BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
270 Jaögeng.
ZATERDAG S JANBABI U10
No. 8141
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
fl.20 PEB 8 BAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTKA'nE GROOTE HOUTSTRAAT
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENTlEN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT,
Rubriek voor Vrouwen
Do wintermode.; Rontgax-
neeringen.
Hoeden.
Mantels.
- Baltoiletten.
Het ia niet aan te nemen, dat we
'dezen winter geheel en al zonder
vorst zuilen doorkomen, al laat de
winterkoude zich ditmaal buitenge
woon lang wachten. De wintermode
19091910 schijnt zich in de natuux
vergist te hebben, toen zij reeds in
den aanvang van het seizoen bonten
mantels, hoeden, kragen, moffen en
gameeringen bracht, want de tempe
ratuur was doorgaans te hoog om
deze, uit den aard der zaak, zware
kleedingstukken te kunnen dragen.
We willen echter hopen, dat we al
deze sierlijke mode-voortbrengselen
nog in de eerste maanden van' bet
nieuwe jaar zuilen kunnen benutten.
Enorm veel mantels van loutxe de
Colombie werden dit seizoen gebraakt
en dat fabrikaat is zoo buitengewoon
goed geslaagd, dat het gemakkelijk
met het echte loutre kan wedijveren
en voor de helft van den prijs gele
verd wordt; zoodat zelfs zij, die zich
de luxe van het echte bont kunnen
veroorloven, zich gaarne met het
mooie imitatie-bont tevreden stellen.
Voor avondmantels wordt het fijne
lalien nog steeds het meest gebruikt;
ze worden met „petit gris" gevoerd
en gegarneerd met skungs, pensioner
of hermelijn. Voor avondmantels is
bont aan den binnenkant te verkiezen
boven bont aan de buitenzijde, het
geen .beslist minder warm is.
De laken en cheviot-mantels dier
tailleur-costuums worden meer en
meer gegarneerd met een shawlkraag
an mouwopslagen van bont, waar
voor men zeer goed de beste gedeel
ten van een ouden bontmantel, maf of
boa, kan benutten.
De algemeens moderichting wijst
op het korter worden dar mantels,
hetgeen echter niet wil zeggen, dat
een lange mantel uit de mode ls. Ik
zou zelfs mijnen geachten lezeressen
aanraden met het volgen van die
nieuwe richting uiterst Langzaam te
zijn en zich vooral af te vragen, wat
baar het beste kleedt. Een kleine fi
guur is met het lange jaquet gebaat,
terwijl de lange, slanke vrouw zéér
chic is met den modernen Ruasi-
schen blouse-mantel.
Deze moderne mantels worden van
fluweel of laken vervaardigd en ge
garneerd met breitschwanz, zware
Dassemen lerieen of skungs.
Skungs zijn op het oogenblik weer
zeer in de mode en is van alle bont-
soorten het meest solide.
In de hoeden worden nog voorldu-
irend nieuwe modellen gebracht. Men
ziet langharig vilt in alle modekleu
ren, doch tot de „detrnier cri" rekent
men de met fluweel of satijn over
trokken vormen. De groote toque-hoe
den verheugen zich in de gunst der
mode-dame; de garneering wordt bij
voorkeur in het voormidden aange
bracht en bestaat dan uit een aigret
te, een git-motief, een roset of kop-
veertjes. De voiles, die in de meeste
gevallen afhangend gedragen wor
den, zijn van chantillykant of grove
tule. De laatste zijn véél goedkooper
en meer flatteus. Een ware luxe be
staat er tegenwoordig in de hoeden-
epülden, die beslist zéér mooi zijn.
Ten opzichte van de japonnen is op
het oogenblik weinig nieuws of bet
moest het. bericht zijn, van een onzer
Fransche modemakers, die voor bet
komend seizoen, de tailles zander
halsboord brengt. Vrouwen met kor
ten hals en aanleg vooir een onderkin
zullen dit bericht zeker toejuichen en
niei aarzelen deze nouveauté zoo
spoedng mogelijk in toepassing te
brengen, doch haar, die een langen,
dunnen hals hebben, raad ik sterk
aan deze mode niet te volgen.
Ten slotte nóg een en ander over de
baltoUetjos onzer Jonge meisjes.
De baltoiletjes zijn zonder uitzon
dering voetvrij. Da ronde rokken ge
ven dus gelegenheid met mooie voet
jes en fijn schoeisel te pronken., ter
wijl de jeugdige danseressen geen
last bobben van afgetrapte rokvo-
lants, of minder irissche rokranden,
welke een toilet zoo spoedig ontsie
ren.
In hoofdzaak draagt men gaos en
tule over liberty zijden onderjapon
nen; ook wel verschillende zachte
nuancen van tule over elkaar, waar
door een eigenaardige kleuxschakee-
ring verkregen wordt. Eir wordt nog
altijd veel met metanlversleringen in
den vorm van kralen, pailletten,
goud en zilvergalon gewerkt, doch
bij fijne toiletten worden deze ver-
"ysteringen op den zijden onderja-
pon aangebracht, zoodat de schitte
ring door het gazen overkleed getem
perd wordt en een gedistingeerd ca
chet krijgt.
Men ziet op de baljaponnetjes weer
veel lintgarneering, als: rosette strik
jes en hangende tussen. Het lintgar
nituur wordt eveneens in de kapsels
aangetroffen, vooral het gouden lint
geldt voor laatste nouveauté.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
WAT WIJ OP HET STRAND
VINDEN.
Slechts weinig lezars van het Haar
lem's Dagblad hebben nog nooit een
strandwandeling gemaakt. Zandvoort
is zoo dicht bij en zoo gemakkelijk te
bereiken, dat de eeuwig deinende zee
wel door allen zal zijn bewonderd.
Met opzet gooi ik bet direct op het
schoons dat de zee ons te genieten
geeft. Zoo vaak wordt den liefheb
bers van de natuur verweten, dat zij
door de hoornen het bosch niet zien,
dat zij door hun rusteloos gezoek
naar merkwaardigheden in die
schoone schepping het geheel niet ge
noeg waard eer en. Wat geeft het, zegt
men dan, dat dc kostonjo zeven, de
kool zes, het vlas vijf, het kroos een
en de orchideeën geen enkelen meel
draad hebben.
Het mooie wordt voorbijgezien en
den totaalindruk wordt niet verkre
gen. Om dit verwijt te ontgaan stel
ik, nu Ik enkele strandmerkwaardLg-
heden .wil bespreken, het schoone der
zee op den voorgrond. Bewonder die
eerst, bracht onder den invloed er van
te geroken en denk daarna aan het
meer practische, let don eens op al
les wat de zee op onze stranden werpt.
In de eerste plaats vallen dan die
veerkrachtige, rechthoekige voor
werpen op, die door hun brons-groe
ne kleur zoo duidelijk op het zand
zichtbaar zijn. Vooral na hevige stor
men liggen zij met groote hoeveelhe
den op net strand. Voor wie ze wel
gezien heeft, maar niet zeker er van
is, wat hier wordt bedoeld, dient ge
zegd, dat de lengte ongeveer zeven k
acht c.M. en de breedte vijf c.M. is en
dat de vier punten van den rechthoek
nu eens kort dan weer lang, draad
vormig zijn.
Dit zijn heel merkwaardige dingen.
Het zijn eieren van haaien en rog
gen, die, om meer tegen de aanvallen
van zeedieren of het stooten tegen
verhevenheden bestand te zijn, zoo'n
leerachtig pantser hebben gekregen.
Die lange strengen die aan de eene
soort zitten zijn het zekere bewijs, dat
de eieren behooren aan de meest ge
vreesde onder de waterroovere, aan
de beruchte haaien. In onze zeeën
komt de menschenhaai zelden voor.
Deze legt ook geen eieren, maar be
zit het vermogen levende jongen ter
wereld te brengen. De vlsschen, die
de zooeven beschreven eieren leggen
zijn hondshaaien en deze worden hier
nog al eens gevangen.
Hun eieren zijn het, die wij hier
zoo menigmaal aantreffen. Met de
kironkeldraden hechten zij zich aan
de waterplanten en na eenigen tijd
komen de kleine roevers voor den
dag. Deze zouden wij op het eerste
gezicht zoo maar niet herkennen.
Langen tijd heb ik zoo'n haaienzuige-
ling op formaline gehad, maar bijna
niemand zag er "n haai in. De schuin
afloopende staartvin gaf de groep
waartoe hij behoorde, duidelijk aan,
maar door een eigenaardig aanhang
sel aan de onderzijde durfde men
niets met zekerheid te zeggen. Dit
aanhangsel was een onafscheidelijk
met het lichaam verbonden voorraad
schuur waaruit het jonge dier zijn
voedsel haalde.
In den eersten tijd zijn de meeste
visschen en vooral de vieescheters erg
hulpeloos. De mond is nog klein en de
tanden niet ontwikkeld en de jonge
haaien zijn er niet veel beter aan toe.
F.un voederzak ls ongeveer zoo groot
als een duivenei en met ddt vrachtje
zwemmen zij de eerste weken rond.
Hoo grooter zij worden, hoe minder
zij zich hebben in te spannen, om hun
lost te dragen, want deze wordt klei
ner, naarmate het jonge dier groeit.
Zoodra de voorraad ls opgebruikt
gaat het dier zich zelf van voedsel
voorzien, maar nu zijn de mond-
werktuigen ook goed ontwikkeld,
zoodat dit niet veel bezwaren meer
oplevert.
De eieren, welke ook veel voorko
men, maar die niet van spiraalvor
mige aanhangsels zijn voordon, be
hooren aan de roggen.
Deze op platvlaschen gelijkende
zeedieren kunnen wij vaak op onze
vischnnairkten zien, zoodat lk hun ui
terlijk niet hoef te beschrijven. De le
venswijze is bijna gelijk aan die der
roggen.
Op onze wandeling langs het'strand
zien wij ook nog andere eieren lig
gen. Ook aan deze zien wij niet di
rect waarbij wij ze moeten indeeilen.
De meeste strandwandelaaxs noe
men ze sponsen en in hun uiterlijk lij
ken zij er ook wel een weinig op.
In werkelijkheid zijn het eieren van
een slakaahtig zeedier, waarvan wij
de schelpen ook vaak vinden. Het zijn
die leege puntige schelpen, die door
de kinderen tegen het oor warden ge
houden, wanneer zij de zee willen
hoo ren. Het dier, dat dit speelgoed
heeft bewoond legt een groote hoe
veelheid eieren. Deze worden veree-
nigd tot de bekende, gemakkelijk in
elkaar te knijpen strandversieringen.
Wanneer wij ze vinden zijn het nog
slechts Leege omhulsels, die door de
droogte en de zonnewarmte zoo taai,
lederachtig worden.
Een derde merkwaardigheid var-
men de bekende sepiaschalen, die
door heel wat vogelliefhebbers als een
gezonde versnapering voor onze zan
gers worden aangeprezen. Ook deze
vinden wij na een storm heel vaak
tusschen de overige aangespoelde
voorwerpen en deze zijn werkelijk
het meenemen wel waard, daar zij
voor het grootste deel uit kalk be
staan, waaruit de vogels hun eier
schalen kunnen vormen.
Deze sepiaschalen of zooals zij ook
wel worden genoemd, dit zeeschuim
vormde eertijds den mantel van een
gevreesd zeemonster van den veelar-
naigen moordenaar, den inktvisch.
Dit dier bezit aan de rugzijde een
harde, kalkachtige schaal en deze
schaa lnu is heit, die wij op het strand
vinden.
Aan den bouw, zij bestaat uit ver
schillende lagen, kunnen wij duide
lijk zien, dat zij langzaam in dnkte is
toegenomen.
Het leven der inktvissehen ls heel
merkwaardig, maar te interessant
om het in een paar regels te beschrij
ven, daaraan kunnen we vroeg of
laat nog wel eens een artikeltje wij
den, en ook de zeesterren verdienen
dit wel.
In het kort nog iets over een vierde
merkwaardigheid. Vaak vinden wij
aan het strand stukken hout waarop
witte gestoelde schelpen zijn vastge
groeid. Heel lang heeft men omtirent
deze voorwerpen in het onzekere ver
keerd. Door hun vorm noemde men
ze mossels en daar men meende, dat
zij later in zeevogels verand orden,
kregen zij den naam eendemossels.
Deze dieren behooren tot de kreef-
tengroep. Hun larven zwemmen eerst
vrij rond en na de gedaanteverwisse
ling zetten zij zich aan allerlei voor
werpen vast. Uit de schalen komt een
groot aantal, zeer bewegelijke poot
jes te voorschijn en deze zorgen steeds
voor waterverversching wat voor de
voeding van het dier noodzakelijk ls.
De nu even aangegeven, of wat
nauwkeuriger beschreven voorwer
pen vallen het eexst op als wij een
strandwandeling maken. Lateir, als
wij beter in de gelegenheid zijn op
onderzoek uit te gaan kan een be
schrijving van de minder In het oog
.loopende dieren of planten wellicht
nuttig zijn.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heer P. H. v. V. te S. Uw
Aspidistra kan in dezen tijd, zonder j
gevaar voor sterven verplant warden j
ofschoon het beter is, nog een week j
of acht te wachten. Neem de plant er
uit en plaats haar in een mengsel
van bladaorde en zand. Is zij te
groot, dan kunt u den wortelstok Ln
tweeen scheuren, roet snijden, waar
door u twee planten hebt verkregen.
De gele bladeren worden nooit meer
goed, snijdt die maar weg. Bemes
ting met slappe koemest ls heel goed.
H. PEUSENS.
De Boeman.
Herbert Overbosch stapte voor het
hek van zijn villatje van zijn fiets en
keek welbehagelijk zijn klein tuintje
rond. Maar hoewel hij tot de conclu
sie kwam, dat het er veel vriendelij
ker uitzag dan de tuintjes van de bu
ren, toch* zuchtte hij, toen hij den
Bleutel in 't slot van de huisdeur stak.
Mevrouw Overbosch, die drie-en-
twintlg was, vertoonde heel dikwijls
een rimpel tusschen haar schitteren
de oogen en 't was die rimpel, die
Herbert deed zuchten. Hij was op
Flora verliefd geworden en was met
haar getrouwd, omdat zij een mooi
gezichtje en levendige maniertjes had
en omdat bij geloofde, dat zij evenveel
van hem hield als hij van haar. Se
dert was hij begonnen, daaraan te
twijfelen. In de gelukkige dagen van
zijn verloving was zij wat meester
achtig en grillig geweesttoen had hij
dat pikant gevonden sinds zijn hu
welijk was 't h^m gaan hinderen.
Kort geleden had hij op een avond
je glimlachjes op de gezichten der
aanwezigen gezien, als zij hem scherp
haar bevelen toevoegde en hij was
niet meer zoo trotsch op haar rijzig
figuur en beeldig gezichtje.... Hij
haatte scènes en zij scheen dat In
stinctief te voelen.
Een -paar malen was hij eens op
zijn stuk blijven staan, maax dat had
aanleidinc gegeven tot hartstochtelij-
lo tranen. Hij was eens tegen haar
wil naar'een vrijwilligersd'ner ge
gaan, alleen onder heeren. Vóór hij
ging, was er een scène geweest en na
een avond van weinig plezier een
stórm, toen hij thuiskwam. Soms, het
dient erkend, was zij eén en ai glim
lach en vriendelijkheid, maar hij
opende steeds zijn huisdeur, ln vreeze
of het zonneschijn, regen of onweer
zou zijn.
Tot zijn verlichting ontdekte hij,
dat het neden vrede was, uiaar.... er
wachtte hem slecht nieuws.
lk kroeg vanmiddag een brief
van moeder, Bert, zei zijn vrouw. Zij
komt Donderdag voor een veertien
dagen hier logeeren.
Bert zei „Zoo" met een manmoedi
ge poging tol een lucbthartigen toon,
maar zijn geestelijke temperatuur
daalde eenige graden. Hij had Flora
bij haar oom en tante in huis leeren
kennen en hij had zijn schoonmoeder,
die in den achterhoek woonde, slechts
tweemaal tijdeus zijn engagement ge
zien en dan op den dag van zijn hu-
huwelijk. Maar, naar al wat Flora-er
van vertelde, leek zij hem al heel wei
nig aantrekkelijk. Zij was de streng
ste, flinkste vrouw uit heel Holland,
zei Flora en als papa 't eens gewaagd
had te doen wat Herbert deed.... I
Tweemaal had zij hem onder tra
nen bedreigd, dat zij naar moeder te-
rr zou «aan. Den dag n a het vrij-
willigersdiner had zij het al zoovele
malen reeds verteld, dat zij alles aan
„mama" -eschreven had.
Herbert had dan ook niet veel ver
wachting van het aangekondigde be
zoek, hoewel hij zijn schoonmoeder
niet onaangenaam had gevonden, toen
hij haar gesproken had. Maar den
latsten tijd was hij haar gaan haten;
zij was de boeman, wuarmee hij
voortdurend bedreigd werd.
Zoo Zoo herhaalde zijn
vrouw. Ja, Je zult je er in moeten
schikken en je zult je wel heel erg
moeten veranderen ook. In je eigen
belang raad ik je, moeder maar met
te laten zien, hoe je mij soms behan
delt.
Herbert zette zijn kopje neer en
keen haar aan.
Huur '8, liefje, hoe behandel lk je
eigenlijk
Niet altijd zooals 't hoort, dat is
zeker 1 snibde zij. Maar je zult wel
zien hoe je zijn moet.
Zeg me daL nu maar liever...
Als moeder hier is, zul je niet al
leen naar een diner durven gaan en
mij alleen laten.
Herben, gaf geen antwoord, maar
vouwde zim courant open. Dat beviel
zijn vrouw niet; hij kon nog niet eens
met haar praten de oogeublxkjes, dat
hij thuis was, zei ze met een bitter
heid, die werkelijk of gemaakt was.
Hij slikte zijn thee ln en ging in het
tuintje; daar had hij ten minste rust.
Mevrouw Teldens kwam 's middags
aan. Flora haalde haar af en was uit
bundig blti haar te zien. Haar moeder
was een kleine, vrij gezette vrouw
met grijs haar en een rustig gezicht.
Zij zag er wel beslist, maar volstrekt
niet zoo streng uil, als de reputatie,
die van haar vooruit was gegaan en
haar manieren waren aangenaam
kalm.
't Was maar een korte wandeling
van 't station naar huis en weldra lag
het vriendelijke villatje vóór haar.
Wat ziet je tuintje er keurig uit,
zei Flora's moeder. Wie zorgt daar
voor
O. Bert!
Aardig 1 Ik heb 't altijd gewaar
deerd als een man hart had voor zijn
huis.
O, dat 's een stokpaardje van
Bert. Maar drinkt u eerst een kopje
thee, moeder
Hoe laat komt Bert thuis? vroeg
mevrouw Teldens.
Tegen vijven, als hij onderweg
niet opgehouden wordt. mama.
W ordt hij dikwijls opgehouden,
liefje
Soms, zei Flora, met haar neus
je ln de lucht.
Och, 't komt er zeker niet op aan
Je vrouw te laten wachten.
Mevrouw Teldens bracht tweemaal
haar kopje aan ham- mond. Toen zei
ze zacht
Ik hoop, dat hij een goede man
voor Je is. Flo I
O Jawel, maar hij is zooals alle
'mannenhij wil z'n zin hebben en ik
wl lnlet altijd den zin van een ander
doen.
Neen.... zei mevrouw Teldens.
U moet maar eens goed met hem
praten, moeder, hij ia bang voor u.
Maar hij kent me nauwelijks,
liefje.
Hij is tóch bang voor u, lachte
Flora, lk zei telkens, dat ik u allerlei
dingen geschreven had. Hij ging naar
een vrijwilligersdiner, een paar we
ken geleden en ik heb toen flink opge
spannen en gezegd, dat ik 't alles aan
u verteld had.
Waarom vondt je *t niet goed, dat
hij ging?
Ik heb geen lust om alleen gela
ten te worden, terwijl hij plezier
heeft... O, maar plezier heeft hij er
heusch niet van gehad
De heer Overbosch had den heelen
dag tegen de ontmoeting opgezien. De
klok sloecr vijf, toen hij binnenkwam.
NauweWks bad hij zijn schoonmoe
der de hand gedrukt, toen Flora be
gon te toonen hoe zij gewoonlijk met
hem omsprong.
Ik verwachtte niet, dat je van
avond extra laat zou zijn, Bert, zei
ze. 't Heeft al vijf uur geslagen.
Ik kan hier nooit zijn voor tien
minuten vóór vijf, antwoordde hij
vriendelijk, en je vroeg me nog die
boodschap voor je te doen.
En bad je daar tien minuten voor
noodig vroeg zij, met een triomfan-
teiijken blik op haar moeder.
Ja.... mei drie klanten vóór mij
in den winkel.
Hij dronk zijn thee en gaf zich
moeite, om beleefd naar de verschil
lende familieleden te inform eeren,
maar hij was dankbaar, toen zijn
vrouw en haar moeder naar boven
gingen.
Toen de dames weer terugkwamen,
zat hij genoqgelijk te rooken. Zijn
vrouw altakeerde hem dadelijk.
Ik sta verbaasd over je, Bert, zei
ze op diep-beleedigenden toon. Moe
der kan stellig niet tegen die tabaks
rook lk niet meegerekend.
Voor mij hindert 't niet, zei me
vrouw Teldens, maar hij legde reeds
boos zijn sigaar neer.
Toen drentelde hij naar de voorka
mer, waar de piano stond, maar nog
vóór hij daar was, zei zijn vrouw
scherp
Bert!
Ja Flo
Speel niet vanavond. Mama Is
moe, daar moest je om denken.
Hij voelde zich vernederd als een
kind, dat standjes krijgt in tegen
woordigheid van vreemden.
Flora keek telkens naar haar moe
der, in afwachting van een goedkeu
renden blik, maar die bleef uit. Me
vrouw Teldens was altijd een heel
rustige vrouw dien avond echter
was ze ongemeen stil.
Den volgenden middag moest Flora
naar oen vergadering voor weeskin
deren en voor 't weggaan verzocht ze
haar moeder Herbert nu eens „onder
handen'' te nemen.
U hebt veel takt, mama, zei ze.
U kunt hem best eens vertellen, waar
hij staan moest. Hij is overigens hee-
lem&al niet kwaad.
Als ik gelegenheid heb, zal lk
eens met hem praten, antwoordde me
vrouw Teldens.
Toen Flora dien middag na de thee
gekleed beneden kwam, zei ze
Ik moet uit, Bert. Wil Jij zoolang
moeder in den salon gezelschap hou
den
Hij knikte, maar hij zag tegen een
tête u tète op.
Permitteert u, begon hij zenuw
achtig, nadat Flora weg was, maar
lk heb een paar brieven te schrij
ven
Wacht daar nog even mee, ver
zocht zij vriendelijk. Kom eens zit
ten. ik wou je spreken.
Hij gehoorzaamde hulpeloosin
wanhoop greep hij naar een sigaar,
die zou hem kracht geven.
Hindert 't u?
Heelemaal niet. Zij wachtte, tot
hij had aangestoken, en vervolgde
toen Zie je, Flo wou graag, dat ik
uiei je sprak, en dat zal ik doen. Bert,
hou je wezenlijk van Flo?
Hoor 's, riep hij, eensklaps vrij-
moedig, 't spreekL van zelf, dat ik van
I haar houd. 't Kan me niet schelen,
wat zij zegt of wat u deukt, maar ik
ben een goede man voor baar.
Stellig, maar een onverstandige,
zei zij rustig.
Wat?.... Wat kan lk anders
doen
Je kunt handelen als een mén,
beste Jongen. Ik ben hjer pas vier-en-
twintig uur en ik weet al, dat je dat
niet doet. Je laat je ringelen alsof je
een kind was, Je komt thuis, als Je
moet, je rookt niet, als je uiel mag,
je mug geen pianospelen, als Je er
lust in hebt,... O, ik kan 't niet aan
zien.
Zijn sigaar viel bijna uit zijn mond
van verbazing. Wéar wou zijn schoon
moeder heen
Zie je, vervolgde zij. Je zegt dat
Je van Flo houdt. Zij is mijn dochter
en Ik houd hartelijk veel van haar.
En daarom spreek ik voor héar. Je
bederft haar je bederft haar ln den
grond. Over twee jaar, zal ze een on
uitstaanbare vrouw zijn en zal ze
haar man haten, omdat hij baar zoo
worden liet. Kijk, ze vertelde me bijv.,
dat ze mij ais boeman gebruikte,
dat je bang van me was. Jij
voi«
Ik.... ik" weet niet, wat lk er van
denken moet, stamelde hij.... Ik ver
wachtte dit heelemaal nJet, Wat wilt
u, dat ik doen zal
Dat zei ik je al, jongenlief, een
man zijn. Ik ken Flo langer dan jij,
en ze dreef altijd graag baar zinnetje
door als zij dat kon. Met mij kon re
dat niet, maar bij jou lukt 't haar
maar al te goed en zoo bederf je wat
in den grond een lief kind is. Nn
houdt ze in haar hart nog zielsveel
van Je, maar dat duurt niet meer zoo
heel lang I Ze begint je nu al te ver
achten en ze is een van de vrouwtjes,
die er je te liever om hebben zal, ala
Je eens op je stuk blijft staan.
Ik ben nooit ln mijn leven méé*
verbaasd geweest, zei hij.
Jongenlief, dat is een truc van
heel wat vrouwtjes. Ik probeerde 1 et
ook mee, maar ik had gelukkig een
man, die mijn meester was.
Hij sprong op en greep haar beid#
handen.
U bent eeu juweel riep hij. O
zult eens zien, dat alles nu goed gast-
Zij glimlachte.
Begin maar dadelijk ga nu uit
en spreek als een man als je thulk
komt.
Waar is Bert, moeder? vroeg
Flora, toen zij thuiskwam.
Dat weet ik niethij ging uit, zei
hij.
Wel, lieve hemel, hij gaat nooit
uit zonder te zeggen waar hij heen
gaal. Zei hij heelemaal mets?
Neen, alleen dat hij uitging.
Sprak u nog met hem? Griefde
u hem erg
Misschien een beetje in 't be-
begin.... maar, liefje, hij Is heelemaal
niet bang van me hoor 1 En van nie
mand trouwens.
Ik zal wel eens zien als hij thuis-
komt, zei Flora, met een dreigenden
rimpel tusschen haar wenkbrauwen.
Herbert kwam even over tijd thuis
voor 't eten, met zijn sigaar in zijn
mond. Hij scheen zijn vrouws blik
van afschuw niet op te merken eo
vroeg losweg
Is 't eten klaar?
Eten 1 riep Flora. Waar ben j«
geweest? Je liet moeder alleen...
Niemand is toch met haar wegge-
loopen schertste hij.
Waar ben je geweest?
Uit, beste, en meer zeg ik niet
Laten we eten.
Maar Flora liet zich zóó niet af
schepen. Ze zonk in een stoel bij het
vuur.
Eet je niet? vroeg haar moedef.
Tragisch schudde zij 't hoofd eo
huilde, echte tranen van ergernis,
maar Herbert nam niets geen notitie
van haar en sprak vroolijk met zijn
schoonmoeder.
's Avonds, toen zijn vrouw in bed
nog een deuntje huilde, zei hij pla
gend
Ga naar je mama, kind. Een
hullend kind hoort bij haar moeder.
Den volgenden morgen stond zij
niet op om voor zijn ontbijt te zorgen.
Ik heb hoofdpijn, zei ze verdrie
tig-
Zij lag te luisteren, hoe hij zeil
scharrelen zou, maar hij riep alleen:
Adieu, lk zal wel in de stad ont
bijten.
Woedend kwam ze beneden.
Ik zag Bert nog nooit zóó, zei ré
baLf-veronlschuldigend tot haar moe
der. Wat hebt u toch tegen hem ge
zegd?
0, we spraken heel vriendelijk sa
men, en hij was volstrekt niet boos.
-r-Enfin, vanavond zal hij wel weef
de #ude zijn, zei Flora ln va6t ver
trouwen,
Maar hij was de oude niet. Hij ging
direct na de thee uit en hij rende de
trap op met zijn sigaar in zijn mond
en deed allerlei dingen die niet in de
huls-orde van zijn vrouw werden ge
duid. Nu en dan wisselde hij achter
Flora's rug een glimlachje met zijn
schoonmoeder.
Toen de toestand zoo twee dagen
geduurd had, sprak hij vrijuit me»
zijn vrouw.
Kijk 's, liefde, zei hij, lk ben nlel
langer van plan met me te laten sol
len. Ik zeg je dat nu, terwijl Je moe
der hier is, don kan het geen vergis
sing geven. Als 't je niet bevalt, kim
je de volgende week met haar mee
gaan.
Tien dagen nadat mevrouw Tel
dens vertrokken was, schreef Her-
bert haar particulier
U hadt groot gelijk. Zij houdt
meer van me dan nooit Alle dank
komt u toe. Ze is 't liefste schepseltje,
dat er bestaat en als u ons Inviteert,
komen we onze vacantie bij u door-
brengen dan kunt u zelf zien
(B. N.)
Een koloniaal.
De „Sumatra" ligt onder stoom.
Zwarte rookwolken stijgen opwaarts
uit den reusachtigen schoorsteen en
do laatste kisten zijn draaiend neer
gelaten ln het donkere ruim, Reeds ls
de loods aan boord. De droeve schel-
densstonde nadert, maar de kolonia
len, daar op bet vóórdek, schijnen
aan geen scheiden te denken., Enke»