BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD 270 Jaögeng. ZATERDAG S JANBABI U10 No. 8141 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST fl.20 PEB 8 BAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTKA'nE GROOTE HOUTSTRAAT DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN ADVERTENTlEN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT, Rubriek voor Vrouwen Do wintermode.; Rontgax- neeringen. Hoeden. Mantels. - Baltoiletten. Het ia niet aan te nemen, dat we 'dezen winter geheel en al zonder vorst zuilen doorkomen, al laat de winterkoude zich ditmaal buitenge woon lang wachten. De wintermode 19091910 schijnt zich in de natuux vergist te hebben, toen zij reeds in den aanvang van het seizoen bonten mantels, hoeden, kragen, moffen en gameeringen bracht, want de tempe ratuur was doorgaans te hoog om deze, uit den aard der zaak, zware kleedingstukken te kunnen dragen. We willen echter hopen, dat we al deze sierlijke mode-voortbrengselen nog in de eerste maanden van' bet nieuwe jaar zuilen kunnen benutten. Enorm veel mantels van loutxe de Colombie werden dit seizoen gebraakt en dat fabrikaat is zoo buitengewoon goed geslaagd, dat het gemakkelijk met het echte loutre kan wedijveren en voor de helft van den prijs gele verd wordt; zoodat zelfs zij, die zich de luxe van het echte bont kunnen veroorloven, zich gaarne met het mooie imitatie-bont tevreden stellen. Voor avondmantels wordt het fijne lalien nog steeds het meest gebruikt; ze worden met „petit gris" gevoerd en gegarneerd met skungs, pensioner of hermelijn. Voor avondmantels is bont aan den binnenkant te verkiezen boven bont aan de buitenzijde, het geen .beslist minder warm is. De laken en cheviot-mantels dier tailleur-costuums worden meer en meer gegarneerd met een shawlkraag an mouwopslagen van bont, waar voor men zeer goed de beste gedeel ten van een ouden bontmantel, maf of boa, kan benutten. De algemeens moderichting wijst op het korter worden dar mantels, hetgeen echter niet wil zeggen, dat een lange mantel uit de mode ls. Ik zou zelfs mijnen geachten lezeressen aanraden met het volgen van die nieuwe richting uiterst Langzaam te zijn en zich vooral af te vragen, wat baar het beste kleedt. Een kleine fi guur is met het lange jaquet gebaat, terwijl de lange, slanke vrouw zéér chic is met den modernen Ruasi- schen blouse-mantel. Deze moderne mantels worden van fluweel of laken vervaardigd en ge garneerd met breitschwanz, zware Dassemen lerieen of skungs. Skungs zijn op het oogenblik weer zeer in de mode en is van alle bont- soorten het meest solide. In de hoeden worden nog voorldu- irend nieuwe modellen gebracht. Men ziet langharig vilt in alle modekleu ren, doch tot de „detrnier cri" rekent men de met fluweel of satijn over trokken vormen. De groote toque-hoe den verheugen zich in de gunst der mode-dame; de garneering wordt bij voorkeur in het voormidden aange bracht en bestaat dan uit een aigret te, een git-motief, een roset of kop- veertjes. De voiles, die in de meeste gevallen afhangend gedragen wor den, zijn van chantillykant of grove tule. De laatste zijn véél goedkooper en meer flatteus. Een ware luxe be staat er tegenwoordig in de hoeden- epülden, die beslist zéér mooi zijn. Ten opzichte van de japonnen is op het oogenblik weinig nieuws of bet moest het. bericht zijn, van een onzer Fransche modemakers, die voor bet komend seizoen, de tailles zander halsboord brengt. Vrouwen met kor ten hals en aanleg vooir een onderkin zullen dit bericht zeker toejuichen en niei aarzelen deze nouveauté zoo spoedng mogelijk in toepassing te brengen, doch haar, die een langen, dunnen hals hebben, raad ik sterk aan deze mode niet te volgen. Ten slotte nóg een en ander over de baltoUetjos onzer Jonge meisjes. De baltoiletjes zijn zonder uitzon dering voetvrij. Da ronde rokken ge ven dus gelegenheid met mooie voet jes en fijn schoeisel te pronken., ter wijl de jeugdige danseressen geen last bobben van afgetrapte rokvo- lants, of minder irissche rokranden, welke een toilet zoo spoedig ontsie ren. In hoofdzaak draagt men gaos en tule over liberty zijden onderjapon nen; ook wel verschillende zachte nuancen van tule over elkaar, waar door een eigenaardige kleuxschakee- ring verkregen wordt. Eir wordt nog altijd veel met metanlversleringen in den vorm van kralen, pailletten, goud en zilvergalon gewerkt, doch bij fijne toiletten worden deze ver- "ysteringen op den zijden onderja- pon aangebracht, zoodat de schitte ring door het gazen overkleed getem perd wordt en een gedistingeerd ca chet krijgt. Men ziet op de baljaponnetjes weer veel lintgarneering, als: rosette strik jes en hangende tussen. Het lintgar nituur wordt eveneens in de kapsels aangetroffen, vooral het gouden lint geldt voor laatste nouveauté. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven WAT WIJ OP HET STRAND VINDEN. Slechts weinig lezars van het Haar lem's Dagblad hebben nog nooit een strandwandeling gemaakt. Zandvoort is zoo dicht bij en zoo gemakkelijk te bereiken, dat de eeuwig deinende zee wel door allen zal zijn bewonderd. Met opzet gooi ik bet direct op het schoons dat de zee ons te genieten geeft. Zoo vaak wordt den liefheb bers van de natuur verweten, dat zij door de hoornen het bosch niet zien, dat zij door hun rusteloos gezoek naar merkwaardigheden in die schoone schepping het geheel niet ge noeg waard eer en. Wat geeft het, zegt men dan, dat dc kostonjo zeven, de kool zes, het vlas vijf, het kroos een en de orchideeën geen enkelen meel draad hebben. Het mooie wordt voorbijgezien en den totaalindruk wordt niet verkre gen. Om dit verwijt te ontgaan stel ik, nu Ik enkele strandmerkwaardLg- heden .wil bespreken, het schoone der zee op den voorgrond. Bewonder die eerst, bracht onder den invloed er van te geroken en denk daarna aan het meer practische, let don eens op al les wat de zee op onze stranden werpt. In de eerste plaats vallen dan die veerkrachtige, rechthoekige voor werpen op, die door hun brons-groe ne kleur zoo duidelijk op het zand zichtbaar zijn. Vooral na hevige stor men liggen zij met groote hoeveelhe den op net strand. Voor wie ze wel gezien heeft, maar niet zeker er van is, wat hier wordt bedoeld, dient ge zegd, dat de lengte ongeveer zeven k acht c.M. en de breedte vijf c.M. is en dat de vier punten van den rechthoek nu eens kort dan weer lang, draad vormig zijn. Dit zijn heel merkwaardige dingen. Het zijn eieren van haaien en rog gen, die, om meer tegen de aanvallen van zeedieren of het stooten tegen verhevenheden bestand te zijn, zoo'n leerachtig pantser hebben gekregen. Die lange strengen die aan de eene soort zitten zijn het zekere bewijs, dat de eieren behooren aan de meest ge vreesde onder de waterroovere, aan de beruchte haaien. In onze zeeën komt de menschenhaai zelden voor. Deze legt ook geen eieren, maar be zit het vermogen levende jongen ter wereld te brengen. De vlsschen, die de zooeven beschreven eieren leggen zijn hondshaaien en deze worden hier nog al eens gevangen. Hun eieren zijn het, die wij hier zoo menigmaal aantreffen. Met de kironkeldraden hechten zij zich aan de waterplanten en na eenigen tijd komen de kleine roevers voor den dag. Deze zouden wij op het eerste gezicht zoo maar niet herkennen. Langen tijd heb ik zoo'n haaienzuige- ling op formaline gehad, maar bijna niemand zag er "n haai in. De schuin afloopende staartvin gaf de groep waartoe hij behoorde, duidelijk aan, maar door een eigenaardig aanhang sel aan de onderzijde durfde men niets met zekerheid te zeggen. Dit aanhangsel was een onafscheidelijk met het lichaam verbonden voorraad schuur waaruit het jonge dier zijn voedsel haalde. In den eersten tijd zijn de meeste visschen en vooral de vieescheters erg hulpeloos. De mond is nog klein en de tanden niet ontwikkeld en de jonge haaien zijn er niet veel beter aan toe. F.un voederzak ls ongeveer zoo groot als een duivenei en met ddt vrachtje zwemmen zij de eerste weken rond. Hoo grooter zij worden, hoe minder zij zich hebben in te spannen, om hun lost te dragen, want deze wordt klei ner, naarmate het jonge dier groeit. Zoodra de voorraad ls opgebruikt gaat het dier zich zelf van voedsel voorzien, maar nu zijn de mond- werktuigen ook goed ontwikkeld, zoodat dit niet veel bezwaren meer oplevert. De eieren, welke ook veel voorko men, maar die niet van spiraalvor mige aanhangsels zijn voordon, be hooren aan de roggen. Deze op platvlaschen gelijkende zeedieren kunnen wij vaak op onze vischnnairkten zien, zoodat lk hun ui terlijk niet hoef te beschrijven. De le venswijze is bijna gelijk aan die der roggen. Op onze wandeling langs het'strand zien wij ook nog andere eieren lig gen. Ook aan deze zien wij niet di rect waarbij wij ze moeten indeeilen. De meeste strandwandelaaxs noe men ze sponsen en in hun uiterlijk lij ken zij er ook wel een weinig op. In werkelijkheid zijn het eieren van een slakaahtig zeedier, waarvan wij de schelpen ook vaak vinden. Het zijn die leege puntige schelpen, die door de kinderen tegen het oor warden ge houden, wanneer zij de zee willen hoo ren. Het dier, dat dit speelgoed heeft bewoond legt een groote hoe veelheid eieren. Deze worden veree- nigd tot de bekende, gemakkelijk in elkaar te knijpen strandversieringen. Wanneer wij ze vinden zijn het nog slechts Leege omhulsels, die door de droogte en de zonnewarmte zoo taai, lederachtig worden. Een derde merkwaardigheid var- men de bekende sepiaschalen, die door heel wat vogelliefhebbers als een gezonde versnapering voor onze zan gers worden aangeprezen. Ook deze vinden wij na een storm heel vaak tusschen de overige aangespoelde voorwerpen en deze zijn werkelijk het meenemen wel waard, daar zij voor het grootste deel uit kalk be staan, waaruit de vogels hun eier schalen kunnen vormen. Deze sepiaschalen of zooals zij ook wel worden genoemd, dit zeeschuim vormde eertijds den mantel van een gevreesd zeemonster van den veelar- naigen moordenaar, den inktvisch. Dit dier bezit aan de rugzijde een harde, kalkachtige schaal en deze schaa lnu is heit, die wij op het strand vinden. Aan den bouw, zij bestaat uit ver schillende lagen, kunnen wij duide lijk zien, dat zij langzaam in dnkte is toegenomen. Het leven der inktvissehen ls heel merkwaardig, maar te interessant om het in een paar regels te beschrij ven, daaraan kunnen we vroeg of laat nog wel eens een artikeltje wij den, en ook de zeesterren verdienen dit wel. In het kort nog iets over een vierde merkwaardigheid. Vaak vinden wij aan het strand stukken hout waarop witte gestoelde schelpen zijn vastge groeid. Heel lang heeft men omtirent deze voorwerpen in het onzekere ver keerd. Door hun vorm noemde men ze mossels en daar men meende, dat zij later in zeevogels verand orden, kregen zij den naam eendemossels. Deze dieren behooren tot de kreef- tengroep. Hun larven zwemmen eerst vrij rond en na de gedaanteverwisse ling zetten zij zich aan allerlei voor werpen vast. Uit de schalen komt een groot aantal, zeer bewegelijke poot jes te voorschijn en deze zorgen steeds voor waterverversching wat voor de voeding van het dier noodzakelijk ls. De nu even aangegeven, of wat nauwkeuriger beschreven voorwer pen vallen het eexst op als wij een strandwandeling maken. Lateir, als wij beter in de gelegenheid zijn op onderzoek uit te gaan kan een be schrijving van de minder In het oog .loopende dieren of planten wellicht nuttig zijn. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den Heer P. H. v. V. te S. Uw Aspidistra kan in dezen tijd, zonder j gevaar voor sterven verplant warden j ofschoon het beter is, nog een week j of acht te wachten. Neem de plant er uit en plaats haar in een mengsel van bladaorde en zand. Is zij te groot, dan kunt u den wortelstok Ln tweeen scheuren, roet snijden, waar door u twee planten hebt verkregen. De gele bladeren worden nooit meer goed, snijdt die maar weg. Bemes ting met slappe koemest ls heel goed. H. PEUSENS. De Boeman. Herbert Overbosch stapte voor het hek van zijn villatje van zijn fiets en keek welbehagelijk zijn klein tuintje rond. Maar hoewel hij tot de conclu sie kwam, dat het er veel vriendelij ker uitzag dan de tuintjes van de bu ren, toch* zuchtte hij, toen hij den Bleutel in 't slot van de huisdeur stak. Mevrouw Overbosch, die drie-en- twintlg was, vertoonde heel dikwijls een rimpel tusschen haar schitteren de oogen en 't was die rimpel, die Herbert deed zuchten. Hij was op Flora verliefd geworden en was met haar getrouwd, omdat zij een mooi gezichtje en levendige maniertjes had en omdat bij geloofde, dat zij evenveel van hem hield als hij van haar. Se dert was hij begonnen, daaraan te twijfelen. In de gelukkige dagen van zijn verloving was zij wat meester achtig en grillig geweesttoen had hij dat pikant gevonden sinds zijn hu welijk was 't h^m gaan hinderen. Kort geleden had hij op een avond je glimlachjes op de gezichten der aanwezigen gezien, als zij hem scherp haar bevelen toevoegde en hij was niet meer zoo trotsch op haar rijzig figuur en beeldig gezichtje.... Hij haatte scènes en zij scheen dat In stinctief te voelen. Een -paar malen was hij eens op zijn stuk blijven staan, maax dat had aanleidinc gegeven tot hartstochtelij- lo tranen. Hij was eens tegen haar wil naar'een vrijwilligersd'ner ge gaan, alleen onder heeren. Vóór hij ging, was er een scène geweest en na een avond van weinig plezier een stórm, toen hij thuiskwam. Soms, het dient erkend, was zij eén en ai glim lach en vriendelijkheid, maar hij opende steeds zijn huisdeur, ln vreeze of het zonneschijn, regen of onweer zou zijn. Tot zijn verlichting ontdekte hij, dat het neden vrede was, uiaar.... er wachtte hem slecht nieuws. lk kroeg vanmiddag een brief van moeder, Bert, zei zijn vrouw. Zij komt Donderdag voor een veertien dagen hier logeeren. Bert zei „Zoo" met een manmoedi ge poging tol een lucbthartigen toon, maar zijn geestelijke temperatuur daalde eenige graden. Hij had Flora bij haar oom en tante in huis leeren kennen en hij had zijn schoonmoeder, die in den achterhoek woonde, slechts tweemaal tijdeus zijn engagement ge zien en dan op den dag van zijn hu- huwelijk. Maar, naar al wat Flora-er van vertelde, leek zij hem al heel wei nig aantrekkelijk. Zij was de streng ste, flinkste vrouw uit heel Holland, zei Flora en als papa 't eens gewaagd had te doen wat Herbert deed.... I Tweemaal had zij hem onder tra nen bedreigd, dat zij naar moeder te- rr zou «aan. Den dag n a het vrij- willigersdiner had zij het al zoovele malen reeds verteld, dat zij alles aan „mama" -eschreven had. Herbert had dan ook niet veel ver wachting van het aangekondigde be zoek, hoewel hij zijn schoonmoeder niet onaangenaam had gevonden, toen hij haar gesproken had. Maar den latsten tijd was hij haar gaan haten; zij was de boeman, wuarmee hij voortdurend bedreigd werd. Zoo Zoo herhaalde zijn vrouw. Ja, Je zult je er in moeten schikken en je zult je wel heel erg moeten veranderen ook. In je eigen belang raad ik je, moeder maar met te laten zien, hoe je mij soms behan delt. Herbert zette zijn kopje neer en keen haar aan. Huur '8, liefje, hoe behandel lk je eigenlijk Niet altijd zooals 't hoort, dat is zeker 1 snibde zij. Maar je zult wel zien hoe je zijn moet. Zeg me daL nu maar liever... Als moeder hier is, zul je niet al leen naar een diner durven gaan en mij alleen laten. Herben, gaf geen antwoord, maar vouwde zim courant open. Dat beviel zijn vrouw niet; hij kon nog niet eens met haar praten de oogeublxkjes, dat hij thuis was, zei ze met een bitter heid, die werkelijk of gemaakt was. Hij slikte zijn thee ln en ging in het tuintje; daar had hij ten minste rust. Mevrouw Teldens kwam 's middags aan. Flora haalde haar af en was uit bundig blti haar te zien. Haar moeder was een kleine, vrij gezette vrouw met grijs haar en een rustig gezicht. Zij zag er wel beslist, maar volstrekt niet zoo streng uil, als de reputatie, die van haar vooruit was gegaan en haar manieren waren aangenaam kalm. 't Was maar een korte wandeling van 't station naar huis en weldra lag het vriendelijke villatje vóór haar. Wat ziet je tuintje er keurig uit, zei Flora's moeder. Wie zorgt daar voor O. Bert! Aardig 1 Ik heb 't altijd gewaar deerd als een man hart had voor zijn huis. O, dat 's een stokpaardje van Bert. Maar drinkt u eerst een kopje thee, moeder Hoe laat komt Bert thuis? vroeg mevrouw Teldens. Tegen vijven, als hij onderweg niet opgehouden wordt. mama. W ordt hij dikwijls opgehouden, liefje Soms, zei Flora, met haar neus je ln de lucht. Och, 't komt er zeker niet op aan Je vrouw te laten wachten. Mevrouw Teldens bracht tweemaal haar kopje aan ham- mond. Toen zei ze zacht Ik hoop, dat hij een goede man voor Je is. Flo I O Jawel, maar hij is zooals alle 'mannenhij wil z'n zin hebben en ik wl lnlet altijd den zin van een ander doen. Neen.... zei mevrouw Teldens. U moet maar eens goed met hem praten, moeder, hij ia bang voor u. Maar hij kent me nauwelijks, liefje. Hij is tóch bang voor u, lachte Flora, lk zei telkens, dat ik u allerlei dingen geschreven had. Hij ging naar een vrijwilligersdiner, een paar we ken geleden en ik heb toen flink opge spannen en gezegd, dat ik 't alles aan u verteld had. Waarom vondt je *t niet goed, dat hij ging? Ik heb geen lust om alleen gela ten te worden, terwijl hij plezier heeft... O, maar plezier heeft hij er heusch niet van gehad De heer Overbosch had den heelen dag tegen de ontmoeting opgezien. De klok sloecr vijf, toen hij binnenkwam. NauweWks bad hij zijn schoonmoe der de hand gedrukt, toen Flora be gon te toonen hoe zij gewoonlijk met hem omsprong. Ik verwachtte niet, dat je van avond extra laat zou zijn, Bert, zei ze. 't Heeft al vijf uur geslagen. Ik kan hier nooit zijn voor tien minuten vóór vijf, antwoordde hij vriendelijk, en je vroeg me nog die boodschap voor je te doen. En bad je daar tien minuten voor noodig vroeg zij, met een triomfan- teiijken blik op haar moeder. Ja.... mei drie klanten vóór mij in den winkel. Hij dronk zijn thee en gaf zich moeite, om beleefd naar de verschil lende familieleden te inform eeren, maar hij was dankbaar, toen zijn vrouw en haar moeder naar boven gingen. Toen de dames weer terugkwamen, zat hij genoqgelijk te rooken. Zijn vrouw altakeerde hem dadelijk. Ik sta verbaasd over je, Bert, zei ze op diep-beleedigenden toon. Moe der kan stellig niet tegen die tabaks rook lk niet meegerekend. Voor mij hindert 't niet, zei me vrouw Teldens, maar hij legde reeds boos zijn sigaar neer. Toen drentelde hij naar de voorka mer, waar de piano stond, maar nog vóór hij daar was, zei zijn vrouw scherp Bert! Ja Flo Speel niet vanavond. Mama Is moe, daar moest je om denken. Hij voelde zich vernederd als een kind, dat standjes krijgt in tegen woordigheid van vreemden. Flora keek telkens naar haar moe der, in afwachting van een goedkeu renden blik, maar die bleef uit. Me vrouw Teldens was altijd een heel rustige vrouw dien avond echter was ze ongemeen stil. Den volgenden middag moest Flora naar oen vergadering voor weeskin deren en voor 't weggaan verzocht ze haar moeder Herbert nu eens „onder handen'' te nemen. U hebt veel takt, mama, zei ze. U kunt hem best eens vertellen, waar hij staan moest. Hij is overigens hee- lem&al niet kwaad. Als ik gelegenheid heb, zal lk eens met hem praten, antwoordde me vrouw Teldens. Toen Flora dien middag na de thee gekleed beneden kwam, zei ze Ik moet uit, Bert. Wil Jij zoolang moeder in den salon gezelschap hou den Hij knikte, maar hij zag tegen een tête u tète op. Permitteert u, begon hij zenuw achtig, nadat Flora weg was, maar lk heb een paar brieven te schrij ven Wacht daar nog even mee, ver zocht zij vriendelijk. Kom eens zit ten. ik wou je spreken. Hij gehoorzaamde hulpeloosin wanhoop greep hij naar een sigaar, die zou hem kracht geven. Hindert 't u? Heelemaal niet. Zij wachtte, tot hij had aangestoken, en vervolgde toen Zie je, Flo wou graag, dat ik uiei je sprak, en dat zal ik doen. Bert, hou je wezenlijk van Flo? Hoor 's, riep hij, eensklaps vrij- moedig, 't spreekL van zelf, dat ik van I haar houd. 't Kan me niet schelen, wat zij zegt of wat u deukt, maar ik ben een goede man voor baar. Stellig, maar een onverstandige, zei zij rustig. Wat?.... Wat kan lk anders doen Je kunt handelen als een mén, beste Jongen. Ik ben hjer pas vier-en- twintig uur en ik weet al, dat je dat niet doet. Je laat je ringelen alsof je een kind was, Je komt thuis, als Je moet, je rookt niet, als je uiel mag, je mug geen pianospelen, als Je er lust in hebt,... O, ik kan 't niet aan zien. Zijn sigaar viel bijna uit zijn mond van verbazing. Wéar wou zijn schoon moeder heen Zie je, vervolgde zij. Je zegt dat Je van Flo houdt. Zij is mijn dochter en Ik houd hartelijk veel van haar. En daarom spreek ik voor héar. Je bederft haar je bederft haar ln den grond. Over twee jaar, zal ze een on uitstaanbare vrouw zijn en zal ze haar man haten, omdat hij baar zoo worden liet. Kijk, ze vertelde me bijv., dat ze mij ais boeman gebruikte, dat je bang van me was. Jij voi« Ik.... ik" weet niet, wat lk er van denken moet, stamelde hij.... Ik ver wachtte dit heelemaal nJet, Wat wilt u, dat ik doen zal Dat zei ik je al, jongenlief, een man zijn. Ik ken Flo langer dan jij, en ze dreef altijd graag baar zinnetje door als zij dat kon. Met mij kon re dat niet, maar bij jou lukt 't haar maar al te goed en zoo bederf je wat in den grond een lief kind is. Nn houdt ze in haar hart nog zielsveel van Je, maar dat duurt niet meer zoo heel lang I Ze begint je nu al te ver achten en ze is een van de vrouwtjes, die er je te liever om hebben zal, ala Je eens op je stuk blijft staan. Ik ben nooit ln mijn leven méé* verbaasd geweest, zei hij. Jongenlief, dat is een truc van heel wat vrouwtjes. Ik probeerde 1 et ook mee, maar ik had gelukkig een man, die mijn meester was. Hij sprong op en greep haar beid# handen. U bent eeu juweel riep hij. O zult eens zien, dat alles nu goed gast- Zij glimlachte. Begin maar dadelijk ga nu uit en spreek als een man als je thulk komt. Waar is Bert, moeder? vroeg Flora, toen zij thuiskwam. Dat weet ik niethij ging uit, zei hij. Wel, lieve hemel, hij gaat nooit uit zonder te zeggen waar hij heen gaal. Zei hij heelemaal mets? Neen, alleen dat hij uitging. Sprak u nog met hem? Griefde u hem erg Misschien een beetje in 't be- begin.... maar, liefje, hij Is heelemaal niet bang van me hoor 1 En van nie mand trouwens. Ik zal wel eens zien als hij thuis- komt, zei Flora, met een dreigenden rimpel tusschen haar wenkbrauwen. Herbert kwam even over tijd thuis voor 't eten, met zijn sigaar in zijn mond. Hij scheen zijn vrouws blik van afschuw niet op te merken eo vroeg losweg Is 't eten klaar? Eten 1 riep Flora. Waar ben j« geweest? Je liet moeder alleen... Niemand is toch met haar wegge- loopen schertste hij. Waar ben je geweest? Uit, beste, en meer zeg ik niet Laten we eten. Maar Flora liet zich zóó niet af schepen. Ze zonk in een stoel bij het vuur. Eet je niet? vroeg haar moedef. Tragisch schudde zij 't hoofd eo huilde, echte tranen van ergernis, maar Herbert nam niets geen notitie van haar en sprak vroolijk met zijn schoonmoeder. 's Avonds, toen zijn vrouw in bed nog een deuntje huilde, zei hij pla gend Ga naar je mama, kind. Een hullend kind hoort bij haar moeder. Den volgenden morgen stond zij niet op om voor zijn ontbijt te zorgen. Ik heb hoofdpijn, zei ze verdrie tig- Zij lag te luisteren, hoe hij zeil scharrelen zou, maar hij riep alleen: Adieu, lk zal wel in de stad ont bijten. Woedend kwam ze beneden. Ik zag Bert nog nooit zóó, zei ré baLf-veronlschuldigend tot haar moe der. Wat hebt u toch tegen hem ge zegd? 0, we spraken heel vriendelijk sa men, en hij was volstrekt niet boos. -r-Enfin, vanavond zal hij wel weef de #ude zijn, zei Flora ln va6t ver trouwen, Maar hij was de oude niet. Hij ging direct na de thee uit en hij rende de trap op met zijn sigaar in zijn mond en deed allerlei dingen die niet in de huls-orde van zijn vrouw werden ge duid. Nu en dan wisselde hij achter Flora's rug een glimlachje met zijn schoonmoeder. Toen de toestand zoo twee dagen geduurd had, sprak hij vrijuit me» zijn vrouw. Kijk 's, liefde, zei hij, lk ben nlel langer van plan met me te laten sol len. Ik zeg je dat nu, terwijl Je moe der hier is, don kan het geen vergis sing geven. Als 't je niet bevalt, kim je de volgende week met haar mee gaan. Tien dagen nadat mevrouw Tel dens vertrokken was, schreef Her- bert haar particulier U hadt groot gelijk. Zij houdt meer van me dan nooit Alle dank komt u toe. Ze is 't liefste schepseltje, dat er bestaat en als u ons Inviteert, komen we onze vacantie bij u door- brengen dan kunt u zelf zien (B. N.) Een koloniaal. De „Sumatra" ligt onder stoom. Zwarte rookwolken stijgen opwaarts uit den reusachtigen schoorsteen en do laatste kisten zijn draaiend neer gelaten ln het donkere ruim, Reeds ls de loods aan boord. De droeve schel- densstonde nadert, maar de kolonia len, daar op bet vóórdek, schijnen aan geen scheiden te denken., Enke»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 13