BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f8.20 PER 3 MAANDEN
®F 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
2Ta Jaargang.
ZA.TBBDAQ 18 DECEMBER 1009
Mo. 8125
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OFGEMERKT.
Rnbriek voor Vrouwen
De ontwikkeling der Vrou
wenbeweging in Rusland.
De vrouwenbeweging in Rusland
dateert daar al van omstreeks de
tweede hellt der vorige eeuw en heeft
zich zeer snel tot een faktor van ge
wicht ontwikkeld, in het sociale le
ven. Omstreeks 1860 werden daar
door de vrouw de eerste pogingen tot
eene geestelijke bevrijding gewaagd:
in dit jaar toch verlangden en kregen
drie vrouwen toegang tot de Peters
burger universiteit; twee daarvan wa
ren zusters en droegen den buiten-
landschen naam van ConradL Maar
nauwelijks een jaar zal dit wetens-
dorstige drietal aldaar gestudeerd
hebben, toen haar voor goed de toe
gang tot de Universiteit ontzegd werd
en dat wel doordat één der zusters
Conradi, de onvoorzichtigheid had
begaan,' om op de binnenplaats van
het Universiteitsgebouw, een opruien
de toespraak te houden als verzet te
gen den chef van onderwijs van het
Petersburger arrondissement. Dit
werd toen gretig als voorwendsel aan
gegrepen, om de vrouwen voor goed
te bannen uit de Universiteiten en
tot nog toe is daair geen verandering
gekomen in dien toestand. Hoe kort
ook va nduur, toch had deze over
winning aangeduid, dat er een gees
telijke ontwikkeling was ontstaan, en
enkele ingeroeste vooroordeelen wa
ren er reeds door verdreven. De zoo
plotseling daarop gevolgde tegenslag,
maakte een niet minder diepen in
druk dan eerst de toelating en die
beide feiten zijn als het ware de al
armklok geweest, die de vrouwen
kwestie hebben ingeluid.
Nog in datzelfde jaar ontstond dan
ook reeds haai' orgaan: „De Vrou-
wenvraag", waaraan- vele eerste
krachten medewerkten. Meer dan
een van de medewerkers en mede
werksters heeft dan ook den vreese-
lijken tocht naar Siberië moeten ma
ken; het blad werd zelfs onder Alex
ander III verboden.
Nu werd er in het Zuiden van het
Tijk nog voortdurend gevochten en
don mannen, die zich daar in dat mi
lieu bewogen, was het wenschelijk
voorgekomen vrouwelijke hulp in La.-
zaretten enz. te krijgen. Zij wend/den
zich tot den minister van oorlog Me-
lutin, die de femonistenbe-wegng ge
lukkig zeer genegen was, en zoo ont
stond de gedachte, een speciale aca-
demie voor vrouwelijke geneeskundi
gen te openen. In 1872, dus nog onder
Alexander II, werd dit instituut ge
opend, maar in 1883 onder den uiterst
reactionairen Alexander III werd het
weer gesloten en wel onder voorwend
sel, dat de oplossing van het vrou
wenvraagstuk geen taak was van het
Ministerie van Oorlog. De Russische
vrouwen, die zich dus verder aan de
geneeskunde wilden wijden, werden
weer opnieuw, evenals bij de sluiting
van de Petersburger Universiteit, ge
dwongen naar het buitenland te trek
ken. En haar komt dan ook den
lof toe, dat behalve de Amerikaan-
schea, zij het geweest zijn, die het
grootste contingent leverden der aan
buitenlandsche Universiteiten studee-
rende vrouwen; voornamelijk trok
ken zij dan naar Bern, Zurich en
Parijs.
Hebben zij nu in het buitenland
den dokterstitel veroverd, dan moeten
zij om in Rusland praktijk uit te oefe
nen, daar nog het Staatsexamen af
leggen, waarvan echter de Czaar dis-
pens'atie kan verleenen. En het aan
tal vrouwelijke artsen moet nu zelfs
in Rusland zóó groot zijn, dat statis
tisch is aangeduid, dat haar aantal
in de groote steden zelfs grooter is
dan dat der mannelijke artsen. Niet
minder dan 70 percent van de Rus
sische tandartsen behooren tot het
vrouwelijk geslacht, waaronder er
zijn, die het tot een inkomen van
veertien tot achttien duizend roebels
brengen, d. i. achttien tot vier en
twintig duizend gulden.
Voor liet rechtsgeleerde vak kun
nen de vrouwen, noch in haar vader
land studeeren, noch de in het bui
tenland verkregene wetenschap in
Rusland in praktijk en dus in geld
omzetten. Wel nemen vakbladen ar
tikelen der vrouwelijke juristen op en
menig degel ij k-erkend vaktijdschrift,
Is door haar reeds gepubliceerd.
Als journalisten en ook als schrijf
sters zijn de vrouwen in Rusland
Ijverig werkzaam, ofschoon elk pro
pagandageschrift nog op den index
wordt geplaatst en er dus niet meer
zoo een sneciaa' feministisch blad als
„De Vrouwenvraag" daar verschenen
is
Vrouwelijke telegrafisten vond men
in Rusland al vóór veertig jaar, aan
de post-worden eerst sinds een jaar
of zeven vrouwen toegelaten.
Dat zij in den handel als boek
houdster, secretaresse, kassier
ster enz. werkzaam is, behoeft wel
geen vermelding.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
DE WINTERSLAAP VAN ENKELE
ZOOGDIEREN.
In de historierollen van ons roem
ruchte vaderland vinden wij ook ver
meld, dat in 1567 bij de nadering van
den beruchten AIva een groot aantal
edelen en burgei's uitweek, om elders
te zoeken, wat men hier niet vond:
vrijheid van geweten, veiligheid van
have en goed en berging voor het vee-
ge lijf.
Dit laatste is dezelfde drijfveer die
de vogels tot vertrekken noopt, zoo
dra de winter met zijn trawanten zijn
intrede doet. Ook voor hen is er dan
groot gevaar. Weldra zal het bemach
tigen van het noodige voedsel zeer
worden bemoeilijkt en spoedig zullen
er tijden komen, waarin dit geheel
onmogelijk is.
Maar ook zij wijken uit, ook zij zoe
ken naai' grootetr veiligheid en groeps
gewijze trekken zij weg naar streken
waar een milder klimaat de levens
kansen vermeerdert.
Gelukkig is hun lichaam op een
dergelijke tour de force ingericht. De
rappe wieken voeren hen snel door
het ruim en als wij er nog niet aan
denken de winterkleeding voor den
dag te halen zitten velen van hen
reeds in een wa.rmer oord te phiiloso-
pheeren over ons koude landje, dat
hen toch zooveel heerlijke dagen be
zorgde.
Niet alle dieren zijn echter in zul
ke gunstige condities. Er zijn er nog
genoeg, die des winters onmogelijk
aan voedsel kunnen komen ert die
toch niet bij machte zijn naai' een
heter vaderland te emigreeren.
Hebt gij er wel eens aan gedacht
hoe het komt, dat in den winter geen
enkele vleermuis zijn vliegevoluties
houdt, terwijl zij toch in den zomer
heel© avonden door onze straten flad
deren?
Ja, op zoo'n zomeravond, als het in-
sectenleger nog gedeeltelijk rond
vliegt, heeft de kleine vlieger het ver
bazend druk. Er hoort heel wat toe,
om een lichaam, dat soortelijk veel
zwaarder is dan lucht, omhoog to
houden en voort te bewegen; de mo
tor moet worden gevoed en een groot
aantal insecten is daarvoor noodig.
Was het dat echter nog alleen, de
jacht hoefde niet zoo verwoed ie zijn
en een enkede meikever zou al een
flink boutje vertegenwoordigen, maar
waar moet ons diertje in den winter
van leven. Een voorraadschuur van
gedoode kevers en andere avondvlie
gers kan niet worden aangelegd. De
zen zouden bedorven zijn vóór de
winter was aangebroken. Zaden en
vruchten kan een vleermuis onmoge
lijk gebruiken. Zijn gebit is er niet
op ingericht en zijn darmkanaal is
er te kort voor.
Voor verre tochten zijn zijn vleu
gels of liever zijn uitgespannen vlieg-
liuiden niet doelmatig genoeg. „Dan
zit er niets op dan doodhongeren"
zouden wij geneigd zijn te zeggen als
wij niet beter wisten.
De natuur heeft echter nog een
anderen uitweg. Hoe minder bewe
gingen een vleermuis maakt, hoe min
der arbeidsvermogen er noodig is en
ook, hoe minder brandstof er wordt
gebruikt.
Om nfr de volmaaktste rust te heb
ben, gaan onze fladderaars maar een
dutje doen van enkele maanden.
Gedurende dien tijd klopt het hart
wel, maar langzamer dan in den zo
mer, de levensfuncties staan niet stil,
maar alles is tot de uiterste kalmte
teruggebracht en hoewel er nog stof
wisseling plaats heeft, teeirt het li
chaam toch slechts heel langzaam op.
Met dit lichaam bedoelen wij de hoe
veelheid reservestof, die in den vorm
van vet aanwezig is en die gedurende
den zomer tusschen de lichaamsweef
sels was opgehoopt. Om dit te verza
melen moest de vleermuis zoo ver
woed jagen, daardoor was zijn eetlust
in den zomer zoo groot, want in dit
eene jaargetijde moest hij voor 12
maanden voedsel bemachtigen.
Als de rusttijd begint, zoeken de
vleermuizen een beschut plekje op en
hebben zij dit gevonden in een ou
den toren, een vervallen gebouw of
een hollen boom, dan zeggen zij het
leven voor enkele maanden vaarwel
en gaan rustig hangen aan de nagels
der achterpooten.
Om niet te veel last van de koude
te hebben, slaan zij een mantel om
zich heen en hiervoor doet de beschut
tende vlieghuid dienst. Zoo blijft de
warmte, die ontstaat bij de verbrui
king van het verzamelde vet, bijna
geheel voor het lichaam behouden,
zoodat de temperatuur niet lager
dan 14 gr. C. daalt.
Ook de dichte haarbekleeding komt
in den winter uitstekend te stade. De
haren hebben onder het microscoop
gezien den vorm van kleine rotanstok-
ken en met de ringvormige oneffen
heden sluiten zij vast aaneen, zoo
dat het warmteverlies uiterst gering
is. Geen wonder is het, dat de vloer
muizen zoo gauw mogelijk weer ter
jacht trekken.
Als de voorjaarsavonden maar niet
al te guur zijn komen zij wear te
voorschijn. Natuurlijk zijn zij dan
erg verzwakt, maar als zij wat ge
lukkig zijn op hun tochten Ueeren do
verloren krachten weer spoedig terug.
Een andere slaapminnende bewo
ner onzer koelere gewesten is de egel,
vaak ten onrechte stekelvarken ge
noemd.
Deze stekelige vriend is eir in den
winter al even slecht aan toe en zou
den wij bij de vleermuizen nog een
oogenblik durven veronderstellen,
dat zij met inspanning van al hun
krachten nog een beter vaderland
zouden kunnen zoeken, bij den egel
is alle twijfel buitengesloten, want
niets wijst op vlugheid van bewe
ging of gemakkelijke verplaatsbaar
heid.
Ook dit dietr voedt zich uitsluitend
met dierlijk voedsel. Hij is onze trou
we helper in den strijd tegen schade
lijke insecten en lastige muizen.
Nadert de winter, dan zint ook hij
op middelen, om het leven tc behou
den en daar hij op een verblijf in den
grond is aangewezen, moet hij het
zich daar maar zoo geriefelijk maken
als mogelijk is. Tiet eenvoudige hol
moet worden horschapen in een worm
winterverblijf en hiervoor zijn aller
lei plantenresten uitstekend geschikt.
Do manier om deze in zijn leger
stede te krijgen is vrijwel bekend. De
stekels, *die in menigte den rug be
dekken, doen denzelfdon dienst als
de imitatiedegens van onze papierra-
pers in den Hout. Even behoeft de
egel maai' op zijn rug door de dorre
bladereu te rollen om geheel er mee
te zijn bedekt. Deze brengt hij dan
naar het winterverblijf om daar met
verschillende mossoorten tot een zacht
tapijt te worden verwerkt.
Daarop liggende geheel ineen ge
rold brengt hij den winter door,
maar ook de egel is erg verheugd, als
de straten der lentezon hem uit zijn
verdooving komen wekken.
H. PEUSENS.
De Erfenis.
In een dorp op de grenzen van de
Veroenigde Staten en Mexico leefde
Pedro Vargas, die het ambacht van
kuiper en timmerman uitoefende. Hij
had op don oever van een rivier een
aardig huis met een tuin, waarmee
geen andere in het dorp kon worden
vergeleken. Daar leefde hij met zijn
aangenomen dochter, het kind van
een voormaligen vriend en makker,
die hem dit bij zijn dood had nagela
ten. Het was een rustig en tevreden
teven, dat hij leidde en hij zag met
vertrouwen zijn ouden dag tegemoet
Daar was echter een zaak, de
meest waarschijnlijke en natuurlijke
ter wereldu waarmede de oude Pedro
nooit had 'gerekend. Toen Tulita ze
ventien jaar geworden was, kwam
die zorg tot Pedro in de gedaante van
den jongen Frederigo Osuma, een
boerenzoon, die bij zijn zwerftochten
door de streek, was bekoord door de
schoonheid en beminnelijkheid van
Pedro's aangenomen dochter. En of
Pedro daarvan iets bemerkt had of
op andere wijze tot de overtuiging
was gekomen, dat zijn dochter de
aandacht trok van andere jongelie
den uit het dorp of de nabuurschap,
hij weerde en haatte bijna alle jon
gelieden, juist wijl hij bang was, «Lat
zij hem zijn kleinood zouden ontroo-
ven.
Daar kwam op zekeren dag Osuna
het hek binnengereden, steeg van
zijn paard en naderde met den hoed
in de hond den ouden man, die voor
de deur zijn pijp zat te rookeu. In
welgekozen bewoordingen vroeg hij
aan Pedro hem zijn dochter ten hu
welijk te geven. Deze liet hern knlin
uitspreken en zei toen na een korte
pauze:
Ik heb niets tegen u, maar ik
verlang niet, dat Tulita zal trouwen.
En waarom niet, Senor? vroeg
de Osuna met het vertrouwen van
tuurlijke bestemming van iedere
vrouw?
Waarom van iedere vrouw? wierp
de oude man tegen. Ik geef toe, Mat
het een natuurlijke bestemming is,
maar het bevat menige ontbering en
beproeving voor haar, die ik Tulita
wensch te besparen. Ik ben geen rijk
man, maai* arm ben ik ook niet, Se
nor Osuna. Al wat ik heb, zal het
hare worden en als ik er niet meer
zal zijn, kan zij in welstand lever»,
onafhankelijk van een man. Eu hoe
kan ik weten, ging hij na een kor
te overweging verder, dat gij n et
meer oog hebt op haar geld en goed
dan op haar zelf.
Het is geen compliment voor Se-
norita Tulita, als ge zoo spreekt, ct-
nor, antwoordde Osuna gevat. Gij
weet wel, dat zij wel een echtgenoot
zou krijgen, al had zij geen penning.
Wat mij betreft, ik heb een kleine
bezitting in Sonoma, die ik kan \er-
koopen en dan hier bij u komen wo
nen, zoodat ge niet van uw kind lie-
hoeft te scheiden.
Het schijnt wel, zei Ped.ro ten
laatste met een diepen zucht, dat zul
ke dingen onvermijdelijk zijn. Maar
ik zal er Tulita over moeten spreken.
Wat zal die er van zeggen?
Vraag het haar, Senor, antwoord
de Osuna met het vertoruwen van
iemand, die weet, dat hij niet afge
wezen zal worden.
Tulita beefde op den klank van Pe
dro's stem, die haar riep:
Tulita, kom eens hier, ik heb
wat inet je te bepraten.
Zij kwam, verlegen en met neer
geslagen oogen.
Onze vriend wenscht u ten hu
welijk, zei haar pleegvader. Weet gij
daar al iets van?
Ja, vader Pedro, was het ant
woord.
En hoe weet ge dat? Heeft hij u
er over gesproken?
Ja, vader Pedro, gisteren avond,
zei het meisje blozende.
En ge liebt er nog niets van ge
zegd!
Dat komt doordat Frederigo zoo
vroeg is gekomen, 't Is nog pas acht
uur.
Ha, is het al Frederigo, riep de
oude man. En voor dezen jongen man
dien ge nauwelijks een jaar kent, wilt
ge uw ouden vader gaan verlaten?
U niet verlaten, vader Pedro. Wij
wilden te zamen leven, als ge dit
wenscht.
Is het niet zoo? vervolgde zij,
haar schoone bruine oogen tot haar
aanstaande opheffende.
Dat heb ik juist uw vader ver
teld, antwoordde Osuna. Er is geen
kwestie van hem te verlaten.
En hij zou blij zijn u te trouwen,
a' had ge slechts één japon, om aan
te trekken, zei Pedro ietwat sarcas
tisch.
Dat zegt hij en ik geloof het ook,
voegde Osuna ernstig er bij.
Geef mij tijd tot Zondag, zei Pe
dro. Het is nu Dinsdag. Kom Zondag
na den middag om mijn beslissing,
Osuna, en hlijf tot dien tijd uit de
buurt van mijn huis.
Hij sprak scherp en kortaf. De jon
gelieden zagen elkander eenigszins
ontsteld aan, maar maakten geen te
genwerping. Zonder een woord ver
der te wisselen, scheidden zij. Tulita
keerde terug naar haar huishoudelij
ke bezigheden, terwijl Osuna te
paard steeg en wegreed.
Den volgenden Zondagmiddag stond
Pedro in zijn Zondagsgewaad uitge
dost op den weg te wachten. Hij
twijfelde er niet aan of Osuna zou
zich spoedig vertoonen. En werkelijk,
deze kwam langzaam aangereden,
groette den ouden man en steeg af.
Ik heb slecht nieuws, Osuna, zei
Pedro, terwijl hij de hand op Frede-
rigo's schouder legde.
De Senorita is toch niet ziek?
vroeg Osuna angstig.
Neen, maar ik heb u iets andei's
te vertellen.Ik was vroeger gehuwd in
Guadalajava met een weduwe, doch
in mijn afwezigheid stierven vrouw
en stiefzoon aan de cholera. Zoo werd
mij althans gezegd. Nu heb ik ge
hoord, dat deze tijding valsch was en
zij niet aan de cholera gestorven zijn,
En waarom is dat slecht nieuws
voor mij? vroeg Osuna
Wel begrijp je dat niet. Als ik
sterf, komen zij als rechtmatige erf
genamen om mijn nalatenschap, zoo
zij al niet vroeger komen.
Dat spreekt van zelf, zei Osuna,
maar wat heb ik daarmee te maken?
Wel, ik zal Tulita arm moeten
achterlaten.
Nu, daar ben ik blij om, zei de
jonge man.
Dan kan ik u toonen, dat ik Tu
lita niet om haar geld, maar om
haar zelf tot vrouw heb begeerd. En
hoor eens, vader Pedro, als uw vrouw
en uw zoon zouden komen en ge zou dl
het niet eens met hen kunnen wor
den, dan hebt ge altijd nog Tulita en
mij begrepen!
God zegene u, Frederigo, sprak
de oude man aangedaan. Aan Tulita
hob ik echter van deze mogelijkheid
nog niets gezpgd.
Zij zal even als ik uw lief
hebbend en dankbaar kind blijven,
dat niets anders vraagt, dan dat ge
haar liefhebt, zooals ge hebt gedaan
van haar jeugd af.
Zoo zij het, antwoordde Pedro
plechtig. Gij kunt haai- huwen, wan
neer ge wilt, Frederigo. Wie weet of
do anderen niet op een zekere oogen
blik te voorschijn komen.
Verwacht ge ze cRin!
Neen, niet bepaald, zei Pedro ge
heimzinnig. Hij wist wel, dat ofschoon
zijn vrouw en stiefzoon bijna even
oud als hij zelf niet gestorven wa
ren, toen hij dit had gehoord, ze nu
toch reeds lang op het kerkhof van
Guadalajava lagen.
Denk er om vader Pedro, dat wij
niets noodig hebben, zei Osuna. ik
ken het hart van uw lieve Tulit.v.
Maar, voegde hij er lachend bij, ge
moogt ons wel een stuk in de huis
houding geven tot gedachtenis.
Binnen weinige maanden waren de
jongelieden gehuwd en hadden hun
woning gekozen bij Pedro, flic er op
stond, dat zij zouden blijven tot do
vermeende komst van zijn vrouw en
zoon. Intusschen hield hij zich bezig
met de vervaardiging van een souve
nir uit een groote tobbe, die hij in
een Loodsje plaatste, dat aan den
moestuin grensde. In den wand van
de loods maakte hij een opening even
als in de tobbe, waardoor het water
in den tuin kon loopen. De tobb ewas
in twee afdeeli'ngen verdeeld, waar
van de eene kon gebruikt worden om
in te wasschen, wat Tulita dan ook
deed. Hij had de tobbe met ijzeren
bouten aan den wand der lotxls vust-
gemaakt., zoodat zij onbeweeglijk
stond. Pedro stelde veel belang in de
tobbe. Toen ze leeg was, onderzocht
hij den bodem of deze sterk genoeg
was en niet lekte. Als Tulita met de
wasch bezig was, zat hij vaak er bij"
en zeide eens.
Uw fortuin zit in deze waschtob-
be, Tuli*a.
En waarom, vador Pedro? vroeg
de jonge vrouw, terwijl zij het schui
mende zeepsop van de armen streek.
Wel, het is een gezonde arbeid,
het wasschen van kleederen. Het
sterkt de spieren. Bovendien is het
koel in de loods, niet zoo afmattend
als in den zonneschijn. En het water,
dat uit de tobbe in den tuin loopt,
als ge de spie er uit brokt, besproeit
dezen en maakt hem vruchtbaar, zoo
dat ge zonder moeite of tijdverspilling
de beste groente kunt krijgen. Als ik
dood ben houd dan deze tobbe in
waarde, Tulita. Het zal u een gedach
tenis zijn van vader Pedro.
De goede Tulita beloofde alles, wat
hij vroeg.
Jaren gingen voorbij in een geluk
kig samenwonen. Niemand verscheen
om aanspraak te maken op de liefde
of de bezittingen van vader Pedro.
Ten laatste echter raakte de oude
man aan het sukkelen. Hij legde zich
neer, doch klaagde over niets dan
zwakte.
Op zekeren dag was Tulita In de
loods aan het wasschen en riep hij
haar bij zich.
Tulita, zei hij, toen zij kwam, als
ik een jaar dood ben, vraag dan aan
Osuna dat hij een nieuwen bodera in
de tobbe zet, de oude is versleten.
En hij ziet er nog zoo goed als
nieuw uit, vader Pedro, zeide zij,
meenende, dat hij wat malende was,
en niet goed meer wist wat hij zeide.
Neen, ik weet wat ik zeg. hernam
hij, beloof mij, dat ge het zult doen.
Ik beloof het n, zei Tulita.
Dat huls met wat er in is, be
hoort u, zeide hij verder, en ook de
oude tobbe.
Hij stierf en begroeven hem op het
eenvoudige kerkhof.
Ieder verwonderde zich. dat de ou
de man geen flinke buil had nagel*
ten, maar Osuna en zijn vrouw dach
ten daar niet veel over. Zij vermoed
den, dat dezo of gene bloedverwant,
misschien z'n vrouw of stiefzoon, on,
dersteund waren met geschenken in
geld en dat zoo zijn spaarpenningen
waren verdeeld.
Het is een janr, dat vader Pedro
dood is, zei Tulita op zekeren man
gen.
Ja, en ik moet een nieuwen b»
dem in de tobbe zetten, zoonis ge be
loofd hebt.
Och, die ziet er werkelijk nog
zeer goed uit, antwoordde Tulita, ik
heb er gisteren nog naar gekeken.
Dat doet niets ter zake, ant
woordde haar echtgenoot. Beloofd i1
beloofd.
Osuna was handig In het gebruik
van timmermansgereedschap. Den
zelfden avond nam hij een lamp en
ging met zijn vrouw in de loods, om
opmeting te doen voor de beraamde
reparatie. Toen hij zoo eens met een
houten hamer op den bodem sloeg,
zeide hij:
Wat klinkt dat hol, men zoil
denken dat de tobbe twee bodem*
had.
Wie weet, zei Tulita. Vader Po
dro kan wel lust gehad hebben ent
ons een poets to bakken.
Hoe dan? vroeg Osuna.
Wel aLs ge den eerste uit haal!
en dan ziet, dat er een andere kanl
en klaar is. Hij hield wel van een
grap.
Laat ik eens meten, zei hij, on
der de tobbe kruipende.
Er is een dubbele bodem, zei hij
op eens.
Toen begon hij met een beitel en
hamer de eerste laag planken los t«
maken. Ze zaten alle in een gleuf in
den buitenwand en toen ze er uit wa
ren glinsterde hem een laag zilveren
dollars tegen en daaronder nog een
en nog een en zoo verder, tot hij er
twaalfhonderd geteld had. Op den
werkelijker» bodem lag een opgevou
wen papier', waarop geschreven was:
Een goede sterke tobbe, die vui»
vador Pedro. Besteed het geld goed
en bid voor uw vaders ziel.
Mijn laatste naamkaartje
Do menschen zeggen, dat ik goed
zingen kan cn ik moet dus wel aanne.
men, dut 't 200 is. Men telt mij tegen
woordig ouder de voorname zanger*
en op ue concert-programma's ziet
men dan ook zeer dikwijls mijn naam
vermeld. Doch zoó is hel niet altijd ge.
weest en ik durf openlijk zeggen, Out
i!i mijn succes te dunken heb aan hel
geluKKigste toeval, dat ooit op de we
reld plaats vond.
Mijne geldmiddelen waren uitge
put. Als do meeste menschon dit zeg
gen, bedoelen ze eenvoudig, dat ze
hun uitgaven een beetje moeten be
krimpen, hun eigen equipage moeten
afschaffen, een bezoek aan Nizza tol
een volgend jaar uitstelion, of zoo
iets. Maar bij mij beteekende het,
dat tiet zóóver niet me gekomen was.
dat Veen huizen nog 't eenige middel
scheen om niet te verhongeren.
Ik was zanger, zooals ik zeide, maat
ik trachtte tevergeefs met mijn slem
i' mijn onderhoud te voorzien. In
vloed is iets. wat men in ons beroep
vooral noodig heeft, en dien miste ik
volkomen. In mijne benarde omstan
digheden kon ik me niet wenden tol
mijne famiho, want niemand zou ma
meer erkend hebben. Mijne familie
hing nog zoowat de oude ideeën aar»
cn het feit alleen, dat ik zanger waf
van beroep, had mij al hare sympa
thie ontnomen DAar behoefde ik dus
niet aan te kloppen.
Bij wie dan Vrienden Ja, ik had
een paai' vrienden, maar zij die geld
hadden, wilden 't mij niet leenen en
die 't leenen wilden, hadden 't niet
Toen was ik dwaas genoeg om U
veronderstellen dat, als ik het zingen
opgaf, en trachtte werk te pinden op
minder eerzuchtige manier, ik wcf
succes zou hebben. Helaas, hoe spoe
dig zag ik m'u vergissing in. Hoe la
ger men zakt, hoe harder de strijd
wordt is er boven nog een beetje
plaats, beneden is er in het geheel
geen plaats meer over. Dat bleek me,
toen ik vergeefs getracht had een
betrekking te verkrijgen, eerst all
klerk, toen als winkelbediende en
toen als dokwerker. Overal hoorde ill
als antwoord „alle plaatsen bezets-
Er was absoluut geen afwisseling in
deze eentonige boodschap.
Ze klonk in m'n ooren als een doods,
klok en eiken dng werd mijn positie
al erger en erger.
't Een na t ander verdwenen miina
enkele eifendommen, totdat ik op hel
laatst nog slechts overhad het pak,
dat ik aan de leden had, en dat boven,
dien reeds versleten was, en mijn
rok, waarvan ik niet scheiden wilde..:
want. hoe zou 'k zonder dat onot>J