HAARLEM'S DAGBLAD.
OM ONS HEEN
lis Invloed van het weer op
de gezondheid.
iaitenlandscb Overzicht
Stadsnieuws
Rubriek voor Vragen
Uit de Oiastrekea
Biuaëfii&tié
FEUILLETON
Hst Vergaan van de
„Lady Jermyn."
No. 1043.
Het is nu de tijd van mopperen.
Na don zomer met weinig zon en
bijna geen warmte, zijn enkel© mooie,
heldere October- en Novemberdagen
gekomen en nu zitten we, onder een
huiverige temperatuur, met veel wa
ter, al in de maand December en gaan
de donkere dagen vóór Kerstmis te
gemoet.
't Is inderdaad niet plezierig. En
we maken het voor ons zelf en ande
ren nog erger, door bij elke ontmoe
ting te zuchten „Akelig weer, hé
Naar weer I Ellendig, om ziek te wor
den l" Na de wisseling van deze
zwaarmoedige uitroepen lijkt het weer
nog guurder, de regen nog natter dan
te voren.
Nu Ja, het soreekt van zelf, dat een
dag van vroolijken zonneschijn alle
menschen plezieriger stemt, dan een
grijsgrauw© dag, waarop het 's mor
gens te negen uur nog niet recht dag
is en 's middags te halfvier alweer
avond. Moesten de menschen zelf bij
meerderheid van stemmen het weer
maken, dan zou er waarschijnlijk dag
in dag uit heldere zonneschijn moeten
wezen, met een afkoelend windje, dat
vooral niet te hard moest waaien.
't Is waar we verlangen niet enkel
naar mooi weer, omdat ons humeur
daarbij vroolijker is, maar ook en
.vooral uit vrees voor onze gezond
heid. Hoe staat het toch eigenlijk met
den invloed, dien het weer op onze ge.
zondheid uitoefent? Ik herinner me,
dat een van mijn vrienden in ons
slechte seizoen, dat wil zeggen in den
naherfst en den winter, aan de Rivie
ra vertoefde en daar wel genoot van
de prachtig blauwe lucht en de zacht
heid van 't klimaat, maar toch met
een flinke bronchitis thuis kwam, om
dat hij zoo onvoorzichtig was sreweest
in dat warme land op een vroeg uur
uit te gaan, toen er een wind woei,
dien een vreemdeling niet straffeloos
verdragen kon.
Was hij in Haarlem gebleven, dan
zou hij deze bronchitis wellicht niet
hebben opgedaan 1
In het weekblad Moleschott,
dat voortdurend belangwekkende din
gen brengt over gezondheidsleer en
daaraan verwante zaken, vind ik een
artikel, waarin de invloed van het
weer op de gezondheid wordt behan
deld. De schrijver begint met op den
voorgrond to stellen', dat het oneindig
moeilijker is dan Jeeken dikwijls mec-
nen, iets zekers over den werkelijken
invloed van het weer op onze gezond
heid en als ziektemakende oorzaak
vast te stellen. Na deze verklaring zou
jo denken, dat het artikel wel uit kon
zijn vóórdat het begonnen was, maar
zóo erg is het niet gemeend. Dokters
zijn er wel eens meer op gesteld om
vast te leggen, duidelijk te maken, dat
ze niet voor allo omstandigheden een
maatstaf hebben, waarmee als met een
duimstok alles precies tot op een cen
timeter na, bepaald kan wor
den. Iiebbeu ze dit eenmaal gedaan,
hun geweten aldus gerust gesteld,
dan komen ze wel met hun beschou
wingen voor den dag.
Zoo ook de schrijver in Mole
schott, die ons de geruststellende
verklaring geeft, dat de mensch een
meegaande natuur bezit, zoodat zijn
gezondheid niet ernstig kan worden
bedreigd door slechts een enkele oor
zaak of invloed uit zijn omgeving, dus
bijvoorbeeld evenmin door hitte als
door koude. Is hij gezond en sterk ge
noeg, leeft hij eenigszins voorzichtig,
dan is hij ten laatste in staat, alles te
verdragen, zelfs al bestaat er langen
tijd aaneen zoogenaamd slecht weer,
zonder tc groot© en plotselinge spron
gen in de temperatuur.
Met zwakke personen of menschen,
die zooals men dat noemt, nergens te
gen kunnen, is het anders. Huiszitten-
den of zij. die gewoon zijn zich te ver
troetelen door het voortdurend ver
blijf in warme kamers, of door te
warme kleeding en ligging, gevoelen
zich al ongesteld door den minsten
wind of de geringste verandering lu
het weer.
Ons vermogen om weerstand te kun
nen bieden aan verschillende weers
invloeden ontwikkelt zich slechts
langzamerhand door een verstandige
manier van gewennen.
Het is de warmte, die het weer en
zijn afwisseling beheerscht. Want wel
zijn het de winden, die zich op de
verschillende toestanden van het
aardoppervlak en zijn omgevenden
luchtkring doen gelden, maar die
winden zelf vinden hun oorsprong In
temperatuursverschillen in de onder
scheiden streken van den dampkring
en zijn dus ook weer afhankelijk van
de zon.
Gewoonlijk schijnt evenmin warm
als koud weer beslist schadelijk op
onze gezondheid te kunnen inwerken,
behalve als een buitengewoon hoog©
warmte- of buitengewoon lage koude-
graad langen tijd duurt. En zelfs dan,
meent de schrijver, zijn het in den re
gel bijna uitsluitend zwakke en ge
voelige personen, vooral vrouwen,
kinderen en ouden van dagen, sukke-
laars en menschen die herstellen van
zware ziekten, welke er onder lijden.
Het grootste gevaar voor de gezond
heid, zoo gaat hij voort, brengt altijd
een vochtig-koud weer mee, wanneer
de hemel donker is vol nevel en damp,
langdurige regenbuien en neerslagen
aan de orde van den dag zijn. Het
weer dus, dat we in deze dagen bele
ven. Dit klinkt weinig bemoedigend,
maar we worden getroost door de
verzekering, dat we ons gelukkig mo
gen rekenen met het veelvuldig heer-
schen >n onze streken van westen- en
zuidwestenwinden, omdat die over
den Atlantischen Oceaan tot ons ko
men en daardoor altijd veel warmer
en tevens vochtiger zijn, don oosten-
of noordewinden.
En dan is het elders beter We
rekenen nu eenmaal geluk en onge
luk bij vergelijking welnu, de
mensch is nergens meer aan kouvat
ten onderhevig, dan in de warme lan
den, waar hij. door de voortdurende
hitte dubbel gevoelig is voor élke da-
l jig van de temperatuur, die bijvoor
beeld bij koude winden en tegen den
avond intreedt.
De schrijver behoort tot de optimis
ten hij vindt de middelmaat van
warmte en vocht, met een bepaalde
gelijkvormigheid van het weer, zon
der te snelle en te groote tempera-
tuurs-schommelingen, zooals een' en
ander in onze gematigde luchtstreek
voorkomt, heel goed en gelukkig. Het
voldoet ook aan onze zucht naar af
wisseling en verandering, terwijl het
mooiste weer op den duur vermoeiend
wordt en den mensch tot o_p zekere
hoogte uitput, getuige Indië, waar de
Europeaan dikwijls gebukt gaat on
der de eeuwige gelijkvormigheid dei-
warmte.
De lezer zal zeggen, dat dit alles
goed en wel is, maar tevens vragen,
wat de conclusie is, die daaruit ge
trokken moet worden.
Deze, zoo zegt de schrijver van het
artikel, nuchter maar waar, dat het
weer zich nooit naar den mensch zal
schikken en dat dus op ons de taak
rust, ons naar het weer te richten.
Daarom dringt hij dan ook op doel
matige kleeding en woning, huidver-
pleging, voedzamen kost en verster
king van het.lichaam aan, het laatste
door harding van de prilste jeugd af,
waartoe het verkeer en verblijf in de
vrije lucht een der hoofdmonumenteu
is. En dan volgen de wijze woorden
Men bedenke steeds, dat
slechts zij het meest door
lucht en weer hebben te
1 ij den, die hetminstermee
in aanraking komen.
Adres aan de tliuiszitters, die niet
bepaald ziek of zwak, maar alleen
afkeerig van „slecht" weer zijn. En
aan de anderen, die er dan wel dag
in, dag uit door moeten, zou ik wil
len vragen of we niet beter deden met
onze klachten over weer, dat ons niet
plezierig stemt, achterwege te laten.
De last des jammers,, die men draagt,
Drukt zwaarder nog, hoe meer men
klaagt.
J. C. P.
Gisteren werd
HET DEBAT IN HET HOOGER-
HUIS
over de begrooting voortgezet. Onder
anderen was Lord Morley aan hot
woord, die zei, dat de motie van Lord
Lansdown© door hem niet aanvaard
kon worden. Door aanneming der mo
tie eigent 't Hoogerhuis zich onrecht
matig het recht van controle op de
financiën toe en tevens de macht, om
de ontbinding van het Lagerhuis af
te dwingen. Lord Lansdowne's motie
was z. i. een dobbelaarsworp, en hij
ontkende, dat zij het socialisme in
zijn vaart zou stuiten, aangenomen
zelfs, dat er een gevaarlijk socialisti
sche strooming bestaat.
Ook vroeg Lord Morley, of do
Lords blijk zouden geven van wijsheid
en staatkundige scherpzinnigheid,
door een houding aan te nemen, die
hen blootstelt aan het gevaar van
beschuldigd te worden, dat zij de
kampioenen zijn van de rijken in den
strijd togen de armen. Engeland is
gedurende vele geslachten steeds een
luisterrijk toonbeeld van hervorming
geweest en elke beneveling van de
Engelsche fiscale of constitutionneele
staatkunde zou In hooge mate ten
goede komen aan de reactionnairc
partijen op het vasteland.
De motie van Lansdown© moet z. i.
leiden tot
EEN HERZIENING VAN DE
CONSTITUTIE
en zou de eerste stap zijn op een ge
vaarlijken weg.
Lord Morley beslootNa de stem
ming van morgen (dat is heden Dins
dagavond) zullen allen tot de over
tuiging komen, dat er een sein is ge
geven tot ernstigen en misschien
langdurigen strijd. (Toejuichingen bij
de ministerieelen).
In den verderen loop der discussie
kenschetste Lord. Rothschild, spreken
de namens de City, verschillende be-
grootingsmaatregelen als nadeelig
voor het Britsche crediet en vertrou
wen.
Sir Samuel Montague verdedigde
daax-entegen d© begrooting als lxet
geschiktste middel om aan het benoo-
digde geld te komen en verklaarde,
dat Engeland nog steeds van ailfl
volken het meeste crediet had.
Lord James, een unionistisch peer,
ontzegde aan de peers het grondwet
tig recht om de begrooting te ver
werpen.
Hedenavond, misschien, vannacht,
komt de stemming.
Nogmaals zij opgemerkt, dat de al-
gemeene verwachting is, dat de Lords
de motie van Lord Larxsdowne met
groote meerderheid van stemmen zul
len aannemen.
Dan zullen de kiezers bij de stem
bus moeten spreken.
MINISTERS AANGEKLAAGD.
De Deensche Folkething besloot,
naar aanleiding van het rapport in de
zaak-Alberti (de minister, die zich
aan de verduistering van ©enige mil-
lioenen uit de staatskas heeft schul
dig gemaakt), tegen de oud-ministers
Ciiristensen en Berg een aanklacht
wegens overschrijding der ambtsbe-
vofcgdheid in te dienen. Beide minis
ters zullen voor liet Staatsgerechtshof
terecht staan.
Christensen wordt'beschuldigd, on
danks de dringende verdenking tegen
Alberti, een onderzoek in zijn zaak te
hebben nagelaten en hem zelfs ander
half millioen kronen uit de schatkist
te hebben geleend. Berg wordt be
schuldigd geen voldoende contróle op
de spaarbanken van Alberti te heb
ben gehouden. Voor de in staat van
beschuldiging stelling stemden de ra
dicalen, socialisten en conservatieven,
tegen stemde d© Boerenreformpartij.
Onder de telegrammen heeft men
gisteren kunnen lezen, dat er
EEN NIEUWE GOUVERNEUR
VOOR FINLAND
benoemd is. In de plaats van generaal
Böckmann is generaal Franz Albert
Seyn aangesteld.
In Finland zal men over deze be
noeming niet juichen. De benoeming
is wel het beste bewijs, dat Rusland
voornemens is zijn politiek tegenover
Finland op krachtige wijze door te
zetten.
Generaal Seyn is de aangewezen
man, om de
RUSSIFICEERING VAN FINLAND,
die onder Bobrikof begonnen is, en
waaraan hij als adjudant van dien
gouverneur een werkzaam deel had,
vooi't te zetten. Seyn was toen al in
Finland gehaat, niet minder zelfs dan
zijn chef.
Lu 1905, na het nationale herstel
van Finland, verliet Seyn dit land.
Niet lang duurde zijn afwezigheid,
want reeds na twee jaren verlangde
men in Petersburg weer strenger re
geering voor Finland. Toen werd
Seyn er weer als adjudant op afge
stuurd.
Nu heeft Seyn er geheel de vrije
hand
Anne Finnen I
UIT MAROKKO
komt nu eindelijk eens een hoopvol
bericht.
Vrijdag heeft generaal Marinas met
een legermacht van niet minder dan
10.000 man infanterie, 2000 man ca
valerie en 60 stukken geschut den
berg Alslatten bezet. De vijand heeft
geen noemenswaard verzet geboden
en koos den aftocht.
Even later boden de hoofden der
Beni-Boufrour en der Beni-Sidel aan
generaal Marinas hun onderwerping
aam
De strafexpeditie of oorlog schijnt
dus nu op een einde te loopen.
UIT 'T VERRE OOSTEN.
Volgens een telegram uit Charbin
is er tusschen China en Japan een
verdrag tot stand gekomen, waarbij
aan China het beheer over den Zuid-
Muutsjoerschen spoorweg overgedra
gen en aan Jajxan het bezit van het
Schiereiland en Liaotoeng met Port
Arthur en Dalny verzekerd wordt.
DE GIFTPILLEN.
Luitenant Adolf Richthofer, van het
Oostenrijksch© leger, beschuldigd aan
verscheidene van zijn mede-officieren
giftpillen te hebben gezonden, heeft
ten slotte bekend.
MEVROUW STEINHEIL
is nu in Londen aangekomen.
Journalisten vechten om een inter
view
Gcabouaeardeu hebben liet voorreek
vrugen op verschillend gebied, mits voor
beantwoording vatbaar, in te senden btj de
Kcductle van Haarlem's Dagblad, Groote
Bouwtrant 63
Alle antwoorden worden geheel kosteloos
gegeven en, voor zooveel mogelijk is, den
dtig na de inzending
Aanvragen, die niet volledig naam eu
woonplaats van den inzender vermelden,
wordt geen uandaohigesohonken.
VRAAG: Ais een vader (weduw
naar) erft van zijn eigen vader, deelen
zijn kinderen dan ook mede?
ANTWOORD: Neen, deze erf portie
is voor den vader alleen.:
VRAAG: Mijn baas heeft mij bin
nen de acht dagen opgezegd. Heb ik
nu recht op 14 dagen loon?
ANTWOORD: Neen, uw baas had
het recht u met do week op te zeggen.
Heeft hij dat gedaan, dan moet hij
u alleen betalen tot den dag van ver
trek.
VRAAG: Is een dienstmeisje ver
plicht d© schuld van hare ouders te
betalen? Nu dreigen de ouders haar
thuis te halen. Zij is 20 jaair oud.
Hebben zij daar het recht toe?
ANTWOORD: Het meisje is niet
verplicht de schuld van hare ouders
te betalen; maar zij is nog minder
jarig en dus nog in de ouderlijke
macht. Willen zij haar thuis halen,
dan zal er niet veel aan te doen zijn.
VRAAG (van iemand die verzocht
de vraag zelve niet in de courant
over te nemen).
ANTWOORD: Wij hebben uwe
vraag niet goed begrepen, omdat u
ons niet mededeelt of u spreekt van
de moeder van uwen eersten, dan wel
van uwen tweeden man. 'Betreft de
zaak de moeder van uwen eersten
man, dan zoudt u kunnen worden
genoodzaakt iets tot onderhoud bij te
dragen, doch is er sprake van de
moeder van uwen tweeden man, dan
is deze zelf de aangewezen persoon
om voor zijlij moeder te zorgen. Met
deze inlichtingen zult u dé" vraag zelf
wel kunnen oplossen.
VRAAG. Scheidsrechter A. J. Bronk.
horst was Zondag g e 1 ij k t ij d i g op
het veld van Haarlem, aan den Scho-
terweg, en op het veld van Velocitas
te Breda Hoe kan dat
ANTWOORD. Er zijn twee scheids
rechters, die A. J. Bronkhorst heeten.
SCHOTEN.
KENNISGEVING HINDERWET.
B. en W. van Haarlem brengen ter
kermis, dat door hen is ontvangen een
bekendmaking van B. en W. der ge
meente Schoten, inhoudende dat aan
hen door Gedeputeerde Staten der
provincie Noord-Holland vergunning
is verleend, om op de perceelen, ka
dastraal bekend gemeente Schoten in
Sectie B, No. 31SU en 414, een ketel
huis met stoomketel, eene ammoniak-
fabriek, eene stoommachine en bijko
mende werken te mogen oprichten.
TWEEDE KAMER.
Minister Heemskerk, die de replie
ken beantwoordde, had in het nader
algemeen debat niet veel nieuws meer
te zeggen. Z. 1. had hij duidelijk ge
noeg gezegd, wat de Christelijke
rechtsbeginselen waren, doch hij wan
hoopte er aan dit duidelijk te maken
aan degenen, die het bestaan der be
ginselen ontkenden. De Minister
noemde de voorstelling alsof zijn for-
rnuleering dier beginselen onduidelijk
was als een valsche, evenals het ver
wijt, dat de Minister met het woord
Christelijke beginselen had gespeeld.
Zijn formuleering lag jn de lijn der
anti-revolutionaire methode en week
dus eenigermate af van die van den
heer Lobman, die Christ.-Historisch
is. Eenheid ten koste van de waar
heid was niet te verkrijgenmen
moest rekening houden met wat sa
menbond.
Dat de taakeer rechterzijde ulleen
zou ziju de scheiding te beletten tus
schen conservatief en vooruitstre
vend, gaf de Minister slechts ten dee-
le toe liaar taak was nog een ande
re, zeer veelzijdigo. Wilde de linker
zijde aan die taak medewerken, het
was haar zaak. Men was dan tegen
het Kabinet en tegen rechts, maar wil
de toch van elkander af. Op welke
punten van practisch regeeringshe-
leid was men het daar dun wèl eens?
Van samenvoeging van democratische
elementen was daar ook geen sprake.
Het kiesrecht scheen de eenige veree-
nigingsleuze hoewel ook daarover
verschil van meening scheen te be
staan. Doch, aangenomen, dat men
daarvan een stormram kon maken te
gen het Kabinethet was onjuist,
dat de Regeering naar een kapstok
zocht., de kiesrechthervorming ophing
aan den sociale wetgeving-kapstok, 't
Vorig Kabinet wilde grondwetsherzie
ning, docli niet om in de Grondwet een
nieuwen grondslag voor het kiesreent
te leggen. Men wilde een blanco-arti
kel. Deze Regeering wilde het tegen
deel zij wilde bij de Grondwetsher
ziening de grondslagen voor het kies
recht in de Grondwet neerleggen. Dat
was vrijwel de kortste weg.
Met de samenstelling der Staatscom
missie werd niet getalmd. Zij wikle
absoluut niet de kiesrechtherziening
op de lane© baan schuiven, maar zij
wilde bij de voorbereiding daarvan
gelijktijdig de sociale wetgeving tot
stand brengen. De prioriteit van de
sociale wetgeving was echter geen wet
van Perzen en Meden. De prioriteit
van het kiesrecht werd immers ook
door de heeren Drucker en Borgesius
niet ondubbelzinnig aanvaard. Dus
aanvaardden zij feitelijk het stand
punt der Regeering. Mochten de par
tijen ter linkerzijde weigeren in de
Staatscommissie zitting te nemen,
dan zou het niet haar schuld zijn, dat
de commissie eenzijdig was samenge
steld.
Een motie, als door den heer Bor
gesius in uitzicht gesteld, zou de kies
rechtherziening niet bespoedigen.
Thans enkele speciale punten. Wat
de salarissen der departements-amb-
tenaren betrof, deelde de Regeering
mede, dat zij in overweging wilde ne
men een instelling eener commissie
van onderzoek naar de ambtelijke
toestanden.
Op de quaestie der vrijbiljetten ofl
de spoorwegen ging do Minister niet
Inzij kwam bij hoofdstuk II terug.
Maar de Minister kwam op tegen da
uitdrukking „fooi"' van den lieer Loh-
man van een fooi kon geen sprake
wezen, wel van een beleefdheid. Ten
aanzien van de eedsquaestie, de ML
nister wilde aan consciëntiebezwaren
stellig tegemoet komen, doch z. I. kon
de justitieele eed niet worden gemist
voor een goede rechtsspraak. liet
kwam er op aan de consciëntiebezwa
ren juist in de wet te omschrijven,
dan wel dit, naar zeüere regelen, aari
den rechter over te laten.
Do uitoefening van het recht van
contróle der Kamer moest niet beleid
geschieden, zeer stellig waar het
handelingen gold van vroegere minis,
ters. Dat moest de Regeering wei ge*
ren.
De Minister eindigde met een be
roep op algemeen belang.
Na hem repliceerde de Minister van
Financien nog, ter handhaving van
zijn beschouwingen in eersten ter
mijn.
Hoofdstuk I werd goedgekeurd.
Nadat de Minister van Financiën
den heer De Geer overweging had toe
gezegd van diens aandrang om een
technische herziening der accijnswet-
geving, werd de verhooging van den
druukacciins tot f 90 aangenomen met
42 tegen 32 stemmen (rechts tegen
links, behalve de heer Van Karne-
beek).
In de avondvergadering was alle>
eerst aan de orde hoofdstuk II (Hoo
ge Colleges van Staat), waarhij de
heer De Beaufort terugkwam op do
quaestie der spoorwegvrijbiljetten. De
Regeering moest zich beschouwen als
de vrouw van Ceasar. Hij vroeg of al
le spoorwegmaritschappijen vrijkaar
ten hadden gegeven en of zij zich do
bevoegdheid hadden voorbehoudende
kaarten in te trekken als de Minis
ters iets deden, wat haar mishaagde-
Een hetero regeling van de vergoe
ding van de reiskosten voor de leden
der Staten-Geueraal was noodig bij
een eventueele Grondwetsherziening.
Spr. zou geen vrijkaart willen aan
vaarden van dc spoorwegmaatschap
pijen, hoewel kleine geschenken de
vriendschap onderhouden maar
dan van beide zijden
Vrij vervoer voor de Kamerleden
werd daarentegen verdedigd door deu
heer Duymaer van Twist. De heer
Marchant, die hem bestreed, ver
klapte tot groot misnoegen van ve
len dat er in de afdeelingen was
gecolporteerd voor het winnen van
steun ten gunste der vrijkaarten. Die
kaarten waren een subsidie van /200
tot 500 en meer aan de leden der Ka
mer, aan hun particuliere zaken, aan
do propaganda der politieke partijen.
De spoorwegmaatschappijen, grootste
werkgevers, subsidie verleenend aan
do propaganda der S. D. A. I'. het
was niet best te gelooven Men moest
goen beleefdheid van honderden gul
dens por jaar aannemen zonder een
contra-beleefdheid te kunnen bewij
zen en daartoe was men, als Kamer
lid, niet in staat. Voor het aanzien
dezer vergadering kwam spr. tegen 't
aanvaarden van vrijkaarten op, een
beleefdheid te fijner, naarmate de
hoer, dien het gold, hooger stond. De
Ministers konden immers hun reis
kosten declarocrcn. Spr. vroe^ of on
der vroegere Kabinetten soortgelijk
aanbod was gedaan
De heer Roodhuyzcn achtte een
kleine zaak geweldig kleingeestig op
geblazen. Hij achtte de deugd der mi
nisters en Kamerleden bestand tegen
een vrijbiljet. Vele Kamerleden kon
den zicli niet goed op de hoogte hou
den van veel wat in den lande voor
valt, zij konden zich dat niet veroor-
lcoven. Het vrijbiljet zou hen dus iu
staat stellen beter hun mandaat to
vervullen. Als tegenbeleofdhcid kon
men den directeuren der spoorweg
maatschappijen een vaste plaats be
zorgen in een van de loges der Ka
mer. (Gelach).
Ook de heer Schaper achtte de zaak
geweldig opgeblazen. De eenige vraag
die hierbij te pas kwam, was, dut do
betere vervulling van hun mandaat
door de Kamerleden, dus het belang
des lands. En dat verzette zich z. i.
niet tegen de aanvaarding van een
vrijbiljet.
Bij de tegenstanders voegde zich
de hoer Van Nispen (Nijmegen), o.m.
met een beroep op den oud-minister
De Meester. Met hem van meening
verschilde zijn partijgenoot Van Vlij.
men, die het vrij vervoer der Kamer
leden een zaak van landsbelang
achtte en nog opmerkte, dut vel© Ka
merleden slechts noodgedrongen in
Den Haag woonden, uit financieel®
overwegingen.
De heer Lobman bleef natuurlijk
staan op het reeds door hem bij het
algemeen debat ingenomen stand
punt. Wanneer de Kamerleden dienst-
41)
door
E. W. lloraung.
Waar geen venster voor je is
om uit te springen, oude jongen, en
geen klooren om u achter te verber
gen. Jo behoeft niet zoo verschrikt te
kijken liet is er zoo droog als kurk,
eooals een kelder maar kan zijn. En
het is over drie, dus ga mee.
HOOFDSTUK XVIII.
Een veelvoudige moon
d en a a r.
Het was een wijnkelder van groote
afmeting, met heel weinig wijn er in
Jk kon maar een klein gevuld vat
ontdekken. De vaten zelf lagen langs
,twee der wanden en de moeste waren
jvau binnen bedekt met spinnewebben,
(dicht geweven, alsof het muskieton-
(zordijnen waren.
De zoldering was overal heel laag
(reusachtige spinnen hingen hier en
daar, oogenschijnlijk dood, maar
springlevend bij een onwillekeurige
aanraking.
Ratten vlogen op toen wij binnen
kwamen, en ik was nog niet lang al
leen geweest toen zij terugkoerden om
mij gezelschap te houden. Ik ben geen
liefhebber van natuurlijke historie, en
zag er minder tegen op een leeuw te
gen te komen gewapend met een
buks, dan een rat met een stok. Mijn
gevangenbewaarders echter waren
zoo vriendelijk geweest een lantaren
achter te laten, die evenals mijn ma
tras op den grond staande, een waar
schuwing, zoo niet een bescherming
zou wezen tegen het ergste tenzij ik
sliep en tot nu toe was ik zelfs nog
niet gaan liggen.
De schurken waren vriendelijk ge
noeg, meer in 't bijzonder Santos, die
een nieuwe manier had aangenomen
om mij te behandelen nu hij een an-,
der denkbeeld van mijn karakter had
gekregenhij behandeld© mij nu on
geveer even hoffelijk als hij hot op de
boot Eva Denison had gedaan, waar
door hij toen mijn achting had afge
dwongen. Bovendien was Santos op
het idéé gekomen mij in de zaal even
te laten wachten, omdat ik behoefte
had aan eten en drinken op mijn weg
naar den kelder. Daarna hadden zij
mij gebracht door de met boeken be
zette deur van mijn gevangenis, langs
steenen trappen, die naar drie kel
derdeuren leiddem waarvan er een
dubbel achter mij gesloten werd. Het
hinderde mij te denken, dat er maar
twee deuren stonden tusschen mij en
de geheime gang naar de zee; want
een der twee andere moest daarheen
leiden. De eerste echter ging mijn
krachten al te boven en ik gaf het
heel spoedig op. Er was ook een heel
klein traliewerk, dat een beetje fris-
sche lucht doorlietde massieve mu
ren waren op één plek uitgeholdeen
ruw© nis was daarvan het resultaat
met een rooster tegen den boven- en
achterkant ongeveer zeven voet boven
den grond. Zelfs al was ik in staat ge
weest de tralies te verbreken, dan zou
het mij nog niets geholpen hebben,
want de opening vormde het segment
van een cirkel, welks middellijn maar
eenige duimen lang was. Ik had ech
ter groote bekoring de sterren nog
eens te zien en de buitenlucht tegen
mijn verbonden slapen te voelen, het
geen mij er toe bracht eens om mij
heen te kijken naar iets, waarop ik
kon gaan staan. En met éen oogop
slag ontdekte ik twee kisten, niet heel
groot en laag, maar met hun tweeën
juist geschikt voor mij. Tot mijn ver
bazing echter kon ik eerst geen van
beiden van hun plaats krijgen. Kwam
het doordat ik zoo zwak was, of wa
ren die kisten zwaarder dan lood?
Eindelijk wist ik er een van in mijn
armen te nemen om hem dadelijk
weer met een plof te laten vallen. Hij
viel QY<?r zijeen dunne regen van ge
le stof schitterde op den vloer. Ik
haalde den lantaarn het was goud
stof uit Bendigo of Ballarat.
Mijn afkeer was onuitsprekelijk en
toch voelde ik een soort van betoo-
vering bij het gezicht van datgene,
waarvoor zooveel menschenlevens
voor mijn oogen waren opgeofferd. De
eene minuut volgde op de andere,
waarin ik naar niets anders kon kij
ken en aan niets anders denken dan
aan do gestolen schatten voor mij
toen verzamelde ik zooveel van het
stof als ik krijgen kon, stak hei in miin
zak en blies de rest weg. De kist was
neergevallen, ongeveer op dezelfde
plek,\vaar ik haar gevonden had het
opheffen had mijn krachten niet wei
nig uitgeput en ik was blij eindelijk
op de matras uitgestrekt te liggen en
mijn lichaam in de dekens van Rat
tray te wikkelen.
Ik huiverde bij de gedachte van te
gaan slapenJe ratten werden zoo
levendig van het oogenblik af, dat ik
stil lag. Eén waagde het vlak bij den
lantaarn te komen zittenhet licht
viel op het wit van zijn huid en het
beest kwam mij weerzinwekkend
groot voor. En toch te midden van zoo
veel wat mij tegenstond (minstens
even erg als hetgeen ik tot nu toe on
dervonden had), kreeg de natuur de
bovenhand en hielden mijn kwellin
gen even op.
Hij slaapt, zei een stem zacht.
Maak den armen kerel niet wak
ker, zei een ander.
Maar ik wensch met hem te spre
ken. Mijnheer Cole Mijnheer Cole
Ik opende mijn oogen. Santos leek
mij spookachtig lang toe, zooals hij
daar stond in het zwakke, gele licht
Harris draaide zich om, toen ik naar
hem keekhij droeg een spade, en
begon zonder iets te zeggen vlak bij
de kisten te graven bij het licht van
een tweeden lantaarn, dien hij op een
der kisten had neergezet; van dat
oogenblik af stond hij met don rug
naar mij toegekeerd. Santos trok met
een gebaar in de richting van den ka
pitein een schouder op, terwijl hij een
veldstoeltje opensloeg en zeer beslist
daarop plaats nam aan het voeteneind
van mijn matras.
Als men een schat heeft, zei hij,
kan men niets beters doen. dan haar
begraven, mijnheer Cole. Onze jonge
vriend boven is het daar niet mee
eens, maar hij slaapthet is jammer;
hij drinkt zooveel brandewijn 1 Dat is
een zwak punt van jelui. Engelschen;
wij in Portugal raken het nooit aan,
behalve wat likeurdaarom hebben
wij minder slaap noodig. Onze vriend
de suuire is op dit oogenblik niets
meer dan een varken. Ik wil maar
zeggen, dat hij zoo vast slaapt, dat hij
ons niet eens zou hooren, als wij
elkaar dood schoten.
Hij glimlachte tegen mij op zijn va
derlijke wijze, welwillend, humoris
tisch geruststellend maar ik liet mi*
niot langer geruststellen ook kon liet
mij niet heel veel meer schelen, wat
er met mij gebeurde. Er komt een
oogenblik, dat do beker overvol is en
dot men geen weerstand meer biedt,
zoover was het met mij gekomen.
Heb jo hem dood geschoten
vroeg ik, daarbij denkende, dat hel in
dat geval des te eerder mijn beurt zou
zijn. Maar hij werd heelemaal niet
booshet perkamenten gezicht trok
zich samen in een toegevende glim
lach het achtenswaardige hoofd
schudde vroolijk ontkennend, terwijl
hij zijn sigaret wegwerpt, hetgeen ik
tot vervelens toe moet vertellen en
weer eeu nieuwe begon te rollen.
Wat een vraag zei hij. Och kom,
mijnheer Colel Maar u heeft volko
men gelijk. Ik zou hem hebben dood
geschoten of de keel afgesneden (en
hij toonde zich hoogst onverschillig op
dat punt), als u er niet geweest was;
en toch zou het uw schuld geweest
zijn I Ik behoef dat niet uit te leggen;
de toestand heeft zichzelf al verklaard;
bovendien is het al voorbij. Gij met
uw beiden tegen ons maar dat is
voorbij. En nu heb ik dien uitsteken
den José niet meer. U brak zijn been,
arme man. Ik vrees, dat het noodig
zal zijn hem een kop kleiner te ma
ken.
Santos zweeg even en vroeg toen ot
hij mij onaangename gedachten be
zorgde.
(Wordt vervolgd).