HAARLEM'S DAGBLAD. OM ONS HEEN lis Invloed van het weer op de gezondheid. iaitenlandscb Overzicht Stadsnieuws Rubriek voor Vragen Uit de Oiastrekea Biuaëfii&tié FEUILLETON Hst Vergaan van de „Lady Jermyn." No. 1043. Het is nu de tijd van mopperen. Na don zomer met weinig zon en bijna geen warmte, zijn enkel© mooie, heldere October- en Novemberdagen gekomen en nu zitten we, onder een huiverige temperatuur, met veel wa ter, al in de maand December en gaan de donkere dagen vóór Kerstmis te gemoet. 't Is inderdaad niet plezierig. En we maken het voor ons zelf en ande ren nog erger, door bij elke ontmoe ting te zuchten „Akelig weer, hé Naar weer I Ellendig, om ziek te wor den l" Na de wisseling van deze zwaarmoedige uitroepen lijkt het weer nog guurder, de regen nog natter dan te voren. Nu Ja, het soreekt van zelf, dat een dag van vroolijken zonneschijn alle menschen plezieriger stemt, dan een grijsgrauw© dag, waarop het 's mor gens te negen uur nog niet recht dag is en 's middags te halfvier alweer avond. Moesten de menschen zelf bij meerderheid van stemmen het weer maken, dan zou er waarschijnlijk dag in dag uit heldere zonneschijn moeten wezen, met een afkoelend windje, dat vooral niet te hard moest waaien. 't Is waar we verlangen niet enkel naar mooi weer, omdat ons humeur daarbij vroolijker is, maar ook en .vooral uit vrees voor onze gezond heid. Hoe staat het toch eigenlijk met den invloed, dien het weer op onze ge. zondheid uitoefent? Ik herinner me, dat een van mijn vrienden in ons slechte seizoen, dat wil zeggen in den naherfst en den winter, aan de Rivie ra vertoefde en daar wel genoot van de prachtig blauwe lucht en de zacht heid van 't klimaat, maar toch met een flinke bronchitis thuis kwam, om dat hij zoo onvoorzichtig was sreweest in dat warme land op een vroeg uur uit te gaan, toen er een wind woei, dien een vreemdeling niet straffeloos verdragen kon. Was hij in Haarlem gebleven, dan zou hij deze bronchitis wellicht niet hebben opgedaan 1 In het weekblad Moleschott, dat voortdurend belangwekkende din gen brengt over gezondheidsleer en daaraan verwante zaken, vind ik een artikel, waarin de invloed van het weer op de gezondheid wordt behan deld. De schrijver begint met op den voorgrond to stellen', dat het oneindig moeilijker is dan Jeeken dikwijls mec- nen, iets zekers over den werkelijken invloed van het weer op onze gezond heid en als ziektemakende oorzaak vast te stellen. Na deze verklaring zou jo denken, dat het artikel wel uit kon zijn vóórdat het begonnen was, maar zóo erg is het niet gemeend. Dokters zijn er wel eens meer op gesteld om vast te leggen, duidelijk te maken, dat ze niet voor allo omstandigheden een maatstaf hebben, waarmee als met een duimstok alles precies tot op een cen timeter na, bepaald kan wor den. Iiebbeu ze dit eenmaal gedaan, hun geweten aldus gerust gesteld, dan komen ze wel met hun beschou wingen voor den dag. Zoo ook de schrijver in Mole schott, die ons de geruststellende verklaring geeft, dat de mensch een meegaande natuur bezit, zoodat zijn gezondheid niet ernstig kan worden bedreigd door slechts een enkele oor zaak of invloed uit zijn omgeving, dus bijvoorbeeld evenmin door hitte als door koude. Is hij gezond en sterk ge noeg, leeft hij eenigszins voorzichtig, dan is hij ten laatste in staat, alles te verdragen, zelfs al bestaat er langen tijd aaneen zoogenaamd slecht weer, zonder tc groot© en plotselinge spron gen in de temperatuur. Met zwakke personen of menschen, die zooals men dat noemt, nergens te gen kunnen, is het anders. Huiszitten- den of zij. die gewoon zijn zich te ver troetelen door het voortdurend ver blijf in warme kamers, of door te warme kleeding en ligging, gevoelen zich al ongesteld door den minsten wind of de geringste verandering lu het weer. Ons vermogen om weerstand te kun nen bieden aan verschillende weers invloeden ontwikkelt zich slechts langzamerhand door een verstandige manier van gewennen. Het is de warmte, die het weer en zijn afwisseling beheerscht. Want wel zijn het de winden, die zich op de verschillende toestanden van het aardoppervlak en zijn omgevenden luchtkring doen gelden, maar die winden zelf vinden hun oorsprong In temperatuursverschillen in de onder scheiden streken van den dampkring en zijn dus ook weer afhankelijk van de zon. Gewoonlijk schijnt evenmin warm als koud weer beslist schadelijk op onze gezondheid te kunnen inwerken, behalve als een buitengewoon hoog© warmte- of buitengewoon lage koude- graad langen tijd duurt. En zelfs dan, meent de schrijver, zijn het in den re gel bijna uitsluitend zwakke en ge voelige personen, vooral vrouwen, kinderen en ouden van dagen, sukke- laars en menschen die herstellen van zware ziekten, welke er onder lijden. Het grootste gevaar voor de gezond heid, zoo gaat hij voort, brengt altijd een vochtig-koud weer mee, wanneer de hemel donker is vol nevel en damp, langdurige regenbuien en neerslagen aan de orde van den dag zijn. Het weer dus, dat we in deze dagen bele ven. Dit klinkt weinig bemoedigend, maar we worden getroost door de verzekering, dat we ons gelukkig mo gen rekenen met het veelvuldig heer- schen >n onze streken van westen- en zuidwestenwinden, omdat die over den Atlantischen Oceaan tot ons ko men en daardoor altijd veel warmer en tevens vochtiger zijn, don oosten- of noordewinden. En dan is het elders beter We rekenen nu eenmaal geluk en onge luk bij vergelijking welnu, de mensch is nergens meer aan kouvat ten onderhevig, dan in de warme lan den, waar hij. door de voortdurende hitte dubbel gevoelig is voor élke da- l jig van de temperatuur, die bijvoor beeld bij koude winden en tegen den avond intreedt. De schrijver behoort tot de optimis ten hij vindt de middelmaat van warmte en vocht, met een bepaalde gelijkvormigheid van het weer, zon der te snelle en te groote tempera- tuurs-schommelingen, zooals een' en ander in onze gematigde luchtstreek voorkomt, heel goed en gelukkig. Het voldoet ook aan onze zucht naar af wisseling en verandering, terwijl het mooiste weer op den duur vermoeiend wordt en den mensch tot o_p zekere hoogte uitput, getuige Indië, waar de Europeaan dikwijls gebukt gaat on der de eeuwige gelijkvormigheid dei- warmte. De lezer zal zeggen, dat dit alles goed en wel is, maar tevens vragen, wat de conclusie is, die daaruit ge trokken moet worden. Deze, zoo zegt de schrijver van het artikel, nuchter maar waar, dat het weer zich nooit naar den mensch zal schikken en dat dus op ons de taak rust, ons naar het weer te richten. Daarom dringt hij dan ook op doel matige kleeding en woning, huidver- pleging, voedzamen kost en verster king van het.lichaam aan, het laatste door harding van de prilste jeugd af, waartoe het verkeer en verblijf in de vrije lucht een der hoofdmonumenteu is. En dan volgen de wijze woorden Men bedenke steeds, dat slechts zij het meest door lucht en weer hebben te 1 ij den, die hetminstermee in aanraking komen. Adres aan de tliuiszitters, die niet bepaald ziek of zwak, maar alleen afkeerig van „slecht" weer zijn. En aan de anderen, die er dan wel dag in, dag uit door moeten, zou ik wil len vragen of we niet beter deden met onze klachten over weer, dat ons niet plezierig stemt, achterwege te laten. De last des jammers,, die men draagt, Drukt zwaarder nog, hoe meer men klaagt. J. C. P. Gisteren werd HET DEBAT IN HET HOOGER- HUIS over de begrooting voortgezet. Onder anderen was Lord Morley aan hot woord, die zei, dat de motie van Lord Lansdown© door hem niet aanvaard kon worden. Door aanneming der mo tie eigent 't Hoogerhuis zich onrecht matig het recht van controle op de financiën toe en tevens de macht, om de ontbinding van het Lagerhuis af te dwingen. Lord Lansdowne's motie was z. i. een dobbelaarsworp, en hij ontkende, dat zij het socialisme in zijn vaart zou stuiten, aangenomen zelfs, dat er een gevaarlijk socialisti sche strooming bestaat. Ook vroeg Lord Morley, of do Lords blijk zouden geven van wijsheid en staatkundige scherpzinnigheid, door een houding aan te nemen, die hen blootstelt aan het gevaar van beschuldigd te worden, dat zij de kampioenen zijn van de rijken in den strijd togen de armen. Engeland is gedurende vele geslachten steeds een luisterrijk toonbeeld van hervorming geweest en elke beneveling van de Engelsche fiscale of constitutionneele staatkunde zou In hooge mate ten goede komen aan de reactionnairc partijen op het vasteland. De motie van Lansdown© moet z. i. leiden tot EEN HERZIENING VAN DE CONSTITUTIE en zou de eerste stap zijn op een ge vaarlijken weg. Lord Morley beslootNa de stem ming van morgen (dat is heden Dins dagavond) zullen allen tot de over tuiging komen, dat er een sein is ge geven tot ernstigen en misschien langdurigen strijd. (Toejuichingen bij de ministerieelen). In den verderen loop der discussie kenschetste Lord. Rothschild, spreken de namens de City, verschillende be- grootingsmaatregelen als nadeelig voor het Britsche crediet en vertrou wen. Sir Samuel Montague verdedigde daax-entegen d© begrooting als lxet geschiktste middel om aan het benoo- digde geld te komen en verklaarde, dat Engeland nog steeds van ailfl volken het meeste crediet had. Lord James, een unionistisch peer, ontzegde aan de peers het grondwet tig recht om de begrooting te ver werpen. Hedenavond, misschien, vannacht, komt de stemming. Nogmaals zij opgemerkt, dat de al- gemeene verwachting is, dat de Lords de motie van Lord Larxsdowne met groote meerderheid van stemmen zul len aannemen. Dan zullen de kiezers bij de stem bus moeten spreken. MINISTERS AANGEKLAAGD. De Deensche Folkething besloot, naar aanleiding van het rapport in de zaak-Alberti (de minister, die zich aan de verduistering van ©enige mil- lioenen uit de staatskas heeft schul dig gemaakt), tegen de oud-ministers Ciiristensen en Berg een aanklacht wegens overschrijding der ambtsbe- vofcgdheid in te dienen. Beide minis ters zullen voor liet Staatsgerechtshof terecht staan. Christensen wordt'beschuldigd, on danks de dringende verdenking tegen Alberti, een onderzoek in zijn zaak te hebben nagelaten en hem zelfs ander half millioen kronen uit de schatkist te hebben geleend. Berg wordt be schuldigd geen voldoende contróle op de spaarbanken van Alberti te heb ben gehouden. Voor de in staat van beschuldiging stelling stemden de ra dicalen, socialisten en conservatieven, tegen stemde d© Boerenreformpartij. Onder de telegrammen heeft men gisteren kunnen lezen, dat er EEN NIEUWE GOUVERNEUR VOOR FINLAND benoemd is. In de plaats van generaal Böckmann is generaal Franz Albert Seyn aangesteld. In Finland zal men over deze be noeming niet juichen. De benoeming is wel het beste bewijs, dat Rusland voornemens is zijn politiek tegenover Finland op krachtige wijze door te zetten. Generaal Seyn is de aangewezen man, om de RUSSIFICEERING VAN FINLAND, die onder Bobrikof begonnen is, en waaraan hij als adjudant van dien gouverneur een werkzaam deel had, vooi't te zetten. Seyn was toen al in Finland gehaat, niet minder zelfs dan zijn chef. Lu 1905, na het nationale herstel van Finland, verliet Seyn dit land. Niet lang duurde zijn afwezigheid, want reeds na twee jaren verlangde men in Petersburg weer strenger re geering voor Finland. Toen werd Seyn er weer als adjudant op afge stuurd. Nu heeft Seyn er geheel de vrije hand Anne Finnen I UIT MAROKKO komt nu eindelijk eens een hoopvol bericht. Vrijdag heeft generaal Marinas met een legermacht van niet minder dan 10.000 man infanterie, 2000 man ca valerie en 60 stukken geschut den berg Alslatten bezet. De vijand heeft geen noemenswaard verzet geboden en koos den aftocht. Even later boden de hoofden der Beni-Boufrour en der Beni-Sidel aan generaal Marinas hun onderwerping aam De strafexpeditie of oorlog schijnt dus nu op een einde te loopen. UIT 'T VERRE OOSTEN. Volgens een telegram uit Charbin is er tusschen China en Japan een verdrag tot stand gekomen, waarbij aan China het beheer over den Zuid- Muutsjoerschen spoorweg overgedra gen en aan Jajxan het bezit van het Schiereiland en Liaotoeng met Port Arthur en Dalny verzekerd wordt. DE GIFTPILLEN. Luitenant Adolf Richthofer, van het Oostenrijksch© leger, beschuldigd aan verscheidene van zijn mede-officieren giftpillen te hebben gezonden, heeft ten slotte bekend. MEVROUW STEINHEIL is nu in Londen aangekomen. Journalisten vechten om een inter view Gcabouaeardeu hebben liet voorreek vrugen op verschillend gebied, mits voor beantwoording vatbaar, in te senden btj de Kcductle van Haarlem's Dagblad, Groote Bouwtrant 63 Alle antwoorden worden geheel kosteloos gegeven en, voor zooveel mogelijk is, den dtig na de inzending Aanvragen, die niet volledig naam eu woonplaats van den inzender vermelden, wordt geen uandaohigesohonken. VRAAG: Ais een vader (weduw naar) erft van zijn eigen vader, deelen zijn kinderen dan ook mede? ANTWOORD: Neen, deze erf portie is voor den vader alleen.: VRAAG: Mijn baas heeft mij bin nen de acht dagen opgezegd. Heb ik nu recht op 14 dagen loon? ANTWOORD: Neen, uw baas had het recht u met do week op te zeggen. Heeft hij dat gedaan, dan moet hij u alleen betalen tot den dag van ver trek. VRAAG: Is een dienstmeisje ver plicht d© schuld van hare ouders te betalen? Nu dreigen de ouders haar thuis te halen. Zij is 20 jaair oud. Hebben zij daar het recht toe? ANTWOORD: Het meisje is niet verplicht de schuld van hare ouders te betalen; maar zij is nog minder jarig en dus nog in de ouderlijke macht. Willen zij haar thuis halen, dan zal er niet veel aan te doen zijn. VRAAG (van iemand die verzocht de vraag zelve niet in de courant over te nemen). ANTWOORD: Wij hebben uwe vraag niet goed begrepen, omdat u ons niet mededeelt of u spreekt van de moeder van uwen eersten, dan wel van uwen tweeden man. 'Betreft de zaak de moeder van uwen eersten man, dan zoudt u kunnen worden genoodzaakt iets tot onderhoud bij te dragen, doch is er sprake van de moeder van uwen tweeden man, dan is deze zelf de aangewezen persoon om voor zijlij moeder te zorgen. Met deze inlichtingen zult u dé" vraag zelf wel kunnen oplossen. VRAAG. Scheidsrechter A. J. Bronk. horst was Zondag g e 1 ij k t ij d i g op het veld van Haarlem, aan den Scho- terweg, en op het veld van Velocitas te Breda Hoe kan dat ANTWOORD. Er zijn twee scheids rechters, die A. J. Bronkhorst heeten. SCHOTEN. KENNISGEVING HINDERWET. B. en W. van Haarlem brengen ter kermis, dat door hen is ontvangen een bekendmaking van B. en W. der ge meente Schoten, inhoudende dat aan hen door Gedeputeerde Staten der provincie Noord-Holland vergunning is verleend, om op de perceelen, ka dastraal bekend gemeente Schoten in Sectie B, No. 31SU en 414, een ketel huis met stoomketel, eene ammoniak- fabriek, eene stoommachine en bijko mende werken te mogen oprichten. TWEEDE KAMER. Minister Heemskerk, die de replie ken beantwoordde, had in het nader algemeen debat niet veel nieuws meer te zeggen. Z. 1. had hij duidelijk ge noeg gezegd, wat de Christelijke rechtsbeginselen waren, doch hij wan hoopte er aan dit duidelijk te maken aan degenen, die het bestaan der be ginselen ontkenden. De Minister noemde de voorstelling alsof zijn for- rnuleering dier beginselen onduidelijk was als een valsche, evenals het ver wijt, dat de Minister met het woord Christelijke beginselen had gespeeld. Zijn formuleering lag jn de lijn der anti-revolutionaire methode en week dus eenigermate af van die van den heer Lobman, die Christ.-Historisch is. Eenheid ten koste van de waar heid was niet te verkrijgenmen moest rekening houden met wat sa menbond. Dat de taakeer rechterzijde ulleen zou ziju de scheiding te beletten tus schen conservatief en vooruitstre vend, gaf de Minister slechts ten dee- le toe liaar taak was nog een ande re, zeer veelzijdigo. Wilde de linker zijde aan die taak medewerken, het was haar zaak. Men was dan tegen het Kabinet en tegen rechts, maar wil de toch van elkander af. Op welke punten van practisch regeeringshe- leid was men het daar dun wèl eens? Van samenvoeging van democratische elementen was daar ook geen sprake. Het kiesrecht scheen de eenige veree- nigingsleuze hoewel ook daarover verschil van meening scheen te be staan. Doch, aangenomen, dat men daarvan een stormram kon maken te gen het Kabinethet was onjuist, dat de Regeering naar een kapstok zocht., de kiesrechthervorming ophing aan den sociale wetgeving-kapstok, 't Vorig Kabinet wilde grondwetsherzie ning, docli niet om in de Grondwet een nieuwen grondslag voor het kiesreent te leggen. Men wilde een blanco-arti kel. Deze Regeering wilde het tegen deel zij wilde bij de Grondwetsher ziening de grondslagen voor het kies recht in de Grondwet neerleggen. Dat was vrijwel de kortste weg. Met de samenstelling der Staatscom missie werd niet getalmd. Zij wikle absoluut niet de kiesrechtherziening op de lane© baan schuiven, maar zij wilde bij de voorbereiding daarvan gelijktijdig de sociale wetgeving tot stand brengen. De prioriteit van de sociale wetgeving was echter geen wet van Perzen en Meden. De prioriteit van het kiesrecht werd immers ook door de heeren Drucker en Borgesius niet ondubbelzinnig aanvaard. Dus aanvaardden zij feitelijk het stand punt der Regeering. Mochten de par tijen ter linkerzijde weigeren in de Staatscommissie zitting te nemen, dan zou het niet haar schuld zijn, dat de commissie eenzijdig was samenge steld. Een motie, als door den heer Bor gesius in uitzicht gesteld, zou de kies rechtherziening niet bespoedigen. Thans enkele speciale punten. Wat de salarissen der departements-amb- tenaren betrof, deelde de Regeering mede, dat zij in overweging wilde ne men een instelling eener commissie van onderzoek naar de ambtelijke toestanden. Op de quaestie der vrijbiljetten ofl de spoorwegen ging do Minister niet Inzij kwam bij hoofdstuk II terug. Maar de Minister kwam op tegen da uitdrukking „fooi"' van den lieer Loh- man van een fooi kon geen sprake wezen, wel van een beleefdheid. Ten aanzien van de eedsquaestie, de ML nister wilde aan consciëntiebezwaren stellig tegemoet komen, doch z. I. kon de justitieele eed niet worden gemist voor een goede rechtsspraak. liet kwam er op aan de consciëntiebezwa ren juist in de wet te omschrijven, dan wel dit, naar zeüere regelen, aari den rechter over te laten. Do uitoefening van het recht van contróle der Kamer moest niet beleid geschieden, zeer stellig waar het handelingen gold van vroegere minis, ters. Dat moest de Regeering wei ge* ren. De Minister eindigde met een be roep op algemeen belang. Na hem repliceerde de Minister van Financien nog, ter handhaving van zijn beschouwingen in eersten ter mijn. Hoofdstuk I werd goedgekeurd. Nadat de Minister van Financiën den heer De Geer overweging had toe gezegd van diens aandrang om een technische herziening der accijnswet- geving, werd de verhooging van den druukacciins tot f 90 aangenomen met 42 tegen 32 stemmen (rechts tegen links, behalve de heer Van Karne- beek). In de avondvergadering was alle> eerst aan de orde hoofdstuk II (Hoo ge Colleges van Staat), waarhij de heer De Beaufort terugkwam op do quaestie der spoorwegvrijbiljetten. De Regeering moest zich beschouwen als de vrouw van Ceasar. Hij vroeg of al le spoorwegmaritschappijen vrijkaar ten hadden gegeven en of zij zich do bevoegdheid hadden voorbehoudende kaarten in te trekken als de Minis ters iets deden, wat haar mishaagde- Een hetero regeling van de vergoe ding van de reiskosten voor de leden der Staten-Geueraal was noodig bij een eventueele Grondwetsherziening. Spr. zou geen vrijkaart willen aan vaarden van dc spoorwegmaatschap pijen, hoewel kleine geschenken de vriendschap onderhouden maar dan van beide zijden Vrij vervoer voor de Kamerleden werd daarentegen verdedigd door deu heer Duymaer van Twist. De heer Marchant, die hem bestreed, ver klapte tot groot misnoegen van ve len dat er in de afdeelingen was gecolporteerd voor het winnen van steun ten gunste der vrijkaarten. Die kaarten waren een subsidie van /200 tot 500 en meer aan de leden der Ka mer, aan hun particuliere zaken, aan do propaganda der politieke partijen. De spoorwegmaatschappijen, grootste werkgevers, subsidie verleenend aan do propaganda der S. D. A. I'. het was niet best te gelooven Men moest goen beleefdheid van honderden gul dens por jaar aannemen zonder een contra-beleefdheid te kunnen bewij zen en daartoe was men, als Kamer lid, niet in staat. Voor het aanzien dezer vergadering kwam spr. tegen 't aanvaarden van vrijkaarten op, een beleefdheid te fijner, naarmate de hoer, dien het gold, hooger stond. De Ministers konden immers hun reis kosten declarocrcn. Spr. vroe^ of on der vroegere Kabinetten soortgelijk aanbod was gedaan De heer Roodhuyzcn achtte een kleine zaak geweldig kleingeestig op geblazen. Hij achtte de deugd der mi nisters en Kamerleden bestand tegen een vrijbiljet. Vele Kamerleden kon den zicli niet goed op de hoogte hou den van veel wat in den lande voor valt, zij konden zich dat niet veroor- lcoven. Het vrijbiljet zou hen dus iu staat stellen beter hun mandaat to vervullen. Als tegenbeleofdhcid kon men den directeuren der spoorweg maatschappijen een vaste plaats be zorgen in een van de loges der Ka mer. (Gelach). Ook de heer Schaper achtte de zaak geweldig opgeblazen. De eenige vraag die hierbij te pas kwam, was, dut do betere vervulling van hun mandaat door de Kamerleden, dus het belang des lands. En dat verzette zich z. i. niet tegen de aanvaarding van een vrijbiljet. Bij de tegenstanders voegde zich de hoer Van Nispen (Nijmegen), o.m. met een beroep op den oud-minister De Meester. Met hem van meening verschilde zijn partijgenoot Van Vlij. men, die het vrij vervoer der Kamer leden een zaak van landsbelang achtte en nog opmerkte, dut vel© Ka merleden slechts noodgedrongen in Den Haag woonden, uit financieel® overwegingen. De heer Lobman bleef natuurlijk staan op het reeds door hem bij het algemeen debat ingenomen stand punt. Wanneer de Kamerleden dienst- 41) door E. W. lloraung. Waar geen venster voor je is om uit te springen, oude jongen, en geen klooren om u achter te verber gen. Jo behoeft niet zoo verschrikt te kijken liet is er zoo droog als kurk, eooals een kelder maar kan zijn. En het is over drie, dus ga mee. HOOFDSTUK XVIII. Een veelvoudige moon d en a a r. Het was een wijnkelder van groote afmeting, met heel weinig wijn er in Jk kon maar een klein gevuld vat ontdekken. De vaten zelf lagen langs ,twee der wanden en de moeste waren jvau binnen bedekt met spinnewebben, (dicht geweven, alsof het muskieton- (zordijnen waren. De zoldering was overal heel laag (reusachtige spinnen hingen hier en daar, oogenschijnlijk dood, maar springlevend bij een onwillekeurige aanraking. Ratten vlogen op toen wij binnen kwamen, en ik was nog niet lang al leen geweest toen zij terugkoerden om mij gezelschap te houden. Ik ben geen liefhebber van natuurlijke historie, en zag er minder tegen op een leeuw te gen te komen gewapend met een buks, dan een rat met een stok. Mijn gevangenbewaarders echter waren zoo vriendelijk geweest een lantaren achter te laten, die evenals mijn ma tras op den grond staande, een waar schuwing, zoo niet een bescherming zou wezen tegen het ergste tenzij ik sliep en tot nu toe was ik zelfs nog niet gaan liggen. De schurken waren vriendelijk ge noeg, meer in 't bijzonder Santos, die een nieuwe manier had aangenomen om mij te behandelen nu hij een an-, der denkbeeld van mijn karakter had gekregenhij behandeld© mij nu on geveer even hoffelijk als hij hot op de boot Eva Denison had gedaan, waar door hij toen mijn achting had afge dwongen. Bovendien was Santos op het idéé gekomen mij in de zaal even te laten wachten, omdat ik behoefte had aan eten en drinken op mijn weg naar den kelder. Daarna hadden zij mij gebracht door de met boeken be zette deur van mijn gevangenis, langs steenen trappen, die naar drie kel derdeuren leiddem waarvan er een dubbel achter mij gesloten werd. Het hinderde mij te denken, dat er maar twee deuren stonden tusschen mij en de geheime gang naar de zee; want een der twee andere moest daarheen leiden. De eerste echter ging mijn krachten al te boven en ik gaf het heel spoedig op. Er was ook een heel klein traliewerk, dat een beetje fris- sche lucht doorlietde massieve mu ren waren op één plek uitgeholdeen ruw© nis was daarvan het resultaat met een rooster tegen den boven- en achterkant ongeveer zeven voet boven den grond. Zelfs al was ik in staat ge weest de tralies te verbreken, dan zou het mij nog niets geholpen hebben, want de opening vormde het segment van een cirkel, welks middellijn maar eenige duimen lang was. Ik had ech ter groote bekoring de sterren nog eens te zien en de buitenlucht tegen mijn verbonden slapen te voelen, het geen mij er toe bracht eens om mij heen te kijken naar iets, waarop ik kon gaan staan. En met éen oogop slag ontdekte ik twee kisten, niet heel groot en laag, maar met hun tweeën juist geschikt voor mij. Tot mijn ver bazing echter kon ik eerst geen van beiden van hun plaats krijgen. Kwam het doordat ik zoo zwak was, of wa ren die kisten zwaarder dan lood? Eindelijk wist ik er een van in mijn armen te nemen om hem dadelijk weer met een plof te laten vallen. Hij viel QY<?r zijeen dunne regen van ge le stof schitterde op den vloer. Ik haalde den lantaarn het was goud stof uit Bendigo of Ballarat. Mijn afkeer was onuitsprekelijk en toch voelde ik een soort van betoo- vering bij het gezicht van datgene, waarvoor zooveel menschenlevens voor mijn oogen waren opgeofferd. De eene minuut volgde op de andere, waarin ik naar niets anders kon kij ken en aan niets anders denken dan aan do gestolen schatten voor mij toen verzamelde ik zooveel van het stof als ik krijgen kon, stak hei in miin zak en blies de rest weg. De kist was neergevallen, ongeveer op dezelfde plek,\vaar ik haar gevonden had het opheffen had mijn krachten niet wei nig uitgeput en ik was blij eindelijk op de matras uitgestrekt te liggen en mijn lichaam in de dekens van Rat tray te wikkelen. Ik huiverde bij de gedachte van te gaan slapenJe ratten werden zoo levendig van het oogenblik af, dat ik stil lag. Eén waagde het vlak bij den lantaarn te komen zittenhet licht viel op het wit van zijn huid en het beest kwam mij weerzinwekkend groot voor. En toch te midden van zoo veel wat mij tegenstond (minstens even erg als hetgeen ik tot nu toe on dervonden had), kreeg de natuur de bovenhand en hielden mijn kwellin gen even op. Hij slaapt, zei een stem zacht. Maak den armen kerel niet wak ker, zei een ander. Maar ik wensch met hem te spre ken. Mijnheer Cole Mijnheer Cole Ik opende mijn oogen. Santos leek mij spookachtig lang toe, zooals hij daar stond in het zwakke, gele licht Harris draaide zich om, toen ik naar hem keekhij droeg een spade, en begon zonder iets te zeggen vlak bij de kisten te graven bij het licht van een tweeden lantaarn, dien hij op een der kisten had neergezet; van dat oogenblik af stond hij met don rug naar mij toegekeerd. Santos trok met een gebaar in de richting van den ka pitein een schouder op, terwijl hij een veldstoeltje opensloeg en zeer beslist daarop plaats nam aan het voeteneind van mijn matras. Als men een schat heeft, zei hij, kan men niets beters doen. dan haar begraven, mijnheer Cole. Onze jonge vriend boven is het daar niet mee eens, maar hij slaapthet is jammer; hij drinkt zooveel brandewijn 1 Dat is een zwak punt van jelui. Engelschen; wij in Portugal raken het nooit aan, behalve wat likeurdaarom hebben wij minder slaap noodig. Onze vriend de suuire is op dit oogenblik niets meer dan een varken. Ik wil maar zeggen, dat hij zoo vast slaapt, dat hij ons niet eens zou hooren, als wij elkaar dood schoten. Hij glimlachte tegen mij op zijn va derlijke wijze, welwillend, humoris tisch geruststellend maar ik liet mi* niot langer geruststellen ook kon liet mij niet heel veel meer schelen, wat er met mij gebeurde. Er komt een oogenblik, dat do beker overvol is en dot men geen weerstand meer biedt, zoover was het met mij gekomen. Heb jo hem dood geschoten vroeg ik, daarbij denkende, dat hel in dat geval des te eerder mijn beurt zou zijn. Maar hij werd heelemaal niet booshet perkamenten gezicht trok zich samen in een toegevende glim lach het achtenswaardige hoofd schudde vroolijk ontkennend, terwijl hij zijn sigaret wegwerpt, hetgeen ik tot vervelens toe moet vertellen en weer eeu nieuwe begon te rollen. Wat een vraag zei hij. Och kom, mijnheer Colel Maar u heeft volko men gelijk. Ik zou hem hebben dood geschoten of de keel afgesneden (en hij toonde zich hoogst onverschillig op dat punt), als u er niet geweest was; en toch zou het uw schuld geweest zijn I Ik behoef dat niet uit te leggen; de toestand heeft zichzelf al verklaard; bovendien is het al voorbij. Gij met uw beiden tegen ons maar dat is voorbij. En nu heb ik dien uitsteken den José niet meer. U brak zijn been, arme man. Ik vrees, dat het noodig zal zijn hem een kop kleiner te ma ken. Santos zweeg even en vroeg toen ot hij mij onaangename gedachten be zorgde. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 5