BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fi.20 PER 8 KAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. B7a Jaargang. ZATXEDA.Q SO 0CT0B2H 1809 Ho. 8081 DE ZATERDAGAVOND «MARLEMB DAGBLAD KOST ADM1NKTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUS5 ADVERTENT1EN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Nieuwe Wintermodes. On- derkleeding. Stoffen.) Kleuren. Hoeden. Zonder dat we den zomer volop hebben kunnen genieten doordat we dag aan dag vergeefs wachtten op die heerlijke warme dagen, waarop onze aorner-garde-robe geheel en al bere kend was, zitten we nu vrij plotseling in den winter; want de voortdurende plasregens hebben den thermometer dermate doen dalen, dat we behoefte gevoelen aan warmer kleeding. In zeker opzicht is de winter meer betrouwbaar dan de zomer, hij komt namelijk zijne beloften beter na en al geeft hij ons ook af en toe een .warmer dag, dan waarop we reken den, dan laat die ons juist den tijd 0111 de pelsmantels, moffen enz. eens flink uit te kloppen. De bontmantels komen meer en meer in zwang, door dat de mode af- keerig is van dikke winterstoffen, 't geen we zoowel uit een schoonheids als uit een hygiënisch oogpunt har telijk toejuichen. Stijve voeringen en dito baleinen in do tailles, wollen voering in rokken en stijf gaas in de rokzoomen, dat al les behoort tot het verleden. De he- dendaagsche mode schrijft soepele weefsels voor en nauw-aansluitende modellen, waardoor de natuurlijke vormen zéér in het oog vallen. Om hiertoe te geraken moet men begin nen met aan de ondeirkleeding groote zorg te besteden en al het overbodige streng te vermijden. In de allereer ste plaats komt het er op aan een goed passend corset te dragen, dat recht van varen is en over de heupen zoo lang mogelijk aangesneden. Daarover drage men bij voorkeur een fijne batisten of zijden combina tion, die uit rok en ondertaille be staat om zoodoende de plooien om de taille te vermijden, welke bij de robe princesse zoowel als bij de empire- rok dadelijk in het oog vallen. De moderne toiletten zijn öf heel uitgevoerd, of ze worden zonder voering gemaakt, doch van losse voe ring kan uit den aard der zaak geen sprake zijn. Het karakteristieke van do tegenwoordige modellen is de slui ting, die bijna zonder uitzondering ln den rug wordt aangebracht. Voor avond- en gezelschapstoiletten brengt men buitengewoon veel moois. Zeer nieuw is nog altijd de nauwe aange sneden overmouwtjes, die aan de schouderlijn een mooi beloop geven. Laten we hier aan toevoegen, dat alle pogingen om de wijde poufmouwen op nieuw te lanceeren schipbreuk le den en de lange nauwe mouwen zich voorloopig zullen weten te handha ven, daar ze volkomen met het sil houet in overeenstemming zijn. De gedrapeerde rokken treden thans sterk op den voorgrond. Van dunne weefsels wordt de stof zelfs om taille en heupen gedrapeerd, de laatsten zéér nauw omspannend. An dere draperieën beginnen onder de knie en vormen van achteren een knoop welks einden op den sleep af- hangenl Jonge dames dragen zelfs in de hal zaal ronde rokken. Ze zijn met een glad heupstuk ingericht, en hebben een onderwijdte van drie a drie en een halven meter. Voor de meer alle- daagsche toiletten zullen in het ko mend seizoen slechts twee klem-en do mineer cn en wel het lila en groen beide in een groote verscheidenheid van tinten, vooral in het lila zijn on telbare nuancen gebracht. Men ziet zoowel in wollen als zijden stoffen tinten van het diepste paars tot het teeirste mauve. Met betrekking tot de kleuren kan Ik mijne geachte lezeressen slechts de grootste voorzichtigheid aanraden. Om niet met de mode voorschriften m conflict te komen moet men alle contrasten vermijden en slechts een volkomen harmonie betrachten; men neme een voorbeeld aan de étalages onzer moderne magazijnen in de groote steden; waar steeds voor één yenster één kleur geëtaleerd wordt; doch iu verschillende nuancen. Men garncere dus geen zwart tres Op een paarse stof, doch late het tres in de kleur der stóf verven; dit geldt ook ten opzichte van tule hals-inzet ten en hoeden. Als stoffen brengt men grove doch Boepele cheviots, homespuns, laken en fluweel. Het laken zoowel als het fluweel zijn uiterst dun zoodat men beide weefsels gemakkelijk voor een modern toilet kan verwerken. De Winterhoeden, die zooals we reeds op merkten in de kleur dec costuums zijn, zijn zeer verschillend van model. Voor dagelijksoh gebruik, brengt men breedgerande canotiers, die bijna zonder gameering gedragen worden een gladde fluweelen band en' twee of meer hoedenspelden met sierlijke knoppen maken de eenige versiering uit. De gekleede hoeden zijn met flu weel, zibeline en geribd pluche over trokken, als garneering gebruikt men goud en zilve irkant, veeren, wieken enz. Bloemen worden weinig gebruikt en die er zijn komen ons minder chic voor. Ze zijn van taffetas of veertjes gemaakt en zijn daardoor eentonig van kleur en stijf van vorm. Een nouveauté zijn fluweelen bloe men en vruchten die tot één krans ge vlochten als hoedgarnituur dienen. Kleine hoeden ziet men tot nog toe niet. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven KLEINE AMERIKANEN. Als in September en October meeste vreemdelingen ons waterrijk landje hebben verlaten, als de Baede kers weer voor een jaartje hun plaats in de boekenkast hebben ingenomen, dan komen dichte drommen minia tuur-Amerikanen, do kleine Azolla's bezit nemen van onze vaairten en grachten; Gij hebt ze allen reeds weer gezien, die kleine sierlijke plant jes, want geen gracht is er in onze omgeving, die niet een groot aantal van hen herbergt. Waar zij vandaan komen? Die vraag is niet zoo met twee woorden te beantwoorden. In den zomer zien wij ze niet binnen onze „muren' maai' zoodira in het najaar na hevige regens het polderwater naar de uit- loozingssluizen wordt gevoerd, gaan ook de kleine groene bootjes bun zwerftocht beginnen en langzaam, maai' als door een vaste hand be stuurd naderen zij onze veste. De eerste Azolla's begroet ieder, die ze al eens van nabij heeft bewon derd, met vreugde. Ieder jaar toch verschaffen zij hem weer heel wat genot, want wie oog heeft ook voor het kleine in de na tuur is verbaasd over de sierlijke vormen dezer fraaie plantjes. Slechts even behoeven wij met on zen wandelstok door het water te slaan om genoeg voorraad voor een klein aquarium te bezitten. De meeste waterplanten lijden er van, als wij ze uit hun omgeving los rukken om ze thuis zoo goed mogelijk te verzorgen, eeu sprookjesachtige waterviolier is het mooist, wanneer zij wordt geflankeerd door breede iriszwaarden, een witte waterlelie komt alleen tot haar recht te midden der rustig dobberende bladeren, de Azolla's echter zijn in een glas mooier dan in de vrije natuur om dat wij van dichtbij meer hun fijne vormen kunnen bewonderen, omdat de enkeling in de massa verloren gaat waardoor wij meer den indruk krij gen van een groen tapijt dan van een verzameling van kleine plantje die ieder op zichzelf het bekijken over waard zijn. Al worden de Azolla's of watervat rens zooals zij ook wel worden ge noemd door den oppervlakkigen waarnemer voor het gemak, maar bij de kroossoorten ingedeeld, voor hen die wat scherper toekijken is de indruk die een gracht, gevuld met de ze plantjes, maakt, geheel verschil lend van dien welke de kroosplanten op ons maken. De bouw is veel meer samengesteld en het kenmerkende glanzige oppervlak dezer laatste planten is bij de watervarentjes ver vangen door een mooie doffe tint. Zij liggen ook niet zoo stijf op het water waardoor 't geheel aan losheid wint. Heel wat jaren geleden kwam er in ons land geen enkel Azolla-plantje voor. Het eendenkroos een echt na tionaal plantje had nog het volle be heer over het oppervlak onzer sloo- ten, vaairten en vijvers. Spoedig ech ter zou er een mededingster optreden en heel wat ruimte zou aan deze nieu weling worden afgestaan. Het was een bewoonster der Arae- trikaansche wateren, het was het sierlijke Azollaplantje, waarmede in den Leidschen Hortus proeven wer den genomen. Eerst als bijzonderheid begroet, bleek al spoedig, dat de levensvat- baairheid van het kleine ding groot genoeg was en toen enkele plantjes in de wateren om Leiden terecht kwamen, daar met opzet of toevallig aangeland, was het nieuwtje er spoe dig af en weldra was de Amerikaan geacclimatiseerd. De snelle groei van Azolla is verba zingwekkend. Een klein stukje, in 't voorjaar in een vijver gebracht, is voldoende om in bet najaar een uit gebreide hoeveelheid te bezitten. Het plantje vindt in ons watenrijk gebied een uitmuntend terrein, om zich te verbreiden. Deze verspreiding geschiedt op tweeërlei wijze. De eenvoudigste ma nier is die welke ook onze veenmos sen in toepassing brengen en waar door ook deze zoo'n sterken groei ver- toonen. Telkens ontwikkelen zich uit op alle plaatsen aanwezige zijknop pen nieuwe uitloopers en deze zijn weldra in grootte bijna gelijk aan de oorspronkelijke plant. Het oude deel sterft echter lang zaam af, rnaar de nieuwe door haar voortgebrachte stengels vormen dan een zelfstandige plant, zoodat het! oorspronkelijke aantal enkele malen is verdubbeld. Dezen groei, kunnen wij thuis ge makkelijk waarnemen. Al hebben wij de plantjes slechts in een glas voor j ons op tafel staan dan nog groeien zij steeds door. De tweede manier is de ingewikkeld ste, tenminste voor leeken. Hebt gij thuis aan uw varens, aan de sterke Pterus en de teere Adian- tums wel eens bruine randen of dito gekleurde vlekjes gezien? Stellig wel. Welnu deze bruine hoopjes zijn verzamelingen van mi croscopisch kleine cellen, die uit kun nen groeien tot z.g.n. voorkiemen, waaruit weer de oorspronkelijke plantjes ontstaan. Eigenlijke bloemen zijn dus geheel overbodig daair de vermenigvuldiging op andere wijze is geregeld. Bij onze Azolla's nu komt iets der gelijks voor. Daar ook vinden wij die kleine cellen, sporen genaamd, die in tegenstelling met de gewone varens, in tweëerlei soort op dezelfde plant voorkomen. Het is hier niet de plaats om op de ontwikkeling dezer sporen verder in te gaan. Genoeg, dat ook op deze tweede manier jonge Azolla- plantjes kunnen ontstaan, zoodat ons de sterke verspreiding niet behoeft te verwonderen. Aanvankelijk zijn deze plantjes diep groen gekleurd, maar wanneer zij wat ouder worden, is de tint wat donkerder om eindelijk over te gaan in het bekende bruinrood dat onze slooten vaak zoo'n warm aanzien geeft. Het is deze roode kleur, waar aan ons plantje den naam van Rood Kroos heeft te danken. Men kan zich moeilijk iets mooiers voorstellen dan een met Azolla's be dekte sloot waarop de dauw of de 're gendruppels zijn blijven liggen. Door de dichtheid van het door de ze plantjes gevormde oppervlak en door den eigenaardigen varin der blaadjes blijft het vocht steeds in druppels liggen, hetgeen door het was laagje, waarmee de bladeren zijn be dekt nog wordt bevorderd. Zoodra dan de zonnestralen gaan spelen op dit beparelcte plantenkleed is het, alsof er een ontelbaar aantal diamanten ligt uitgespreid. Dan schit tert alles in vollen rijkdom, dan worden wij niet moede dit heerlijk kleurenspel te bewonderen, dan be seffen wij dieper de schoonheid der natuur die uit dk schijnbaar nietige zoo treffend tot ons spreekt. II. PEUSENS. De Speler. De sneltrein van Parijs naar Mon te Carlo was op het punt van te ver trekken, toen de deur van de coupé, waarin ik zat, weird opengerukt en een reiziger, die zich waarschijnlijk verlaat had, binnenkwam. Oogen- blikkelijk daarop vertrok de trein. De slanke heer met zwart haar, die zijn kleine lederen handtasch in het net boven de bank wierp en mij zijn rug toedraaide, was blijkbaar in een zeer opgewonden toestand. Hij nam zijn hoed, wreef met zijn zak doek eenige malen over zijn voor hoofd, ademde gejaagd en hoorbaar, maakte in één woord den Indruk als of hij geplaagd werd door iets wat hem erg hinderde. Toen liet hij zich plotseling op de bank vallen, plaatste de beide" ellebogen op zijn knieën, steunde liet hoofd in de handen en staarde voor zich uit Nu eerst keek Ik hem wat nauwkeuriger aan. Maar was dat niet een vroegere bekende, ja zelfs een goed vriend van mij. Juist niettegenstaande het gerimpel de voorhoofd en den doffen blik niette genstaande de twaalf jaren die voor bij waren gegaan, sinds wij elkaar het laatst gezien hadden, herkende ik hem. De man die tegenover mij zat was Dupont, Paul Dupont, mijn vroe gere goede kameraad op het gymna sium te Parijs. Wat was hij vroeger altijd een vroolijke, levenslustige jongen geweest. Lachend had hij in dertijd zijn eindexamen gedaan, ter wijl wij ouderen rilden en beefden; hij was toen in Parijs gebleven, waar hij door bemiddeling van zijn vader een plaats kreeg aan een groote bank instelling. En nu dit bleeke gezicht, dit schuwe wezen, deze angst, dien ik nooit bij hem gekend had. Het noodlot moest hem wel hard hebben aangeplakt, dat hij zoo veranderd was. Na hem nog een oogenblik goed te hebben aangekeken en na de zeker heid te hebben gekregen dat hij wer kelijk Paul Dupont was, besloot ik hem aan te spreken. Excuseer heb ik niet het ge noegen met mijnheer Paul Dupont... Hij schrok en keek als wezenloos op. Blijkbaar bemerkte hij nu eerst dat er nog iemand met hem in de coupé zat. Hij wreef zich over het voorhoofd en reikte mij toen de hand, een koorts achtig klamme hand. Aha, ben jij het Nu herken ik je. Jij bent niets veranderd. Maar hoe kom jij hier? Een vacantierels. Drie weken ben Ik In Parijs geweest en nu wil ik nog eens naar de Riviera. En jij. Gaat het je goed? Goed. Och hemel als je wist... Hij zuchte diep. Wat is er dan? Scheelt je iets, ben je ziek? Neen, kerngezond. Maar toch ben ik de ongelukkigste mensch van de wereld. Nou, nou, nu zul je wel wat over drijven. Wat ik van je gehoord heb, is dat je het goed hebt, een goede po sitie bekleedt Positie.. Weer klonk een diepe zucht en zijn stem werd bijna fluisterend. Beste vriend, ik ben verloren. Ik zou jou graag alles willen toever trouwen, want ik geloof dat het nood lot mij jou gezonden heeft. Maair ik ben bang dat je mij vervloeken zult, dat je mij je rug zult toedraaien en niets meer met mij te maken zult wil len hebben. Een hartroerende zucht. Ik trachtte hem door vriendelijke woorden te kalmeeren. Voor alle dingen moet je je kal meeren. De omstandigheden waaron der wij leven schijnen ons vaak daar om zoo wanhopig omdat wij ze niet kalm en bedaard ODder de oogen zien. Uit alle moeilijkheden is een uitweg te vinden. Geloof mij ik heb ook de harde kanten van het' leven leeren kennen, dat zal je wel begrij-! pen. Vertel mij alles eens, het zal je opluchten. Hij keek mij aan als een hulpeloos kind. Toen raapte hij al zijn moed bij een en zeide: Ik ben een dief, een gemeene dief, Jij; dat is niet mogelijk. Ja toch is het zoo. F- Wat heb je gestolen. Geld? Ja, 24000 gulden. En ik kan ze niet teruggeven. Wanneer men de diefsta lontdekt, wordt ik veroor deeld. Alleen een wonder kan mij redden; anders blijft mij niets over dan een kogel. Waair heb je dan eigenlijk dat geld gestolen? Van de kas in de bank. En waarom? Hadt je het noodig? Neen. Ik heb een tamelijk inko men, 2500 gulden jaarlijks, wat met mijn tantième nog een 500 gulden meer wordt. Maar een onzinnig ver langen heeft me aangegrepen spoedig millionair te worden en dat dreef me tot noodlottige speculaties. Vaak ge lukte mij een zaak, maar bijna steeds had ik verliezen en dan wist ik door middel va nde kas en andere valsche hulpmiddelen de zaak weer zoowat in het reine te brengen. En nu is binnen acht dagen inspectie van de kas, dan zal alles uitkomen en men zal mij ar resteeren. Halt, viel ik hem In de rede. Zoover zijn we nog niet. Je moet dat verlies met hulp van je ouders en je familie dekken. Mijn ouders zijn dood en fami lie heb ik niet, ik sta heel alleen. fiat is leelijker. Maar hoe kun jij je ook zoover vergeten en *x> diep zinken. Jij, een eerlijk, oprecht ka rakter. Och jij hebt goed praten. Wan neer men door den hartstocht voor spel Js bezeten, dan is het als wordt men door den storm meegenomen,, waaraan geen weerstand is te bie den. Jij, die altijd rustig en gelijkma tig verder leeft, kunt dat niet begrij pen. Jullie kent niet de eigenaardige bekoring die er in gelegen is, de gan gen van het noodlot te beloeren, dat nieuwsgierig over den schouder te kijken of het winst of verlies zal hrengen. Maar een ding wil ik nog probeeren. Wat dan. Welaan ik zal jou mijn plan ver tellen. Ik heb namelijk nog 3000 gul den. Genoeg om de bank te doen sprin gen. En daarom ga ik nu naar Mon te Carlo om voor de laatste maal mijn geluk te beproeven. En win ik zooveel dat ik de som aan de kas kan teruggeven, dan ben ik gered; anders dan is het voor altijd uit. Ik kon en mocht daarop niet ant woorden. Dat was nu de echte spe ler, die boven den afgrond zweeft en zijn hand uitstrekt naar de laatste stroohalm van een mogelijke redding. En toch gevoelde ik medelijden met hem. Hij was naast mij komen zitten en had zijn hand op mijn schouder ge legd. Hoor eens, beste vriend, jij moet mij een dienst bewijzen. Ik? Ja, jij moet meegaan naar de speelzaal. Het bewustzijn van jou aan wezigheid zal mij sterker maken en mij de kracht geven op het goede oo genblik op te houden. Wil je? Ik was bang .voor de ongewone op winding die ik zou moeten doormaken wanneer ik zijn spel op leven en dood zou moeten bijwonen en ik weigerde dan ook beslist. Maar jij gaat toch- ook naar Monte Carlo? Ja, maar niet om te spelen, al leen oin van de mooie natuur te ge nieten. Hm. De rest zullen we wel vin den als jij eenmaal daar bent. IL Wij kwamen tegen- den middag in Monte Carlo aan en begaven ons naar het Café de Paris. Nu vroeg Dupont mij toen wij hadden koffie gedronken: Ga je met mij meel Door den tuin ja, naar de speel zaal neen. Nu, dat hindert niet, zeide hij, toen wij naast elkaar liepen. Ik heb nog eens over mijn toestand nage dacht en ben tot de conclusie -ekomen dat ik nog niet verloren ben. Ik heb de zekerheid dat alles nog weer goed zal worden. En daartoe draagt het ge voel jou in mijn nabijheid te hebben bij. Jij bent mij als een redder toege zonden. O, ik heb goed vertrouwen. Ik ga nu naar de speelzaal, wacht mij in het café. Het is nu twaalf uur, wacht op mij tot drie uur, als alles goed is gegaan, ben ik dan terug. Kom ik niet, dan weetje water gebeurd is. Hij was zeer bleek, maar zijn oogen schitterden met een ongewonen glans. Hij reikte mij de hand en ik zag hem met vaste schreden naar de speelzaal gaan. Ik doorleefde drie vreeselijke uren. Telkens weer keek ik naar de klok of het afgesproken uur nog niet was aangebroken. En hoe meer dat nader de, des te opgewondener werd ik. Halfdrie, kwart voor drie en nog al tijd was hij er niet. Eindelijk was het drie urn-, nu moest hij toch komen. Maar hij kwam niet. Ik bleef nog zit ten, alhoewel ik hoe langer hoe ster ker de zekerheid kreeg, dat hij zijn laatste goudstuk verspeeld had en z'ch het leven had benomen. Om halfvier stond ik op, toen Dupont stralend het café binnenkwam. Gelukkig, dat je er bent. Vergeef me, dat ik je zoolang heb laten wachten. Maar ik was goed op dreef en speelde daarom nog wat door Natuurlijk, anders was je niet hier. Hoeveel Dertig duizend gulden, zeide hij, vergenoegd lachend. Meer dan genoeg om alles in orde te maken. Mijn goed gesternte heeft mij niet verlaten. En hij verteldo mij opgewekt wat gebeurd was. Eerst bad hij verloren, steeds meer en meer was zijn geld ge slonken, angstiger had hij eik der kleinere bedragen gezet tot plotseling de moed der vertwijfeling hem had. aangegrenen. Met doodsverachting had hij z"'n laatste bankbiljet op een nummer cezet cn het had z'ch verdub beld. Hij had het geheele bedrag la ten staan en toen was het geluk geko men. Slag op slag was het hoopje van hem aangegroeid tot het dertig dui zend gulden bedroeg. Zeker zou hij nog meer hebben kunnen winnen, want hij was goed op dreef. Maar dan had hij zich zijn belofte aan mij her innerd en gedacht aan den angst en de ongerustheid waarin ik moest ver- keeren en was hierheen gekomen. Hij had nog meer kunnen hebben, maar kort en goed alles lag nu als een boo ze droom achter hem. Goed zoo, zeide ik. Daar zie je dus alweer aan, dat men nooit den moed geheel moet laten zakken. Maar nu mijn jongen, moest jij zoo snel mo gelijk van hier weg. Want een plaats met zulke verleidelijke aangelegenhe den is voor jou uiterst gevaar lijk. Ik heb gezien, dat er over een half uur een sneltre'n naar Parijs gaat. Diqp zullen we nemen, want ik heb geen rust voor ik jou goed en wel weer thuis weet. Je weet niet hoe dankbaar ik jon ben. Mij, waarom? Omdat jij me niet verlaten hebt.- Nu kan ik weer vrij ademen. Na tuurlijk vertrek ik dadelijk. Dat is het beste. Op weg naar het station, terwijl hij een open oog had voor de wonder- schoone natuur rondom ons, zeide hij: Ik kan het niet verantwoorden jou hier weg te halen. Blijf nog een paar dagen hier, geniet van de gou den zon en de blauwe kust. Vandaag is het Dinsdag Zaterdagavond vin den we elkaar in het Café de la Pair en blijven den avond te zamen. WIJ hebben elkaar zooveel te vertellen. Vindt je 't goed Ja, maar eerst moet Ik jou zeker in den trein weten. Eerder heb ik geen rust. Ik bracht hem naar het station daar scheidden wij. IIL Het gin" mij wel wat aan het hart de verrukkelijke natuur van de Rivie ra te moeten verlaten, maar ik moest mij aan mijn afspraak houden en ook verlangde ik er naar met Dupont, die nu weer de oude Dupont was ge worden, samen to zijn. Kent u mijnheer Paul Dupont? Mijnheer Dupont? Ja, dat wil zeggeu Hij zou mij hier ontmoeten. Was hij alhier? Maar mijnheer, hem ontmoeten..* Nu waarom dio verwondering? Maar weet u dan niets, mijnheer? Hebt u dan geen couranten gelezen. Vanmorgen is hij in alle stilte begra ven geworden. Ik was als door den bliksem getrof fen. Wat vertel je me daar. Daar bo. grijp ik niets van. Hoe zoo, u kunt het gelooven. Het is mrj onbegrijpelijk hoe het zoover is kunnen komen, want ik heb hem al tijd als een fatsoenlijk mensch ge kend. Hij moet ook geen slecht leven hebben geleid. Hij heeft zijn bank voor 25,000 gulden opgelicht. Daarmee is hij naar Monte Carlo gegaan en daar heeft hü het heele bedrag ver speeld. En toen wist hij geen ande ren weg dan zich een kogel door het hoofd te jagen. Een afschuwelijk ein de. Maar hij heeft toch gewonnen. De kelluer keek mij aan en schudda het hoofd - Weineen, mijnheer, hij heeft al les verloren. Verbaasd ging ik weg. De zaak waa onverklaarbaar. Den volgenden dag hoorde ik de ware toedracht. Op reis had Dupont iemand ontmoet die getuige was ge weest van zijn geluk. Die had er zijn verwondering over geuit, dat Dupont midden in zijn geluk er was uitge- scheden. Wanneer men een dergelijke kans fieeft, mijnheer, had hij gezegd, gaat men niet weg, maar grijpt de gelegen heid aan. Wie anders doet is gek. Dat had op Dupont de uitwerking ge had van een feilen zweepslag op een gedresseerd dier. In Nice was hij uit den trein crestapt., was daar den nacht gebleven, den volgenden morgen naar Monte Carlo gegaan en daar had hij zijn eeld verspeeld tot den laatsten cent. (Delft. Ct.) De nieuwe batterij. Kapitein Von Blize, riep de generaal kortaf, nog voor de op zijn schellen binnengetreden ordonnans officier zich had kunnen aanmelden, en de breedgeschouderde, echt-mi- litaire gestalte boog zich al weer over do tafel, die met kaarten en stukken bedekt was. Eenige minuten later reeds stond de geroepene voor zijn superieur en sprak met een buiging Wat verlangt u, gene.raal Onderzoekend gleed de blik van den bevelhebber over de slanke, krachtige figuur van den jongen officier, en bleef toen met welgevallen rusten od de welgevormde gelaatstrekken. Als ik mij niet vergis, waarde Blize, zijt gij uit den Elzas afkom stig, sprak de generaal. En na de toestemmende buiging van den kapitein ging hij voort Dan zult ge dus dit gedeelte dec Vogezen hier op de kaart wel beter kennen dan ik. Kapitein Von Blize wierp een blik od de kaart en antwoordde toen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 13