Quinnion de Philosoof. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. 27e Maatgang. No. 8139 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. DONDERDAG 6 JANUARI 1910 B HAARLEM S DAGBLAD ADVERTENT IÊNi Van 1—5 regels 50 Cts.s Iedere regel tcee? 10 Cis. Buiten het Arrondissement Haarlem van 1—5 regels /t—elke regel meer ƒ0.36 Reclames 30 Cent per regel BIJ Abonnement aanzienlijk rabat AdvertcntiSn van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing] 50 Cts. voor 3 plaatsingen contant Redactie en Administratiei Groote Houtstraat totorcommanaa! Teiefooaaammer der Redactie 600 en der Administratie 724. Drtskkerij! Zolder Buitenspaarae 6. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Teiephoon interc. 6229. ABONNEMENTEN PBR DIRBB JBAANDBNl Voor Haarlem I f 1.28 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente)Ï.30 vranco per post door Nederland 1.65 Afzonderlijke nummers0.02 Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem 0.37 Vf 0 öe omstreken en franco per post 0.45 Oitgaye der Vennootschap Loareas Cluster. Plrecteor J. 0. PBEREB0QÜ1L TWEEDE BLAD. Yolkstelling-ervarlngen in een achterbuurt. 't Was even vota' 't begin onzen Jaartelling. „En,het gesoliiédde in dlezeiye da gen dat er een gettod uitging van den Keizei' Augustus, dat de geheele we- treld beschreven zoude worden. Deze eerste beschrijving geschiedde als Cyrenius ovecr Syrië Stadhouder was." Waarmee 'k maar zeggen wil-, dat de Juffrouw In een Haarlernsch steeg je, dio tegen een volksteller, in wiens gezelschap ik in het begin deze week was, beweerde, dat ze „tegenwoordig als maai- flauwe kun sten uitvinden," ongelijk had. Gesteld, dal eir van den Romein- échcn heerscher nog een botje over was, dan zou dit zich hebben omge draaid, daar ergens in z'n graf in 't Oosten, bij haai' woorden. Waht voor men er aan dacht de jaren te gaan tellen, telde men reeds in 't morgen land de bevolking. „En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn ei gen stad." Dat was een zeer rationeele maat regel van Augustus, want hij spaar de er do oranjcteJkaarten voor „tij delijk elders verblijvenden" mee uit. Had opgcmelde „vrouwelijke persoon van 14 jaren of ouder" om in de tel kan rt-terminologie te spreken in anno nul in het landschap Syrië ver toefd, dan had zo dus nog andere dingen beleefd, daar ze dan naair haar geboorteplaats had moeten terugkee- rcn. En dat was nog erger dan de oranje-kaarten-verwarring. Want met die kaarten voor de tijdelijk'en zal liet Centraal Bureau voor de Sta tistiek lieei wat last hebben. Immers voor een op 31 December uitstedigen persoon moeten nu twee kaarten in gevuld worden. En 't zal wel menig maal gebeurd zijn, dat slechts eén der twee werd ingevuld. De vertoornde vrouw, die 'k straks citeerde, zal k er niet langer hord over vallen, dat ze zoo boos deed. Ze had haar kaar-ten niet meer, en kon ze met vinUéu ook. „Je hebt geen lust in die flauwe kunstjes, als je vera-... van den honger," betoogde ze. De om- standighedi.n namen ze nooit in aan merking. „Dié most pepiere van je hebbe, en diè most weer andere pe piere van je hebbe; maar 't geeft je niks. Ze most© zicli schame. „Mijn volksteller zei, dat hij z'n plicht deed, en na wal mopperen nog, vond do vrouw de opgevorderde kaarten. Natuurlijk moesten ze nog inge vuld worden. Ze had er immers geen lust in gehad. Dat invullen! Stel u vooir, dat 't zoo eenige malen gebeurde in de drie uur, dat 'k meetrok ter volkstelling, dat mijn begeleider gezinnen had met tien, elf kinderen, waarvan geen en kele kaart was ingevuld, dus twaalf, dertien kaarten moesten dan besciire ven wordön. Immers, „m'n man kon der niet uit wijs worden." Soms ging er dan een 20 minuten heen, voor zoo'n ge zin besciireven was. Want als je zoo'n dozijn kleinen hebt, kun je niet allé geboorte-data onthouden. En als er eorst een paar foutief waren gegeven, dan kwam 't: „Ja, maar 'k geloof toch, dat 't nog niet heelemaal goed Is.' Dan werd ér ©en onderzoekingstocht gedaan In latafels en commodes om de geboortebewijzen op te diepen, die natuurlijk ih vele gevallen onvind baar waién. Twintig minuten in een één- of tweekamer-woning. Dat wil b.v. zeggen in een 18 kuh. M. ruimte, waar een stel kinderen te huilen ligt in een bed, geaccompagneerd door een zuigeling in een wieg onder een hoop voddén, terwijl de rest van deze spes patriae met onreinen neus mond op des tellers kaart hangt, om 't toch maar goed te zien. wat die „meheiro" doen. De belangstelling van d© jeugd in de volkstelling is'dan ook ongemeen. Ais we in een buurt kwamen, liep de vergaderde jeugd ons no,, of we moderne „Rattenf&nger von Hameln" waren. En hield de volksteller dan weer halt, dan vorm den de jongskem en meisjes een aan dachtig publiek, dat vanwege zijn ge ringe lengte stoven uit de huizen sjouwde, om dat vreemd© gedoe nauwlettend te bezien. „Doris, dat ben ik," beweerd© een kleuter, als hij ingeschreven werd en gewis voelde hel drterturven hooge manneke zich als de held van hét oo- genblik. Of „Doiris" gehuwd was? „Hi, hi" giechelde z'n moeder, „hij is pas vier jaar!" En heel de buurt schoot in een schaterlach om „dien vent, die toch zukko gekko vragen dee." Zoo beschouwd gaat het er meo als met de deugd uit 't Woutertje-Pieter- se-verhaal; Do volkstelling is een schóone zaak, En gééft 't menschdom veel vermaak. En stof tot buurpraatjes. Wat werd er over nagekletst, om den deurlioek met „buu vrouw van hiernaast „Ze motte alles van je we te, mensch. Waar je man werkt. Nou ik heb netuu lijk gezeid, da'me man geen werk het. Nog al een moode tijd tegenswoordigl" Hij zeït tegen mijn", zegt een ander: Waar werkt je man? Bij mnheer Hagen, zeg 'k, O, bij Barend Hagen, zeit-ie", geurt zij verheerlijkt, dat ze zulk een gewich tig gesprek gehad heeft met een me neer. Maar 't buurtje vindt, „dat 't 'm niks aangaat!" Humor, maar pijnlijke humor zit er ook in. Wo kwamen in een kamer, waar een vrouw gekleed te bed lag met een hoop kinderen woelig in de bedstee- donkerte. Buurvrouw was ziek, zei er een, bij wie we al geweest waren, en ze zou even meegaan om te hel pen. In do kleine kamer met zieken- luchtjes, was 't een onbeschrijfelijk vuil benauwde lucht, waarin nog een vettig kostje op een kachel z'n geuren uitwasemde. Natuurlijk het eenige raam potdicht Het werd me te bar en 'k liep 't krot je uit 't steegje in, waar 'k d© nog be nauwde atmosfeer van de steeg-gleuf een verkwikking vond. Toen 'k de ka mer uitging, stelde de volksteller do vraag: „Staan de vertrekken In ver binding met de buitenlucht?" „Wel zeker ..I" hoorde 'k nog uit de bedstede antwoorden... Bij een man waren we in een niet onknappe kamer. Is u gehuwd? Tjonge ja, voor de tweede maal, tot m'n leedwezen. Was *k nog maar vrijgezel I Waren er in den nacht van 31 December nog menschen tijdelijk in uw huis? Twee, ze waren aan 't kaartspe len, tjonge ja. In een andea* gezin was het bij de Inschrijving van een der kinderen. Is hij gehuwd? •Ilij is pas zes, was 't maar waar, dan was 'k van 'm of! Was hij in den nacht van 31 De? comber thuis? Toe lag-ie lekker te maffe I" Dergelijke humor is niet alleen bij minder ontwikkelden te vinden. Een onderwijzer vulde als zijn beroep in: „Onderwijzer, maar karig bezol digd." Een ander schreef dat was niet humoristisch als antwoord op de vraag „leeft hij In 't gezin?" „Als man, maar ziek.' Do wel ingevulde kaaiden moeten vaak geheel omgewerkt worden. De familienaam wordt aangezien voor dien voornaam, de leeftijd dik wijls een jaar t© hoog opgegeven; sommigen trachtten alle antwoorden te kriebelen in 't 'bovenste vakje, waar alleen de namen behooren ingevuld te worden. Als m'n volksteller zich vergewist had, dat hij de gegevens had, al waren ze ook niet te juister plaatse ingevuld, dan zei hij me het thuis wel te zullen veranderen. Hij moest ze toch allemaal nog nazien. En hij had er 1400. Een heel werkje dus nog, als hij z'n dag van 912, 1 1/2—4 1/2 en 5 1/2—8 had afgeloo- pen. En de belooning is niet zeer schitterend. Voor 't rondbrengen, ophalen en 't corrigeeren der kaarten krijgen de 46 tellers, die hier ter stede werken, 2 cent per kaart. Te cou-rigeeren is er heel wat. De Vries- en Te Winkelsche spel ling leidt tot taaionheilen als deze: Voornaam: tewloous peterus. Geboren enz.: 21 Febemvarie 1800 agt en negetich. Was hij in den nacht van 31 Decem ber, enz.: waz anweszich. Naieve antwoorden treft men ook aan. Welke plaats bekleedt hij in het ge zin: „als opa". Van hetzelfde soort ls dit ontwoor den-stol. Beroep: dienstbode. Oefent zij haas- beroep voor eigen rekening uit?: voor eigen rekening. Dienstbode voor eigen rekening, dus...I Over 't algemeen zijn de menschen wel van goeden wille. Sommigen kwamen al uitloopen, om de kaarten te brengen; maar voor die tegemoetko mendheid nioest m'n tel lei- wel zeer bedanken, daar hij er schromelijk mee in de war zou raken, als hij niet regelmatig huis aan huis ging om do kaarten op te halen. De niet-thuis zijnden gaven al last genoeg. 't Gebeurt, dat men drie, vier, vijf malen terug moet komen eer men ge hoor krijgt. Zelfs kwam het voor, dat men de kaarten pas uitreiken kon bij 't ophalen in de buurt. Bepaald on- willigen zijn er niet veel. Trouwens, de volkstellers hebben de bevoegd heid den eersten agent, dien zij ont- moeten er hij te halen, om proces-ver- ba al op te maken, wanneer men on wil toont. En de bedreiging alleen, dat de politie gehaald zal worden, doet reeds wonderen. Overigens is 't niet-invullen der kaarten, meestal het gevolg van het niet begrijpen der vragen. „We kun nen er niet meer uit wijs worden, zei er een vrouw. Tien jaren geleden heb ben we 't in Leeuwarden ook meege maakt; toen ging het, maar nu is 't te erg." Een ander vond die „stadhuiswoor den" te geleerd. Soms bestaat en- een naieve vrees voor het invullen der kaarten. Een oudje zei, dat ze het niet had durven doen, „want as jo 't verkeerd dee, dan stong ©r immers straf op." En of men©er het nou maar wilde doen, dan zou ze zeker wel geen straf krijgen. Meneer deed 't, maar bracht haar aan 't verstand, dat alleen opzettelijk- valsche aangifte en onwil gestraft zou worden. Dat luchtte het vrouwtje wat op, maar ze was toch dankbaar, dat zo niets op die vreemde „pampieren" behoefde te schrijven. 1 De opmerking moge hier geplaatst worden, dat deze volkstelling een voortreffelijk materiaal zal opleve ren voor de werkloozentelling. Reeds jaren geleden is daarop in de Tweede Kamer aangedrongen. Het Centraal Bureau voor Statis tiek zal nu kunnen uitmaken, hoe veel werkloozen er op 31 December in het geheele land waren, daar in het vak der dienstbetrekking door do tel lers de werkloosheid vermeld wordt. Het Centraal Bureau kan dan tevens vaststellen, in welke streken en in welke vakken de werkloosheid beerschte. Over den toestand van ons Bevol kingsregister deed mijn volksteller do ervaring op, dat er nogal fouten in de registers voorkomen, zoo waren jaren geleden vijf perceele'n in zijn telwijk tot één verbouwd. Op den Burgerlijken Stand werden echter de vijf perceelen als nog be staande aangenomen. Verder bleek hem, dat door menschen, die jaren en jaren reeds weggegaan waren geen aangifte van verhuizing was ge daan. De Volkstelling, als contrölo voor do Registers van dien Burg. Stand blijkt dus niet overbodig te zijn. JAC. C. M. Jr. 6uitenlaiidsch -Overzicht IS 'T HUWELIJK VAN KONING ALBERT GELDIG Dit is een vraag, die dezer dagen druk in de Belgische pers besproken wordt. Gisteren wezen wo er al op, dat twijfel is uitgesproken over de geldighe'd van het huwelijk, omdat een formaliteit is verzuimd. De in 1893 herziene Grondwet schrijft o. o. voor: dat „een vorst, die getrouwd is zonder toestemming van den koning of van hen, die, bij ontstentenis van den koning, zijn macht uitoefenen in de bij de Grondwet voorziene geval len, zijn rechten op den troon verliezen." Bij het huwelijk van prins Albert in 1900 zou de toestemming van ko ning Leopold niet geheel regelmatig verleend zijn. Er verscheen slechts een mededeeling in de Moniteur, waarin gezegd werd, dat de graaf en do gravin van Vlaanderen, met in stemming des konings, toegestemd hadden in het huwelijk van prins Al- bert met Elisabeth, hertogin in Beic- Deze eenvoudige mededeeling in de Staatscourant, wordt thans door de bladen onvoldoende geacht, daar uit de debatten, in verband niet de her ziening der Grondwet in '93 gevoerd, voortvloeit, dat de goedkeuring des konings van het huwelijk van een prins der koninklijke familie een re- geeringsdaad behoort te zijn en dat geen enkele regeeringsdaad deg ko nings, die niet ook door een minister geteekend is, van kracht kan zijn. En daar ©r bij het huwelijk van prins Albert niet zulk een door een minis ter mede-onderteekende akte langs officieelen weg openbaar gemaakt is, trekt een der bladen, n.l. do „Liber- tó" de conclusie, dat prins Albert, om dat zijn huwelijk niet bij een door een minister mede-onderteekend konink lijk besluit goedgekeurd is, zijn recht op de kroon verloren heeft. D't is wel een bijzonder stoute con clusie. 't Geheele geval doet denken aan het zoeken van spijkers op laag water, want welke staatsman zal 't op zijn verantwoording willen nemen, om van een vergissing gebruik to maken, om koning Albert's recht op den troon te betwisten. De Minister van Staat, Beert)aert, als de persoon die de grondwetsher ziening van 1894 heeft doorgezet, ge ïnterviewd, heeft verklaard, „dat het ontbreken van een koninklijk besluit ter goedkeuring van het huwelijk, uit een theoretisch oogpunt volgens de letter van de grondwet steekhoudend was, doch dat niemand heden ten da-' ge het recht zou hebben een feit in 't geding te brengen, dat zoo algemeen is aangenomen en formeel ig goedge keurd. Vermoedelijk zal 't bij de „onthul ling" der bladen wel blijven. De Belgische regeering hoeft beslo ten te Brussel een ruiterstandbeeld op to richten voor koning Lopold II, dat geplaatst zal worden in de rue dc la Loi. Reeds bij hel leven van den ko ning was er sprake van een stand beeld, op verzoek van den vorst ech ter werden de voorbereidende maat regelen uitgesteld tot na zijn dood. DE CRISIS IN HONGARIJE. De politiker Ladislaus von Lukasz had dezer dagen oen langdurig onder houd met den koning. Na afloop ver klaarde hij, dat de koning de op dracht tot kabinetsformatie had ge handhaafd. en dat binnen enkele da gen de samenstelling van het Hon- gaarsch© kabinet ann den koning ter goedkeuring zou kunnen worden' voorgelegd. Uit deze uitingen van Lukasz mag men opmaken, dat hij den toestand in Hongarije nog niet geheel en al voor hopeloos houdt, en dat hij nog kans ziet, een kabinet saam te stellen. Maar tusschen zeggen en doen ls nog onderscheid, vooral 'n deze aan gelegenheid I 't Wordt evenwel tijd, dat de oplos sing komt. IN DEN BALKAN dreigen weer eens moeilijkheden. Reeds vroeger wezen we op de onte vredenheid in Bulgarije over het strenge optreden der Turksche over heid tegen de Bulgaarscho bevolking in Macedonië. De talrijke arrestaties in Macedonië van verdachten hebbon In 't land van Tsaar Ferdinand kwaad bloed gezet. Voor de Bulgaarsche re geering is deze gisting onder de be volking zeer onaangenaam, daar ze' wellicht door de openbare meening gedwongen zal worden tot stappen bij de Porte, welke aanleiding kun nen geven tot een periode van een gespannen verhouding zooals we dat vroeger tusschen Turkije en Bulga rije gewend waren. Op aanstichting der leidende Macedonische kringen te Sofia zijn verschillende vergaderin gen gehouden, waaraan is deelgeno men door invloedrijke politici van al le partijen alsmede door een aantal hoogleeraren. Op dio vergaderingen zijn moties aangenomen waarin de regeering aangespoord wordt om den stambroeders in Macedonië te hulp te komen en bij de Porte vertoo- gen in te dienen. Naar verluidt, wordt er In regeeringskringen al be raadslaagd over het zenden van een nota naai- Konstantinopel om te pro- testeeren tegen de strenge bejegening der Bulgaarsche bevolking. Macedonië is nog een kwade plek in den Balkan, niet minder gevaarlijk dan Ivreta. OVER DEN MOORD OP PRINS ITO worden thans eenig© bijzonderheden gemeld. Bij het rechterlijk onderzoek tegen den Koreaan An, den moordenaar van Prins Ito, en acht zijner landge- nooten, die als medeplichtigen te- rechtstaau, is gebleken, dat An den Japanschen staatsman vermoord heeft, wegens de volgende feiten lo. Ito had het plan tot den moord op de keizerin van Korea ln 1893 ge smeed. 2o. Hij had de verdragen opgesteld van 19Uö, 190/ en 1909, waardoor Ko rea geleidelijk van dc onafhankelijk heid werd beroofd. 3o. Hij had den vader van don te- genwoordigen keizer van Korea tot afstand van den li-Qon gedwongen. 4o. Hij had alles gedaan, wat hij kon, om het Koreaansche leger te ontbinden. 5o. Hij had een aantal Koreanen doen dooden, en van do onwetend heid der Koreanen gebruik gemaakt, om lien van have en goed te berooven. Go. Op zijn last werden de Koreaan sche schoolboeken verbrand, waar door de vaderlandsliefde der jonge Koreanen had kunnen worden aange wakkerd. 7o. Hij had de vrijheid der pers op geheven. 8o. Hij had Japansch© banknoten ln rtuiLk.it: t O» Naar hel Engjelsch van GUY BOOTHBY. D Eenige oogenblikken later stonden w'j tegenover elkaar, en kon ik zijn gelaat duidelijk zien. Maar dat zal ik later beschrijven. Toen wij ternauwernood nog ©en meter van élk aai- af waren, bleef hij midden op het pad staan, waardoor hij mij beslist het voortgaan belette. Het school mij door den geest, dat ik ln ieder geval verstandig zou doen, hem bij het gaslicht op te nemen. Omdat ik met mijn rug naar het licht gekeerd was, was het voor hem onmogelijk te zien, met welk een armzalig individu hij te doen had. 't Spijt mij bijzonder, u lastig te moeten vallen, zei hij, bij wijze van Introductie. Maar toch, het „Over leven van den Knapst en" is een aan genomen natuurwet. Hoeveel geld heeft u bij zich "Ik had grooten lust hem te vragen, wat hij daarmee te mak wi haa, maar «en oor©nblik later vond Ik beter, dat maar voor mij te houden. Hij scheen mij er de man niet naar om een bru taal optreden te verdragen. Daarom vertelde ik hem, dat ik totaal niets bezat, dat ik werkelijk geen roode duit in d© wereld had. Hij liet een kuchje hooren, dat al les zou hebben kunnen beteekenen, en verzocht mij, mijn zakken voor zijn oogen om te lteeren. Het zal uw moeite niet loonen, mij lastig te vallen, zei ik, het is niets dan tijdverlies, zoowel voor u als voor mij. Ik geef u mijn woord, als gij dat ten minste kunt gebruiken, en het is het eenige, dat ik nog te geven heb, dat ik zoo arm ben als do armste. Ik heb nog niets te eten gehad sinds gisteren aan het ontbijt, en ik ben onderweg naar de oude kapel in d© Pouncetstraat, om te zien of ik daar voor een nacht ander dak en iota te eten kan krijgen. Zijn antwoord was kort en bondig. Blijkbaar was hij niet alleen niet ge- woon, woorden te verspillen, maar ook gewend te bevelen en gehoor zaamd te worden. Keer uw zakken om 1 Heel goed, antwoordde lk vastbesloten, als ge dat wilt, wil ik u dat genoegen wel doen. Ge zoudt mij waarschijnlijk kunnen dwingen, als wij gingen vechten Welken zak wilt go het eerst zien Het ls mij het zelfde. Wat kan mij dat schelen, keer om al je zakken, riep hij woedend uit. Je hebt evenveel drukte als een Amerikaansche trommelslager. Eén voor één keerde ik mijn zakken om, opdat hij z© zou kunnen inspec- teeren. Er zat heelemaal niets in. Hij was verontwaardigd en deed geen poging dat voor mij te verber gen. lk begon mij minder op mijn ge mak te voeten, want ik had geen idéé, hoe hij hierover wraak zou nemen. Nummer vier, merkte hij op, naar 't mij voorkwam een beetje in consequent. Het loopt mij vanavond buitengewoon tegen, en dan te moeten denken, dat ik mijn tijd verspild heb op oen armzalig wezen als gij zijt. Hij zweeg even. Wat drommel, ging hij ten slotte voort. Ik heb veel lust het eens te probeeren. Kom, dat zullen wij doen. Met die woorden bracht hij mij den weg terug, dien ik gekomen was, tot dat wij den ingang naar de loan be reikten en onder de flikkerende gas lamp stonden. Terwijl hij naar iets in zijn broekzak grabbelde, had lk ge legenheid hem meer van nabij op te Hij was lang, maar eenigszins ma ger gebouwd. Zijn gelaat was niet vriendelijk, tenzij hij glimlachte, dan verhelderde het geheel en kreeg ©en totaal andere uitdrukking. Later ontdekte ik. dat zijn oogen bijzonder mooi waren en ln staat. aandoening uit te drukken van de diepstgevoelde genegenheid tot haat, zooals ik het nooit in een ander man gezien had. Hij was gekleed in een donker pak en zijn schouders waren bedekt met een kleeding9tuk, dat men in Zuid- Amerika met tien naam van pon cho zou hebben aangeduid Een zachte viltéh hoed voltooide zijn cos- tuum. Hij haalde een shilling uit zijn zak en gaf haar aan mij. Wil u mij een genoegen doen, begon hij, en uw geluk bij mij be proeven Ik heb het ongeluk bijge- loovig te zijn, en de gedachte is bij mij opgekomen, dat de kansen voor mijn geluk gekeerd zijn, sinds ik u heb ontmoet. U heeft er toch zeker niets tegen Niet het minst, antwoordde ik, mij tegelijkertijd afvragende, of dit alles een droom zou blijken te zijn. Zal ik het eerst zeggen Als ge zoo goed wilt zijn, - antwoordde hij beleefd, en terwijl hij sprak, gooide hij zijn geldstuk op. Ik volgde zijn voorbeeld en ving het op den rug van mijn hand op, zooals het behoort. Ik riep „kop", en munt kwam boven liggen. Zijn voldoening had niet grooter hebben kunnen zijn. Dat dacht ik wel 1 zei hij. Ik wist het van het eerste oogenbllk af. U brengt mij geluk aan. Laten wij het nog eens probeeren. Ik kwam er niet tegen op, maar liet kwam mij voor, dat ik steeds minder kans kreeg om in do kapel in de Pouncetstraat te worden toegela ten. Door toe te geven aan dit kinderlijk amusement van dezen krankzinnige, veroordeelde ik mij zelf weer tot een nacht van ellende. Op dat oogenblik trof mij plotseling het wonderlijke, het onbeschrijflijk kluchtige van deze geheele zaak en tot mijn verbazing want ik had een gevoel alsof ik mij zelf van een af stand beschouwde barstte ik plot seling in een zenuwachtige lachbui uit. Wal deed het er toe Wat kwam er eigenlijk alles op aan Het moest ongetwijfeld zoo zijnuitgehongerd en in lompen gekleed, zou ik onder ccn gaslamp aan den ingang van een vuile laan staan in den omtrek van de dokkon, daar zou ik met een ge heimzinnig individu, dat ik een paar minuten geleden nooit meer in mijn leven gezien had, met munten op gooien. Weer tosten wij en weer won hij i Hij was nog meer verrukt. Hij zei, dat hij voor duizend pond niet zou willen, dat hij mij dien avond niet ontmoet had. Ik begreep niet goed waarom maar, omdat ik een meegaando na tuur heb, nam ik maar aan, dat hij gelijk had. Nog eens, zei hij, en weef gooiden wij op, en weer won hij. Ditmaal dacht ik, dat hij van plan was mij te omarmen, maar ik wis! daaraan nog bijtijds te ontkomen. Nu, zei hij rnet groote plech tigheid, nu zullen wij den laat sten worp doen. - Zoo sprekend nam hij uit zijn zak ai het geld, dat hij bevatte, en na het in zijn linkerhand te hebben uitge stort, telde hij het zorgvuldig. Het bedroeg te zamen de som van twee pond acht shillings en zeven stui vers. Na zich hiervan goed overtuigd te hebben, maakte hij er een stapeltje van tusschen ons op den grond. Het geval werd voortdurend vreem der, en ik kreeg steeds meer lust om Ln lachen uit te barsten. Als de kleine Octavius Garridgo er bij geweest was, zouden wij een prachtig trio gevormd hebben. Mijn metgezel bukte, om de geld stukken op den grond op te stapelen. Toen mijn oog daarop viel, kon ik mij niet langer goed houden ik viel achterover tegen den muur, en lachte tot ik dacht nooit weer te zullen kun nen ophouden. Hij keek naar mij en begon toen bi zijn zak te gmbbelen. Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 5