HAARLEM'S DAGBLAD. TWEEDB BLAD. aJaitenlandsch Overzicht FEUILLETON De roode Pimpernel in Gevaar. DONDERDAG 9 SEPTEMBER 1909 OM ONS HEENi No. 9B7. Reisherinneringen. Sommige menschen beschuit wen, wanneer ze op reis gaan, de spoorreis als een noodzakelijk kwaad, dat zij hebben te ondergaan om de plek te bereiken, waar ze hun vacantia zul len doorbrengen. Van de reis zelf ge nieten ze dan ook int 't geheel niet. Hun aandacht is gevestigd op t oogenblik van aankomst, ze tobben Zich ai met de vraag, hoe ze naar hun hótel of pension zullen komen, of al les met de bagage naar wensch zal gaan, of 't mooi weer zal wezen en zoo ine er. Anderen gevoelen, dat hun vacantia begint op 't oogenblik, dat de trein vertrekt Bij ieder station laten ze een deel van hun zorgen achter en het duurt geen uur, of ze voelen zich vrij van de banden der alledaagsche he el omroer ing. Ik ben blij te kunnen zoggen, dat ik van deze misschien wel luchthartige, maar dan toch zeker ook gelukkiger oategorie deel uit maak. Het reizen op zichzelf lijkt me een genoegen. Bij de wisseling van het landschap voor de ruiten kan geen kinematograaf immers halen en In den trein zelf leeft een klein wereldje, dat de moeite van t bekijken wel waard ia. Vroeger, toen elke wagen verdeeld Was In compartimenten, waarvan de Reizigers elkaar op zijn best konden hooien, maar niet konden zien en in geen geval elkaar bereiken, was een spoorreis van langen duur allergru welijkst vervelend. Waar de reiziger zat, daar bleef hij zitten, in spanning of hij de volgende aansluiting wel halen zou. In alle opzichten leed hij gebrekde spoorwegmaatschappij vervoerde hem, ja, maar precies als zijn koffer, alsof hij geen behoeften had, waaraan voldaan moest worden. Daaraan hebben de harmonicaw a- ■gens, de doorgaande treinen, een eind gemaakt. De eenlge zorg van den rei ziger is nu, dat hij een plaats krijgt ln den doorgaanden wagen, die hem zon der verder overstappen naar het doel van zijn reis zal vervoeren. Heeft hij eenmaal zijn plekje, gevonden, dan is verder alle zorg voorbij. De bagage in het net boven zijn hoofd is het veili ge teeken, dat de plaats bezet is en het plaatje aan de deur verkondigt duidelijk genoeg aan nieuwe reizi gers, hoeveel plaatsen nog beschik baar zijn. Nu kan hij doen wat hij wenscht, in de gangen naar het landschap kijken, nl.B hij verkiest den heelen trein op zijn gemak doorwandelen en in den laats ten wagen turen naar het snel afrollende lint van den weg, of wan neer hij zich stoffig begint fce voelen (de stofplaag is ook een quaestie voor de spoorwegen) zich eens frisch te wasschen. Zoolang de watervoorraad het uithoudt, hot kastje met handdoe ken en de voorraad van stukjes zeep niet uitgeput ziin, is dit niet de minst aangename tijdpasseering op de reis. 't Is waar, tegen het einde kunnen de voorraden te kort schieten, maar dan is juist het verlangen naar een fris- sche wassching een van de redenen, om de aankomst met des te m vreugde te begroeten. Sommige menschen kunnen in den trein niet eten. Ik beklaag ze van gan- ischer harte. Het is zoo gezellig, om in den Speisewagen, rollend res taurant, voor de groote ruiten te gaan zitten en een uurtje door te brengen aan een middagmaal of Abendes- sen, dat weliswaar niet altijd het geld waard is en waarbij men voor zichtig te werk moet gaan, om zich niet in de wang te prikken of bier of wijn niet over het glas heen te schen ken. Met een dutje en een sigaar komen zoodoende weer twee uur van de lan ge spoorreis zonder moeite om, Ik kan het verschil tusschen een spoorreis van vroeger en nu niet kor ter zeggen dan hiermee i vroeger 'moest men, nu wil mem Maar het landschap is van de groot ste beteekenis. Ik heb op deze reis den Rijn weergezien, in zon- en in maneschijn, met zijn altijd lieflijke taireelen van water, rots en ruïnes, waaraan zooveel herinneringen uit vroeger dagen verbonden zijn j ik heb bewonderd de bergketenen van Jura en Vogezen, met al hunne souvenirs aan den Fransch-Duitechen oorlog in 1870. En toen we 's avonds te Basel uitstapten, heb ik me de hoofdpijn ge troost, die van de reis overbleef. De inspanning van de oogen kwam zich wreken, maar het genot woog tegen de straf op. Naderhand is mij van twee andere spoorrelzen de heugenis bijgebleven. De eene was van Lui era naar Luga no, de andere, heel wat kleiner, over de Brdnig-baan van Luzern naar In terlaken. Om een uur of vier in Luga no door te brengen moesten we in t geheel tien uur sporen, vijf uur heen en vijf uur terug. Hoe mooi het Zwit- sersche plaatsje met zijn Italiaan- schen naam ook ls, toch zou het ge noegen misschien wat duur gekocht zijn geweest, wanneer niet de spoor reis zelf zooveel genot had opgele verd. Wat een omgevingHooge ber gen aan alle kanten en daarlangs de woest stro omen de Reuss, die gevoed wordt door smalle beekjes, die als zil veren linten van de hoogten komen afrollen. Alsof het met den bewonde raar coquetteert onttrekt zich telkens het schitterende landschap aan. het oog, wanneer de trein door tunnels gaat. Hoeveel er waren heb ik niet ge teld, maar kilometers ver hebben we aan de raampjes gestaan, om wan neer weer een steenen holgang op dook, de vensters dicht te sluiten te gen den duif en zwaveldamp. Maar zooara dan het daglicht weer in den wagen viel, scheen het trotsche land schap mooier nog. Wie-deze reis heeft afgelegd, ver geet ook den Gotthard tunnel niet. Het is niet mogelijk geweest, de spoor baan recht door den berg te voeren, de ontwerper heeft de lijn eerst om den berg heengelegd en doet daar langs den trein gestadig klimmen. Met verwondering ziet de reiziger, wan neer hij uit het venster naar beneden tuurt, de spoorbaan waarover hij pas heengekomen is, in twee kronkelingen" liggeneerst daarna stort zich de trein in den grooten tunnel, die door den berg is heengeboord en waarmee Zwitserland en Italië met elkander werden vereenigd. Achttien minuten lang dondert de trein nu door het donkere gewelf, bij kans even ver als de weg van Haar lem naar Amsterdam. Alle raampjes zijn stijf dichthoe goed de tunnel ook geventileerd mag wezen, er is niets aanlokkelijks in de duffe kolen- en zwaveldampen, die toch nog door de reten heen weten te dringen en de menschen in wanne dagen de zakdoe ken voor den neus doen houden. De weg duurt lang. Maar gelukkig, daar schijnt eindelijk weer het daglicht Langs den geheelen trein kletterende ramen omlaag. De reizigers ademen met genot de frissche lucht weer in. 's Avonds bij den terugtocht, barstte er een onweer los. Boven de verdon kerde bergen flitste de bliksem en liet even de witheid zien van de neersui- zende beekjes." Al konden we den donder door het geraas van den trein niet hooren, hier en daar bruischte de Reuss boven alles u't. Een imposante tocht I Wie een spoorreis geen doel maar middel acht, zal op dit tochtje tot andere gedach ten komen. He derde spoorreis was die van Lu zern. naar Interlaken. De kleine, in het land zelf gebouwde, berglocomo tief sleepte onversaagd den langen wagensleep voort. Op eens begon de weg te stijgen met rammelend geluid viel onder eiken wagen in een ver hoogde rail de rem, die bij afbreken van de koppeling het rijtuig tot staan moest brengen en langzaam trok het dappere, kleine machinetje zijn last omhoog of daalde daarmee voorzich tig neer. Alle reizigers verdrongen zich aan de ramen. Het landschap was als een tooversprookje. Op een machtig bergtafrsel volgde een lief lijk dal-gezicht, met kleine huisjes hier en daar leunende tegen de hel ling, een schouwspel, dat niemand be schrijven, maar ook niemand ooit ver geten kan. Wanneer de baan vlak was, zou ze waarschijnlijk in minder dan een uur warden afgelegd. Nu kostte ze drie maal zooveel tijd, maar geen enkele minuut ging ongebruikt voorbij. Het was als een voorstelling, als een opzet telijke vertooalng van schoonheid en bevalligheid, als een glimlach van de Natuur, vastgehouden in dit toover- achtig landschap. Waarlijk, wanneer ik van Zwitserland niets anders had gezien, dan deze streken langs den trein, dan zou de reis niet te vergeefs zijn geweest. J. C. P. Dr. Cook heeft ln een vergadering van het Koninklijk Deensch Geogr. Genootschap zijn voordracht gehou den over zijn POOLTOCHT. Onder zijn gehoor waren de Ko. ning, de Koningin en de overige leden van het Koninklijk huis, verder de ministers van buitenlandsche zaken en van koophandel, graaf Frijs, le den van de Britsché en van de Ame- ribaansche legatie, kapitein Sver- diup, Deensche Pool-reizigers, het bestuur van bet aardrijkskundig ge nootschap en een buitengewoon tal rijke menigte. Kroonprins Christiaan, de voorzit ter van het genootschap is, dankte dr Cook voor het volbrengen van zijn expeditie en ook voor het feit, dat hij het eerst naar Denemarken is geko men, en dat hij zijn eerste voordracht hcudt in een vergadering van het Kon. Deensch Aardr. Genootschap. Ten slotte verzocht de Kroonprins aan Cook, de gouden medaille van he; genootschap te willen aanvaar den De overhandiging geschiedde onder luide toejuichingen van de aanwezi gen. Volgens den correspondent te Ko penhagen van den Parijschen Matin zon ae lezing van Cook te Kopenha gen zeer hebben teleurgesteld en een uiterst zwakken indruk hebben ge maakt De nector-magnificus van de Kopenhaagsche universiteit, profes- so- Torp, zou hebben gestemd tegen de verleening van het eere-doctoraat aan Cook. Reuter's Agentschap te Londen heeft BERICHT ONTVANGEN VAN PEARY, verzonden nit Indian Harbour, via Kaap Ray op New Foundland, waar in hij verklaart, dat men het verhaal van Cook niet ernstig op moet nemen. De beide Eskimo's, die Cook hadden vergezeld, beweren, dat hij in het geheel niet ver naar het Noorden is geweest Zij zeggen, dat Cook nooit de kust uit het gezicht heeft verloren. En de overige leden van den Eskimo- stam. waartoe do twee Eskimo's van Cook behooren, hebben die bewering bevestigd. Cook heeft nu kapitein Sverdrup verzocht een schip uit te rusten, waar mede Sverdrup zou kunnen vertrek ken, ora op Cape York de twee Eski mo's te zoeken, die Cook naar de Noordpool vergezelden, om die zoo spoedig mogelijk naar New-York te brengen. In Albaneesche kringen te Konstan- tinopel zijn berichten ontvangen, vol gens welke DE TOESTAND IN ZUID-ALBANIë ERNSTIG ia. De plannen der regeering, om nog meer troepen naar Albanië te zen den, worden in genoemde kringen af gekeurd. Men is van oordeel, dat maatregelen van geweld slechts tot verergering yan den toestand zullen leiden. Er moest veeleer met vreed zame middelen gewerkt worden. Zoo zou b.v. do vrijlating van de Alba neesche notabelen, die in het ministe rie van oorlog worden gevangen ge houden, een heel wat verstandiger daad zijn dan het zenden van steeds meer troepen. De Albaneesche club heeft stappen beraamd om den mi nister van oorlog te bewegen tot in vrijheidstelling van bedoelde notabe len. In een bericht uit Saloniki wordt er op gewezen, dat do Albaneezen, zooals alle bergvolken, een sterk ont wikkeld godsdienstig fanatisme heb ben en na eeuwen van onwetendheid kan er geen sprake van zijn hen zoo maar op eens van hun vooroordeel en te bevrijden. Vooral moet men reke ning houden met den eerbied, dien de Albaneezen hebben voor alle invloed rijke en welgestelde lieden, die in vele streken van Albanië zelfs in een soort onderworpenheid ontaardt Zoo kwamen de Albaneesche edelen, de bei's, tot hun aanzien, en onder het oude regeerstelsel tot dat onbetwist bare gezag over het volk. Die bei's konden zelfs Albaneesche boeren dood laten geeselen, zonder dat die het waagden te morren. Vaak hoort men nu, dat de Albaneezen, die den invloed der Turksche overheden al tijd wisten terug te dringen en ecuwen achtereen een tamelijk onaf hankelijke stelling innamen, zelfbe stuur wenschen, maar het kan toch niet ontkend, dat de Albaneezen aan hankelijk zijn aan het Turksche Rijk en met name is 't het chalifaat, dat hen aan het Turksche Rijk bindt. Daarbij komen nog andere politie ke omstandigheden in aanmerking, zooals de zegepralen, die de Alba neezen gemeenschappelijk met de Os manen hebben bevochten. Het oude regeerstelsel deugde niet meer voor de AJbaneezen. Alleen die Albaneezen, welke hun boordwinning er aan dankten, waren op het behoud van het oude régime gesteld. Over t ge heel genomen ergerden zich de Alba neezen er aan, dat de Sultan overal geld gaf voor moskeeën, scholen en andere gebouwen, terwijl hij niets voor Albanië deed. In dat opzicht zijn ook vroegere Sultans zeer tekort ge ko men. Voor Albanië was geen belang stelling. Men dacht er niet aan, zeg gen de Albaneezen, dat ook in dit land menschen wonen. Men stelde hen op het laagste standpuntvan daar moesten zij wel in de bescha ving achterblijven. Do Albaneezen hebben de vrijheid lief en niemand behoeft alzoo voor de grondwet ge vaar te duchten van de zijde der Al baneezen. Wat den Albaneezen ont breekt, is een goed geregeld onder wijs. Zij vorderen dan ook de op richting van scholen. Het zullen geen al te zware offers zijn, als men in deze aan de wenschen der Albaneezen tegemoet komt. Zij zullen er den Tur ken dankbaar voor zijn, en dezen zullen steeds op den steun der Alba neezen kunnen rekenen. De correspondent denkt, in afw'ï- king van anderen, niet erg pessimis tisch over den huidigen toestand. Dit heeft zijns inziens niet zoo veel te be- teekenen en de schuld ligt hoofdzake lijk aan eenige bei's, die hun heer schappij niet willen opgeven. Djavid pasja zal het echter spoedig met hen klaar spelen, zegt de berichtgever. In regeer ingskringen te Konstantinope! schijnt men er anders over te denken dar deze correspondent. Van toege ven wil men niet weten, en in geen geval van inwilliging van eenige wen schen der Albaneezen, alvorens er in her land volkomen rast en orde heer- schen. Stadsnieuws Afschaffing van Nachtarbeid. Namens het Nationaal- en Plaatse lijk Comité voor de Afschaffing van Nachtarbeid in Bakkerijen hield de beer J. P. A. te Boekhorst Woensdag middag om één uur eene voordracht I in de bovenzaal der Sociëteit Vereeni- I ging. Na een poosje wachtens waren I om twee uur een goede veertig hoor- j ders aanwezig. De voorzitter, de heer Hutter, sprak eerst eene korte inleiding en zegt, dat de heer Te Boekhorst zou trachten dat gedeelte der wet-Talma uit te leggen, dat onlangs in de vergadering der Haarlemsche Patroons Vereeni- gmg blijkbaar verkeerd was uitge legd. De heer Te Boekhorst, zijn rede be ginnende, zegt, dat de afd. Haarlem in geen geval gerechtigd is te doen wat haar goeddunkt. Wanneer een van de afdeelingen uit den band springt, heeft het Nationaal Comité het volste recht, die af deeling van af valligheid te beschuldigen. HIJ drukt zijn Spijt uit, dat de secretaris dar Haarlemsche Patroons- Vereeniging, de heer Japikse, niet aanwezig is om met hem van gedach ten te wisselen. Wel degelijk heeft het Nationaal Comité het recht, om de afdeeling Haarlem van de Vereen I- ging van Bakkerspatroons tot de orde te roepen. Hij zal aantoonen, hen in de afschaffing van den nacht arbeid voor ieder een zegen ligt. De Bakkersbondscourant van 28 Ju ni LL geeft het verslag van de verga dering der Haarlemsche Bakkerspo- trconsvereeniging. Daarin staatDe heer Van Leeuwen moet thans den heer Japikse gelijk geven, hij Is tegen da wet, evenals de voorzitter, de heer Berkemeyer. Ook andere heeren blij ken tegenstanders te zijn geworden. Da heer Van Leeuwen zeide, dat de coöperatieve bakkerijen des nachts zouden mogen werken. De heer Te Poekhorst geeft de stel lige verzekering, dat die ooöperatieve bakkerijen de aanleiding van Haar lem's afvalligheid waren. Hadden de patroons goede nota van het wetsont werp genomen, zi zouden er niet te- geu gestemd hebben. Is het niet een fout, een dergelijk punt bij de rond vraag te behandelen Dit is met op zet door den beer Van Leeuwen ge daan, het had een punt op de agenda moeten zijn. Spreker vindt, dat een dergelijk be grip de grootste afkeuring verdient. Wat de heeren in die vergadering hebben voorgesteld, is van A tot Z onjuist. Brood-, beschuit- en koek- bskkerijen vallen onder de wet. De afdeeling Haarlem wil dat ook betref fende koek- en banketbakkerijen. Spreker vindt dit niet noodzakelijk, er wordt slechts enkele nachten ge werkt in die zaken. Spreker brengt Minister Talma zijn eere-saluui voor zijn wet. Ook heeft de afdeeling Haarlem aanmerking gemaakt op de militaire bakkerijen en bakkerijen van gestich ten, die zouden mogen doorwerken. Spreker stelt zich voor, dal de Minister dit met het oog op de ma noeuvres (veldbakkerijen) heeft ge daan. j Ook bepaalt de Minister, dat. het verbod toepasselijk is op Hotels en restaurants, wat blijkbaar eenvoudig slecht gelezen is. Hel Nationaal Comité heeft zich ge- ruimen tijd ernstig met deze wet be zig gehouden, het wil hier eene goede uitvoering van de wet hebben. Nog- moals verzekert spreker, dat de aan neming der Wet door de Tweede Ka mer een zegen zal zijn. Betreffende de bakkersraden zegt spreker, dat deze zullen bestaan uit een even groot aantal patroons als gezellen, en dat zij zeer goed werken kunnen. Alleen moeten zij als Kamers van Arbeid en niet als Raden van Be roep benoemd worden het eerste half jaar kiezen de patroons een voor zitter, het tweede half jaar de ge zellen. Een voornaam punt is art. 266 A, dal Minister Kuyper had bepaald. Dit artikel (de patroons zullen niet onder de bepalingen der wet vallen) is heftig bestreden. Eenige bekende journalisten, waaronder Mr. Kerdijk ea Mr. Joh. Enschedé, waren het er over eens, dat ook de patroons onder de wet moesten vallen. In Noorwegen was de bepaling, dat ze er niet onder vielen. Dit is de mislukking geweest, het patronaat breidde zich toen met 40 pet uit Wanneer een afdeeling van den Patroonsbond zich uitspreekt, heeft zij zich neer te leggen bij de meerder heid, anders is zij geen afdeeling van den Bond. Art 266 A heeft indertijd eene be roering teweeg gebracht Dr. Kuyper zond toen vijf vragen aan de afdee lingen, die ieder het hoofdbestuur adviseerden. De tweede vraag betrof art 266 A. Bij het Congres in Utrecht heeft de Bakkerspatroons-Bond met algemeene stemmen verklaard, dat de afschaffing zich ook over de pa troons moest uitstrekken. Toen was het enthousiasme groot De tegenwoordige tijd is voor de bakkerij een 2eer treurige. De groot industrie breidt zich uit, de kleine bakkers kunnen niet meer tegen de concurrentie op. Wilt gij nu nog meer den grond in met de stelling van den hoer Japikse „Ik ben koning in mijn huis" vraagt spreker. Het patro naat zal zich enorm gaan uitbreiden. Gij moet zorgen, dat er geen meer dere stumpers bijkomen art. 226 A moet niet vastgehouden worden. In een patroonsvergadering is ge zegd Wanneer bet artikel van Dr. Kuyper wordt aangenomen, breidt het klein-patronaat zich uit. Ds. Ru dolph en Mgr. Konings achten deze bepaling verkeerd, ook Minister Tal- ma nam de bepaling niet op. Het is spreker slechts te doen om de motieven van heeren patroons in de bedoelde patroonsvergadering weerleggen. Weer zegt spreker, dat de afsoh*?. fing van den nachtarbeid een zegea. zal zijn. de Zondagsrust is zondor haar niet mogelijk. Do nachtarbeid verwoest het ge meenschapsleven, den godsdienst, hel lichaam, don geest. Spreker zal do afschaffing zegenen. DEBAT. In debat komen verscheidene hea« ren. De heer De Vries vindt, dat er niel op den heer Japikse moet afgegeven worden. Iets dat bij de rondvraag ge beurt is niet officieel. Haarlem is lr> hoofdzaak vóór de afschaffing, naa. hij zeker meent. De heer J. G. Tuytol spreekt nu oU vertegenwoordiger van de directio van Eigen Hulp. Het bestuur is yóój de afschaffing van den nachtarbeid maar wenscht hel groote publiek, dai om 9 en 12 uur versch brood wil, te vreden to stellen. Het bestuur heeft beide dingen te xamen willen probee- ren, maar het ging niel, de bakkerij werd een helMen zal tot het publiek moeten zeggen we onthouden u versch brood om 9 en 12 uur. Welis waar Ls oud brood gezonder dan versch, maar vele medici wenschen in de eerste plaats, dat het brood met smaak genuttigd wordt. Do heer Felder zegt, dat hij al 35 jaar naar eene wettelijke regeling uitziet. Spreker is vóór de afschaf fing, hij vindt die noodzakelijk en vindt den stelregel van dein heer Ja pikse onuitvoerbaar. De heer Olie wil, dat iedere pa troon, ook de niet-aangeslotene, zijn meening zal te kennen geven. De heer Te Boekhorst krijgt het woord. Hij zegt, dat de Minister be palingen zal moeten toevoegen. Mi nister Talma wilde een kort wetje maken later zal hij de wet afron den. Het Zondags werken zal niet verdwijnen, maar het bedrijf zal niet op de Zondagen verplaatst worden. Spreker wil den heer Japikse vol strekt niet grieven. Het voorstel waa wel officiéél. Het stond in elf bladen officiéél opgenomen. Hij vond het noodzakelijk deze zaak hier te be spreken. Do patroons zeiden gespro- keu te hebben namens de gezellen maar dat is niet waar, die zijn strij ders voor de afschaffing. Spreker antwoordt den heer J. G. Tuytel, den vertegenwoordiger van Eigen Hulp, dat hij zijne bezworen: tegen oudbakken brood niet deelt. Een moderne bakkerij als Eigen Hulp moest voor versch brood bij het 2do ontbijt kunnen zorgen. Hij kent twee chefs in Amsterdam, die zeiden, dat, als zij om vijf uur begonnen, zij om 9 uur en ook om 12 uur voor versch brood konden zorgen. Voor het twee de ontbijt zal het zeker gaan ile lekkerbekken moeten maar wat wachten, zeide ds. Rudolph. De ge goede klasse, die zooveel lekkers op haar brood krijgt, kan het ook wel weten. De revolutiebakkerijen hebben hc; publiek bedorven. Eenmaal daaga versch brood is voldoende. Spreker bedankt den heer Felder voor zijn steun. Hij hoopt van harte, dat een ommekeer ten goede in de Haarlemsche Bakkerspatroons Veree- niging zal komen. De voorzitter, de heer Hutter, spreekt nog een enkel woord tot den heer Tuytel. Acht dagen had Eigen Hulp dea nachtarbeid afgeschaft, om de on mogelijkheid der afschaffing to be wijzen. Allo clientèle behoeft niet vóór twaalf uur bediend te zijn, hij maakt er in zijne bakkerij een uitzon dering van. Brood, dat 's middags gebakken is, kan uitstekend den volgenden ochtend gebruikt worden. Als Eigen Hulp een dergelijke mee rling koestert, moet zij eerst informa ties inwinnen. Neem eerst raad aan. er zijn wel 28 bakkerijen, waarbij het gelukte. De heer Tuytelt antwoordt. Hij constateert, dat de propagandist zegt, dat het brood wèl vóór 12 uur bezorgd kan zijn. de heer Hutter, als man van de practijk, daarentegen ven niet. De heer Te Boekhorst antwoordt hierop, dat hij meent dat het brood vóór 12 uur a'geleverd kan worden, niet door rondbrengen weliswaar, maar door liet te laten afhalen. De heer Tuytel merkt op, dat de proefneming bi| Eigen Hulp niet tot doel had, de onmogelijkheid der af schaffing te bewijzeu het doel was de taak der gezellen te verlichten. Als hei publiek eenmaal niet meer ver wend is, zal ie directie met genoe gen de afschaffing invoeren. De heer Te Boekhorst zegt, dat een andere regeling door de groote bak kerijen zal moeten getroffen worden- Zi; moeten zich aanpassen en bijv. meer filialen stichten. De heer Olie wenscht, dat een zul- Naar het Engelsch, door Barones Orczy. 49) Wil u gelooven, Lady Blakeney, voegde hij er bij, dat er geen persoon lijke vijandschap in mijn hart is te genover u of uw echtgenoot? Heb ik u niet gezegd, dat ik zijn dood niet wensch En toch is u van plan hem zoo gauw als u hem te pakken heeft naar de guillotine te brengen. Ik heb u de maatregelen uitge legd, die ik iieb genomen, om zeker te zijn, dat wij den Roodea Pimpernel in handen krijgen. Is hij eenmaal in onze macht, dan zal het aan hem liggen of hij naar de guillotine gaat of zich met u op zijn jacht zal in schepen. U is dus van plan Six Percy Bla keney voor dit alternatief te stollen? Zeker. Door hem zijn leven aan te bie den En dat van zita bekoorlijke frrouw. In ruil voor wat Voor zijn eer. Dat zal hij weigeren, mijnheer. Wij zullen zien. Toen gebruikte hij de tafelbel, die binnen zijn bereik stond, en binnen enkele seconden werd de deur ge opend en trad de soldaat binnen, die Marguerite hierheen gebracht had. Het onderhoud was afgeloopen. Het had aan zijn doel beantwoord. Mar- guérite wist nu, dat er voor haar aan geen vluchten te denken viel, evenmin als aan hoop op redding voor den man dien SU liefhad. Aan het verhaal van Chauvelin over een koop, waarmee Parijs' eer ge moeid zou zijn, wilde zij zelfs niet denkenon zij was te trotsch om ook nog maar iets van hem te vragen. Chauvelin stond op en maakte een diepe buiging voor haar. terwijl zij de kamer duorliep en emaelijk de deur uitging. Het kleine groepje soldaten omringde haar en zij werd weer langs de donkere gangen naar haar eigen gevangeniscel teruggebracht. HOOFDSTUK XXIV- C o 11 e g a's. Zoo gauw de deur achter Margué- rite gesloten was, klonk ergens uit een hoek van de kamer het geluid van een geeuw, een gebrom en een reeks van vloeken. Het flikkerende licht van de vet kaarsen was niet In alle hoeken door gedrongen, en nu scheen zich van die duistere diepten uit iets los te maken, dat zich naar de tafel voortbewoog, waaraan Chauvelin weer was gaan zitten. Is die aristocrate eindelijk ver dwenen vroeg een Bchorre stem, ter wijl een plomp lichaam, in een los hangend buis gekleed, met bemodder- de schoenen en broek, binnen de be perkte lichtcirkel verscheen. Ja, antwoordde Chauvelin kortaf. En het heeft lang genoeg ge duurd, bromde de ander ontevreden. Als het vijf minuten langer geduurd had, zou ik de zaak zelf in handen ge nomen hebben. Dat zou zeer aanmatigend ge weest zijn, antwoordde Chauvelin kalm, uw positie hier, geeft u niet het recht daartoe. Burger Collot. Collot d'Herbois kwam langzaam naderbij en wierp eindelijk zijn slecht gebouwde gestalte in den stoel, die pas door Marguérite was verlaten. Zijn grof, vierkant gelaat droeg dui delijke teekenen van de groote ver moeidheid, die hij de laatste vier-en- twiniig uur op den rug van een paard of in een hobbelenden boerenwagen had moeten uitstaan.. Zijn humeur scheen onderweg ook geleden ie hebben, en op het hooren van de korte en besliste antwoorden van Chauvelin keek hij even kwaad aardig als een hond, die aan de ket ting ligt. Jé hebt je buiten adem gepraat ïegenover die vrouw, bromde hij, ter wijl hij een grooten en vuilen vuist zwaar op de tafel liet neerkomen, en Je maatregelen zijn volstrekt niet zoo verstandig als jij je dat wel verbeeldt, Burger Chauvelin. Zij waren hoofdzakelijk door u bedacht, Burger Collot, antwoordde de ander kalm. Ik zou wat krachtiger en meer beslist zijn opgetreden dan jij met je zachte, melk-en-water-opmerkingen, burger, schimpte Collot nijdig. Ik zou bij de eerste de beste gelegenheid die intrigueerende vrouw de hersens in geslagen hebben als zij mij maar eer der hadden geraadpleegd. Dan zou je heeiomual het feit over het hoofd gezien hebben, dat door zulke heftige maatregelen onze kan sen op succes bij de inhechtenisne- van den Rooden Pimpernel geheel vernietigd zouden worden, merkte Chauvelin droogjes op, met een min achtend schouderophalen. Als een maal zijn vrouw toch dood is, dan zal de En gels chman nooit in de val loe pen, die ik zoo zorgvuldig voor hem heb klaar gezet. Juist, burgeren daarom etelde ik eenlge maatregelen voor, waar door de vrouw verhinderd zou wor den te ontsnappen. Je behoeft niet bang te zijn, Bur ger Collot, zei Chauvelin kortaf, de ze vrouw zal nu geen poging doen om te ontsnappen. Als zij het wél doet Collot d'Herbois sloeg met zijn Yuist op tafel. Ik denk, dat zij begrijpt, dat wij VAT plan zijn onze bedreiging uit te voeren. Bedreiging ?....- Het is geen losse bedreiging, burger.... Als die vrouw nu ontsnapt, dan zweer ik, dat ik zelf de guillotine ln werking zal brengen en met mijD eigen hand iederen weer baren man en zelfstandige vrouw in Boulogne zal onthoofden. Terwijl hij dit zeide, kreeg zijn ge laat zoo'n onmenschelijk wreede uit drukking, was er zoon begeerte om te dooden, zoon wilde lust naar bloed op ie lezen, dat Chauvelin sidderde en onwillekeurig voor zijn collega ach teruit deinsde. Ongetwijfeld moet deze man, die van goede geboorte en opvoeding was, en die eens de Markies de Chauvelin geheeten had, zijn geheele carrière door in zijn gevoelens ea trots ge krenkt zijn ais hij in aanraking kwam met de revolutionairen, met wie hij zich eenmaal verbenden had. Hij kon niet zoo gemakkelijk ai zijn cude ideeën van beschaving over boord geworpen hebben om sick ge lukkig te voelen in de tegen woerd ig- heid van zulke mannen als Collot d'Herbois of Marat in zijn dagen mannen die wreeder geworden waren dan verscheurende dieren meer ver fijnd wreed dan eenig ander wild die* in moeras of woestijn. Een blik op het verwrongen gelaat van Collot was op dit oogenblik vol doende om Chauvelin te overtuigen, dat het nutteloos zou zijn, om de pro clamatie tegen de burgers vat: Bou logne enkel als een bedreiging to boschouwen, zelfs al had hij dat. go wenscht. Dat Marguérite otidor de go- geven omstandigheden niet zou trach ten te ontsnappen, dat Sir Percy Bla keney zelf gedwongen zou zijn allo gedachten om haar te redden ot> i« geven, was voor Chauvilin een vol dongen feit, maar als dere hooggebo ren Engelschman eens hie*k niel zoo'n onzelfzuchtige held te zijn als hij leek, als ook Marguérite Blakeney uJ4 ruwer vorm gegoten was als om kort te gaan, de Roode Pimpernel inet de proclamatie voor oogen. or in slaagde ztjn vrouw te redden uit do, klauwen der Terroristen, dan was bet, ook zeker, dat Collot d'Herboi* zlja dolle en wreede plannen geheel z<n uitvoeren. (Wordt v^rvolgdk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5