterdam, die zeiden, dat,
als zij om vijf uur begonnen, zij om
9 uur en ook om 12 uur voor versch
brood konden zorgen. Voor het twee
de ontbijt zal het zeker gaan ile
lekkerbekken moeten maar wat
wachten, zeide ds. Rudolph. De ge
goede klasse, die zooveel lekkers op
haar brood krijgt, kan het ook wel
weten. De revolutiebakkerijen hebben
hc; publiek bedorven. Eenmaal daaga
versch brood is voldoende.
Spreker bedankt den heer Felder
voor zijn steun. Hij hoopt van harte,
dat een ommekeer ten goede in de
Haarlemsche Bakkerspatroons Veree-
niging zal komen.
De voorzitter, de heer Hutter,
spreekt nog een enkel woord tot den
heer Tuytel.
Acht dagen had Eigen Hulp dea
nachtarbeid afgeschaft, om de on
mogelijkheid der afschaffing to be
wijzen. Allo clientèle behoeft niet
vóór twaalf uur bediend te zijn, hij
maakt er in zijne bakkerij een uitzon
dering van. Brood, dat 's middags
gebakken is, kan uitstekend den
volgenden ochtend gebruikt worden.
Als Eigen Hulp een dergelijke mee
rling koestert, moet zij eerst informa
ties inwinnen. Neem eerst raad aan.
er zijn wel 28 bakkerijen, waarbij het
gelukte.
De heer Tuytelt antwoordt.
Hij constateert, dat de propagandist
zegt, dat het brood wèl vóór 12 uur
bezorgd kan zijn. de heer Hutter, als
man van de practijk, daarentegen
ven niet.
De heer Te Boekhorst antwoordt
hierop, dat hij meent dat het brood
vóór 12 uur a'geleverd kan worden,
niet door rondbrengen weliswaar,
maar door liet te laten afhalen.
De heer Tuytel merkt op, dat de
proefneming bi| Eigen Hulp niet tot
doel had, de onmogelijkheid der af
schaffing te bewijzeu het doel was
de taak der gezellen te verlichten. Als
hei publiek eenmaal niet meer ver
wend is, zal ie directie met genoe
gen de afschaffing invoeren.
De heer Te Boekhorst zegt, dat een
andere regeling door de groote bak
kerijen zal moeten getroffen worden-
Zi; moeten zich aanpassen en bijv.
meer filialen stichten.
De heer Olie wenscht, dat een zul-
Naar het Engelsch, door
Barones Orczy.
49)
Wil u gelooven, Lady Blakeney,
voegde hij er bij, dat er geen persoon
lijke vijandschap in mijn hart is te
genover u of uw echtgenoot? Heb ik
u niet gezegd, dat ik zijn dood niet
wensch
En toch is u van plan hem zoo
gauw als u hem te pakken heeft naar
de guillotine te brengen.
Ik heb u de maatregelen uitge
legd, die ik iieb genomen, om zeker te
zijn, dat wij den Roodea Pimpernel
in handen krijgen. Is hij eenmaal in
onze macht, dan zal het aan hem
liggen of hij naar de guillotine gaat
of zich met u op zijn jacht zal in
schepen.
U is dus van plan Six Percy Bla
keney voor dit alternatief te stollen?
Zeker.
Door hem zijn leven aan te bie
den
En dat van zita bekoorlijke
frrouw.
In ruil voor wat
Voor zijn eer.
Dat zal hij weigeren, mijnheer.
Wij zullen zien.
Toen gebruikte hij de tafelbel, die
binnen zijn bereik stond, en binnen
enkele seconden werd de deur ge
opend en trad de soldaat binnen, die
Marguerite hierheen gebracht had.
Het onderhoud was afgeloopen. Het
had aan zijn doel beantwoord. Mar-
guérite wist nu, dat er voor haar aan
geen vluchten te denken viel, evenmin
als aan hoop op redding voor den man
dien SU liefhad.
Aan het verhaal van Chauvelin over
een koop, waarmee Parijs' eer ge
moeid zou zijn, wilde zij zelfs niet
denkenon zij was te trotsch om ook
nog maar iets van hem te vragen.
Chauvelin stond op en maakte een
diepe buiging voor haar. terwijl zij
de kamer duorliep en emaelijk de deur
uitging. Het kleine groepje soldaten
omringde haar en zij werd weer langs
de donkere gangen naar haar eigen
gevangeniscel teruggebracht.
HOOFDSTUK XXIV-
C o 11 e g a's.
Zoo gauw de deur achter Margué-
rite gesloten was, klonk ergens uit
een hoek van de kamer het geluid van
een geeuw, een gebrom en een reeks
van vloeken.
Het flikkerende licht van de vet
kaarsen was niet In alle hoeken door
gedrongen, en nu scheen zich van die
duistere diepten uit iets los te maken,
dat zich naar de tafel voortbewoog,
waaraan Chauvelin weer was gaan
zitten.
Is die aristocrate eindelijk ver
dwenen vroeg een Bchorre stem, ter
wijl een plomp lichaam, in een los
hangend buis gekleed, met bemodder-
de schoenen en broek, binnen de be
perkte lichtcirkel verscheen.
Ja, antwoordde Chauvelin kortaf.
En het heeft lang genoeg ge
duurd, bromde de ander ontevreden.
Als het vijf minuten langer geduurd
had, zou ik de zaak zelf in handen ge
nomen hebben.
Dat zou zeer aanmatigend ge
weest zijn, antwoordde Chauvelin
kalm, uw positie hier, geeft u niet het
recht daartoe. Burger Collot.
Collot d'Herbois kwam langzaam
naderbij en wierp eindelijk zijn slecht
gebouwde gestalte in den stoel, die
pas door Marguérite was verlaten.
Zijn grof, vierkant gelaat droeg dui
delijke teekenen van de groote ver
moeidheid, die hij de laatste vier-en-
twiniig uur op den rug van een paard
of in een hobbelenden boerenwagen
had moeten uitstaan..
Zijn humeur scheen onderweg ook
geleden ie hebben, en op het hooren
van de korte en besliste antwoorden
van Chauvelin keek hij even kwaad
aardig als een hond, die aan de ket
ting ligt.
Jé hebt je buiten adem gepraat
ïegenover die vrouw, bromde hij, ter
wijl hij een grooten en vuilen vuist
zwaar op de tafel liet neerkomen, en
Je maatregelen zijn volstrekt niet zoo
verstandig als jij je dat wel verbeeldt,
Burger Chauvelin.
Zij waren hoofdzakelijk door u
bedacht, Burger Collot, antwoordde
de ander kalm.
Ik zou wat krachtiger en meer
beslist zijn opgetreden dan jij met je
zachte, melk-en-water-opmerkingen,
burger, schimpte Collot nijdig. Ik zou
bij de eerste de beste gelegenheid die
intrigueerende vrouw de hersens in
geslagen hebben als zij mij maar eer
der hadden geraadpleegd.
Dan zou je heeiomual het feit over
het hoofd gezien hebben, dat door
zulke heftige maatregelen onze kan
sen op succes bij de inhechtenisne-
van den Rooden Pimpernel geheel
vernietigd zouden worden, merkte
Chauvelin droogjes op, met een min
achtend schouderophalen. Als een
maal zijn vrouw toch dood is, dan zal
de En gels chman nooit in de val loe
pen, die ik zoo zorgvuldig voor hem
heb klaar gezet.
Juist, burgeren daarom etelde
ik eenlge maatregelen voor, waar
door de vrouw verhinderd zou wor
den te ontsnappen.
Je behoeft niet bang te zijn, Bur
ger Collot, zei Chauvelin kortaf, de
ze vrouw zal nu geen poging doen om
te ontsnappen.
Als zij het wél doet
Collot d'Herbois sloeg met zijn Yuist
op tafel.
Ik denk, dat zij begrijpt, dat wij
VAT plan zijn onze bedreiging uit te
voeren.
Bedreiging ?....- Het is geen losse
bedreiging, burger.... Als die vrouw
nu ontsnapt, dan zweer ik, dat ik zelf
de guillotine ln werking zal brengen
en met mijD eigen hand iederen weer
baren man en zelfstandige vrouw in
Boulogne zal onthoofden.
Terwijl hij dit zeide, kreeg zijn ge
laat zoo'n onmenschelijk wreede uit
drukking, was er zoon begeerte om te
dooden, zoon wilde lust naar bloed op
ie lezen, dat Chauvelin sidderde en
onwillekeurig voor zijn collega ach
teruit deinsde.
Ongetwijfeld moet deze man, die
van goede geboorte en opvoeding was,
en die eens de Markies de Chauvelin
geheeten had, zijn geheele carrière
door in zijn gevoelens ea trots ge
krenkt zijn ais hij in aanraking kwam
met de revolutionairen, met wie hij
zich eenmaal verbenden had.
Hij kon niet zoo gemakkelijk ai zijn
cude ideeën van beschaving over
boord geworpen hebben om sick ge
lukkig te voelen in de tegen woerd ig-
heid van zulke mannen als Collot
d'Herbois of Marat in zijn dagen
mannen die wreeder geworden waren
dan verscheurende dieren meer ver
fijnd wreed dan eenig ander wild die*
in moeras of woestijn.
Een blik op het verwrongen gelaat
van Collot was op dit oogenblik vol
doende om Chauvelin te overtuigen,
dat het nutteloos zou zijn, om de pro
clamatie tegen de burgers vat: Bou
logne enkel als een bedreiging to
boschouwen, zelfs al had hij dat. go
wenscht. Dat Marguérite otidor de go-
geven omstandigheden niet zou trach
ten te ontsnappen, dat Sir Percy Bla
keney zelf gedwongen zou zijn allo
gedachten om haar te redden ot> i«
geven, was voor Chauvilin een vol
dongen feit, maar als dere hooggebo
ren Engelschman eens hie*k niel
zoo'n onzelfzuchtige held te zijn als hij
leek, als ook Marguérite Blakeney uJ4
ruwer vorm gegoten was als om
kort te gaan, de Roode Pimpernel inet
de proclamatie voor oogen. or in
slaagde ztjn vrouw te redden uit do,
klauwen der Terroristen, dan was bet,
ook zeker, dat Collot d'Herboi* zlja
dolle en wreede plannen geheel z<n
uitvoeren. (Wordt v^rvolgdk