ftecftiszakau
Gemengd Nieuw»
niet is onderzocht en met kon vrtn<den
onderzocht, met de noodig© waarbor
gen voor een juist onderzoek.
Iiier is dit onderzoek niet geweest
Dr. Kuyper heeft gemakkelijk praten
als hij zegt bewijs het verband, maar
als hij dit belang wil hebben in z ij n
voordooi, dan moet hfj zich beschik
baar stellen voor een onderzoek naar
dat verband. De heeren moeten niet
ln do onschuld gelooven om maar
van die bewijslevering af te komen.
Als men dat niet zegt te willen, dan
moet men zelf komen met den
i s c h, dat de zaak onderzocht
~üordt
Dat moeten dr. Kuyper en zijne
vrienden cischen niet anderen tot
dien eisch dwingen. Het gaat htor om
iets dat buiten een kleinou kring om
gaat. Het gaat om de vraag, of onze
nationale eer ongerept ls gebleven.
De ernst dezer zaak leent zich niet tot
eetie miee-en-scène. Men moet de zaak
behandelen volgens de regelen des
rechts.
Wij zijn nog niet in het stadium
van een vrijsprekend vonnis, wij zijn
nog pas in het stadium van een voor-
loopig onderzoek. De justitie zou
thans nog niet kunnen beoordeelen,
of de taak naar een instructie zou
kunnen worden verwezen. De getui
gen zouden eerst bij wijze van voor-
loopige informatie moeten worden ge
hoord, getuigen als R. Lehmann, zijn
secretaris, E. A. Lehmann, juffrouw
Westmeijer, de curator in haar fail
lissement en mr. Tideman.
Dit alles kleurt te meer, omdat dr.
Kuyper zich niet bewust is geweest
van zijn positie als beschuldigde. Men
spreekt van animositeit tegenover dr.
Kuyper bij de linkerzijde, die weg
liep tijdens zijn politieke rede, maar
dat had dr. Kuyper verdiend. Hij
staat hier nog ais beschuldigde onder
ons.
(Er komt veel beweging in de Ka
mer. Minister Heemskerk is in druk
gesprek met den Voorzitter. Men
«■oepiMaak het kort
bpreker gelooft, dat hij wat korter
moet zijn. (Hilariteit). De tijd acht
ophelderingen noodig omtrent door
dr Kuyper medegedeelde feiten, die
met elkaar in tegeuspraak waren en
waarop de „N. R. Ct." heeft gewe
zen.
Üp het oogenblik bobben wij niets
anders dan het eerlijk woord van cLr.
Kuyper, een groot philosoof eu een
groot theoloog van de kalviuisteu.
Los vau'den persoon, vraagt spreker
nu aan de anti-revoiutionnairen
„wat geeft gij om het oordeel van
tien wensch immers, zij noemen
den meusch verdorven van natuur,
van nature geneigd tot alle kwaad
(Luid gelach).
Dr. Kuyper zelf hecht niet veel
waardo aan het woord van den
meusch. Die heeren, die nu in dr.
Kuyper's onschuld gelooven op dea
grond van zijn woord, geven een
slecht voorbeeld, want reeds Ln De
Standaard had dr. Kuyper het ver
band ontkend. Dat was ook een woord
van dr. Kuyper. Als men dat niet
gelooide, wat is or dun sedert veran
derd Gelooft gij dr. Kuyper dan al
leen op zijn eerowoord?
De Voorzitter Als iemand hier zijn
eerewoord geeft, dan moet men dit
aannemen, als te komen van een man
van eer. Spreker vreest dat wij in
moeilijkheden zullen komen.
Zou de heer Troelstra wenschen,
dat.men aan zijn eerewoord twijfelde?
U Kunt uw motieven uiteenzetten,
maar elkanders eerewoord moeten we
nccepteeren.
06 heer Troelstra Mag Ik nu weer
het woord (Gelach). In de zakelijke
bh feitelijke dingen is ten opzichte
van Dr. Kuyper niets veranderd eer
tijn ze in zijn nadeel gewijzigd.
De heer Troelstra vervolgt:
Rustte op mij zulk een zware be
schuldiging, ik zou mij niet op mijn
eerewoord beroepen. Ik zou mij niet
verdedigen, ik zou aanvallen en mijn
aanklagers verpletteren, door te ei-
scheo dat er licht zou schijnen. (Stem
men: zeer juist!) Ja, zoo en niet an
ders is hetl-Spr. heeft de debatten
over de zaak Wilson in de Fransche
Kamer nog eens nagelezen, welke
zaak ook stond in het teeken der po
litiek Welnu, daar heeft de be
schuldigde en zijn meerderheid vol
komen onderzoek gewenscht; een on
derzoek naar twee kanten. De meer
derheid in de Fransche Kamer stelde
een agressieve motie voor, en van al
le zijden stemde men daarmede in..
Als men zelf het initiatief genomen
heeft tot een onderzoek en dat is af-
geloopen, eerst dan kan men met
zijn eercwoord aankomen. Men kan
vertrouwen wel schenken, maar niet
eischent Men moet dit vertrouwen
kunnen geven naar zijn innige over
tuiging. En dat kan hier niet. Dr.
Kuyper kwam met een gedrukte ver
klaring, maar sneed verdere inmen
ging van zijn kant af. Hij gaf zich
niet geheel: hij gat zich niet aan de
Kamer over. Dat is niet de houding
die dr. Kuyper als beschuldigde
mocht innemen; dat versterkt de
kracht van zijn woord niet; het ver
zwakt het. Dan had hij moeten zwij
gen, zich niets van de zaak moeten
aantrekken. Zich verdedigende in een
ernstig oogenblik, en zich er verder
van afmakende, moet men zorgen in
die verdediging juist te zijn en geen
misleidende uitdrukkingen gebrui
ken. Welnu, de verklarng van dr.
Kuyper bevat in zijn verdediging
nieuwe punten, die de waarde van
de verdediging verzwakken en 't ver
trouwen in zijn woord niet doen stij
gen.
Spr. wil dit niet zeggen, maar mo-
tiveereu, omdat de voorzitter, gentle
man, man van eer, van ons eischt dat
wij in het woord van eer van een me
delid gelooven. Alle 4 vergissingen
van dr. Kuyper waren vergissingen
van hem, niet van de oppositie, ook
niet voor de helft. Hoe kan een zoo
scherpzinnig man dan vergissingen
aan de oppositie toeschrijven en nog
wel na maanden, als hij 't niet doet
om do waarheidsliefde van zijn aan
vallers in twijfel to trekken. Dr. Kuy
per zelf stolt de zaak verkeerd voor.
Niet 11 maanden na het aanzoek heeft
de daad plaats, maar negen maan
den daarna. Op 24 Oct. 1902 verscheen
een oproep onderteekend door den
heer Colenbrander, ten gunste van
den wederopbouw der kerk te Colom
bo. De heer Colenbrander wilde geld
in ontvangst nemen. Wie het wilde
zenden kon dit doen aan den heer
Colenbrander of rechtstreeks naar1
Ceylon. Den 28en Oct. stond reeds in
het Handelsblad het bericht dat een
man die veel voelt voor onze natio
nale eer (luid gelach) aan den Min,
v. Binn. Zaken het geld voor de res
tauratie van de kerk op Colombo had
geschonken. Die man was de heer
Lehmann, voor wien 3 maanden te
voren bij denzelfden minister een
aanzoek voor een lintje was gedaan
door een juffrouw van verdachte ze
den. Over dit punt /egt dr. Kuyper
niets. Maar wat doet hij wel? Hij stelt
het voor alsof de oppositie haar be
schuldiging dat hij (dr. Kuyper) per
soonlijk f 11.000 had opgestreken, had
moeten terugnemen. Die voorstelling
is misleidend. Mr. Tideman, wien
spr. als Nederlander gaarne hulde
brengt, heeft er reeds op gewezen, dat
die beschuldiging in een blad heeft
gestaan. Maar een zoodanige aan
klacht heeft de oppositie niet geuit
De eenige aanklacht, waarop te ant
woorden viel, was de oorspronkelijke
aanklacht van den hcor Tideman.
Maar daarover heeft dr. Kuyper ge
zwegen. De N. R. Ct. heeft verder
over den terugkeer van de krijgsge
vangenen van St. Helena in deze da
gen medodeelingen gedaan, die wij
zen op nieuwe onjuistheden van dr.
Kuyper. Immers ook voor dien terug
keer van de krijgsgevangenen is aan
dr. Kuyper het geld ter hand gesteld.
Bovendien is de daad van den heer
Lehmann minder menschlievend ge
weest dan men het wil voorstellen,
want het Chr. Nat Boerencomité re
kende er met Gods hulp op zelf de
menscheu te kunnen terugvoeren.
Waarom was de daad van den heer
Lehmann zoo mooi? Hij wilde niet als
gever gekend zijnl (Gelach). Maai- hij
stelde het geld ter hand aan dr. Kuy
per, bij wien te voren een juffrouw
voor hem aanzoek om een lintje had
gedaan. De onbaatzuchtigheid van
den edelen gever Komt dus in een ei
genaardig licht te staan. (Luid ge
lach). Ten slotte: er zijn geen infor
maties ingewonnen of gegeven. Wel
nu: het gerucht dat de burgemeester
van Amsterdam zich schriftelijk (te
legrafisch) tegen deze decoratie zou
hebben verzet, is dus onjuist? Laat
men het zeggen: De heer Van Idsinga
heeft ook over de zaak gesproken en
daaruit is gebleken, dat in 1901 de re
gel is ingevoerd, waarbij geen infor
maties werden ingewonnen naar een
consul-generaal die een exequatur
had. Is nu de decoratie van Lehmann
wellicht de eerste decoratie waarbij
die nieuwe regel is ingevoerd?
Spr. kan zich op grond van een en
ander dus niet vereenigen met het
geen vanwege de rechterzijde is ge
zegd, vooral niet over de feiten. Na
de nadere verklaring van dr. Kuyper
staat vast, dat tijdens zijn minister
schap er was een centrum van cor
ruptie; een verplaatsbaar centrum.
Dat is juffrouw Westmeyer geweest.
(Luid gelach).
Gelijk in de zaak-Wilson was ook
in de zaak-Kuyper eene dame, mej.
Westmeyer, dio zekere overeenkomst
ook in uiterlijk vertoont met de
dame in de zaak-Wilson. Die dame
heeft een uitgebreide cliënteel© (ge
lach) eu heeft zelfs een blad noodig
om zich tot die cliënteele te wenden.
(Luid gelach). Met die dame doet dr.
Kuyper zaken (Geroep: al 3 1/2 jaar).
Spr. voegt er bij: en in 1909 nog! Uit
dr. Kuyper's eigen verklaring bleek,
dat hij toeu nog met haar in relatie
stond. Wist dr. Kuyper niet welk
vleesch hij in de kuip had? (Luid ge
lach). Had hij niet voorzichtiger moe
ten zijn? Wist hij niet dat zij ridder
orden had gevraagd? Wist hij niet,
blijkens een brief in 190G, dat mej.
Westmeyer in Parijs getracht heeft
J 25.000 los te krijgen van Lehmann?
Is niet mr. Tideman bereid te verkla
ren, zooals dit moet, dat hij ln 1907
een bezoek aan dr. Kuyper heeft ge
bracht om hem in te lichten over de
betrekking tusschen Lehmann en
juffrouw Westmeyer? En heeft mr. Ti
deman toen niet dr. Kuyper doen ge
voelen, dat hij niet moest voortgaan
zulke oneervolle relaties aan te hou
den?
De Voorzitter verzoekt dergelijke
intieme en particuliere dingen niet
te bespreken.
De heer Troelstra: Het is een ern
stige zaak; ik tracht mij zooveel mo
gelijk te beperken, maar sta hier
niet voor mijn pleizier.
De heer Oosterbaan: Het komt hier
in het Parlement niet te pas. Het be
hoort er uiet thuis.
De heer Schaper: U hoort hier niet
thuis.
De heer Troelstra: Ik verklaar mij
bereid u overal loyaal en royaal te
woord te staan, als gij maar wilt.
De heer Oosterbaan: Ik zal het
woord nemen als ik wil.
De heer Duys: Gaat gij maar met
Dr. Kuyper „door dik en dun". (Ge
lach).
De heer Troelstra: Dr. Kuyper zegt
dat Lehmann anti-rev. geworden is
na de staking van 1903.
Maar dat versterkt hem hoege
naamd niet in zijn verdediging. Trou
wens daarover zou nog meer licht
noodig zijn, ook over zijn president
schap van de anti-rev. partij tijdens
zijn ministerschap.
Aan het slot van zijn verdediging
komt ér. Kuyper met oen juridische
stelling, dat vermoedens alleen kracht'
van bewijs hebben als er niets anders
uit kan worden afgeleid. Spreker
weet niet welk Jurist hem aan die
stelling heeft geholpen, want hl] zal
wel een jurist geraadpleegd hebben.
Die stelling toch ia, In casu, onhoud
baar.
Zoo is de stand ln de zaak R. Leh
mann. Daarin is dr. Kuyper's positie
verzwakt» Spr. gaat de fed ten in deze
zaak in onderling verband na, con-
stateerende dat dr. Kuyper heeft er
kend de juistheid van eene mededee-
ling van juffrouw Westmeyer, dat,
dank xij dr. Kuyper's bemoeiingen,
E. A. Lehmann is geplaatst op een
voorloopige lijst voor een decoratie.
Zouden oud-rechters ln deze Kamer
nu durven zeggen: die feiten leg ik
naast mij neer? Of zouden zij met dit
feitenmateriaal niet een voorloopig
onderzoek gelasten? is niet hier grond
aanwezig voor ingrijpen van den offi
cier van justitie?
Dr. Kuyper heeft ten slotte erkend
zich In juffrouw Westmeyer vergist
te hebben. Maar heeft hij nooit be
grepen, dat die particuliere hem ge
bruikte om voordeelen te behalen
door decoraties te krijgen voor der
den? Wie dit aanneemt, aanvaardt
die niet een excuus dat dr. Kuyper
niet aangenaam kan zijn? Die verde
diging is te ongerijmd om haar van
dr. Kuyper te kunnen aanvaarden.
Spr. gaat concludeeren. Als dr. Kuy
per onschuldig is staat het algemeen
belang niet tegenover zijn eigen be
lang en kan hij geen licht vxeezen,
eer het verlangen. De zaak is niet in
staat van wijzen; voor een vrijspraak!
is thans geen plaats omdat de bewijs
levering nog ontbreekt.
De linkerzijde nu mag daarom niet
de fout begaan, thans het schuldig
over dr. Kuyper uit te spreken. Er
zijn feiten om den ernst dezer zaak
aan te toonen; het is in het belang
van'het land dat het door dir. Kuyper
zelf geëischte bewijs worde geleverd.
Bij een beslissing mag de politieke
constellatie van GO tegen 40 niet be
slissen. Doet men dit dan sluit men
de zaak in deze Kamer, maar niet in
het publiek. Want nooit heeft een
zaak zooveel beroering en belang
stelling bij ons Volk gewekt.
Het gaat hier om een nationaal be
lang. Alleen als de beschuldigde licht
moet vreezen, is de tactiek van rechts
begrijpelijk. Het moet niet' noodig
zijn dat van links een enquête wordt
gevraagd. Dat moet gij, zoo 'roept
spr. de rechterzijde toe, ons besparen
en aan dr. Kuyper, wanneer het waar
is dat Gij in zijn onschuld gelooft. Er
zal dus moeten worden afgewacht of
rechts zulk een enquête zal provocee-
•ren.
Niet minder dan tien sprekers wa
ren ingeschreven voor het debat over
de begrooting van buitenlandsche za
ken, in de avondvergadering, door
den heer Van Nispén gepresideerd.
Do eerste sprekers, de heeren Pa-
tijn en ilugeniiollz, brachten den
M'nister hulde voor de tijdige indie
ning van het Oranjehoek. De eerste
behandelde enkele speciale punten
waarop, met andere, door de volgen
de sprekers behandelde speciale pun
ten, gelegenheid zal zijn te spreken
bij gelegenheid van 's Ministers ant
woord. Beiden hadden het over de
Noordzee-verklaring.
Ben heer Patijn was het er voorna
melijk om te doen, om, in verband
met opvattingen, die elders waren uit
gesproken, te doen uitkomen, dat uit
die verklaring voor ons land geen
enkele „entente" volgde in den eigen
lijken zin, geen enkele verplichting
om een ander der contracteerende
mogendheden in moeilijkheden bij te
staan.
De heer Hugenholtz vroeg eerst wel
ke „moeilijkheden" de gezant Van
Ileeckeren van Keil had ondervon-
■den, die hem genoopt hadden „om
gezondheidsrédenen" zijn post te ver
laten. Spreker kwam op tegen duis
terheden in diplomatieke handelin
gen. De eerste daarvan was gelegen
in de schijnbaar eenvoudige Noord-
zeeverklaring. Men had den indruk,
dat door de verklaring van de con
tracteerende mogendheden de neutra
liteit van ons kustgebied was ge
waarborgd, maar de Minister van
Marine riep juist die verklaring in
als argument voor versterking van
onze marine, ter handhaving van de
neutraliteit van ons kustgebied. Do
Minister van Buiteniandsche Zaken
had niet den indruk gegeven, dat er
nu bepaald versterking onzer defen
siemiddelen moest volgen. Men hecht
veel beteekenis, moreel, aan de en
tente, maar wat haat het, als de
verklaring ophoudt van krocht te zijn
wanneer onze neutraliteit wordt be
dreigd. De Deensche minister Van
Holstein zag in de enteute geen waar
borg tegen dwang van de zijde der
mogendheden, om militair samen te
werken, ook al had men met een be
paald geschil niet te maken. De ver
klaring van onzen minister was vaag:
hij zeideer is geen positieve ver
plichting, er is een voortdurende ver
plichting tot handhaving onzer eigen
neutraliteit, niettegenstaande de en
tente.
Spreker concludeerde, dat de betee
kenis der entente, liet practische re
sultaat, tot tweeërlei oordeel aanlei
ding kon geven. Hij meende en vrees
de, dat de Deensche minister gelijk
had en dat de kleine mogendheden
gedwongen zuilen worden te doen wat
de groote willen een cadeau aan de
kleine mogendheden was de entente
niet. Deze zaak was te mooi voorge
steld, kon ons denfensie-eischen stel
len, die ons financieel zouden uitput
ten. Had de Kamer de beteekenis eer
der begrepen, dan zou zij der Regeo-
ring in overweging hebben gegeven,
de verklaring aan haar goedkeuring
te onderwerpen, want er vloeien fi-
nancieele verplichtingen in de toe
komst uit voort.
De heer Van den Berch van Heem
stede achtte de Noordzeeverklaring en
haar practische resultaten duidelijk,
als men tusschen de regels wist te
lezen. Hij besprak de wen&chelükheid.
van concessies van franscne zijde
tegenover ons intxekken van de ver
hooging van het invoerrecht op wijn
in Nederlandsch lndië. Wij verlang
den vermindering Yan recht op onze
petroleum, waarbij spreker meende,
dat we te veel vroegen. Men moest als
compensatie geven verlaging van het
invoerrecht op Bordeaux-wijn, dan
kon, het zou een zegen zijn, ons volk
goedkoopen en gezonden wijn drin
ken.
De heer Van Nispen (Rheden) be
sprak het verbod van melkinvoer in
Duitschland met ingang van 1 Ja
nuari 1909 hij was dankbaar voor
de pogingen om dat verbod opgeheven
te krijgen, maar niet geheel voldaan.
Zijn grief was, dat het geen algemeen
verbod was. Mond- en klauwzeer was
maar eeu voorwendsel. Ons vee zou
dadelijk gezond worden als we
maai- tot retorsie-maatregelen over
gingen.
Het gesprokene over het Noordzee-
tractaat gaf den heer Van Karnebeek
aanleidiLg zijn instemming te betui
gen met de opvattingen van den heer
Patijn en niet met die van den heer
Hugenholtz. Spreker bracht den Mi
nister hulde voor het resultaat, door
hem bereikt bij gelegenheid van de
Zeerecht-conferentie te Londen. Even
als de heer Hugenholtz besprak de
heer Van Karnebeek de behandeling
van Nederlandsche arbeiders in
Duitschland, krachtens een verdrag
over de toepassing waarvan geschil
bestaat als gevolg van verschil van
opvatting van den tekst en van de
Nederlandsche vertaling.
Ten slotte betoogde spreker, dat het
opzeggen van tractaten niet behoefde
te worden onderworpen aan de goed
keuring der Staten-GeneraaL
De heer Van Asch van Wijck bracht
den Minister hulde voor de oplossing,
aan de quaestie met Venezuela gege
ven. Gaarne zag hij den Minister wat
warmer gestemd tegenover het paci
fisme, in welke beweging ons land
een bepaalde taak heeft te vervullen.
Zoo bijvoorbeeld deed de Minister te
weinig voor de voorbereiding der
derde Vredesconferentie. Zoo weiger
de hij een subsidie aan „Vrede door
Recht".
Spreker drong krachtig aan op het
subsidieeren van Nederlandsche scho
len in den vreemde, gelijk Duitsch
land het doet.
Eindelijk merkte spreker op, dat
z i. de Nooixlzee-entente geen in
breuk maakte op oiis recht oih in tijd
van oorlog onzijdig te blijven.
Tegen elf uur kreeg men een mai
denspeech van heer Van Lynden, die
beperkt bleef tot enkele opmerkingen:
o. ni. over den tolkendienst.
De heer Tydeman besprak den vrij
dom van invoerrecht voor materialen
voor den bouw van de Nederlandsche
afdeeling op de Brussélsche tentoon
stelling. Dat België dit weigerde, had
spreker zeer gespeten. Het feit heeft
heel wat opzien gewekt in do Neder-
landscho eu de Belgische pers. Hot
feit was don ook heel sterk, maar nog
sterker was het intrekken van de
reeds toegestane vrachtreductie. Do
deelneming van Nederland zal onder
dergelijke behandeling lijden. Mis
schien was ar misverstand. Spreker
hoopte dan op opheldering.
Eon tweede maidenspeech kwam
van de zijde van den heer De Kanter,
die ook zijnerzijds den Minister op
wekte tot het steunen der bestaande
Nederlandsche scholen in den vreem
de.
Ton slotte kwam nog de heer Van
Idsinga aan het woord, die zich, wat
de Noordzee-entente betrof, aansloot
bij den heer Patijn, en het een en
ander aanvoerde tot versterking van
diens standpunt.
Daarna werd de vergadering ver
daagd tot lieden 101/2 uur, tot voort
zetting der algemeene poijtieke be
schouwingen.
DE REGEERING EN DE PAPEN-
DRECHTSCHE STRAFZAAK.
In 't antwoord van den Minister van
Justitie op het afdeelingsverslag leest
men
De Minister aarzelt niet te verkla
ren, dat ook bij hem na lezing der dag
bladverslagen in zake de behandeling
der Papendrechtsche zaak voor het
Gerechtshof te 's-Hertogenbosch aan-
\ankelijk twijfel was gerezen, of de
houding van den advocaat-generaal
tegenover de getuigen wel in allen
deele den toets van de critiek kon
doorstaan. Waar het proces-verbaal
der terechtzittingen slechts den zake-
lijken inhoud der afgelegde verkla
ring behelst en de dagbladverslagen
niet eensluidend waren, was het be
zwaarlijk een beslist oordeel uit te
spreken.
Intusschen heeft de Minister n'et na
gelaten, zij het dan ook ten overvloe
de, onder de aandacht van dien amb
tenaar te brengen, dat afgezien van
andere redenen, reeds de ook op het
O. M. rustende plicht in alle strafza
ken de waarheid te bevordereu, waar
naar de adv.-gen. ook in de Papen
drechtsche zaak met ernst heeft ge
streeld, groote bezadigdheid en onpar
tijdigheid tijdens het getuigenverhoor
gebiedend vordert.
Aan het verzoek om overleving van
het rapport betreffende het onderzoek
ter beantwoording van de vraag of de
politie in de gemeente Papendrecht
aan redelijke e-schen voldoet, kan
niet worden voldaan, wegens het over
lijden van den heer Voormolen. Ech
ter de heer Voormolen heeft het voor
bereidend onderzoek reeds toever
trouwd aan den inspecteur der recher
che C. van de Pol Jr. te Rotterdam.
Uvertuigd dat het onderzoek bij dezen
ambtenaar in goede handen was. heeft
de Minister tijdons de ziekte en na het
overlijden van den heer Voormolen
den lieer Van de Pol verzocht met het
onderzoek voort te gaan. Aldus heeft
thans eeu zeer groot aautaL processen-
verbaal van verhoor zijn departement
bereikt. Nu heeft de Minister ge
meend, dat het in het belang van de
berechting van de strafzaak tegen
GarSthagen voor het Gerechtshof te
Arnhem zou kunnen zijn, dat aan de
ze verklaringen reeds thans, voor zoo
ver mogelijk, openbaarheid werd ge
schonken. Derhalve heeft de Minister
den heer Van de Pol niet alleen mach
tiging verleend als getuige alle mede-
deelingen te doen, waaromtrent geen
plicht van geheimhouding uit anderen
hoofde bestaat» doch heeft hij dezen
tevens opgedragen vooraf zoowel den
procureursgeneraal als den verdediger
van Garsthagen in kennis' te stellen
met do namen van de door hem ge
hoorde personam die bereid waren ook
voor Tiet Gerechtshof te Arnhem ge
tuigenis te komen afleggen en daarbij
zeer in het kort aan te geven, wat zij
eventueel als getuigen gedagvaard,
vermoedelijk zouden kunnen verkla
ren. Op deze wijze zegt de Minister
wordt aan de uitkomsten van het
administratief onderzoek reeds een
openbaarheid gegeven, die naar hij
vertrouwt, ook de instemming der Ka
mer zal hebben. (Zooals men gisteren
ln het verslag der Papendrechtsche
strafzaak heeft kunnen lezen, is aldus
gedeeltelijk geschied).
De Minister meent te mogen verze
keren, dat sedert de stationneering
der marechaussée te Papendrecht de
veiligheid en orde, die reeds in de
laatste jaren zeer veel verbeterd wa
ren, niets te wenschen laten.
DE PAPENDRECHTSCHE
STRAFZAAK.
Mr. J. Wiaxda, rechter in de arron-
dissements-rechtJbank te Dordrecht Is
thans belast met de instructie van
strafzaken. Dit wil, zoo verneemt het
Hbld., evenwel niet zeggen, dat deze
daarom ook de nieuwe door het Ge
rechtshof te Arnhem gelaste instruc
tie in de Papendrechtsche zaak zal
leiden.
JEUGDIGE AVONTURIERS.
In een hotel op het Damrak te Am
sterdam kwamen Dinsdag twee jeug
dige net eekleede Duitschers, die er
een kamer met twee bedden bestelden
en voorgaven, de een dat hij student,
de ander dat hij „techniker" was. Als
bagage hadden ze een koffer en een
city-bag bij zich. Den eersten dag werd
er nog niet over betaling gesproken,
dat kwam den volgenden morgen bij
het ontbijt wel terecht, meende de ho
telier.
Toen het Woensdagmorgen elf uur
werd, en de jongelui nog niet voldoen
de uitgeslapen schenen te zijn, liet de
hotelier hun het ontbijt boven bren
gen. 's Middags gingen ze uit. Over de
rekening aangesproken, zeiden ze nu
geen geld te hebben. Ze zouden echter
den volgenden morgen betalen, want
ze waren van plan nog veertien dagen
te blijven, 't Zaakje kwam den hote
lier toch niet pluis voor en na een
uurtje ging hij eens boven op de ka
mer van de jeugdige Duitschers kij
ken. Tot zijn groote ontsteltenis waren
de jongelui verdwenen met hen hun
bagage, de koffer en de cityb: g.
Er werd dadelijk aangifte bij de po
litie gedaan, die nog denzelfden
avond de verdwenen logeergasten wist
in te rekenen.
In den koffer en in de citybag be
vonden zich een paar vuile handdoe
ken, eenige loopers, vijlen, sleutels,
schroevendraaiers, een buigtang, een
vetkaars en eeu papiertje met peper 1
Ais lectuur hadden de jongelui de
tectiveverhalen bij zich.
Bij het verhoor door de politie ver
klaarden beiden in het hotel een val-
schen naam te hebben opgegeven. De
een zeide thans een 20-jarig schilder
uit Munster, de ander een 18-jarig
gymnasiast uit diezelfde plaats te
zijn.
De schilder had bij zijn aanhouding
een kleine drie gulden op zak, de gym
nasiast ruim.... vijftig cent. De hotel
rekening. die ze te betalen hadden, be
liep ongeveer vijftien gulden.
De politie onderzoekt de zaak. ver
der.
BEGRAFENIS Mr. N. DE RIDDER.
Te Oegstgeest had gistermiddag de
teraardebestelling plaats van het
stoffelijk overschot van wijlen mr. N.
de Ridder, in leven burgemeester
van Leiden en lid der Tweede Kamer
voor Wijk bij Duurstede. Vooraf had
aan het sterfhuis een lijkdienst plaats
waarbij werd voorgegaan door ds.
W. L. Welter, predikant bij de Ned.
Herv. gemeente te 's-Gvavenhage.
Onder de vele belangstellenden op
de begraafplaats was ook onze bur
gemeester Jhr. mr. J. W. G. Boreel
van Hogelanden.
Aan de groeve werd gesproken door
mar. L. M. J. H. Eerstens, waarne
mend burgemeester van Leiden, prof.
dr. J. C. Kluyver, rector-magnificus
der Leidsche Universiteit en mr.
Duymaer van Twist, lid der Tweede
Kamer. Allen roemden de verdien
sten van mr. De Ridder, die een
werkzaam en geloovig man was.
Ds. Breet besloot de rij der spre
kers.
Eindelijk werden levende bloemen
in de groeve gestrooid, waarna de
zoon van den ontslapene, mede na
mens de weduwe dankte voor de laat
ste eer aan den overledene bewezen.
JEUGDIGE DIEVENBENDE
AANGEHOUDEN.
Niet minder dan zeven opgeschoten
jongens, van tusschen de 16 en 20
jaar, zijn door de politie te Amster
dam aangehouden in verband met
verschillende diefstallen, in den laat-
sten tijd in buurt IJ LI gepleegd. Een
van de zeven, een jongen van 16
jaar, die door zijn korte broek den
indruk van onschuld wekte, was niet
temin het „werkend lid" van het ge-
zeischap. De overigen bepaalden zich
er toe den 16-jarige te wijzen waar hij
zijn slag moest slaan, stonden op den
uitkijk, verkochten den buit en ver
deelden de opbrengst.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL
De gouverneur-generaal Idenburgis
Donderdagochtend te Genua naar
Ned.-Indië scheep gegaan.
Gedurende de reis naar Batavia is
den opperlandvoogd aan boord van de
„Rembrandt" toegevoegd de van ver
lof naar Ned.-Indië terugkeerende ko
lonel Micheelsen.
De directeur van het Departement
van Landbouw, de heer Lovink. maakt
met den heer Idenburg de reis mede.
STOOMTRAMONGELUK.
Te Rhenen ls een 50-jarige arbei
der der Zandsteenfabriek door de
Oösterstoomtram overreden en on
middellijk gedood.
R. K. MIDDENSTANDSVER-
EENIGINGEN.
Het hoofdbestuur van den Hanze-
bond Yan R. K. Middenstan deveree-
nigingen in het bisdom Haarlem,
heeft voor zijn centrale coöperatieve
credietbank tot bestuursleden be
noemd de heeren J. Buters, roeder te
Vlaardingen, P. J. van Haaren, bouw
kundige te Rotterdam, H. J. Viester,
leeraar M. O. boekhouden te Delft
Tot leden van den raad. van toe
zicht de heeren mr. A. L. Hermans,
adv.-proc. te Delft, Th. P. J. Hoppe,
notaris te Delft, J. W. A. van de
Kamp, lid van den Raad te Haar
lem, mr. M. M. van Velzen, adv.-
proc., te Schiedam, J. J. A. Verbeek,
bondsvoorzitter van de Ilanze te Rot
terdam.
Tot accountant zal aan het bestum
der credietbank ter benoeming wor
den voorgedragen, de lieer A. II. van
Uden, lid le klasse, Ned. Instituut
van accountants te 's-Gravenhage.
ENQUêTE OMTRENT HET SPOOR
WEGPERSONEEL
Bij Koninklijk besluit is aan den
neer Talma, Minister van Landbouw,
Nijverheid en Mandei, eervol ontslag
verleend als lid en vo irzitter van de
Staatscommissie van enquête omtrent
het tramwegpersoneel, onder dankbe
tuiging voor do in die hoedanigheid
bewezen diensten, en benoemd tot
voorzitter van genoemde Staatscom
missie, liet lid dier commissie, de heer
jhr. mr. S. Lam an Trip.
WEDEROM GEVAT.
De indertijd in de bijzondere straf
gevangenis voor mannen te 's-Herto
genbosch gedetineerd© Wijnen, dio,
eenige dagen vóór de ontvluchting
van Arie Boe no, uit die gevangenis
was ontslagen, en van wien men ver
moedt, dat hij in die ontvluchting de
hand zou hebben gehad, word, eeni-
gen tijd geleden, als van eon ander
feit verdacht, to Rotterdam gearres
teerd on bij dio gelegenheid ook over
die ontvluchting gehoord.
Toen echter werden er blijkbaar
geen termen gevonden, om hom in
hechtenis te nouden.
Na dien is hij te Rotterdam weer
in hechtenis gesteld, als verdacht van
wéér een ander misdrijf, en ook do
justitie to 's-Hertogenbosch vond re
denen het onderzoek in zake bedoelde
ontvluchting voort te zetten, waarin,
naar men meent, met Wijnen nog een
derde, een oud-bekende bij politie en
justitie, zou zijn betrokken.
EEN WEERSPANNIG ADVOCAAT.
Een advocaat maakte het te Am
sterdam eenige mede trampassagiers
lastig. De conducteur verzocht hem
van de tram af te gaan; hij weigerde,
de hulp van een agent werd ingeroe
pen en met veel moeite werd hij op
straat gezet, terwijl hij den agent ee
nige woorden als „vuile schooier"
toevoegde, waardoor deze zich in zijo
eer en goeden naam gekrenkt voelde.
Daarom wilde hij beklaagd© arrca-
teeren, maar deze, die zoo al niet vol
slagen dronken, dan toch wel on ga.
veer halverwege was, verdedigde
zich met zijn stok, zoodat ook dit
moeite kostte, en de agent een viertal
tikken opliep. Ann 't bureau op het
Singel te Amsterdam werden op do-
zelfde wijze een brigadier en een in
spected!- beleedigd. De advocaat was
heel lastig, en 't duurde een uur,
voor hij bedaard was en men hem
weg kon laten'gaan.
Schriftelijk bood hij den volgenden
dag den inspecteur zijn verontschul
digingen aan, maar de ambtenaar in
functie was beleedigd, zoodat ook
zonder klacht van de zijde van den
beleedigde de zaalc werd vervolgd.
Het O. M. betoogde dat. altijd belèë-
digingen van, en verzet tegen het ge
zag hem leed deden; te meer was dit
het geval waar het iemand gold dio
een klassieke opleiding had ontvan
gen; en nog meer, waar het nu ie
mand betrof van wien men mocht
verwachten, dat hij alleszins de hand
having der openbare orde zou steu
nen in plaats van tegenwerken. Hij
eischte een gevangenisstraf van 45
dagen.
ZES MENSCHEN VERBRAND.
In een huurhuis aan de oostzijde
van New-York heeft D'r sdagavond
een noodlottige brand gewoed. Hoe
het vuur ontstaan is, weet men niet,
in enkele minuten echter bleek de
benedenverdieping in lichte laaie te
staan, zoodat den bewoners der bo
venverdiepingen de weg tot ontko
ming was afgesneden. Er woonden
bijna honderd menschen in het huis.
Ecnigen sprongen uit de ramen,
waarbij twaalf werden gekwetst
twee levensgevaarlijk. Anderen wer
den door de politie eu de brandweer
gered.
Toen de brand bedwongen was,
vond de brandweer in de uitgebran
de woningen zes lijken.
STORM.
Uit verschillende dcelen van Frank
rijk komen berichten over hevigen
storm, sneeuwval en mist. De vis-
schers van Brest zien angstig uit
naar eenige pinken, dio op zee door
den storm overvallen zijn. Een groote
hoeveelheid aangespoelde wrakstuk
ken doet het ergste vreezen.
DE MIJNRAMP IN ILLINOIS.
Van de 78 mijnwerkers, die in do
verbrande m:;'n te Cherry nog in le
ven werden gevonden, zijn voorloopig
niet meer dan twintig aan hun gezin
nen terug gegeven. De overigen ver
keerden in een toestand, die hunne
overbrenging uit de m:>n niet toeliet.
Zij worden in een veilige mijngang
verpleegd. Enkelen zijn inmiddels ten
gevolge van de doorgestane ontberin
gen bezweken
De ander© mijnwerkers, die vol
gens het zeggen van een dor geredden
nog in leven zouden wezen, zijn nog
niet gevonden. Zaterdag heeft men
nog hooren kloppen. Toen met spoed
m de richting van het geluid werd
voortgewerkt, stieten cl© redders op
een ingestorte gang, waarin zij weg-