NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. {juinon de Pliilosoef. 27e Jaargang. Mo. 8157 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. DONDEBDAG Ï7 JANUAB1 1»10 fj ABONNEMENTEN ADVERT EN 'i 6 Ni PSR drib hmndbni tx^-^'vszfS Van 1—5 regels 50 Cts.j Iedere regel meer 10 Cts. Bulten het Arrondfesaneal Voor Haarlem J Haarlem van M regels i—i elke regel meer ƒ0.28 Reclames 30 Cent oer r£g& Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der V/tSa BJ| Abonnement aanzienlijk rabat gemeente). ,130 Jtij\V Advertenöen van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing) Franco per post door Nederland ,1.65 80 cts- voor 3 plaatsingen contant êrtMMad zSagsblad, voor HaMlem' I I I 0»8 Redactie es Administratie: Groote Houtstraat ós omstreken en franco per post ,0.45 laisrcommanimll Telefoonoummer der Redactie 600 era dier Administratie 7S4. F'^^vo dor VoEBiao&tecfaap Loarens CwMep. Pbedear X PEEREBIIOI. jDrafekerj]! Zaider ütslteaspaarao Tektoonnammer 122. Toi de plaatsing van advertenttën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad fs uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA, Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. TWEEDE BLAD. OM ONS HEEN No. 1080. Leege SchonwhnrBen. De Fransche actrice, die op den eer sten avond van haar optreden om een twist met haar Nederlandschen im- pressario do menschen naar huis heeft gestuurd en daardoor aanleiding gaf tot tango beschouwingen in de cou ranten, heeft in weerwil van de recla me, die daardoor voor haar gemaakt is, nagenoeg voor leege schouwbur gen gespeeld. La femme nue is Dinsdagavond in Haarlem voor een uiterst klein publiek vertooud. Ik weet wel, dat het publiek voor een Fransche voorstelling in Haar lem altijd min of meer beperkt moet zijn. Het is niet zoo heel gemakkelijk voor wie zelden of ooit Fransch hoo- ren spreken, om op een afstand van eenige meters een vluggen dialoog te volgen, om van een algemeen gesprek tussehen een aantal personen niet te gewagen. Maar toch herinner ik mij wel, dat er vroeger voor Fransche voorstellingen ecu publiek gevonden werd, dat, zoo niet den heelen schouw burg, dan toch de hoogste rangen be zette. Als dit zich niet meer naar den schouwburg laat lokken, dan moet daarvoor wel een andere reden we zen. Ik veronderstel, dat hel ligt in de stukken, die vertoond worden. Voor de Fransche schrij\ers bestaat tr naar het schijnt nog maar één on derwerp en dat zijn de huwelijks- conflicten, gevarieerd tot in het on eindige, maar alle in den grond de zelfde. liet gegeven van hel stuk van Dinsdag is al zoo stuitend mogelijk. Na een periode van fiuancieelo moei lijkheden is een Parijsch artist ge trouwd met een allerliefst meisje. Zijn succes brengt hem in aanraking met een vrouw, van do wereld, die zich tot hem aangetrokken gevoelt en niets meer of minder wil, dan van haar man scheiden en melden Jongenman tl ouwen. Hel jonge vrouwtje tracht hem te behouden, vergeefs. De vrouw van de wereld wint het iii dezen strijd. Nü moet het mij toch van 't hart, dat ik deze hislorio eenvoudig mlbse- 1 ij k vind. 't Woord is onparlemen tair, maar drukt de gedachte volko men naar waarheid uit. De lage op vatting van het huwelijk, als een overeenkomst, waarbij partijen van alkander kunnen gaan, wanneer ze een in hun oog beter, voordeeligcr contract kunnen sluiten, wordt daar door in ul haar koude zelfzucht op den voorgrond gezet. Geen spoor van plichtsgevoel tegenover de eenmaal gekozen levensgezellin, geen flauw besef van de ontzaglijk groote opvoe dende krscht, die iu 't huwelijk gele gen is, juist wanneer dc een zich voe gen en schikken leert naar de andere niets dan hot ijzige egoïsme, dat een voorJceliger, laat ik het woord maar gel uiken, koop stuiten wil. Zulke dingen komen voor. Zeker, maar niet zóo vaak, als men uit de Fransche tooneellilteratuur wel mee- nen zou. En In elk geval niet met dit bedroevende einde. Wat bezielt toch de hedendaagsche pessimisten, die voor het theater schrijven, om het stuk altijd naar den verkoerden kant te doen afloopen Had in het stuk van Batallle de jonge artist aan de verleiding weerstand geboden, dan zou er nog een verheugende strekking in hebben gelegen en de toeschouwer den schouwburg hebben verlaten met den Indruk, dat er Goddank nog krachtige figuren in de wereld zijn te vinden en op de planken worden ver toond. Maar dat mag niet. Vooral geen brave mannen, geen nobele vrouwen op 't tooneel 1 schijnt de leus van on- zon tijd. Slappe creaturen, poppen met zemelen, zijn het, weeke zenuwmen- schen, die dansen aan de touwtjes van een Noodlot, dat zij zelf hebben uitgevonden om hun zwakheid en him tegenzin in offervaardigheid en zelfoverwinning te bedekken. Den toe schouwer wordt het genoegen niet ge gund, dat de held van 't stuk kloek moedig de juffrouw, die om hem van haar man wil scheiden, uit wandelen stuurt en bij zijn vrouw blijft, die im mers zoo lieftallig en beminnelijk isl En wij zijn helaas zóo aan dergelijke histories gewend, dat we ons er over zouden verwonderen, wanneer de schrijver in dien geest zijn stuk ein digen liet. Hot moet misloopen. An dei's is 't geen modern tooneelwerk En dit geval is er niet minder mis selijk om, dat de auteur naar een pi kanten titel heeft gezocht, om de men- jjchen te lokken. Dezen keer is dat niet gelukt. Al thans in ons land niet. En ik hoop wel, dat er uit de leege zalen nog een andere conclusie mag getrokken wor den. Namelijk deze dat het publiek van deze soort van stukken afkeerig wordt. L'ar t p our Par t is een iu Frank rijk gevonden uitdrukking. Do kunst om de kunst. Volgens deze beschou- wingslijn behoort de toeschouwer zich in het onderwerp niet tc verdie pen, moet hij alleen vragen, of de schrijver het door hem gestelde geval naar de hoogste eischen der drama tische kunst heeft behandeld en opge lost en in de tweede plaats, of de kunstenaars het zoo duidelijk en aan grijpend als mogelijk 1s hebben uitge beeld. De rest gaat hem niet aan. Zeg gen dat het geval zelf hem hinderlijk is, heet krenterig en dat hij een ando re oplossing liever gezien had, wordt voor onartistiek uitgekreten. En als men aandringt, komt het hooge woord er wel uit: dat de brave burgerman Immers niet Interessant, dus niet vertoonbaar is. Als dat waar is ,weet de toeschou wer waar hij zich voortaan aan te houden heeft- Dan gaat hij naar den schouwburg om uitzonderingen te zien, zenuwlijders, driemaal overge haalde egoïsten en meer van dat slag. Maar zijn die menschen inderdaad In teressant? Ik heb het nooit kunnen inzien en ik geloof ook niet, dat iemand daar ln zijn hart van over tuigd kon wezen. Wil men de proef op de som Maak eens achter elkaar twee bezoeken een bij iemand van zelfzuchtigen aanleg, slap van zenu wen, zwaarmoedig, klagend over het wreede Lot, en bij een flink, opge wekt., levenslustig menscb, die 't goe de wil voor anderen, het leven aan durft en er het beste van hoopt het eerste bezoek haalt u neer. het tweede heft u op. Welnu, de tegenwoordige tooneellilteratuur is van de eerste soort Noch levensmoed, noch levens lust is ln den schouwburg te haleD. Wel sombere indrukken, zwartgallige gedachten en verscherping van de impressie, dat de menschen slecht zijn en miserabel Hoe is het dan mogelijk, dat men er zich over verwondert, dat het publiek de acteurs voor stoelen laat spelen Op den duur gevoelt het immers heel goed, dat het van deze stukken noch beter, noch vroolijkor wordt Als de menschen eenige keeren weer altijd ln diezelfde put van somberheid ge stopt zijn. passen ze voor de eer en blijven weg. Gold dit nu alleen de Fransche stukken, dan zou bet zoo heel erg niet wezen. Die worden hier maar een en kelen keer opgevoerd. Maar dat is bij lange na zoo niet. In onze Nederland- sche toonoelproducten beerscht de zelfde neerhangende geest, al is dan ook niet zoo ver door gevoerd, dezelfdo neiging tot het sombere ein de en de afkeer om kloeke figuren als hoofdpersonen te teekenen. Ja, in liet bijwerk kan een frissche, ferme, gezonde kerel, of een aardig©, normale, aantrekkelijke vrouw er nog mee door, maar op het eerste plan van 't stuk, zijn die niet te gebruiken, 't Zou wezen, of de auteur zijn lijd niet verstond 1 Zoo is het. Mode, litteraire mode, zijn al die nare, ontzenuwde, orce- rende, maai' niet haridtUende of ver keerd' handelende, zelfzuchtige figu ren van liet moderne tooneel. De lot- terkundo is immers niet anders. Het een en het ander is, op enkele weinige uitzonderingen na, duf en onfrisch, als een kamer, waar de luiken en de ramèn lang gesloten zijn geweest Bra ve Hendrikken-litteratuur wil wel nie mand, noch in boekvorm noch op het tooneel, maar het publiek zou blijer adem halen, wanneer er weer eens een frissche wind In de kamer woel en de zon er vrij kon binnendringen. Daarop wijzen de teekenen der tij den. Uitgevers klagen over geringen verkoop, schouwburgdirecteuren t onvoldoende bezoek. Allerlei redenen worden daarvoor aangevoerd, de ma laise, die eeuwige stoplap, de concur rentie, slaapdrank van alle tijden, maar de ware verklaring wil of kan men niet zien. En toch, ik geloof het stellig, is het die, welke mij en ande ren niet alleen zelf uit den schouw burg houdt, maar ons ook er tegen doet waken, dat onze kinderen, aan wie we immers zoo graag levenslust, flinkheid, durf willen bijbrengen, er binnen zouden gaan. De schouwburg-directeuren komen met hun klachten bij liet publiek niet 't goede adree. Bij de schrijvers moéten ze wezen 1 J. C. P. Bet Vraagstuk der Duinwaterleiding. Toen we de rappoiten van Profes sor Dubois en van de Nederlandsche Heide-Maatscliappij over <le Water leiding-kwestie gepubliceerd hadden, hebben we ons tot het gemeentebe stuur gewend met het verzoek, om inzage te mogen nemen van de stuk ken, die te dezer zake in het bezit vau het gemeentebestuur waren. Na- derliand is de geheimhouding aan gaande deze zaak opgeheven en thans zijn ons een tweetal belangrijke stuk ken ter inzage verstrekt, waarvoor wij gaarne onzen dank betuigen. Het zijn een „Nota, betreffende de onteigening ten behoeve der Ilaar- lenische Duinwaterleiding, den 13den Maart 1909 door B. en W. van Haar lem overhandigd aan den Minister van Binnenlandsche Zaken", en een „Rapport, omtrent de Prise d'Eau van de Gemeentelijke Duinwaterlei ding van Haarlem", opgesteld door den directeur der Gemeentelijke Duin waterleiding, den heer L. W. Ilave- laar en gedagteeltend 16 October 1907, en welk rapport klaarblijkelijk aan leiding heeft gegeven tot het onleige- ningsverzoek, HET VERZOEK TOT ONT EIGENING. De nota betreffende de onteigening ten behoeve der Haarlemsche Duin waterleiding luidt als volgt De tien jaren, gedurende wolke de Haarlemsche Duinwaterleiding thans in exploitatie is, hebben aan het ge meentebestuur de overtuiging ge schonken, dal bij alle mogelijke voor zorgen, om waterverspilling te voor komen (1), de prise d'eau niet vol doende is te achten voor het toene mend waterverbruik Het verbruik per inwoner en per etmaal, thans op ruim 45 liter te stel len, zal met ongeveer 15 liter moeten stijgen, om normaal te worden de bevolking blijft zij het dan ook langzaam toenemen, en de grond waterstand daalt met uitzondering van do zeer natte Jaren - gestadig. Reeds uit dezen hoofde zal het dus noodig zijn, onteigening van een tweede strook duingrond aan te vra gen, want de stappen, gedaan om de zaak met mevr. de wed. Van der Vliet—Borski te Overveen. ln wier (1) De waterlevering geschiedt zelfs bij de andere takken van gemeentedienst, behalve voor den sproeidienst en het brandblusschen, over eenen nieter. Steeds wordt nagegaan, of niet te veel wordt gebruikt, en zelfs een groot gedeelte der urinoirs is, om waterverspilling te voorkortten, in torfit- en olie-urinoirs veranderd. duinen de tweede prise d'eau zou moe ten konten, in der minne to regelen, hebben niet tot een gunstig resultaat geleid. Doch er Is nog een reden, die zulk een onteigening noodig maakt, name lijk de behoefte aan duinwater ln de grensgemeenten. Toen B. en W. van Haarlem het voorrecht hadden, ontvangen te wor den door den vorigen Minister van Binnenlandsche Zaken, om hun ge voelen over de ontworpen grensrege ling kenbaar te maken, hebben zij Z. Exc. verklaard en de Raad van Haarlem ging daarmede accoord dat Haarlem zich een positie tegen over de grensgemeenten wenschle, on geveer als die, welke Brussel tegen over zijn voorsteden inneemt. Op zich zelf blijven, doch elkander helpen, waar het kan en gemeenschappelijke belangen te samen behartigen. Op die verklaring heeft de Minister de grensregeling, die wijl zij te laat tot stand zoude komen, vooral uit een financieel oogpunt voor Haarlem noodlottig zou z:jn geworden, laten aren. Die verklaring werd afgelegd, niet om den Minister te bevredigen, maar omdat men zelf de noodzakelijkheid van zulk een regeling inzag. Bij dit water-vraagstuk kan dit op nieuw blijken. Het bevolkings-centrum Haarlem, dat men gemakshalve Groot-Haarlem zou kunnen noemen, overschrijdt moral in het westen, noorden en noordoosten, belangrijk de grenzen der gemeente. In de stedelijke deelen van Schoten en Haarlemmerliede en Spaarnwou- de kan, niettegenstaande er door de besturen dier gemeenten gevraagd is, duinwater niet worden geleverd Vooreerst niet, omdat een loyale uitlegging van de in 189G met mevr. Van der VJiet over de bestaande prise d'eau gesloten overeenkomst zulks niet gedoogtvervolgens niet, om dat Haarlem, eenmaal de waterleve ring in die gemeenten in uitzicht stel lende, dit uitzicht ook zou moeten verwezenlijken, en daartoe dus niet mag overgaan, waar do waterbehoefte binnen de gemeente de capaciteit der lp rise d'eau reeds dreigt te overtref fen. Toch is het-stellig een zaak van algemeen belang, een zaak van alge meen nut, dat in geheel Groot-Haar lem goed drinkwater te vorkrijgen zij. Men denke aan dysenterie-, cholera- en typhus-epidemieên. Haarlem's bestuur heeft de laatste jaren moeite, noch kosten gespaard om de algemeene gezondheid to be vorderen. Zoo is een melkvèrordening in het leven geroepen, die o. a. het gevolg heeft, dat de overgrooto meer derheid der Haarlemsche melkverkoo- pers thans aan de Duinwaterleiding is aangesloten, wat de kans op be smetting door vaatwerk, enz., natuur lijk aanzienlijk heeft verminderd. De besturen der grensgemeenten willen we! medewerken, oui de uit- voermgdier verordening mogelijk te maken, zelfs bestaan plannen om der gelijke verordeningen in het leven te roepen, doch als in die stadskwartie ren niet gemakkelijk goed drinkwater te verkrijgen is, zullen de resultaten niet groot kunnen zijn. Trouwens, ook aan de niet onmid dellijk aan Haarlem grenzende ge meenten tussehen Zandvoort en het NoordzeekanaaJ, zou Haarlem na uit- hreiding der prise d'eau desgewenscht water kunnen verschaffen. Stellig zou het toch van algemeen belang zijn, dat het water uit de duinstreek, begrensd ten zuiden door de lijn, getrokken langs do tegen woordige grens tussehen de gemeen ten Zandvoorl en Bloemendaal van de zee af tot het punt, waar die grens in de zuidelijke richting afbuigt en van dit punt af recht op den toren van de Groote- of St. Bavokerk te Haarlem, en ten noorden door het Noordzeekanaal van drinkwater van do inwoners van Haarlem en die ge meenten werd gereserveerd en b v. niet werd opgebruikt voor groot-in dustrieën en andere doeleinden. Ook zou het van voordeel zijn te achten, dat het water in dat gebied op een en dezelfde methode ontgon nen werd Bij het toepassen van de zelfde methode zal toch uit hetzelfde terrein meer water kunnen worden verkregen dan bij versnippering. Indien HaarlenTs gemeentebestuur de toezegging mocht verkrijgen, dat van de Hooge Regeering in deze steun was te verwachten, zou ook met de gemeenten kunnen worden on derhandeld. Gedeputeerde Staten van de pro vincie Noord-Holland hebben inder- tijd reeds op de aanvrage van Haar lem, in beginsel vi rklaard, dat zij. indien de prise d'eau niet in staat zou zijn aan stijgende aanvragen to voldoen en de gemeente Haarlem haar toevlucht tot onteigening zou moeten nemen, om in hot. bezit te ralcen van grooter duingebied, gaarne hun mede werking zouden verleenen. Ten einde misverstand te voorko men, is het wellicht niet ondienstig, hieraan toe te voegen, dat Haarlem's gemeentebestuur iu deze allerminst gedreven wordt door zucht naa? winstbejag. De gemeente-waterleiding is niet in hel leien geroepen, om winst te maken en heeft ook nimmer groote geldelijke voordeelen afgewor pen. De dTijfveeren moeien hier gezocht worden enkel en alleen Ln de zucht, om voor zich zeiven en voor de naas te omgeving voldoende en goed drinkwater te hebben en als het kan ook aan iels verder verwijderde ge meenten, die daarvoor door haar lig ging in aanmerking komen en van waar veei melk en groenten in Haar lem gebracht wordt, zuiver water te verschaffen. Het belang zoowel van Haarlem als van deze geheele streek zou daarmee gebaat worden. Liefst had Haarlem daarom een overeenkomst getroffen met Mevr. Van der Vliet—Borski, waarbij al de aan haar toebehoorende duinen voor bovenomsclireven doel werden gsreser veerd. Nu dit evenwel niet is mogen gelukken, zal de onteigening van twee ongeveer 100 M. breede strooken grond, gelegen tussehen de tegen woordige Haarlemsche prise d'au en de zee op ongeveer 1000 M. afstand daarvan en op 1000 M. afstand on derling, met de noodige toegangswe gen en terreinen voor buisleidingeo. en contróleputlon noodig zijn. Van Amsterdam, dat indertijd era- FüUllLlUblU^ 25) Naar het Engeisch van GUY BOOTHBY. - Zeker, zoolang als u wilt, juf frouw Sylvia, antwoordde ik. Ik heb op het oogenblik heel weinig te doen. Waar wensclit u over to praten Over mijn oom, zei ze, terwijl zij op een stoel narist het vuur ging zit ten. Ik maak mij ernstig ongerust over hem. Hij schijnt lederen dag to Veranderen. IIccft u dat zelf ook niet opgemerkt Ik gaf toe, dat liet mij ook was op gevallen. en dat het mij niet minder leed hucl gedaan uls haarzelf blijk baar. Het is precies of hij bang is van Jets of van iemand, ging zij voort, on bewust dezelfde conclusie trekkend, als waartoe ik zelf gekomen was. En toch, waar kan hij bang voor zijn? Hij is er de man niet naar om zich vijanden te maken. Hij is de vrien delijkheid en voorkomendheid zelf. Wat kan daarom de reden daarvan zijn Het maakt mij angstiger dan lk zeggen kan.- Ik deed mijn best haar gerust ie stellen, irraar dat gelukte mij slochts ten deele. Het valt altijd zoo moeilijk iets te gen eigen overtuiging in met kracht te verzekeren. Wij waren midden in ons gesprek, toen mijnheer Quinnion zelf de kamer binnenkwam. Hij zag er uit of hij in nachten niet geslapen had, en met waren angst merkie lk op, hoe hii dadelijk naar het buffet góng en zich zonder een woord tot een van ons beiden te spreken een sterken brandy-soda klaar maakle. Nadat te hebben opgedronken viel hij in een der gemakkelijke stoelen neer en zat eenige minuten lang zon der ophouden in het vuur te kijken. De spanning was bijna ondrugelijk. Ik keek tersluiks naar juffrouw Syl via en merkte op, dat zij haar oom mot angstige oogen gadesloeg. Toen stond zij op en ging kalm do kamer uit. Eenige oogenblikken lang deed ik alsof ik druk met mijn papieren bezig wns, sloeg ze om en nog eens om alsof ik iets bepaalds zocht. Toen stond'Quinnion van zijn stoel op en naderde mij. Het effect van de bran dy was voorbij, en hij beefde nu als een iepenblad. Cyril, begon hij nu, mij bij mijn voornaam aansprekend, wat hij an ders nooit deed, ik heb behoefte eens ernstig met je te spreken. Je bent mijn vriend, geloof ik, en ook de vriend van mijn nichtje? Dat is volkomen waar, antwoord de ik. Ik wou wol, dat u genoeg ver trouwen in mij had om mij uw geheim toe te vertrouwen. Denkt u niet, dat ik al lang weet, dat er iets is, wat u ter- neerdruktZelfs juffrouw Sylvia heeft het al opgemerkt. Kan u mij niet vertrouwen, zoodat ik mijn best kan doen u te helpen U weet. hoe grang ik alles doen zou, waartoe ik maar in staat was. Je kunt mij niet helpen, ant woordde hij, met zijn hoofd schud dend, En het ergste is, dat ik Je niet kan vertellen, welke mijn zorgen zijn. liet is voldoende voor je te weten, dat ik in doodsgevaar verkeer, en dat elk oogenblik de slag kan vallen. Luister nu eens goed naar mij. Ik wensch mijn zaken te regelen nu er nog Lijd1 voor is. Ten eerste, heb ik mijn testa ment gemaakt en het mijn notaris in handen gegeven. Je kent zijn adres. Voor 't geval, dat er iets mocht ge beuren, ga dan dadelijk naar hem toe. Het grootste gedeelte van mijn gold heb ik nagelaten aan mijn nlcblje, wat niet meer dan billijk is. Je zult echter ook niet vergeten worden. O, bekommer u niet over mij, antwoordde ik bijna ruw. Ik heb uw geld niet noodig. Ik heb u noodig. Ik wou, dat u er weer uitzag als van ouds, om uw vroolijken, opgewekten lach weer te kunnen hooren en dat wi] met ai dit „doodsgevaar" zullen hebben afgedaan. Wat u noodig hoeft, Ls een volkomen verandering van om geving. Waarom gaat u niet eens voor een poos weg en probeert den invloed van zuivere buitenlucht, en dan, go-> loof mij, zal u zich spoedig beter voe len. Dat is een idéé, zei hij, na een poosje. Dat Is werkelijk geen kwaad denkbeeld van je, Cyril. Ik heb groo- ten lust om het eens te probeeren. Ik denk dat ik het doen zal. Laat u dan niet weerhouden, en doe ter wille van ons allen ln dien tusschentijd uw best een beetje vroo lijker te zijn. U ziet er den laatslon tijd zoo diep rampzalig uit en liet is alles behalve vroolijk voor juffrouw Sylvia en mij. Ik zal mijn best doen, oude vriend, antwoordde hij, terwijl hij onder 't spreken op het buffet tocLlep. Maar het zal moeilijk zijn verba zend moeilijk. Dat zul het zeker zijn, als u dat verwehschte goed niet laat staan, ant woordde lk, terwijl ik keek naar de hoeveelheid alcohol, die hij zich weer inschonk. Hij schonk geen aandacht aan mijn woorden. Het overige dool van den dag scheen hij wat opgewekter, en toen lk hem om elf our „goeden nacht" wenschte, WOB ik geneigd te gelooven, dat het ons met voorzichtige leiding zou mo gen gelukken hem weer in zijn oude doen terug te brengen. Helaas, bouw de ik mijn hoop op veel te onveilige grondvesten, zooals u weldra zien zult. Den volgenden morgen om zeven uur werd ik wakker, doordat ik mijn naam hoorde noemen. Ik opende mijn oogen en zag Alphonse in groote op gewondenheid voor mijn bed staan. Kom, mijnheer, kom, riep hij uit, terwijl hij letterlijk klappertandde van schrik. Er is iets verschrikkelijks gebeurd. Ik heb tegen de deur van mijnheer's slaapkamer getikt, maar zij is gesloten, en hij geeft geen ant woord. Ik was uit bed en bezig mij aan te kleeden nog vóórdat hij was opgehou den te spreken. Zoo gauw als ik klunr was, gingen wij naar de kamer van Quinnion. De deur was op slot, en of schoon wij er samen op bonsden, kre gen wij ~~en antwoord. Hoezeer het mijn tegenzin ook opwekte, er bleef ons niets anders over dan de deur mot geweld ta openen. Een koude rilling voer mij door de leden, toon ik be dacht, wat ik daarbinnen misschien zou vinden. Na aan Alphonse ver zocht te hebben, wat uit don weg te gaan, liep ik met kracht op do deur toes zette er mijn schouder onder, en stootte haar open alsof zij van luci- forehout gemaakt was, Haastig liep lk naar binnen en keek om mij heen. Er wa^ niets van Quinnion te zien. Hij was- niet in do kamer, ook was zijn bed niet beslapen. Aan den binnen kant van de deur zat de sleutel ia het slot, en hot venster stond wijd open. Daardoor moest hij het huis verlaten hebben. Maar waarom, en waar was hij heengegaan HOOFDSTUK VIII. Justus Quinnion was zijn eigenhuis ontvlucht. Waarhoen, wie kon dat zoggen Ik stond daar en keek om mij heen in zwijgende ontzetting. De geheole zaak was even onverklaarbaar als onverwacht. Wat was r gebeurd, dut hij zoo plotseling verdwenen was? Voor zoover wij er op 't oogenblik over konden ooi'dcolen, had hij zelfs niets meegenomen. Alles in do kamer zag er uit als gewoonlijk. Ofschoon wei nig menschen dat wegens zijn kleine eigenaardigheden en uiterlijke onver schilligheid omtrent de vormen van hem geducht zouden bobben, was Quinnion in veel opzichten een heel ordelijk muu; bijzonder wat zijn per- soonlijk toilet betrof. Zijn borstelsla gen onveranderlijk ln dezelfde volg orde op 7.iin toilettafelzijn schoenen stonden netjes gepoetst 'n oen rij naast elkaar op een plank tegen dea muur, terwijl zijn kleoren altijd net jes geborsteld, opgevouwen en ge perst waren. (Wocrdt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 5