BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
rs.20 PER 3 1AARDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
Rubriek voor Vrouwen
Het Rijke Natuurleven
Het geheimzinnige schip
17e Js&rgang.
Na. 8041
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAG3LAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT
!N HAARLEM'S DAGBLAD ZUS
ADVERTENT1ÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Het spelen onzer kinderen.-
Zouden de kinderspelen nu wel ee
everweging waard zijn? roept mis
schien menigeen uit. En ons ant
woord is Gij kunt niet genoeg aan
dacht wijden aan het spelen uwer
kinderen. Uit het spel leert ge hun
zielsuiting kennen in volkomen zui
verheid. Bespiedt uw kinderen bij hun
spelen en gij zult veelal leeren, wat
xlj worden kunnen en worden moeten.
Het spelen is de ernstigste bezigheid
in 't leven van 't kindde gewichtig
ste arbeid, dien eon kind verricht
Daaraan wordt door vele menschen
niet gedacht Zij verbeelden zich, dat
een kind niet vroeg genoeg kan wor
den ingespannen. Maar zeer ernstige
arbeid is het spel der kinderen, van
de grootste beteekenis voor de verde
re ontwikkeling.
In het spel openbaart zich ook het
best de aanleg van het kind het doet
zich dan kennen als vrije, denkende
geest, is uitvinder, ontdekker, als gij
Wilt.
Nooit moet men daarom een spel,
dat kinderen bedacht hebben, bela
chelijk maken, maar men moet hen
altijd met vollen ernst tegemoet ko
men. Evenmin moet men kinderen
zonder dringende noodzaak, in hun
spelen storen. Wat zeggen de ouders
als zij midden in hun werk meed oo
genloos worden gestoord Meestal
geraken zij erg uit hun humeur. Maar
het is de plicht der ouders, zich door
onverstandige kinderen te laten sto
ren, zonder hun geduld te verliezen.
Kinderen kunnen slechts met oneindig
veel geduld er aan gewend worden,
eerbied te hebben voor de bezigheden
van anderen. Daarom moeten ook wij
hun werk eerbiedigen. Hoe ijveriger
uw kind speelt, dos ie ijveriger zal het
later ook werken. In het spel toonen
zich ook reeds de hartstochten. Ook
hier moet tijdig opmerkzame verzor
ging optreden. Gij moet het rechte
oogenbiik vinden, waarop het spel in
hartstocht ontaardt. Dan moet gij
zeer kalm en voorzichtig ingrijpen en
vden vurigen geest een andere richting
geven. Het is niet goed, als kinderen
dikwijls de perken te buiten gaan
eelibeheersching moet reeds bij het
6pelende kind aangekweekt worden.
Een zeer gewichtige vraag is waar
mede spelen kinderen? Onzo speel
goedwinkels zijn onuitputtelijk in de
beantwoording dezer vraag. Maar ge
loof mij, als gij zelf kinderen hebt,
weet gij misschien reeds, dat gij daar
weinig bruikbaars zult vinden. Speel
goedwinkels zijn voor ooms en tan
tes, die de familie willen bezoeken en
er op het laatste oogenbiik aan den
ken, dat zij toch eigenlijk voor de
kinderen wel wat mochten meebren
gen.
Het beste speelgoed maakt bet kind
zelf. Gelukkig de kinderen, die in
tuin, bosch en weiland mogen rond-
tuimelen. Zij hebben geen speelgoed
noodig. Buitendien zijn een paar hou
ten blokken een even pracusch stuk
speelgoed als het een of ander breek
bare, dure stuk. Een pop, uit lappen
saamgenaaid, met een met inkt be
schilderd gezicht, verschaft meestal
dezelfde vreugde als een nauwelijks
te betalen pop, die echt praten kan.
Lang- houdt die blaasbalg het in den
regel toch niet uit 1
Een inderdaad onuitputtelijke, al
tijd nieuwe bron van speelgoed is de
papiermand van vader, vooral als gij
er een schaar bij geeft, een kleine,
met stompe punten, bovendien een
paar eindjes touw of ook een potlood
liefst een gekleurd en gij kunt
verzekerd zijn, dat er in uw geheele
kamer voor de kinderen niets aan-
trekkelijkers is dan de papiermand.
Waarom spelen do kinderen eigen
lijk Uit zucht naar bezigheid. Hun
spelen is een eerste poging tot werken,
bijgevolg moeten hun werktuigen zóó
zijn, dat zij zelf daarmede iets tot
stand brengen. Niet het voltooide
wekt tot denken op en leert scheppeu,
maar het wordende. Daarom kan het
speelgoed nooit eenvoudig genoeg
zijn, en het bezig zijn met het spel
moet altijd nieuw denken en voort
brengen aanwakkeren. Hun dage
lij ksch speelgoed moeten de kinderen
zichzelf maar verschaffen en dat kun
nen zij ook. Zeer veel diensten bewij
zen in de eerste plaats bouwdoozen,
maar heiaas zijn ze in den regel te
klein. De doos moet groot en tegen
een stoot bestand zijn. Met zulk een
doos kan de jeugd zich het beste be
zig houden, terwijl in het bijzonder
voor de meisjes de pop ten eeuwigen
dage het beste speelgoed zal blijven.
Maar hierbij ookboudt u bij de
goedkcopere soorten, want de waarde
van een pop daalt ongeveer in dezelf
de verhouding ,aLs de prijs daarvan
stijgt
Als derde soort speelgoed noem ik
het prentenboek. Men stelle aan het
Erenlenboek den eisch, dat het duide-
jk is en zoo goed mogelijk gekleurd.
Kies daarbij de boeken naar den geest
ran uw kind en gij zult zeker niet fa
len.
Wat gij er overigens nog voor bonte
dingen bij wilt doen, moet gij zelf
Weten, bijv. een gomelastieken bal,
Óen zweep, een tol, of dergelijke din
gen. Als gij gezonde zenuwen hebt,
ban dtn ook geen sterk geluld geven
de werktuigen, alstrommel, fluit en
trompet.
Onlangs zag Ik bij een familie een
prachtige stoomboot Er was een ech
te machine bij, met spiritus-verwar
ming en zij kon met eigen stoom va
ren. De kinderen verzochten one, haar
in beweging te bre.ngen, want zelf
konden zij dit niet. Maar voor dat wij
zoover waren, was hun belangstelling
reeds lang verflauwd. Zij vischten
met stokken allerlei voorwerpen uit
het water en plasten er dapper oplos.
De boot met haar kunstmatige machi
ne hadden zij vergeten.
Bespaar u dus de moeite duur en
ingewikkeld speelgoed voor uw kinde
ren te koopen. De echte vreugde is ze-
ke niet voor geld te krijgen en als
men voor de kinderen speelgoed noo-
dig h'eeft, dan neme men bij voorkeur
het goedkoopste.
MARIE VAN AMSTEL.
DROOGBLOEIERS.
De dagen zijn al aanmerkelijk ge
kort, het weer, dat den geheelen zo
mer bijna al tegenwerkte, wordt er
niet veel beter op, zoodat wij voor de
zen keer maar eens dicht bij huis
blijven met onze natuurstudie.
Willen wij niet alleen in het voor
jaar en den zomer genieten van het
wondervolle leven van planten en
dieren, dan moeten wij zorgen de
studieobjecten wat dicht in onze na
bijheid te hebben. Te vaak zouden
wij anders, daartoe genoodzaakt door
het slechte weer, onzo waarnemingen
staken, to dikwijls zouden wij ons la
ten terughouden door regenbuien en
stormgeloei.
Voor hen, die niet veel tijd hebben
voor botanische tochten en die toch
veel belang stellen In de ontwikke
ling en den groei der heerlijke bloe
menkinderen, voor hen moeten wij
eens een greep doen uit de groep der
voor kamercultuur geschikte planten.
Gij allen hebt ze reeds weer in de
uitstallingen der Moemwinkels zien
liggen, de bruin gernantelde schatka-
meirtjes, wellicht beter bekend onder
den meer prozaischen, maar wellicht
meer begrijpelijken naam van droog
bloeiers.
Erg opvallend zijn zij niet, in hun
onaanzienlijk bruin pakje, zoo opper
vlakkig lokken zij niet erg tot koopen
uit, maar dit vermindert hun waarde
geenszins.
Voor hen, die deze bruine knollen
wat beter kennen, voor hen die bij
ondervinding weten, welk een rijke
inhoud onder dat sombere bruin ver
borgen wordt gehouden, is de Colchi-
cum Autumnale een onafscheidelijke
najaarsvriend die, wat er ook gebeu-
re, een bezoek aan zijn huiskamer
moet brengen.
O, wat verschaft' zoo'n Colchicum
ons veel innig natuurgenot.
Voor den geringen prijs van één k
twee stuivers alert de plant weken
lang onzen schoorsteenmantel of
schrijftafel en dat met een pracht, die
kunstproduct hoe kostbaar en
mooi overigens, kan ten toon sprei
den.
Onbaatzuchtig, zooala een goed
vriend moet zijn, vraagt hij niets an
ders dan een zeer bescheiden plaatsje
en is hem dat verleend dan eischt hij
niets meer, zelfs geen scheutje frisch
water, wat toch al het goedkoopste
is, wat wij de planten kunnen geven.
Niet lang duurt do droomtoestand,
waarin de knol schijnt te verkeeren,
als wij hem bij de bloemisten zien
liggen. Reeds na enkele weken, af
hankelijk van den tijd waarin wij de
plant koopen, zien wij den bruinen
top wat uiteengaan en schuchter
komt de eerste bloemknop te voor
schijn.
Vlug gaat dio ontwikkeling niet.
Het is, als vreest ons kleurig pleeg
kind geheel vootr den dag te komen.
Die beschermende knol hield het ook
zoo veilig omsloten. Het was daar
binnen zoo rustig en stil.
Is echter de vrees overwonnen dan
Is het ovale, nog gesloten kelkje wel
dra geheel uit den hruinen kraakhuid
te voorschijn gekomen en nu gaat de
groei wat sneller.
In die periode vertoont ons de
bloem haar eerst eigenaardigheid.
Nog voor de zes bloemblaadjes zijn
geopend, zien wij reeds drie puntjes
uit het knopje steken en deze zijn
reeds eenigszins kleverig. Voor hen,
die slechts do meest elementaire bo
tanische kennis bezitten, behoef ik
niet eens te zeggen, dat dit de stem
pels van ons bloempje zijn, zij heb
ben dit reeds uit die kleverige eigen
schap kunnen opmaken* i
Haar grootste en mooiste schatten
houdt de bloem intusschen nog voor
ons verborgen. Die krijgen wij eerst
te zien als de kelk zich opent om ons
den teeren Inhoud te doen bewon
deren.
Geen beschrijving, hoe nauwkeurig
ook, zal u een duidelijk beeld geven
van de schoonheid dezer fijn getinte,
transparante bloemen.
Om die ten volle te genieten, moet
gij dat iilakleurige juweel van nabij
bekijken, om dat te zien, moet gij
zelf een paar planten voor u zien op
groeien.
Bij de opening zijn de zes meeldra
den nog niet rijp. Zij leveren nog geen
bevruchtend stuifmeel af en daardoor
is alles nog teer en ongerept. Geen
woest naar binnen dringenden hom
mel verbuigt die fijne zuiltjes waarop
de stempels 'rusten, alles is nog onge
schonden.
Wat moet het heerlijk zijn deze
opening in de vrije natuur bij te wo
nen. Fantastische verhalen lezen wij
daarover van enthousiaste botanisten
die in Zuid-Limburg heele groepen
dezer fraaie bloemen in het wild von
den. Wij intusschen, die niet ver van
huis zouden gaan, denken er de ern
stige najaarsomgeving maar bij. Wij
kunnen ons echter uitstekend inden
ken in den vreemden toestand waar
in die natuurvrienden moeten komen,
als zij daar in dat droefgeestige
herfstlandschap plotseling lentekleu-
ren opmerken.
Verval en bloei gaan hier hand
aan hand en dit moet een vreemden
indtruk maken.
Onze kamerbloemen zijn er intus
schen niet minder mooi om. Zij heb
ben eigen pracht onafhankelijk van
de omgeving en deze te bewonderen
geeft ruimschoots genot.
Wat moet een bestuivend insect
vreemd opkijken als het een bezoek
aan de colchicumbloem brengt, het-'
geen In de natuur nog wel gebeurt
Het truikt honig en is er van over
tuigd, dat de bloem dat heerlijke
vocht verborgen houdt, maar hoe het
ook zoekt, nergens is het nectarreser-
voir te vinden.
Eigenlijk heeft de bloem een half
dozijn vergaarbakken voor dat kost
bare vocht.
Op de plaats toch, waar de meel
draden met de bloemblaadjes zijn
vergroeid, vinden wij gootvormige
bakjes, gevormd door den eenigszins
gebogen blocmbladwand en den helm-
draadbasis.
Daar, op die geheimzinnge plaats
is de godendrank goed beschermd.
Willen de insecten daar te gast gaan,
dan moeten zij in aanraking komen
met het stuifmeel, dat vaak tegen den
bloemwand is afgescheiden.
Daardoor en door het eerder rijp
zijn der stempels wordt zelfbestuiving
tegengegaan of liever, kruisbestui
ving bevorderd.
Hei zal u duidelijk zijn, dat de bloe
men die zich nog zoo laat in het jaar
openen, niet in de gunstigste condi
ties verkeeren, wat betreft de kruis
bestuiving. Komt er geen vreemd
stuifmeel op do stempels dan is oo-
genschijnlijk de bevruchting een on
mogelijkheid daar de stempels ver
boven do meeldraden uitsteken. Er
gebeurt echter met onze bloemen iets
heel eigenaardigs.
De stempels zijn heel vroeg, maar
ook nog heel lang geschikt stuifmeel
op te nemen. Wat gebeurt er nu? De
bloem, aan wier binnenvlak stuif
meel zit groeit wat in de lengte terwijl
de stijlen even lang blijven, zoodat
na eenigen tijd het stuifmeel toch op
de gewenschte hoogte is gekomen.
In de meeste botanische werken
staat dit als een gewoon verschijnsel
aangegeven. Om echter eerlijk te zijn
moet ik ronduit bekennen, dat bij
mijn eigen colchicums deze mooie en
vernuftige bestuivingsmanier niet als
regel voorkwam. Slechts bij drie bloe
men meen ik iets dergelijks te heb
ben waargenomen, terwijl ik er in de
laatste jaren heel wat heb zien
bloeien. Wel gebeurde bij alle bloe
men het volgende:
Na enkele dagen gebloeid te heb
ben, werden zij slap, droogden wat
in en bogen ten slotte haar hoofdjes
omlaag. Bij het minste stootje strooi
de zich zoo het stuifmeel op de stem
pels, zoodat op een veel eenvoudiger
•wijze de nog niet bevruchte bloemen
werden bestoven.
Willen wij de drlehokkige doos
vruchten te zien krijgen, dan moeten
wij de bloemen met een penseeltje be
stuiven en do knollen in den girond
graven. In het voorjaar zien wij dan
de lange muisachtige bladeren boven
komen en als wij fortuinlijk zijn
weest, ook de vruchten.
Laat gij de bladeren lang genoeg
groeien, dan verzamelen zij weer
voedsel dat opgenomen wordt in een
nieuwen knol, die in 't najaar bloeik
Ook hier dus wordt door knolvorming
het voortbestaan verzekerd.
H. PEUSENS.
Op de „Denver City" was beslag ge
legd. Niet op de hoofdstad van Colo
rado, maar op de vroeger beroemde,
Zuid-Atlantische stoomboot van dieD
naam. Dat lot had ze waarlijk niet
verdiend I Dat de eigenaars financieel
erg in de klem waren geraakt, wist
men reeds lang en bot gerucht was
reeds verspreid, dat de kapitein op
zijn reis door het Kanaal de waar
schuwing had ontvangen om zich zoo
mogelijk stilletjes naar een haven
van het vasteland te begeven endaar
te wachten op de dingen, welke zou
den komen.
Maar dit gerucht bleek onjuist te
zijn, want op een triestigen morgen
kwam het schip voor den mond van
de Mersey in 't zicht en stoomde stout
de haven binnen. Nauwelijks was hot
anker gevallen of een sleepbootje
kwaxn en «en beambte van het zee
recht legde volkomen in don vorm
beslag op het schip en plakte bet be
vel tot inbeslagneming aan den «roo
ien mast. IKe eigenaars, op het punt
van bankroet te maken, waren niet
in staat het beslag op te heffen en het
gehate plakkaat te deen verwijderen,
en zoo geschiedde bot, dat na verloop
van eenige weken ce arme passa
giersboot „Dauver City" ood^r den ha
mer kwam.
De üitveiler, die zich had uitgeput
in loftuitingen over het vaartuig, ging
nu eindelijk tot de zaak zelf over. Hij
leunde met den elleboog op 'ion lesse
naar en keek de verzamelde menigte
met een vertröüwelijken blik aan, als
of luj verwachtte, dat men, nu de
zaak eenmaal aan den gang was, zoo
druk mogelijk tegen elkaar op zou
bieden.
Welnu, meneeren, begon hijt ik
wil niet langer beslag leggen op uw
kostbaren tijd. Ge hebt ongetwijfeld
het schip reeds zelf bekeken ea weet
evengoed als ik of misschien zelfs be
ter', wat het waard is. Doet eens een
bod. Zal ik dertigduizend, zeggen om
mee te beginnen
Hij keek rond en zette een gezicht,
alsof hij verwachtte, dat men van al
le kanten ja zou knikken.
Ach, meneeren, ik zie het wel, ge
wilt lager beginnen, vervolgde bij.
Goed, zooals ge wilt, laten we dan
vijf-en-twintig duizend zeggen. Wie
geeft vijf-en-twintig duizend Nu dan
twintig duizend Is dat misschien ook
nog te veel
Er volgden een paar minuten van
gespannen stilzwijgen. Toen klonk
plotseling achter uit de rijen der be
langstellenden een slem..- blijkbaar
die van een Ier.
Vijfduizend geef ik er voor, zei
de zoon van 't Groene Erin.
Sta mij toe u opmerkzaam te
maken, mijn waarde, sprak de üitvei
ler zoo beleefd mogelijk, dat ik de
„Denver City" ten verkoop presenteer
en niet een kolenschuit.
Het gelach, dat op deze woorden
volgde, scheen aan de onverschillig
heid vau het publiek een einde te heb
ben gemaaktde stemming was ge
heel omgekeerd en langzamerhand
kwam men van vijfduizend op zeven
tienduizend.
Zeventien duizend I herhaalde de
üitveiler. Maar Ik bid u, meneeren, ik
kan het schip toch niet voor dien. prij3
geven Daar is geen denken aan. Wie
biedt meer
Achttien duizend 1
Allen keken om, want het bod was
gedaan door een vreemdeling, die zoo
juist binnenkwam.
Donk u zeer, meneer, zei de nit-
veiler met een hartelijkheid, welke
niet grooter had kunnen zijn, wan-
reer de vreemdeling hem een per
soonlijken dienst had bewezen.
Achttien duizend wordt er gebo
den, meneeren. liet is niet eens de
helft van de werkelijke waarde, dan
kan ik u verzekeren. Maar geduld
slechts, mettertijd zullen we wel tot
het rechte bedrag komen.
Bij achttienduizend hield het bieden
echter op. De üitveiler speelde tever
geefs zijn troefkaart uit, dat de uit
rusting en do inrichting der hutten
mee in den koopprijs waren begre
pen.... letterlijk alles.... Begrepen de
aanwezigen wel goed, wat dat wilde
zoggen
Het doet mij leed, meneeren,
maar <Io genoemde som is beslist on
voldoende. Volgens mijn instructies
mag Ik het schip bij lange na niet zoo
goedkoop wegdoen.
Wat is do uiterste prijs?
Het minimum is zeven-en-twin tig
duizend pond geen shilling minder.
't Is goed, antwoordde de ander,
ik neem het schip voor dat geld.
Mag ik zoo vrii zijn uw naam to
vragen, mijn waarde heer vroeg de
üitveiler, wien het er om te doen was
de zaak zoo spoedig mogolijk af te
doen.
Kapitein Delacour.
Hij ging naar den lessenaar en er
volgde een op fluisterenden toon ge
houden gesprek. In het eerst verried
het gelaat van den üitveiler twijfel en
besluiteloosheid. Maar toen kapitein
Delacour een brieventasch voor den
dag haalde en daaruit zeven-en-twin-
tlg duizend pond in Engalsche bank
biljetten nam, helderde dat ge'
zichtbaar op.
Nadat de betrokken partijen denoo-
dige formaliteiten hadden vervuld
ging kapitein Delacour zijn schip
overnemen. Hij liet het in het dok
brengen, nauwkeurig doorzien, de
machines en den romp onderzoeken
en besteedde zelf al zijn tijd om de
uitrusting persoonlijk te leiden.
Eindelijk werd de boot omgedoopt,
niet met dl de plechtigheid en het ce
remonieel, welke met het van stapel
loopen van een schip gepaard gaat,
ne«n, hij liet eenvoudig den ouden
naam door een verflaag bedekken en
„Snelheid" op boeg en hek schilde
ren. Daarop werd proviand aan boord
gebracht, genoog naar het scheen
voor een reis van twee jaar. Waar
bleef echter de bemanning Deze
vraag hield de gedachten van eenige
afgewezen zeelieden bezig, welke te
vergeefs hadden beproefd om te wor
den aangeworven. Op zekeren morgen
echter arriveerden een twaalftal man
nen aan het „Centraalstation". Ze
waren allen gekleed in zeemansjek
kers en wollen hemden en droegen
zeelaarzen voor het grootste deel wa
ren het mannen met door de zon ver
brande gezichten. Ze schoven de
slaapsteehouders, die hen trachtten
mee te krijgen, eenvoudig op zij, na
men hun plunjezakken op en mar
cheerden regelrecht naar de haven.
Daar lieten ze zich de „Snelhoid" wij
zen, gingen in rijen en gelid naar
boord en ieder begaf zich op zijn
post. Dat was echter slechts een klein
gedeelte der bemanning. De volgende
dagen kwamen er zonder ophouden
nieuwe manschappen bij. In de zee
manskringen was men zeer nieuws
gierig naar de reden en het doel dei-
reis van de „Snelheid". Wie was deze
kapitein Delacour? Niemand scheen
hem to kennen. Hij had zijn kapi
teinspatent en was van plan zelf het
commando over het vaartuig op zich
to nemenmaar verder was hij voor
de wereld een even groot raadsel als
zijn manschappen. Allerlei geruchten
deden de ronde.
Toen er eindelijk zelfs werd verteld
dat de „Snelheid" haai' geheimzinni
ge reis binnen de eerstvolgende tien
of twaalf uur zou aanvaarden, bereik
ten de nieuwsgierigheid en opgewon
denheid in de dokken en hun omge
ving het toppunt. Eerst laat in den
namiddag openden zich de deuren
van het dok om het vaartuig ongehin
derd te laten vertrekken.
Op do commandobrug zag men de
rijzige gestalte van kapitein Delacour
en naast hem den loods. De „Snel
heid" werd naar het midden van den
stroom gesleept onder een kruisvuur
van duizenden nieuwsgierige blikken.
Daarop maakte het schip een won
ding en stuurde de open zee in.
De „mailboot „Laguna" stoomde
door don Atlantischen Oceaan naar
Lissabon op haar terugreis van Val
paraiso, nadat ze Rio de Janeiro, Ba-
hia en Pernambuco had aangedaan.
Ze was zoo bezet, dat het hart der
maatschappij als een maatschappij
een hart had van plezier vreugde
gevoeld zou hebben.
Eenige der passagiers in 't bijzon
der reisden met letterlijk vorstelijke
weelde. Ze bewoonden een aantal
groote dokhutten en hielden een heele
schaar bedienden. In hunne exclusie
ve voornaamheid hielden deze nako
melingen van de blauwbloedige
Spaansche Dons, die Zuid-Amerika
onderwierpen, zich op een afstand
van alle andere passagiera De voor
naamste van dit gezelschap was Zijne
Excellentie generaal Alvarez Dester-
ro, voormalig president der republiek
Maraqulbo.
Men vertelde, dat bij een der plotse
linge revoluties, waarvan de Zuid-
Amerikaansche republieken zooveel
houden, Maraquibo hem had afgezet
en bij nu op weg was naar Europa
met zijn nicht Donna Christina The
resa Maria de Castro San Romar, die
ook tegelijk zijn pupil was en welke
hij als gijzelaarster beschouwde. Don
na Christina werd zorgvuldig ont
trokken aan de blikken der passa
giers. Slechts zelden was ze op 't dek
te zien en dan alleen ook nog maar bij
het vallen van de duisternis. Bij deze
gelegenheden was haar gelaat bedekt
met een kostbaren kanten doek, maar
de rijzige, elegante gestalte en haar
bevallige bewegingen hadden baar
menig stillen aanbidder bezorgd.
Twee dagen was de „Laguna" nu
onderweg en ze had alle kans op een
veilige en snelle reis. Het begon juist
te schemeren, toen de wachthebbende
officier van de commandobrug af aan
den horizont in noordoostelijke rich
ting een lange, flauwe streep rook
mt
zich zag vertoonen. Nog eer het geheel
donker was, werden twee hooge mas
ten en de toppen van twee schoorstee-
nen op de lichtbewogen golven zicht
baar. Toen het vreemde vaartuig tot
op een halve mijl afstands van hen
was gekomen, veranderde het plotse
ling van koers en stoomde in dezelfde
richting al3 de „Laguna" verder. Na
het diner kwamen de passagiers aan
dok en verzamelden zich aan dien
kant van het vaartuig, vanwaar ze da
vreemde stoomboot konden gade-
slaan. Kapitein Jordan deed zijn best
om van de commandobrug al de aan
dacht te trekken.
Wat voor een stoomboot brulde
hij.
Geen antwoord. Stil en spookachtig
gleed het geheimzinnige schip naast
hen voort. Had men de lichten niet
gezien, men zou het voor een akeligi
spooksel hebben kunnen houden.
De kapitein vatte de lijn, welke aa.n
de stoomfluit was bevestigd, en eett
schel gefluit weerklonk, gevolgd door
een nieuwe vraag. Wederom geen ant
woord, geen sein van welken aard
ook. Wat zou dit moeten beteekenen
Den ganschen nacht vervolgde do
„Laguna" haar koers, begeleid door
de spookachtige stoomboot.
Toen de nieuwe dag aanbrak, voe
ren do beide schepen nog altijd naast
elkander, slechts gescheiden dooreen
golvende watervlakte van ongeveer
een mijl breedte. Weldra kwamen ook
de passagiers van de „Laguna" weer
boven, met verrekijkers gewapend, en
drongen elkander voorbij in hun ijver
om het schip zoo nauwkeurig moge
lijk te beschouwen. In hot grijao mor
genlicht konden ze een persoon op de
commandobrug onderscheiden, ver
moedelijk de kapitein, groot en gezet,-
met een blonden knevel. Hij zette her
haaldelijk den kijker voor het oog
en richtte zijn blikken op het dek van
de mailboot.
Op do „Laguna" heersehte groote
opgewondenheid. Een deel der man
schappen. was voor op den bak bijeen,
waar ze van gedachten wisselden over
den vreemdeling.
Als een der officieren toevallig op
het achterdek kwam, werd hij letter
lijk bestormd door do passagiers, die
tallooze vragen aan hem hadden te
doen.
Wat voor een schip is het Waar
om wil hot niet van onze zijde wijken?
Iloe heet het
Deze en een dozijn andere, soortge
lijke vragen werden steeds op dezelf
de wijze beantwoord.
De boot heet „Snelheid" en Is
uit Liverpool, meer weten wij ook
niet.
Tegen negen uur kwam generaal
Desterro met een verrekijker van do
beste soort in de hand uit zijn hut-
Het eigenaardige voorvaJ, hetwelk
aan boord zooveel opgewondenheid
had veroorzaakt, scheen zijn belang
stelling niet bijzonder te hebben ge
wekt, en was dit wel het geval ge
weest, dan achtte hij het in elk geval
benedon zijn waardigheid dat te too
nen. Hij richtte zijn kijker met eent
onverschillige beweging op de „Snel
heid". Die dicht bij hem stonden, za
gen, dat hij een schok kreeg. Hij ver
dween haastig weer in de kajuit.
Do steward^ die hem het ontbijt
bracht, nam het onaangeroerd weer
mee en vertelde bovendien, dat de ge
neraal ijverig bezig was met het
schrijven van een document.
Den geheelen voormiddag bleven dé
schepen dicht bij elkander en stoom
den zij aan zij verder.
Even na twaalven zag men een wolR
van stoom van de „Snelheid" opstij
gen en onmiddellijk daarop weer
klonk van het schip een schel gefluit-
Moteen werd gesignaleerd, en wel;
„Ik kom aan boord".
Van de „Snelheid" wend een bootte
water gelatenmet gespannen aan
dacht zagen de passagiers hoe ze op
do golven op en neer danste en lang
zaam de mailboot naderde. Toen de
boot bij de „Laguna" was gekomen,
keek de kapitein, die achterin zat,
omhoog naar de lange reeks gezich
ten, welke nieuwsgierig op hem neer
keken. Op dek gekomen, ging hij re
gelrecht naar do commandobrug zon
der de minste aandacht te schenken
aan de vragende blikken, welke van
allo kanten op hem gericht waren.
Ik bon Delacour, de kapitein van
de „Snolheid", zei hij, zich tot kapi
tein Jordan wendende, die hem ta
melijk koeltjes ontving.
Het schijnt bij u een idee-fixe
te zijn geworden, dat ge ons voortdu
rend gezelschap moet houden, ant
woordde deze. Mag ik naar de reden
vragen
Om mijn plannen mee te deelon,
kwam ik aan boord, zdi kapitein Dela
cour. Ge hebt een passagier met name
generaal Desterro aan boord, niet
waar
Dat komt uit. Waarom ook niet?
Ik zie mij genoodzaakt te vra
gen, dat bij met mij naar mijn schip
gaat.
En indien hij mocht weigeren
aan uw uitnoodiging te voldoen 7
vroeg kapitein Jordan.
Dan zou ik hem tot mijn leedwe
zen daartoe moeten dwingen.
Deat drieste bewering frappeerde