Courtville, dat ken iS eeer good,
generaal. Het fort Ventron-Gauche
daar beheerscht dm weg over den na
bij zij nden pas.
Zoo is het, hernam de gene
raal, maar dat is toch nog niet
alles. De hemel weet, hoe die speur
honden daar ginds aan de overzijde
der grens de lucht hebben gekregen
van onze tegenmaatregelen, maar
ze hebben in den jongsten tijd daar
in de rotsen een nieuwe batterij ver
dekt opgesteld, die ons prachtig werk
nummer zeven in enkele minuten tot
een puinhoop kan maken.
Dat zou toch maar van één punt
uit mogelijk zijn, generaal, merkte
de jonge officier op alleen van de
rotsen, die zich westelijk achter
Grand-Ventron verheffen, zou dat
gaan.
Natuurlijk, maar wie zegt ons,
dat niet juist die rotsen voor het
plaatsen der nieuwe batterij uitgeko
zen zijn Het is zelfs waarschijnlijk.
En sinds het grensgebied ais een
soort schatkamer bewaakt wordt, is
het allesbehalve gemakkelijk daarom
trent betrouwbare inlichtingen te
krijgen.
In het nu volgende strategisch on
derhoud had de generaal overvloedig
gelegenheid om zich ar van te over
tuigen, hoe ver de jonge stafofficier
hem In terreinkennis van dit gedeelte
der Vogezen vooruit was.
Ja, de zaak is van het hoogste
gewicht, besloot de oude heer ein
delijk, maar hoe komen we er
achter
Kapitein Guy von Blize was stil ge
worden op zijn gelaat stond le le
zen, hoe hij tegen een zekere aarze
ling streed, maar het duurde slechts
een oogenblik. Energiek hief hij het
hoofd op, keek zijn superieur recht in
het gelaat en sprak
Generaal, wanneer u mij deze
taak zoudt willen opdragen, zou ik
zeker al wat mogelijk is, doen om...
De oogen van den ouden krijgsman
schitterden.
Ik had geen ander antwoord van
je verwacht, Blize, antwoordde
hij daarom liet ik u juist roepen,
.want wezenlijk, ik zou voor deze ge
vaarlijke onderneming niemand be
ier weten dan u.
Maar op hoogst erastigen toon ging
de krijgsman voort
Weet ge intusschen wel goed,
wat een heldhaftig besluit ge daar
neemt Ik mag u niet verbergen, dat
wij u slechts tot aan de grens dek-
.king meegeven kunnen, eenmaal daar
ginds, ziji ge vogelvrij.
Blize maakte een lichte buiging.
Daar heb ik aan gedacht, gene
raal, maar ik neem alle gevolgen
voor mijn rekening.
Bravo, Von Blize, klonk het
hit den mond van den superieur,
breng mij positieve gegevens en ge
kunt van mij krijgen al wat ge
.wenscht.
Een straal van vreugde gleed over
het mannelijk schoone gelaat van den
officier. Na een korten groet verliet
hij met een buiging het vertrek van
den generaal.
Terwijl deze zich weer in zijn plan
hen en teekeningen verdiepte, ging
kapitein Von Blize ©enigszins droo-
merig naar zijn woning. Allerlei ge
dachten kwamen hem voor den geest.
Niet alleen prikkelde de taak, die hij
vrijwillig op zich genomen had, zijn
energie in de hoogste mate, maar
nog een ander veel sterker gevoel be-
heerschte hem, zijn hart was in
het spel.
Qnopboudelijk klonken hem de
laatste woorden van zijn chef in de
ooren
Breng mij positieve gegevens, en
ge kunt van mij krijgen, al wat gij
wenscht.
Zou hij het wagen om Gertrude's
hand te vragen, wanneer de gevaar
lijke onderneming gelukte?
Zou de hooggeboren, op zijn adel
eoo trotsche graaf hem, den eenvou-
digen Von Blize, een officier zonder
vermogen, zijn eenige dochter tot
vrouw geven en dat alleen om de
vervulling van een militairen plicht
Een oogenblik aarzelde hij, maar ter
stond keerde zijn vertrouwen weer
terug.
Kom, laat ik niet twijfelen,
dacht hij, sterf ik, dan is het in
dienst van het vaderland, en als ik
slaag, zal de generaal zijn woord wel
houden I
Nadat hij een briefje in opvallend
kleine letters had geschreven, begon
hij toebereidselen te maken voor zijn
gevaarlijke onderneming. Twee da
gen later was kapitein Von Blize
spoorloos verdwenen, en niemand in
het geheele garnizoen wist, wat men
hiervan denken moest. Maar toen
graaf Weden dien dag thuis kwam,
vond bij zijn eenige dochter bewuste
loos op den grond Liggen. Na het eer
ste oogenblik van hevigen schrik zag
hij in de hand van het meisje een
rose briefje, en den inhoud doorloo
pend, sprak hij met een zware zucht
Dus daarom was het
Wat aan het ziekbed van Gertrude
tusschen vader en dochter verhandeld
werd, bleef voor de wereld een diep
geheim, maar liet jonge meisje kon
spoedig haar bed weer verlaten, en
bestuurde al was het dan niet
vroolijk toch weer met kalme ge
latenheid de kleine huishouding.
Slechts wanneer haar blik dien van
haar vader ontmoette, sprongen haar
de tranen in de oogen, en dan vroeg
ze op ijevenden toon
Hij komt toch immers weer te
rug, papa
Zacht streelde hij haar dan de wan
gen, maar het was niet dan mot ze
kere beklemdheid, dat hij antwoord
de
De hemel geve het, kind
Dagen lang wachtten ze. En hun
ongerustheid en opwinding bereikten
het toppunt, toon er een cijfer-tele-
gram uit Courtville kwam met een
verzoek van kapitein von Blize om
hem zijn knecht en twee andere ver
trouwde mannen, als boeren ver
kleed, na te zenden.
Van dien tijd af verstreken vier
lange weken, zonder dat er hot min
ste bericht inkwam, zoodat zelfs Ger
trude aan de voortdurende spanning
min of meer begon te gewennen.
Een woeste sneeuwstorm huilde
over de hellingen en kloven van den
Grand-Vcntron Het fort Ventron-
Gauclie was al sinds een paar dagen
hij na geheel ingesneeuwd: de toegang
was door de reusachtige sneeuwmas
sa's bepaald versperd. Een compag
nie alpenjagers, die da bezetting van
het fort na haar driemaandsch ver
blijf daar moest aflossen, Eon dato
ook niet uit Courtville vertrekken
aan den commandant van het fort
werd dit telefonisch medegedeeld,
maar het bleek onmogelijk, ook den
onder-offlcter ln de nieuwe batterij
dit bericht over te brengen. De tele
foonleiding was zeker door storm en
sneeuw beschadigd.
Nu of nooitmompelde een
sergeant ven de alpenjagers, die zon
derling genoeg op een der hellingen
van don Grand-Ventron half inge-
sneeuw achter een rotsblok lag, dat
hem maar ten deele tegen den sneeuw
storm beschermde.
Hij nam den geluidhoorn van het
oor en maakte van een inderhaast
blootgelegden draad zijn telegraaftoe
stel los, waarmee hij de berichten,
voor de nieuwe batterij bestemd, had
weten op te vangen en te onderschep
pen.
Na uren lang waohten had hij ein
delijk het bericht van uitstel dor af
lossing, dat met het oog op het on
gunstige weer wel komen moest, op
gevangen.
Tot aan de borst door de sneeuw
wadend, bereikte hij eindelijk den
rand van het plateau, dat daar vrij
steil in de vlakte van den Rijn af
daalt. Nadat hij eenige oogenblikken
adem geschept had, deed hij een
schel gefluit hooren, dat blijkbaar
ondanks de woede van den storm
toch gehoord was, want drie don
kere gestalten maakten zich los van
den rotswand.
Eenige uren later hadden ze onder
duizend gevaren een nog hooger ge
legen plateau bereikt, waar de nieu
we batterij was opgesteld.
De bewakers van dit versterkte
punt hoorden verbaasd op, toen tegen
drie uur een heftig geklop aan de
deur klonk. Ook zij hadden tever
geefs beproefd met het fort in telefo
nische gemeenschap te komen, en
waren er reeds in getroost, dat ze
nog vier-en-twintig uren langer in
dit onherbergzame oord zouden moe
ten blijven. Maar het scheen mee te
vallen. Op het „qui vive"van den
onderofficier klonk het duidelijk „af
lossing", gevolgd door het wacht
woord.
Jelui alpenjagers bent toch kra
nige kerels, sprak de onderofficier
in oprechte bewondering, toen hij de
met sneeuw en ijs bedekte gestalten
daar binnen zag komen. Maar hoe
moeten wij arme infanteristen ons nu
door dat hondenweer een weg ba
nen t
Jelui gaat bergaf, dat scheelt
zooveel, klonk het ruw, maar
haast je nu wat, want als je voor
donker niet daar ginds bent, kom je
er nooit. En wij hebben op die paar
mijlen rond vijf uren werk gehad.
Haastig werden er enkele formali
teiten gewisseld, het dagboek overge
geven, en tot slot wees de onderoffi
cier eenigszins plechtig op een ijzeren
kistje, dat ln de rots was vastge-
metseld.
Daar zitten de kaarten en schiet-
tabellen ln, sprak hij. Den sleu
tel daarvan heeft de commandant op
het fort, dien vertrouwt men ons ge
wone menschen natuurlijk niet toe 1
Dat kan me ook bitter weinig
schelen, bromde de ander, het ia
erg genoeg dat men ons in zulk hon
denweer hierheen stuurt. Kan die
cude rommel hier zonder ons niet
\/istvriezen
De infanterist lachte gelieimzinnig.
Oude rommel, sprak hij,
neen, man, het zijn de nieuwste kaar
ten en gegevens, hoor en dan, de
Pruisische spionnen weten van het
bestaan dezer batterij nog niets, ziet
ge, en moeten er ook niets van verne
men. Lees overigens uw instructies
er maar eens op na. Adieu
Do afgelosten hulden zich ln hun
manteLs en wierpen zich in de dichte
sneeuwvlagen.
Maar niet zoodra waren ze uit het
oog verdwenen, of in het wachthuis
en op de batterij begon een zware
arbeid. Het geheimzinnige kistje werd
met geweld uit zijn rotsholte gewron
gen. Van open maken kon geen spra
ke zijn, want het zware ijzer weer
stond aan ai hun pogingen. De ser
geant maakte eenige haastige aan-
teekeningen, ontwierp een nauwkeu
rige schels van het plateau, en ter
stond nadat dit alles gereed was, nam
het kleine gezelschap den terugweg
aan. Het wachthuisje lieten ze open,
zoodat de sneeuwstorm er vrij spel
in had.
Langs een zijde, die tot dusver voor
absoluut onbegaanbaar gegolden had,
daaiden ze het plateau af, en toen ze
behcxlcn in de vlakte gekomen waren,
sleepten ze liet ijzeren kistje als een
soort van slede achter zich aan.
De commandant van Ventron-Gau-
cltó vertrouwde zijn ooren niet, toen
bij liet invallen van den nacht de
wacht van de nieuwe batterij kwam
melden, dat ze afgelost was.
Maar wie heeft jelui dan voor
den drommel afgelost vroeg hij
allesbehalve vriendelijk.
Alpenjagers van Courtville, ma
joor, luidde het zeer beslist, en de
commandant moest het wel gelooven,
daar dat alles met de oorspronkelijke
schikkingen overeen stemde. Toch
liel de gedachte, dat or iets niet in
den haak was, hom geen rust.
Hoe is het mogelijk, dat ze bij
dit ellendige weer die jongens van
Courtville nu juist naar den meest af
gelegen post gestuurd hebben, dacht
hij. Ik moet daar toch eens even
naar vragen.
Op zijn telefonische vraag echter
kreeg hij ten antwoord, dat sinds
dien morgen vroeg geen enkele alpen
jager Courtville verlaten had.
Een schrikkelijke gedachte kwam in
den geest van den commandant op,
die maar al te donkere werkelijkheid
bleek, toen eon patrouille, ondanks
het slechte weer naar de nieuwe bat
terij gezonden het wachthuis open en
vol sneeuw gewaaid, en liet kost
bare documentenkistje verdwenen
vond
Vol angst en zorg zat graaf Weden
op de kaart van het Grand-Ventron-
gebied te turen. Hier in zijn particu
lier vertrek behoefde hij niet te ver
bergen, wat hij daarbuiten niet too-
nen mocht zijn angst over den af
wezige.
Daar trad de adjudant binnen, en
diende kapitein Von Blize aan.
Wat zeg je, kapitein Von Blize
vloog de generaal op. Direct
binnenlaten, en denk er om, dat ik
absoluut niet gestoord wil worden I
De adjudant haastte zich, zijn op
dracht uit te voeren zóó opgewon
den Ëad hfj «Qs superieur oog nooit
gezien.
Het volgends oogenblik strompelde
Von Blize den drempel overhij
droeg zijn rechterarm in een doek,
en zijn gezicht was op een aantal
plaatsen gekwetst en gekneusd. Maar
zijn donker oog schitterde van trots,
toen hij met vaste stem zich terug
meldde van zijn verlof.
Wat brengt ge mij was hot
eenige, wat de oude heer kon uit
brengen, terwijl zijn oog vorsdhend
op het erbarmelijk uiterlijk van den
officier rustte.
Alles, generaal. klonk hat vol
geestdrift, en de officier haalde een
bundel stukken uit zijn mantelzak te
voorschijn. Hier zijn de plannen,
de schiettabellen en een situatieplan
van de nieuwe batterij. We kunnen
zonder het minste bezwaar een tegen-
batterij oprichten, om hen daar ginds
volslagen machteloos te maken
Maar nu hij zijn rapport had uit
gebracht, vermoeht zelfs de ijzeren
wilskracht van kapitein Von Blize
niets meer tegen de zwakte, die hem
overviel hij werd krijtwit en moest
zich aan een stoel vasthouden, om
niet te vallen. Bezorgd hielp de gene
raal hem, zich op een sofa neer te
zetten.
Bravo, kapitein, sprak hij ein
delijk, ik zal nu wel heel spoedig
majoor moeten zeggen, en wat ijne
belofte aangaat, dat ge vragen mocht
wat ge wildet, voelt ge u sterk ge
noeg om nog eenige schreden te
doen
Een blos van vreugde steeg Von
Blize naar het gelaat, en hij kéék zijn
superieur recht in de van ontroering
trillende gelaatstrekken. Hij wilde
opstaan, maar het ging niet.
Kom, een paar stappen maar,
sprak graaf Weden en nam hem on
der den arm. Toen ze in de kamers
zijner dochter kwamen, riep de gene
raal op luiden toon
Kom eens hier, Gertrude, hier is
iemand, die je hulp hard noodig heeft
en ze ook dubbel verdient
Zijn laatste woorden werden over
stemd door een dubbelen jubelkreet,
en nog eer deze geheel was wegge
storven, zat de oude soldaat al weer
voor de tabellen en plannen der nieu
we batterij 1
(Centr.)
Haar eenige zoon.
Op eene wandeling door de Spes-
sart kwam ik op zekeren dag in een
klein dorp, waar ik tot den volgenden
morgen rusten wilde. Het eenige café j
zag er echter zoo weinig uitnoodigend
uit, dat ik, ofschoon ik volstrekt niet
verwend ben, geen lust had, mijne
vermoeide ledematen daar ter roste
te leggen. Ik zag daarom rond, of ik
niet ergens een beter onderkomen kon
vinden, en bemerkte aan den ande-!
ren kant van den weg een aardig en|
klein huisje, waar een oud vrouwtje
zat ,dat breide.
Moedertje, zeide ik, op haar toe- j
tredend, zoudt u mij niet kunnen zeg- -
gen, waar ik hter voor een nacht her- j
bergen ban? In het café ga ik niet,
graag, en u weet misschien iemand
in het dorp, die mij opnemen zou.
Het oudje het kon zoo wat aan
de zeventig zijn, zag er echter nog
zeer kras uit nam mij van 't hoofd
tot de voeten op. Dan antwoordde zij
dralend: Ik heb zelf wel een kamertje,
dat ik mijnheer zou kunnen afstaan,
als u dit voor lief wilt nemen.
Verheugd willigde ik het in en had
er geen berouw over, want het ka
mertje dat zij mij aanwees, was, zij
het dan ook eenvoudig, buitengewoon
net en zindelijk.
Heeft u nu ook soms iets te eten
voor mij, goed evrouw? zeide ik, toen
ik een half uur later bij haar in de
keuken kwam.
Een paar eieren, brood en baas
is genoeg, en als het u even goed is,
zet ik mij een weinig bij u neer. Om
uit te gaan ben ik toch te moe.
Spoedig zaten wij te zomen ln de
bevallige kamer op een kleine, iets
verschoten sofa, lieten het ons goed
smaken en onderhielden ons als twee
oude bekenden. Zij had iets goedhar
tigs, die oude vrouw, zoodat men zich
ln hare nabijheid geheel thuis ge
voelde. Zonder indringerige nieuws
gierigheid aan den dag te leggen
vroeg zij naar het waarheen en waar
om en vertelde mij, dat zij dat huisje
benevens een aardig sommetje van 'n
bloedverwant geërfd had.
Gedurende ons gesprek viel mijn
oog op den tegenover staanden wand.
Daar hing het beeld van een aardi-
gen Jongen man in uniform, en daar
onder op de kast lag op een klein
blauw kussen onder een glazen stolp
het ijzeren kruis.
De vrouw ving mijn verwonderden
blik op, zij bewoog zuchtend 't hoofd
en zeide halfluid:
Dat is Frans, mijn eenige jon
gen. In het jaar 1870 is hij voor het
vaderland gevallen.
Hij moet wel een dapper soldaat
geweest zijn, merkte ik op, op het
kruis wijzend, dat hem dat eereteeken
ten deel geworden is.
Ja, ja, een dappere jongen, mur
melde zij, terwijl zij zich met het
einde van haar schort langs de oogen
wreef, het moederhart weende
nog na 23 jaar om den verloren zoon.
Maair eigenaardig, hoe het zich toe
gedragen heeft.
Wilt u mij dat niet vertellen?
verzocht ik met ontwakende belang
stelling. Men hoort gaarne van ie-
man, die heldhaftig voor het vader
land gestreden heeft
Mijne lofsprekende woorden sche
nen haar aangenaam te roeren, want
een heldere straal vloog over haar
rimpelig gelaat. Als u het hooren wilt
zal ik het u wel vertellen, zeide zij,
wierp een t eed eren blik op het por
tret en begon;
<r* He< we» ln 1870, toen tfe Fran-
schen ln ona land wilden dringen.
Van alle kanten stroomden da man
nen tot bet leger, om tegen de over
weldigers op te krekken. Ook mijn
PVans 20 jaar was hij ottd bleef
niet thuis; hij trok mee er op uit, hoe
bittere smart het ook voor mij was,
mijn eenigen zoon van mij af te laten
gaan. Hij schreef een paar malen zeer
opgewekt en stuurde mij het portret,
dat daar aan den muur hangt Drie
maanden waren voorbijgegaan, se
dert hij weg was: ik hoorde slechts
zelden van hem, wist echter, dat hij
in Frankrijk stond en met zijn regi
ment op weg naar Parijs was.
Op zekeren avond nu, toen hij met
eene kleine afdeeling op surveillance
uitgegaan was, moest hij op wacht
staan, terwijl zijne kameraden zich
nedergelegd hadden voor eene korte
rost. Het was een donkere, stormach
tige nacht en vriezend koud boven
dien, zoodat het mijn-Frans niet al
te wel te moede was. Plotseling hoort
hij in zijne nabijheid een zacht kreu
nen. Opmerkzaam kijkt hij om zich
heen, grijpt zijn geweer vast en tracht
de duisternis te doorboren, daar hij
weet, dat hij voor de zekerheid van
zijne kameraden moet instaan.
Weer boort hij het kreunend ge
luid; het komt uit een kleine half
vervallen hut, geen dertig schreden
van hem verwijderd. Hij wil onder-
zoeken wat dat was, gaat voorzichtig
door de openstaande deur naar biff-
nen, steekt een lucifer aan en ont
dekt een menschelijke gestalte op den
grond liggend. Tot zijn geluk vindt
hij een halve kaars op de tafel en
daarmee licht hij in den hoek. Bij den
flikkerenden schijn ziet hij, dat de
gewonde een Franschman is, een vij
and. En toen kreeg hij medelijden,
omdat de arme kerel hem zoo ver
trouwelijk aangekeken en de hand
naar den mond geheven had om te
toonen, hoe hem de dorst kwelde.
Mijn jongen boog zich over hem heen,
om hem uit zijne veldflesch te laten
drinken. Toen ging hij weer op zijn
post staan.
Na een half uur echter ging hij
weer naar de hut; hij wilde zien hoe
de gewonde het maakte. Deze lag in
hevige koorts en jammerde om wa
ter Mijn Frans, die een week hart
had als een meisje, nam zijn veld-
flesch van den triem, en gaf ze aan
den Franschman, die een zwak: mer
ci, murmelde. Toen mijn jongen daar
na weer naar bulten trad, zag hij
voor zich geweren blinken en eer
hij nog recht wist, wat er toeging,
hadden hem vier overweldigers om
ringd en ontwapend. Dadelijk daarop
kwam een klein troepje soldaten, die
waarschijnlijk de slapende Pruisi
sche soldaten overvallen wilden. Zij
sta.ken Frans een doek in den mond,
opdat hij niet schreeuwen kon en
leidden hem in do .hut, waar hem
de kapitein allerlei vragen stelde om
te vernemen waar de vijand stond.
Frans antwoordde natuurlijk niet,
hetgeen de Franschman geweldig er
gerde, zoodat hij den armen jongen
met den dood dreigde.
Maar mijn jongen bleef standvastig
en heeft niets verraden. Nu werd de
officier woedend.
Stoot hem neer, beval hij zijnen
soldaten, doch eer zij dat doen kon
den, hoorden zij eene zwakke stem
uit den hoek, die hun toeriep, op
te houden. Verwonderd keken de lie
den rond en zagen den gewonde, in
wien zij een luitenant van hun regi
ment herkenden, dien zij reeds voor
dood gehouden hadden. Toen hij ver
telde hoe goedig de Duitsche soldaat
jegens hem geweest was, werd de of
ficier iets kalmer. Goed bromde hij,
voor nu mag hij leven, maar hij moet
met ons meegaan en bij het geringste
geluid dat hij geeft, wordt hij neer
geschoten. Neemt hem in u midden,
beval hij. En nu laat ons zelf het vij
andelijke leger zoeken.
Mijn arme Frans was buiten zich
zelf. Hij dacht er aan, dat hij had
moeten alarmeeren, en dat het on
rechtvaardig van hem geweest was
zijn post te verlaten. Nu worden die
arme soldaten door zijne schuld over
vallen en vermoord. Hoe zou hij hen
waarschuwen? De officier sloeg eerst
de verkeerde richting in en Frans
verheugde zich er reeds in stilte over
dat te nslotte nog alles goed af zou
loopen; doch plotseling keerde de of
ficier zich om en ging den goeden
kant uit, naar de plaats waar dB
Duitschers legerden. Nu was alles
verlaren.
In zijne vertwijfeling deed Frans
alsof hij struikelde en viel; de sol
daat naast hem wilde hem ophelpen;
toen greep Frans met beide handen
diens geweer en trachtte met zijn
vinger aan den trekker te komen. De
andere merkte dit en wilde het hem
verhinderen.
De jongen hield echter vast als gold
het zijn leven. Toen heeft die hond
van een Franschman hem zijn bajo
net in de borst ges too ten. Frans zonk
doodelijk gewond near, maar met een
laatste krachtsinspanning had hij
nog het geweer afgedrukt. Het schot
ging af; mijn zoon riep nog luid „de
vijand?"...
Toen zonk hij bewusteloos en met
bloed bevlekt in de sneeuw."
De oude vrouw, wier stem merk
baar trilde, hield eenige oogenblikken
op en wischte zich de tranen af, ter
wijl ik halfluid zeide; „Een dappere
jongen."
Zij knikte en ging dan verder:
Het schot en den roep waren ge
hoord; ln minder dan een minuut
stonden onze soldaten bereid tot den
strijd, vleien de Fransdien aan en
Joegen m op d evlucht. Mijn armen
jongen echter droegen zijne kamera
don ln het lazaret en de generaal zelf
kwam aan zijn bed, om hem tot loon
voor zijn moed, het ijzeren krols te
brengen. Doch Frans weerde hem af.
„Generaal", zoo sprak hij, „wan
neer u wist
Ik weet, dat gij een dapper sol
daat rijt, mijn zoon", had hij geant
woord.
Toen richtte Frans, wien het dood
zweet reeds op het voorhoofd stond,
zich half op en vertelde den generaal,
hoe zich alles toegedragen had, dat
hij rijn post verlaten had, en nu eer
der voor den krijgsraad komen moest
in plaats van het kruis te krijgen.
De schelmen hebben uwe goed
hartigheid jegens hun gewonden ka-
mora ad slecht genoeg beloond, meen
de do generaal, toen hij alles gehoord
had.
O, zij hadden mij immers ge
spaard en Ik wist wat mij te wachten
stond als ik alarm verwekte. Maar ik
wilde liever hunne bajonet in de
borst hebben dan mijne argelooze
kameraden; die rich toch op mij ver
laten hadden, te zien vermoorden. En
daarom ben lk blij, dat ik voor hen
sterven kan.
Geef mij uwe hand mijn zoon,
zeide de generaal. Gij xijt een dap
per jongeling en gij hebt het bruis
verdiend. Ik ben er trotsch op zulk
een soldaat ln mijn regiment te heb
ben.
Hij boog rich over Frans heen en
legde hem de orde op de borst. En
mijn jongen lachte zoo gelukkig en
zijn oogen straalden van genoegen,
en toen greep hij de hand van den
generaal en zeide: „Generaal ik heb
nog een verzoek aan u. Stuur mijn
moeder het kruis, als ik dood ben,
het zal haar toch verheugen van haar
Frans en zeg haar dat ik al
tijd aan haar gedacht...
De generaal had het hem beloofd.
Toen Is hij zalig ingeslapen, om niet
meer te ontwaken.
Ürie (fageii later ontving ik
kruis, als laatsten groet van mijn ee
nigen y:a» mijn lieven, goeden^Jom,
gen.
En de oude vrouw bedekte haar ge
laat met beide handen en weende
bitter.
OOK EEN FIRMA.
Koopman (tot den nieuwen Jongsten
bediende, die voor het eerst op het
kantoor komt) En weet je nu den
naam van onze firma?
Jawel, mijnheer, lk zag het op
de deur staan, toen ik binnen kwam
D uwen.
MoederHad de slang een langen
staart, Wlm?
WimZe was niets dan staart,
moeder.
Restaurateur (tot kok)Ik zou wel
eens willen weten, wat je eigenlijk ge
leerd hebt, als je van een kat niet eens
een eenvoudige hazenpastei kunt ma
ken I
Dokter Waar voelt u de pijn t
Leeraar (in de aardrijkskunde, ver-,
strooid) In mijn voet, ten noorden
van mijn hieL
HET VAT ZONDER BODEM.
Schoonvader Heb ik je gisteren,
toen ik je den bruidschat uitbetaalde,
niet een bankbiljet van duizend gul
den te veel gegeven
SchoonzoonOch mij kunt u nooit
te veel geven.
Bedelaar Mijnheer, kimt u mij eea
kleinigheid geven, ik heb u vroeger
ook wel een handje geholpen
UitgeverWat bedoel je, kerel
BedelaarHerinnert ge u niet meer
die inbraak een paar jaar geleden
door Jaap B. en zijn kornuiten?
UitgeverJa 1
BedelaarEn hoe de verslagen om
trent die zaak uw courant bekend den
den worden
Uitgever Ja I
Bedelaar Nu ik ben Jaap B.
JUIST.
A.Het schijnt me toe, dat uw zóón
de wielrenner, thans huiselijker is ge
worden
B.Ja, maar koffiehuiselijker f
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie deze rubriek,
betreffende, gelieve men te richten
'aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34»
Telephoon 1543.
Probleem No. 96, Motto „Winst*a
voor den wedstrijd No. XIIL
Zwart
46 47 46 4S
Zwart schijven op 2, 3, 5, 6, 8, 15, 29, 33, 34, 36, 38, 39 en dam op 44
Wit schijven op13, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 24, 25, 27. 37. 42. 47. 48 en dam!
op 50
Probleem No. 97, Motto „Zoeten1*,
voor den Wedstrijd No. XIV*
Zwart
Wit
Zwart schijven op4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 23, 24 en 29
Wit schijven op25, 26, 27, 28, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 33, 40, 42 en 45
Oplossingen van deze problemen
worden ingewacht aan bovengenoemd
adres uiterlijk Dinsdag 9 November
a. s. Oplossingen na dien datum inko
mende geven geen punten voor den
wedstrijd.
Oplossing van probleem No. 92
Motto „Greta", van den auteur
Wit29 - 24, 39 - 34, 28 - 22, 16 1,
42 - 38, 49 38 I
2e. Oplossing. Wit39 - 34, 40 - 34,
29 - 24, 28 - 23, 16 - 43, 43 2, 42 - 38,
49 38 1
Dit probleem komt dus wegens de
dubbele oolossing mede niet in aan
merking voor den wedstrijd van pro-
blemisten de auteur is ditmaal niet
gelukkig geweest.
Goede oplossingen ontvangen van
de heeren L. F. Wiegman to Scheve-
ningen, Chr. F. Vïsse te Overveen,
Joh. H. Blom, F. v. d. Booven, R.
Bouw, Joh. N. Arendsen, P. Geldorp,
Th. Germans, G. P. Heck, W. van
Daalen, J. Jacobson Azn., D. G. Ko
ning, C. L. V. Nagel, W. J. A. Matla,
Patrizlo Ottolini, E. H. Schouten. C.
Serodini, P. J. Eype, J. Mulder, T. Th*
Timmer.
In de stelling (zie vorige mbriekV
maakte wit, na den zet van zwart
22 - 27, als volgt de partij uit25 - 20,
29 - 24, 38 - 33, 45 34, 37 - 31, 41 5
Alleen de heeren L. F. Wiegman, R*
Bouw en D. G. Koning zonden ons een
goede oplossing.
DAMCURSUS VOOR
JONGFLTEDEN.
Jongelieden van 15 tot 18 jaar, die
kosteloos wenschen deel te nemen
aan een cursus in het dammen, kun
nen zich daartoe alsnog aanmelden
bij den secretaris van de Haarlemschó
Damclub, den beer J. Jacobson Azn.,
Burgwal 82 tot 88 alhier, of des Maan
dags na 8 uur san het lokaal der Ven.-
eenlging, Smedistraat 19.
De Haarlemsche Damclub houdt ha*
re bijeenkomsten lederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur in de bovenzaal
van Café Suisse, Smedestraat 19 (in
gang naast het café). Liefhebbers van
het damspel rijn daar steeds wel
kom.