SAARLEM'S DAGBLAD.
DERDE BLAD.
jSuïtenlandscfc Overzicht
Haarlemmer Halletjes
ZATERDAG 18 DECEMBER 1909
ZWERVERS.
'k' Zou nog meer levenservaringen
van rondtrekkende kooplieden en
li ndloopers kunnen vertellen maar
he1 is nu genoeg 1 Herhalingen waren
anders onvermijdelijk, want, al moge
da bijzonderheden verschillend zijn,
in hoofdzaak komen de verhalen veel
met elkaar overeen.
Daarom wil 'k nu de balans gaan
opmaken, om een eindoordeel uit te
spreken.
Alles weten is veel begrij-
pen en veel vergeven. Deze
stelling verkondigde 'k al In een der
eerste schetsen, ln de hoop, dat de
lezers na kennis te hebben geno
men van rn'n roededeelingen haar
tullen beamen.
Bijna alle zwervers hebben „een ge
schiedenis", die oorzaak geworden is
Van hun mislukt leven, van hun
schipbreuk-lijden op de levenszee....
Niet a 11 ij d hebben de ongelukki-
gon schuld aan hun ondergang. Bij
velen nunner hebben, zooais men dat
noemt, de omstandigheden medege
werkt zóó zelfs, dat men zich af
vraagt had de man, of de vrouw,
anders kunnen doen
In m'n schetsen heb 'k dit trouwens
al aangetoond. Een deel is slachtoffer
van de tegenwerkingen en teleurstel
lingen, die ze in hun leven hebben
ondervonden.
Moet 'k dlo omstandigheden hier
nog herhalen Het oudje, dat niet
meer arbeiden kan en, om 't gesticht
te ontloopen, nu met kleerhangers
vent.... De man. die als bootwerker
teen ongeluk kreeg en met z'n mis
maakt lichaam geen werk meer kon
vinden.... De gezel, die als kind door
z'n ouders verwaarloosd werd, geen
vak leerde en te zwak was, om met
6jouwen iets te verdienen.... De" jon
geman. die door de ontrouw van z'n
vrouw uit hu's gedreven werd en van
het pad der deugd dwaaldeDe
vrouw, die door baar man verlaten
word en onverzorgd achterbleef....
Dan zijn er vele zwervers met
lichaamsgebreken menschen, die op
krukken rondspringen, of geen ge
zonde armen hebben om te werken.
Wat kunnen deze stakkers anders
doen, dan om hulp vragen
Het aantal zwervers, dat moedwil
lig en geheel door eigen schuld, in 't
ongeluk zijn gekomen, is in verhou
ding gering.
Dit is nog een troostende gedachte
In T algemeen hebben de zwervers
aanspraak op medelijden. Toch on
dervinden ze dit niet veel. want
„men" weet zooveel leelijks te ver
tellen.... Jammer is het dan ook, dat
do kwaden 't voor de goeden beder
ven. Wanneer iemand eens door
een brutalen bedelaar of landlooper
bedrogen is, dan.... zijn voortaan
allo zwervers in zijn oog slecht. Dit
is onrechtvaardig
Daarom, wanneer zoo'n zwerver
nan uw deur om steun vraagt, snauw
hein niet onvoorwaardelijk af. Heeft
hij (of zij) honger, geeft hem wat te
eten, maar, als 't kan, eisch, dat hij
liet. in uw tegenwoordigheid eet.
Bovendien heeft elk wel zooveel
jnenschenkeonis, dat hij tusschen bru
tale en beklagenswaardige zwei-vers
onderscheid kan maken. Dit verschil
te zien, is niet zoo héél moeilijk
Als er in bittere winterkou een stak
ker, haast zonder kleeren aan z'n
lijf, om onderstand vraagt, is 't toch
wel haast zeker, dat zoo iemand ge
brek lijdt, en dankbaar zal zijn met
een oude jas, broek of schoenen.
Enook al zullen enkele giften
niet aan 't juiste adres komen, mag
dat dan aanleiding zijn, om in 't ge
heel niets meer te geven Wanneer
er om een voorbeeld te geven
van de tien zwervers, die men helpt,
er 3 zullen zijn, die het niet waard
blijken, dan zijn er toch zeven, die
dankbaar zullen zijn.
We mogen ook de zwervers niet ge
heel aan hun lot overlaten. Het zijn
menschen! Wanneer er geen me
delijdenden gevonden worden, die hen
helpen ondersteunen, dan
Nog dezer dagen kon men 't lezen,
dat een zwei-ver langs den weg dood
gevonden was, omgekomen van hon
ger en kou
't Is treurig, maar deze menschen
zijn nu eenmaal te veel op deze
wereld. Toch moeten ze leven....
De rondtrekkende kooplieden zijn
in den regel een stand hooger. dan
de bedelaars. Zij trachten met hun
handeltje nog wat te verdienen, om
door de wereld te komen. Ais voor
beeld herinner 'k aan 't oude manne
tje (uit schets 2), dat zelfs een aal
moes weigerde, en vooral aan het
vrouwtje luit schets 4).
De eigenlijke landloopers komen
zelden in onze stad. Ze zwerven moer
op het land eB zoeken in hooibergen
of schuren hun nachtverblijf. Dat zijn
de d iepst-gevallenenbij hen is alle
eergevoel verloren gegaan, zonder
ideaal of levensdoel vervolgen ze hun
droef bestaan. Goed eten en drinken
zijn hun eenige genietingen....*
Toch zijn er ook nog bedelaars, die
in geen volkslogementen en ook in
geen hooibergen slapen. Dit zijn de
menschen, die nog over een eigen
thuis beschikken.
Cok in Haarlem heeft men zulke
bedelaars. Met nan. :er> 'k t geval
van een man, die hier ;.%et vrouw en
kinderen in een gewoon huis woont,
en die eiken morgen den boer opgaat,
om te bedelen. Een andere vader gaat
naar de fabriek of werkplaats, om "t
brood voor de zijnen te verdienen,
maar deze man, doet 't anders 1
Ter zijner verontschuldiging zij
evenwel medegedeeld, dat de man ge
brekkig is en niet in 6taat moet zijn,
om werk te verrichten.
Nu iets over de houders van volks-
logem enten 1
Over deze menschen is niet veel
anders dan goeds te vertellenal
thans, wat onze stad betreft. Mis
schien klinkt het voor sommigen
eigenaardig, maar de logementhou
ders zijn fatsoenlijke lieden, die met
hun bedrijf een eerlijk stukje brood
verdienen. Ze behandelen hun logeer
gasten billijk, getuige hun tarieven,
die zoo laag mogelijk gesteld zijn.
Ook wees 'k er al opdat hun In
richtingen zindelijk en schoon zijn.
Natuurlijk zijn geen eischen te stel
len ais aan een Victoria-hotel in Am
sterdam, maar de volkslogementen
beantwoorden aan meer dan redelijke
verlangens.
't Is goed, dal dit eens gezegd
wordt, want de groote „men" die
van ver dikwijls heel onredelijke oor-
déelen uitspreekt denkt er wellicht
anders over.
„Men" heeft wei eens gehoord van
beruchte slaapsteeën, waar misdadi
gers en andere gevaarlijke lieden voor
de vervolgingen der politie veilig zijn.
Maar.... zoek die niet in Haar
lem ik ken ze er althans niet. Ze
kunnen in donker-Amsterdam of in de
Rotterdamfche achterbuurten be
staan, maar hier zeker nietl
Bovendien, in de volkslogementen
in onze stad komen niet alleen zwer
vers. Een groot deel der gasten zijn
menschen, die hier werk komen zoe-
kejo, en wier portemonnaie het niet
toelaat, om veel onkosten te maken.
Ze vinden daar dan een goedkoop en
goed logies I
Hiermee wil ik deze serie schetsen
eindigen. Ik hoop, dat de lezer eenigs-
ziris een indruk gekregen heeft van
het leven van zwprvers. E e n i g s-
z i n s, méér kan niet 1 'k Begon met
de opmerking, dat wij, gewone men
schen, meegevoerd door den maal
stroom des levens, zoover van dit
volkje verwijderd staan, 'i Is alsof ze
iu een geheel andere wereld leven. En
toch behooren ze tot de onze
KEES.
Het meeste nieuws komt natuurlijk
uit België, en staat in verband met
HET OVERLIJDEN VAN KONING
LEOPOLD.
Zoowel de Belgische als de pers der
geheele wereld, wijdden artikelen aan
't heengaan van den grijzen vorst.
Teekenend is evenwel wat de Brus-
selsche correspondent van de „N. R.
Ct." seint
De indruk is te Brussel veel minder
groot dan men had verwacht. Behalve
rouwvlaggen, kanongedonder en
klokkengelui, verkeert de hoofdstad
in gewonen toestand alken wat ge
jaagdheid rondom dagbladventers en
de proclamatie des burgemeesters,
want aan de optimistische bulletins
der dokiers hechtte men sedert een
paar dagen weinig geloof. En dan,
het nieuws, dat barones Vaughan bij
na voortdurend bij den koning ver
bleef, terwijl zijne familie verwijderd
werd gehouden, had iedereen verbit
terd.
Andera oord pelt evenwel de Ant
werpse!» vertegenwoordiger van dit
iiladl
Hij seintAlgemeen is er deelne
ming en men bewondert 's mans kra
nige houding der laatste dagen. Aan
vele gebouwen en huizen waait de
vlag haifstok.
Het sterven van den koning is gis
teren reeds
IN DE VOLKSVERTEGENWOORDI
GINGEN
meegedeeld.
In de zitting der Belgische Kamer
sprak de voorzitter van den minister
raad. Hij herinnerde aan de bood
schap, waarin ae koning verklaarde,
met kracht on ziel Belg te zijn, en
zei die belofte beeft hij gehouden en
rpfer ilan dat, want hij wijdde zich
geheel eu al aan de grootheid en den
voorspoed van het vaderlend.
Hij vergrootte en verhief België on
der de natiën, en schonk het een
groote en bewonderenswaardige ko
lonie. België zal dit, dankbaar, nooit
vergeten. Onze toewijding zal over
gaan op den erfgenaam der kroon.
Gij zult onder zijn leiding het glorie
rijke werk van de regeering, die ge
ëindigd is. voortzetten
De voorzitter gaf in overweging de
werkzaamheden te schorseu, ten toe
ken van rouw, en de geheele Kamer
en corps te doen deelnemen aan de
begrafenis.
Dit voorstel werd aangenomen.
In den Senaat deelde de voorzitter
het overlijden van den koning inede
ook hier werd voorgesteld ten teeken
van rouw de werkzaamheden te
schorsen, tot aan de gemeenschappe
lijke vergadering der beide Kamers,
waarin de eedsaflegging van den op
volger, volgens de Grondwet, zal
plaats hebben.
„in diein opvolger stellen wij (zoo
zei de spreker) het vertrouwen, dat
hij den arbeid van twee schitterende
en vereerde voorgangers zal voort
zetten. De Senaat stelt er een eer in,
den nieuwen vorst steun te verleenen
bij het handhaven onzer onafhanke
lijkheid."
HET TESTAMENT
van den koning luidt
„Ik sterf in hot katholieke geloof
ik vraag vergiffenis voor de zonden,
die ik heb begaan of had kunnen be
gaan.
Ik vermaak 15 millioen, die ik van
mijn vador heb ontvangen, aan mijn
kinderen, en wensch, dat 'mijn begra
fenis in gropten eenvoud zal plaats
hebben te 7 uur 's ochtends, en dat
het personeel van het kasteel den stoet
zal volgen, enz."
Het blad de „Moniteur" publiceert
de akte van oprichting van de „Com
pagnie Fonclère industriële et corn-
merciale" voor het behoud en de ver
fraaiing van schoongelegen punten.
Comparanten, onder welke als eer
ste de koning voorkomt, verklaren een
maatschappij op te richten met een
kapitaal van 12.400.000 francs. Daar
na volgt een opsomming van den in
breng des konings.
Ondanks het industrieele doel, blij
kende uit den naam van „maat
schappij", zou het werkelijke doel
van den koning geweest zijn, een ge
deelte vau liet vermogen te plaatsen,
ten einde zijn dochters te onterven.
DE BELGISCHE TROON
OPVOLGER.
De overleden koning heeft slechts
één broeder gehud, de graaf van
Vlaanderen, die in 1837 te Brussel ge
boren is. Uit zijn huwelijk met Maria
van Hohenzollern-Siganaringen wer
den vijf kinderen geboren, waarvan
er thans nog drie leven, twee dochters
en een zoon, de in 1875 geboren Al-
bert, die zijn oom Leopold II op den
BeLgischen troon zal opvolgen.
Prins Albert is in 1900 met Elisa
beth van Beieren gehuwd en heeft
twee zoontjes, de prinsen Leopold en
Karei, en een dochtertje. Even een
voudig als de prins in zijn ouderlijk
huis was opgevoed, was zijn leven
met zijn jonge echtgenooie een rus-
lig, zeer huiselijk familie-leven in
een eenvoudig huis. De toekomstige
koning voelt zich vooral tot weten
schappelijke studie aangetrokken,
waaraan hij dagelijks eenige uren
wijdt. Ook industrie heeft zijn belang
stelling cn hij houdt er van zich met
ingenieurs of indnstrieelen over den
vooruitgang dor technische weten
schap te onderhouden. In verband
hiermede interesseert Albert zich
sterk voor allerlei sociale vraagstuk
ken. Een eenvoudig, werkzaam man
cn een beminnelijk vader in zijn ge
zin.
Hel prinselijke paar is in België
zeer bemind. De reis. die zij kort na
huu huwelijk door België gedaan
hebben, was een triomftocht, waarbij
de jeugdige prinses uit den vreemde
door haar jeugd en haar innemende
vriendolijklieden aller harten wist te
winnen. Vooral in Brussel zijn zij
beiden zeer populair, vaak mengen
zij er zich te voet onder de wande
laars in het Bosch of bezoeken als ge
wone menschen de opera, daar hei
den zeer veel van muziek houden.
Zoowel prins Albert als prinses Eli
sabeth kermen Nederlandsch, waarin
zij, ook lu hun huwelijk, nog gerui-
men lijd les genomen hebben. De aan
staande koning wordt geroemd om
zijn minzaamheid in den omgang.
Opgevoed aan de militaire school,
bekleedt Albert in het Leger thans den
rang van generaal.
Tusschen den dood des konings en
de troonsbestijging van zijn opvolger
ligt een korde tusschenregeering,
waarin het gezag wordt uitgeoefend
door den ministerraad. De Belgische
grondwet zegt daaromtrent
Van den dood des koning3 ai en tot
de eedsaflegging van zijn opvolger op
den troon of van den regent, wordt
de grondwettelijke macht van den
koning uitgeoefend in naam van het
Belgische volk door den raad van
ministers en onder hnn verantwoor
delijkheid. De eed, dien de nieuwe
koning moet afleggen, luidt„Ik
zweer, dat ik de grondwet en de wet
ten van het Belgische volk zal eer
biedigen, de nationale onafhankelijk
heid cn de onschendbaarheid van het
gebied zal handhaven."
Twee malen is deze eed afgelegd
op 21 Juli 1831 door Leopold 1 en op
17 December I8ti5 door Leopold II.
Toen Leopold II de regeering aan
vaardde, had de tusschenregeering
acht dagen geduurd. De ministerraad
heeft gedurende zijn regeering het
recht wetten te bekrachtigen, hoewel
hij daarvan na den dood van Leopold
I geen gebruik heeft gemaakt.
UIT DE OOSTENR1JKSCHE
KAMER.
Telegrammen uit Weenen hebben
reeds medegedeeld, hoe hardnekkig
de obstructie in de O osteite ij ksché
Kamer wordt voortgezet, dikwijls on
der luidruchtige inmenging van de
galerij, hetgeen dan geregeld onmid
dellijke ontruiming ten gevolge heeft,
waarna de woordvoerders hun einde-
looze redevoeringen weer voortzetten.
Het komt voor, dat de spiekers zoo
vermoeid zijn, dat van hetgeen zij
zeggen, niets te verstaan valt, zoodat
zij dan maar door drukke gebaren
trachten aan te vullen, wat hun aan
stemmiddelen ontbreekt. Allerlei
merkwaardige voorstellen worden ge
daan. Zoo werd bijv. door de ohstru-
eerende Tsjechen, wier optreden juist
alle kalme en vruchtbare besprekin
gen onmogelijk maakt, voorgesteld....
door wijziging van het reglement van
orde bepalingen in het leven ie roe
pen, om het storen van den geregel-
den gang van zaken te beletten. Wan
neer achter dit voorstel geen geheim
plan schuilt, zegt de berichtgever van
de „Voss. Zeit." te Weenen, dan is hei
de mee6t brutale bespotting van het
parlement, dat men zich kan denken.
Het is te begrijpen, dat de aanwe
zigen langzamerhand in een zenuw
achtige stemming komen, die zich
dan uit in geschreeuw en getier, in
onderlinge dreigementen en geklepper
met de deksels der lessenaars en
scheldpartijen. De galerijen, die tel
kens weder vol loopen, laten zich dan
niet onbetuigd en opuieuw wordt de
ontruiming der galerijen bevolen.
Donderdagavond zouden, na zulk
een heftig looneel, de met-Kamerleden
uit ae zaal verwijderd warden, zij ver-
Kozen echter niet heen te gaan, maar
hieven het „Lied van oen arbeid'
aan en schreeuwden daar tusscuen-
door den Tsjechen allerlei Lelelijkhe
den toe.
Ten slotte echter gingen zij toch
heen, de spreker dreunde niet een
tonig geluid zijn emoelooz© rede ver
der op en cie zaal bood een trooste-
loozen aanblik van ledigheid en var-
vel ing.
Van da Residentie en haar
bewoners.
XXXV.
Woensdag is de Koningin voor een
paar uren weer in ons midden ge
weest. H. M. kwam in het Paleis aan
het Koordeinde de vertrekken bezich
tigen, welke voor prinses Juliana in
orde gemaakt zijn en wilde deze in
gericht hebben net als in haar eerste
kinderjaren.
De belangstelling van het publiek
voor dit tusschentijdsch bezoek was
maar matig; hoogstens een 200 men
schen hadden het er voor over een
half uur aan het koude Staatespoor-
station te slaan blauwbekken om
even de Koningin te kunnen zien, die
zonder eenig ceremonieel ontvangen
werd. Wanneer het Hof eind van de
maand terugkomt en Juliana haar
eersten „intocht" in de Residentie
houdt, zai liet wel anders zijn. De
nieuwe foto's "hebben een groot vi
langen geboren doen worden naar het
Oranje-kindeke en wat het prinsesje
voor ons is bleek bij de feestelijkheden
hi Mei. Het heeft er veroverd ons hart
en den dag van een „blijde inkomste"
zuilen de toejuichingen voortrollen
van station tot Paleis, tenzij het waar
is, dat Yan hoogerhand verzocht zal
worden "zich van al te luidruchtige
betuigingen te onthouden, ter wille
van Juliana.
Een verzoek om de Koningin
dienst te bewijzen is heilig; werkt
meer uit dan een dozijn strenge straf
verordeningen: „de stilte op den Dam
te Amsterdam tijdens de Kronings
feesten en de absolute rust, die hier
om het Paleis lag, toen Juliana gebo
ren was, zijn even zoovele bewijzen...
ook voor hen van den Hollandschon
aard met zijn ongepast vrijheidsge
voel, van niet bevolen willen zijn.
Koningin en Prinses komen torug;
we wachten beiden met ongeduld en
het ware jammer als het hardnekkig
gerucht, diat het Hof over eenigen tijd
het Huis ten Bosch zal betrekken,
waarheid bevatte.
Jammer, maar toch te begrijpen.
Omgeving en lucht van het slot bij
den Leidschen straatweg zijn verre te
verkiezen boven die van het tegen
woordig Paleis, ingesloten als het ligt
tusschen betrekkelijk nauwe, drukke
straten en tamelijk onfrissche grach
ten. Voor do gezondheid van Juliana
is dus het eerste verre te preforeeren,
waarbij nog komt, dat elk uitstapje
buiten den Paleistuin een menschen-
inassa op de been brengt, zooals al
leen bij de Hollandsche nieuwsgierig
heid mogelijk is, maar toch zal het
wonen van de Koningin buiten Den
Haag bij velen een soort kalme onte
vredenheid opwekken, hoe onredelijk
dit ook zijn moge.
Het volk wil de Koningin nu een
maal zien en te verwachten is het
niet, dat rijtoeren van het Huis ten
Bosch uit de stad tot doel zullen heb
ben. H. M. zal zich minder vertonnen
dan andere winters, en dat is jam
mer.
Het gaan van den Prins naar In-
dië vindt meer en meer bevestiging;
het pantserschip „de Zeven Provin
ciën zal hem er heen voeren en dat de,
plannen voor het IusuJinde-bezoek
reeds van tamelijk ouden datum rijn^
blijkt wel hier uit, dat aan boord vaa
dit schip twee passagiers-vertrekken
gebouwd worden, die p andere oor
logsschepen ontbreken.
Tot dusver moest bij een zeeredk
van Prins Hendrik de kapitein een
deel van do hem toekomends ruimte
afstaan, wat voor beide partijen een
weinig onaangenaam was. eu op he*
nieuwe vaartuig is daarom in 't te
kort aaa logeorlokaiitelt voorzien.
Reeds herhaaldelijk wees ik er
dat onze gemeentepolitiek zich laags
kronkelpaden beweegt en voor bui
tenstaanders, Ja, zelfs voor hen, die
dicht bij de coulissen van het gemeen-
tera&dstooneel staan niet le volgen ia,
en deze weg van ongeleidelijkheid ia
tlians weer met een stukje verlengd.
Op zijn gang naar de ux-komst heeft
de raad telkens kleine verbeteringen
in de middens Lad tot stand ge
bracht, wat zeker niet ten onrechte
kritiek van verschillende zijden tenge
volge had. Immers wil men verbree-
ding van verkeerswegen, het ontlas
ten van te drukke straten door het
slaan van nieuwe, dwars door stads
gedeelten of door hot wegbreken van
gebouwen, die liet bewegen op straat
lu deu weg staan, dan behoort dit te
geschieden volgens een algemeen
plan. Ten eerste omdat partteele ver
beteringen slechts voor een klein ge
deelte van nut zijn en verder omdat
ook aankoop en onteigening „en gros"
goedkooper uitkomt.
Van die voorliefde om sommige
drukke verkeerswegen plotseling te
verbreeden, hoewel reeds jaren lang
op den onhoudbaren toestand gewe
zen was, en er dus geen re-den be
stond niet te wachten, totdat bij not
uitbreidingsplan de algemeene iijnet
waren aangegeven, getuigen de Ileul-
straat en het plein bij de Drie Hoek
jes. Voor do halve verbreoding van de
eerste kocht de gemeente voor zwaar
geld een strook grond, die later bleek
vttn zr-cr betrekkelijk nut te zijn en
het afbreken van de huizen op do
plaats achter liet stadhuis kostte oea
80,000 meer, dan geschat.
Het laatste jaar hieven we van
voorsteilen tot aankoop van huizen
voor dit doel verschoond, wat zeer
goed te begrijpen is, daar het uitbrei
dingsplan van Berlage in het begin
van 1910 in den raad in behandeling
zal komen, en om hierop vooruit te
loopen, scheen geen enkele reden u>
bestaan.
Toch komt daar ineens een voorstel
uit de lucht vallen om den vorkeers-
hoek Spui—Lange Poten te verbete
ren.
Om hot zonderlinge hierbij te doen
uitkomen, inoot Ik even een stukjo
stadsgeschtedenis ophalen.
Een paar jaren geleden werd be
sloten tot liet slaan van een straat
Binnenhof—Spui, waardoor het ma
gazijn vau de firma Meddens, waar
tegen het Spui aan de eene zijde af
loopt, ten dee Ie onteigend zou moeten
worden.
Thans willen B. en W. den hoek
Spui—Lange Poten afschuinen, waar
door de straat tusschen hoek en pand
van de firma Meddens, dat in do
rooilijn vooruitspringt, op breedte
van de Poten gebracht zal worden.
Volgens B. en W. wordt zoodoende
„de meest geleidelijke verbinding
voor het verkeer van en naar bet
Spui verkregen, met het finoniceele
voordeel, dat de onteigening \an het
pand der firma Meddens wordt ver
meden, die de kosten dezer straat
verruiming zeer zeker aanzienlijk
hooger zou doen zijn dan 72.000,
voor welk bedrag, volgens een zoor
globale raming, de kosten van de ver
ruiming zijn te berekenen."
liet staat letterlijk zoo in de toe
lichting, maar is toch moeilijk te ge-
looven.
Voor de straat SpuiBinnenhof
moet een gedeelte van het magazijn
van de firma Meddens onteigend wor
den, en nu stellen B. en W. voor, voor
de verbetering van het verkeer Spui
Lange Poten de hoekhuizen te ont
eigenen, omdat dit financieel voor-
docliger Is dan naasting van genoemd
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
Ik weet natuurlijk niet. of het een
ander gebeurd is, maar mij wel.
Wit dan
Dit: dat Ik me voorstelde de hon
derdduizend uit de loterij getrokken
te hebben.
De eerste gedachte daarbij was de
ze, dat het niet le pas komt, dat de
Staat daar vijftien procent van in
houdt. In 't particuliere leven zou het
den ondernemer van een loterij heel
kwalijk genomen worden, wanneer
hij 15 op de 100 kortte, maar het Rijk
kan altijd wat meer en wat anders
doen, dan een gewoon mensch.
Dus vijftienduizend gulden houdt
het Rijk van mijn prijs af. Ik protes
teer dat beteekent ik mopper zon
der dat het me wat helpt en neem ge-
noegen met het overschietende som
metje. Wat kan ik daarmee doen
DLt en dat en wat anders, kortom ik
stel een heel programma op, een wa
re verlanglijst, dte afgewerkt zal
worden.
Maai" middenin die overpeinzingen
bedenk ik, dat ik de honderdduizend
nog niet bezit, misschien zelfs niet
eens een heel lot in de Staatsloterij
om den prijs te winnen. De heele lijst
van wenschen en verlangens wordt
dus weer opgeborgen, totdat ja
tot tijd en wijle, dat ik misschien eens
wel een heel lot aanschaf en dan zoo-
aJ niet de zekerheid, dan tóch de kans
heb om de honderdduizend te win
nen.
Waarom ik niet evengoed als een
ander?
Helaas, de vereeniging tot bevorde
ring van de uitbreiding der kunstver
zameling in ons museum heeft ook in
de loterij gespeeld en verloren.
Het halve millioen, sprookjesachtig
cijfer, dat de goede heer Druijvestein
haar had willen schenken, heeft ze
niet kunnen krijgen, omdat ze geen
vereeniging meer was. Dót kan mij
in elk geval nooit overkomen. Wan
neer ik in de Staatsloterij den hoofd
prijs trek, zal het me niet overkomen,
dat de directeur zegt„ik kan u niet
betalen, want u is niet 1" Maar een
vereeniging, we hebben het gezien,
kan bestaan en tegelijkertijd niet be
staan
In de loterij, die civiele procedure
heet, heeft de Vereeniging verloren,
omdat ze erfde juist in den tijd, toen
haar koninklijke erkenning afgeloo-
pen en verzuimd was die te verlen
gen. Heeft haar bestlur óók, als ik,
droomen gedroomd? Van uitbreiding
van de verzameling, voorthelpen van
jonge schilders, aan den dag brengen
van jonge talenten, subsidieeren wel
licht van een monumentaal nieuw ge
bouw? Iudien bestuurders wel eens
gestaard hebben naar deze rose
wolkjes met zilveren randen, dan zul
len ze nu de oogeu moeien sluiten
behalve voor het feit, dat de proces
kosten moeten betaald worden, die
achteraankomen als het hinkende
paard
En deze loterij komt niet weerom.
Nooit meer, denk ik. zoolang we in le
ven blijven. Dat is 't pijnlijkste van al
les, dat de schoone droom voor goed
voorbij gegaan ia
Ziedaar dan wel een ervaring van
de donkere dagen voor Kerstmis
Maar er zijn gelukkig ook betere
ondervindingen. Er moet bijvoor
beeld, naar ik gehoord heb, een wed
strijd zijn onder de schilders 'n Ne
derland, om elkaar aan te bevelen
voor de plaats van directeur van ons
museum. De strijd in edelmoedigheid
moet buitengewoon wezen. Men zegt,
dat hot gebeurd is, dat schilders op
het stadhuis kwamen om hunne
vrienden aan te bevelen. „Komt u om
kennis te maken?" werd hun dan
gevraagd. „Neen", antwoordde een
gevatte bol, „om u kennis te geven,
namelijk dat de aangewezen man
voor het ambt is de schilder X., mijn
vriend. Niemand beter dan hij. Ta
lent, ijver, kennis, alles is in hemver.
eenigd. Ik raad u in gemoede kies
hem 1"
Het moet er zoo hebben storm ge-
loopeu van zulke zelfopofferende
vrienden, dat de hoofdbode, naar mij
gemeld is, een traan heeft weggepinkt
en verklaard, dat zooiets bem te land
noch ter zee ooit overkomen was.
Ik moet eerlijk erkennen, dat dit mij
meevieL Tot dusver meende Ik, dat
er nogal groot verschil van meening
bestond over eikaars bekwaamheden
en talenten. Dit blijkt niet waar te
wezen. In gedachten bied Ik deze ook
den kunstbroeders, die zoo hartelijk
Yoor elkaar opkwamen, mijn meest
oprechte verontschuldiging aan (1).
Zondag heeft de ijsbond Hollands
Noorderkwartier in de Kroon verga
derd. De hoeveelheid ijs, die in een
gemiddelden Nederland schen winter
voorhanden is, staat in vrijwel omge
keerde verhouding tot het aantal per
sonen, dat er bijeen was, want het
getal was groot en de hoeveelheid ijs
is gewoonlijk klein. Des te bewonde
renswaardiger lijkt me de liefhebbe
rij, die al deze plattelanders er toe
had gedreven, op den vrijen dag naar
Haarlem te komen, wetende dat ze
'g avonds weer terug moesten naar
plaatsen, die u en ik, geloof me vrij,
soms ternauwernood weten te liggen.
Welke moeilijkheden daarmee ge
paard gaan, bleek bij den aan
vang der vergadering, toen de
voorzitter zich er over verontschul
digde, dat hij den vergaderdag niet
op lichte maan had bepaald. Sedert
hij te Amsterdam woonde zag hij geen
maan meer I Ein in de polders van
Noordholland is die toch de eenige
lantaren voor den boer, die langs slo
ten en vaarten, over dijken naar huis
rijden of wandelen moet
Van zooiets hebben wij verwende
stadsmenschen met ons electrisch en
(1) Zooeven verneem ik per aan ge
tekenden brief, dat er van die zelfop
offerende recommandaties niets waar
is. Ook de traan van den hoofdbode
berust op een vergissing. F.
gas-gloeilicht geen begrip
Wat wil die ijsbond? Herstel van
het groote ijsvermaak en tegelijker
tijd beoefening van philantropie en
werkverschaffing. Voor menigeen is
er als 't vriest als baanveger op het
ijs een duitje te verdienen en wie lid
is, dus de kaart draagt, kan door
heel Noordholland, ja door Zuidhol
land en Utrecht heen, schaatsenrij
den zonder dat éen enkele baanveger
hem om een bijdrage vraagL Eu dat
wil wat zeggen, want meer nog dan
stompe schaatsen en zwakke riemen,
was vroeger de baanveger de schrik
van het ijs.
„Van den Helder naar Rotterdam,
mijnheerenzei de voorzitter triom
fantelijk. Ik meende in de zaal te
hooren lachen. Niet ten onrechte
maakte men er de reserve bij ja,
wanneer er ijs is. Want de landbou
wer heeft in tijden van vorst goed
praten, hij verzuimt niet veel als de
grond steenhard Is, maar de handel
en de nijverheid moeten ongestoord
kunnen doorgaan.
De grootste vijandin van het ijs
vermaak is dan ook niet de dooi, zoo
als u licht zou denken, want die ls
door de Vries en te Winkel bij het
mannelijk taalgeslacht ingedeeld,
maar de stoombootmaatschappij. Die
vaart, zoolang ze kan, drukt met den
steven en maalt met de schroef het
dikke ijs nog stuk.
Er is een request van de ijsvereeni-
ging aan Prov. Staten in de maak,
om het gebruik van ijsbrekers te ver
bieden. Aangenomen dat men het er
over eens is, wat een ijsbreker ls (kan
een boot van Bus ook daarvoor door
gaan dan blijf ik er toch nieuws
gierig naar, hoe Provinciale Staten
daarop zullen beschikken. In gedach
ten zie >"k de Amsterdomsche leden,
onder wie veel knappe juristen niet
rappe tongen gevondeu worden, over
eind vliegen, wanneer met zoon'n ver.
bod handel en nijverheid zouden wor
den bedreigd.
We zijn hier n»et in Friesland, waar
als het vriest aller gedachten gericht
zijn op het Ijs en op niets anders, dan
op het ijs
Daarom kwam, toen ik daar Zon
dagmiddag zoo tusschen al die stoere
plattelanders zat, de gedachte bij mij
op, of ze niet een ideaal najagen, dat
wil zeggen een hoop koesteren, die
nooit vervuld zal worden. Zal er we-'
zen lijk eens een oognblik komen,
dat de ware liefhebbor kan rijden van
Rotterdam naar den Helder Dan zou
het al moeten wezen ,dat de vorst met
groote, in Nederland ongewone
kracht, begon op Vrijdagavond den
24sten ©n zich zoodanig weerde, dat
de brutaalste kapitein van een vracht,
boot na de Kerstdagen geen kans zou
zien door zulk ijs heen te boren l
Bij uitzondering dus. Maar als re*
geL Ik geloof er niets van. Wat onze
vaders en grootvaders deden, tochten
door de provincie maken van uren
ver, heeft de stoomboot ons ontno
men.
F1DELIO.