BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f8.20 PER 3 MAANDEN ®F 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. 2Ta Jaargang. ZA.TBBDAQ 18 DECEMBER 1009 Mo. 8125 HAARLEM'S DAGBLAD KOST IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OFGEMERKT. Rnbriek voor Vrouwen De ontwikkeling der Vrou wenbeweging in Rusland. De vrouwenbeweging in Rusland dateert daar al van omstreeks de tweede hellt der vorige eeuw en heeft zich zeer snel tot een faktor van ge wicht ontwikkeld, in het sociale le ven. Omstreeks 1860 werden daar door de vrouw de eerste pogingen tot eene geestelijke bevrijding gewaagd: in dit jaar toch verlangden en kregen drie vrouwen toegang tot de Peters burger universiteit; twee daarvan wa ren zusters en droegen den buiten- landschen naam van ConradL Maar nauwelijks een jaar zal dit wetens- dorstige drietal aldaar gestudeerd hebben, toen haar voor goed de toe gang tot de Universiteit ontzegd werd en dat wel doordat één der zusters Conradi, de onvoorzichtigheid had begaan,' om op de binnenplaats van het Universiteitsgebouw, een opruien de toespraak te houden als verzet te gen den chef van onderwijs van het Petersburger arrondissement. Dit werd toen gretig als voorwendsel aan gegrepen, om de vrouwen voor goed te bannen uit de Universiteiten en tot nog toe is daair geen verandering gekomen in dien toestand. Hoe kort ook va nduur, toch had deze over winning aangeduid, dat er een gees telijke ontwikkeling was ontstaan, en enkele ingeroeste vooroordeelen wa ren er reeds door verdreven. De zoo plotseling daarop gevolgde tegenslag, maakte een niet minder diepen in druk dan eerst de toelating en die beide feiten zijn als het ware de al armklok geweest, die de vrouwen kwestie hebben ingeluid. Nog in datzelfde jaar ontstond dan ook reeds haai' orgaan: „De Vrou- wenvraag", waaraan- vele eerste krachten medewerkten. Meer dan een van de medewerkers en mede werksters heeft dan ook den vreese- lijken tocht naar Siberië moeten ma ken; het blad werd zelfs onder Alex ander III verboden. Nu werd er in het Zuiden van het Tijk nog voortdurend gevochten en don mannen, die zich daar in dat mi lieu bewogen, was het wenschelijk voorgekomen vrouwelijke hulp in La.- zaretten enz. te krijgen. Zij wend/den zich tot den minister van oorlog Me- lutin, die de femonistenbe-wegng ge lukkig zeer genegen was, en zoo ont stond de gedachte, een speciale aca- demie voor vrouwelijke geneeskundi gen te openen. In 1872, dus nog onder Alexander II, werd dit instituut ge opend, maar in 1883 onder den uiterst reactionairen Alexander III werd het weer gesloten en wel onder voorwend sel, dat de oplossing van het vrou wenvraagstuk geen taak was van het Ministerie van Oorlog. De Russische vrouwen, die zich dus verder aan de geneeskunde wilden wijden, werden weer opnieuw, evenals bij de sluiting van de Petersburger Universiteit, ge dwongen naar het buitenland te trek ken. En haar komt dan ook den lof toe, dat behalve de Amerikaan- schea, zij het geweest zijn, die het grootste contingent leverden der aan buitenlandsche Universiteiten studee- rende vrouwen; voornamelijk trok ken zij dan naar Bern, Zurich en Parijs. Hebben zij nu in het buitenland den dokterstitel veroverd, dan moeten zij om in Rusland praktijk uit te oefe nen, daar nog het Staatsexamen af leggen, waarvan echter de Czaar dis- pens'atie kan verleenen. En het aan tal vrouwelijke artsen moet nu zelfs in Rusland zóó groot zijn, dat statis tisch is aangeduid, dat haar aantal in de groote steden zelfs grooter is dan dat der mannelijke artsen. Niet minder dan 70 percent van de Rus sische tandartsen behooren tot het vrouwelijk geslacht, waaronder er zijn, die het tot een inkomen van veertien tot achttien duizend roebels brengen, d. i. achttien tot vier en twintig duizend gulden. Voor liet rechtsgeleerde vak kun nen de vrouwen, noch in haar vader land studeeren, noch de in het bui tenland verkregene wetenschap in Rusland in praktijk en dus in geld omzetten. Wel nemen vakbladen ar tikelen der vrouwelijke juristen op en menig degel ij k-erkend vaktijdschrift, Is door haar reeds gepubliceerd. Als journalisten en ook als schrijf sters zijn de vrouwen in Rusland Ijverig werkzaam, ofschoon elk pro pagandageschrift nog op den index wordt geplaatst en er dus niet meer zoo een sneciaa' feministisch blad als „De Vrouwenvraag" daar verschenen is Vrouwelijke telegrafisten vond men in Rusland al vóór veertig jaar, aan de post-worden eerst sinds een jaar of zeven vrouwen toegelaten. Dat zij in den handel als boek houdster, secretaresse, kassier ster enz. werkzaam is, behoeft wel geen vermelding. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven DE WINTERSLAAP VAN ENKELE ZOOGDIEREN. In de historierollen van ons roem ruchte vaderland vinden wij ook ver meld, dat in 1567 bij de nadering van den beruchten AIva een groot aantal edelen en burgei's uitweek, om elders te zoeken, wat men hier niet vond: vrijheid van geweten, veiligheid van have en goed en berging voor het vee- ge lijf. Dit laatste is dezelfde drijfveer die de vogels tot vertrekken noopt, zoo dra de winter met zijn trawanten zijn intrede doet. Ook voor hen is er dan groot gevaar. Weldra zal het bemach tigen van het noodige voedsel zeer worden bemoeilijkt en spoedig zullen er tijden komen, waarin dit geheel onmogelijk is. Maar ook zij wijken uit, ook zij zoe ken naai' grootetr veiligheid en groeps gewijze trekken zij weg naar streken waar een milder klimaat de levens kansen vermeerdert. Gelukkig is hun lichaam op een dergelijke tour de force ingericht. De rappe wieken voeren hen snel door het ruim en als wij er nog niet aan denken de winterkleeding voor den dag te halen zitten velen van hen reeds in een wa.rmer oord te phiiloso- pheeren over ons koude landje, dat hen toch zooveel heerlijke dagen be zorgde. Niet alle dieren zijn echter in zul ke gunstige condities. Er zijn er nog genoeg, die des winters onmogelijk aan voedsel kunnen komen ert die toch niet bij machte zijn naai' een heter vaderland te emigreeren. Hebt gij er wel eens aan gedacht hoe het komt, dat in den winter geen enkele vleermuis zijn vliegevoluties houdt, terwijl zij toch in den zomer heel© avonden door onze straten flad deren? Ja, op zoo'n zomeravond, als het in- sectenleger nog gedeeltelijk rond vliegt, heeft de kleine vlieger het ver bazend druk. Er hoort heel wat toe, om een lichaam, dat soortelijk veel zwaarder is dan lucht, omhoog to houden en voort te bewegen; de mo tor moet worden gevoed en een groot aantal insecten is daarvoor noodig. Was het dat echter nog alleen, de jacht hoefde niet zoo verwoed ie zijn en een enkede meikever zou al een flink boutje vertegenwoordigen, maar waar moet ons diertje in den winter van leven. Een voorraadschuur van gedoode kevers en andere avondvlie gers kan niet worden aangelegd. De zen zouden bedorven zijn vóór de winter was aangebroken. Zaden en vruchten kan een vleermuis onmoge lijk gebruiken. Zijn gebit is er niet op ingericht en zijn darmkanaal is er te kort voor. Voor verre tochten zijn zijn vleu gels of liever zijn uitgespannen vlieg- liuiden niet doelmatig genoeg. „Dan zit er niets op dan doodhongeren" zouden wij geneigd zijn te zeggen als wij niet beter wisten. De natuur heeft echter nog een anderen uitweg. Hoe minder bewe gingen een vleermuis maakt, hoe min der arbeidsvermogen er noodig is en ook, hoe minder brandstof er wordt gebruikt. Om nfr de volmaaktste rust te heb ben, gaan onze fladderaars maar een dutje doen van enkele maanden. Gedurende dien tijd klopt het hart wel, maar langzamer dan in den zo mer, de levensfuncties staan niet stil, maar alles is tot de uiterste kalmte teruggebracht en hoewel er nog stof wisseling plaats heeft, teeirt het li chaam toch slechts heel langzaam op. Met dit lichaam bedoelen wij de hoe veelheid reservestof, die in den vorm van vet aanwezig is en die gedurende den zomer tusschen de lichaamsweef sels was opgehoopt. Om dit te verza melen moest de vleermuis zoo ver woed jagen, daardoor was zijn eetlust in den zomer zoo groot, want in dit eene jaargetijde moest hij voor 12 maanden voedsel bemachtigen. Als de rusttijd begint, zoeken de vleermuizen een beschut plekje op en hebben zij dit gevonden in een ou den toren, een vervallen gebouw of een hollen boom, dan zeggen zij het leven voor enkele maanden vaarwel en gaan rustig hangen aan de nagels der achterpooten. Om niet te veel last van de koude te hebben, slaan zij een mantel om zich heen en hiervoor doet de beschut tende vlieghuid dienst. Zoo blijft de warmte, die ontstaat bij de verbrui king van het verzamelde vet, bijna geheel voor het lichaam behouden, zoodat de temperatuur niet lager dan 14 gr. C. daalt. Ook de dichte haarbekleeding komt in den winter uitstekend te stade. De haren hebben onder het microscoop gezien den vorm van kleine rotanstok- ken en met de ringvormige oneffen heden sluiten zij vast aaneen, zoo dat het warmteverlies uiterst gering is. Geen wonder is het, dat de vloer muizen zoo gauw mogelijk weer ter jacht trekken. Als de voorjaarsavonden maar niet al te guur zijn komen zij wear te voorschijn. Natuurlijk zijn zij dan erg verzwakt, maar als zij wat ge lukkig zijn op hun tochten Ueeren do verloren krachten weer spoedig terug. Een andere slaapminnende bewo ner onzer koelere gewesten is de egel, vaak ten onrechte stekelvarken ge noemd. Deze stekelige vriend is eir in den winter al even slecht aan toe en zou den wij bij de vleermuizen nog een oogenblik durven veronderstellen, dat zij met inspanning van al hun krachten nog een beter vaderland zouden kunnen zoeken, bij den egel is alle twijfel buitengesloten, want niets wijst op vlugheid van bewe ging of gemakkelijke verplaatsbaar heid. Ook dit dietr voedt zich uitsluitend met dierlijk voedsel. Hij is onze trou we helper in den strijd tegen schade lijke insecten en lastige muizen. Nadert de winter, dan zint ook hij op middelen, om het leven tc behou den en daar hij op een verblijf in den grond is aangewezen, moet hij het zich daar maar zoo geriefelijk maken als mogelijk is. Tiet eenvoudige hol moet worden horschapen in een worm winterverblijf en hiervoor zijn aller lei plantenresten uitstekend geschikt. Do manier om deze in zijn leger stede te krijgen is vrijwel bekend. De stekels, *die in menigte den rug be dekken, doen denzelfdon dienst als de imitatiedegens van onze papierra- pers in den Hout. Even behoeft de egel maai' op zijn rug door de dorre bladereu te rollen om geheel er mee te zijn bedekt. Deze brengt hij dan naar het winterverblijf om daar met verschillende mossoorten tot een zacht tapijt te worden verwerkt. Daarop liggende geheel ineen ge rold brengt hij den winter door, maar ook de egel is erg verheugd, als de straten der lentezon hem uit zijn verdooving komen wekken. H. PEUSENS. De Erfenis. In een dorp op de grenzen van de Veroenigde Staten en Mexico leefde Pedro Vargas, die het ambacht van kuiper en timmerman uitoefende. Hij had op don oever van een rivier een aardig huis met een tuin, waarmee geen andere in het dorp kon worden vergeleken. Daar leefde hij met zijn aangenomen dochter, het kind van een voormaligen vriend en makker, die hem dit bij zijn dood had nagela ten. Het was een rustig en tevreden teven, dat hij leidde en hij zag met vertrouwen zijn ouden dag tegemoet Daar was echter een zaak, de meest waarschijnlijke en natuurlijke ter wereldu waarmede de oude Pedro nooit had 'gerekend. Toen Tulita ze ventien jaar geworden was, kwam die zorg tot Pedro in de gedaante van den jongen Frederigo Osuma, een boerenzoon, die bij zijn zwerftochten door de streek, was bekoord door de schoonheid en beminnelijkheid van Pedro's aangenomen dochter. En of Pedro daarvan iets bemerkt had of op andere wijze tot de overtuiging was gekomen, dat zijn dochter de aandacht trok van andere jongelie den uit het dorp of de nabuurschap, hij weerde en haatte bijna alle jon gelieden, juist wijl hij bang was, «Lat zij hem zijn kleinood zouden ontroo- ven. Daar kwam op zekeren dag Osuna het hek binnengereden, steeg van zijn paard en naderde met den hoed in de hond den ouden man, die voor de deur zijn pijp zat te rookeu. In welgekozen bewoordingen vroeg hij aan Pedro hem zijn dochter ten hu welijk te geven. Deze liet hern knlin uitspreken en zei toen na een korte pauze: Ik heb niets tegen u, maar ik verlang niet, dat Tulita zal trouwen. En waarom niet, Senor? vroeg de Osuna met het vertrouwen van tuurlijke bestemming van iedere vrouw? Waarom van iedere vrouw? wierp de oude man tegen. Ik geef toe, Mat het een natuurlijke bestemming is, maar het bevat menige ontbering en beproeving voor haar, die ik Tulita wensch te besparen. Ik ben geen rijk man, maai* arm ben ik ook niet, Se nor Osuna. Al wat ik heb, zal het hare worden en als ik er niet meer zal zijn, kan zij in welstand lever», onafhankelijk van een man. Eu hoe kan ik weten, ging hij na een kor te overweging verder, dat gij n et meer oog hebt op haar geld en goed dan op haar zelf. Het is geen compliment voor Se- norita Tulita, als ge zoo spreekt, ct- nor, antwoordde Osuna gevat. Gij weet wel, dat zij wel een echtgenoot zou krijgen, al had zij geen penning. Wat mij betreft, ik heb een kleine bezitting in Sonoma, die ik kan \er- koopen en dan hier bij u komen wo nen, zoodat ge niet van uw kind lie- hoeft te scheiden. Het schijnt wel, zei Ped.ro ten laatste met een diepen zucht, dat zul ke dingen onvermijdelijk zijn. Maar ik zal er Tulita over moeten spreken. Wat zal die er van zeggen? Vraag het haar, Senor, antwoord de Osuna met het vertoruwen van iemand, die weet, dat hij niet afge wezen zal worden. Tulita beefde op den klank van Pe dro's stem, die haar riep: Tulita, kom eens hier, ik heb wat inet je te bepraten. Zij kwam, verlegen en met neer geslagen oogen. Onze vriend wenscht u ten hu welijk, zei haar pleegvader. Weet gij daar al iets van? Ja, vader Pedro, was het ant woord. En hoe weet ge dat? Heeft hij u er over gesproken? Ja, vader Pedro, gisteren avond, zei het meisje blozende. En ge liebt er nog niets van ge zegd! Dat komt doordat Frederigo zoo vroeg is gekomen, 't Is nog pas acht uur. Ha, is het al Frederigo, riep de oude man. En voor dezen jongen man dien ge nauwelijks een jaar kent, wilt ge uw ouden vader gaan verlaten? U niet verlaten, vader Pedro. Wij wilden te zamen leven, als ge dit wenscht. Is het niet zoo? vervolgde zij, haar schoone bruine oogen tot haar aanstaande opheffende. Dat heb ik juist uw vader ver teld, antwoordde Osuna. Er is geen kwestie van hem te verlaten. En hij zou blij zijn u te trouwen, a' had ge slechts één japon, om aan te trekken, zei Pedro ietwat sarcas tisch. Dat zegt hij en ik geloof het ook, voegde Osuna ernstig er bij. Geef mij tijd tot Zondag, zei Pe dro. Het is nu Dinsdag. Kom Zondag na den middag om mijn beslissing, Osuna, en hlijf tot dien tijd uit de buurt van mijn huis. Hij sprak scherp en kortaf. De jon gelieden zagen elkander eenigszins ontsteld aan, maar maakten geen te genwerping. Zonder een woord ver der te wisselen, scheidden zij. Tulita keerde terug naar haar huishoudelij ke bezigheden, terwijl Osuna te paard steeg en wegreed. Den volgenden Zondagmiddag stond Pedro in zijn Zondagsgewaad uitge dost op den weg te wachten. Hij twijfelde er niet aan of Osuna zou zich spoedig vertoonen. En werkelijk, deze kwam langzaam aangereden, groette den ouden man en steeg af. Ik heb slecht nieuws, Osuna, zei Pedro, terwijl hij de hand op Frede- rigo's schouder legde. De Senorita is toch niet ziek? vroeg Osuna angstig. Neen, maar ik heb u iets andei's te vertellen.Ik was vroeger gehuwd in Guadalajava met een weduwe, doch in mijn afwezigheid stierven vrouw en stiefzoon aan de cholera. Zoo werd mij althans gezegd. Nu heb ik ge hoord, dat deze tijding valsch was en zij niet aan de cholera gestorven zijn, En waarom is dat slecht nieuws voor mij? vroeg Osuna Wel begrijp je dat niet. Als ik sterf, komen zij als rechtmatige erf genamen om mijn nalatenschap, zoo zij al niet vroeger komen. Dat spreekt van zelf, zei Osuna, maar wat heb ik daarmee te maken? Wel, ik zal Tulita arm moeten achterlaten. Nu, daar ben ik blij om, zei de jonge man. Dan kan ik u toonen, dat ik Tu lita niet om haar geld, maar om haar zelf tot vrouw heb begeerd. En hoor eens, vader Pedro, als uw vrouw en uw zoon zouden komen en ge zou dl het niet eens met hen kunnen wor den, dan hebt ge altijd nog Tulita en mij begrepen! God zegene u, Frederigo, sprak de oude man aangedaan. Aan Tulita hob ik echter van deze mogelijkheid nog niets gezpgd. Zij zal even als ik uw lief hebbend en dankbaar kind blijven, dat niets anders vraagt, dan dat ge haar liefhebt, zooals ge hebt gedaan van haar jeugd af. Zoo zij het, antwoordde Pedro plechtig. Gij kunt haai- huwen, wan neer ge wilt, Frederigo. Wie weet of do anderen niet op een zekere oogen blik te voorschijn komen. Verwacht ge ze cRin! Neen, niet bepaald, zei Pedro ge heimzinnig. Hij wist wel, dat ofschoon zijn vrouw en stiefzoon bijna even oud als hij zelf niet gestorven wa ren, toen hij dit had gehoord, ze nu toch reeds lang op het kerkhof van Guadalajava lagen. Denk er om vader Pedro, dat wij niets noodig hebben, zei Osuna. ik ken het hart van uw lieve Tulit.v. Maar, voegde hij er lachend bij, ge moogt ons wel een stuk in de huis houding geven tot gedachtenis. Binnen weinige maanden waren de jongelieden gehuwd en hadden hun woning gekozen bij Pedro, flic er op stond, dat zij zouden blijven tot do vermeende komst van zijn vrouw en zoon. Intusschen hield hij zich bezig met de vervaardiging van een souve nir uit een groote tobbe, die hij in een Loodsje plaatste, dat aan den moestuin grensde. In den wand van de loods maakte hij een opening even als in de tobbe, waardoor het water in den tuin kon loopen. De tobb ewas in twee afdeeli'ngen verdeeld, waar van de eene kon gebruikt worden om in te wasschen, wat Tulita dan ook deed. Hij had de tobbe met ijzeren bouten aan den wand der lotxls vust- gemaakt., zoodat zij onbeweeglijk stond. Pedro stelde veel belang in de tobbe. Toen ze leeg was, onderzocht hij den bodem of deze sterk genoeg was en niet lekte. Als Tulita met de wasch bezig was, zat hij vaak er bij" en zeide eens. Uw fortuin zit in deze waschtob- be, Tuli*a. En waarom, vador Pedro? vroeg de jonge vrouw, terwijl zij het schui mende zeepsop van de armen streek. Wel, het is een gezonde arbeid, het wasschen van kleederen. Het sterkt de spieren. Bovendien is het koel in de loods, niet zoo afmattend als in den zonneschijn. En het water, dat uit de tobbe in den tuin loopt, als ge de spie er uit brokt, besproeit dezen en maakt hem vruchtbaar, zoo dat ge zonder moeite of tijdverspilling de beste groente kunt krijgen. Als ik dood ben houd dan deze tobbe in waarde, Tulita. Het zal u een gedach tenis zijn van vader Pedro. De goede Tulita beloofde alles, wat hij vroeg. Jaren gingen voorbij in een geluk kig samenwonen. Niemand verscheen om aanspraak te maken op de liefde of de bezittingen van vader Pedro. Ten laatste echter raakte de oude man aan het sukkelen. Hij legde zich neer, doch klaagde over niets dan zwakte. Op zekeren dag was Tulita In de loods aan het wasschen en riep hij haar bij zich. Tulita, zei hij, toen zij kwam, als ik een jaar dood ben, vraag dan aan Osuna dat hij een nieuwen bodera in de tobbe zet, de oude is versleten. En hij ziet er nog zoo goed als nieuw uit, vader Pedro, zeide zij, meenende, dat hij wat malende was, en niet goed meer wist wat hij zeide. Neen, ik weet wat ik zeg. hernam hij, beloof mij, dat ge het zult doen. Ik beloof het n, zei Tulita. Dat huls met wat er in is, be hoort u, zeide hij verder, en ook de oude tobbe. Hij stierf en begroeven hem op het eenvoudige kerkhof. Ieder verwonderde zich. dat de ou de man geen flinke buil had nagel* ten, maar Osuna en zijn vrouw dach ten daar niet veel over. Zij vermoed den, dat dezo of gene bloedverwant, misschien z'n vrouw of stiefzoon, on, dersteund waren met geschenken in geld en dat zoo zijn spaarpenningen waren verdeeld. Het is een janr, dat vader Pedro dood is, zei Tulita op zekeren man gen. Ja, en ik moet een nieuwen b» dem in de tobbe zetten, zoonis ge be loofd hebt. Och, die ziet er werkelijk nog zeer goed uit, antwoordde Tulita, ik heb er gisteren nog naar gekeken. Dat doet niets ter zake, ant woordde haar echtgenoot. Beloofd i1 beloofd. Osuna was handig In het gebruik van timmermansgereedschap. Den zelfden avond nam hij een lamp en ging met zijn vrouw in de loods, om opmeting te doen voor de beraamde reparatie. Toen hij zoo eens met een houten hamer op den bodem sloeg, zeide hij: Wat klinkt dat hol, men zoil denken dat de tobbe twee bodem* had. Wie weet, zei Tulita. Vader Po dro kan wel lust gehad hebben ent ons een poets to bakken. Hoe dan? vroeg Osuna. Wel aLs ge den eerste uit haal! en dan ziet, dat er een andere kanl en klaar is. Hij hield wel van een grap. Laat ik eens meten, zei hij, on der de tobbe kruipende. Er is een dubbele bodem, zei hij op eens. Toen begon hij met een beitel en hamer de eerste laag planken los t« maken. Ze zaten alle in een gleuf in den buitenwand en toen ze er uit wa ren glinsterde hem een laag zilveren dollars tegen en daaronder nog een en nog een en zoo verder, tot hij er twaalfhonderd geteld had. Op den werkelijker» bodem lag een opgevou wen papier', waarop geschreven was: Een goede sterke tobbe, die vui» vador Pedro. Besteed het geld goed en bid voor uw vaders ziel. Mijn laatste naamkaartje Do menschen zeggen, dat ik goed zingen kan cn ik moet dus wel aanne. men, dut 't 200 is. Men telt mij tegen woordig ouder de voorname zanger* en op ue concert-programma's ziet men dan ook zeer dikwijls mijn naam vermeld. Doch zoó is hel niet altijd ge. weest en ik durf openlijk zeggen, Out i!i mijn succes te dunken heb aan hel geluKKigste toeval, dat ooit op de we reld plaats vond. Mijne geldmiddelen waren uitge put. Als do meeste menschon dit zeg gen, bedoelen ze eenvoudig, dat ze hun uitgaven een beetje moeten be krimpen, hun eigen equipage moeten afschaffen, een bezoek aan Nizza tol een volgend jaar uitstelion, of zoo iets. Maar bij mij beteekende het, dat tiet zóóver niet me gekomen was. dat Veen huizen nog 't eenige middel scheen om niet te verhongeren. Ik was zanger, zooals ik zeide, maat ik trachtte tevergeefs met mijn slem i' mijn onderhoud te voorzien. In vloed is iets. wat men in ons beroep vooral noodig heeft, en dien miste ik volkomen. In mijne benarde omstan digheden kon ik me niet wenden tol mijne famiho, want niemand zou ma meer erkend hebben. Mijne familie hing nog zoowat de oude ideeën aar» cn het feit alleen, dat ik zanger waf van beroep, had mij al hare sympa thie ontnomen DAar behoefde ik dus niet aan te kloppen. Bij wie dan Vrienden Ja, ik had een paai' vrienden, maar zij die geld hadden, wilden 't mij niet leenen en die 't leenen wilden, hadden 't niet Toen was ik dwaas genoeg om U veronderstellen dat, als ik het zingen opgaf, en trachtte werk te pinden op minder eerzuchtige manier, ik wcf succes zou hebben. Helaas, hoe spoe dig zag ik m'u vergissing in. Hoe la ger men zakt, hoe harder de strijd wordt is er boven nog een beetje plaats, beneden is er in het geheel geen plaats meer over. Dat bleek me, toen ik vergeefs getracht had een betrekking te verkrijgen, eerst all klerk, toen als winkelbediende en toen als dokwerker. Overal hoorde ill als antwoord „alle plaatsen bezets- Er was absoluut geen afwisseling in deze eentonige boodschap. Ze klonk in m'n ooren als een doods, klok en eiken dng werd mijn positie al erger en erger. 't Een na t ander verdwenen miina enkele eifendommen, totdat ik op hel laatst nog slechts overhad het pak, dat ik aan de leden had, en dat boven, dien reeds versleten was, en mijn rok, waarvan ik niet scheiden wilde..: want. hoe zou 'k zonder dat onot>J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 11