BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fi.20 PER 8 KAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
B7a Jaargang.
ZATXEDA.Q SO 0CT0B2H 1809
Ho. 8081
DE ZATERDAGAVOND
«MARLEMB DAGBLAD KOST
ADM1NKTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUS5
ADVERTENT1EN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Nieuwe Wintermodes. On-
derkleeding. Stoffen.)
Kleuren. Hoeden.
Zonder dat we den zomer volop
hebben kunnen genieten doordat we
dag aan dag vergeefs wachtten op die
heerlijke warme dagen, waarop onze
aorner-garde-robe geheel en al bere
kend was, zitten we nu vrij plotseling
in den winter; want de voortdurende
plasregens hebben den thermometer
dermate doen dalen, dat we behoefte
gevoelen aan warmer kleeding.
In zeker opzicht is de winter meer
betrouwbaar dan de zomer, hij komt
namelijk zijne beloften beter na en
al geeft hij ons ook af en toe een
.warmer dag, dan waarop we reken
den, dan laat die ons juist den tijd
0111 de pelsmantels, moffen enz. eens
flink uit te kloppen.
De bontmantels komen meer en
meer in zwang, door dat de mode af-
keerig is van dikke winterstoffen, 't
geen we zoowel uit een schoonheids
als uit een hygiënisch oogpunt har
telijk toejuichen.
Stijve voeringen en dito baleinen in
do tailles, wollen voering in rokken
en stijf gaas in de rokzoomen, dat al
les behoort tot het verleden. De he-
dendaagsche mode schrijft soepele
weefsels voor en nauw-aansluitende
modellen, waardoor de natuurlijke
vormen zéér in het oog vallen. Om
hiertoe te geraken moet men begin
nen met aan de ondeirkleeding groote
zorg te besteden en al het overbodige
streng te vermijden. In de allereer
ste plaats komt het er op aan een
goed passend corset te dragen, dat
recht van varen is en over de heupen
zoo lang mogelijk aangesneden.
Daarover drage men bij voorkeur
een fijne batisten of zijden combina
tion, die uit rok en ondertaille be
staat om zoodoende de plooien om de
taille te vermijden, welke bij de robe
princesse zoowel als bij de empire-
rok dadelijk in het oog vallen.
De moderne toiletten zijn öf
heel uitgevoerd, of ze worden zonder
voering gemaakt, doch van losse voe
ring kan uit den aard der zaak geen
sprake zijn. Het karakteristieke van
do tegenwoordige modellen is de slui
ting, die bijna zonder uitzondering
ln den rug wordt aangebracht. Voor
avond- en gezelschapstoiletten brengt
men buitengewoon veel moois. Zeer
nieuw is nog altijd de nauwe aange
sneden overmouwtjes, die aan de
schouderlijn een mooi beloop geven.
Laten we hier aan toevoegen, dat alle
pogingen om de wijde poufmouwen
op nieuw te lanceeren schipbreuk le
den en de lange nauwe mouwen zich
voorloopig zullen weten te handha
ven, daar ze volkomen met het sil
houet in overeenstemming zijn.
De gedrapeerde rokken treden
thans sterk op den voorgrond. Van
dunne weefsels wordt de stof zelfs
om taille en heupen gedrapeerd, de
laatsten zéér nauw omspannend. An
dere draperieën beginnen onder de
knie en vormen van achteren een
knoop welks einden op den sleep af-
hangenl
Jonge dames dragen zelfs in de hal
zaal ronde rokken. Ze zijn met een
glad heupstuk ingericht, en hebben
een onderwijdte van drie a drie en
een halven meter. Voor de meer alle-
daagsche toiletten zullen in het ko
mend seizoen slechts twee klem-en do
mineer cn en wel het lila en groen
beide in een groote verscheidenheid
van tinten, vooral in het lila zijn on
telbare nuancen gebracht. Men ziet
zoowel in wollen als zijden stoffen
tinten van het diepste paars tot het
teeirste mauve.
Met betrekking tot de kleuren kan
Ik mijne geachte lezeressen slechts de
grootste voorzichtigheid aanraden.
Om niet met de mode voorschriften
m conflict te komen moet men alle
contrasten vermijden en slechts een
volkomen harmonie betrachten; men
neme een voorbeeld aan de étalages
onzer moderne magazijnen in de
groote steden; waar steeds voor één
yenster één kleur geëtaleerd wordt;
doch iu verschillende nuancen.
Men garncere dus geen zwart tres
Op een paarse stof, doch late het tres
in de kleur der stóf verven; dit geldt
ook ten opzichte van tule hals-inzet
ten en hoeden.
Als stoffen brengt men grove doch
Boepele cheviots, homespuns, laken
en fluweel. Het laken zoowel als het
fluweel zijn uiterst dun zoodat men
beide weefsels gemakkelijk voor een
modern toilet kan verwerken. De
Winterhoeden, die zooals we reeds op
merkten in de kleur dec costuums
zijn, zijn zeer verschillend van model.
Voor dagelijksoh gebruik, brengt men
breedgerande canotiers, die bijna
zonder gameering gedragen worden
een gladde fluweelen band en' twee
of meer hoedenspelden met sierlijke
knoppen maken de eenige versiering
uit. De gekleede hoeden zijn met flu
weel, zibeline en geribd pluche over
trokken, als garneering gebruikt men
goud en zilve irkant, veeren, wieken
enz. Bloemen worden weinig gebruikt
en die er zijn komen ons minder
chic voor. Ze zijn van taffetas of
veertjes gemaakt en zijn daardoor
eentonig van kleur en stijf van vorm.
Een nouveauté zijn fluweelen bloe
men en vruchten die tot één krans ge
vlochten als hoedgarnituur dienen.
Kleine hoeden ziet men tot nog toe
niet.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
KLEINE AMERIKANEN.
Als in September en October
meeste vreemdelingen ons waterrijk
landje hebben verlaten, als de Baede
kers weer voor een jaartje hun plaats
in de boekenkast hebben ingenomen,
dan komen dichte drommen minia
tuur-Amerikanen, do kleine Azolla's
bezit nemen van onze vaairten en
grachten; Gij hebt ze allen reeds
weer gezien, die kleine sierlijke plant
jes, want geen gracht is er in onze
omgeving, die niet een groot aantal
van hen herbergt.
Waar zij vandaan komen? Die
vraag is niet zoo met twee woorden
te beantwoorden. In den zomer zien
wij ze niet binnen onze „muren'
maai' zoodira in het najaar na hevige
regens het polderwater naar de uit-
loozingssluizen wordt gevoerd, gaan
ook de kleine groene bootjes bun
zwerftocht beginnen en langzaam,
maai' als door een vaste hand be
stuurd naderen zij onze veste.
De eerste Azolla's begroet ieder, die
ze al eens van nabij heeft bewon
derd, met vreugde.
Ieder jaar toch verschaffen zij hem
weer heel wat genot, want wie oog
heeft ook voor het kleine in de na
tuur is verbaasd over de sierlijke
vormen dezer fraaie plantjes.
Slechts even behoeven wij met on
zen wandelstok door het water te
slaan om genoeg voorraad voor een
klein aquarium te bezitten.
De meeste waterplanten lijden er
van, als wij ze uit hun omgeving los
rukken om ze thuis zoo goed mogelijk
te verzorgen, eeu sprookjesachtige
waterviolier is het mooist, wanneer
zij wordt geflankeerd door breede
iriszwaarden, een witte waterlelie
komt alleen tot haar recht te midden
der rustig dobberende bladeren, de
Azolla's echter zijn in een glas
mooier dan in de vrije natuur om
dat wij van dichtbij meer hun fijne
vormen kunnen bewonderen, omdat
de enkeling in de massa verloren gaat
waardoor wij meer den indruk krij
gen van een groen tapijt dan van
een verzameling van kleine plantje
die ieder op zichzelf het bekijken over
waard zijn.
Al worden de Azolla's of watervat
rens zooals zij ook wel worden ge
noemd door den oppervlakkigen
waarnemer voor het gemak, maar
bij de kroossoorten ingedeeld, voor
hen die wat scherper toekijken is de
indruk die een gracht, gevuld met de
ze plantjes, maakt, geheel verschil
lend van dien welke de kroosplanten
op ons maken. De bouw is veel meer
samengesteld en het kenmerkende
glanzige oppervlak dezer laatste
planten is bij de watervarentjes ver
vangen door een mooie doffe tint. Zij
liggen ook niet zoo stijf op het water
waardoor 't geheel aan losheid wint.
Heel wat jaren geleden kwam er in
ons land geen enkel Azolla-plantje
voor. Het eendenkroos een echt na
tionaal plantje had nog het volle be
heer over het oppervlak onzer sloo-
ten, vaairten en vijvers. Spoedig ech
ter zou er een mededingster optreden
en heel wat ruimte zou aan deze nieu
weling worden afgestaan.
Het was een bewoonster der Arae-
trikaansche wateren, het was het
sierlijke Azollaplantje, waarmede in
den Leidschen Hortus proeven wer
den genomen.
Eerst als bijzonderheid begroet,
bleek al spoedig, dat de levensvat-
baairheid van het kleine ding groot
genoeg was en toen enkele plantjes
in de wateren om Leiden terecht
kwamen, daar met opzet of toevallig
aangeland, was het nieuwtje er spoe
dig af en weldra was de Amerikaan
geacclimatiseerd.
De snelle groei van Azolla is verba
zingwekkend. Een klein stukje, in 't
voorjaar in een vijver gebracht, is
voldoende om in bet najaar een uit
gebreide hoeveelheid te bezitten.
Het plantje vindt in ons watenrijk
gebied een uitmuntend terrein, om
zich te verbreiden.
Deze verspreiding geschiedt op
tweeërlei wijze. De eenvoudigste ma
nier is die welke ook onze veenmos
sen in toepassing brengen en waar
door ook deze zoo'n sterken groei ver-
toonen. Telkens ontwikkelen zich uit
op alle plaatsen aanwezige zijknop
pen nieuwe uitloopers en deze zijn
weldra in grootte bijna gelijk aan de
oorspronkelijke plant.
Het oude deel sterft echter lang
zaam af, rnaar de nieuwe door haar
voortgebrachte stengels vormen dan
een zelfstandige plant, zoodat het!
oorspronkelijke aantal enkele malen
is verdubbeld.
Dezen groei, kunnen wij thuis ge
makkelijk waarnemen. Al hebben wij
de plantjes slechts in een glas voor j
ons op tafel staan dan nog groeien zij
steeds door.
De tweede manier is de ingewikkeld
ste, tenminste voor leeken.
Hebt gij thuis aan uw varens, aan
de sterke Pterus en de teere Adian-
tums wel eens bruine randen of dito
gekleurde vlekjes gezien?
Stellig wel. Welnu deze bruine
hoopjes zijn verzamelingen van mi
croscopisch kleine cellen, die uit kun
nen groeien tot z.g.n. voorkiemen,
waaruit weer de oorspronkelijke
plantjes ontstaan. Eigenlijke bloemen
zijn dus geheel overbodig daair de
vermenigvuldiging op andere wijze is
geregeld.
Bij onze Azolla's nu komt iets der
gelijks voor. Daar ook vinden wij die
kleine cellen, sporen genaamd, die in
tegenstelling met de gewone varens,
in tweëerlei soort op dezelfde plant
voorkomen. Het is hier niet de plaats
om op de ontwikkeling dezer sporen
verder in te gaan. Genoeg, dat ook op
deze tweede manier jonge Azolla-
plantjes kunnen ontstaan, zoodat ons
de sterke verspreiding niet behoeft te
verwonderen.
Aanvankelijk zijn deze plantjes diep
groen gekleurd, maar wanneer zij
wat ouder worden, is de tint wat
donkerder om eindelijk over te gaan
in het bekende bruinrood dat onze
slooten vaak zoo'n warm aanzien
geeft. Het is deze roode kleur, waar
aan ons plantje den naam van Rood
Kroos heeft te danken.
Men kan zich moeilijk iets mooiers
voorstellen dan een met Azolla's be
dekte sloot waarop de dauw of de 're
gendruppels zijn blijven liggen.
Door de dichtheid van het door de
ze plantjes gevormde oppervlak en
door den eigenaardigen varin der
blaadjes blijft het vocht steeds in
druppels liggen, hetgeen door het was
laagje, waarmee de bladeren zijn be
dekt nog wordt bevorderd.
Zoodra dan de zonnestralen gaan
spelen op dit beparelcte plantenkleed
is het, alsof er een ontelbaar aantal
diamanten ligt uitgespreid. Dan schit
tert alles in vollen rijkdom, dan
worden wij niet moede dit heerlijk
kleurenspel te bewonderen, dan be
seffen wij dieper de schoonheid der
natuur die uit dk schijnbaar nietige
zoo treffend tot ons spreekt.
II. PEUSENS.
De Speler.
De sneltrein van Parijs naar Mon
te Carlo was op het punt van te ver
trekken, toen de deur van de coupé,
waarin ik zat, weird opengerukt en
een reiziger, die zich waarschijnlijk
verlaat had, binnenkwam. Oogen-
blikkelijk daarop vertrok de trein.
De slanke heer met zwart haar,
die zijn kleine lederen handtasch in
het net boven de bank wierp en mij
zijn rug toedraaide, was blijkbaar in
een zeer opgewonden toestand. Hij
nam zijn hoed, wreef met zijn zak
doek eenige malen over zijn voor
hoofd, ademde gejaagd en hoorbaar,
maakte in één woord den Indruk als
of hij geplaagd werd door iets wat
hem erg hinderde. Toen liet hij zich
plotseling op de bank vallen, plaatste
de beide" ellebogen op zijn knieën,
steunde liet hoofd in de handen en
staarde voor zich uit Nu eerst keek
Ik hem wat nauwkeuriger aan. Maar
was dat niet een vroegere bekende,
ja zelfs een goed vriend van mij.
Juist niettegenstaande het gerimpel
de voorhoofd en den doffen blik niette
genstaande de twaalf jaren die voor
bij waren gegaan, sinds wij elkaar
het laatst gezien hadden, herkende ik
hem. De man die tegenover mij zat
was Dupont, Paul Dupont, mijn vroe
gere goede kameraad op het gymna
sium te Parijs. Wat was hij vroeger
altijd een vroolijke, levenslustige
jongen geweest. Lachend had hij in
dertijd zijn eindexamen gedaan, ter
wijl wij ouderen rilden en beefden;
hij was toen in Parijs gebleven, waar
hij door bemiddeling van zijn vader
een plaats kreeg aan een groote bank
instelling.
En nu dit bleeke gezicht, dit schuwe
wezen, deze angst, dien ik nooit bij
hem gekend had. Het noodlot moest
hem wel hard hebben aangeplakt, dat
hij zoo veranderd was.
Na hem nog een oogenblik goed te
hebben aangekeken en na de zeker
heid te hebben gekregen dat hij wer
kelijk Paul Dupont was, besloot ik
hem aan te spreken.
Excuseer heb ik niet het ge
noegen met mijnheer Paul Dupont...
Hij schrok en keek als wezenloos
op.
Blijkbaar bemerkte hij nu eerst dat
er nog iemand met hem in de coupé
zat. Hij wreef zich over het voorhoofd
en reikte mij toen de hand, een koorts
achtig klamme hand.
Aha, ben jij het Nu herken ik je.
Jij bent niets veranderd. Maar hoe
kom jij hier?
Een vacantierels. Drie weken ben
Ik In Parijs geweest en nu wil ik nog
eens naar de Riviera. En jij. Gaat
het je goed?
Goed. Och hemel als je wist...
Hij zuchte diep.
Wat is er dan? Scheelt je iets,
ben je ziek?
Neen, kerngezond. Maar toch
ben ik de ongelukkigste mensch van
de wereld.
Nou, nou, nu zul je wel wat over
drijven. Wat ik van je gehoord heb,
is dat je het goed hebt, een goede po
sitie bekleedt
Positie..
Weer klonk een diepe zucht en zijn
stem werd bijna fluisterend.
Beste vriend, ik ben verloren.
Ik zou jou graag alles willen toever
trouwen, want ik geloof dat het nood
lot mij jou gezonden heeft. Maair ik
ben bang dat je mij vervloeken zult,
dat je mij je rug zult toedraaien en
niets meer met mij te maken zult wil
len hebben.
Een hartroerende zucht.
Ik trachtte hem door vriendelijke
woorden te kalmeeren.
Voor alle dingen moet je je kal
meeren. De omstandigheden waaron
der wij leven schijnen ons vaak daar
om zoo wanhopig omdat wij ze niet
kalm en bedaard ODder de oogen
zien. Uit alle moeilijkheden is een
uitweg te vinden. Geloof mij ik heb
ook de harde kanten van het' leven
leeren kennen, dat zal je wel begrij-!
pen. Vertel mij alles eens, het zal je
opluchten.
Hij keek mij aan als een hulpeloos
kind.
Toen raapte hij al zijn moed bij
een en zeide:
Ik ben een dief, een gemeene
dief,
Jij; dat is niet mogelijk.
Ja toch is het zoo.
F- Wat heb je gestolen. Geld?
Ja, 24000 gulden. En ik kan ze
niet teruggeven. Wanneer men de
diefsta lontdekt, wordt ik veroor
deeld. Alleen een wonder kan mij
redden; anders blijft mij niets over
dan een kogel.
Waair heb je dan eigenlijk dat
geld gestolen?
Van de kas in de bank.
En waarom? Hadt je het noodig?
Neen. Ik heb een tamelijk inko
men, 2500 gulden jaarlijks, wat met
mijn tantième nog een 500 gulden
meer wordt. Maar een onzinnig ver
langen heeft me aangegrepen spoedig
millionair te worden en dat dreef me
tot noodlottige speculaties. Vaak ge
lukte mij een zaak, maar bijna steeds
had ik verliezen en dan wist ik door
middel va nde kas en andere valsche
hulpmiddelen de zaak weer zoowat in
het reine te brengen. En nu is binnen
acht dagen inspectie van de kas, dan
zal alles uitkomen en men zal mij ar
resteeren.
Halt, viel ik hem In de rede.
Zoover zijn we nog niet. Je moet dat
verlies met hulp van je ouders en je
familie dekken.
Mijn ouders zijn dood en fami
lie heb ik niet, ik sta heel alleen.
fiat is leelijker. Maar hoe kun
jij je ook zoover vergeten en *x> diep
zinken. Jij, een eerlijk, oprecht ka
rakter.
Och jij hebt goed praten. Wan
neer men door den hartstocht voor
spel Js bezeten, dan is het als wordt
men door den storm meegenomen,,
waaraan geen weerstand is te bie
den. Jij, die altijd rustig en gelijkma
tig verder leeft, kunt dat niet begrij
pen. Jullie kent niet de eigenaardige
bekoring die er in gelegen is, de gan
gen van het noodlot te beloeren, dat
nieuwsgierig over den schouder te
kijken of het winst of verlies zal
hrengen. Maar een ding wil ik nog
probeeren.
Wat dan.
Welaan ik zal jou mijn plan ver
tellen. Ik heb namelijk nog 3000 gul
den. Genoeg om de bank te doen sprin
gen. En daarom ga ik nu naar Mon
te Carlo om voor de laatste maal
mijn geluk te beproeven. En win ik
zooveel dat ik de som aan de kas kan
teruggeven, dan ben ik gered; anders
dan is het voor altijd uit.
Ik kon en mocht daarop niet ant
woorden. Dat was nu de echte spe
ler, die boven den afgrond zweeft en
zijn hand uitstrekt naar de laatste
stroohalm van een mogelijke redding.
En toch gevoelde ik medelijden met
hem.
Hij was naast mij komen zitten en
had zijn hand op mijn schouder ge
legd.
Hoor eens, beste vriend, jij moet
mij een dienst bewijzen.
Ik?
Ja, jij moet meegaan naar de
speelzaal. Het bewustzijn van jou aan
wezigheid zal mij sterker maken en
mij de kracht geven op het goede oo
genblik op te houden. Wil je?
Ik was bang .voor de ongewone op
winding die ik zou moeten doormaken
wanneer ik zijn spel op leven en dood
zou moeten bijwonen en ik weigerde
dan ook beslist.
Maar jij gaat toch- ook naar
Monte Carlo?
Ja, maar niet om te spelen, al
leen oin van de mooie natuur te ge
nieten.
Hm. De rest zullen we wel vin
den als jij eenmaal daar bent.
IL
Wij kwamen tegen- den middag in
Monte Carlo aan en begaven ons naar
het Café de Paris.
Nu vroeg Dupont mij toen wij
hadden koffie gedronken: Ga je
met mij meel
Door den tuin ja, naar de speel
zaal neen.
Nu, dat hindert niet, zeide hij,
toen wij naast elkaar liepen. Ik heb
nog eens over mijn toestand nage
dacht en ben tot de conclusie -ekomen
dat ik nog niet verloren ben. Ik heb
de zekerheid dat alles nog weer goed
zal worden. En daartoe draagt het ge
voel jou in mijn nabijheid te hebben
bij. Jij bent mij als een redder toege
zonden. O, ik heb goed vertrouwen.
Ik ga nu naar de speelzaal, wacht mij
in het café. Het is nu twaalf uur,
wacht op mij tot drie uur, als
alles goed is gegaan, ben ik dan
terug. Kom ik niet, dan weetje water
gebeurd is.
Hij was zeer bleek, maar zijn oogen
schitterden met een ongewonen glans.
Hij reikte mij de hand en ik zag hem
met vaste schreden naar de speelzaal
gaan.
Ik doorleefde drie vreeselijke uren.
Telkens weer keek ik naar de klok of
het afgesproken uur nog niet was
aangebroken. En hoe meer dat nader
de, des te opgewondener werd ik.
Halfdrie, kwart voor drie en nog al
tijd was hij er niet. Eindelijk was het
drie urn-, nu moest hij toch komen.
Maar hij kwam niet. Ik bleef nog zit
ten, alhoewel ik hoe langer hoe ster
ker de zekerheid kreeg, dat hij zijn
laatste goudstuk verspeeld had en z'ch
het leven had benomen. Om halfvier
stond ik op, toen Dupont stralend het
café binnenkwam.
Gelukkig, dat je er bent.
Vergeef me, dat ik je zoolang heb
laten wachten. Maar ik was goed op
dreef en speelde daarom nog wat
door
Natuurlijk, anders was je niet
hier.
Hoeveel
Dertig duizend gulden, zeide hij,
vergenoegd lachend. Meer dan genoeg
om alles in orde te maken. Mijn goed
gesternte heeft mij niet verlaten.
En hij verteldo mij opgewekt wat
gebeurd was. Eerst bad hij verloren,
steeds meer en meer was zijn geld ge
slonken, angstiger had hij eik der
kleinere bedragen gezet tot plotseling
de moed der vertwijfeling hem had.
aangegrenen. Met doodsverachting
had hij z"'n laatste bankbiljet op een
nummer cezet cn het had z'ch verdub
beld. Hij had het geheele bedrag la
ten staan en toen was het geluk geko
men. Slag op slag was het hoopje van
hem aangegroeid tot het dertig dui
zend gulden bedroeg. Zeker zou hij
nog meer hebben kunnen winnen,
want hij was goed op dreef. Maar dan
had hij zich zijn belofte aan mij her
innerd en gedacht aan den angst en
de ongerustheid waarin ik moest ver-
keeren en was hierheen gekomen. Hij
had nog meer kunnen hebben, maar
kort en goed alles lag nu als een boo
ze droom achter hem.
Goed zoo, zeide ik. Daar zie je
dus alweer aan, dat men nooit den
moed geheel moet laten zakken. Maar
nu mijn jongen, moest jij zoo snel mo
gelijk van hier weg. Want een plaats
met zulke verleidelijke aangelegenhe
den is voor jou uiterst gevaar
lijk. Ik heb gezien, dat er over een
half uur een sneltre'n naar Parijs
gaat. Diqp zullen we nemen, want ik
heb geen rust voor ik jou goed en wel
weer thuis weet.
Je weet niet hoe dankbaar ik jon
ben.
Mij, waarom?
Omdat jij me niet verlaten hebt.-
Nu kan ik weer vrij ademen. Na
tuurlijk vertrek ik dadelijk. Dat is het
beste.
Op weg naar het station, terwijl hij
een open oog had voor de wonder-
schoone natuur rondom ons, zeide hij:
Ik kan het niet verantwoorden
jou hier weg te halen. Blijf nog een
paar dagen hier, geniet van de gou
den zon en de blauwe kust. Vandaag
is het Dinsdag Zaterdagavond vin
den we elkaar in het Café de la Pair
en blijven den avond te zamen. WIJ
hebben elkaar zooveel te vertellen.
Vindt je 't goed
Ja, maar eerst moet Ik jou zeker
in den trein weten. Eerder heb ik geen
rust.
Ik bracht hem naar het station
daar scheidden wij.
IIL
Het gin" mij wel wat aan het hart
de verrukkelijke natuur van de Rivie
ra te moeten verlaten, maar ik moest
mij aan mijn afspraak houden en ook
verlangde ik er naar met Dupont, die
nu weer de oude Dupont was ge
worden, samen to zijn.
Kent u mijnheer Paul Dupont?
Mijnheer Dupont? Ja, dat wil
zeggeu
Hij zou mij hier ontmoeten. Was
hij alhier?
Maar mijnheer, hem ontmoeten..*
Nu waarom dio verwondering?
Maar weet u dan niets, mijnheer?
Hebt u dan geen couranten gelezen.
Vanmorgen is hij in alle stilte begra
ven geworden.
Ik was als door den bliksem getrof
fen.
Wat vertel je me daar. Daar bo.
grijp ik niets van.
Hoe zoo, u kunt het gelooven. Het
is mrj onbegrijpelijk hoe het zoover is
kunnen komen, want ik heb hem al
tijd als een fatsoenlijk mensch ge
kend. Hij moet ook geen slecht leven
hebben geleid. Hij heeft zijn bank voor
25,000 gulden opgelicht. Daarmee is
hij naar Monte Carlo gegaan en
daar heeft hü het heele bedrag ver
speeld. En toen wist hij geen ande
ren weg dan zich een kogel door het
hoofd te jagen. Een afschuwelijk ein
de.
Maar hij heeft toch gewonnen.
De kelluer keek mij aan en schudda
het hoofd
- Weineen, mijnheer, hij heeft al
les verloren.
Verbaasd ging ik weg. De zaak waa
onverklaarbaar.
Den volgenden dag hoorde ik de
ware toedracht. Op reis had Dupont
iemand ontmoet die getuige was ge
weest van zijn geluk. Die had er zijn
verwondering over geuit, dat Dupont
midden in zijn geluk er was uitge-
scheden.
Wanneer men een dergelijke kans
fieeft, mijnheer, had hij gezegd, gaat
men niet weg, maar grijpt de gelegen
heid aan. Wie anders doet is gek.
Dat had op Dupont de uitwerking ge
had van een feilen zweepslag op een
gedresseerd dier. In Nice was hij uit
den trein crestapt., was daar den nacht
gebleven, den volgenden morgen naar
Monte Carlo gegaan en daar had hij
zijn eeld verspeeld tot den laatsten
cent. (Delft. Ct.)
De nieuwe batterij.
Kapitein Von Blize, riep de
generaal kortaf, nog voor de op zijn
schellen binnengetreden ordonnans
officier zich had kunnen aanmelden,
en de breedgeschouderde, echt-mi-
litaire gestalte boog zich al weer
over do tafel, die met kaarten en
stukken bedekt was.
Eenige minuten later reeds stond
de geroepene voor zijn superieur en
sprak met een buiging
Wat verlangt u, gene.raal
Onderzoekend gleed de blik van den
bevelhebber over de slanke, krachtige
figuur van den jongen officier, en
bleef toen met welgevallen rusten od
de welgevormde gelaatstrekken.
Als ik mij niet vergis, waarde
Blize, zijt gij uit den Elzas afkom
stig, sprak de generaal.
En na de toestemmende buiging
van den kapitein ging hij voort
Dan zult ge dus dit gedeelte dec
Vogezen hier op de kaart wel beter
kennen dan ik.
Kapitein Von Blize wierp een blik
od de kaart en antwoordde toen