m
te
te
m
te
te
tod
te
te
m
m
te
te
km hangen lusteloos tegen de ver-
schansing, met landerig gelaat, zich'
blikbaar vervelend, maar de meeetèu
v. rkooren in opgewonden stern ning.
Er wordt gódronkeu, geroepen, ge
lachen, gezongen, gezwetstin al hun
doen en laten spreekt eon ruwe on
verschilligheid.
Een hunner- echter vormt daarmede
een scherp contrast. Met al do Innig
heid van het kinderlijk hart kust hij
nogmaals en nogmaals zijn weenende
moeder. Trillende van aandoening
houdt hij haar lang Ir. leed ere omhel
zing aan zijn borst geklemd. Hij rukt
zic!i los, maar slechts om opnieuw
haar te omarmen.
Kom, moedor, houd maar moed 1
Over zes jaar ben Lk terug, en
rijn gauw voorbij.
Ach, blijf toch altijd braaf, mijn
kind
Zeker, moeder, ik zal lederen
dag aan u denken, aan u en aan
voder I
En wéér kust hij haar, en wéér
Sluit hij haar In zijn armen. HIJ kan
niet scheiden, en toch, het moet
En menigeen, die aan den wal
«tond, oen toch ook eens zoo'n schip
te zien vertrekken, schoot het gemoed
*ol.
Het oogenbllk Is daar. Nog oen
laatst vaarwel, nog eens zijn groeien
aan vader, en de loopplank wordt
Ingehaald. Oorvordoovend oreunt de
zware stoomfluit, dan dondert de
stem van den kapitein, de vlag sa
lueert, gewuif van hoeden en zakdoe
ken, een driewerf hoera, en kalm
glijdt het daarheen, het groote schip,
naar lndië, statig en langzaam.
Dag, moeder, dag, moeder
roept hij nog, zich heenbuigend over
de verschansing en lang nog blijft
hij wuiven.
En de moedor staart het na. het
groote schip, dat al kleiner en klei
ner wordt, eindelijk nog eon stip,
dan niets moer.
Zij staart nog even op de plek,
waar het schip gelegen heeft, waar
de golfjes wiegelen en klotsen, als
ware er niets gebeurd. Dan keort zij
zich om met diepe zucht en gaat met
wankelende schreden naar huis, waar
zij zal trachten haar man op te beu
ren niet troostvolle woorden want
de vader was niet tegenwoordig ge
woed bij het vertrek van zijn zoon.
Jansen had maar één ideaal zijn
zoon zou dokter worden. Dat was het
doel van al zijn streven. Hij hield de
kleine kas bij D. Co., waar hij
twaalfhonderd gulden salaris genoot.
Willem, zijn ©enig kind, was een
flinke, vlugge jongen, zijn vrouw was
zuinig en hij zelf verdiende door
schrijfwerk nog wat eitra.
Toen Willem naar de H. B. S.
moest, was Jansen gaan verhuizen.
Do nieuwe woning was niet zoo ge
rieflijk als de vorige en veel vorder
van zijn kantoor, maar zij deed min
der huur, en dat was hoofdzaak.
Willem was dankbaar. Hij door
liep met goed gevolg de verschillende
klassen en deed na eenige jaren eind
examen.
Eindelijk dan zou hij student wor
den, maar nu moest ook college-geld
betaald worden tweehonderd gui
don I En Jansen zocht en vond nog
wat odmlnislratiewerk voor een an
dore maatschappij en vertaalde feuil
letons voor een krant.
Van den anderen kant trachtte hij
zooveel mogelijk zijn gewone uitga
ven te verminderen. Zijn kantoorjas
was wel wat glimmend, maar dat zag
immers niemand, als hij daar achter
zijn lessenaar zat en zijn overjas kan
wel gekeerd worden dit jaar. Ook was
het hem in de koffiehuizen wel wat
druk en de sigaren hij was een
hartstochtelijk rooker smaakten
hem zoo niet meer.
Het collegegeld werd betaald, en
Willem werd studentgeen lid van
Corps of Bond, geen student In den
gewonen, maar in den waren zin des
woords, want hij studeerde en stu
deerde hard. Zware zorgen drukten
den vader en overspannend was zijn
werken, maar dat alles was niets,
want zijn zoon zou dokter worden en
meer begeerde hij niet. Ijverig bleef
hij doorwerken en zwoegen voor zijn
kind, met levenslust en energie, trots
al zijn zorgen. En de buren wisten te
vertellen, dat altijd tot in den nacht,
soms heele nachten door, het licht bij
Jansen op was.
En de menschen waren verwon
derd, dat hij zoo vroeg reeds grijsde.
Op zekeren avond werd Jansen bij
den directeur der maatschappij ont
boden zijn werk werd geprezen, men
was erkentelijk voor alles wat hij
gedaan had, maar door omstandig
heden moest het personeel vermin
den! worden Jansen had toch nog
zijn betrekking bij D. Co., en een
ander zou door het ontslag broode
loos wordende maatschappij kón
dus niets anders en moest, hoezeer
het haar ook speot, Jansen's werk
dien ander gunnen.
Een ongeluk komt nooit alleen.
Eenige weken later moest hij ver
nemen, dat ook de krant zijne dien
sten niet meer noodig had. Men had
een arrnen onderwijzer, die op het
oogenblik buiten betrekking was, dat
work opgedragen voor Jansen was
het toch maar bijzaak.
Bijzaak Men dacht er niet aan,
Idat twaalfhonderd gulden veel te wei-
uig is voor een burgorgezin, waarvan
do zoon studeert 1
Hij moest eu zou wat anders vinden,
lederen dag ging hij er op uit. Hier
bood hij zich aan als agent voor een
assurantie-maatschappij, ginds vroeg
hij schrijfwerk, maar alles tevergeefs.
Het werd September en nog had Jan
sen niets gevonden. Nog een maand,
dan moest opnieuw collegegeld en de
huishuur betaald worden
Wol trachtte zijn vrouw hem moed
in te spreken, maar Jansen werd stil
ler dan anders en somberder was de
blik zijner oogen, die spiegels der
ziel. Ja, ook bij hem spiegels der ziel,
want de donkere toekomst had de
hoop, den zonneschijn van 's men
schen bestaan, uit zijn binnenste ver
droom
Nog altijd had hij niets gevonden.
En als hij dan bij D. Co. in het
kasboek al die honderden guldens op
telde, dan staarde hij gedaohtonvol op
al die cijfers als hij eens zoo rijk
was i en toen hij des avonds do
kas nazag, brandde dat geld in zijn
handen.
En een vreeselijke gedachte kwam
er op in zijn geest. Morgen zou de
huislieer komen en morgen moest
collegegeld betaald worden: tweehon
derd gulden I morgen Als hij het
eensmaar dat was diefstal fin
toch, morgen moest liet geld er zijn,
het moest- En, hij kon het immers
later teruggeven, dat was geen stelen.
Het was voor vrouw en kind, dat
zou loder verontschuldigen. En boven
dien, niemand zou hot merkeu.
Maar, als men het eens merkte,
als" hot eons uitkwam
Neen, hij zette de toekomst van zijn
zoon op liot spel, hij mocht het niet
doen En toch moest het college
geld er morgen zijn. en de huishuur
ook was het er niet. wat dan Dan
moest Willem z:;n studies staken,
voorloopig ten minste. En dan zou
den zij lachen, d:e gezegd hadden,
dat hij zijn stand to boven ging, en
zich verheugen zij, die hem benijd
den. Had hij daarvoor zoo hard ge
zwoegd, daarvoor Jaren lang zich
zoo bekrompen En, hij gaf het Im
mers terug, kom, voor men het
merken kon. had hij het reeds lang
terugverdiend.
Toen Jansen des avonds naar huis
ging, waren er driehonderd gulden
minder in kas. en het was alsof er
iets stokte In zijn keei toen hij zijn
patroon goeden avond zcide. En thuis
gekomen, durfde hij zijn vrouw niet
aanzien, toen hij sprak
Ik h>b het geld, hoor, vrouw; wit
zijn voor ,ug geholpen want do
patroon louii mij driehonderd gulden
geleend onder voorwaarde, dat ik zo
over tv aanden terug zou geven.
Gelukkig, was haar antwoord.
Jansen zweeg en keek naar buiten;
daar ging veel om in zijn harten
daar buiten speelden de straatjongens
diendertje en riepeD „houdt den dief'.
Den volgenden morgen was hij wat
kalmer. Hij sielde zijn knagend ge
weten gerust met de gedacht®, dat
hij het zeker terug zou geven, en dat
het Immers voor vrouw en kind was
geweest, aldus voor zichzelven zijne
misdaad verbloemende.
Toen Jansen drie weken later des
morgens als naar gewoonte op hot
kantooi- was gekomen, vernam hij,
dat de zaak in andere handen zou
overgaan en de kas dus moest wor
den nagezien. En toen dit geschiedde,
wareD er drie honderd gulden tekort.
Omdat Jansen zoovele jaren de fir
ma voorbeeldig had gediend, wilde
men hern acht dagen uitstel geven
was dan de kas niet aangezuiverd,
dan zou men de zaak ln handen van
de Justitie stellen. Hij waggelde op
zijn beenen, en toen de patroon hem
zeide, dat hij zich verwijderen kon.
bleef hij nog even staan, alsof hij Iets
zeggen wilde.
Hebt gij het gehoord^ Jansen, gij
kunt gaan.
Toen nam hij zijn hoed en ging de
straat op
Arme man, had het maar gezegd,
wat u op de lippen zweefdeUw pa
troon was vader, als gij Hadt ge uw
hart maar uitgestort, wie weet
Werktuiglijk liep hij de straten
langs. Daar werd oen man opge
bracht cn vele menschen er achter,
maar Jansen zag het niet
Daar kwam een vriend voorbij, die
hem groette, maar Jansen zag het
niet En als hij, soms opziende, in do
verte een bekende zag aankomen,
sloop hij heimelijk een andere straat
in en ontweek hem. Hij durfde niet
naar huis. Zonder te weten waarheen
liep hij inaar door, maar verder, ge
heel radeloos en niet in staat om ge
regeld te denken. Allerlei gedachten
doorkruisten zijn geest. Hij had ge
hoopt zijn zoon een positie te ver
schaffen in de maatschappij men
zou hem nawijzen als den zoon van
een dief 1 Dat was er dus geworden
van zijn ideaal I Wat zou er worden
van zijn vrouw, als hij geen geld kon
krijgen Waar zou hij hulp vinden,
wat moest hij beginnen En hij hui
verde bij de gedachte aan de toe
komst
Eindelijk toch ging hij naar huls.
En zijn vrouw zag het hem aan, dat
er iets vreeselijks gebeurd was.
Eerst trachtte zij hem tot kalmte te
brengen, en dan stortte zij met op
wekkende woorden weer hoop in zijn
hart. Eu toen hij zoo een weinig tot
zichzelven was gekomen, begon hij
haar te vertellen hoe hij, ten einde
raad, zich schamende zijn patroon
dat geld te vragen, de drie honderd
gulden niet geleend, maar uit de kas
had genomen.
Hoe hij zeker gehoopt had, 't weer
terug te kunnen geven en wat er
dien morgen was voorgovullen. Ge
heel zijn hort stortte hij voor haar
uit, en zij begreep en vergaf hem.
Welke pogingen Jansen ook aan
wendde, nergens kon hJj geld krij
gen. En als hij des avonds alleen was
met zijn vrouw, dan bouwden zij
geen luchlkasteelen meer, ais vroe
ger, inaar waren zij diep bedroefd, en
durfden zij niet aan de toekomst den
ken.
De zaak kon voor Willem niet ver
borgen gehouden worden ln korte
woorden deelde zijn moeder hem het
gebeurde mede.
lk waag het niet de aandoening te
schetsen, die Willem's hart over
stelpte bij het hooreii van deze voor
hem zoo verpletterende tijding.
Lang zat hij vveenend neer. Het
was duo voor hem geweest, dat zijn
vader dat gedaan had, om zijnentwil
was dat gebeurd hij moest dus zijn
vader redden. Maar hoeDaar viel
,zyn oog op een advertentie, waarin
met groote letters werd bekend ge
maakt, dat de firma D. en Co. in an
dere handen was overgegaan, en dat
de zaak op denzelfden voet zou wor
den voortgezet.
Maar wat was dat daaronder
Och, niets, een oproeping van vrij
willigere voor de Oost. Maar opeens
gaat er oen licht voor hem op. Zoo
kon hij geld krijgen
En zijn besluit was genomen. Aan
zijn toekomst dacht hij niet, want
zijn vader zou gered zijn.
Toen Jansen op den achtsten dag,
bleek en ontdaan, op het kantoor
kwam, om het medelijden af te smee-
ken van zijn nieuwen patroon, ver
nam hij, dat zijn zoon dien morgen
driehonderd gulden voor hem gestort
had. Zijn verbazing laat zich den
ken.
Hij snefde naar huis.
En toen hij thuis kwam, vond hij
zijn vrouw in tranon, want Willem
had haar verteld, dat hij geteekend
had voor de Oost en met het handgeld
zijns vaders schuld betaald.
Was liet wonder, dat de vader zijn
zoon niet kon zien vertrekken
Weer heerschte er drukte op den
stijger, waar voor zee jaar de „Su
matra" afvoer. Heerlijk glanst de
morgenzon en de gotTjeo glinsteren In
j liet schitterende licht.
Daar wordt een schip verwacht, en
onder de menigte, die daar verzameld
is, bespeuren wij ook Jansen en zijn
vrouw. Wel zijn zij een weinig ver
ouderd, maar welk to vreugde air calt
er in hun trekken. Geen wonder. Daar
wordt een "chip verwacht on Willem
zul larjgke«uen. Als een dappc sol
daat had hij zijn plicht volbracht en
het vaderland had hem met onder-
scheldingen beloond. De vermaning
van zijn moedor had hij nooit verge
ten ook te midden der verleidingen
van liet losbandige soldatenleven l*ad
hij steeds er voor gezorgd, braaf en
eerlijn te blijven.
Wat zal liet weerzien blijde zijn I
De nieuwe patroon, die een man
was van edel karakter, had een paar
maanden na Willem's vertrek de ge-
luele toedracht der zaak vernomen-
Hij had gehoord, hoe Willem uit lief-
do tot zijn vaner een toekomst, die
hom tegenlachte, had opgeofferd en
dienst genomen voor de Oost. Hij had
gehoord, hoe Jansen zoovele Jaren
lang de firma voorbeeldig had ge
diend, hoe hij gewerkt en gezwoegd
nad voor zijn kind en hoe allee hem
was tegengeloopen, hoe hij einde
lijk, door den nood gedrongen, heit
bewuste geld uit de kas had genomen,
maar met het stellige plan net zoo
dra mogelijk terug te geven.
Zooveel kinderlijke liefde en zelf
opoffering mocht niet onbeloond blij
ven. Ook gevoelde hij Innig medelij
den met het arme gezin.
Ilij had Jansen bij zich laten ko
men, bad hem gewezen, natuurlijk,
op het verkeerde van zijn daad, maar
hem ook alles vergeven en hem her
steld in zijn vorige betrekking. Jan
sen's salaris was naderhand nog ver
hoogd en de edele patroon had een
kleine som beschikbaar gesteld, op
dat Willem, eenmaal teruggekeerd,
ziin studies weer zou kunnen voort
zetten.
Wat zal het weerzien blijde zijn I
Daar wordt een schip verwacht en
aller blikken zijn verlangend op den
horizont gericht. Eindelijk wordt het
zichtbaar en sneller kloppen de har
ten. Langzaam en statig nadert het,
al meer en meer. de touwen worden
uitgeworpen het schip ligt ge
meerd.
En Willem valt zijn oudere in de
armen.
G.Nbr.")
Gevaarlijk spel.
Alle gasten waren vertrokken, ook
kapitein Erich WUkens was met de
onderen meegegaan en dus hadden
broer en zuster weer het veld al leen.
Luister eens, Ella, zeide de mili
taire dokter Kurdloff ernstig. Je
handelwijze van vanavond is mij ab
soluut niet bevallen I Ais ik in Erich
z'n plaats was, zou ik je dat toch
eens duideijk onder het oog brengen.
Je bent verloofd en voor een bruid is
de tijd van het flirten voorbij.
Dokter Kurdloff had het recht zoo
te spreken. Hij was veel ouder dan
zijn zuster en nam al sedert Jaren de
plaats van vader en moeder bij haar
in.
Ella wierp koppig het aardige
hoofdje met de weerbarstige krullen
achterover.
Ben je uitgepraat, Eugen Je
kunt nog maar altijd niet begrijpen,
dat ik niet meer het d^aze bakvisch-
Je ben Laat de verantwoordelijkheid
voor hetgeen ik doe, maar gerust aan
mij over I
Toen zij zag, dat hij werkelijk ont
stemd was, trachtte zij het weer goed
te maken
Heusch, Eugen, het was zoo
kwaad niet bedoeld. Ik ben niet zoo
slecht als je wel denkt. Ik houd heel
veel van Erlch, maar het heeft me
een beetje geërgerd, dat hij altijd
zoo kalm, zoo verstandig, zoo zeker
is, nooit eens jaioersch, kortom
zij lachte vrooiijk en schalks ik
wilde alleen maar eens probeeren, of
hij niet een beetje jaioersch te ma
ken is.
De dokter had naar buiten staan
kijken, maar nu draaide hij zich drif
tig oiu
Ella, dat is gevaarlijk spel 1
Erich is iemand, die niels licht op
neemt 1 Dat bevalt me juist ium in
hem, zijn ernst, zijn degelijkheid. Ik
lioud hem voor een door en door
braaf meiisch maar ik geloof, dat ei
in sommige gevallen niet met hein w
spotten valt 1 Heb je niet gezion, hoe
luj ei- uitzag, toen mj heenging t Zyn
gezicht beviel unj neeiemaai nteu
Ella lacnte hartelijk.
O, t gaat prociiug, hij was wer
kelijk jatoerecü I Den, Eugen, jij bent
een bedaarde ouwe jongeneer, wal
weet jij nu van verhelde luitjes 1 Als
Erich morgen komt, dan vraag ik
liein hel oui vergiilenis en alles is
weer goed I Doen we6s inaar gerust,
Eugen, ik heb nu de proei genomen
en ik zal hel niet weer doen.
In uitgelaten stemming ging zij
voor de piano zitten en speelde een
vroohjk wijsje.
Ella zag er eeuigszins mat uit. Zij
had een slechten nacht gehad, vree-
fel ijk gedroomd. Alles de schuld van
huur hrommigen broer, die haar gis
teravond de les had gelezen I Zij boog
zich ver uit het raam. Dat hy nog
steeds niet kwam, en 't was toch al
over elven 1 Zoo veel over tijd was
hij nog nooit geweest, en dat nog
wel op Zondag, nu hij geen dienst
had I Ha, eindelijk een uiiLform 1
Neen, 't was Mischke maar. zijn op
passer hij kwam recht op het huis
aun. Plotseling kromp haar hart
van angst te zamen. Waarom kwam
hy zelf niet. waarom Mischke Zij
dacht aan de woorden van haar broe
der I
Een paar minuten later kwam Ella
opgewonden de studeerkamer van
haar broer binnenstormen- Zij zag
doodsbleek.
Eugen, hij kan niet konten, hij
la niet heel lekker.
De doktor ergerde zich over de
storing.
Nu, wat zou dat Dat kan leder
een overkomen I
Ja, maar MJschke weet niet wat
hem scheelt. En Mischke ziet er zoo
angstig uit, hij doet ^>o vreemd 1
Nu stond de dokter van zijn schrijf
tafel op hij keek het mooie meisje
ernstig aan.
Zie je nu wel I was alles wat
hij zei.
Toe, Eugen, help mij, toe, lk
j smoeh het je i - antwoordde rij pp
v}e',enden toon.
De dokter opende de deur.
Mischke I riep hij luid.
MLschke struikelde over den drem
pel, een dikke soldaat met een doin,
goed gezicht, wten het buis te nauw
aan het lijf zat Met kracht sloeg hij
de hakken tegen elkaar, terwijl hij
de muts krampachtig tegen den naad
van zijn broek drukte.
Werkelijk lag er een vreemde,
schuwe, angstige trek op het gelaat
van deu goeden jongen.
Hoe is t er mee, Mischke?
informeerde de dokter.
Ik weet het niot, dokter 1 ant
woordde de oppasser aarzelend.
Vertel op I
Maar de oppasser zweeg, hij kon
geen woord uitbrengen.
Vertal op 1 Heb je geen ooren
hei-haalde Kurdloff, ditmaal zóó luid,
alsof hij tot een doova sprak.
Mischke kromp ineen, daarna raap
te hy al zyn moed bij elkaar en be
gon te vertellen, eerst Langzaam en
aarzelend, dan steeds duidelijker en
vlotter, want de angst voor zijn kapi
tein gaf hem de woorden ln den
mond.
Reeds toen de kapitein gisteravond
thuis gekomen wes, was hij niet zoo
opgewekt ais anders. Hij ging dade
lijk naar bed, maar den heelen nacht
had hij geen oog dicht gedaan'.
Hij, Mischke, had geziien, dat heel
den nacht het licht Ln de slaapkamer
van zijn kapitein had gebrand, en
daarom had hij zelf ook geen oog
dicht gedaan. Nu en dan hoerde hij
hem zachtjes ln zich zelf praten en
het leek wel, of hij vloekte 1 Af en toe
had hij h# m ook hooren kreunen, dui
delijk hooren kreunen 1
Kurdloff wierp zijn lichtzinnige
zuster een veelheteekenenden blik toe,
die de kle toe, bleeke zondares deed
sidderen.
Vanmorgen, aldus zette Misch
ke zijn mededeelingen voort, zat
de kapitein in zijn bureau-stoel en
zijn hoofd steunde hij ln zijn hand,
en hij drukte de andere hand tegen
zijn voorhoofd I En het ontbijt heeft
de kapitein niet aangeraakt, alleen
heeft liy e6n kopje koffie gedronken 1
En een kwartier geleden beval hij me
de juffrouw te gaan zeggen, dat hij
niet goed was eu niet kon komen, en
hij heeft zich opgesloten en niemand
mag hem storen
De dokter schudde bet hoofd.
En heeft de kapitein niet om een
dokter gestuurd Moest je mi] niet
roepen, Mischke
Om u te dienen, neen, dokter 1
Je kimt gaan, Mischke.
Maar Mischke ging niet- Hij scheen
nog iets te willen zeggen, maar niet
recht te durven.
Kurdloff bemerkte het.
Wat nog meer vroeg hij den
oppasser. Vooruit, vertel op.
De kapitein heeft zijn bureau
opengestoten en er een klein fleschje
uitgenomen. Hij heeft er eerst een
tijd naar zitten kijken, en toen hij 1
openmaakte rook 't zoo sterk....
dokter schrok.
Waar rook het naar vroeg
hij driftig.
Mischke raakte in verlegenheid. Hij i
opende wel zijn mond, maar er kwam
geen geluid uit
Rook het misschien naar sal
miak, of naar bittere amandelen
of naar ammoniak 1 ging de dok
ter met aandrang voort Geef toch
antwoord, kerel 1
Het gezicht van den oppasser klaar
de op.
Het rook naar bittere amande
len, dokter verklaarde hij met de
meeste beslistheid.
De dokter keerde zich om.
Je kunt gaan, Mischke, voeg
de hij den soldaat toe.
Het scheen, dal zijn gebruind ge
zicht bleeker was geworden. Hij nam
zijn hoofddeksel van den kapstok,
zette het op en gespte zijn sabel om.
Angstig sloeg Ella hem gade.
Ga Je naar'Erlch vroeg zij.
Ben je ongerust
Kurdloff keek zijn zuster met een
vreemden blik aan.
Die sterke amandel lucht maakt
ieder en twijfel bijna onmogelijk in
dat fleschje was Pruisisch zuur I
zeide hij.
Ella slaakte een kreet.
In wanhoop greep zij den arm van
haar broer.
Laat mij mei je meegaan Ik
wiil naar hern toe. Je mag niet alleen
gaan I riep zij in doodsangst uit.
Een kwartier later stonden de drie
menschen in de voorkamer van de
woning van kapitein Wilkens.
Misohke stoop op de tee oen naar
de deur van de kamer, waar de ka
pitein zat en klopte aan. eerst zacht
jes, dan met regelmatige tusschen-
poozen harder en harder. Geen
antwoord Het was een angstig
oogenblik De dokter klemde de tan
den op elkaar, terwijl Ella bevend,
een onmacht nabij, tegen de tafel
leunde.
Kurdloff trad op de deur toe, drong
den oppasser onzacht ter zij en klop
te roert, zijn gehandsclioende vuist te
gen de deur.
Erich, doe open riep hij luid.
Het was doodstil in de kamer, bin
nen werd geen enkel toeken van le
ven gegeven.
Zal ik een smid halen vroeg
Mischke fluisterend, terwijl hem de
tranen langs de bolle wangen liepen.
De dokter gaf geen antwoord. Hij
greep den deurknop eu draaide dien
krachtig heen en weer. De deur ging
open, zij was niet gestoten. Binnen
rees een donkere gestalte slaapdron
ken van de eofa op, hot was kapitein
Wilkens.
Wat moet.... riep hij uiit.
Doch meer kon hij niet uitbrengen,
want een slanke, lenige gestalte
vloog op hem af, en in hetzelfde
oogenbük voelde hij twee meisjesar-
men om zijn hals.
Hij leeft, hij leeft i riep Ella,
terwijl zij schreide van vreugde.
Erich was diep geroerd.
Maar, Ella, lachte hij vroo
iijk, waarom zou ik niet leven
Van kiespijn ga je toch niet dood.
Den heelen nacht had ik wel-is-waar
een razende pijn en heb lk geen oog
dicht gedaan, maar nu Is het veel
beter. Kijk me maar eens aan, doch
schrik niet Met zoo'n gezwollen wang
kon ik toch niet bij je komen, lieve
ling. Je zoudt me maar uitgelachen
hebben I
Dokter Kurdloff stond bij de
schrijftafel en hield een fleschje voor
zijn oogen
Dentlla, Kiesplindrunpete l
Hij ging naar de voorkamer, e»
oppasser stopte juist een roodgerui-
tec zakdoek in de peiilooze diepte van
zijn broekzak da sporen van tranen
waren nog op zijn trouw, nu van
blijdschap glimmend gezicht te zien.
Mischke, zei de do'-tor, heb
Je van je leven wel eens bittere aman
delen goroken
Nooit, dokter 1
Mischke, Je bent een schaaps
kop I
Om u te dienen, dokter 1
BERÏ-BERL
Dr. Gilmore Ellis, chef van het in
1907 te Singapore geopende beri-beri-
hospitaal heeft, naar de „Straits Ti
mes" meldt, goede uitkomsten verkre
gen met liet gebruik van op bllzonde-
re wijze bereide rijst Van de 738 pa-
tiénten, die dr. Ellis ln zijn hospitaal
heefi behandeld, zijn slechte 20 over-
icuen en ln niet meer dan 8 van deze
sterfgevallen, was beri-beri de oor
zaak van het overlijden.
Dr Kills gebruikt ongepelde Sliun-
rljst, die hij gedurende 48 uren In wa
ter laat weeken, dat ln dien tiid een
maal ververscht wordt. De rijst wordt
dun gestoomd, totdat de korrels open
barsten, waartoe omstreeks 10 tot. 12
minuten noodig zijn Dan wordt de
rijst In de zon gedroogd eu ah» dit
proces Is afgeloopen op de gewone
wijze ln den molen gepeld.
Bovendien behoort lot de geneoame-
thodo in het hospitaal, hetwelk aan
het zeestrand gelegen Is', het gehruik
van zeebaden Alle lijders moeten da
gelijks gedurende een uur in zee bo
den. Na het bad worden do zieken
dan nog (remasseerd.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alles correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den he6r J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
PROBLEEM No. 116^
Colombelle Marseille.
(Voorgekomen in een gespeelde partij)
Zwart. Schijven op 2, 3, G, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 19, 20, 21, 23, 24 en 25.
Wit. Schijven op 30, 32, 33, 3-4, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 42, 43, 45, 48 en 49
EINDSPEL No. 117,
W. J. A. M a 11 a.
(Voorgekomen In een gespeelde partij)
Wit speelt en wint in iedere variant,
welk antwoord Zwart ook geeft
Itt
KH
-
Éi
g;
ÉltJ
18
-
fff
te:
iü
''w"
Hl
bi
ww,
Zwart. Schijven op 2, 3 en 32.
Wit Schijven op 17, 24, 39 en 46.
Oplossingen van Nas. 116 en 117
worden ingewacht aan bovengenoemd
adres, uiterlijk Dinsdag 18 Januari
o,a
Oplossing van probleem No. 112 van
den auteur Wit 33 - 28, 48 - 42, 27 - 21,
"1 - 23, 19 -13, 39 - 34, 25 1!
Oplossing van probleem No. 113 van
den auteur: Wit 39 - 34, 33 - 28, 34 - 29,
49 - 43, 26 - 21, 47 - 41, 40 - 35, 45 34,
35 24, 25 3!
Wij brengen den auteur Joh. H.
Blom, hulde voor deze mooie proble
men, vooral liet laatste is niet gemak
kelijk te vinden. Indien deze 17-jarige
jongeling op den ingeslagen weg
voortgaat, belooft hij zeer veel als
toekomstig problemist.
Beide problemen zijn goed opgelost
dioor de hoeren R. Bouw, W. J. Bal
kenende, P. J. Eype, G. P. Ileck, J.
Jacobson Azn.. D. G. Koning, VV. J.
A. Matla, C. Serodinl.
No. 112 goed opgelost door den heer
F. M. van der Werff.
DE KRACHT VAN HET SPEL.
(Vervolg van vorige rubriek).
Het goede of minder goede van het
spel. staat onmiddellijk ln verband
met de keuze van een te 6pelen zet.
Speelt men telkens juist, dan wordt
er ook een goed spel ontwikkeld; ter-
Zwart
wijl dit zich, indien een verkeerde
zet geschiedt, ook onmiddellijk in het
spel cpenbaaxt.
Het is opmerkelijk, dat, wanneer
een juiste zet niet op het juiste mo
ment gespeeld wordt, deze later niet
of zeer moeilijk meer kan ge
schieden, of geen voordeol en veeltijdA
nadeel aanbrengt.
Nu zal men allicht vragen, of zoo'n
te laat gespeelde zet don nog oen
„juiste zet" genoemd kan worden. In
geen gevalmaar, om telkens het
juiste oogenblik van spelen te bemer
ken, is moeilijker dan voorondersteld
wordt Bijna alle dammers gaan nog
aan dit euvel mank, en de kracht
eens spelers wordt juist getoetst aan
het kiezen van zijn te spelen zetten.
Wij ltebben gezegd, dat er meestal
een goed slot wordt verkregen, wan
neer do juiste zet ook op het juiste
moment wordt toegepast en het zelfs
gebeurt, dat met één op tijd gespeel
den goeden zet het spel vrijwel kan
beslist zijn. Om nu de waarde van
zoo'n zet goed te loeren begrijpen,
zullen wij met enkele practische voor
beelden de kracht hiervan aantoonen,
alsmede het nadeelige, indien men
verzuimt dezen op tijd toe te passen.
Wij beginnen met een eenvoudige
stelling uit te werken, en nemen dan
telkens deze iets ingewikkelder, waar
door geleidelijk ©en dieper inzicht
wordt verkregen in het gecompliceer
de van het damspel.
47 48 49 60