Verschijnt dagelijks, behalve op Zon* en Feestdagen.
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
OM ONS HEEN
ikiitenlaadach Overzicht
FfcUiLLBTOfS
Het Vergaan van de
„Lady jerinyn."
27e Jaargang. No. 8105
DONDERDAG 25 NOVEMBER 1909
V"'
ABONNEMENTBH ADVERTENT IÊNi
PER DRIB AAAMDBNi p 3 s? Vaii 1—5 regels 50 ets.: Iedere regel iceer 10 Cis. EuKen het Arrondissement
Voo? Haarlem i 1.26 Haarlem van 1—5 regels elke regel mee? ƒ0. sfë Reclames 3C Cent per «tel.
Voor de dorpen fa den omtrek waar een Ageol gevestigd is (kom der BÖ Abonnement aanzienlijk rabat
gemeente)9 !*?9 W Advertentiën van Vraag" en Aanbod, hoogstens zes regels. 25 Cts. per plaatsing i
Franco per post door Nederland 1.65 (py aF. 35 50 Cts. voor 3 plaatsingen h contant
GdSu^erd Zondagsblad, "voor Haarlem' 1 037y Redactie en Administratie t Groote Bontstraat
omstreken en franco per post 0.45 UitereoniDinnaa] Ttlefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
ÏJIfgay® der Vennootschap Loarens Custer. Direct ear J. 0. PEEREB9Q1ILDrukkerij i Zajder Bnitenspaarne 6. Teïefoonnnmmer 122.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten bet Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Bultenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 76—78, Arasterdam. Telephoon interc. 6229.
TWEEDE BLAD.
No. 1040.
Os Haarlemsche Waterleiding.
ii.
De strekking der opmerkingen van
Prof. Dubois geven aanleiding tot de
yolgende vragen
Is het juist, dat de putjes van de
Haarlemsche waterleiding verstopt
faken (verslammen), zoodat men er
Onvermoeid en bijna aanhoudend se
dert jaren bezig is, de verstopte fil*
j^ftrs schoon te maken en voor een deel
door meuwe te vervangen
Zoo ja, vereischt dit inderdaad een
„zeer aanzienlijk koienverbruik" Of
met andere woorden zijn de produc
tiekosten van ons Haorlemsch duin
water belangrijk hooger, dan bij een
ander systeem noodig wezen zou
Komt dit verslammen bij diepputten
niet of in veel geringer mate voor
Bestaan er andere bezwaren tegen
dit stelsel van diepputten, die door
Prof. Dubois niet zijn genoemd
Heeft het gemeentebestuur en de
directie van de waterleiding zoodani
ge wijziging van de waterleiding in
overweging genomen, of wenscht men
zich te houden aan het bestaande
systeem
Ik weet natuurlijk in ,het geheel
niet, op welke manier ons gemeente
bestuur reageeren zal tegenover het
rapport van Prof. Dubois. Natuurlijk
zou ik het toejuichen, wanneer men
nu eveneens open kaart speelde, den
stand van de zaak bloot legde en in
onderhandeling trad met het Bloe
mend aalsche gemeentebestuur en me
vrouw Van der Vliet als eigenaresse
van de duinen. Wel schijnt het lang
geleden, dat in den gemeenteraad
hulde werd gebracht aan de mede
werking van mevrouw Van der Vliet
do totstandkoming van de Haar
lemsche waterleiding en dat de Raad
die woorden van den burgemeester
toejuichte. Partijen staan nu, schijnt
het, op voet van oorlog. Waartoe,
waarvoor Met oneenigheid Is hier
toch waarlijk niets te bereiken. De
gemeente Haarlem, de gemeente Bloe
men daal en mevrouw Van der Vliet
hebben bij een schikking allen be
lang. Niets kan ontactischer zijn, dan
wanneer Haarlem zich-gaat gedragen
als de groote slokop, die alles maar
naar b'nnen werkt, zonder zich aan
de klachten van de slachtoffers te
storen.
Is dit de houding van ons gemeente
bestuur niet, is het ook zijnerzijds tot
schikking bereid, welnu, dat- dit blij-
ke. Niet in de vergadering van B. en
W. alleen, niet in de Raadsvergade
ring met gesloten deuren, maar
openlijk, opdat de onrust, die de
Haarlemmers moet bekruipen, nu zij
het afkeurend oordeel van Prof. Du
bois over onze waterleiding gelezen
hebben, worde gestild. Dat is noodig.
Hoewei het niet met ronde woorden
in het rapport gezegd wordt, krijgt
Wie het leest toeh den indruk, alsof
Haarlem, langs het BloemendagIsche
gemeentebestuur en mevrouw Van
der Vliet heen, zich in het bezit wil
stellen van een zeer groot duinterreln,
ik heb gehoord niet minder dan dui
zend hectaren. Maar als die poging
mislukt, als belanghebbenden de ont
eigening weten te verhinderen, als
inderdaad waar is, dat onze water
leiding in haar togenwoordigen om
vang niet meer in staat is, in de be
hoefte van Haarlem te voorzien
wat dan?
Prof. Dubois heeft groote sympathie
voor diepboring. Hij noemt er tal
van voordeelen van op ruime water
levering, het opvangen van anders
nutteloos wegvloeiend zoetwater, de
onschadelijkheid voor den boven
grond, de bijna onbegrensde onafhan
kelijkheid van de terreingrootte, de
onafhankelijkheid van de periodieke
wisselingen van den neerslag en het
feit, dat zij het beste drinkwater le
vert.
In het rapport vertelt Prof. Dubois
van een gedane proefneming op het
terrein van de Haarlemsche water
leiding. Dat was in het begin van
1904 de heer Dubois was er bij tegen
woordig. Naderhand zijn er nog een
paar bijgemaakt. Naar Prof. Dubois
vernam, hebben zij evenwel niet aan
de verwachting voldaan, omdat er
niet krachtig genoeg op gepompt kon
worden.
„Dit nu", zoo lees ik in het rapport,
„is wel niet te verwonderen, als men
weet dat de gewone zuigputten slechts
ongeveer driekwart meter werden af-
gepompt, terwijl de normale water
standen der diepputten plus minus
een tot anderhaJven meter lager zijn,
dan die der zuigputten 1"
Ik fantaseer niet, ik schrijf letter
lijk over. Mij dunkt, hier moet mis
verstand bestaan op zoo.... kinder
lijke manier doet men toch geen proe
ven. Wanneer B. en W. te avond of
morgen inlichtingen geven, zullen zij
dit punt wel niet onweersproken
laten.
Het spreekt van zelf Haarlem moet
water hebben. Geen stad kan zonder
een behoorlijke waterleiding bestaan
en het zou een overgroots dwaasheid
moeten heeten, wanneer wij, op een
boogschots afstand van het mooiste
waterreservoir, dat iemand zich maar
denken kan, de duinen, ons straks in
het gebruik van water moesten gaan
bekrimpen. Geen enkel openbaar col
lege zal dan ook den moed hebben,
om een voorstel tot grondonteigening
voor zulk een doel af te wijzen. De
vraag is er evenwel een van meer of
minder. En in verband daarmee er
ken ik graag, dat de quaestie boven
water of diepwater er een is van
zuiver technischen aard, die door lee-
ken niet voldoende kan worden be
oordeeld. Toch kan ook de ondeskun
dige veel van wat in het rapport van
Prof. Dubois staat geschreven, begrij
pen en verwerken. Hij krijgt er in elk
geval den indruk van, dat dit diep
putten nog niet zoo dwaas schijnt te
wezen en zou zich gaarne een nader
oordeel vormen met datgene, wat van
de weerpartij tegen het diepputten en
vóór het bovenwater mocht worden
aangevoerd.
Wij, Haarlemmers, die wel in
de allereerste plaats rekening hebben
te houden met de belangen van onze
waterleiding, moeten toch ook niet
vergeten, dat er belangen zijn van
Bloemendaal's gemeentebestuur en
mevrouw Van der Vliet. Het kan na
tuurlijk nooit aangenaam wezen voor
een gemeente, wanneer een andere
gemeente in haar grondgebied uitge
strekte bezittingen heeft.
Of er een tijd zal komen, waarin de
uitgestrekte duingronden gemakkelij
ker te koop zullen zijn, dan op dit
oogenblik het geval is, kan wel nie
mand zeggen. Ik geloof niet, dat het
voor de gemeente Bloemend aal nuttig
of voordeelig is, dat er op dit oogen
blik niets van wordt afgestaan. Maar
het lijkt mij evenmin voordeelig voor
Haarlem, wanneer Haarlem ten dien
ste van de waterleiding die terreinen
onteigent. Wanneer deze stelling toe
lichting vereischt, zal ik die geven.
Toen de Binnenlandsche Exploitatie
maatschappij eenige buitens kocht en
daarvan bouwterrein maakte, is daar
door niet alleen Bloemendaal's bloei
vergroot, maar ook Haarlem bevoor
deeld. Wij in Haarlem hebben veel
belang bij een vooruitgaand Bloeanen-
daal. En al weet ik zeer goed, dat de
terreinen van de Binnenlandsche nog
niet zijn volgebouwd, dat er vrij spoe
dig behoefte aan meer bouwterrein
zal komen, is te voorzien. Mocht op
dat oogenblik Haarlem die terreinen
bezitten alleen ten dienste
vanhaar waterleiding, dan
is daarmee noch Bloemendaal's uit
breiding, noch Haarlem's belang ge
diend. Het ideaal is, dat mettertijd
deze uitgestrekte duingronden voor
parkeD in exploitatie worden ge
bracht.
Het schijnt bijna landverraad, om
aldus te oordeelen over de plannen
van onze eigen gemeente.
Dat is evenwel maar schijnbaar.
Kan Haarlem voor zijn waterleiding
groote terreinen niet missen, dan
krijgt het die ik heb het al betoogd
bij onteigening zeker.
Maar de mogelijkheid bestaat
Prof. Dubois heeft die in zijn betoog
over diepputten aangewezen dat de
gemeente Haarlem aan een zeer klein
terrein genoeg heeft.
Daarom stelde ik aan het begin van
dit artikel enkele vragen, zonder mij
evenwel te vleien met de hoop, dat IK
daarop antwoord krijgen zal.
Maar misschien is er een Raadslid,
dat noodig vindt het publiek over den
stand der zaak te doen inlichten. Een
interpellatie aan B. en W. zou het
noodige licht kunnen brengen.
Het wordt, dacht me, tijd dat er
niet langer over een zoo belangrijke
aangelegenheid wordt gezwegen.
Vooral nu men van andere zijde ge
sprokenen zóó gesproken heeft.
J. C. P.
DRANK-ELLENDE.
Geheel-enthouders zingen:
Was de drank de wereld uit,
't Zou een andere wereld wezen...
Dat is waar! Ais „Schiedam ge
sloten" was, zou dit een gelukkige
verbetering zijn. De jenever toch
brengt veel, zeer veel, ellende.
Reeds lang was 'k daarvan over
tuigd (wie eigenlijk niet?), maar de
ze overtuiging is nóg sterker gewor
den, toen 'k er opzettelijk op uitge
gaan ben, om *t leed van nabij te
zien.
't Is Zaterdagavond 10 uur. In de
volksbuurt is 't al stil geworden. Een
enkele voorbijganger keert uit de
stad huiswaarts; snel loopend, want
't gure regenweer maakt 't buiten
zijn ongenietbaar.
Uit een café komt een geroezemoes
van stemmen, een gerinkel van glas
en een gestommel van biljart-queuen.
Daar gaat 't nog vroolijk toel
Een arbeidersvrouw komt nauw-
hoorbaar aangeloopen. Bij 't licht der
lantaarn zie 'k een bleek ingevallen
gelaat, waarop dadelijk de lijdens
trek te ontdekken is. 't Mensohje is
blootshoofds, ook zonder mantel. Zou
de kou hè&r niet deren?... Voor 't café
blijft ze staan.
Ze luistert met 't oor tegen de deur-
reet
't Geroezemoes der stemmen van
hen die binnen zijn klinkt ongestoord
yoort, nu en dan verlevendigd door
schelle uitroepen en vloeken...
't Is duidelijk, dat de vrouw luis
tert, of haar man onder de bezoekers
is. Blijkbaar heeft ze zijn stem her
kend. Nu gaat ze voor 't café heen en
weer loopen, schier Bluipend langs
de huizen; ineengekrompen, als wil
ze zich verbergen... Af en toe luistert
ze nog oven aan de deur, heel behoed
zaam I Ze vergist zich toch niet?...
In eens schrikt ze weg... De deur
wordt met een smak geopend en wag
gelend treedt een man naar buiten.
Hij ziet 't vrouwtje en keert even te
rug, om door de deur met schorre
stem te schreeuwen: Hé, Jan, je wijf
houdt hier de wacht, pas op hoorl
't Eenige antwoord van binnen is
een rauwe vloek...
Nu blijft 't vrouwtje om den hoek
wachten. Met zware dreun-stappen
nadert een politie-agent; hij kijkt
naar 't menschje, kijkt naar 't café,
en loopt door. Hij begrijpt...
Zoo heeft de vrouw al een half uur
in den killen regen staan wachten.
Telkens wanneer de café-deur ge
opend wordt, gluipt ze om 't hoekje,
om te zien, wie 't is, die naar buiten
komt. Eindelijk is h ij 'tl Ze gaat
naar den waggelenden dronkaard...
Dig Jan...
De vrouw ziet z'n onvasten gang
en wil hem een arm geven.
Hou op met je gezanik, 't Is een
mooi schandaal dat je maakt... Ga
maar naar huis, ik heb zelf boenen
om te loopen...
Ach, Jan, ga nou moe naar huis,
T is al zoo laat... 'k Heb nog geen
weekgeld van je gehad, 'k moet nog
al do boodschappen doen, en... zie
je... ik was zoo bang, dat je... dat je
aan mijn geld zou komen... Toe wees
niet boos op me...
Jou geld... M ij n geld, ik heb er
voor gewerkt... Gun je me niet eens
een borrel...
Dat wel Jan, maar... Er ls in
huis geen brood, de jongens benne
nog niet naar bed, ze hebben hon
ger... Toe geef nou gauw m'n geld;
die arme stakkers...
Geld... geld... jelui wijven zani
ken altijd dm geld. Steek ook je kl...-
wen uit, als je daar niet te lui voor
ben...
Toe Jan, geef 't nou... 'k Ben
zoo koud en nat... Alsjeblieft...
Maak niet zoo'n heibel, anders
krijg je geen cent... 't Is een schrale
week; nou hier heb je zes gulden...
Jan, zes gulden, hoe moeten we
daar de heele week van leven?... Geef
er nog een paar gulden bij, toe
denk om je arme kinderen...
Wat?... nog meer?Gekheid, 'k
Hou zelf niks over...
Toe Jan... ik smeek je er om...
Nu ajuus hoor, ik ga er hier nog
een koopen.
De man is voor een ander café
blijven staan.
Jan, kom ga nou mee naar huis.
Je heb nu genoeg gedronken... Ga
nou mee?...
Hou je sm...l vervelend mensch.
't Gaat jou niks an, jij heb je geld...
Geef me dan nog ééne gulden...
Adjuusl
De man gaat 't café binnen. Het
vrouwtje blijft buiten snikkend in
haar verdriet... Thuis wachten de
kinderen, die honger hebben...
Zaterdagavond, of eigenlijk Zon
dagmorgen, bijna half één. Een be
schonken man loopt in zig-zag-lijnen
over de straat, in zich zelf mopperend,
tl ij laveert een steegje in en ver
dwijnt na eenig gestommel in een der
huisjes.
Bijzonder gezellig, wanneer een
vrouw zoo de thuiskomst van haar
man moet afwachten aldus overleg
ik in me zelf. Een serie gruwelijke
vloeken schrikt me op... Ik sta voor
't huisje, waar deze dronkaard woont.
De aller-gemeenste taal slaat de man
uit, en een gestommel van stoelen
vermeerdert 't lawaai...
Geef me vreten... Hoor je me,
vreten moet ik hebben.
Een zachte, sussende vrouwen
stem: Ik heb geen eten in huis... den
heelcn avond heb ik op je zitten
wachten, maar je bleef weg... Jij had
't geld...
Hoor je me, geef me vreten...
Nog meer vloeken en gestommel...
Ook hoor 'k een angstig gegil van
een vrouw: „Om Godswil, sla me niet,
ik heb geen eten..."
Zondagmiddag. Voor een café staan
twee kinderen, een jongen en een
meisje van acht of negen jaar. Als de
deur opengaat gluren ze steels-gewijs
naar binnen.
Zie je pa?...
Ja, kijk, daar!...
Nog wachten de kleinen. Eindelijk,
als weer de deur opengaat, roept 't
meisje met weeke kinderstem nas*
binnen*
Paatje, moe vraag of u komt
eten?...
Even later komt vader. Waggelend
gaat hij naast de kinderen...
Spelende jongens roepen hem na?
„hou je roer recht."
Het meisje vat pa's hand en zegt:
„komt u maar gauw mee"..*
Zondagavond 6 uur. In een der
hoofdstraten is een opstootje. Vier
agenten dragen een dronken man
aan armen en beenen naar 't politie
bureau.
Kinderen scheppen vermaak in hei
relletje en zingen: „rijden in een wa
gentje, als je dan niet rijden wil,
dan draag ik je."
Een omstander: En dat ls nou een
heer met een hoed op. 't Is een moot
schandaal...
Zie hier eenige straattoneeltjes»
zooals ze eiken dag te zien zijn.
Nieuws heb ik u dus niet verteld".-
Toch kan 't wellicht goed zijn, nog.
eens te wijzen op de ellende dooï
drankmisbruik veroorzaakt, 't Is een
herhaald pleidooi voor drankbestrij-'
ding...
Drank bestrijding, hetzij
door 't propagandeeren'voor do ma
tigheid, of voor de geheelonthouding,
dat is verschil van tactiek. Maar be
strijding van drankmisbruik in elk
geval!
'k Eindig met een blijde tijding!
Eenige jaren geleden schreef 'k een
schetsje over eeu Kerstmis-bedeeling
van 't Leger des Heils. Onder de be
zochte gezinnen was er een, waarvan
de man veel misbruik maakte van je
never; zóó, dat hij z'n zieke vrouw
en kinderen honger en gebrek liet
lijden. Door bemiddeling eener wel
dadige dame is 't gezin toen voo*
broodsgebrek bespaard gebleven.
Nu is de man geheel-onthouder ge
worden en zorgt als een goed huis
vader voor z'n vrouw en kinderen.
Een gelukkige omkeeringl...
KEES.
Gisteren was er
IN 'T HOOGERHUIS
al weer veel belangstelling, nóg meee
zelfs dan vorige dagen, maar 't ge
wichtig moment van de stemming na
dert ook 1 Toch is 't uur daarvoor nog
niet te raden. Op het sprekerslijst je
hebben zooveel peers hun naam gezet,
dat het debat misschien wel tot Zater
dagavond zal duren; dan hebben da
heeren den Zondag om nog eens kalm
na te denken en kunnen Maandag wel
licht hun beslist vóór of tegen zeg
gen.
Misschien zal 't aantal tegenstem
mers bij de bekende motie van Lord
Lansdowne nog belangrijk grooter
zijn, dan men eerst heeft gedacht.
Reeds hebben verschillende Hoogcr-
huis-leden in variaties gezegd Ik ben
tesren de begrooting, maar voel me
niet gerechtigd, om vóór de motie te
stemmen.
Zoo heeft Lord Rosebery gezegd, dat
hij niet zou stemmen vóór de motie,
in verband met de verklaringen, die
S?)
door
E. W. Horoun g.
0
Alles is dan in orde. Iedereen weet,
dat ik daarheen ben geweest. Zij zul
len liet mij aan de bank moeten uit
betalen, en als je wacht in de cab,
zai ik je dadelijk zeven duizend pond
Uitbetalen Je verdient het niet, Cole,
maar je zult het hebben, en wij zul
len samen de anderen wel klein krij
gen I
Hij sprong opgewonden overeind,
en was het volgend oogenblik bij de
deur.
Wacht even, riep ik uit.
Waar ga je heen
"Naar beneden om het hun te ver
tellen.
Hun wat te vertellen
Dat je het met mij deelen wilt,
en dat alles in orde is.
En denk je dan werkelijk, dat Ik
zoo iets doen zal
Hij had do deur open gemaakt; na
een poosje hoorde ik. dot hij haar
weer sloot. Maar ik zag zijn gelaat
niet, voordat hij vlak voor mijn bed
kwam staan. En toen bracht het mij
aan 't schrikken. Het was vertrokken
en doodsbleek van woede en ver
driet.
Je hebt mij dus voor den gek ge
houden 1 riep hij woedend uit.
Neen, ik heb de zaak overwogen,
Rattray.
En wil je mijn aanbod niet aan
nemen
Natuurlijk niet. Ik zei niet, dat
ik dat overwogen had.
Hij stond tegenover mij met ge
balde vuisten en starende oogen.
Begrijp je dan niet, dat ik er op
gesteld ben je het Leven te redden
riep hij uit. Begrijp je dan niet,
dat dit de eenige manier daarvoor is?
Denk je, dat die mensch en daar be
neden er iets om geven, of zij één
moord meer of minder op hun gewe
ten hebben Ben je werkelijk zoo'n
dwaas, dat je liever wil sterven d^n
je mond houden
In elk geval wil ik mijn mond
ten minste niet houden voor geld,
zei Ik. Maar verder ben ik het nog
niet met mijzelf eens.
Heel goed I zei hij nu. U zal
u enkel maar houden, al9of gij het
geld aanraakt. Alles wat ik noodig
heb Is, de anderen te overtuigen, dat
het tegen je belang is iets bekend te
maken. Eigenbelang is het eenige mo
tief, dat zij begrijpen. Je waard alleen
is voor mij genoeg.
Veronderstel eens, dat ik mijn
woord alleen niet zou willen geven
zei ik op vriendelijken toon, die
niet zoo hatelijk bedoeld was als hij
ongetwijfeld scheen.
Toch waren zijn voorstellen en op
merkingen op hun beurt voor mij
grievend genoeg.
Wat ik je vragen mag, Cole,'wees
toch niet zoo'n idioot I barstte hij
hartstochtelijk uit. Je weet, dat ik
tegen de anderen ben, en je weet ook,
wat zij willen, toch doe jij je best om
■mij op hun zijde te houden I Je weet
wie zij zijn, en toch aarzel je nog I O,
wees verstandiggeef mij ten minste
je woord, dat je voor altijd over al
les, wat je weet, je mond zult hou
den.
Heel goed, zei ik. Ik geef je
mijn woord mijn eerewoord, Raü
tray maar op één conditie.
En die is
Dat je mij juffrouw Denlson voor
altijd van hier en van deze menschen
weg laat voeren
Zijn gelaat werd van woede ver
wrongen de toorn verdween en
maakte plaats voor een sombere uit
drukking vol doodelijken haat.
Dus weg van mij zei Rattray,
door zijn tanden heen.
Van u allen.
Nu herinner ik het mij, n ver
telde mij dat dien nacht. Ha, ha, ha 1
U voelde liefde voor haar u u l
Dat heeft er niets mee te ma
ken, zei ik, mijn ledikant van woe
de en zenuwachtigheid heen en weer
schuddend.
Ik hoop het nietU, u zou liet
wagen naar haar op te kijken
Wel, riep ik uit, zij mag
mij dan misschien niet liefhebben,
maar zij vervloekte mij ten minste
niet zooals zij u doet ja, zelfs uw
gezicht en uw naam I
Dan moet het maar gaan oog
om oog en tand om tand.
En een oogenblik dacht ik, dat hij
van plan was er een eind aan te ma
ken, door mij onmiddellijk te dooden.
Zijn vuisten vlogen ln de lucht. Als
ik een gezond man geweest was, dan
zou ik wat anders ondervonden heb
ben, zoo vertelde hij mij, onder een
stortvloed van vloeken, die hij anders
niet gewoon was te gebruiken.
U maakt misbruik van uw zwak
heid, zooals iedere rekel, zei hij
opgewonden.
En u van uw kracht zooals
iedere schurk van uw soort I zei ik.
U doet uw best er een van mij
te maken, antwoordde hij bitter.
Ik doe in alle opzichten mijn best,
aan uw zijde te blijven. Ik wil mij
opofferingen voor u getroosten en zoo
een misdaad voorkomen. Toch lig jij
daar en wilt niets van mijn voorstel
hooren en plaagt mij juist met dat
gene, wat mij toch al zoo geweldig
hindert.
Ik weet, dat ik er u aanlei
ding voor gaf. En ik weet, dat ik
mijn verdiende loon heb. Waarom
denkt u, dat Ik op deze geheele ver-
wenschte zaak inging
Niet om het goud, mijn jongen,
maar om het meisje En nu wil zij
niet naar mij omkijken. En dat is
mijn verdiende loon. Maar denk
je werkelijk, dat zij mij venvenscht,
Cole?
Ik zou niet weten, hoe het an
ders mogelijk was, nadat zij weet van.
de misdaad, waarin u de hand heeft,
zei ik, met zooveel vriendelijkheid,
als mij op dat oogenblik mogelijk was.
Ik sprak nog niet woede in het hart,
terwijl er van hem niets was overge
bleven dan een rampzalig mensch van
knap uiterlijk, die zijn schuldig hoofd
op de borst liet hangen in dezelfde
kamer, zoo stelde ik mij voor, waar
hij eens als een lief, onschuldig kind
had liggen slapen.
Cole, zei hij, ik zou er.twee
maal mijn aandeel in dit akelige
aardsche slijk voor over hebben, als
ik nooit mijn hand in dit complot
had gehad maar teruggaan kan ik
nietdaarom moet ik nu tot het ein
de volhouden.
Dat zie ik niet in, zei ik.
Je zegt, dat je het niet gedaan hebt
om het geld Geef dan je aandeel op;
de anderen zullen er dadelijk op af
komen en Eva zal ln elk geval niet
zoo heel slecht over je denken.
Maar wat moet er van haar
worden, als ik er mijn handen van
aftrek
- Jij en ik zullen haar naar vrien
den brengen, of waar sij ander*
wenscht heen te gaan.
Neen, neen 1 riep hij uit. Ut
heb nooit mijn kameraden in den
steek gelaten, en daar zal ik nu niet
mee beginnen.
- Ik geloof niet, dat je ooit zulke
vrienden hebt gehad om te verlaten,
was mijn antwoord daarop. Vol
komen afgescheiden van mijn eigety
aandeel in deze zaak, hindert het mij
geweldig, een jongen man zooals gij
zijt, met dergelijke menschen in zoo'n
complot te zien gemengd. Ga er uit.
man, ga er uit, nu je nog kunt Nu
is er nog gelegenheid. Ga er uit
Ik ging van opgewondenheid recht
overeind zitten. Ik zag hem wanke
len. En één oogenblik welde er een
groote hoop in mijn hart op. Maar
hij klemde zijn tanden opeen. Zijn
gelaat werd somberder. Hij schudde
zijn hoofd.
Daarover valt zelfs niet eens te
praten, en dat moest je weten, zei
hij. Als ik met iets begin, ga ik er
ook mee door, al zou ik er ook door
sterven. Ik kan dat niet helpen. Het
is te laat om terug te gaan. Ik ga
voort, en jij gaat met mij mee, Colo,
als een verstandige kerel I
#üordt vervolgd)-