SAARLEM'S DAGBLAD. DERDE BLAD. jSuïtenlandscfc Overzicht Haarlemmer Halletjes ZATERDAG 18 DECEMBER 1909 ZWERVERS. 'k' Zou nog meer levenservaringen van rondtrekkende kooplieden en li ndloopers kunnen vertellen maar he1 is nu genoeg 1 Herhalingen waren anders onvermijdelijk, want, al moge da bijzonderheden verschillend zijn, in hoofdzaak komen de verhalen veel met elkaar overeen. Daarom wil 'k nu de balans gaan opmaken, om een eindoordeel uit te spreken. Alles weten is veel begrij- pen en veel vergeven. Deze stelling verkondigde 'k al In een der eerste schetsen, ln de hoop, dat de lezers na kennis te hebben geno men van rn'n roededeelingen haar tullen beamen. Bijna alle zwervers hebben „een ge schiedenis", die oorzaak geworden is Van hun mislukt leven, van hun schipbreuk-lijden op de levenszee.... Niet a 11 ij d hebben de ongelukki- gon schuld aan hun ondergang. Bij velen nunner hebben, zooais men dat noemt, de omstandigheden medege werkt zóó zelfs, dat men zich af vraagt had de man, of de vrouw, anders kunnen doen In m'n schetsen heb 'k dit trouwens al aangetoond. Een deel is slachtoffer van de tegenwerkingen en teleurstel lingen, die ze in hun leven hebben ondervonden. Moet 'k dlo omstandigheden hier nog herhalen Het oudje, dat niet meer arbeiden kan en, om 't gesticht te ontloopen, nu met kleerhangers vent.... De man. die als bootwerker teen ongeluk kreeg en met z'n mis maakt lichaam geen werk meer kon vinden.... De gezel, die als kind door z'n ouders verwaarloosd werd, geen vak leerde en te zwak was, om met 6jouwen iets te verdienen.... De" jon geman. die door de ontrouw van z'n vrouw uit hu's gedreven werd en van het pad der deugd dwaaldeDe vrouw, die door baar man verlaten word en onverzorgd achterbleef.... Dan zijn er vele zwervers met lichaamsgebreken menschen, die op krukken rondspringen, of geen ge zonde armen hebben om te werken. Wat kunnen deze stakkers anders doen, dan om hulp vragen Het aantal zwervers, dat moedwil lig en geheel door eigen schuld, in 't ongeluk zijn gekomen, is in verhou ding gering. Dit is nog een troostende gedachte In T algemeen hebben de zwervers aanspraak op medelijden. Toch on dervinden ze dit niet veel. want „men" weet zooveel leelijks te ver tellen.... Jammer is het dan ook, dat do kwaden 't voor de goeden beder ven. Wanneer iemand eens door een brutalen bedelaar of landlooper bedrogen is, dan.... zijn voortaan allo zwervers in zijn oog slecht. Dit is onrechtvaardig Daarom, wanneer zoo'n zwerver nan uw deur om steun vraagt, snauw hein niet onvoorwaardelijk af. Heeft hij (of zij) honger, geeft hem wat te eten, maar, als 't kan, eisch, dat hij liet. in uw tegenwoordigheid eet. Bovendien heeft elk wel zooveel jnenschenkeonis, dat hij tusschen bru tale en beklagenswaardige zwei-vers onderscheid kan maken. Dit verschil te zien, is niet zoo héél moeilijk Als er in bittere winterkou een stak ker, haast zonder kleeren aan z'n lijf, om onderstand vraagt, is 't toch wel haast zeker, dat zoo iemand ge brek lijdt, en dankbaar zal zijn met een oude jas, broek of schoenen. Enook al zullen enkele giften niet aan 't juiste adres komen, mag dat dan aanleiding zijn, om in 't ge heel niets meer te geven Wanneer er om een voorbeeld te geven van de tien zwervers, die men helpt, er 3 zullen zijn, die het niet waard blijken, dan zijn er toch zeven, die dankbaar zullen zijn. We mogen ook de zwervers niet ge heel aan hun lot overlaten. Het zijn menschen! Wanneer er geen me delijdenden gevonden worden, die hen helpen ondersteunen, dan Nog dezer dagen kon men 't lezen, dat een zwei-ver langs den weg dood gevonden was, omgekomen van hon ger en kou 't Is treurig, maar deze menschen zijn nu eenmaal te veel op deze wereld. Toch moeten ze leven.... De rondtrekkende kooplieden zijn in den regel een stand hooger. dan de bedelaars. Zij trachten met hun handeltje nog wat te verdienen, om door de wereld te komen. Ais voor beeld herinner 'k aan 't oude manne tje (uit schets 2), dat zelfs een aal moes weigerde, en vooral aan het vrouwtje luit schets 4). De eigenlijke landloopers komen zelden in onze stad. Ze zwerven moer op het land eB zoeken in hooibergen of schuren hun nachtverblijf. Dat zijn de d iepst-gevallenenbij hen is alle eergevoel verloren gegaan, zonder ideaal of levensdoel vervolgen ze hun droef bestaan. Goed eten en drinken zijn hun eenige genietingen....* Toch zijn er ook nog bedelaars, die in geen volkslogementen en ook in geen hooibergen slapen. Dit zijn de menschen, die nog over een eigen thuis beschikken. Cok in Haarlem heeft men zulke bedelaars. Met nan. :er> 'k t geval van een man, die hier ;.%et vrouw en kinderen in een gewoon huis woont, en die eiken morgen den boer opgaat, om te bedelen. Een andere vader gaat naar de fabriek of werkplaats, om "t brood voor de zijnen te verdienen, maar deze man, doet 't anders 1 Ter zijner verontschuldiging zij evenwel medegedeeld, dat de man ge brekkig is en niet in 6taat moet zijn, om werk te verrichten. Nu iets over de houders van volks- logem enten 1 Over deze menschen is niet veel anders dan goeds te vertellenal thans, wat onze stad betreft. Mis schien klinkt het voor sommigen eigenaardig, maar de logementhou ders zijn fatsoenlijke lieden, die met hun bedrijf een eerlijk stukje brood verdienen. Ze behandelen hun logeer gasten billijk, getuige hun tarieven, die zoo laag mogelijk gesteld zijn. Ook wees 'k er al opdat hun In richtingen zindelijk en schoon zijn. Natuurlijk zijn geen eischen te stel len ais aan een Victoria-hotel in Am sterdam, maar de volkslogementen beantwoorden aan meer dan redelijke verlangens. 't Is goed, dal dit eens gezegd wordt, want de groote „men" die van ver dikwijls heel onredelijke oor- déelen uitspreekt denkt er wellicht anders over. „Men" heeft wei eens gehoord van beruchte slaapsteeën, waar misdadi gers en andere gevaarlijke lieden voor de vervolgingen der politie veilig zijn. Maar.... zoek die niet in Haar lem ik ken ze er althans niet. Ze kunnen in donker-Amsterdam of in de Rotterdamfche achterbuurten be staan, maar hier zeker nietl Bovendien, in de volkslogementen in onze stad komen niet alleen zwer vers. Een groot deel der gasten zijn menschen, die hier werk komen zoe- kejo, en wier portemonnaie het niet toelaat, om veel onkosten te maken. Ze vinden daar dan een goedkoop en goed logies I Hiermee wil ik deze serie schetsen eindigen. Ik hoop, dat de lezer eenigs- ziris een indruk gekregen heeft van het leven van zwprvers. E e n i g s- z i n s, méér kan niet 1 'k Begon met de opmerking, dat wij, gewone men schen, meegevoerd door den maal stroom des levens, zoover van dit volkje verwijderd staan, 'i Is alsof ze iu een geheel andere wereld leven. En toch behooren ze tot de onze KEES. Het meeste nieuws komt natuurlijk uit België, en staat in verband met HET OVERLIJDEN VAN KONING LEOPOLD. Zoowel de Belgische als de pers der geheele wereld, wijdden artikelen aan 't heengaan van den grijzen vorst. Teekenend is evenwel wat de Brus- selsche correspondent van de „N. R. Ct." seint De indruk is te Brussel veel minder groot dan men had verwacht. Behalve rouwvlaggen, kanongedonder en klokkengelui, verkeert de hoofdstad in gewonen toestand alken wat ge jaagdheid rondom dagbladventers en de proclamatie des burgemeesters, want aan de optimistische bulletins der dokiers hechtte men sedert een paar dagen weinig geloof. En dan, het nieuws, dat barones Vaughan bij na voortdurend bij den koning ver bleef, terwijl zijne familie verwijderd werd gehouden, had iedereen verbit terd. Andera oord pelt evenwel de Ant werpse!» vertegenwoordiger van dit iiladl Hij seintAlgemeen is er deelne ming en men bewondert 's mans kra nige houding der laatste dagen. Aan vele gebouwen en huizen waait de vlag haifstok. Het sterven van den koning is gis teren reeds IN DE VOLKSVERTEGENWOORDI GINGEN meegedeeld. In de zitting der Belgische Kamer sprak de voorzitter van den minister raad. Hij herinnerde aan de bood schap, waarin ae koning verklaarde, met kracht on ziel Belg te zijn, en zei die belofte beeft hij gehouden en rpfer ilan dat, want hij wijdde zich geheel eu al aan de grootheid en den voorspoed van het vaderlend. Hij vergrootte en verhief België on der de natiën, en schonk het een groote en bewonderenswaardige ko lonie. België zal dit, dankbaar, nooit vergeten. Onze toewijding zal over gaan op den erfgenaam der kroon. Gij zult onder zijn leiding het glorie rijke werk van de regeering, die ge ëindigd is. voortzetten De voorzitter gaf in overweging de werkzaamheden te schorseu, ten toe ken van rouw, en de geheele Kamer en corps te doen deelnemen aan de begrafenis. Dit voorstel werd aangenomen. In den Senaat deelde de voorzitter het overlijden van den koning inede ook hier werd voorgesteld ten teeken van rouw de werkzaamheden te schorsen, tot aan de gemeenschappe lijke vergadering der beide Kamers, waarin de eedsaflegging van den op volger, volgens de Grondwet, zal plaats hebben. „in diein opvolger stellen wij (zoo zei de spreker) het vertrouwen, dat hij den arbeid van twee schitterende en vereerde voorgangers zal voort zetten. De Senaat stelt er een eer in, den nieuwen vorst steun te verleenen bij het handhaven onzer onafhanke lijkheid." HET TESTAMENT van den koning luidt „Ik sterf in hot katholieke geloof ik vraag vergiffenis voor de zonden, die ik heb begaan of had kunnen be gaan. Ik vermaak 15 millioen, die ik van mijn vador heb ontvangen, aan mijn kinderen, en wensch, dat 'mijn begra fenis in gropten eenvoud zal plaats hebben te 7 uur 's ochtends, en dat het personeel van het kasteel den stoet zal volgen, enz." Het blad de „Moniteur" publiceert de akte van oprichting van de „Com pagnie Fonclère industriële et corn- merciale" voor het behoud en de ver fraaiing van schoongelegen punten. Comparanten, onder welke als eer ste de koning voorkomt, verklaren een maatschappij op te richten met een kapitaal van 12.400.000 francs. Daar na volgt een opsomming van den in breng des konings. Ondanks het industrieele doel, blij kende uit den naam van „maat schappij", zou het werkelijke doel van den koning geweest zijn, een ge deelte vau liet vermogen te plaatsen, ten einde zijn dochters te onterven. DE BELGISCHE TROON OPVOLGER. De overleden koning heeft slechts één broeder gehud, de graaf van Vlaanderen, die in 1837 te Brussel ge boren is. Uit zijn huwelijk met Maria van Hohenzollern-Siganaringen wer den vijf kinderen geboren, waarvan er thans nog drie leven, twee dochters en een zoon, de in 1875 geboren Al- bert, die zijn oom Leopold II op den BeLgischen troon zal opvolgen. Prins Albert is in 1900 met Elisa beth van Beieren gehuwd en heeft twee zoontjes, de prinsen Leopold en Karei, en een dochtertje. Even een voudig als de prins in zijn ouderlijk huis was opgevoed, was zijn leven met zijn jonge echtgenooie een rus- lig, zeer huiselijk familie-leven in een eenvoudig huis. De toekomstige koning voelt zich vooral tot weten schappelijke studie aangetrokken, waaraan hij dagelijks eenige uren wijdt. Ook industrie heeft zijn belang stelling cn hij houdt er van zich met ingenieurs of indnstrieelen over den vooruitgang dor technische weten schap te onderhouden. In verband hiermede interesseert Albert zich sterk voor allerlei sociale vraagstuk ken. Een eenvoudig, werkzaam man cn een beminnelijk vader in zijn ge zin. Hel prinselijke paar is in België zeer bemind. De reis. die zij kort na huu huwelijk door België gedaan hebben, was een triomftocht, waarbij de jeugdige prinses uit den vreemde door haar jeugd en haar innemende vriendolijklieden aller harten wist te winnen. Vooral in Brussel zijn zij beiden zeer populair, vaak mengen zij er zich te voet onder de wande laars in het Bosch of bezoeken als ge wone menschen de opera, daar hei den zeer veel van muziek houden. Zoowel prins Albert als prinses Eli sabeth kermen Nederlandsch, waarin zij, ook lu hun huwelijk, nog gerui- men lijd les genomen hebben. De aan staande koning wordt geroemd om zijn minzaamheid in den omgang. Opgevoed aan de militaire school, bekleedt Albert in het Leger thans den rang van generaal. Tusschen den dood des konings en de troonsbestijging van zijn opvolger ligt een korde tusschenregeering, waarin het gezag wordt uitgeoefend door den ministerraad. De Belgische grondwet zegt daaromtrent Van den dood des koning3 ai en tot de eedsaflegging van zijn opvolger op den troon of van den regent, wordt de grondwettelijke macht van den koning uitgeoefend in naam van het Belgische volk door den raad van ministers en onder hnn verantwoor delijkheid. De eed, dien de nieuwe koning moet afleggen, luidt„Ik zweer, dat ik de grondwet en de wet ten van het Belgische volk zal eer biedigen, de nationale onafhankelijk heid cn de onschendbaarheid van het gebied zal handhaven." Twee malen is deze eed afgelegd op 21 Juli 1831 door Leopold 1 en op 17 December I8ti5 door Leopold II. Toen Leopold II de regeering aan vaardde, had de tusschenregeering acht dagen geduurd. De ministerraad heeft gedurende zijn regeering het recht wetten te bekrachtigen, hoewel hij daarvan na den dood van Leopold I geen gebruik heeft gemaakt. UIT DE OOSTENR1JKSCHE KAMER. Telegrammen uit Weenen hebben reeds medegedeeld, hoe hardnekkig de obstructie in de O osteite ij ksché Kamer wordt voortgezet, dikwijls on der luidruchtige inmenging van de galerij, hetgeen dan geregeld onmid dellijke ontruiming ten gevolge heeft, waarna de woordvoerders hun einde- looze redevoeringen weer voortzetten. Het komt voor, dat de spiekers zoo vermoeid zijn, dat van hetgeen zij zeggen, niets te verstaan valt, zoodat zij dan maar door drukke gebaren trachten aan te vullen, wat hun aan stemmiddelen ontbreekt. Allerlei merkwaardige voorstellen worden ge daan. Zoo werd bijv. door de ohstru- eerende Tsjechen, wier optreden juist alle kalme en vruchtbare besprekin gen onmogelijk maakt, voorgesteld.... door wijziging van het reglement van orde bepalingen in het leven ie roe pen, om het storen van den geregel- den gang van zaken te beletten. Wan neer achter dit voorstel geen geheim plan schuilt, zegt de berichtgever van de „Voss. Zeit." te Weenen, dan is hei de mee6t brutale bespotting van het parlement, dat men zich kan denken. Het is te begrijpen, dat de aanwe zigen langzamerhand in een zenuw achtige stemming komen, die zich dan uit in geschreeuw en getier, in onderlinge dreigementen en geklepper met de deksels der lessenaars en scheldpartijen. De galerijen, die tel kens weder vol loopen, laten zich dan niet onbetuigd en opuieuw wordt de ontruiming der galerijen bevolen. Donderdagavond zouden, na zulk een heftig looneel, de met-Kamerleden uit ae zaal verwijderd warden, zij ver- Kozen echter niet heen te gaan, maar hieven het „Lied van oen arbeid' aan en schreeuwden daar tusscuen- door den Tsjechen allerlei Lelelijkhe den toe. Ten slotte echter gingen zij toch heen, de spreker dreunde niet een tonig geluid zijn emoelooz© rede ver der op en cie zaal bood een trooste- loozen aanblik van ledigheid en var- vel ing. Van da Residentie en haar bewoners. XXXV. Woensdag is de Koningin voor een paar uren weer in ons midden ge weest. H. M. kwam in het Paleis aan het Koordeinde de vertrekken bezich tigen, welke voor prinses Juliana in orde gemaakt zijn en wilde deze in gericht hebben net als in haar eerste kinderjaren. De belangstelling van het publiek voor dit tusschentijdsch bezoek was maar matig; hoogstens een 200 men schen hadden het er voor over een half uur aan het koude Staatespoor- station te slaan blauwbekken om even de Koningin te kunnen zien, die zonder eenig ceremonieel ontvangen werd. Wanneer het Hof eind van de maand terugkomt en Juliana haar eersten „intocht" in de Residentie houdt, zai liet wel anders zijn. De nieuwe foto's "hebben een groot vi langen geboren doen worden naar het Oranje-kindeke en wat het prinsesje voor ons is bleek bij de feestelijkheden hi Mei. Het heeft er veroverd ons hart en den dag van een „blijde inkomste" zuilen de toejuichingen voortrollen van station tot Paleis, tenzij het waar is, dat Yan hoogerhand verzocht zal worden "zich van al te luidruchtige betuigingen te onthouden, ter wille van Juliana. Een verzoek om de Koningin dienst te bewijzen is heilig; werkt meer uit dan een dozijn strenge straf verordeningen: „de stilte op den Dam te Amsterdam tijdens de Kronings feesten en de absolute rust, die hier om het Paleis lag, toen Juliana gebo ren was, zijn even zoovele bewijzen... ook voor hen van den Hollandschon aard met zijn ongepast vrijheidsge voel, van niet bevolen willen zijn. Koningin en Prinses komen torug; we wachten beiden met ongeduld en het ware jammer als het hardnekkig gerucht, diat het Hof over eenigen tijd het Huis ten Bosch zal betrekken, waarheid bevatte. Jammer, maar toch te begrijpen. Omgeving en lucht van het slot bij den Leidschen straatweg zijn verre te verkiezen boven die van het tegen woordig Paleis, ingesloten als het ligt tusschen betrekkelijk nauwe, drukke straten en tamelijk onfrissche grach ten. Voor do gezondheid van Juliana is dus het eerste verre te preforeeren, waarbij nog komt, dat elk uitstapje buiten den Paleistuin een menschen- inassa op de been brengt, zooals al leen bij de Hollandsche nieuwsgierig heid mogelijk is, maar toch zal het wonen van de Koningin buiten Den Haag bij velen een soort kalme onte vredenheid opwekken, hoe onredelijk dit ook zijn moge. Het volk wil de Koningin nu een maal zien en te verwachten is het niet, dat rijtoeren van het Huis ten Bosch uit de stad tot doel zullen heb ben. H. M. zal zich minder vertonnen dan andere winters, en dat is jam mer. Het gaan van den Prins naar In- dië vindt meer en meer bevestiging; het pantserschip „de Zeven Provin ciën zal hem er heen voeren en dat de, plannen voor het IusuJinde-bezoek reeds van tamelijk ouden datum rijn^ blijkt wel hier uit, dat aan boord vaa dit schip twee passagiers-vertrekken gebouwd worden, die p andere oor logsschepen ontbreken. Tot dusver moest bij een zeeredk van Prins Hendrik de kapitein een deel van do hem toekomends ruimte afstaan, wat voor beide partijen een weinig onaangenaam was. eu op he* nieuwe vaartuig is daarom in 't te kort aaa logeorlokaiitelt voorzien. Reeds herhaaldelijk wees ik er dat onze gemeentepolitiek zich laags kronkelpaden beweegt en voor bui tenstaanders, Ja, zelfs voor hen, die dicht bij de coulissen van het gemeen- tera&dstooneel staan niet le volgen ia, en deze weg van ongeleidelijkheid ia tlians weer met een stukje verlengd. Op zijn gang naar de ux-komst heeft de raad telkens kleine verbeteringen in de middens Lad tot stand ge bracht, wat zeker niet ten onrechte kritiek van verschillende zijden tenge volge had. Immers wil men verbree- ding van verkeerswegen, het ontlas ten van te drukke straten door het slaan van nieuwe, dwars door stads gedeelten of door hot wegbreken van gebouwen, die liet bewegen op straat lu deu weg staan, dan behoort dit te geschieden volgens een algemeen plan. Ten eerste omdat partteele ver beteringen slechts voor een klein ge deelte van nut zijn en verder omdat ook aankoop en onteigening „en gros" goedkooper uitkomt. Van die voorliefde om sommige drukke verkeerswegen plotseling te verbreeden, hoewel reeds jaren lang op den onhoudbaren toestand gewe zen was, en er dus geen re-den be stond niet te wachten, totdat bij not uitbreidingsplan de algemeene iijnet waren aangegeven, getuigen de Ileul- straat en het plein bij de Drie Hoek jes. Voor do halve verbreoding van de eerste kocht de gemeente voor zwaar geld een strook grond, die later bleek vttn zr-cr betrekkelijk nut te zijn en het afbreken van de huizen op do plaats achter liet stadhuis kostte oea 80,000 meer, dan geschat. Het laatste jaar hieven we van voorsteilen tot aankoop van huizen voor dit doel verschoond, wat zeer goed te begrijpen is, daar het uitbrei dingsplan van Berlage in het begin van 1910 in den raad in behandeling zal komen, en om hierop vooruit te loopen, scheen geen enkele reden u> bestaan. Toch komt daar ineens een voorstel uit de lucht vallen om den vorkeers- hoek Spui—Lange Poten te verbete ren. Om hot zonderlinge hierbij te doen uitkomen, inoot Ik even een stukjo stadsgeschtedenis ophalen. Een paar jaren geleden werd be sloten tot liet slaan van een straat Binnenhof—Spui, waardoor het ma gazijn vau de firma Meddens, waar tegen het Spui aan de eene zijde af loopt, ten dee Ie onteigend zou moeten worden. Thans willen B. en W. den hoek Spui—Lange Poten afschuinen, waar door de straat tusschen hoek en pand van de firma Meddens, dat in do rooilijn vooruitspringt, op breedte van de Poten gebracht zal worden. Volgens B. en W. wordt zoodoende „de meest geleidelijke verbinding voor het verkeer van en naar bet Spui verkregen, met het finoniceele voordeel, dat de onteigening \an het pand der firma Meddens wordt ver meden, die de kosten dezer straat verruiming zeer zeker aanzienlijk hooger zou doen zijn dan 72.000, voor welk bedrag, volgens een zoor globale raming, de kosten van de ver ruiming zijn te berekenen." liet staat letterlijk zoo in de toe lichting, maar is toch moeilijk te ge- looven. Voor de straat SpuiBinnenhof moet een gedeelte van het magazijn van de firma Meddens onteigend wor den, en nu stellen B. en W. voor, voor de verbetering van het verkeer Spui Lange Poten de hoekhuizen te ont eigenen, omdat dit financieel voor- docliger Is dan naasting van genoemd EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. Ik weet natuurlijk niet. of het een ander gebeurd is, maar mij wel. Wit dan Dit: dat Ik me voorstelde de hon derdduizend uit de loterij getrokken te hebben. De eerste gedachte daarbij was de ze, dat het niet le pas komt, dat de Staat daar vijftien procent van in houdt. In 't particuliere leven zou het den ondernemer van een loterij heel kwalijk genomen worden, wanneer hij 15 op de 100 kortte, maar het Rijk kan altijd wat meer en wat anders doen, dan een gewoon mensch. Dus vijftienduizend gulden houdt het Rijk van mijn prijs af. Ik protes teer dat beteekent ik mopper zon der dat het me wat helpt en neem ge- noegen met het overschietende som metje. Wat kan ik daarmee doen DLt en dat en wat anders, kortom ik stel een heel programma op, een wa re verlanglijst, dte afgewerkt zal worden. Maai" middenin die overpeinzingen bedenk ik, dat ik de honderdduizend nog niet bezit, misschien zelfs niet eens een heel lot in de Staatsloterij om den prijs te winnen. De heele lijst van wenschen en verlangens wordt dus weer opgeborgen, totdat ja tot tijd en wijle, dat ik misschien eens wel een heel lot aanschaf en dan zoo- aJ niet de zekerheid, dan tóch de kans heb om de honderdduizend te win nen. Waarom ik niet evengoed als een ander? Helaas, de vereeniging tot bevorde ring van de uitbreiding der kunstver zameling in ons museum heeft ook in de loterij gespeeld en verloren. Het halve millioen, sprookjesachtig cijfer, dat de goede heer Druijvestein haar had willen schenken, heeft ze niet kunnen krijgen, omdat ze geen vereeniging meer was. Dót kan mij in elk geval nooit overkomen. Wan neer ik in de Staatsloterij den hoofd prijs trek, zal het me niet overkomen, dat de directeur zegt„ik kan u niet betalen, want u is niet 1" Maar een vereeniging, we hebben het gezien, kan bestaan en tegelijkertijd niet be staan In de loterij, die civiele procedure heet, heeft de Vereeniging verloren, omdat ze erfde juist in den tijd, toen haar koninklijke erkenning afgeloo- pen en verzuimd was die te verlen gen. Heeft haar bestlur óók, als ik, droomen gedroomd? Van uitbreiding van de verzameling, voorthelpen van jonge schilders, aan den dag brengen van jonge talenten, subsidieeren wel licht van een monumentaal nieuw ge bouw? Iudien bestuurders wel eens gestaard hebben naar deze rose wolkjes met zilveren randen, dan zul len ze nu de oogeu moeien sluiten behalve voor het feit, dat de proces kosten moeten betaald worden, die achteraankomen als het hinkende paard En deze loterij komt niet weerom. Nooit meer, denk ik. zoolang we in le ven blijven. Dat is 't pijnlijkste van al les, dat de schoone droom voor goed voorbij gegaan ia Ziedaar dan wel een ervaring van de donkere dagen voor Kerstmis Maar er zijn gelukkig ook betere ondervindingen. Er moet bijvoor beeld, naar ik gehoord heb, een wed strijd zijn onder de schilders 'n Ne derland, om elkaar aan te bevelen voor de plaats van directeur van ons museum. De strijd in edelmoedigheid moet buitengewoon wezen. Men zegt, dat hot gebeurd is, dat schilders op het stadhuis kwamen om hunne vrienden aan te bevelen. „Komt u om kennis te maken?" werd hun dan gevraagd. „Neen", antwoordde een gevatte bol, „om u kennis te geven, namelijk dat de aangewezen man voor het ambt is de schilder X., mijn vriend. Niemand beter dan hij. Ta lent, ijver, kennis, alles is in hemver. eenigd. Ik raad u in gemoede kies hem 1" Het moet er zoo hebben storm ge- loopeu van zulke zelfopofferende vrienden, dat de hoofdbode, naar mij gemeld is, een traan heeft weggepinkt en verklaard, dat zooiets bem te land noch ter zee ooit overkomen was. Ik moet eerlijk erkennen, dat dit mij meevieL Tot dusver meende Ik, dat er nogal groot verschil van meening bestond over eikaars bekwaamheden en talenten. Dit blijkt niet waar te wezen. In gedachten bied Ik deze ook den kunstbroeders, die zoo hartelijk Yoor elkaar opkwamen, mijn meest oprechte verontschuldiging aan (1). Zondag heeft de ijsbond Hollands Noorderkwartier in de Kroon verga derd. De hoeveelheid ijs, die in een gemiddelden Nederland schen winter voorhanden is, staat in vrijwel omge keerde verhouding tot het aantal per sonen, dat er bijeen was, want het getal was groot en de hoeveelheid ijs is gewoonlijk klein. Des te bewonde renswaardiger lijkt me de liefhebbe rij, die al deze plattelanders er toe had gedreven, op den vrijen dag naar Haarlem te komen, wetende dat ze 'g avonds weer terug moesten naar plaatsen, die u en ik, geloof me vrij, soms ternauwernood weten te liggen. Welke moeilijkheden daarmee ge paard gaan, bleek bij den aan vang der vergadering, toen de voorzitter zich er over verontschul digde, dat hij den vergaderdag niet op lichte maan had bepaald. Sedert hij te Amsterdam woonde zag hij geen maan meer I Ein in de polders van Noordholland is die toch de eenige lantaren voor den boer, die langs slo ten en vaarten, over dijken naar huis rijden of wandelen moet Van zooiets hebben wij verwende stadsmenschen met ons electrisch en (1) Zooeven verneem ik per aan ge tekenden brief, dat er van die zelfop offerende recommandaties niets waar is. Ook de traan van den hoofdbode berust op een vergissing. F. gas-gloeilicht geen begrip Wat wil die ijsbond? Herstel van het groote ijsvermaak en tegelijker tijd beoefening van philantropie en werkverschaffing. Voor menigeen is er als 't vriest als baanveger op het ijs een duitje te verdienen en wie lid is, dus de kaart draagt, kan door heel Noordholland, ja door Zuidhol land en Utrecht heen, schaatsenrij den zonder dat éen enkele baanveger hem om een bijdrage vraagL Eu dat wil wat zeggen, want meer nog dan stompe schaatsen en zwakke riemen, was vroeger de baanveger de schrik van het ijs. „Van den Helder naar Rotterdam, mijnheerenzei de voorzitter triom fantelijk. Ik meende in de zaal te hooren lachen. Niet ten onrechte maakte men er de reserve bij ja, wanneer er ijs is. Want de landbou wer heeft in tijden van vorst goed praten, hij verzuimt niet veel als de grond steenhard Is, maar de handel en de nijverheid moeten ongestoord kunnen doorgaan. De grootste vijandin van het ijs vermaak is dan ook niet de dooi, zoo als u licht zou denken, want die ls door de Vries en te Winkel bij het mannelijk taalgeslacht ingedeeld, maar de stoombootmaatschappij. Die vaart, zoolang ze kan, drukt met den steven en maalt met de schroef het dikke ijs nog stuk. Er is een request van de ijsvereeni- ging aan Prov. Staten in de maak, om het gebruik van ijsbrekers te ver bieden. Aangenomen dat men het er over eens is, wat een ijsbreker ls (kan een boot van Bus ook daarvoor door gaan dan blijf ik er toch nieuws gierig naar, hoe Provinciale Staten daarop zullen beschikken. In gedach ten zie >"k de Amsterdomsche leden, onder wie veel knappe juristen niet rappe tongen gevondeu worden, over eind vliegen, wanneer met zoon'n ver. bod handel en nijverheid zouden wor den bedreigd. We zijn hier n»et in Friesland, waar als het vriest aller gedachten gericht zijn op het Ijs en op niets anders, dan op het ijs Daarom kwam, toen ik daar Zon dagmiddag zoo tusschen al die stoere plattelanders zat, de gedachte bij mij op, of ze niet een ideaal najagen, dat wil zeggen een hoop koesteren, die nooit vervuld zal worden. Zal er we-' zen lijk eens een oognblik komen, dat de ware liefhebbor kan rijden van Rotterdam naar den Helder Dan zou het al moeten wezen ,dat de vorst met groote, in Nederland ongewone kracht, begon op Vrijdagavond den 24sten ©n zich zoodanig weerde, dat de brutaalste kapitein van een vracht, boot na de Kerstdagen geen kans zou zien door zulk ijs heen te boren l Bij uitzondering dus. Maar als re* geL Ik geloof er niets van. Wat onze vaders en grootvaders deden, tochten door de provincie maken van uren ver, heeft de stoomboot ons ontno men. F1DELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1909 | | pagina 9