Verschijnt dagelijks, behalve op Zon* en Feestdagen. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. OM ONS HEEN ikiitenlaadach Overzicht FfcUiLLBTOfS Het Vergaan van de „Lady jerinyn." 27e Jaargang. No. 8105 DONDERDAG 25 NOVEMBER 1909 V"' ABONNEMENTBH ADVERTENT IÊNi PER DRIB AAAMDBNi p 3 s? Vaii 1—5 regels 50 ets.: Iedere regel iceer 10 Cis. EuKen het Arrondissement Voo? Haarlem i 1.26 Haarlem van 1—5 regels elke regel mee? ƒ0. sfë Reclames 3C Cent per «tel. Voor de dorpen fa den omtrek waar een Ageol gevestigd is (kom der BÖ Abonnement aanzienlijk rabat gemeente)9 !*?9 W Advertentiën van Vraag" en Aanbod, hoogstens zes regels. 25 Cts. per plaatsing i Franco per post door Nederland 1.65 (py aF. 35 50 Cts. voor 3 plaatsingen h contant GdSu^erd Zondagsblad, "voor Haarlem' 1 037y Redactie en Administratie t Groote Bontstraat omstreken en franco per post 0.45 UitereoniDinnaa] Ttlefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. ÏJIfgay® der Vennootschap Loarens Custer. Direct ear J. 0. PEEREB9Q1ILDrukkerij i Zajder Bnitenspaarne 6. Teïefoonnnmmer 122. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten bet Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Bultenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstraat 76—78, Arasterdam. Telephoon interc. 6229. TWEEDE BLAD. No. 1040. Os Haarlemsche Waterleiding. ii. De strekking der opmerkingen van Prof. Dubois geven aanleiding tot de yolgende vragen Is het juist, dat de putjes van de Haarlemsche waterleiding verstopt faken (verslammen), zoodat men er Onvermoeid en bijna aanhoudend se dert jaren bezig is, de verstopte fil* j^ftrs schoon te maken en voor een deel door meuwe te vervangen Zoo ja, vereischt dit inderdaad een „zeer aanzienlijk koienverbruik" Of met andere woorden zijn de produc tiekosten van ons Haorlemsch duin water belangrijk hooger, dan bij een ander systeem noodig wezen zou Komt dit verslammen bij diepputten niet of in veel geringer mate voor Bestaan er andere bezwaren tegen dit stelsel van diepputten, die door Prof. Dubois niet zijn genoemd Heeft het gemeentebestuur en de directie van de waterleiding zoodani ge wijziging van de waterleiding in overweging genomen, of wenscht men zich te houden aan het bestaande systeem Ik weet natuurlijk in ,het geheel niet, op welke manier ons gemeente bestuur reageeren zal tegenover het rapport van Prof. Dubois. Natuurlijk zou ik het toejuichen, wanneer men nu eveneens open kaart speelde, den stand van de zaak bloot legde en in onderhandeling trad met het Bloe mend aalsche gemeentebestuur en me vrouw Van der Vliet als eigenaresse van de duinen. Wel schijnt het lang geleden, dat in den gemeenteraad hulde werd gebracht aan de mede werking van mevrouw Van der Vliet do totstandkoming van de Haar lemsche waterleiding en dat de Raad die woorden van den burgemeester toejuichte. Partijen staan nu, schijnt het, op voet van oorlog. Waartoe, waarvoor Met oneenigheid Is hier toch waarlijk niets te bereiken. De gemeente Haarlem, de gemeente Bloe men daal en mevrouw Van der Vliet hebben bij een schikking allen be lang. Niets kan ontactischer zijn, dan wanneer Haarlem zich-gaat gedragen als de groote slokop, die alles maar naar b'nnen werkt, zonder zich aan de klachten van de slachtoffers te storen. Is dit de houding van ons gemeente bestuur niet, is het ook zijnerzijds tot schikking bereid, welnu, dat- dit blij- ke. Niet in de vergadering van B. en W. alleen, niet in de Raadsvergade ring met gesloten deuren, maar openlijk, opdat de onrust, die de Haarlemmers moet bekruipen, nu zij het afkeurend oordeel van Prof. Du bois over onze waterleiding gelezen hebben, worde gestild. Dat is noodig. Hoewei het niet met ronde woorden in het rapport gezegd wordt, krijgt Wie het leest toeh den indruk, alsof Haarlem, langs het BloemendagIsche gemeentebestuur en mevrouw Van der Vliet heen, zich in het bezit wil stellen van een zeer groot duinterreln, ik heb gehoord niet minder dan dui zend hectaren. Maar als die poging mislukt, als belanghebbenden de ont eigening weten te verhinderen, als inderdaad waar is, dat onze water leiding in haar togenwoordigen om vang niet meer in staat is, in de be hoefte van Haarlem te voorzien wat dan? Prof. Dubois heeft groote sympathie voor diepboring. Hij noemt er tal van voordeelen van op ruime water levering, het opvangen van anders nutteloos wegvloeiend zoetwater, de onschadelijkheid voor den boven grond, de bijna onbegrensde onafhan kelijkheid van de terreingrootte, de onafhankelijkheid van de periodieke wisselingen van den neerslag en het feit, dat zij het beste drinkwater le vert. In het rapport vertelt Prof. Dubois van een gedane proefneming op het terrein van de Haarlemsche water leiding. Dat was in het begin van 1904 de heer Dubois was er bij tegen woordig. Naderhand zijn er nog een paar bijgemaakt. Naar Prof. Dubois vernam, hebben zij evenwel niet aan de verwachting voldaan, omdat er niet krachtig genoeg op gepompt kon worden. „Dit nu", zoo lees ik in het rapport, „is wel niet te verwonderen, als men weet dat de gewone zuigputten slechts ongeveer driekwart meter werden af- gepompt, terwijl de normale water standen der diepputten plus minus een tot anderhaJven meter lager zijn, dan die der zuigputten 1" Ik fantaseer niet, ik schrijf letter lijk over. Mij dunkt, hier moet mis verstand bestaan op zoo.... kinder lijke manier doet men toch geen proe ven. Wanneer B. en W. te avond of morgen inlichtingen geven, zullen zij dit punt wel niet onweersproken laten. Het spreekt van zelf Haarlem moet water hebben. Geen stad kan zonder een behoorlijke waterleiding bestaan en het zou een overgroots dwaasheid moeten heeten, wanneer wij, op een boogschots afstand van het mooiste waterreservoir, dat iemand zich maar denken kan, de duinen, ons straks in het gebruik van water moesten gaan bekrimpen. Geen enkel openbaar col lege zal dan ook den moed hebben, om een voorstel tot grondonteigening voor zulk een doel af te wijzen. De vraag is er evenwel een van meer of minder. En in verband daarmee er ken ik graag, dat de quaestie boven water of diepwater er een is van zuiver technischen aard, die door lee- ken niet voldoende kan worden be oordeeld. Toch kan ook de ondeskun dige veel van wat in het rapport van Prof. Dubois staat geschreven, begrij pen en verwerken. Hij krijgt er in elk geval den indruk van, dat dit diep putten nog niet zoo dwaas schijnt te wezen en zou zich gaarne een nader oordeel vormen met datgene, wat van de weerpartij tegen het diepputten en vóór het bovenwater mocht worden aangevoerd. Wij, Haarlemmers, die wel in de allereerste plaats rekening hebben te houden met de belangen van onze waterleiding, moeten toch ook niet vergeten, dat er belangen zijn van Bloemendaal's gemeentebestuur en mevrouw Van der Vliet. Het kan na tuurlijk nooit aangenaam wezen voor een gemeente, wanneer een andere gemeente in haar grondgebied uitge strekte bezittingen heeft. Of er een tijd zal komen, waarin de uitgestrekte duingronden gemakkelij ker te koop zullen zijn, dan op dit oogenblik het geval is, kan wel nie mand zeggen. Ik geloof niet, dat het voor de gemeente Bloemend aal nuttig of voordeelig is, dat er op dit oogen blik niets van wordt afgestaan. Maar het lijkt mij evenmin voordeelig voor Haarlem, wanneer Haarlem ten dien ste van de waterleiding die terreinen onteigent. Wanneer deze stelling toe lichting vereischt, zal ik die geven. Toen de Binnenlandsche Exploitatie maatschappij eenige buitens kocht en daarvan bouwterrein maakte, is daar door niet alleen Bloemendaal's bloei vergroot, maar ook Haarlem bevoor deeld. Wij in Haarlem hebben veel belang bij een vooruitgaand Bloeanen- daal. En al weet ik zeer goed, dat de terreinen van de Binnenlandsche nog niet zijn volgebouwd, dat er vrij spoe dig behoefte aan meer bouwterrein zal komen, is te voorzien. Mocht op dat oogenblik Haarlem die terreinen bezitten alleen ten dienste vanhaar waterleiding, dan is daarmee noch Bloemendaal's uit breiding, noch Haarlem's belang ge diend. Het ideaal is, dat mettertijd deze uitgestrekte duingronden voor parkeD in exploitatie worden ge bracht. Het schijnt bijna landverraad, om aldus te oordeelen over de plannen van onze eigen gemeente. Dat is evenwel maar schijnbaar. Kan Haarlem voor zijn waterleiding groote terreinen niet missen, dan krijgt het die ik heb het al betoogd bij onteigening zeker. Maar de mogelijkheid bestaat Prof. Dubois heeft die in zijn betoog over diepputten aangewezen dat de gemeente Haarlem aan een zeer klein terrein genoeg heeft. Daarom stelde ik aan het begin van dit artikel enkele vragen, zonder mij evenwel te vleien met de hoop, dat IK daarop antwoord krijgen zal. Maar misschien is er een Raadslid, dat noodig vindt het publiek over den stand der zaak te doen inlichten. Een interpellatie aan B. en W. zou het noodige licht kunnen brengen. Het wordt, dacht me, tijd dat er niet langer over een zoo belangrijke aangelegenheid wordt gezwegen. Vooral nu men van andere zijde ge sprokenen zóó gesproken heeft. J. C. P. DRANK-ELLENDE. Geheel-enthouders zingen: Was de drank de wereld uit, 't Zou een andere wereld wezen... Dat is waar! Ais „Schiedam ge sloten" was, zou dit een gelukkige verbetering zijn. De jenever toch brengt veel, zeer veel, ellende. Reeds lang was 'k daarvan over tuigd (wie eigenlijk niet?), maar de ze overtuiging is nóg sterker gewor den, toen 'k er opzettelijk op uitge gaan ben, om *t leed van nabij te zien. 't Is Zaterdagavond 10 uur. In de volksbuurt is 't al stil geworden. Een enkele voorbijganger keert uit de stad huiswaarts; snel loopend, want 't gure regenweer maakt 't buiten zijn ongenietbaar. Uit een café komt een geroezemoes van stemmen, een gerinkel van glas en een gestommel van biljart-queuen. Daar gaat 't nog vroolijk toel Een arbeidersvrouw komt nauw- hoorbaar aangeloopen. Bij 't licht der lantaarn zie 'k een bleek ingevallen gelaat, waarop dadelijk de lijdens trek te ontdekken is. 't Mensohje is blootshoofds, ook zonder mantel. Zou de kou hè&r niet deren?... Voor 't café blijft ze staan. Ze luistert met 't oor tegen de deur- reet 't Geroezemoes der stemmen van hen die binnen zijn klinkt ongestoord yoort, nu en dan verlevendigd door schelle uitroepen en vloeken... 't Is duidelijk, dat de vrouw luis tert, of haar man onder de bezoekers is. Blijkbaar heeft ze zijn stem her kend. Nu gaat ze voor 't café heen en weer loopen, schier Bluipend langs de huizen; ineengekrompen, als wil ze zich verbergen... Af en toe luistert ze nog oven aan de deur, heel behoed zaam I Ze vergist zich toch niet?... In eens schrikt ze weg... De deur wordt met een smak geopend en wag gelend treedt een man naar buiten. Hij ziet 't vrouwtje en keert even te rug, om door de deur met schorre stem te schreeuwen: Hé, Jan, je wijf houdt hier de wacht, pas op hoorl 't Eenige antwoord van binnen is een rauwe vloek... Nu blijft 't vrouwtje om den hoek wachten. Met zware dreun-stappen nadert een politie-agent; hij kijkt naar 't menschje, kijkt naar 't café, en loopt door. Hij begrijpt... Zoo heeft de vrouw al een half uur in den killen regen staan wachten. Telkens wanneer de café-deur ge opend wordt, gluipt ze om 't hoekje, om te zien, wie 't is, die naar buiten komt. Eindelijk is h ij 'tl Ze gaat naar den waggelenden dronkaard... Dig Jan... De vrouw ziet z'n onvasten gang en wil hem een arm geven. Hou op met je gezanik, 't Is een mooi schandaal dat je maakt... Ga maar naar huis, ik heb zelf boenen om te loopen... Ach, Jan, ga nou moe naar huis, T is al zoo laat... 'k Heb nog geen weekgeld van je gehad, 'k moet nog al do boodschappen doen, en... zie je... ik was zoo bang, dat je... dat je aan mijn geld zou komen... Toe wees niet boos op me... Jou geld... M ij n geld, ik heb er voor gewerkt... Gun je me niet eens een borrel... Dat wel Jan, maar... Er ls in huis geen brood, de jongens benne nog niet naar bed, ze hebben hon ger... Toe geef nou gauw m'n geld; die arme stakkers... Geld... geld... jelui wijven zani ken altijd dm geld. Steek ook je kl...- wen uit, als je daar niet te lui voor ben... Toe Jan, geef 't nou... 'k Ben zoo koud en nat... Alsjeblieft... Maak niet zoo'n heibel, anders krijg je geen cent... 't Is een schrale week; nou hier heb je zes gulden... Jan, zes gulden, hoe moeten we daar de heele week van leven?... Geef er nog een paar gulden bij, toe denk om je arme kinderen... Wat?... nog meer?Gekheid, 'k Hou zelf niks over... Toe Jan... ik smeek je er om... Nu ajuus hoor, ik ga er hier nog een koopen. De man is voor een ander café blijven staan. Jan, kom ga nou mee naar huis. Je heb nu genoeg gedronken... Ga nou mee?... Hou je sm...l vervelend mensch. 't Gaat jou niks an, jij heb je geld... Geef me dan nog ééne gulden... Adjuusl De man gaat 't café binnen. Het vrouwtje blijft buiten snikkend in haar verdriet... Thuis wachten de kinderen, die honger hebben... Zaterdagavond, of eigenlijk Zon dagmorgen, bijna half één. Een be schonken man loopt in zig-zag-lijnen over de straat, in zich zelf mopperend, tl ij laveert een steegje in en ver dwijnt na eenig gestommel in een der huisjes. Bijzonder gezellig, wanneer een vrouw zoo de thuiskomst van haar man moet afwachten aldus overleg ik in me zelf. Een serie gruwelijke vloeken schrikt me op... Ik sta voor 't huisje, waar deze dronkaard woont. De aller-gemeenste taal slaat de man uit, en een gestommel van stoelen vermeerdert 't lawaai... Geef me vreten... Hoor je me, vreten moet ik hebben. Een zachte, sussende vrouwen stem: Ik heb geen eten in huis... den heelcn avond heb ik op je zitten wachten, maar je bleef weg... Jij had 't geld... Hoor je me, geef me vreten... Nog meer vloeken en gestommel... Ook hoor 'k een angstig gegil van een vrouw: „Om Godswil, sla me niet, ik heb geen eten..." Zondagmiddag. Voor een café staan twee kinderen, een jongen en een meisje van acht of negen jaar. Als de deur opengaat gluren ze steels-gewijs naar binnen. Zie je pa?... Ja, kijk, daar!... Nog wachten de kleinen. Eindelijk, als weer de deur opengaat, roept 't meisje met weeke kinderstem nas* binnen* Paatje, moe vraag of u komt eten?... Even later komt vader. Waggelend gaat hij naast de kinderen... Spelende jongens roepen hem na? „hou je roer recht." Het meisje vat pa's hand en zegt: „komt u maar gauw mee"..* Zondagavond 6 uur. In een der hoofdstraten is een opstootje. Vier agenten dragen een dronken man aan armen en beenen naar 't politie bureau. Kinderen scheppen vermaak in hei relletje en zingen: „rijden in een wa gentje, als je dan niet rijden wil, dan draag ik je." Een omstander: En dat ls nou een heer met een hoed op. 't Is een moot schandaal... Zie hier eenige straattoneeltjes» zooals ze eiken dag te zien zijn. Nieuws heb ik u dus niet verteld".- Toch kan 't wellicht goed zijn, nog. eens te wijzen op de ellende dooï drankmisbruik veroorzaakt, 't Is een herhaald pleidooi voor drankbestrij-' ding... Drank bestrijding, hetzij door 't propagandeeren'voor do ma tigheid, of voor de geheelonthouding, dat is verschil van tactiek. Maar be strijding van drankmisbruik in elk geval! 'k Eindig met een blijde tijding! Eenige jaren geleden schreef 'k een schetsje over eeu Kerstmis-bedeeling van 't Leger des Heils. Onder de be zochte gezinnen was er een, waarvan de man veel misbruik maakte van je never; zóó, dat hij z'n zieke vrouw en kinderen honger en gebrek liet lijden. Door bemiddeling eener wel dadige dame is 't gezin toen voo* broodsgebrek bespaard gebleven. Nu is de man geheel-onthouder ge worden en zorgt als een goed huis vader voor z'n vrouw en kinderen. Een gelukkige omkeeringl... KEES. Gisteren was er IN 'T HOOGERHUIS al weer veel belangstelling, nóg meee zelfs dan vorige dagen, maar 't ge wichtig moment van de stemming na dert ook 1 Toch is 't uur daarvoor nog niet te raden. Op het sprekerslijst je hebben zooveel peers hun naam gezet, dat het debat misschien wel tot Zater dagavond zal duren; dan hebben da heeren den Zondag om nog eens kalm na te denken en kunnen Maandag wel licht hun beslist vóór of tegen zeg gen. Misschien zal 't aantal tegenstem mers bij de bekende motie van Lord Lansdowne nog belangrijk grooter zijn, dan men eerst heeft gedacht. Reeds hebben verschillende Hoogcr- huis-leden in variaties gezegd Ik ben tesren de begrooting, maar voel me niet gerechtigd, om vóór de motie te stemmen. Zoo heeft Lord Rosebery gezegd, dat hij niet zou stemmen vóór de motie, in verband met de verklaringen, die S?) door E. W. Horoun g. 0 Alles is dan in orde. Iedereen weet, dat ik daarheen ben geweest. Zij zul len liet mij aan de bank moeten uit betalen, en als je wacht in de cab, zai ik je dadelijk zeven duizend pond Uitbetalen Je verdient het niet, Cole, maar je zult het hebben, en wij zul len samen de anderen wel klein krij gen I Hij sprong opgewonden overeind, en was het volgend oogenblik bij de deur. Wacht even, riep ik uit. Waar ga je heen "Naar beneden om het hun te ver tellen. Hun wat te vertellen Dat je het met mij deelen wilt, en dat alles in orde is. En denk je dan werkelijk, dat Ik zoo iets doen zal Hij had do deur open gemaakt; na een poosje hoorde ik. dot hij haar weer sloot. Maar ik zag zijn gelaat niet, voordat hij vlak voor mijn bed kwam staan. En toen bracht het mij aan 't schrikken. Het was vertrokken en doodsbleek van woede en ver driet. Je hebt mij dus voor den gek ge houden 1 riep hij woedend uit. Neen, ik heb de zaak overwogen, Rattray. En wil je mijn aanbod niet aan nemen Natuurlijk niet. Ik zei niet, dat ik dat overwogen had. Hij stond tegenover mij met ge balde vuisten en starende oogen. Begrijp je dan niet, dat ik er op gesteld ben je het Leven te redden riep hij uit. Begrijp je dan niet, dat dit de eenige manier daarvoor is? Denk je, dat die mensch en daar be neden er iets om geven, of zij één moord meer of minder op hun gewe ten hebben Ben je werkelijk zoo'n dwaas, dat je liever wil sterven d^n je mond houden In elk geval wil ik mijn mond ten minste niet houden voor geld, zei Ik. Maar verder ben ik het nog niet met mijzelf eens. Heel goed I zei hij nu. U zal u enkel maar houden, al9of gij het geld aanraakt. Alles wat ik noodig heb Is, de anderen te overtuigen, dat het tegen je belang is iets bekend te maken. Eigenbelang is het eenige mo tief, dat zij begrijpen. Je waard alleen is voor mij genoeg. Veronderstel eens, dat ik mijn woord alleen niet zou willen geven zei ik op vriendelijken toon, die niet zoo hatelijk bedoeld was als hij ongetwijfeld scheen. Toch waren zijn voorstellen en op merkingen op hun beurt voor mij grievend genoeg. Wat ik je vragen mag, Cole,'wees toch niet zoo'n idioot I barstte hij hartstochtelijk uit. Je weet, dat ik tegen de anderen ben, en je weet ook, wat zij willen, toch doe jij je best om ■mij op hun zijde te houden I Je weet wie zij zijn, en toch aarzel je nog I O, wees verstandiggeef mij ten minste je woord, dat je voor altijd over al les, wat je weet, je mond zult hou den. Heel goed, zei ik. Ik geef je mijn woord mijn eerewoord, Raü tray maar op één conditie. En die is Dat je mij juffrouw Denlson voor altijd van hier en van deze menschen weg laat voeren Zijn gelaat werd van woede ver wrongen de toorn verdween en maakte plaats voor een sombere uit drukking vol doodelijken haat. Dus weg van mij zei Rattray, door zijn tanden heen. Van u allen. Nu herinner ik het mij, n ver telde mij dat dien nacht. Ha, ha, ha 1 U voelde liefde voor haar u u l Dat heeft er niets mee te ma ken, zei ik, mijn ledikant van woe de en zenuwachtigheid heen en weer schuddend. Ik hoop het nietU, u zou liet wagen naar haar op te kijken Wel, riep ik uit, zij mag mij dan misschien niet liefhebben, maar zij vervloekte mij ten minste niet zooals zij u doet ja, zelfs uw gezicht en uw naam I Dan moet het maar gaan oog om oog en tand om tand. En een oogenblik dacht ik, dat hij van plan was er een eind aan te ma ken, door mij onmiddellijk te dooden. Zijn vuisten vlogen ln de lucht. Als ik een gezond man geweest was, dan zou ik wat anders ondervonden heb ben, zoo vertelde hij mij, onder een stortvloed van vloeken, die hij anders niet gewoon was te gebruiken. U maakt misbruik van uw zwak heid, zooals iedere rekel, zei hij opgewonden. En u van uw kracht zooals iedere schurk van uw soort I zei ik. U doet uw best er een van mij te maken, antwoordde hij bitter. Ik doe in alle opzichten mijn best, aan uw zijde te blijven. Ik wil mij opofferingen voor u getroosten en zoo een misdaad voorkomen. Toch lig jij daar en wilt niets van mijn voorstel hooren en plaagt mij juist met dat gene, wat mij toch al zoo geweldig hindert. Ik weet, dat ik er u aanlei ding voor gaf. En ik weet, dat ik mijn verdiende loon heb. Waarom denkt u, dat Ik op deze geheele ver- wenschte zaak inging Niet om het goud, mijn jongen, maar om het meisje En nu wil zij niet naar mij omkijken. En dat is mijn verdiende loon. Maar denk je werkelijk, dat zij mij venvenscht, Cole? Ik zou niet weten, hoe het an ders mogelijk was, nadat zij weet van. de misdaad, waarin u de hand heeft, zei ik, met zooveel vriendelijkheid, als mij op dat oogenblik mogelijk was. Ik sprak nog niet woede in het hart, terwijl er van hem niets was overge bleven dan een rampzalig mensch van knap uiterlijk, die zijn schuldig hoofd op de borst liet hangen in dezelfde kamer, zoo stelde ik mij voor, waar hij eens als een lief, onschuldig kind had liggen slapen. Cole, zei hij, ik zou er.twee maal mijn aandeel in dit akelige aardsche slijk voor over hebben, als ik nooit mijn hand in dit complot had gehad maar teruggaan kan ik nietdaarom moet ik nu tot het ein de volhouden. Dat zie ik niet in, zei ik. Je zegt, dat je het niet gedaan hebt om het geld Geef dan je aandeel op; de anderen zullen er dadelijk op af komen en Eva zal ln elk geval niet zoo heel slecht over je denken. Maar wat moet er van haar worden, als ik er mijn handen van aftrek - Jij en ik zullen haar naar vrien den brengen, of waar sij ander* wenscht heen te gaan. Neen, neen 1 riep hij uit. Ut heb nooit mijn kameraden in den steek gelaten, en daar zal ik nu niet mee beginnen. - Ik geloof niet, dat je ooit zulke vrienden hebt gehad om te verlaten, was mijn antwoord daarop. Vol komen afgescheiden van mijn eigety aandeel in deze zaak, hindert het mij geweldig, een jongen man zooals gij zijt, met dergelijke menschen in zoo'n complot te zien gemengd. Ga er uit. man, ga er uit, nu je nog kunt Nu is er nog gelegenheid. Ga er uit Ik ging van opgewondenheid recht overeind zitten. Ik zag hem wanke len. En één oogenblik welde er een groote hoop in mijn hart op. Maar hij klemde zijn tanden opeen. Zijn gelaat werd somberder. Hij schudde zijn hoofd. Daarover valt zelfs niet eens te praten, en dat moest je weten, zei hij. Als ik met iets begin, ga ik er ook mee door, al zou ik er ook door sterven. Ik kan dat niet helpen. Het is te laat om terug te gaan. Ik ga voort, en jij gaat met mij mee, Colo, als een verstandige kerel I #üordt vervolgd)-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5