Theorie en werkelijkheid DAMRUSRIEK ftea* kapitein dép Lagan a* ten -^eerste. Ais dat niet een heel misplaatste grap ia, zei hij op koelen toon, most ik u verzoeken u nader te willen var- ik laren of anders soo goed te zijn mijn schip te verlaten en mij niet verdetr te verhinderen mijn reis voort ie zet ten. Ge zult zien, dat het allesbehal ve een grap is, antwoordde kapitein Delacour. Ik heb u mijn plan mede gedeeld en kon tot mijn spijt mij niet piet nadere verklaringen inlaten. Meneer, ik verzoek u de com mandobrug te verlaten en n in uw boot te begeven, anders.., Spaar uw dreigementen, me neer, viel de ander hem in de rede. Als ik eenmaal een besluit heb ge nomen, hrengt men mij daar niet zoo gemakkelijk van af, daarvan kunt ge u overtuigd houden. Hij haalde een zilveren fluitje uit den zak, zette het aan zijn lippen en een doordringend gefluit klonk over het water. Als antwoord op dit signaal kwa men een dozijn booten van achter de „Snelheid" te voorsdhijn. Ze werden n&ar de „Laguna" geroeid en in een ommezien waren een groot aantal ge- Vroarloopen op de stoomboot gericht. Een volgend signaal zal voor mijn manschappen het teeken zijn om vuur te geven, zei de kapitein van de Snelheid. Sedert ik Engeland heb ver laten heb ik mijn schip ook nog met repeteergeweren laten uitrusten. We rijn in elk opricht voortreffelijk ge wapend; ik behoef de handen maar op te steken en de wanden van uw schip rijn doorboord. Dat is een gemeene trek, kapi tein, men zou heit haast zeeroof kun nen noemen. Op mijn eer hiervoor Kult ge mij rekenschap geven, En ik teg u op mijn eer, Ik zal den man in handen krijgen. De kapitein der ,,Laguna' kauwde verlegen op de punten van zijn kne- VeL Misschien wilt ge mij toestaan de zaak aan generaal Dastenro voor te stellen? zei hij, nauwelijks in staat zich ta beheerschen. Daar heb ik niets tegen In te brengen. Maar ik wensch, dat hij mij binnen tien minuten wordt uitgele verd. Naast elkander gaande, verlieten ze de brug. Toen ze dicht bij de hui van generaal Desterro kwamen, klonk er een schot, daarop hoorde men het rinkelen ven glas en een dunne streep rook kwam uit het ge opende venster van de hut. Kapitein Jordan snelde er heen, de passagiers vlogen hem achterna. Kapitein Dela- cour bleef staan. Bij de al gemeene verwarring had men niet opgemerkt, dat de deur der daarop volgende hut was geopend en een vrouw van ver blindende schoonhei daan dek was ge komen. Het volgende oogenblik hoor de men een gil en Donna Christina San Rom-ar vloog, zich niet storende aan de omstanders, in de armen van Delacoux. Een hartstochtelijke omhel zing, eenige teedere woorden, en reeds kwam kapitein Jordan haastig eanloopen. Om 's hemels wil, riep hij, gene raal Desterro heeft zich doodgescho ten. Ik weet het, antwoordde De lacour bedaard. Toen na een onderhoud tusschen de beide kaoiteins de booten van de „Snelheid" naar de mailboot roeiden, was hei alleen om donna Christina San Romar en haar geleider naar boord te halen. Eer nog een uur was verloopen, had kapitein Delacour zijn koers veranderd en stuurde naar de kust van Zuid-Amerika terug. In de kajuit van generaal Dester- ro vond men op tafel een schriftelijke verklaring, waarmee hij den gan- schen morgen bezig was geweest. Ze luidde „Ik, Alvarez San Romar Desterro, generaal van het leger van Moraqui- bo. vroeger president vau dien staat, leg, eer ik vrijwillig in den dood ga, da volgende verklaring af. De dien sten, welke ik mijn land heb bewe zen. behoeven niet vermeld. ,,Ik heb er voor gevochten, om arg listig verraden en trouweloos verla ten, door het joelende gepeupel te worden aangevallen, waarvoor ik ge dwongen was te vluchten om mijn leven te redden. .,lk besloot naar Spanje te gaan, om daar te blijven, tot mijn ondank baar vaderland mij terug riep, wat ik stellig verwachtte dat eenmaal zou gebeuren. Mijn hoop is echter plotse ling vernietigd, ja, zelfs mijn leven is ten offer gevallen. Hier op onen zee, waar Ik mij veilig waande voor mijn vijanden, heeft een hunner, de meest verbitterde van allen, mij ont dekt. .De reden, waarom ik, die op het slngveld den dood onverschrokken in het oog heb gezien, vrees en haat koester jegens dezen kapitein Dela cour, wil ik trachten op ta geven. In vroeger Jaren leefde er ln Maraquiho een man, de vader van donna Chris tina San Romar, die dank zij zijn on- ïr.otel ij ken rijkdom, de teugels der i'egeering lang in handen hield. ,,De staat Maraquibo was hem vol slagen onderdanig. Hij benoemde presidenten en zette ze weer af, leidde allo regeoringsaange legen-heden, in één woord, hij kon iemand voor zijn hoele leven naar de galeien brengen. Toch mengde hij zich nooit openlijk in regeeringszaken, hij oefende zijn macht in 'i geheim uit. ,,Hij had een kind een dochter. Velen dongen naar haar hand ik behoorde ook tot dezen maqx ze gaf aan niemand de voorkeur. San Ro mar deed het ook men ,,Ze keerde op een schip van haar vader uit Europa terug, waar haar opvoeding voltooid was. Deze kapitein Delacour, (of dat zijn rechte naain is. kan ik niet met zekerheid zeggen) voerde het bevel. ,,Eer er zes maanden verloopen waren, stierf San Romar heel plot seling. Zijn dochter werd zijn univer seels erfgename, haar behoorden nu de onmetelijke landerijen, rijn vele mijnen en schepen zij was het rijk ste meisje van Zuid-Axruerika mis schien wol van de geheele wereld. „De staat gevoelde natuurlijk voor haar een vaderlijke belangstelling, in de hoop, dat ze een flinke bijdrage zou leveren voor de schatkist, welke den bodem liet zien. Ek was toen pre sident en mii gewerd de opdracht, donna Christina mede te deelen, dat men het haar plichï rekende, dat ze een uit ons midden tot echtgenoot zou kiezen. En in stilte was dó af spraak gemaakt, dat als de keuze op een ander dan mij viel, ik ten gunste \an dezen afstand zou doen van mijn presidentschap. „Met dat deel intrigeerden wil on ophoudelijk wij omsponnen naar met een net, waaruit het ontsnappen onmogelijk scheen. Maar op heel on verwachte wijze heeft ze het toch stuk gescheurd. Na zee of acht maanden verscheen er op zekeren dag een stoomboot aan de kust. Deze kapitein Delacour, die een troep bandieten meebracht om hem te ondersteunen, begaf zich naar het paleis San Romar en richtte zich daar huiselijk lm „Een deputatie maakte hem haar opwachting en wees hem er op, hoe noodzakelijk het was, dat donna Christina zich naar de wenschen der regoering voegde en een door deze aangewezen man tot echtgenoot nam. Zijn antwoord was Donna Chris tina heeft reeds een keuze gedaan, ze is mijn echtgenoote. Van dat oogenblik af heerschte er vijandschap tusschen de Maraquiboregeering en de San Romor-partij. ..Ons besluit stond echter vast wij moesten dit wespennest verwoesten. Wij oefenden geduld, daar we op een geschikte gelegenheid wachtten. Bij na twee Jaar lang boden ze ons te genstand. Onderiussohen hadden we een nieuwe aanleiding tot ontevreden heid. Eeo erfgenaam van den reus- achtigen rijkdom van de San Romars werd geboren. „Toen eindelijk de staat aan den rand van het bankroet was, werd het noodzakelijk, handelend op te treden. Kapitein Delacour en velen zijner aanhangers waren afwezig in de mij nen. We maakten van de gelegenheid gebruik en plunderden het paleis van de San Romars, namen de schatten, welke we meester konden worden en ontvoerden donna Christina en haar kind. De eerste werd in stilte naar een klein eilandje in de nabijheid der kust gebracht en daar opgesloten. Wat den knaap betrof, was het raad zaam geen van dezen gehaten stam in het leven te laten. Ik gaf bevel hem van kant te maken. Aau kapitein De lacour en een deel zijner aanhan gers, welke ontkwamen, werd het verblijf in het land ontzegd. Nadat wil de sterke partij krachteloos had- den gemaakt, nam de staat bezit van da mijnen en landerijen van San Ro mar. Degenen, die er toe hadden bij gedragen om dat mogelijk te ma ken, werden edelmoedig beloond. Ook ik ontving een belangrijke som. „Toen de opstand, welke mijn val tengevolge had, uitbarstte, begaf ik m<j naar donna Christina, vertelde haar, dal haar man was gedood, en ik gekomen was om haar de vrijheid terug te geven. Gebogen door de een zaamheid der verbanning op het woeste eiland, liet ze zich bewegen, met mij te vluchten. Ik bewerkstellig de de vlucht, door omkooping der wachters en we gingen op weg. „Ik moet me haasten, om mijn laat ste aanteekenlngen neer te schrijven. Het schip heeft gestopt en ik hoor, dat kapitein Delacour op het punt staat om aan boord te komen. Hij ls gekomen om zijn vrouw terug te eischen om zich te wreken. Maar voor wraakneming zal hij geen gele genheid krijgen als hij zijn voet in mijn hut zet, zal hij sLechts mijn lijk vinden. Mijn geest, die nog nooit be- leediging of minachting heeft willen dulden, zal aan zijn macht ontrukt zijn." Zoo eindigde het bericht van ge neraal Desterro. Wat de verdere ge schiedenis van den straks genoemden staat betreft, men zal zich wel herin neren, dat hij, verzwakt door een slecht bestuur en herhaalde revolu ties, bijna de buit was geworden van de aangrenzende republiek. In het be slissende oogenblik echter verscheen een groote, "-ijs geverfde stoomboot- Toen het bekend werd, dat ze donna Christina San Romar en haar ge maal aan boord had, begroette de wankelmoedige bevolking hen met gejubel. In triomf werden ze naar de hoofdstad geleid en daar werd kapi tein Delacour tot president aange steld. Robbert van der Heiden stapte af, en keek naar zijn slappen band. De stoffige weg strekte rich voor hem uit, en hij wist dat hij minstens een uur gaans van t naburige dorp was, en dat hij geen reparatie-doosje bij zich had. Hij was een groote man van omstreeks vijf en dertig jaar, en 't donkere haar aan zijn slapen vor- toorbde enkele zilveren draadjes. Spiedend zag hij om zich heen, en ontdekte, dat aan zijn linkerhand achter de boomen het dak van een huis verrees. Ik hoop, dat die men schen daar fietsen! mompelde hij, ter wijl hij naar 't ijzeren hek toetrad. Een onderdrukte lach klonk van achter de struiken, en hij zag snel om. Eén oogenblik zag hij een glimp van een meisjes-gezichtje met lachende, blauwe oogen en verward blond haar. Toen verdween alles. Kunt u me soms een reparatie doosje leenen? vroeg hij, rijn stem verheffend. Mijn band is gespron gen. Hij kreeg geen antwoord, en er bleef hem niets over don vastberaden t hek open te duwen. Door een loontje langs rhododen- dxon-boschjes liep hij voort, en ont dekte eensklaps! bij een hoeü eer meisje van een jaar of vijftien. Neemt u me niet kweiijkl zei hij, rijn hoed afnemend. Maar Ik heb een ongeluk gehad met mijn fiets, on fk dacht, da* hier misschien iemand me aan een reparatie-doosje helpen kom Dat hoeft u me allemaal niet te vertellen, lachte it meisje ondeugend. Ik zag 't gebeuren, en ik hoorde t leelijke woord, dat u zei. IkJ riep hij verontwaardigd- Ja, u. U z»f „verdraaid". We fietsen hier allemaal op moe dor na maar of we soo iets ais een reparatie-doosje hebben, dat is een andere vraag, waarop ik geen beslist antwoord kan geven. Van dor Heiden amuseerde rich. U is een eigenaardige jonge da me zei hij, maar ik weet zeker, dat u een goed hart hebt Zoo ben ik over tuigd, dat u voce- me gaat zoeken. Heusch? lachte zij. Nu, mis schien weL Wacht u maar even en als ik iets vinden kan, dan maken we samen uw hand. Maar, wierp hij tegen, zou t niet meer In den vorm zijn, als ik me eerst bij uw moeder aanmeldde. Nee, zei ze beslist, ik heb u gevonden, en we zullen ons zelf red den. Voor hij tijd had om te antwoorden, was zij weg. Hij wachtte besluiteloos, en was Juist op t punt, toch maar nnax het huis te gaan, toen zij tri omfantelijk terug kwam. Hier heb ik zoo'n dingi zei ze. 1 Zat in Tom x'n tasch. Maair ik ge loof niet, dat er véél van dat kleef- goedje in zit. Dank u wel zei hij. Nu zal ik me verder wel op den weg behelpen. Niets er van. Ik doe mee. 'Voor uit. Zij greep rijn fiets en zette die on derst boven. En hij gehoorzaamde, vermaakt door haar bevelend toon tje. Spoedig waren zij in den arbeid verdiept. Een kuch, een droog, moedwillig kuchje, deed hen opzien. Een oude dominee keek hen ietwat achterdoch tig aan, over een open boek heen. Van der Heiden stond onmiddellijk op, en het meisje volgde onwillekeurig zijn voorbeeld, 't Was een n*ellijk oogen blik. Ik moet u vergeving vragen voor mijn binnendringen, zei hij, maar ik heb een ongeluk met de fiets ge had, en uw... en deze jonge dame is zoo vriendelijk ine te helpen. U hadt misschien beter gedaan, aan te bellen, meneer, zei de oude heer bedaard. Dat dacht ik ook, antwoordde Van der Heiden. Maar hoewel ik zelfs de vrijheid nam, dat voor te stellen, scheen het niet te passen in de plannen van deze jonge dame, en ik gaf me dus aan haar over. Dolly, Dolly, zei du de dominee glimlachend Je bent onverbeterlijk. 1 Robbert keek naar 't boek, dat de dominee in de hand hield. Pairdon, zei hij, mag Ik u den titel vragen van dat boek daar? Dat boek heet „Geluk in 1 hu welijksleven,'* antwoordde de oude heer ten hoogste verbaasd. Maar... Dat kan mij voor visite-kaartje dienen, zei Van der Heiden, ik schreef t. Tot zijn groote verwondering kwam de dominee met uitgestoken handen op hem toe. Dan Is u heelemaal geen vreem de voor ons, m'n beste meneer Van der Heiden. Beschouw u zelf als t u blieft als vriend, en blijf hier kof fiedrinken. Dolly, neem jij die fiets mee en laat Tom den band maken. En vó6r Robbert, goed begreep, wat er gebeurde, werd hij meegevoerd naar 't huis en door den ouden hear voorgesteld aan zijn vrouw en aan zijn oudste dochter Daisy, een slank en ongemeen bekoorlijk Jong meisje van drie en twintig jaar. Nadat zijn gastheer, die zichzelf had voorgesteld als dominee Graafman, de dames had verteld, wie hij was, heette de oudste hem hartelijk welkom. Wij hebben heel veel aan uw boek te danken meneer Van der Hei den, zei ze. O, vader dweept er mee, voegde de dochter er bij. En u? vroeg Van der Heiden. Ik boud er ook heel veel van, en ik heb er veel uit geleerd. De dominee troonde hem mee naar zijn studeerkamer. Wat een ondervinding moet u gehad hebben, en wat heeft u ernstig en veel nagedacht! Ik heb voor me zelf zooveel nut geput uit uw luoofd- stuk „De vader ia het hoofd van het huis," en mijn zoontje Tom heeft het chapiter „Over de plichten van de jeugd tegenover den ouderdom" uit 1 hoofd moeten 1 eeren. Mijn vrouw Daisy leven in veel oprichten volko men uw voorschriften na. Dolly is da eenige, die, naar ik vrees, niet veel geleerd heeft, maar rij moet nu lede ren morgen een bladzijde van uw boek uitschrijven. Van der Helden begon rich minder op zijn gemak te voelen. In de eet kamer werd hij voorgesteld aan Tom. Ik heb uw band gemaakt, zei dat Jonge mensch. Dat ls heel vriendelijk van Jri Toch niet, wierp Tom tegen, en hij voegde er dubbelzinnig bij: U kunt nu weggaan, zoodra u wilt. Bent u voor zaken in deze streek gekomen? informeerde de gastvrouw. Neen, mevrouw, antwoordde hij snel, met een gelukkigen inval, - ik neem vacantia. Ik denk hier Ia de buurt Earners Ce zoeken] de streek bevalt me bijzonder. 0, in dat geval, ze! mevrouw Graafman, zou ik t erg prettig vinden, als U hier een paar dogen wilde blijven. 't Ib al te vriendelijk van ui ant woordde hij, verrukt. Maar op 't zelf de oogenblik zag hij, hoe Dolly en Tom een grimas tegen elkaar maak ten. Na afloop van 't maal ontmoet te hij eerstgenoemde jonge dame ln den tuin. Als ik geweten had, dat u dat afschuwelijke boek geschreven hadt, merkte zij op, dan had ik u nooit geholpen. Kom, lachte hij, *t schijnt hier aan veel menschen genoegen te heb ben verschaft Ik zou u willen zien, als u lede ren morgen een bladzijde over moest schrijven! Je moest met me mee voelen, zei Van der Heiden ik heb dat ook hee lemaal moeten schrijven? Heb u 't dan niet voor uw plei- zier geschreven? Dat hield niet over. Ik wou, dat u halfweg was blij ven steken, verzuchtte Dolly. t Heeft me heel aardig wat op gebracht, zei hij, maar ale ik van je wenschen geweten had, zou ik daar stellig naar gehandeld hebben! U houdt me voor den gek, ont dekte zij, maar t is geen gekheid, dat Tom en ik een rozenden hekel aan dat boek hebben. Daisy niet maar die is ook volwassen. Die behoeft bet niet over te schrijven! Je zuster? vroeg hij gretig. Ja, die heeft 't er altijd over, dat 't onze plicht is, ons thuis zoo geluk kig mogelijk te maken. Maar ik heb haar 's verteld, dat 't sloeg op „Geluk in *t huwelijksleven' en dat zij dus eerst maar wachten moest, tot ie mand baar vroeg. En wat gebeurde er toen? vroeg Robbert geamuseerd. Ze trok me aan m'n ooren, an ders niet. Vindt u niet, dat zij er net iemand voor ls, om een huls geluk kig te maken? Van der Heiden knikte met volle overtuiging- Ja, zei hij, dat vind Ik ook. In d8 dagen, die nu volgden, leef de Van der Heiden dubbel, en dacht nog meer, en eindelijk besloot hij Daisy zijn gedachten kenbaar te maken. Op een morgen trof hij haar alleen, en zijn boek lag bij haar. Als ik ooit had kunnen vermoe den. dat u mijn boek met genoegen lezen zou, zei hij, had ik er stellig met meesr liefde aan gewerkt. Ik heb er veel uit geleerd, ant woordde zij rustig. t Was eigenlijk geschreven voor getrouwde menschen, legde hij uit U zoudt 1 misschien nog veel be ter waard eeren, ais u getrouwd wu& Mogelijk! zei ze met een snellen blos. Gelooft u niet, vervolgde hij, dat getrouwde menschen meer kane hebben op geluk, dan ongetrouwde? Dat weet ik niet, zei ze lang zaam, dat zal wel van 't karakter afhangen. Maar ik deuk, dat uw vrouw een heel gelukkige vrouw moet rijn. Waarom? vroeg hij gretig. Wel, daarom, zei ze, op 't boek wijzend. 0, dat dingi zei hij minachtend. Praat daar niet meer over... Dai sy, je moet t gevoeld hebben: ik... ik heb je lief. Hij legde zijn hand op haar arm. Het resultaat was verbluffend. Zij staarde hem ontdaan aan, en sprong toen op. Hoe durft ul riep ze met vlam mende oogen, Haar kreet werd domr haar vader gehoord. Wat is ar, Daisy? vroeg hij bin nenkomend. Waarom ben je zoo ontdaan, kind? Die man, stamelde ze, op Rob bert wijzend, durft me zeggen, dat hij... dat hij... me liefheeft. En waarom niet? woag de ver baasde auteur. Waarom niet, meneer?! riep de dominee streng. Ik ben diep in u teleurgesteld, meneer. U, de schrijver van dat boek... U moest u schamen, meneer. Wat zou uw vrouw zeggen, als ze van uw gedrag wist? Als ik een vrouw heb, dan zal ik hnjvr dat eens vragen, riep Robbert ten einde raad. Ik was juist aan *t probeeren, etr een te krijgen. Waar om dacht u in 's hemelsnaam, dat ik getrouwd was? De dominee zweeg. Maar Dolly, die met haar moeder binnenkwam, riep: Bent u niet getrouwd? Wat 'n mop! Stil, Dolly, zei haar vader. Wilt u waarlijk volhouden, meneer, dat u ongehuwd is? Ik was nooit van m'n leven ge trouwd, antwoordde Robbert. Hoe komt n daar'toch bij? Doocr... door uw boek! verdedig de da dominee rich nederig, ea Daley keek geheel ontdaan. Ondanks t ernstige van hei oogen blik lachte Van der Heiden. Dat boek, tel hij toen, werd geschreven om een weddenschap. Een van mijn gehuwde vrienden wedde met mij, dat hij dat beter zou kun nen dan ik. We tonden beiden een manuscript in, «n t mijne werd aan- 'Ahériluut niets, antwoordde Rob bert. Maar (en hij zag weer naar Daisy) ik zou er graag meer van we ten. Herinner Je Je, Daisy, vervolgde hij, dat je zooeven zei, da* mijn vrouw heel gelukkig moest zijn? Ja, Duisterde zij- Dat zal ze zijn, zei hij, 'als heJ in mijn macht staat En hot bleek in zijn macht te staan, fR.N.1 HAARLEMSCHE DAMCLUB, 'Alle correspondentie doze rubrteE betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34,- Telephoon 1543. Zwart Probleem No. 82 van de Heer en J. F. Spanjaard en F. M. v. d. Werft Wit Zwait eohijven op 8, 9, 12,14, 18, 22, 27, 36, 39 en dammen ot> 46 èn Wtt schijven op 6, 16, 20, 23, 25, 26, 29, 30, 31, 35 en 38. Zwart Probleem No. 83 van N. N. 1 9 8 4 B Wit Zwart schijven op 8, 9, 10, 11, 12, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25 en 28, Wit schijven op 30, 31, 32, 34, 36, 87, 39, 42, 43, 45 en 50. Oplossingen van deze problemen worden ingewacht aan bovenvermeld adres, uiterlijk Woensdag 22 dezer. Oplossing van probleem No. 78 van den auteur: Wit 36 - 31, 16 - 11, 33 - 22, 44 2, 2 49! Goed opgelost door de Heeren: L. F. Wiegman te Scheveningen, J. L. Vel de te Overveen, R. Bouw, D. G. Ko ning, Joh. H. Blom, W. J. Balkenen de, J. Jacobson Azn., W. J. A. Matla, Patrizio OttolJni, C. Serodini. Oplossing van eindspel No. 79 van den auteur: Wit 48 - 43, 43 - 39, 23 - 18, 18 - 12, 12 - 7, 7 - 1, 1 - 451 Zwart 30 - 35 35 - 40, 40 - 45, 45 - 50, 50 - 45, 45 - 50, of 30 - 34, 34 - 40, Dominee Graaf man's oogen werden al grooteir. Dus u wee* niets van huwe lijksleven? Goed opgelost door de Heeren: W. J. Balkenende, R. Bouw, Joh. H. Blom, J. Jaoobson Azn., D. G. Koning, W. J. A. Matla, Patrizio Ottolini, C. SerodinL GEWIJZIGDE CENTRUM-OPENING. (Vervolg van vorige rubriek). Uit het voorgaande is naar wij ver trouwen weder voldoende gebleken, dat zwart de insluiting onmogelijk kan handhaven, en hij verplicht is de ze zoo spoedig mogelijk los te maken, hetgeen meestal een. minder goed spel te voorschijn brengt. Nog willen wij er even op wijzen, dat wit in deze varianten ook het spel hoeft kunnen volgen, als in de vroe gere studies aangegeven (de kleine afwijkingen merkt de speler zelf wel op). Wij zijn juist afgeweken, om te bewijzen, dat met bijvoeging van den zet 5 - 10 van zwart, het spel nog on gunstiger Is geworden, met veel min der kans op remise! Zwart kan, na het Insluiten van wit, ook onmiddellijk met zijn schij ven van den korten vleugel gaan wer ken, in plaats van eerst met die van den langen vleugel het spel aan te sluiten, maar veel beter resultaat be reikt hij niet, hetgeen nog in 't kort zal aangetoond worden. Wij spelen weder de volgorde van de Korte Centrum-opening, met 7 - 12 als 5en mt van zwart, en 40 - 34, in plaats van 44 - 39, als 9en zet voor wtt, (zie voorgaande studies). Indien zwart nu onmiddellijk bij zijn korten vleugel gaat werken, trachtende daar een voorsprong te krijgen, dan laat wit zijn schijven van den korten vleugel ook staan, brengt die van den langen vleugel in werking. Nu mag men niet vergeten, dat het afwijken van de aangegeven volgorde, altijd mogelijk hlijft, hoewel daar in niet veel beter resultaat verkregen zal worden. Trouwens bij den aan vang is reeds gezegd, dat deze studies voornamelijk hen belangen, die reeds «enigszins met het juiste spel bekend rijn, en het niet noodig hebben, op alle afwijkingen gewezen te women, terwijl de voornaamste voortzettin gen en varianten steeds gevolgd wor den. Na den zet 40 - 34 (zie hierboven), zou «wart kunnen antwoorden met 6 - 11 (ook een goede voortzetting), waarop dan als goed spel volgt: 41-37 1-6 46-41 11-17 41-36 17-21 37 - 31 Zwart kan nu op twee manleren het spel voortzetten, hetzij met 2-7, of 21 - 26; de overige zetten brengen den stand vrijwel in de reeds behandelde varianten terug. Deze twee voortzettingen zullen wij dus afzonderlijk uitwerken. Wij behandelen eerst de variant 2 - 7, en wel als volgt: 2-7 42 - 37 21 - 26 de beste 47 - 42 7 - 11 44 - 39 Wil zwart nu zijn korten vleugel niet geheel krachteloos maken, dan dient hij ook met zijn schijven van den langen vleugel te werken, b.v.: 10 - 14 49 - 44 15 - 20 44 - 40 4 - 10 enz, en wij zijn weder in de behandelde voortzettingen terug. Wil zwart dit voorkomen, dan speelt hij niet den loatsten zet 4 - 10,* maar vervolgt met: 33 - 29 34 23 18 29 gedw. 39 - 34*) 13 - 18 A 34 23 18 29 gedw. 28 - 221 25 34 85 - 30 24 44 83 - 2 44 - 49 of? 2 - 35 3-8 of? 35 2 49 - 35 of? 45 - 40! 35 17 43 - 39 34 43 gedW, 48 39 17 44 50 39 20 - 25 of? 2 - 85 9 - 13 of? 35 17! 11 22 27 18 met een schijf winst vermoedelijk ook de partij! (Wordt vervolgd). DAMCURSUS VOOR JONGELIEDEN, Jongelieden van 16 tot 18 jaar, dia des Maandagsavonds van 7 tot 8 uur kosteloos wenschen deel te nemen aan een cursus in het Damspel, kunnen zich daartoe dagelijks aanmelden bij den Heer J. Jaoobson Azn., Secretaris van de Haarlemsche Damclub, Burg wal 82 tot 88. alhier.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 12