Courtville, dat ken iS eeer good, generaal. Het fort Ventron-Gauche daar beheerscht dm weg over den na bij zij nden pas. Zoo is het, hernam de gene raal, maar dat is toch nog niet alles. De hemel weet, hoe die speur honden daar ginds aan de overzijde der grens de lucht hebben gekregen van onze tegenmaatregelen, maar ze hebben in den jongsten tijd daar in de rotsen een nieuwe batterij ver dekt opgesteld, die ons prachtig werk nummer zeven in enkele minuten tot een puinhoop kan maken. Dat zou toch maar van één punt uit mogelijk zijn, generaal, merkte de jonge officier op alleen van de rotsen, die zich westelijk achter Grand-Ventron verheffen, zou dat gaan. Natuurlijk, maar wie zegt ons, dat niet juist die rotsen voor het plaatsen der nieuwe batterij uitgeko zen zijn Het is zelfs waarschijnlijk. En sinds het grensgebied ais een soort schatkamer bewaakt wordt, is het allesbehalve gemakkelijk daarom trent betrouwbare inlichtingen te krijgen. In het nu volgende strategisch on derhoud had de generaal overvloedig gelegenheid om zich ar van te over tuigen, hoe ver de jonge stafofficier hem In terreinkennis van dit gedeelte der Vogezen vooruit was. Ja, de zaak is van het hoogste gewicht, besloot de oude heer ein delijk, maar hoe komen we er achter Kapitein Guy von Blize was stil ge worden op zijn gelaat stond le le zen, hoe hij tegen een zekere aarze ling streed, maar het duurde slechts een oogenblik. Energiek hief hij het hoofd op, keek zijn superieur recht in het gelaat en sprak Generaal, wanneer u mij deze taak zoudt willen opdragen, zou ik zeker al wat mogelijk is, doen om... De oogen van den ouden krijgsman schitterden. Ik had geen ander antwoord van je verwacht, Blize, antwoordde hij daarom liet ik u juist roepen, .want wezenlijk, ik zou voor deze ge vaarlijke onderneming niemand be ier weten dan u. Maar op hoogst erastigen toon ging de krijgsman voort Weet ge intusschen wel goed, wat een heldhaftig besluit ge daar neemt Ik mag u niet verbergen, dat wij u slechts tot aan de grens dek- .king meegeven kunnen, eenmaal daar ginds, ziji ge vogelvrij. Blize maakte een lichte buiging. Daar heb ik aan gedacht, gene raal, maar ik neem alle gevolgen voor mijn rekening. Bravo, Von Blize, klonk het hit den mond van den superieur, breng mij positieve gegevens en ge kunt van mij krijgen al wat ge .wenscht. Een straal van vreugde gleed over het mannelijk schoone gelaat van den officier. Na een korten groet verliet hij met een buiging het vertrek van den generaal. Terwijl deze zich weer in zijn plan hen en teekeningen verdiepte, ging kapitein Von Blize ©enigszins droo- merig naar zijn woning. Allerlei ge dachten kwamen hem voor den geest. Niet alleen prikkelde de taak, die hij vrijwillig op zich genomen had, zijn energie in de hoogste mate, maar nog een ander veel sterker gevoel be- heerschte hem, zijn hart was in het spel. Qnopboudelijk klonken hem de laatste woorden van zijn chef in de ooren Breng mij positieve gegevens, en ge kunt van mij krijgen, al wat gij wenscht. Zou hij het wagen om Gertrude's hand te vragen, wanneer de gevaar lijke onderneming gelukte? Zou de hooggeboren, op zijn adel eoo trotsche graaf hem, den eenvou- digen Von Blize, een officier zonder vermogen, zijn eenige dochter tot vrouw geven en dat alleen om de vervulling van een militairen plicht Een oogenblik aarzelde hij, maar ter stond keerde zijn vertrouwen weer terug. Kom, laat ik niet twijfelen, dacht hij, sterf ik, dan is het in dienst van het vaderland, en als ik slaag, zal de generaal zijn woord wel houden I Nadat hij een briefje in opvallend kleine letters had geschreven, begon hij toebereidselen te maken voor zijn gevaarlijke onderneming. Twee da gen later was kapitein Von Blize spoorloos verdwenen, en niemand in het geheele garnizoen wist, wat men hiervan denken moest. Maar toen graaf Weden dien dag thuis kwam, vond bij zijn eenige dochter bewuste loos op den grond Liggen. Na het eer ste oogenblik van hevigen schrik zag hij in de hand van het meisje een rose briefje, en den inhoud doorloo pend, sprak hij met een zware zucht Dus daarom was het Wat aan het ziekbed van Gertrude tusschen vader en dochter verhandeld werd, bleef voor de wereld een diep geheim, maar liet jonge meisje kon spoedig haar bed weer verlaten, en bestuurde al was het dan niet vroolijk toch weer met kalme ge latenheid de kleine huishouding. Slechts wanneer haar blik dien van haar vader ontmoette, sprongen haar de tranen in de oogen, en dan vroeg ze op ijevenden toon Hij komt toch immers weer te rug, papa Zacht streelde hij haar dan de wan gen, maar het was niet dan mot ze kere beklemdheid, dat hij antwoord de De hemel geve het, kind Dagen lang wachtten ze. En hun ongerustheid en opwinding bereikten het toppunt, toon er een cijfer-tele- gram uit Courtville kwam met een verzoek van kapitein von Blize om hem zijn knecht en twee andere ver trouwde mannen, als boeren ver kleed, na te zenden. Van dien tijd af verstreken vier lange weken, zonder dat er hot min ste bericht inkwam, zoodat zelfs Ger trude aan de voortdurende spanning min of meer begon te gewennen. Een woeste sneeuwstorm huilde over de hellingen en kloven van den Grand-Vcntron Het fort Ventron- Gauclie was al sinds een paar dagen hij na geheel ingesneeuwd: de toegang was door de reusachtige sneeuwmas sa's bepaald versperd. Een compag nie alpenjagers, die da bezetting van het fort na haar driemaandsch ver blijf daar moest aflossen, Eon dato ook niet uit Courtville vertrekken aan den commandant van het fort werd dit telefonisch medegedeeld, maar het bleek onmogelijk, ook den onder-offlcter ln de nieuwe batterij dit bericht over te brengen. De tele foonleiding was zeker door storm en sneeuw beschadigd. Nu of nooitmompelde een sergeant ven de alpenjagers, die zon derling genoeg op een der hellingen van don Grand-Ventron half inge- sneeuw achter een rotsblok lag, dat hem maar ten deele tegen den sneeuw storm beschermde. Hij nam den geluidhoorn van het oor en maakte van een inderhaast blootgelegden draad zijn telegraaftoe stel los, waarmee hij de berichten, voor de nieuwe batterij bestemd, had weten op te vangen en te onderschep pen. Na uren lang waohten had hij ein delijk het bericht van uitstel dor af lossing, dat met het oog op het on gunstige weer wel komen moest, op gevangen. Tot aan de borst door de sneeuw wadend, bereikte hij eindelijk den rand van het plateau, dat daar vrij steil in de vlakte van den Rijn af daalt. Nadat hij eenige oogenblikken adem geschept had, deed hij een schel gefluit hooren, dat blijkbaar ondanks de woede van den storm toch gehoord was, want drie don kere gestalten maakten zich los van den rotswand. Eenige uren later hadden ze onder duizend gevaren een nog hooger ge legen plateau bereikt, waar de nieu we batterij was opgesteld. De bewakers van dit versterkte punt hoorden verbaasd op, toen tegen drie uur een heftig geklop aan de deur klonk. Ook zij hadden tever geefs beproefd met het fort in telefo nische gemeenschap te komen, en waren er reeds in getroost, dat ze nog vier-en-twintig uren langer in dit onherbergzame oord zouden moe ten blijven. Maar het scheen mee te vallen. Op het „qui vive"van den onderofficier klonk het duidelijk „af lossing", gevolgd door het wacht woord. Jelui alpenjagers bent toch kra nige kerels, sprak de onderofficier in oprechte bewondering, toen hij de met sneeuw en ijs bedekte gestalten daar binnen zag komen. Maar hoe moeten wij arme infanteristen ons nu door dat hondenweer een weg ba nen t Jelui gaat bergaf, dat scheelt zooveel, klonk het ruw, maar haast je nu wat, want als je voor donker niet daar ginds bent, kom je er nooit. En wij hebben op die paar mijlen rond vijf uren werk gehad. Haastig werden er enkele formali teiten gewisseld, het dagboek overge geven, en tot slot wees de onderoffi cier eenigszins plechtig op een ijzeren kistje, dat ln de rots was vastge- metseld. Daar zitten de kaarten en schiet- tabellen ln, sprak hij. Den sleu tel daarvan heeft de commandant op het fort, dien vertrouwt men ons ge wone menschen natuurlijk niet toe 1 Dat kan me ook bitter weinig schelen, bromde de ander, het ia erg genoeg dat men ons in zulk hon denweer hierheen stuurt. Kan die cude rommel hier zonder ons niet \/istvriezen De infanterist lachte gelieimzinnig. Oude rommel, sprak hij, neen, man, het zijn de nieuwste kaar ten en gegevens, hoor en dan, de Pruisische spionnen weten van het bestaan dezer batterij nog niets, ziet ge, en moeten er ook niets van verne men. Lees overigens uw instructies er maar eens op na. Adieu Do afgelosten hulden zich ln hun manteLs en wierpen zich in de dichte sneeuwvlagen. Maar niet zoodra waren ze uit het oog verdwenen, of in het wachthuis en op de batterij begon een zware arbeid. Het geheimzinnige kistje werd met geweld uit zijn rotsholte gewron gen. Van open maken kon geen spra ke zijn, want het zware ijzer weer stond aan ai hun pogingen. De ser geant maakte eenige haastige aan- teekeningen, ontwierp een nauwkeu rige schels van het plateau, en ter stond nadat dit alles gereed was, nam het kleine gezelschap den terugweg aan. Het wachthuisje lieten ze open, zoodat de sneeuwstorm er vrij spel in had. Langs een zijde, die tot dusver voor absoluut onbegaanbaar gegolden had, daaiden ze het plateau af, en toen ze behcxlcn in de vlakte gekomen waren, sleepten ze liet ijzeren kistje als een soort van slede achter zich aan. De commandant van Ventron-Gau- cltó vertrouwde zijn ooren niet, toen bij liet invallen van den nacht de wacht van de nieuwe batterij kwam melden, dat ze afgelost was. Maar wie heeft jelui dan voor den drommel afgelost vroeg hij allesbehalve vriendelijk. Alpenjagers van Courtville, ma joor, luidde het zeer beslist, en de commandant moest het wel gelooven, daar dat alles met de oorspronkelijke schikkingen overeen stemde. Toch liel de gedachte, dat or iets niet in den haak was, hom geen rust. Hoe is het mogelijk, dat ze bij dit ellendige weer die jongens van Courtville nu juist naar den meest af gelegen post gestuurd hebben, dacht hij. Ik moet daar toch eens even naar vragen. Op zijn telefonische vraag echter kreeg hij ten antwoord, dat sinds dien morgen vroeg geen enkele alpen jager Courtville verlaten had. Een schrikkelijke gedachte kwam in den geest van den commandant op, die maar al te donkere werkelijkheid bleek, toen eon patrouille, ondanks het slechte weer naar de nieuwe bat terij gezonden het wachthuis open en vol sneeuw gewaaid, en liet kost bare documentenkistje verdwenen vond Vol angst en zorg zat graaf Weden op de kaart van het Grand-Ventron- gebied te turen. Hier in zijn particu lier vertrek behoefde hij niet te ver bergen, wat hij daarbuiten niet too- nen mocht zijn angst over den af wezige. Daar trad de adjudant binnen, en diende kapitein Von Blize aan. Wat zeg je, kapitein Von Blize vloog de generaal op. Direct binnenlaten, en denk er om, dat ik absoluut niet gestoord wil worden I De adjudant haastte zich, zijn op dracht uit te voeren zóó opgewon den Ëad hfj «Qs superieur oog nooit gezien. Het volgends oogenblik strompelde Von Blize den drempel overhij droeg zijn rechterarm in een doek, en zijn gezicht was op een aantal plaatsen gekwetst en gekneusd. Maar zijn donker oog schitterde van trots, toen hij met vaste stem zich terug meldde van zijn verlof. Wat brengt ge mij was hot eenige, wat de oude heer kon uit brengen, terwijl zijn oog vorsdhend op het erbarmelijk uiterlijk van den officier rustte. Alles, generaal. klonk hat vol geestdrift, en de officier haalde een bundel stukken uit zijn mantelzak te voorschijn. Hier zijn de plannen, de schiettabellen en een situatieplan van de nieuwe batterij. We kunnen zonder het minste bezwaar een tegen- batterij oprichten, om hen daar ginds volslagen machteloos te maken Maar nu hij zijn rapport had uit gebracht, vermoeht zelfs de ijzeren wilskracht van kapitein Von Blize niets meer tegen de zwakte, die hem overviel hij werd krijtwit en moest zich aan een stoel vasthouden, om niet te vallen. Bezorgd hielp de gene raal hem, zich op een sofa neer te zetten. Bravo, kapitein, sprak hij ein delijk, ik zal nu wel heel spoedig majoor moeten zeggen, en wat ijne belofte aangaat, dat ge vragen mocht wat ge wildet, voelt ge u sterk ge noeg om nog eenige schreden te doen Een blos van vreugde steeg Von Blize naar het gelaat, en hij kéék zijn superieur recht in de van ontroering trillende gelaatstrekken. Hij wilde opstaan, maar het ging niet. Kom, een paar stappen maar, sprak graaf Weden en nam hem on der den arm. Toen ze in de kamers zijner dochter kwamen, riep de gene raal op luiden toon Kom eens hier, Gertrude, hier is iemand, die je hulp hard noodig heeft en ze ook dubbel verdient Zijn laatste woorden werden over stemd door een dubbelen jubelkreet, en nog eer deze geheel was wegge storven, zat de oude soldaat al weer voor de tabellen en plannen der nieu we batterij 1 (Centr.) Haar eenige zoon. Op eene wandeling door de Spes- sart kwam ik op zekeren dag in een klein dorp, waar ik tot den volgenden morgen rusten wilde. Het eenige café j zag er echter zoo weinig uitnoodigend uit, dat ik, ofschoon ik volstrekt niet verwend ben, geen lust had, mijne vermoeide ledematen daar ter roste te leggen. Ik zag daarom rond, of ik niet ergens een beter onderkomen kon vinden, en bemerkte aan den ande-! ren kant van den weg een aardig en| klein huisje, waar een oud vrouwtje zat ,dat breide. Moedertje, zeide ik, op haar toe- j tredend, zoudt u mij niet kunnen zeg- - gen, waar ik hter voor een nacht her- j bergen ban? In het café ga ik niet, graag, en u weet misschien iemand in het dorp, die mij opnemen zou. Het oudje het kon zoo wat aan de zeventig zijn, zag er echter nog zeer kras uit nam mij van 't hoofd tot de voeten op. Dan antwoordde zij dralend: Ik heb zelf wel een kamertje, dat ik mijnheer zou kunnen afstaan, als u dit voor lief wilt nemen. Verheugd willigde ik het in en had er geen berouw over, want het ka mertje dat zij mij aanwees, was, zij het dan ook eenvoudig, buitengewoon net en zindelijk. Heeft u nu ook soms iets te eten voor mij, goed evrouw? zeide ik, toen ik een half uur later bij haar in de keuken kwam. Een paar eieren, brood en baas is genoeg, en als het u even goed is, zet ik mij een weinig bij u neer. Om uit te gaan ben ik toch te moe. Spoedig zaten wij te zomen ln de bevallige kamer op een kleine, iets verschoten sofa, lieten het ons goed smaken en onderhielden ons als twee oude bekenden. Zij had iets goedhar tigs, die oude vrouw, zoodat men zich ln hare nabijheid geheel thuis ge voelde. Zonder indringerige nieuws gierigheid aan den dag te leggen vroeg zij naar het waarheen en waar om en vertelde mij, dat zij dat huisje benevens een aardig sommetje van 'n bloedverwant geërfd had. Gedurende ons gesprek viel mijn oog op den tegenover staanden wand. Daar hing het beeld van een aardi- gen Jongen man in uniform, en daar onder op de kast lag op een klein blauw kussen onder een glazen stolp het ijzeren kruis. De vrouw ving mijn verwonderden blik op, zij bewoog zuchtend 't hoofd en zeide halfluid: Dat is Frans, mijn eenige jon gen. In het jaar 1870 is hij voor het vaderland gevallen. Hij moet wel een dapper soldaat geweest zijn, merkte ik op, op het kruis wijzend, dat hem dat eereteeken ten deel geworden is. Ja, ja, een dappere jongen, mur melde zij, terwijl zij zich met het einde van haar schort langs de oogen wreef, het moederhart weende nog na 23 jaar om den verloren zoon. Maair eigenaardig, hoe het zich toe gedragen heeft. Wilt u mij dat niet vertellen? verzocht ik met ontwakende belang stelling. Men hoort gaarne van ie- man, die heldhaftig voor het vader land gestreden heeft Mijne lofsprekende woorden sche nen haar aangenaam te roeren, want een heldere straal vloog over haar rimpelig gelaat. Als u het hooren wilt zal ik het u wel vertellen, zeide zij, wierp een t eed eren blik op het por tret en begon; <r* He< we» ln 1870, toen tfe Fran- schen ln ona land wilden dringen. Van alle kanten stroomden da man nen tot bet leger, om tegen de over weldigers op te krekken. Ook mijn PVans 20 jaar was hij ottd bleef niet thuis; hij trok mee er op uit, hoe bittere smart het ook voor mij was, mijn eenigen zoon van mij af te laten gaan. Hij schreef een paar malen zeer opgewekt en stuurde mij het portret, dat daar aan den muur hangt Drie maanden waren voorbijgegaan, se dert hij weg was: ik hoorde slechts zelden van hem, wist echter, dat hij in Frankrijk stond en met zijn regi ment op weg naar Parijs was. Op zekeren avond nu, toen hij met eene kleine afdeeling op surveillance uitgegaan was, moest hij op wacht staan, terwijl zijne kameraden zich nedergelegd hadden voor eene korte rost. Het was een donkere, stormach tige nacht en vriezend koud boven dien, zoodat het mijn-Frans niet al te wel te moede was. Plotseling hoort hij in zijne nabijheid een zacht kreu nen. Opmerkzaam kijkt hij om zich heen, grijpt zijn geweer vast en tracht de duisternis te doorboren, daar hij weet, dat hij voor de zekerheid van zijne kameraden moet instaan. Weer boort hij het kreunend ge luid; het komt uit een kleine half vervallen hut, geen dertig schreden van hem verwijderd. Hij wil onder- zoeken wat dat was, gaat voorzichtig door de openstaande deur naar biff- nen, steekt een lucifer aan en ont dekt een menschelijke gestalte op den grond liggend. Tot zijn geluk vindt hij een halve kaars op de tafel en daarmee licht hij in den hoek. Bij den flikkerenden schijn ziet hij, dat de gewonde een Franschman is, een vij and. En toen kreeg hij medelijden, omdat de arme kerel hem zoo ver trouwelijk aangekeken en de hand naar den mond geheven had om te toonen, hoe hem de dorst kwelde. Mijn jongen boog zich over hem heen, om hem uit zijne veldflesch te laten drinken. Toen ging hij weer op zijn post staan. Na een half uur echter ging hij weer naar de hut; hij wilde zien hoe de gewonde het maakte. Deze lag in hevige koorts en jammerde om wa ter Mijn Frans, die een week hart had als een meisje, nam zijn veld- flesch van den triem, en gaf ze aan den Franschman, die een zwak: mer ci, murmelde. Toen mijn jongen daar na weer naar bulten trad, zag hij voor zich geweren blinken en eer hij nog recht wist, wat er toeging, hadden hem vier overweldigers om ringd en ontwapend. Dadelijk daarop kwam een klein troepje soldaten, die waarschijnlijk de slapende Pruisi sche soldaten overvallen wilden. Zij sta.ken Frans een doek in den mond, opdat hij niet schreeuwen kon en leidden hem in do .hut, waar hem de kapitein allerlei vragen stelde om te vernemen waar de vijand stond. Frans antwoordde natuurlijk niet, hetgeen de Franschman geweldig er gerde, zoodat hij den armen jongen met den dood dreigde. Maar mijn jongen bleef standvastig en heeft niets verraden. Nu werd de officier woedend. Stoot hem neer, beval hij zijnen soldaten, doch eer zij dat doen kon den, hoorden zij eene zwakke stem uit den hoek, die hun toeriep, op te houden. Verwonderd keken de lie den rond en zagen den gewonde, in wien zij een luitenant van hun regi ment herkenden, dien zij reeds voor dood gehouden hadden. Toen hij ver telde hoe goedig de Duitsche soldaat jegens hem geweest was, werd de of ficier iets kalmer. Goed bromde hij, voor nu mag hij leven, maar hij moet met ons meegaan en bij het geringste geluid dat hij geeft, wordt hij neer geschoten. Neemt hem in u midden, beval hij. En nu laat ons zelf het vij andelijke leger zoeken. Mijn arme Frans was buiten zich zelf. Hij dacht er aan, dat hij had moeten alarmeeren, en dat het on rechtvaardig van hem geweest was zijn post te verlaten. Nu worden die arme soldaten door zijne schuld over vallen en vermoord. Hoe zou hij hen waarschuwen? De officier sloeg eerst de verkeerde richting in en Frans verheugde zich er reeds in stilte over dat te nslotte nog alles goed af zou loopen; doch plotseling keerde de of ficier zich om en ging den goeden kant uit, naar de plaats waar dB Duitschers legerden. Nu was alles verlaren. In zijne vertwijfeling deed Frans alsof hij struikelde en viel; de sol daat naast hem wilde hem ophelpen; toen greep Frans met beide handen diens geweer en trachtte met zijn vinger aan den trekker te komen. De andere merkte dit en wilde het hem verhinderen. De jongen hield echter vast als gold het zijn leven. Toen heeft die hond van een Franschman hem zijn bajo net in de borst ges too ten. Frans zonk doodelijk gewond near, maar met een laatste krachtsinspanning had hij nog het geweer afgedrukt. Het schot ging af; mijn zoon riep nog luid „de vijand?"... Toen zonk hij bewusteloos en met bloed bevlekt in de sneeuw." De oude vrouw, wier stem merk baar trilde, hield eenige oogenblikken op en wischte zich de tranen af, ter wijl ik halfluid zeide; „Een dappere jongen." Zij knikte en ging dan verder: Het schot en den roep waren ge hoord; ln minder dan een minuut stonden onze soldaten bereid tot den strijd, vleien de Fransdien aan en Joegen m op d evlucht. Mijn armen jongen echter droegen zijne kamera don ln het lazaret en de generaal zelf kwam aan zijn bed, om hem tot loon voor zijn moed, het ijzeren krols te brengen. Doch Frans weerde hem af. „Generaal", zoo sprak hij, „wan neer u wist Ik weet, dat gij een dapper sol daat rijt, mijn zoon", had hij geant woord. Toen richtte Frans, wien het dood zweet reeds op het voorhoofd stond, zich half op en vertelde den generaal, hoe zich alles toegedragen had, dat hij rijn post verlaten had, en nu eer der voor den krijgsraad komen moest in plaats van het kruis te krijgen. De schelmen hebben uwe goed hartigheid jegens hun gewonden ka- mora ad slecht genoeg beloond, meen de do generaal, toen hij alles gehoord had. O, zij hadden mij immers ge spaard en Ik wist wat mij te wachten stond als ik alarm verwekte. Maar ik wilde liever hunne bajonet in de borst hebben dan mijne argelooze kameraden; die rich toch op mij ver laten hadden, te zien vermoorden. En daarom ben lk blij, dat ik voor hen sterven kan. Geef mij uwe hand mijn zoon, zeide de generaal. Gij xijt een dap per jongeling en gij hebt het bruis verdiend. Ik ben er trotsch op zulk een soldaat ln mijn regiment te heb ben. Hij boog rich over Frans heen en legde hem de orde op de borst. En mijn jongen lachte zoo gelukkig en zijn oogen straalden van genoegen, en toen greep hij de hand van den generaal en zeide: „Generaal ik heb nog een verzoek aan u. Stuur mijn moeder het kruis, als ik dood ben, het zal haar toch verheugen van haar Frans en zeg haar dat ik al tijd aan haar gedacht... De generaal had het hem beloofd. Toen Is hij zalig ingeslapen, om niet meer te ontwaken. Ürie (fageii later ontving ik kruis, als laatsten groet van mijn ee nigen y:a» mijn lieven, goeden^Jom, gen. En de oude vrouw bedekte haar ge laat met beide handen en weende bitter. OOK EEN FIRMA. Koopman (tot den nieuwen Jongsten bediende, die voor het eerst op het kantoor komt) En weet je nu den naam van onze firma? Jawel, mijnheer, lk zag het op de deur staan, toen ik binnen kwam D uwen. MoederHad de slang een langen staart, Wlm? WimZe was niets dan staart, moeder. Restaurateur (tot kok)Ik zou wel eens willen weten, wat je eigenlijk ge leerd hebt, als je van een kat niet eens een eenvoudige hazenpastei kunt ma ken I Dokter Waar voelt u de pijn t Leeraar (in de aardrijkskunde, ver-, strooid) In mijn voet, ten noorden van mijn hieL HET VAT ZONDER BODEM. Schoonvader Heb ik je gisteren, toen ik je den bruidschat uitbetaalde, niet een bankbiljet van duizend gul den te veel gegeven SchoonzoonOch mij kunt u nooit te veel geven. Bedelaar Mijnheer, kimt u mij eea kleinigheid geven, ik heb u vroeger ook wel een handje geholpen UitgeverWat bedoel je, kerel BedelaarHerinnert ge u niet meer die inbraak een paar jaar geleden door Jaap B. en zijn kornuiten? UitgeverJa 1 BedelaarEn hoe de verslagen om trent die zaak uw courant bekend den den worden Uitgever Ja I Bedelaar Nu ik ben Jaap B. JUIST. A.Het schijnt me toe, dat uw zóón de wielrenner, thans huiselijker is ge worden B.Ja, maar koffiehuiselijker f DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie deze rubriek, betreffende, gelieve men te richten 'aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34» Telephoon 1543. Probleem No. 96, Motto „Winst*a voor den wedstrijd No. XIIL Zwart 46 47 46 4S Zwart schijven op 2, 3, 5, 6, 8, 15, 29, 33, 34, 36, 38, 39 en dam op 44 Wit schijven op13, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 24, 25, 27. 37. 42. 47. 48 en dam! op 50 Probleem No. 97, Motto „Zoeten1*, voor den Wedstrijd No. XIV* Zwart Wit Zwart schijven op4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 23, 24 en 29 Wit schijven op25, 26, 27, 28, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 33, 40, 42 en 45 Oplossingen van deze problemen worden ingewacht aan bovengenoemd adres uiterlijk Dinsdag 9 November a. s. Oplossingen na dien datum inko mende geven geen punten voor den wedstrijd. Oplossing van probleem No. 92 Motto „Greta", van den auteur Wit29 - 24, 39 - 34, 28 - 22, 16 1, 42 - 38, 49 38 I 2e. Oplossing. Wit39 - 34, 40 - 34, 29 - 24, 28 - 23, 16 - 43, 43 2, 42 - 38, 49 38 1 Dit probleem komt dus wegens de dubbele oolossing mede niet in aan merking voor den wedstrijd van pro- blemisten de auteur is ditmaal niet gelukkig geweest. Goede oplossingen ontvangen van de heeren L. F. Wiegman to Scheve- ningen, Chr. F. Vïsse te Overveen, Joh. H. Blom, F. v. d. Booven, R. Bouw, Joh. N. Arendsen, P. Geldorp, Th. Germans, G. P. Heck, W. van Daalen, J. Jacobson Azn., D. G. Ko ning, C. L. V. Nagel, W. J. A. Matla, Patrizlo Ottolini, E. H. Schouten. C. Serodini, P. J. Eype, J. Mulder, T. Th* Timmer. In de stelling (zie vorige mbriekV maakte wit, na den zet van zwart 22 - 27, als volgt de partij uit25 - 20, 29 - 24, 38 - 33, 45 34, 37 - 31, 41 5 Alleen de heeren L. F. Wiegman, R* Bouw en D. G. Koning zonden ons een goede oplossing. DAMCURSUS VOOR JONGFLTEDEN. Jongelieden van 15 tot 18 jaar, die kosteloos wenschen deel te nemen aan een cursus in het dammen, kun nen zich daartoe alsnog aanmelden bij den secretaris van de Haarlemschó Damclub, den beer J. Jacobson Azn., Burgwal 82 tot 88 alhier, of des Maan dags na 8 uur san het lokaal der Ven.- eenlging, Smedistraat 19. De Haarlemsche Damclub houdt ha* re bijeenkomsten lederen Maandag avond van 8 tot 12 uur in de bovenzaal van Café Suisse, Smedestraat 19 (in gang naast het café). Liefhebbers van het damspel rijn daar steeds wel kom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 14