HAARLEM'S DAGBLAD.
TWEEDE BLAD.
Haarlemmer Halletjes
ZATERDAG 6 NOVEMBER 1909
Haarlemsche
Handelsvereeniging
Goed gek. by Kon. Besl. van 12 Nov. 1809.
De Haarlemsche Handelsvereeni
ging hier ter stede, opgericht 10 Mei
1892, heeft in den loop van den tijd
wel haar recht van bestaan bewezen.
In zeer vele gevallen, zaken van ver
schillenden aard betreffende, is zij
opgetreden en dikwijls met groot
succès. Jammer echter, dat men alge
meen niet meer blijk geeft, dit te
waard ©eren, door als lid der Vereent»
ging toe te treden. Er zijn wel «aeer
dan 600 leden, maar dat is niet vol
doende. Elk handelaar, neringdoen
de, ja zelfs particulieren, moesten lid
.worden, om ten minste te laten gevoe
len, dat men het werk op prijs stelt,
dat de Haarlemsche Handelsvereeni
ging steeds opneemt, als doende, wat
hare hand vindt om te doen.
De voordeelen, die de Vereeniging
buiten hare bemoeiingen van ver
schillenden aard, haren leden aan
biedt, zijn zeer vele en zeer groote
tegenover de geringe jaarlijksche
contributie van f 3.50, die gevraagd
.wordt.
De Haarlemsche Handelsvereeni
ging bemoeit zich in de eerste plaats
er mede, de belangen van hare leden
te bevorderen, door onwillige beta
lers voor hen tot betaling aan te
manen en information voor hen in te
winnen. Bovendien hebben de leden
het recht, het hun gratis te verstrek
ken advies van den rechtsgeleerden
adviseur der Vereeniging te vragen,
die ook in proceduren en faillisse
menten gratis voor hen optreedt, na
tuurlijk alleen voor zaken betreffende
den handel en het bedrijf der leden.
Als proef kunnen voortaan nieuwe
leden voor een half jaar worden aan
genomen, doch slechts het 2e halfjaar
(van 1 November tot en met 30 April)
ad 1.75 de halve contributie.
Rechtsgeleerde adviseurs der Ver
eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de
Haan Hugenholtz en A. H. J. Merens,
Spaarne 94, alhier, die voor de ledeai
eiken werkdag van 2—4 uur des na
middags zijn te spreken.
Het kantoor is dagelijks geopend
•van 9—5 urn*.
I-Iet bureau der Vereeniging is ge
vestigd Jansweg 11.
Voor incasso's door bemiddeling
der Vereeniging wordt een vast
jrecht van 5 pet. der vordering bere
kend.
Bovendien moet 10 cent voor port
steeds worden bijgevoegd, bij inzen
ding van vorderingen door bemidde
ling der advocaten te innen.
De kosten van informatiën naar
huiten de stad woonachtige personen
bedragen 60 ets. pea- informatie, plus
vijf cents porto-vergoeding. Inform a-
tien naar binnen de stad wonende
personen worden gratis verstrekt.
Pretentiën op buiten de stad wo
nende personen worden niet behan
deld, wanneer niet 10 ets. voor porto-
vergoeding is toegevoegd.
Ruim 1748 informatiën en rechts
geleerde adviezen werden In het af-j
geloopen jaar gegeven.
In Augustus en September 1909 zijn
49 vorderingen tot een bedrag van
1477.38 1/2 betaald; 11 vorderingen
worden afbetaald; 9 vorderingen zijn
uitgesteld.
Volgens art. 7 dient het geheim der
lijsten van wanbetalers ongeschon
den te blijven.
Alle brieven, aanvragen, reclames
of wat ook, moeten worden geadres
seerd aan het bureau, dat geopend
Is dagelijks van 's morgens 9 tot 1 uur
en 's namiddags van 2 tot 4 uur,
waar dan ook verdere inlichtingen
zijn te bekomen.
Het Bestuur heeft bemerkt, dat men
soms meent, dat men, hoewel geen
lid der H. H. V., toch van haar infor
matiën kan bekomen, en brengt nu
nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis
dat alleen aan leden der Vereeniging
informatiën door haar worden ver
strekt, en dat voor informatiën op
hier ter stede woonachtige personen
nooit betaling mag worden gevor
derd.
HET BESTUUR.
Nicïtveillgtisldsdlensl
Tjuütt... tjuu-uü'tt... met een door-
haJverweegs-van-u-naar-oe-streven-
den klank verzoetelijkt uilengekras,
en dan aan het eind een ritsend ge
kletter van herhaald scherpe-mede»
klinkergeluid, dat de pareling van d&
middenvocalen met een bits gebots
van nijdig over elkaar tuimelende
geluidjes onderbreekt en stil maakt...
Als je düt in laten avond of hollen
nacht in je ooren hoort natrillen, mis
schien in deze herfst-gure dagen als
een soort fluit-solo, waarbij ram
meiende windvlagen en tot water-
schijfjes en natte streepjes op je slaap
kamerramen platslaande regen drup
pen een huiverige instrumentale be
geleiding in mineur trachten te bla
zen en te klepperen.... en je ligt dan
zoo behaaglijk-stil In de koestering
van de weldadig-warme dekeais, haal
je nog even je zinnen, die al naai' 't
onbewuste afdreven, terug, om den
geluidsprikkel, die in je hersens nog
bewust kon worden, te zetten in het
concentratiepunt van je weerkeerend
denken. En 't hangt maai' af van de
omstandigheid, of je in de buiten
wijken woont of hinnenstadter zijt,
of je bij die gedachten een uitroep-
teeken, dan wel een vraagteeken zet.
Woon je in de binnenstad, dan weet
je 't nog zoo niet, wat dat geluid te
beteekenen heeftmaai- staan je pe
naten en laren in de wijken langs de
stadsgrens, dan heb je 'i al vaker ge
hoord, dat ge-tjuut door de stille
straten en het geeft een gevoel van
rustige veiligheid, telkens weer als
je 't hoort.
't Is immers een bewijs, dat de wa
kers van den Nachtveiligheidsdienst
op hun post zijn J Want die zijn 't, die
dat uilen-geluid uit hun signaalflui-
ten de nachtstad inblazen.
Nachtveiligheidsdienst. In de ru
briek „Om Ons Heen" werd er on
langs aan herinnerd, hoe de klepper
man in vroeger tijden de nachtelijke
veiligheid verzekerde. Dat gemoede
lijke instituut maakte evenwel plaats
voor den nachtploeg van de stedelijke
politie. En we zijn thans reeds aan
het eind van het stadium gekomen,
waarin men van oordeel is, dat de
politie het wel alleen afkan.
Inderdaad is het een dwaling te
meenen, dat de politie hoe goed zij
ook moge georganiseerd wezen in
staat zou zijn de zich steeds uitbrei
dende steden zóó te beveiligen, dat
men des avonds kan gaan slapen met
de gedachte „Er kan niet ingebro
ken worden."
Een half honderd politiemannen is
niet hij machte het geheel© stadsge
bied te beveiligen tegen nachtvisites
van de broeders van het inbrekers
gilde. Daarom wint liet denkbeeld
van den particulieren nachtveilig
heidsdienst in de groote steden, dat
wil zeggen de centra der nachtelijke
onveiligheid, meer en meer veld, óók
in Haarlem.
Tot voor korten tijd bestonden er
zelfs twee van dergelijke instellingen
in onze stad. Natuurlijk één te veel.
Evenwel de goede weg is bewandeld
en de dienst van „Argus" is opgelost
in dien waarvan de heer M. Pothoven
directeur is. De heer H. P. Kruyer,
da directeur van de opgeheven instel
ling neemt thans de functie van
controleur van den dienst des heeren
Pothoven waar.
Op dit oogenblik zijn er ruim
800 huizen aangesloten. Dat is iets,
maar niet veel nog. Tenminste niet
genoeg. Dat legde de heer M. Potho
ven mij uit, toen ik eens met hem
kwam praten. En later heeft hij het
mij op een nachtelijke ronde door de
buitenwijken nog eens gedemon
streerd, hoe hij het bedoelde.
Zijn ideaal van een organisatie is,
dat de dienst voor elke straat, van
normale lengte, één waker zal kun
nen bekostigen voor lange straten
is één man nog niet voldoende eigen
lijk en zouden er dus meer moeten
aangesteld worden. Vooralsnog Is
dat echter een niet te bereiken toe
stand.
Wie het in handen hebben, om zulk
een gunstigen toestand te scheppen
Het zijn de ingezetenen, die zich in
veel grooter getal zouden moeten
aansluiten. De kosten zijn zeer ge
ring voor één of twee kwartjes in de
week heeft men de zekerheid, dat men
(mogelijkerwijze gesproken althans)
geen inbraak heeft te duchten. Som
migen zijn er, die hun huis gratis
laten bewaken. Wanneer men hen
aanspoort zich te abonneeren bij den
nachtveiligheidsdienst, geven ze bru
taalweg ten antwoord „Och, dat
behoef ik niet te doen, jullie bewaakt
immers het huis van m'n buurman!"
De heer Pothoven kan het met der
gelijke lieden niet te wel vinden, zal
men begrijpen.
Hoewel de gedachte verre van mij
is, reclame te maken voor deze parti
culiere onderneming, kan 'k toch niet
nalaten nog eenige voordeelen op te
sommen, die men bij aansluiting ge-
niet. De wakers zijn er niet alleen om
de huizen te bewaken. Ingeval van
brand bijv. maken zij alarm wordt
er een van de huisgenootan des nachts
ongesteld, men heeft maai' even den
waker te waarschuwen en deze haalt
dadelijk geneeskundige hulp.
Bovendien gaan de mannen van
den nachtveiligheidsdienst omstreeks
elf uur rond en nemen dan aan de
huizen der aangeslotenen brieven
aan, om die nog te posten.
Men m-Q©t niet denken, dat deze
hij werkjes de wakers van hun hoofd
werk afhouden, want de controleurs,
die per rijwiel de stad affietsen, bie
den hulp bij het verrichten der neven
zaken.
Bij m'n bezoek aan den heer Pot
hoven heb 'k eens een kijkje achter
de schermen gekregen en ben eenigs-
zins tot besef gekomen van de moei
lijkheden, die het ineenzetten en in
standhouden van zulk een dienst met
zich brengen.
De directeur is een geestdriftig ver
teller, die op warme wijze het goed
recht van zijn instelling weet te be
pleiten. 'k Kwam bij hem in z'n
woning in de Schouwtjeslaan, om een
uur of acht des avonds, met het plan
een half uurtje te blijven praten,
maar 'k zat er om elf uur nog. 'k Zat
er in het vertrekje, dat thans het
„kantoor" heet. De heer Pothoven
lachte zelf om dien weidschen naam.
„Maai-", zeide hij, „later maak ik er
iets grooters van."
Doch dat moet langzamerhand
groeien. Dan laat 'k hierachter een
loods maken, waarin de wakers dan
hun rusttijd kunnen doorbrengen."
Want het ligt in zijn bedoeling om
een twee ploegensteisel te maken, zóó
dat elke ploeg eenige nachturen en
eenige daguiren dienst doet. Dan kan
de dienst worden uitgebreid met een
bestel- en bodedienst, doch dat is een
zaak van later.
'k Wilde vertellen van de moeilijk
heden, welke zulk een instelling den
organisator berokkent. Het behoeft
geen betoog dat een dei-gelijke
dienst eigenlijk staat of valt met den
leidea-. Deze moet wel een bij uitstek
krachtige persoonlijkheid zijn, wil de
onderneming slagen. En zulk een
man is ongetwijfeld de heer Potho
ven. Een der groote moeilijkheden is
het kiezen van het personeel. Wie in
dienst van een instelling als deze is,
moet natuurlijk strikt eerlijk zijn, en
iemand zijn, die zich niet aan sterken
drank te buiten gaat. Voorts moet hij
niet opzien tegen de onaangename
taak van soms uren achtereen in het
gure jaargetijde rond te loopen, ter
wijl de elementen hem zijn baantje nu
niet bepaald tot het prettigste maken.
De man moet niet bang zijn...- en
nog heel wat andere eigenschappen
bezitten, die hem voor de betrekking
geschikt maken. Dat alles moet de
directeur nu bij een sollicitatie bij de
gegadigden ontdekken, 'k Zat er bij,
toen er zich eenigen kwamen aanmel
den. 'k Zou niet gaarne de gesprek
ken weergeven, want de heer Potho
ven is allesbehalve malsch uitgeval
len. Zijn jarenlange omgang met 't
personeel der E. N. E. T. en E. S. M.,
waarbij hij de betrekking van inspec
teur van vervoer vervult, en voor
dien tijd met de arbeiders aan „Elec-
tra" te Amsterdam, hebben de in aan
leg zeker reeds aanwezige eigenschap
ontwikkeld, dat hij zijn Pappenhei
mers meestal bij den eersten oogop
slag kent. Als ik in een sollicitant
niets anders zag dan een wat be
duusd aan z'n pet frommelend man
netje, gaf de heer Pothoven door z'n
eigenaardige manier van kortaffe
vragen stellen een merkwaardig kijk
je op des sollicitants wezen.
Er zijn er natuurlijk wel, die Iets
op hun kerfstok hebben. Dat houden
ze dan altijd geheim, maar het baat
hun niet veel. De directeur zegt dan
zoo langs z'n neus weg: „Nou, kom
morgenavond maar eens terug en
breng dan een bewijs van goed ge
drag van de politie mee!" Zoo had hij
er ook een, toen 'k er was, doch nau
welijks had de man de deur achter
zich dicht getrokken, of de heer Pot
hoven lachte me toe: „Diè zie 'k nooit
weer terugl"
Zoo doet de directeur zich kennen
als een man van breede en zware sug
gesties. Er gaat van bem een bijzon
dere influentie uit, die z'n man
nen drijft tot ijver en goed gedrag,
omdat ze voelen, dat hun patroon dat
waard is. Het overwicht van een per
soonlijkheid wordt zeer spoedig ge
voeld en is men zich die bewust, dan
volgt het gehoorzamen vanzelf, niet
een slaafsch gehoorzamen, doch een
bewust naar 't goede trachten.
Natuurlijk zijn er altijd menschen,
die het betoonde vertrouwen schen
den. Daarover liep de heer Pothoven
nu te vertellen, toen we den volgen
den nacht, lang na twaalf uur de
stad rondwandelden. Uren achtereen
had m'n zegsman eens staan uitkij
ken naar een waker, dien hij ver
dacht, in den diensttijd in een cafée-
tje te gaan drinken.
Tegen zulke lieden Is de chef
onverbiddelijk. Geen smeekbeden hel
pen, ze worden ontslagen. Men be-
grijkt dat het ook niet anders kan.
Strenge tucht moet er heerschen en
personen, die zich aan d erge ijk wan
gedrag schuldig maken, benadeelen
daardoor de onderneming waaraan
ze werkzaam zijn.
Het ijzeren gestel, dat de heer Pot
hoven bezit, maakt, dg-t hij bijna geen
behoefte heeft aan slaap. Dit stelt
hem in staat op allerlei ongelegen tij
den er uit te gaan om zijn mannetjes
te oonti'oleeren. En ook al gaat hij
er niet op uit, weet hij middeltjes ge
noeg, om zich op de hoogte te stellen
of iedereen zijn plicht doet en op zijn
post is. Waar die trucjes in bestaan,
mag 'k niet oververtellen, want ze
moeten voor de wakers zelf een ge
heim blijven.
We hadden In den donkeren nacht
een poosje rondgeloopen, toen m'n
geleider mij eens liet hooren, hoe hij
kan zien, of alles richtig is. De heer
Pothoven blies op z'n fluit... en een
paai* seconden later hoorde 'k het
antwoord: tjuüt... snerpte het sig
naal van den waker terug. Dat was
rechts van ons... Tjuüt... ging het
weer een oogenblik later uit de
linker-streektjuütfloot zach
ter de fluit van een veraffe waker en
zoo ging 't door, een gehoorsafstand
ver. Want als één dit signaal blaast,
antwoordt iedere bewaker, die het
hoort. Het fluit-geluid van de nacht
veiligheidsmannen loopt dus de
heele stad in het rond.
Sommige der beambten worden ver
gezeld door honden, meestal in de
moeilijke en eenzame wijken. Op ver
schillende punten ontmoetten we de
wakers, ze slenterden hun ronden af,
of gingen nauwkeurig na of deuren
en ramen der aangesloten huizen wel
goed gesloten waren. Is dat niet 't ge
val, dan wordt de bewoner opgescheld
en als men iets verdacht merkt, het
huis onderzocht. Bemerkt hij des
nachts onraad, dan heeft de abonné
van 's heeren Pothoven's dienst niets
anders te doen dan een herhaald sig-
naal-gefluit te doen hooren, want ook
de aangeslotenen zijn in het bezit van
een dergelijke fluit. De wakers snel
len dan toe, een houdt de wacht en
de ander waarschuwt de politie.
De heer Pothoven wil nl. zijn dienst
niet doen concurreeren met het poli
tietoezicht. 1-Iij is integendeel zeer ge
steld op samenwerking. Daarom laat
hij zijn mannen niet onbezoldigd ge
meente-veldwachter worden. Dit om
te voorkomen, dat zij alleen optreden
en de politie er buiten laten. Als de
bewaker onraad heeft geconstateerd
moet hij politie halen, om gezamen
lijk het geval verder te behandelen.
Dit lijkt mij een zeer juist stand
punt, het voorkomt naijver tusschcn
beide bewakingscorpsen en verhoogt;
daardoor het resultaat van de wer
king èn van politiekorps èn van naeht-
veiligheidsdienst.
JAC. C. M. Jr.
PARIJSCHE BRIEVEN.
CVI.
Ik heb een tooneelstuk geschreven.
Ja waarlijk, ik heb een tooneelstuk
geschreven. Zoo tusschcn mijn muzi
kaal- en theatraal-kritische bedrijven
door.
Niet makkelijk, hoor, het maken
van een tooneelstuk. Weet ge, wat ik
vind, dat er de moeilijkste kunst
greep van is De menschen op tijd te
laten komen en gaan. Dat moet in
een tooneelstuk sluiten als een bus.
Nou, en nu is liet eigenaardige in het
werkelijke leven, dat er aan den
eenen kant zooveel te-laat-komers,
aan den anderen kant zooveel plak
kers zijn. Wat drommel Ik heb toch
•liet recht om te-laat-komers en plak
kers ten tooneele te voeren Maar
breng dan maar eens de werkelijk
heid en het tooneel bijeen. Het too-
neel, zeggen ze, mag geen oogenblik
of hoogstens 121/2 seconde leeg
staan. En een bedrijf mag niet te
lang duren. Bon Of liever heele-
maal niet „bon". Menschen, die te
laat komen, en mensd\en, die plak
ken, werken gemeenlijk met minuten,
ja, zelfs mot halve uren. Schipperen
moet je dus in je tooneelstuk, schip
peren, dat je e-r raar in je hoofd van
wordt. O hoe benijd ik bijvoorbeeld
Herman Hevermans, die gèdiologeer
de artikeltjes schrijft, ze met oen bij
zondere soort van lijm aan elkaar
plakt en die plakseldingen dan in het
lieve vaderland als „spelen" van dit
of dat op de planken vermag te bren
gen en van do hand kan zetten. Knap,
razend knap vind ik dat.
En dan dat Parijsche Fransch, die
Parisismen Zo veranderen elk jaar,
neen, elk seizoen. Heugt het. u nog,
hoe in Holland de menschen een tijd
lang bij do onmogelijkste gelegenhe
den de uitdrukking „heel©maal al
leen" van hun lippen lieten vloeien
Welnu, te Parijs wemelt liet van der
gelijke locale uitdrukkingen, die ech
ter maar korten tijd opgang maken
en daarna vervangen worden door
andere, nieuwere. Wie, bijvoorbeeld,
a u nog een „Je me Pdemande" of een
„Fallait pas qu'y aille I" zou loslaten,
zou door de echte Parijzenaars voor
een wezen uit het antediluviaunsch
tijdperk worden aangezien.
Met de woorden is het uilteraard
een graadje erger en ingewikkelder
dan niet de uitdrukkingen.
Kortom, met de Parisismen gaai
het als met do trekvogels op een ge
geven oogenblik smeren ze 'm. Alleen
komen veie Parisismen nóóit wcèrom
dat is het verschil.
En, ach, zelfs de blijvende woor
den.... Enkele voorbeeldjes. Mijn le
zers kennen natuurlijk allemaal voor
treffelijk Fransch en weten, dat liet
Fransche woord „Bah niet gelijk
waardig is aan hetzelfde Ilollandschc
tusschenwerpsel, doch wel overeen
komt met ons „Ach kom I". Onze sma
delijke uitroep „Bali luidt in het
Fransch „Peuh 1" of „Pouah
Doch wilt ge wel gelooven, dat er
minstens drie maanden actieve oIh
servatie oftewel observatieve functie
voor noodig is om te weten te komen,
welke stervelingen der Parijsche we
reld „Peuh en welke andere
„Pouah I" zeggen.
Enzoovoort, enzoovoort. Tot in het
oneindige.
Dat alles is crimineel moeilijk en
vordert abominabel veel tijd. En ik
kan me best begrijpen, dat. een En-
gelschnian te Parijs eens den volgen
den brief schreef aan zijn vrouw (e
Londen
„My sweetheart,
Ik maak kolossale vorderingen
in de Fransche taal, my darling.
Ik leer nu de onregelmatige werk
woorden, en je kunt je niet voor
stellen, hoe talrijk en hoe moei
lijk ze zijn. Toch schiet ik goed
op. Wil ik je eens het werkwoord
„gaan" („s'en aller") vervoegen
Je zult schrikken van de moei
lijkheden. Luister
Je in'en vais,
Tu üars.
11 file,
Nous fichons le camp,
Vous vous esbignez,
lis se la cassent.
De rest is even ingewikkeld en
lastig."
Doch nu dien ik zelf op te schieten.
Mijn stuk was dan eindelijk klaar.
Den inhoud verklap ik u niet Ik zegu
alleen mam', dat ik er een psychopa
thisch geval ix> behandeld heb wat,
nu Lombroso juist gestorven is, het
ding actueel, „up to date" maakt,
niet?
Ik toog er mee naar een schouw-
burg-directeur. Ik alleen, uit mezelf.
Zonder aanbeveling, dus of iets van
dien onrhoogdrukkenden aard. Ik heb
mijn leven lang protectie versmaad.
De theater-Cerberus voegde me de
volgende beminnelijke woorden toe
Ahalweer een nieuwe drama
turg De vierde vandaag Maar je
kunt nooit weten.... Leg uw stuk daar
maar neer. Zoodra ik tijd heb, zal ik
het lezen. En als het wat is, neem ik
het.
Hoopvol ging ik heen.
Drie maanden achtereen hoorde ik
er niets meer van. liet wachten moe
de, schreef ik den theuterkoning, of
hij zoo vriendelijk wilde zijn, zich
mijn persoontje nog te herinneren.
Waarop hij mij mijn pennevrucht
gaaf terugzond, met de verontschuldi
ging, dat hij nog geen tijd had gehad,
er van te proeven.
Directeur no. 2 gaf me het stuk da
delijk terug en zei
Pardon, meneer, ik heb mijn
eigen tooneelschrï j vers, on die betaal
ik koninklijk.
De bedoeling van het laatste zins
deel is mij zelf nog niet recht duide
lijk.
Directeur no. 3 nam mijn stuk niet
eens ter hand. Onwillig zei hij
Al het werk, dat critici leveren..-
peuh I
Ik antwoordde hem
Het verstand van zaken, dat di
recteuren hebben.... pouah 1
Directeur no. 4 sprak mij opgansch
vrieudschappelijken toon toe
Wat mank ik nu met een stuk
van iemand, die als tooneelschrijver
heelemaal onbekend is ?Zie, dat u er
ook den naam van een bekenden dra
maturg op krijgt, en dan kunnen we
verder zien.
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
Nauwelijks hadden we ontbeten, of
Jan bracht me een groote enveloppe,
waarop als hoofd gedrukt stond G e-
meentebestuur van Haar
lem en dat geadresseerd was aan
Den WelEdelgestrengen Heer Fidelio,
Haarlem.
Ik keek er verwonderd naar. Van
't gemeentebestuur was ik geen be
richten wachtende en aan groote en
veloppen heb ik een hekel. Let maar
eens op als de menschen je wat te
schrijven hebben in een groot cou
vert, is het maar zelden iets goeds.
Maar Jan grinnikte. „Hoe komt u
zoo plotseling edelgestreng, pa?"
vroeg hij. „Zouden ze eindelijk in den
Haag en hij keek naar mijn
knoopsgat, dat nog altijd leeg is.
Een oogenblik knopte mijn hart van.
blijde, verwachting, maar onmiddel
lijk daarop bedwong ik dat weer,
In groote enveloppen ik zei het
'al moet je nooit blijde verrassingen
verwachten.
„Gekheid", zei ik dus, „het zal wel
•Wat over de belasting wezen." En daar
je met zulke dingen nooit haast hoeft
te maken, omdat belasting nooit ge
voegelijk daalt, maar altijd ongenoe-
'gelijk klimt, dronk ik mijn thee op,
las mijn ochtendblad verder en kwam
er daarna pas toe, de enveloppe te ope-
hen,
Ais ik op het tooneel was geweest, zou
Jk vol vuur zijn opgesprongen, den
•br'oj hebben heen, en' weer gezwaaid
en geroepen„vrouw, Jongen
en dan van vreugde niet verder ge
kund hebben.
Maar als er geen publiek Is in een
huiskamer, die trouwens maar 41/2
is bij 4, en je zit er alléén met je
vrouw en zoon. dan maak je zooveel
drukte niet..
Ik zei dus niets, keek alleen maar
versuft, „als een uil in doodsnood",
beweerde de beleefde Jan.
Deze betiteling kwam allerminst te
pas, juist nu ik op de meest eervolle
manier tot een belangrijke betrekking
was benoemd.
Ik had althans deze voldoening, dat
zelfs mijn niet tot zwijgen te brengen
zoon In ademlooze stilte luisterde
naar de voorlezing van het gewichtige
schrijven
WelEdelgestrenge Heer,
„Met dezen hebben wij de eer U mee
„te deel en, dat wij onder de 135 solli
citanten naar de betrekking van
„controleur der plaatselijke belastin-
„gen niemand hebben kunnen vin-
„den, die ons geheel voldoet Wij heb-
„ben- derhalve het voorrecht U deze
„betrekking aan te bieden op een aan
vangssalaris van tienduizend gulden
„per jaar, welk tractement naar wij
„meenen althans eenigszins ln over-
„eenstemming Is met Uwe bijzondere
„verdiensten.
Wij zwegen alle drie, zooals dat
past na een onverwacht bericht. Juist
toen mijn vrouw haar lippen spitste
tot een veelbe teekenend „Goeie
grut 1" zei Jan: „ik begrijp nog altijd
niet, waarom u edelgestreng Is ge
worden.'1
..Edel'V zei ik waardig, >,was Ik al
en gestreng zal ik nu voortaan dienen
te wezen. Versta je dat
Daarop ging Lk verontwaardigd de
kamer uit, omdat mijn vaderlijk ge
zag niet toereikend is om hem er uit
te krijgen.
Onmiddellijk antwoorden diat ik de
benoeming aannam, scheen me min
der gewenscht. Het is veel tactischer
te doen alsof je vindt, dat zooiets je
van rechtswege toekomt, dan er dank
baarheid voor te toonen. Maar één
■ding kon dadelijk gebeuren, namelijk
mijn nieuwe functie zoo langzamer
hand beginnen. Zou het niet een
schitterenden indruk maken, wanneer
ik, tegelijk met het bericht, dat ik de
benoeming aannam, een lijstje gaf
van personen, die belangrijk konden
worden verhoogd
Dus stapte ik de deur uit, tot heil
der gemeente en met een parapluie,
want 't regende flink.
Een paar huizen verder stond mijn
groentenhoer. Zijn wagen was pas
nieuw geverfd, de lak lag er nog op
en ln sierlijke witte letters prijkte de
naam van den eigenaar.
„Vertel me eens", zei ik vriendelijk,
„gaan de zaken zóo goed, dat de wa
gen zoo mooi opgeschilderd kon wor
den
„De zaken. vroeg hij en keek zoo
verachtelijk naar zijn wagen, alsof hij
aan bloemkool, andijvie en roode kool
een bloedwraak had, gezworen 't
zou wat I In de zaken is 't malaise. De
wagen is opgeschilderd door een ar
men kerel, die me zijn groente niet
betalen kon I Boerenkool, juffrouw
nee die Is er nog niet 1"
„Goeiendag", zei ik, en ging verder.
't Was ook niet verstandig geweest
met een groentenman te beginnen.
Grooter sommen moesten belast wor
den, dan zoo'n kleine koopman ver
dient.
Op den hoek van de straat stonden
twee heeren te praten, die ik niet ken
de. Ze hadden blijkbaar verschil van
meening. De een sloeg met zijn voor
vinger naar den ander en stond druk
te betoogen. De ander schudde maar
met zijn hoofd en riep, juist toen ik
voorbijgaan wou:
„Ik verwed duizend gulden, dal t
niet waar is I"
„Neemt me niet kwalijk, heeren",
zei ik, „maar hooide ik u niet zeg
gen duizend gulden?"
„Ik begrijp niet zei de man
van de duizend gulden.
„Met uw welnemen", ging ik hoogst-
beleefd voort, „maar u zei het toch."
„Ja, dat deed ik, maar ik begrijp
niet met welk recht
„Ik u dat vraag Dan zal ik u on
middellijk inlichten. Ik hen benoemd
tot controleur van de belastingen en
stel daarom prijs op de kennismaking
met iemand, die zoomaar duizend gul
den over één verschil van meening
kan verwedden. Dat moet wel een rijk
man wezen. Is 't niet onbescheiden te
vragen, waarover het verschil Mep?"
„OCh", zei de een, „ik zei, dat keien
duurder zijn dan klinkers a a"
„Bn ik zeg, dat hij er niets van
weet", riep de ander.-
„En die duizend gulden vroeg ik.
„O, dat is maar hij wijze van spre
ken, ik ben heelemaal geen duizend
gulden rijk I"
„En ik ook nletl*-5
„Maar heeren", zeï ik, „lïoe kunt u
£an pip zoo'u som wedden
„Juist omdat we die niet hebben",
gaf de wedder ten antwoord.
Ik nam den hoed af en ging heen.
Achter mij BChaterde het tweetal zeer
onheusch.
Nu nam ik mijn weg naar de socië
teit. Daar zou wel heelwat te verdie
nen wezen. En jawel, de eerste dien ik
er zie is Hupstra, die zit te vertellen
van zijn reizen in Zwitserland.
„We kwamen in Interlaken", zei hij
(bonjour, Fidelio, gaat 't goed?)
„maar alles was vol. Massaas vreem
delingen, Engelschen en Amerikanen
vooral, die grof betaalden. Ik dacht I
„een goeie Hollander laat zich niet
bluffen" en zoo nam ik de eenige over
gebleven kamers in 't grootste hotel
aan de promonade, een suite met bad
kamer voor honderd mark per dag.
De Engelschen en Amerikanen dron
ken 's middags aan tafel Bourgogne,
ik champagne. Hou de eer van je land
op, zei ik tot me zelf. En dat gebeurde.
De oberkellner noemde me Herr Von
Hupstra en de eigenaar van 't hótel
fluisterde, als ik voorbijkwam, zooiets
van HerrBaron. t."
„Dat zal een flinken duit gekost
hebben", bracht ik in 't midden.
„Natuurlijk", antwoordde Von Hup
stra triomfantelijk. „Maar de Engel
schen en Amerikanen waren gebluft."
„Zeker. Alleen moet je voor zulke
dingen wel een groot inkomen heb
ben I"
„Hoe zoo vroeg Hupstra, die het
niet begreep en argwaan scheen te
krijgen.
„Je moet wetenik ben controleur
van de gemeentebelastingen gewor
den en nu dacht ik zoo, dat je belas-
tingcijfer wel eens mag worden her
zien
Als ik een spook was geweest, zou
de stilte die hierop volgde, niet groo
ter hebben kunnen zijn. Het heele
kringetje, waarin Hupstra zat te ver
tellen, zweeg, Herr Baron zelf werd
eerst wat rood en toen wat bleek en
zei eindelijk „Geef je geen moeite,
de heele reis was een cadeau van tante
Lize uit Arnbcm. Ik betaal dus zeker
geen cent belasting méérl Ga je me»
een partij biljarten, Van Puffelen
En daarmee verspreidden ze zich en
lieten mij alleen staan. Ik zag, dat in
de sociëteit do hoofden bij elkander
werden gestoken. Er werd gefluisterd
en op mij gewezen. Als ik in de buurt
kwam, gingen ze uit elkaar.
„Pas op je zakken 1" riep er een ach
ter mijn rug. Maar toen ik me omkeer
de keek ieder een anderen kant uit.
Toen ging ik maar weg en naaf
huis, nam een pen en schreef aan 't
Stadhuis, dat ik de vereorende benoe
ming niet zou aannemen, omdat wa
gens werden geschilderd voor groente-
schuld, gewed werd om geld dat do
menschen niet hadden en op reis do
gebraaie haan uitgehangen op kosten
van tante Lize. Onder deze omstan
digheden achtte ik het beter, de taak
aan een ander over te laten, 't Speet
me alleen van die tiendui ik
bedoel, omdat Jk nu niet nuttig wezen
kon voor 't algemeen.
FIDELIO-
Naschrift f Voordat de lezer er in
loopt, wil ik even in vertrouwen mee-
deelen, dat pa dat allemaal maai' ge
droomd heeft- Ik heb hom hóóren
i snurken 11
JAN F.