BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD rs.20 PER 3 1AARDEN OF 10 CENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. Rubriek voor Vrouwen Het Rijke Natuurleven Het geheimzinnige schip 17e Js&rgang. Na. 8041 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAG3LAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT !N HAARLEM'S DAGBLAD ZUS ADVERTENT1ÊN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Het spelen onzer kinderen.- Zouden de kinderspelen nu wel ee everweging waard zijn? roept mis schien menigeen uit. En ons ant woord is Gij kunt niet genoeg aan dacht wijden aan het spelen uwer kinderen. Uit het spel leert ge hun zielsuiting kennen in volkomen zui verheid. Bespiedt uw kinderen bij hun spelen en gij zult veelal leeren, wat xlj worden kunnen en worden moeten. Het spelen is de ernstigste bezigheid in 't leven van 't kindde gewichtig ste arbeid, dien eon kind verricht Daaraan wordt door vele menschen niet gedacht Zij verbeelden zich, dat een kind niet vroeg genoeg kan wor den ingespannen. Maar zeer ernstige arbeid is het spel der kinderen, van de grootste beteekenis voor de verde re ontwikkeling. In het spel openbaart zich ook het best de aanleg van het kind het doet zich dan kennen als vrije, denkende geest, is uitvinder, ontdekker, als gij Wilt. Nooit moet men daarom een spel, dat kinderen bedacht hebben, bela chelijk maken, maar men moet hen altijd met vollen ernst tegemoet ko men. Evenmin moet men kinderen zonder dringende noodzaak, in hun spelen storen. Wat zeggen de ouders als zij midden in hun werk meed oo genloos worden gestoord Meestal geraken zij erg uit hun humeur. Maar het is de plicht der ouders, zich door onverstandige kinderen te laten sto ren, zonder hun geduld te verliezen. Kinderen kunnen slechts met oneindig veel geduld er aan gewend worden, eerbied te hebben voor de bezigheden van anderen. Daarom moeten ook wij hun werk eerbiedigen. Hoe ijveriger uw kind speelt, dos ie ijveriger zal het later ook werken. In het spel toonen zich ook reeds de hartstochten. Ook hier moet tijdig opmerkzame verzor ging optreden. Gij moet het rechte oogenbiik vinden, waarop het spel in hartstocht ontaardt. Dan moet gij zeer kalm en voorzichtig ingrijpen en vden vurigen geest een andere richting geven. Het is niet goed, als kinderen dikwijls de perken te buiten gaan eelibeheersching moet reeds bij het 6pelende kind aangekweekt worden. Een zeer gewichtige vraag is waar mede spelen kinderen? Onzo speel goedwinkels zijn onuitputtelijk in de beantwoording dezer vraag. Maar ge loof mij, als gij zelf kinderen hebt, weet gij misschien reeds, dat gij daar weinig bruikbaars zult vinden. Speel goedwinkels zijn voor ooms en tan tes, die de familie willen bezoeken en er op het laatste oogenbiik aan den ken, dat zij toch eigenlijk voor de kinderen wel wat mochten meebren gen. Het beste speelgoed maakt bet kind zelf. Gelukkig de kinderen, die in tuin, bosch en weiland mogen rond- tuimelen. Zij hebben geen speelgoed noodig. Buitendien zijn een paar hou ten blokken een even pracusch stuk speelgoed als het een of ander breek bare, dure stuk. Een pop, uit lappen saamgenaaid, met een met inkt be schilderd gezicht, verschaft meestal dezelfde vreugde als een nauwelijks te betalen pop, die echt praten kan. Lang- houdt die blaasbalg het in den regel toch niet uit 1 Een inderdaad onuitputtelijke, al tijd nieuwe bron van speelgoed is de papiermand van vader, vooral als gij er een schaar bij geeft, een kleine, met stompe punten, bovendien een paar eindjes touw of ook een potlood liefst een gekleurd en gij kunt verzekerd zijn, dat er in uw geheele kamer voor de kinderen niets aan- trekkelijkers is dan de papiermand. Waarom spelen do kinderen eigen lijk Uit zucht naar bezigheid. Hun spelen is een eerste poging tot werken, bijgevolg moeten hun werktuigen zóó zijn, dat zij zelf daarmede iets tot stand brengen. Niet het voltooide wekt tot denken op en leert scheppeu, maar het wordende. Daarom kan het speelgoed nooit eenvoudig genoeg zijn, en het bezig zijn met het spel moet altijd nieuw denken en voort brengen aanwakkeren. Hun dage lij ksch speelgoed moeten de kinderen zichzelf maar verschaffen en dat kun nen zij ook. Zeer veel diensten bewij zen in de eerste plaats bouwdoozen, maar heiaas zijn ze in den regel te klein. De doos moet groot en tegen een stoot bestand zijn. Met zulk een doos kan de jeugd zich het beste be zig houden, terwijl in het bijzonder voor de meisjes de pop ten eeuwigen dage het beste speelgoed zal blijven. Maar hierbij ookboudt u bij de goedkcopere soorten, want de waarde van een pop daalt ongeveer in dezelf de verhouding ,aLs de prijs daarvan stijgt Als derde soort speelgoed noem ik het prentenboek. Men stelle aan het Erenlenboek den eisch, dat het duide- jk is en zoo goed mogelijk gekleurd. Kies daarbij de boeken naar den geest ran uw kind en gij zult zeker niet fa len. Wat gij er overigens nog voor bonte dingen bij wilt doen, moet gij zelf Weten, bijv. een gomelastieken bal, Óen zweep, een tol, of dergelijke din gen. Als gij gezonde zenuwen hebt, ban dtn ook geen sterk geluld geven de werktuigen, alstrommel, fluit en trompet. Onlangs zag Ik bij een familie een prachtige stoomboot Er was een ech te machine bij, met spiritus-verwar ming en zij kon met eigen stoom va ren. De kinderen verzochten one, haar in beweging te bre.ngen, want zelf konden zij dit niet. Maar voor dat wij zoover waren, was hun belangstelling reeds lang verflauwd. Zij vischten met stokken allerlei voorwerpen uit het water en plasten er dapper oplos. De boot met haar kunstmatige machi ne hadden zij vergeten. Bespaar u dus de moeite duur en ingewikkeld speelgoed voor uw kinde ren te koopen. De echte vreugde is ze- ke niet voor geld te krijgen en als men voor de kinderen speelgoed noo- dig h'eeft, dan neme men bij voorkeur het goedkoopste. MARIE VAN AMSTEL. DROOGBLOEIERS. De dagen zijn al aanmerkelijk ge kort, het weer, dat den geheelen zo mer bijna al tegenwerkte, wordt er niet veel beter op, zoodat wij voor de zen keer maar eens dicht bij huis blijven met onze natuurstudie. Willen wij niet alleen in het voor jaar en den zomer genieten van het wondervolle leven van planten en dieren, dan moeten wij zorgen de studieobjecten wat dicht in onze na bijheid te hebben. Te vaak zouden wij anders, daartoe genoodzaakt door het slechte weer, onzo waarnemingen staken, to dikwijls zouden wij ons la ten terughouden door regenbuien en stormgeloei. Voor hen, die niet veel tijd hebben voor botanische tochten en die toch veel belang stellen In de ontwikke ling en den groei der heerlijke bloe menkinderen, voor hen moeten wij eens een greep doen uit de groep der voor kamercultuur geschikte planten. Gij allen hebt ze reeds weer in de uitstallingen der Moemwinkels zien liggen, de bruin gernantelde schatka- meirtjes, wellicht beter bekend onder den meer prozaischen, maar wellicht meer begrijpelijken naam van droog bloeiers. Erg opvallend zijn zij niet, in hun onaanzienlijk bruin pakje, zoo opper vlakkig lokken zij niet erg tot koopen uit, maar dit vermindert hun waarde geenszins. Voor hen, die deze bruine knollen wat beter kennen, voor hen die bij ondervinding weten, welk een rijke inhoud onder dat sombere bruin ver borgen wordt gehouden, is de Colchi- cum Autumnale een onafscheidelijke najaarsvriend die, wat er ook gebeu- re, een bezoek aan zijn huiskamer moet brengen. O, wat verschaft' zoo'n Colchicum ons veel innig natuurgenot. Voor den geringen prijs van één k twee stuivers alert de plant weken lang onzen schoorsteenmantel of schrijftafel en dat met een pracht, die kunstproduct hoe kostbaar en mooi overigens, kan ten toon sprei den. Onbaatzuchtig, zooala een goed vriend moet zijn, vraagt hij niets an ders dan een zeer bescheiden plaatsje en is hem dat verleend dan eischt hij niets meer, zelfs geen scheutje frisch water, wat toch al het goedkoopste is, wat wij de planten kunnen geven. Niet lang duurt do droomtoestand, waarin de knol schijnt te verkeeren, als wij hem bij de bloemisten zien liggen. Reeds na enkele weken, af hankelijk van den tijd waarin wij de plant koopen, zien wij den bruinen top wat uiteengaan en schuchter komt de eerste bloemknop te voor schijn. Vlug gaat dio ontwikkeling niet. Het is, als vreest ons kleurig pleeg kind geheel vootr den dag te komen. Die beschermende knol hield het ook zoo veilig omsloten. Het was daar binnen zoo rustig en stil. Is echter de vrees overwonnen dan Is het ovale, nog gesloten kelkje wel dra geheel uit den hruinen kraakhuid te voorschijn gekomen en nu gaat de groei wat sneller. In die periode vertoont ons de bloem haar eerst eigenaardigheid. Nog voor de zes bloemblaadjes zijn geopend, zien wij reeds drie puntjes uit het knopje steken en deze zijn reeds eenigszins kleverig. Voor hen, die slechts do meest elementaire bo tanische kennis bezitten, behoef ik niet eens te zeggen, dat dit de stem pels van ons bloempje zijn, zij heb ben dit reeds uit die kleverige eigen schap kunnen opmaken* i Haar grootste en mooiste schatten houdt de bloem intusschen nog voor ons verborgen. Die krijgen wij eerst te zien als de kelk zich opent om ons den teeren Inhoud te doen bewon deren. Geen beschrijving, hoe nauwkeurig ook, zal u een duidelijk beeld geven van de schoonheid dezer fijn getinte, transparante bloemen. Om die ten volle te genieten, moet gij dat iilakleurige juweel van nabij bekijken, om dat te zien, moet gij zelf een paar planten voor u zien op groeien. Bij de opening zijn de zes meeldra den nog niet rijp. Zij leveren nog geen bevruchtend stuifmeel af en daardoor is alles nog teer en ongerept. Geen woest naar binnen dringenden hom mel verbuigt die fijne zuiltjes waarop de stempels 'rusten, alles is nog onge schonden. Wat moet het heerlijk zijn deze opening in de vrije natuur bij te wo nen. Fantastische verhalen lezen wij daarover van enthousiaste botanisten die in Zuid-Limburg heele groepen dezer fraaie bloemen in het wild von den. Wij intusschen, die niet ver van huis zouden gaan, denken er de ern stige najaarsomgeving maar bij. Wij kunnen ons echter uitstekend inden ken in den vreemden toestand waar in die natuurvrienden moeten komen, als zij daar in dat droefgeestige herfstlandschap plotseling lentekleu- ren opmerken. Verval en bloei gaan hier hand aan hand en dit moet een vreemden indtruk maken. Onze kamerbloemen zijn er intus schen niet minder mooi om. Zij heb ben eigen pracht onafhankelijk van de omgeving en deze te bewonderen geeft ruimschoots genot. Wat moet een bestuivend insect vreemd opkijken als het een bezoek aan de colchicumbloem brengt, het-' geen In de natuur nog wel gebeurt Het truikt honig en is er van over tuigd, dat de bloem dat heerlijke vocht verborgen houdt, maar hoe het ook zoekt, nergens is het nectarreser- voir te vinden. Eigenlijk heeft de bloem een half dozijn vergaarbakken voor dat kost bare vocht. Op de plaats toch, waar de meel draden met de bloemblaadjes zijn vergroeid, vinden wij gootvormige bakjes, gevormd door den eenigszins gebogen blocmbladwand en den helm- draadbasis. Daar, op die geheimzinnge plaats is de godendrank goed beschermd. Willen de insecten daar te gast gaan, dan moeten zij in aanraking komen met het stuifmeel, dat vaak tegen den bloemwand is afgescheiden. Daardoor en door het eerder rijp zijn der stempels wordt zelfbestuiving tegengegaan of liever, kruisbestui ving bevorderd. Hei zal u duidelijk zijn, dat de bloe men die zich nog zoo laat in het jaar openen, niet in de gunstigste condi ties verkeeren, wat betreft de kruis bestuiving. Komt er geen vreemd stuifmeel op do stempels dan is oo- genschijnlijk de bevruchting een on mogelijkheid daar de stempels ver boven do meeldraden uitsteken. Er gebeurt echter met onze bloemen iets heel eigenaardigs. De stempels zijn heel vroeg, maar ook nog heel lang geschikt stuifmeel op te nemen. Wat gebeurt er nu? De bloem, aan wier binnenvlak stuif meel zit groeit wat in de lengte terwijl de stijlen even lang blijven, zoodat na eenigen tijd het stuifmeel toch op de gewenschte hoogte is gekomen. In de meeste botanische werken staat dit als een gewoon verschijnsel aangegeven. Om echter eerlijk te zijn moet ik ronduit bekennen, dat bij mijn eigen colchicums deze mooie en vernuftige bestuivingsmanier niet als regel voorkwam. Slechts bij drie bloe men meen ik iets dergelijks te heb ben waargenomen, terwijl ik er in de laatste jaren heel wat heb zien bloeien. Wel gebeurde bij alle bloe men het volgende: Na enkele dagen gebloeid te heb ben, werden zij slap, droogden wat in en bogen ten slotte haar hoofdjes omlaag. Bij het minste stootje strooi de zich zoo het stuifmeel op de stem pels, zoodat op een veel eenvoudiger •wijze de nog niet bevruchte bloemen werden bestoven. Willen wij de drlehokkige doos vruchten te zien krijgen, dan moeten wij de bloemen met een penseeltje be stuiven en do knollen in den girond graven. In het voorjaar zien wij dan de lange muisachtige bladeren boven komen en als wij fortuinlijk zijn weest, ook de vruchten. Laat gij de bladeren lang genoeg groeien, dan verzamelen zij weer voedsel dat opgenomen wordt in een nieuwen knol, die in 't najaar bloeik Ook hier dus wordt door knolvorming het voortbestaan verzekerd. H. PEUSENS. Op de „Denver City" was beslag ge legd. Niet op de hoofdstad van Colo rado, maar op de vroeger beroemde, Zuid-Atlantische stoomboot van dieD naam. Dat lot had ze waarlijk niet verdiend I Dat de eigenaars financieel erg in de klem waren geraakt, wist men reeds lang en bot gerucht was reeds verspreid, dat de kapitein op zijn reis door het Kanaal de waar schuwing had ontvangen om zich zoo mogelijk stilletjes naar een haven van het vasteland te begeven endaar te wachten op de dingen, welke zou den komen. Maar dit gerucht bleek onjuist te zijn, want op een triestigen morgen kwam het schip voor den mond van de Mersey in 't zicht en stoomde stout de haven binnen. Nauwelijks was hot anker gevallen of een sleepbootje kwaxn en «en beambte van het zee recht legde volkomen in don vorm beslag op het schip en plakte bet be vel tot inbeslagneming aan den «roo ien mast. IKe eigenaars, op het punt van bankroet te maken, waren niet in staat het beslag op te heffen en het gehate plakkaat te deen verwijderen, en zoo geschiedde bot, dat na verloop van eenige weken ce arme passa giersboot „Dauver City" ood^r den ha mer kwam. De üitveiler, die zich had uitgeput in loftuitingen over het vaartuig, ging nu eindelijk tot de zaak zelf over. Hij leunde met den elleboog op 'ion lesse naar en keek de verzamelde menigte met een vertröüwelijken blik aan, als of luj verwachtte, dat men, nu de zaak eenmaal aan den gang was, zoo druk mogelijk tegen elkaar op zou bieden. Welnu, meneeren, begon hijt ik wil niet langer beslag leggen op uw kostbaren tijd. Ge hebt ongetwijfeld het schip reeds zelf bekeken ea weet evengoed als ik of misschien zelfs be ter', wat het waard is. Doet eens een bod. Zal ik dertigduizend, zeggen om mee te beginnen Hij keek rond en zette een gezicht, alsof hij verwachtte, dat men van al le kanten ja zou knikken. Ach, meneeren, ik zie het wel, ge wilt lager beginnen, vervolgde bij. Goed, zooals ge wilt, laten we dan vijf-en-twintig duizend zeggen. Wie geeft vijf-en-twintig duizend Nu dan twintig duizend Is dat misschien ook nog te veel Er volgden een paar minuten van gespannen stilzwijgen. Toen klonk plotseling achter uit de rijen der be langstellenden een slem..- blijkbaar die van een Ier. Vijfduizend geef ik er voor, zei de zoon van 't Groene Erin. Sta mij toe u opmerkzaam te maken, mijn waarde, sprak de üitvei ler zoo beleefd mogelijk, dat ik de „Denver City" ten verkoop presenteer en niet een kolenschuit. Het gelach, dat op deze woorden volgde, scheen aan de onverschillig heid vau het publiek een einde te heb ben gemaaktde stemming was ge heel omgekeerd en langzamerhand kwam men van vijfduizend op zeven tienduizend. Zeventien duizend I herhaalde de üitveiler. Maar Ik bid u, meneeren, ik kan het schip toch niet voor dien. prij3 geven Daar is geen denken aan. Wie biedt meer Achttien duizend 1 Allen keken om, want het bod was gedaan door een vreemdeling, die zoo juist binnenkwam. Donk u zeer, meneer, zei de nit- veiler met een hartelijkheid, welke niet grooter had kunnen zijn, wan- reer de vreemdeling hem een per soonlijken dienst had bewezen. Achttien duizend wordt er gebo den, meneeren. liet is niet eens de helft van de werkelijke waarde, dan kan ik u verzekeren. Maar geduld slechts, mettertijd zullen we wel tot het rechte bedrag komen. Bij achttienduizend hield het bieden echter op. De üitveiler speelde tever geefs zijn troefkaart uit, dat de uit rusting en do inrichting der hutten mee in den koopprijs waren begre pen.... letterlijk alles.... Begrepen de aanwezigen wel goed, wat dat wilde zoggen Het doet mij leed, meneeren, maar <Io genoemde som is beslist on voldoende. Volgens mijn instructies mag Ik het schip bij lange na niet zoo goedkoop wegdoen. Wat is do uiterste prijs? Het minimum is zeven-en-twin tig duizend pond geen shilling minder. 't Is goed, antwoordde de ander, ik neem het schip voor dat geld. Mag ik zoo vrii zijn uw naam to vragen, mijn waarde heer vroeg de üitveiler, wien het er om te doen was de zaak zoo spoedig mogolijk af te doen. Kapitein Delacour. Hij ging naar den lessenaar en er volgde een op fluisterenden toon ge houden gesprek. In het eerst verried het gelaat van den üitveiler twijfel en besluiteloosheid. Maar toen kapitein Delacour een brieventasch voor den dag haalde en daaruit zeven-en-twin- tlg duizend pond in Engalsche bank biljetten nam, helderde dat ge' zichtbaar op. Nadat de betrokken partijen denoo- dige formaliteiten hadden vervuld ging kapitein Delacour zijn schip overnemen. Hij liet het in het dok brengen, nauwkeurig doorzien, de machines en den romp onderzoeken en besteedde zelf al zijn tijd om de uitrusting persoonlijk te leiden. Eindelijk werd de boot omgedoopt, niet met dl de plechtigheid en het ce remonieel, welke met het van stapel loopen van een schip gepaard gaat, ne«n, hij liet eenvoudig den ouden naam door een verflaag bedekken en „Snelheid" op boeg en hek schilde ren. Daarop werd proviand aan boord gebracht, genoog naar het scheen voor een reis van twee jaar. Waar bleef echter de bemanning Deze vraag hield de gedachten van eenige afgewezen zeelieden bezig, welke te vergeefs hadden beproefd om te wor den aangeworven. Op zekeren morgen echter arriveerden een twaalftal man nen aan het „Centraalstation". Ze waren allen gekleed in zeemansjek kers en wollen hemden en droegen zeelaarzen voor het grootste deel wa ren het mannen met door de zon ver brande gezichten. Ze schoven de slaapsteehouders, die hen trachtten mee te krijgen, eenvoudig op zij, na men hun plunjezakken op en mar cheerden regelrecht naar de haven. Daar lieten ze zich de „Snelhoid" wij zen, gingen in rijen en gelid naar boord en ieder begaf zich op zijn post. Dat was echter slechts een klein gedeelte der bemanning. De volgende dagen kwamen er zonder ophouden nieuwe manschappen bij. In de zee manskringen was men zeer nieuws gierig naar de reden en het doel dei- reis van de „Snelheid". Wie was deze kapitein Delacour? Niemand scheen hem to kennen. Hij had zijn kapi teinspatent en was van plan zelf het commando over het vaartuig op zich to nemenmaar verder was hij voor de wereld een even groot raadsel als zijn manschappen. Allerlei geruchten deden de ronde. Toen er eindelijk zelfs werd verteld dat de „Snelheid" haai' geheimzinni ge reis binnen de eerstvolgende tien of twaalf uur zou aanvaarden, bereik ten de nieuwsgierigheid en opgewon denheid in de dokken en hun omge ving het toppunt. Eerst laat in den namiddag openden zich de deuren van het dok om het vaartuig ongehin derd te laten vertrekken. Op do commandobrug zag men de rijzige gestalte van kapitein Delacour en naast hem den loods. De „Snel heid" werd naar het midden van den stroom gesleept onder een kruisvuur van duizenden nieuwsgierige blikken. Daarop maakte het schip een won ding en stuurde de open zee in. De „mailboot „Laguna" stoomde door don Atlantischen Oceaan naar Lissabon op haar terugreis van Val paraiso, nadat ze Rio de Janeiro, Ba- hia en Pernambuco had aangedaan. Ze was zoo bezet, dat het hart der maatschappij als een maatschappij een hart had van plezier vreugde gevoeld zou hebben. Eenige der passagiers in 't bijzon der reisden met letterlijk vorstelijke weelde. Ze bewoonden een aantal groote dokhutten en hielden een heele schaar bedienden. In hunne exclusie ve voornaamheid hielden deze nako melingen van de blauwbloedige Spaansche Dons, die Zuid-Amerika onderwierpen, zich op een afstand van alle andere passagiera De voor naamste van dit gezelschap was Zijne Excellentie generaal Alvarez Dester- ro, voormalig president der republiek Maraqulbo. Men vertelde, dat bij een der plotse linge revoluties, waarvan de Zuid- Amerikaansche republieken zooveel houden, Maraquibo hem had afgezet en bij nu op weg was naar Europa met zijn nicht Donna Christina The resa Maria de Castro San Romar, die ook tegelijk zijn pupil was en welke hij als gijzelaarster beschouwde. Don na Christina werd zorgvuldig ont trokken aan de blikken der passa giers. Slechts zelden was ze op 't dek te zien en dan alleen ook nog maar bij het vallen van de duisternis. Bij deze gelegenheden was haar gelaat bedekt met een kostbaren kanten doek, maar de rijzige, elegante gestalte en haar bevallige bewegingen hadden baar menig stillen aanbidder bezorgd. Twee dagen was de „Laguna" nu onderweg en ze had alle kans op een veilige en snelle reis. Het begon juist te schemeren, toen de wachthebbende officier van de commandobrug af aan den horizont in noordoostelijke rich ting een lange, flauwe streep rook mt zich zag vertoonen. Nog eer het geheel donker was, werden twee hooge mas ten en de toppen van twee schoorstee- nen op de lichtbewogen golven zicht baar. Toen het vreemde vaartuig tot op een halve mijl afstands van hen was gekomen, veranderde het plotse ling van koers en stoomde in dezelfde richting al3 de „Laguna" verder. Na het diner kwamen de passagiers aan dok en verzamelden zich aan dien kant van het vaartuig, vanwaar ze da vreemde stoomboot konden gade- slaan. Kapitein Jordan deed zijn best om van de commandobrug al de aan dacht te trekken. Wat voor een stoomboot brulde hij. Geen antwoord. Stil en spookachtig gleed het geheimzinnige schip naast hen voort. Had men de lichten niet gezien, men zou het voor een akeligi spooksel hebben kunnen houden. De kapitein vatte de lijn, welke aa.n de stoomfluit was bevestigd, en eett schel gefluit weerklonk, gevolgd door een nieuwe vraag. Wederom geen ant woord, geen sein van welken aard ook. Wat zou dit moeten beteekenen Den ganschen nacht vervolgde do „Laguna" haar koers, begeleid door de spookachtige stoomboot. Toen de nieuwe dag aanbrak, voe ren do beide schepen nog altijd naast elkander, slechts gescheiden dooreen golvende watervlakte van ongeveer een mijl breedte. Weldra kwamen ook de passagiers van de „Laguna" weer boven, met verrekijkers gewapend, en drongen elkander voorbij in hun ijver om het schip zoo nauwkeurig moge lijk te beschouwen. In hot grijao mor genlicht konden ze een persoon op de commandobrug onderscheiden, ver moedelijk de kapitein, groot en gezet,- met een blonden knevel. Hij zette her haaldelijk den kijker voor het oog en richtte zijn blikken op het dek van de mailboot. Op do „Laguna" heersehte groote opgewondenheid. Een deel der man schappen. was voor op den bak bijeen, waar ze van gedachten wisselden over den vreemdeling. Als een der officieren toevallig op het achterdek kwam, werd hij letter lijk bestormd door do passagiers, die tallooze vragen aan hem hadden te doen. Wat voor een schip is het Waar om wil hot niet van onze zijde wijken? Iloe heet het Deze en een dozijn andere, soortge lijke vragen werden steeds op dezelf de wijze beantwoord. De boot heet „Snelheid" en Is uit Liverpool, meer weten wij ook niet. Tegen negen uur kwam generaal Desterro met een verrekijker van do beste soort in de hand uit zijn hut- Het eigenaardige voorvaJ, hetwelk aan boord zooveel opgewondenheid had veroorzaakt, scheen zijn belang stelling niet bijzonder te hebben ge wekt, en was dit wel het geval ge weest, dan achtte hij het in elk geval benedon zijn waardigheid dat te too nen. Hij richtte zijn kijker met eent onverschillige beweging op de „Snel heid". Die dicht bij hem stonden, za gen, dat hij een schok kreeg. Hij ver dween haastig weer in de kajuit. Do steward^ die hem het ontbijt bracht, nam het onaangeroerd weer mee en vertelde bovendien, dat de ge neraal ijverig bezig was met het schrijven van een document. Den geheelen voormiddag bleven dé schepen dicht bij elkander en stoom den zij aan zij verder. Even na twaalven zag men een wolR van stoom van de „Snelheid" opstij gen en onmiddellijk daarop weer klonk van het schip een schel gefluit- Moteen werd gesignaleerd, en wel; „Ik kom aan boord". Van de „Snelheid" wend een bootte water gelatenmet gespannen aan dacht zagen de passagiers hoe ze op do golven op en neer danste en lang zaam de mailboot naderde. Toen de boot bij de „Laguna" was gekomen, keek de kapitein, die achterin zat, omhoog naar de lange reeks gezich ten, welke nieuwsgierig op hem neer keken. Op dek gekomen, ging hij re gelrecht naar do commandobrug zon der de minste aandacht te schenken aan de vragende blikken, welke van allo kanten op hem gericht waren. Ik bon Delacour, de kapitein van de „Snolheid", zei hij, zich tot kapi tein Jordan wendende, die hem ta melijk koeltjes ontving. Het schijnt bij u een idee-fixe te zijn geworden, dat ge ons voortdu rend gezelschap moet houden, ant woordde deze. Mag ik naar de reden vragen Om mijn plannen mee te deelon, kwam ik aan boord, zdi kapitein Dela cour. Ge hebt een passagier met name generaal Desterro aan boord, niet waar Dat komt uit. Waarom ook niet? Ik zie mij genoodzaakt te vra gen, dat bij met mij naar mijn schip gaat. En indien hij mocht weigeren aan uw uitnoodiging te voldoen 7 vroeg kapitein Jordan. Dan zou ik hem tot mijn leedwe zen daartoe moeten dwingen. Deat drieste bewering frappeerde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 11