Theorie en werkelijkheid
DAMRUSRIEK
ftea* kapitein dép Lagan a* ten
-^eerste.
Ais dat niet een heel misplaatste
grap ia, zei hij op koelen toon, most
ik u verzoeken u nader te willen var-
ik laren of anders soo goed te zijn mijn
schip te verlaten en mij niet verdetr
te verhinderen mijn reis voort ie zet
ten.
Ge zult zien, dat het allesbehal
ve een grap is, antwoordde kapitein
Delacour. Ik heb u mijn plan mede
gedeeld en kon tot mijn spijt mij niet
piet nadere verklaringen inlaten.
Meneer, ik verzoek u de com
mandobrug te verlaten en n in uw
boot te begeven, anders..,
Spaar uw dreigementen, me
neer, viel de ander hem in de rede.
Als ik eenmaal een besluit heb ge
nomen, hrengt men mij daar niet zoo
gemakkelijk van af, daarvan kunt
ge u overtuigd houden.
Hij haalde een zilveren fluitje uit
den zak, zette het aan zijn lippen en
een doordringend gefluit klonk over
het water.
Als antwoord op dit signaal kwa
men een dozijn booten van achter de
„Snelheid" te voorsdhijn. Ze werden
n&ar de „Laguna" geroeid en in een
ommezien waren een groot aantal ge-
Vroarloopen op de stoomboot gericht.
Een volgend signaal zal voor
mijn manschappen het teeken zijn om
vuur te geven, zei de kapitein van de
Snelheid. Sedert ik Engeland heb ver
laten heb ik mijn schip ook nog met
repeteergeweren laten uitrusten. We
rijn in elk opricht voortreffelijk ge
wapend; ik behoef de handen maar
op te steken en de wanden van uw
schip rijn doorboord.
Dat is een gemeene trek, kapi
tein, men zou heit haast zeeroof kun
nen noemen. Op mijn eer hiervoor
Kult ge mij rekenschap geven,
En ik teg u op mijn eer, Ik zal
den man in handen krijgen.
De kapitein der ,,Laguna' kauwde
verlegen op de punten van zijn kne-
VeL
Misschien wilt ge mij toestaan
de zaak aan generaal Dastenro voor
te stellen? zei hij, nauwelijks in staat
zich ta beheerschen.
Daar heb ik niets tegen In te
brengen. Maar ik wensch, dat hij mij
binnen tien minuten wordt uitgele
verd.
Naast elkander gaande, verlieten
ze de brug. Toen ze dicht bij de hui
van generaal Desterro kwamen,
klonk er een schot, daarop hoorde
men het rinkelen ven glas en een
dunne streep rook kwam uit het ge
opende venster van de hut. Kapitein
Jordan snelde er heen, de passagiers
vlogen hem achterna. Kapitein Dela-
cour bleef staan. Bij de al gemeene
verwarring had men niet opgemerkt,
dat de deur der daarop volgende hut
was geopend en een vrouw van ver
blindende schoonhei daan dek was ge
komen. Het volgende oogenblik hoor
de men een gil en Donna Christina
San Rom-ar vloog, zich niet storende
aan de omstanders, in de armen van
Delacoux. Een hartstochtelijke omhel
zing, eenige teedere woorden, en
reeds kwam kapitein Jordan haastig
eanloopen.
Om 's hemels wil, riep hij, gene
raal Desterro heeft zich doodgescho
ten.
Ik weet het, antwoordde De
lacour bedaard.
Toen na een onderhoud tusschen de
beide kaoiteins de booten van de
„Snelheid" naar de mailboot roeiden,
was hei alleen om donna Christina
San Romar en haar geleider naar
boord te halen. Eer nog een uur was
verloopen, had kapitein Delacour zijn
koers veranderd en stuurde naar de
kust van Zuid-Amerika terug.
In de kajuit van generaal Dester-
ro vond men op tafel een schriftelijke
verklaring, waarmee hij den gan-
schen morgen bezig was geweest. Ze
luidde
„Ik, Alvarez San Romar Desterro,
generaal van het leger van Moraqui-
bo. vroeger president vau dien staat,
leg, eer ik vrijwillig in den dood ga,
da volgende verklaring af. De dien
sten, welke ik mijn land heb bewe
zen. behoeven niet vermeld.
,,Ik heb er voor gevochten, om arg
listig verraden en trouweloos verla
ten, door het joelende gepeupel te
worden aangevallen, waarvoor ik ge
dwongen was te vluchten om mijn
leven te redden.
.,lk besloot naar Spanje te gaan,
om daar te blijven, tot mijn ondank
baar vaderland mij terug riep, wat
ik stellig verwachtte dat eenmaal zou
gebeuren. Mijn hoop is echter plotse
ling vernietigd, ja, zelfs mijn leven
is ten offer gevallen. Hier op onen
zee, waar Ik mij veilig waande voor
mijn vijanden, heeft een hunner, de
meest verbitterde van allen, mij ont
dekt.
.De reden, waarom ik, die op het
slngveld den dood onverschrokken in
het oog heb gezien, vrees en haat
koester jegens dezen kapitein Dela
cour, wil ik trachten op ta geven. In
vroeger Jaren leefde er ln Maraquiho
een man, de vader van donna Chris
tina San Romar, die dank zij zijn on-
ïr.otel ij ken rijkdom, de teugels der
i'egeering lang in handen hield.
,,De staat Maraquibo was hem vol
slagen onderdanig. Hij benoemde
presidenten en zette ze weer af, leidde
allo regeoringsaange legen-heden, in
één woord, hij kon iemand voor zijn
hoele leven naar de galeien brengen.
Toch mengde hij zich nooit openlijk
in regeeringszaken, hij oefende zijn
macht in 'i geheim uit.
,,Hij had een kind een dochter.
Velen dongen naar haar hand ik
behoorde ook tot dezen maqx ze gaf
aan niemand de voorkeur. San Ro
mar deed het ook men
,,Ze keerde op een schip van haar
vader uit Europa terug, waar haar
opvoeding voltooid was. Deze kapitein
Delacour, (of dat zijn rechte naain is.
kan ik niet met zekerheid zeggen)
voerde het bevel.
,,Eer er zes maanden verloopen
waren, stierf San Romar heel plot
seling. Zijn dochter werd zijn univer
seels erfgename, haar behoorden nu
de onmetelijke landerijen, rijn vele
mijnen en schepen zij was het rijk
ste meisje van Zuid-Axruerika mis
schien wol van de geheele wereld.
„De staat gevoelde natuurlijk voor
haar een vaderlijke belangstelling,
in de hoop, dat ze een flinke bijdrage
zou leveren voor de schatkist, welke
den bodem liet zien. Ek was toen pre
sident en mii gewerd de opdracht,
donna Christina mede te deelen, dat
men het haar plichï rekende, dat ze
een uit ons midden tot echtgenoot
zou kiezen. En in stilte was dó af
spraak gemaakt, dat als de keuze op
een ander dan mij viel, ik ten gunste
\an dezen afstand zou doen van mijn
presidentschap.
„Met dat deel intrigeerden wil on
ophoudelijk wij omsponnen naar
met een net, waaruit het ontsnappen
onmogelijk scheen. Maar op heel on
verwachte wijze heeft ze het toch stuk
gescheurd. Na zee of acht maanden
verscheen er op zekeren dag een
stoomboot aan de kust. Deze kapitein
Delacour, die een troep bandieten
meebracht om hem te ondersteunen,
begaf zich naar het paleis San Romar
en richtte zich daar huiselijk lm
„Een deputatie maakte hem haar
opwachting en wees hem er op, hoe
noodzakelijk het was, dat donna
Christina zich naar de wenschen der
regoering voegde en een door deze
aangewezen man tot echtgenoot nam.
Zijn antwoord was Donna Chris
tina heeft reeds een keuze gedaan, ze
is mijn echtgenoote. Van dat
oogenblik af heerschte er vijandschap
tusschen de Maraquiboregeering en
de San Romor-partij.
..Ons besluit stond echter vast wij
moesten dit wespennest verwoesten.
Wij oefenden geduld, daar we op een
geschikte gelegenheid wachtten. Bij
na twee Jaar lang boden ze ons te
genstand. Onderiussohen hadden we
een nieuwe aanleiding tot ontevreden
heid. Eeo erfgenaam van den reus-
achtigen rijkdom van de San Romars
werd geboren.
„Toen eindelijk de staat aan den
rand van het bankroet was, werd het
noodzakelijk, handelend op te treden.
Kapitein Delacour en velen zijner
aanhangers waren afwezig in de mij
nen. We maakten van de gelegenheid
gebruik en plunderden het paleis van
de San Romars, namen de schatten,
welke we meester konden worden en
ontvoerden donna Christina en haar
kind. De eerste werd in stilte naar
een klein eilandje in de nabijheid der
kust gebracht en daar opgesloten.
Wat den knaap betrof, was het raad
zaam geen van dezen gehaten stam
in het leven te laten. Ik gaf bevel hem
van kant te maken. Aau kapitein De
lacour en een deel zijner aanhan
gers, welke ontkwamen, werd het
verblijf in het land ontzegd. Nadat
wil de sterke partij krachteloos had-
den gemaakt, nam de staat bezit van
da mijnen en landerijen van San Ro
mar. Degenen, die er toe hadden bij
gedragen om dat mogelijk te ma
ken, werden edelmoedig beloond. Ook
ik ontving een belangrijke som.
„Toen de opstand, welke mijn val
tengevolge had, uitbarstte, begaf ik
m<j naar donna Christina, vertelde
haar, dal haar man was gedood, en
ik gekomen was om haar de vrijheid
terug te geven. Gebogen door de een
zaamheid der verbanning op het
woeste eiland, liet ze zich bewegen,
met mij te vluchten. Ik bewerkstellig
de de vlucht, door omkooping der
wachters en we gingen op weg.
„Ik moet me haasten, om mijn laat
ste aanteekenlngen neer te schrijven.
Het schip heeft gestopt en ik hoor,
dat kapitein Delacour op het punt
staat om aan boord te komen. Hij ls
gekomen om zijn vrouw terug te
eischen om zich te wreken. Maar
voor wraakneming zal hij geen gele
genheid krijgen als hij zijn voet in
mijn hut zet, zal hij sLechts mijn lijk
vinden. Mijn geest, die nog nooit be-
leediging of minachting heeft willen
dulden, zal aan zijn macht ontrukt
zijn."
Zoo eindigde het bericht van ge
neraal Desterro. Wat de verdere ge
schiedenis van den straks genoemden
staat betreft, men zal zich wel herin
neren, dat hij, verzwakt door een
slecht bestuur en herhaalde revolu
ties, bijna de buit was geworden van
de aangrenzende republiek. In het be
slissende oogenblik echter verscheen
een groote, "-ijs geverfde stoomboot-
Toen het bekend werd, dat ze donna
Christina San Romar en haar ge
maal aan boord had, begroette de
wankelmoedige bevolking hen met
gejubel. In triomf werden ze naar de
hoofdstad geleid en daar werd kapi
tein Delacour tot president aange
steld.
Robbert van der Heiden stapte af,
en keek naar zijn slappen band. De
stoffige weg strekte rich voor hem
uit, en hij wist dat hij minstens een
uur gaans van t naburige dorp was,
en dat hij geen reparatie-doosje bij
zich had. Hij was een groote man
van omstreeks vijf en dertig jaar, en
't donkere haar aan zijn slapen vor-
toorbde enkele zilveren draadjes.
Spiedend zag hij om zich heen, en
ontdekte, dat aan zijn linkerhand
achter de boomen het dak van een
huis verrees.
Ik hoop, dat die men
schen daar fietsen! mompelde hij, ter
wijl hij naar 't ijzeren hek toetrad.
Een onderdrukte lach klonk van
achter de struiken, en hij zag snel om.
Eén oogenblik zag hij een glimp van
een meisjes-gezichtje met lachende,
blauwe oogen en verward blond haar.
Toen verdween alles.
Kunt u me soms een reparatie
doosje leenen? vroeg hij, rijn stem
verheffend. Mijn band is gespron
gen.
Hij kreeg geen antwoord, en er
bleef hem niets over don vastberaden
t hek open te duwen.
Door een loontje langs rhododen-
dxon-boschjes liep hij voort, en ont
dekte eensklaps! bij een hoeü eer
meisje van een jaar of vijftien.
Neemt u me niet kweiijkl zei hij,
rijn hoed afnemend. Maar Ik heb
een ongeluk gehad met mijn fiets, on
fk dacht, da* hier misschien iemand
me aan een reparatie-doosje helpen
kom
Dat hoeft u me allemaal niet te
vertellen, lachte it meisje ondeugend.
Ik zag 't gebeuren, en ik hoorde t
leelijke woord, dat u zei.
IkJ riep hij verontwaardigd-
Ja, u. U z»f „verdraaid".
We fietsen hier allemaal op moe
dor na maar of we soo iets ais een
reparatie-doosje hebben, dat is een
andere vraag, waarop ik geen beslist
antwoord kan geven.
Van dor Heiden amuseerde rich.
U is een eigenaardige jonge da
me zei hij, maar ik weet zeker, dat
u een goed hart hebt Zoo ben ik over
tuigd, dat u voce- me gaat zoeken.
Heusch? lachte zij. Nu, mis
schien weL Wacht u maar even en
als ik iets vinden kan, dan maken we
samen uw hand.
Maar, wierp hij tegen, zou t
niet meer In den vorm zijn, als ik me
eerst bij uw moeder aanmeldde.
Nee, zei ze beslist, ik heb u
gevonden, en we zullen ons zelf red
den.
Voor hij tijd had om te antwoorden,
was zij weg. Hij wachtte besluiteloos,
en was Juist op t punt, toch maar
nnax het huis te gaan, toen zij tri
omfantelijk terug kwam.
Hier heb ik zoo'n dingi zei ze.
1 Zat in Tom x'n tasch. Maair ik ge
loof niet, dat er véél van dat kleef-
goedje in zit.
Dank u wel zei hij. Nu zal ik
me verder wel op den weg behelpen.
Niets er van. Ik doe mee. 'Voor
uit.
Zij greep rijn fiets en zette die on
derst boven. En hij gehoorzaamde,
vermaakt door haar bevelend toon
tje. Spoedig waren zij in den arbeid
verdiept.
Een kuch, een droog, moedwillig
kuchje, deed hen opzien. Een oude
dominee keek hen ietwat achterdoch
tig aan, over een open boek heen. Van
der Heiden stond onmiddellijk op, en
het meisje volgde onwillekeurig zijn
voorbeeld, 't Was een n*ellijk oogen
blik.
Ik moet u vergeving vragen voor
mijn binnendringen, zei hij, maar
ik heb een ongeluk met de fiets ge
had, en uw... en deze jonge dame is
zoo vriendelijk ine te helpen.
U hadt misschien beter gedaan,
aan te bellen, meneer, zei de oude
heer bedaard.
Dat dacht ik ook, antwoordde
Van der Heiden. Maar hoewel ik
zelfs de vrijheid nam, dat voor te
stellen, scheen het niet te passen in
de plannen van deze jonge dame, en
ik gaf me dus aan haar over.
Dolly, Dolly, zei du de dominee
glimlachend Je bent onverbeterlijk. 1
Robbert keek naar 't boek, dat de
dominee in de hand hield.
Pairdon, zei hij, mag Ik u den
titel vragen van dat boek daar?
Dat boek heet „Geluk in 1 hu
welijksleven,'* antwoordde de oude
heer ten hoogste verbaasd. Maar...
Dat kan mij voor visite-kaartje
dienen, zei Van der Heiden, ik
schreef t.
Tot zijn groote verwondering kwam
de dominee met uitgestoken handen
op hem toe.
Dan Is u heelemaal geen vreem
de voor ons, m'n beste meneer Van
der Heiden. Beschouw u zelf als t
u blieft als vriend, en blijf hier kof
fiedrinken. Dolly, neem jij die fiets
mee en laat Tom den band maken.
En vó6r Robbert, goed begreep, wat
er gebeurde, werd hij meegevoerd
naar 't huis en door den ouden hear
voorgesteld aan zijn vrouw en aan
zijn oudste dochter Daisy, een slank
en ongemeen bekoorlijk Jong meisje
van drie en twintig jaar. Nadat zijn
gastheer, die zichzelf had voorgesteld
als dominee Graafman, de dames had
verteld, wie hij was, heette de oudste
hem hartelijk welkom.
Wij hebben heel veel aan uw
boek te danken meneer Van der Hei
den, zei ze.
O, vader dweept er mee, voegde
de dochter er bij.
En u? vroeg Van der Heiden.
Ik boud er ook heel veel van, en
ik heb er veel uit geleerd.
De dominee troonde hem mee naar
zijn studeerkamer.
Wat een ondervinding moet u
gehad hebben, en wat heeft u ernstig
en veel nagedacht! Ik heb voor me
zelf zooveel nut geput uit uw luoofd-
stuk „De vader ia het hoofd van het
huis," en mijn zoontje Tom heeft het
chapiter „Over de plichten van de
jeugd tegenover den ouderdom" uit 1
hoofd moeten 1 eeren. Mijn vrouw
Daisy leven in veel oprichten volko
men uw voorschriften na. Dolly is da
eenige, die, naar ik vrees, niet veel
geleerd heeft, maar rij moet nu lede
ren morgen een bladzijde van uw
boek uitschrijven.
Van der Helden begon rich minder
op zijn gemak te voelen. In de eet
kamer werd hij voorgesteld aan Tom.
Ik heb uw band gemaakt, zei
dat Jonge mensch.
Dat ls heel vriendelijk van Jri
Toch niet, wierp Tom tegen, en
hij voegde er dubbelzinnig bij: U
kunt nu weggaan, zoodra u wilt.
Bent u voor zaken in deze streek
gekomen? informeerde de gastvrouw.
Neen, mevrouw, antwoordde hij
snel, met een gelukkigen inval, - ik
neem vacantia. Ik denk hier Ia de
buurt Earners Ce zoeken] de streek
bevalt me bijzonder.
0, in dat geval, ze! mevrouw
Graafman, zou ik t erg prettig
vinden, als U hier een paar dogen
wilde blijven.
't Ib al te vriendelijk van ui ant
woordde hij, verrukt. Maar op 't zelf
de oogenblik zag hij, hoe Dolly en
Tom een grimas tegen elkaar maak
ten. Na afloop van 't maal ontmoet
te hij eerstgenoemde jonge dame ln
den tuin.
Als ik geweten had, dat u dat
afschuwelijke boek geschreven hadt,
merkte zij op, dan had ik u nooit
geholpen.
Kom, lachte hij, *t schijnt hier
aan veel menschen genoegen te heb
ben verschaft
Ik zou u willen zien, als u lede
ren morgen een bladzijde over moest
schrijven!
Je moest met me mee voelen, zei
Van der Heiden ik heb dat ook hee
lemaal moeten schrijven?
Heb u 't dan niet voor uw plei-
zier geschreven?
Dat hield niet over.
Ik wou, dat u halfweg was blij
ven steken, verzuchtte Dolly.
t Heeft me heel aardig wat op
gebracht, zei hij, maar ale ik van
je wenschen geweten had, zou ik daar
stellig naar gehandeld hebben!
U houdt me voor den gek, ont
dekte zij, maar t is geen gekheid,
dat Tom en ik een rozenden hekel
aan dat boek hebben. Daisy niet maar
die is ook volwassen. Die behoeft bet
niet over te schrijven!
Je zuster? vroeg hij gretig.
Ja, die heeft 't er altijd over, dat
't onze plicht is, ons thuis zoo geluk
kig mogelijk te maken. Maar ik heb
haar 's verteld, dat 't sloeg op „Geluk
in *t huwelijksleven' en dat zij dus
eerst maar wachten moest, tot ie
mand baar vroeg.
En wat gebeurde er toen? vroeg
Robbert geamuseerd.
Ze trok me aan m'n ooren, an
ders niet. Vindt u niet, dat zij er net
iemand voor ls, om een huls geluk
kig te maken?
Van der Heiden knikte met volle
overtuiging-
Ja, zei hij, dat vind Ik ook.
In d8 dagen, die nu volgden, leef
de Van der Heiden dubbel, en dacht
nog meer, en eindelijk besloot hij
Daisy zijn gedachten kenbaar te
maken. Op een morgen trof hij haar
alleen, en zijn boek lag bij haar.
Als ik ooit had kunnen vermoe
den. dat u mijn boek met genoegen
lezen zou, zei hij, had ik er stellig
met meesr liefde aan gewerkt.
Ik heb er veel uit geleerd, ant
woordde zij rustig.
t Was eigenlijk geschreven voor
getrouwde menschen, legde hij uit
U zoudt 1 misschien nog veel be
ter waard eeren, ais u getrouwd wu&
Mogelijk! zei ze met een snellen
blos.
Gelooft u niet, vervolgde hij,
dat getrouwde menschen meer kane
hebben op geluk, dan ongetrouwde?
Dat weet ik niet, zei ze lang
zaam, dat zal wel van 't karakter
afhangen. Maar ik deuk, dat uw
vrouw een heel gelukkige vrouw moet
rijn.
Waarom? vroeg hij gretig.
Wel, daarom, zei ze, op 't boek
wijzend.
0, dat dingi zei hij minachtend.
Praat daar niet meer over... Dai
sy, je moet t gevoeld hebben: ik...
ik heb je lief.
Hij legde zijn hand op haar arm.
Het resultaat was verbluffend. Zij
staarde hem ontdaan aan, en sprong
toen op.
Hoe durft ul riep ze met vlam
mende oogen, Haar kreet werd domr
haar vader gehoord.
Wat is ar, Daisy? vroeg hij bin
nenkomend. Waarom ben je zoo
ontdaan, kind?
Die man, stamelde ze, op Rob
bert wijzend, durft me zeggen, dat
hij... dat hij... me liefheeft.
En waarom niet? woag de ver
baasde auteur.
Waarom niet, meneer?! riep de
dominee streng. Ik ben diep in u
teleurgesteld, meneer. U, de schrijver
van dat boek... U moest u schamen,
meneer. Wat zou uw vrouw zeggen,
als ze van uw gedrag wist?
Als ik een vrouw heb, dan zal
ik hnjvr dat eens vragen, riep Robbert
ten einde raad. Ik was juist aan
*t probeeren, etr een te krijgen. Waar
om dacht u in 's hemelsnaam, dat ik
getrouwd was?
De dominee zweeg. Maar Dolly,
die met haar moeder binnenkwam,
riep:
Bent u niet getrouwd? Wat 'n
mop!
Stil, Dolly, zei haar vader.
Wilt u waarlijk volhouden, meneer,
dat u ongehuwd is?
Ik was nooit van m'n leven ge
trouwd, antwoordde Robbert. Hoe
komt n daar'toch bij?
Doocr... door uw boek! verdedig
de da dominee rich nederig, ea Daley
keek geheel ontdaan.
Ondanks t ernstige van hei oogen
blik lachte Van der Heiden.
Dat boek, tel hij toen, werd
geschreven om een weddenschap. Een
van mijn gehuwde vrienden wedde
met mij, dat hij dat beter zou kun
nen dan ik. We tonden beiden een
manuscript in, «n t mijne werd aan-
'Ahériluut niets, antwoordde Rob
bert. Maar (en hij zag weer naar
Daisy) ik zou er graag meer van we
ten. Herinner Je Je, Daisy, vervolgde
hij, dat je zooeven zei, da* mijn
vrouw heel gelukkig moest zijn?
Ja, Duisterde zij-
Dat zal ze zijn, zei hij, 'als heJ
in mijn macht staat
En hot bleek in zijn macht te staan,
fR.N.1
HAARLEMSCHE DAMCLUB,
'Alle correspondentie doze rubrteE
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34,-
Telephoon 1543.
Zwart
Probleem No. 82 van de Heer en
J. F. Spanjaard en F. M. v. d. Werft
Wit
Zwait eohijven op 8, 9, 12,14, 18, 22, 27, 36, 39 en dammen ot> 46 èn
Wtt schijven op 6, 16, 20, 23, 25, 26, 29, 30, 31, 35 en 38.
Zwart
Probleem No. 83 van N. N.
1 9 8 4 B
Wit
Zwart schijven op 8, 9, 10, 11, 12, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25 en 28,
Wit schijven op 30, 31, 32, 34, 36, 87, 39, 42, 43, 45 en 50.
Oplossingen van deze problemen
worden ingewacht aan bovenvermeld
adres, uiterlijk Woensdag 22 dezer.
Oplossing van probleem No. 78 van
den auteur: Wit 36 - 31, 16 - 11, 33 -
22, 44 2, 2 49!
Goed opgelost door de Heeren: L. F.
Wiegman te Scheveningen, J. L. Vel
de te Overveen, R. Bouw, D. G. Ko
ning, Joh. H. Blom, W. J. Balkenen
de, J. Jacobson Azn., W. J. A. Matla,
Patrizio OttolJni, C. Serodini.
Oplossing van eindspel No. 79 van
den auteur:
Wit 48 - 43, 43 - 39, 23 - 18, 18 - 12, 12 - 7, 7 - 1, 1 - 451
Zwart 30 - 35 35 - 40, 40 - 45, 45 - 50, 50 - 45, 45 - 50,
of 30 - 34, 34 - 40,
Dominee Graaf man's oogen werden
al grooteir.
Dus u wee* niets van huwe
lijksleven?
Goed opgelost door de Heeren: W.
J. Balkenende, R. Bouw, Joh. H.
Blom, J. Jaoobson Azn., D. G. Koning,
W. J. A. Matla, Patrizio Ottolini, C.
SerodinL
GEWIJZIGDE CENTRUM-OPENING.
(Vervolg van vorige rubriek).
Uit het voorgaande is naar wij ver
trouwen weder voldoende gebleken,
dat zwart de insluiting onmogelijk
kan handhaven, en hij verplicht is de
ze zoo spoedig mogelijk los te maken,
hetgeen meestal een. minder goed spel
te voorschijn brengt.
Nog willen wij er even op wijzen,
dat wit in deze varianten ook het spel
hoeft kunnen volgen, als in de vroe
gere studies aangegeven (de kleine
afwijkingen merkt de speler zelf wel
op). Wij zijn juist afgeweken, om te
bewijzen, dat met bijvoeging van den
zet 5 - 10 van zwart, het spel nog on
gunstiger Is geworden, met veel min
der kans op remise!
Zwart kan, na het Insluiten van
wit, ook onmiddellijk met zijn schij
ven van den korten vleugel gaan wer
ken, in plaats van eerst met die van
den langen vleugel het spel aan te
sluiten, maar veel beter resultaat be
reikt hij niet, hetgeen nog in 't kort
zal aangetoond worden.
Wij spelen weder de volgorde van
de Korte Centrum-opening, met 7 - 12
als 5en mt van zwart, en 40 - 34, in
plaats van 44 - 39, als 9en zet voor
wtt, (zie voorgaande studies).
Indien zwart nu onmiddellijk bij
zijn korten vleugel gaat werken,
trachtende daar een voorsprong te
krijgen, dan laat wit zijn schijven van
den korten vleugel ook staan,
brengt die van den langen vleugel in
werking.
Nu mag men niet vergeten, dat het
afwijken van de aangegeven volgorde,
altijd mogelijk hlijft, hoewel daar
in niet veel beter resultaat verkregen
zal worden. Trouwens bij den aan
vang is reeds gezegd, dat deze studies
voornamelijk hen belangen, die reeds
«enigszins met het juiste spel bekend
rijn, en het niet noodig hebben, op
alle afwijkingen gewezen te women,
terwijl de voornaamste voortzettin
gen en varianten steeds gevolgd wor
den.
Na den zet 40 - 34 (zie hierboven),
zou «wart kunnen antwoorden met 6
- 11 (ook een goede voortzetting),
waarop dan als goed spel volgt:
41-37 1-6
46-41 11-17
41-36 17-21
37 - 31
Zwart kan nu op twee manleren het
spel voortzetten, hetzij met 2-7, of
21 - 26; de overige zetten brengen den
stand vrijwel in de reeds behandelde
varianten terug.
Deze twee voortzettingen zullen wij
dus afzonderlijk uitwerken.
Wij behandelen eerst de variant
2 - 7, en wel als volgt:
2-7
42 - 37 21 - 26 de beste
47 - 42 7 - 11
44 - 39
Wil zwart nu zijn korten vleugel
niet geheel krachteloos maken, dan
dient hij ook met zijn schijven van
den langen vleugel te werken, b.v.:
10 - 14
49 - 44 15 - 20
44 - 40 4 - 10 enz,
en wij zijn weder in de behandelde
voortzettingen terug.
Wil zwart dit voorkomen, dan
speelt hij niet den loatsten zet 4 - 10,*
maar vervolgt met:
33 - 29
34 23
18 29 gedw.
39 - 34*)
13 - 18 A
34 23
18 29 gedw.
28 - 221
25 34
85 - 30
24 44
83 - 2
44 - 49 of?
2 - 35
3-8 of?
35 2
49 - 35 of?
45 - 40!
35 17
43 - 39
34 43 gedW,
48 39
17 44
50 39
20 - 25 of?
2 - 85
9 - 13 of?
35 17!
11 22
27 18 met een schijf winst
vermoedelijk ook de partij!
(Wordt vervolgd).
DAMCURSUS VOOR JONGELIEDEN,
Jongelieden van 16 tot 18 jaar, dia
des Maandagsavonds van 7 tot 8 uur
kosteloos wenschen deel te nemen aan
een cursus in het Damspel, kunnen
zich daartoe dagelijks aanmelden bij
den Heer J. Jaoobson Azn., Secretaris
van de Haarlemsche Damclub, Burg
wal 82 tot 88. alhier.