NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
{juinon de Pliilosoef.
27e Jaargang. Mo. 8157
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
DONDEBDAG Ï7 JANUAB1 1»10 fj
ABONNEMENTEN ADVERT EN 'i 6 Ni
PSR drib hmndbni tx^-^'vszfS Van 1—5 regels 50 Cts.j Iedere regel meer 10 Cts. Bulten het Arrondfesaneal
Voor Haarlem J Haarlem van M regels i—i elke regel meer ƒ0.28 Reclames 30 Cent oer r£g&
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der V/tSa BJ| Abonnement aanzienlijk rabat
gemeente). ,130 Jtij\V Advertenöen van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing)
Franco per post door Nederland ,1.65 80 cts- voor 3 plaatsingen contant
êrtMMad zSagsblad, voor HaMlem' I I I 0»8 Redactie es Administratie: Groote Houtstraat
ós omstreken en franco per post ,0.45 laisrcommanimll Telefoonoummer der Redactie 600 era dier Administratie 7S4.
F'^^vo dor VoEBiao&tecfaap Loarens CwMep. Pbedear X PEEREBIIOI. jDrafekerj]! Zaider ütslteaspaarao Tektoonnammer 122.
Toi de plaatsing van advertenttën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad fs uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA,
Warmoesstraat 76—78, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
TWEEDE BLAD.
OM ONS HEEN
No. 1080.
Leege SchonwhnrBen.
De Fransche actrice, die op den eer
sten avond van haar optreden om een
twist met haar Nederlandschen im-
pressario do menschen naar huis heeft
gestuurd en daardoor aanleiding gaf
tot tango beschouwingen in de cou
ranten, heeft in weerwil van de recla
me, die daardoor voor haar gemaakt
is, nagenoeg voor leege schouwbur
gen gespeeld. La femme nue is
Dinsdagavond in Haarlem voor een
uiterst klein publiek vertooud.
Ik weet wel, dat het publiek voor
een Fransche voorstelling in Haar
lem altijd min of meer beperkt moet
zijn. Het is niet zoo heel gemakkelijk
voor wie zelden of ooit Fransch hoo-
ren spreken, om op een afstand van
eenige meters een vluggen dialoog te
volgen, om van een algemeen gesprek
tussehen een aantal personen niet te
gewagen. Maar toch herinner ik mij
wel, dat er vroeger voor Fransche
voorstellingen ecu publiek gevonden
werd, dat, zoo niet den heelen schouw
burg, dan toch de hoogste rangen be
zette. Als dit zich niet meer naar den
schouwburg laat lokken, dan moet
daarvoor wel een andere reden we
zen. Ik veronderstel, dat hel ligt in de
stukken, die vertoond worden.
Voor de Fransche schrij\ers bestaat
tr naar het schijnt nog maar één on
derwerp en dat zijn de huwelijks-
conflicten, gevarieerd tot in het on
eindige, maar alle in den grond de
zelfde. liet gegeven van hel stuk van
Dinsdag is al zoo stuitend mogelijk.
Na een periode van fiuancieelo moei
lijkheden is een Parijsch artist ge
trouwd met een allerliefst meisje. Zijn
succes brengt hem in aanraking met
een vrouw, van do wereld, die zich tot
hem aangetrokken gevoelt en niets
meer of minder wil, dan van haar
man scheiden en melden Jongenman
tl ouwen. Hel jonge vrouwtje tracht
hem te behouden, vergeefs. De vrouw
van de wereld wint het iii dezen
strijd.
Nü moet het mij toch van 't hart, dat
ik deze hislorio eenvoudig mlbse-
1 ij k vind. 't Woord is onparlemen
tair, maar drukt de gedachte volko
men naar waarheid uit. De lage op
vatting van het huwelijk, als een
overeenkomst, waarbij partijen van
alkander kunnen gaan, wanneer ze
een in hun oog beter, voordeeligcr
contract kunnen sluiten, wordt daar
door in ul haar koude zelfzucht op
den voorgrond gezet. Geen spoor van
plichtsgevoel tegenover de eenmaal
gekozen levensgezellin, geen flauw
besef van de ontzaglijk groote opvoe
dende krscht, die iu 't huwelijk gele
gen is, juist wanneer dc een zich voe
gen en schikken leert naar de andere
niets dan hot ijzige egoïsme, dat
een voorJceliger, laat ik het woord
maar gel uiken, koop stuiten wil.
Zulke dingen komen voor. Zeker,
maar niet zóo vaak, als men uit de
Fransche tooneellilteratuur wel mee-
nen zou. En In elk geval niet met dit
bedroevende einde. Wat bezielt toch
de hedendaagsche pessimisten, die
voor het theater schrijven, om het
stuk altijd naar den verkoerden kant
te doen afloopen Had in het stuk
van Batallle de jonge artist aan de
verleiding weerstand geboden, dan
zou er nog een verheugende strekking
in hebben gelegen en de toeschouwer
den schouwburg hebben verlaten met
den Indruk, dat er Goddank nog
krachtige figuren in de wereld zijn te
vinden en op de planken worden ver
toond.
Maar dat mag niet. Vooral geen
brave mannen, geen nobele vrouwen
op 't tooneel 1 schijnt de leus van on-
zon tijd. Slappe creaturen, poppen met
zemelen, zijn het, weeke zenuwmen-
schen, die dansen aan de touwtjes
van een Noodlot, dat zij zelf hebben
uitgevonden om hun zwakheid en
him tegenzin in offervaardigheid en
zelfoverwinning te bedekken. Den toe
schouwer wordt het genoegen niet ge
gund, dat de held van 't stuk kloek
moedig de juffrouw, die om hem van
haar man wil scheiden, uit wandelen
stuurt en bij zijn vrouw blijft, die im
mers zoo lieftallig en beminnelijk isl
En wij zijn helaas zóo aan dergelijke
histories gewend, dat we ons er over
zouden verwonderen, wanneer de
schrijver in dien geest zijn stuk ein
digen liet. Hot moet misloopen. An
dei's is 't geen modern tooneelwerk
En dit geval is er niet minder mis
selijk om, dat de auteur naar een pi
kanten titel heeft gezocht, om de men-
jjchen te lokken.
Dezen keer is dat niet gelukt. Al
thans in ons land niet. En ik hoop
wel, dat er uit de leege zalen nog een
andere conclusie mag getrokken wor
den. Namelijk deze dat het publiek
van deze soort van stukken afkeerig
wordt.
L'ar t p our Par t is een iu Frank
rijk gevonden uitdrukking. Do kunst
om de kunst. Volgens deze beschou-
wingslijn behoort de toeschouwer
zich in het onderwerp niet tc verdie
pen, moet hij alleen vragen, of de
schrijver het door hem gestelde geval
naar de hoogste eischen der drama
tische kunst heeft behandeld en opge
lost en in de tweede plaats, of de
kunstenaars het zoo duidelijk en aan
grijpend als mogelijk 1s hebben uitge
beeld. De rest gaat hem niet aan. Zeg
gen dat het geval zelf hem hinderlijk
is, heet krenterig en dat hij een ando
re oplossing liever gezien had, wordt
voor onartistiek uitgekreten. En als
men aandringt, komt het hooge woord
er wel uit: dat de brave burgerman
Immers niet Interessant, dus niet
vertoonbaar is.
Als dat waar is ,weet de toeschou
wer waar hij zich voortaan aan te
houden heeft- Dan gaat hij naar den
schouwburg om uitzonderingen te
zien, zenuwlijders, driemaal overge
haalde egoïsten en meer van dat slag.
Maar zijn die menschen inderdaad In
teressant? Ik heb het nooit kunnen
inzien en ik geloof ook niet, dat
iemand daar ln zijn hart van over
tuigd kon wezen. Wil men de proef op
de som Maak eens achter elkaar
twee bezoeken een bij iemand van
zelfzuchtigen aanleg, slap van zenu
wen, zwaarmoedig, klagend over het
wreede Lot, en bij een flink, opge
wekt., levenslustig menscb, die 't goe
de wil voor anderen, het leven aan
durft en er het beste van hoopt het
eerste bezoek haalt u neer. het tweede
heft u op. Welnu, de tegenwoordige
tooneellilteratuur is van de eerste
soort Noch levensmoed, noch levens
lust is ln den schouwburg te haleD.
Wel sombere indrukken, zwartgallige
gedachten en verscherping van de
impressie, dat de menschen slecht zijn
en miserabel
Hoe is het dan mogelijk, dat men er
zich over verwondert, dat het publiek
de acteurs voor stoelen laat spelen
Op den duur gevoelt het immers heel
goed, dat het van deze stukken noch
beter, noch vroolijkor wordt Als de
menschen eenige keeren weer altijd
ln diezelfde put van somberheid ge
stopt zijn. passen ze voor de eer en
blijven weg.
Gold dit nu alleen de Fransche
stukken, dan zou bet zoo heel erg niet
wezen. Die worden hier maar een en
kelen keer opgevoerd. Maar dat is bij
lange na zoo niet. In onze Nederland-
sche toonoelproducten beerscht de
zelfde neerhangende geest, al is
dan ook niet zoo ver door gevoerd,
dezelfdo neiging tot het sombere ein
de en de afkeer om kloeke figuren als
hoofdpersonen te teekenen.
Ja, in liet bijwerk kan een frissche,
ferme, gezonde kerel, of een aardig©,
normale, aantrekkelijke vrouw er nog
mee door, maar op het eerste plan van
't stuk, zijn die niet te gebruiken, 't
Zou wezen, of de auteur zijn lijd niet
verstond 1
Zoo is het. Mode, litteraire mode,
zijn al die nare, ontzenuwde, orce-
rende, maai' niet haridtUende of ver
keerd' handelende, zelfzuchtige figu
ren van liet moderne tooneel. De lot-
terkundo is immers niet anders. Het
een en het ander is, op enkele weinige
uitzonderingen na, duf en onfrisch,
als een kamer, waar de luiken en de
ramèn lang gesloten zijn geweest Bra
ve Hendrikken-litteratuur wil wel nie
mand, noch in boekvorm noch op het
tooneel, maar het publiek zou blijer
adem halen, wanneer er weer eens
een frissche wind In de kamer woel
en de zon er vrij kon binnendringen.
Daarop wijzen de teekenen der tij
den. Uitgevers klagen over geringen
verkoop, schouwburgdirecteuren t
onvoldoende bezoek. Allerlei redenen
worden daarvoor aangevoerd, de ma
laise, die eeuwige stoplap, de concur
rentie, slaapdrank van alle tijden,
maar de ware verklaring wil of kan
men niet zien. En toch, ik geloof het
stellig, is het die, welke mij en ande
ren niet alleen zelf uit den schouw
burg houdt, maar ons ook er tegen
doet waken, dat onze kinderen, aan
wie we immers zoo graag levenslust,
flinkheid, durf willen bijbrengen, er
binnen zouden gaan.
De schouwburg-directeuren komen
met hun klachten bij liet publiek niet
't goede adree. Bij de schrijvers
moéten ze wezen 1
J. C. P.
Bet Vraagstuk der
Duinwaterleiding.
Toen we de rappoiten van Profes
sor Dubois en van de Nederlandsche
Heide-Maatscliappij over <le Water
leiding-kwestie gepubliceerd hadden,
hebben we ons tot het gemeentebe
stuur gewend met het verzoek, om
inzage te mogen nemen van de stuk
ken, die te dezer zake in het bezit
vau het gemeentebestuur waren. Na-
derliand is de geheimhouding aan
gaande deze zaak opgeheven en thans
zijn ons een tweetal belangrijke stuk
ken ter inzage verstrekt, waarvoor
wij gaarne onzen dank betuigen.
Het zijn een „Nota, betreffende de
onteigening ten behoeve der Ilaar-
lenische Duinwaterleiding, den 13den
Maart 1909 door B. en W. van Haar
lem overhandigd aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken", en een
„Rapport, omtrent de Prise d'Eau
van de Gemeentelijke Duinwaterlei
ding van Haarlem", opgesteld door
den directeur der Gemeentelijke Duin
waterleiding, den heer L. W. Ilave-
laar en gedagteeltend 16 October 1907,
en welk rapport klaarblijkelijk aan
leiding heeft gegeven tot het onleige-
ningsverzoek,
HET VERZOEK TOT ONT
EIGENING.
De nota betreffende de onteigening
ten behoeve der Haarlemsche Duin
waterleiding luidt als volgt
De tien jaren, gedurende wolke de
Haarlemsche Duinwaterleiding thans
in exploitatie is, hebben aan het ge
meentebestuur de overtuiging ge
schonken, dal bij alle mogelijke voor
zorgen, om waterverspilling te voor
komen (1), de prise d'eau niet vol
doende is te achten voor het toene
mend waterverbruik
Het verbruik per inwoner en per
etmaal, thans op ruim 45 liter te stel
len, zal met ongeveer 15 liter moeten
stijgen, om normaal te worden de
bevolking blijft zij het dan ook
langzaam toenemen, en de grond
waterstand daalt met uitzondering
van do zeer natte Jaren - gestadig.
Reeds uit dezen hoofde zal het dus
noodig zijn, onteigening van een
tweede strook duingrond aan te vra
gen, want de stappen, gedaan om de
zaak met mevr. de wed. Van der
Vliet—Borski te Overveen. ln wier
(1) De waterlevering geschiedt zelfs bij
de andere takken van gemeentedienst,
behalve voor den sproeidienst en het
brandblusschen, over eenen nieter.
Steeds wordt nagegaan, of niet te
veel wordt gebruikt, en zelfs een
groot gedeelte der urinoirs is, om
waterverspilling te voorkortten, in
torfit- en olie-urinoirs veranderd.
duinen de tweede prise d'eau zou moe
ten konten, in der minne to regelen,
hebben niet tot een gunstig resultaat
geleid.
Doch er Is nog een reden, die zulk
een onteigening noodig maakt, name
lijk de behoefte aan duinwater ln de
grensgemeenten.
Toen B. en W. van Haarlem het
voorrecht hadden, ontvangen te wor
den door den vorigen Minister van
Binnenlandsche Zaken, om hun ge
voelen over de ontworpen grensrege
ling kenbaar te maken, hebben zij
Z. Exc. verklaard en de Raad van
Haarlem ging daarmede accoord
dat Haarlem zich een positie tegen
over de grensgemeenten wenschle, on
geveer als die, welke Brussel tegen
over zijn voorsteden inneemt. Op zich
zelf blijven, doch elkander helpen,
waar het kan en gemeenschappelijke
belangen te samen behartigen.
Op die verklaring heeft de Minister
de grensregeling, die wijl zij te laat
tot stand zoude komen, vooral uit een
financieel oogpunt voor Haarlem
noodlottig zou z:jn geworden, laten
aren.
Die verklaring werd afgelegd, niet
om den Minister te bevredigen, maar
omdat men zelf de noodzakelijkheid
van zulk een regeling inzag.
Bij dit water-vraagstuk kan dit op
nieuw blijken.
Het bevolkings-centrum Haarlem,
dat men gemakshalve Groot-Haarlem
zou kunnen noemen, overschrijdt
moral in het westen, noorden en
noordoosten, belangrijk de grenzen
der gemeente.
In de stedelijke deelen van Schoten
en Haarlemmerliede en Spaarnwou-
de kan, niettegenstaande er door de
besturen dier gemeenten gevraagd is,
duinwater niet worden geleverd
Vooreerst niet, omdat een loyale
uitlegging van de in 189G met mevr.
Van der VJiet over de bestaande prise
d'eau gesloten overeenkomst zulks
niet gedoogtvervolgens niet, om
dat Haarlem, eenmaal de waterleve
ring in die gemeenten in uitzicht stel
lende, dit uitzicht ook zou moeten
verwezenlijken, en daartoe dus niet
mag overgaan, waar do waterbehoefte
binnen de gemeente de capaciteit der
lp rise d'eau reeds dreigt te overtref
fen.
Toch is het-stellig een zaak van
algemeen belang, een zaak van alge
meen nut, dat in geheel Groot-Haar
lem goed drinkwater te vorkrijgen zij.
Men denke aan dysenterie-, cholera-
en typhus-epidemieên.
Haarlem's bestuur heeft de laatste
jaren moeite, noch kosten gespaard
om de algemeene gezondheid to be
vorderen. Zoo is een melkvèrordening
in het leven geroepen, die o. a. het
gevolg heeft, dat de overgrooto meer
derheid der Haarlemsche melkverkoo-
pers thans aan de Duinwaterleiding
is aangesloten, wat de kans op be
smetting door vaatwerk, enz., natuur
lijk aanzienlijk heeft verminderd.
De besturen der grensgemeenten
willen we! medewerken, oui de uit-
voermgdier verordening mogelijk te
maken, zelfs bestaan plannen om der
gelijke verordeningen in het leven te
roepen, doch als in die stadskwartie
ren niet gemakkelijk goed drinkwater
te verkrijgen is, zullen de resultaten
niet groot kunnen zijn.
Trouwens, ook aan de niet onmid
dellijk aan Haarlem grenzende ge
meenten tussehen Zandvoort en het
NoordzeekanaaJ, zou Haarlem na uit-
hreiding der prise d'eau desgewenscht
water kunnen verschaffen.
Stellig zou het toch van algemeen
belang zijn, dat het water uit de
duinstreek, begrensd ten zuiden door
de lijn, getrokken langs do tegen
woordige grens tussehen de gemeen
ten Zandvoorl en Bloemendaal van
de zee af tot het punt, waar die grens
in de zuidelijke richting afbuigt en
van dit punt af recht op den toren
van de Groote- of St. Bavokerk te
Haarlem, en ten noorden door het
Noordzeekanaal van drinkwater van
do inwoners van Haarlem en die ge
meenten werd gereserveerd en b v.
niet werd opgebruikt voor groot-in
dustrieën en andere doeleinden.
Ook zou het van voordeel zijn te
achten, dat het water in dat gebied
op een en dezelfde methode ontgon
nen werd Bij het toepassen van de
zelfde methode zal toch uit hetzelfde
terrein meer water kunnen worden
verkregen dan bij versnippering.
Indien HaarlenTs gemeentebestuur
de toezegging mocht verkrijgen, dat
van de Hooge Regeering in deze
steun was te verwachten, zou ook
met de gemeenten kunnen worden on
derhandeld.
Gedeputeerde Staten van de pro
vincie Noord-Holland hebben inder-
tijd reeds op de aanvrage van Haar
lem, in beginsel vi rklaard, dat zij.
indien de prise d'eau niet in staat
zou zijn aan stijgende aanvragen to
voldoen en de gemeente Haarlem haar
toevlucht tot onteigening zou moeten
nemen, om in hot. bezit te ralcen van
grooter duingebied, gaarne hun mede
werking zouden verleenen.
Ten einde misverstand te voorko
men, is het wellicht niet ondienstig,
hieraan toe te voegen, dat Haarlem's
gemeentebestuur iu deze allerminst
gedreven wordt door zucht naa?
winstbejag. De gemeente-waterleiding
is niet in hel leien geroepen, om
winst te maken en heeft ook nimmer
groote geldelijke voordeelen afgewor
pen.
De dTijfveeren moeien hier gezocht
worden enkel en alleen Ln de zucht,
om voor zich zeiven en voor de naas
te omgeving voldoende en goed
drinkwater te hebben en als het kan
ook aan iels verder verwijderde ge
meenten, die daarvoor door haar lig
ging in aanmerking komen en van
waar veei melk en groenten in Haar
lem gebracht wordt, zuiver water te
verschaffen. Het belang zoowel van
Haarlem als van deze geheele streek
zou daarmee gebaat worden.
Liefst had Haarlem daarom een
overeenkomst getroffen met Mevr.
Van der Vliet—Borski, waarbij al de
aan haar toebehoorende duinen voor
bovenomsclireven doel werden gsreser
veerd. Nu dit evenwel niet is mogen
gelukken, zal de onteigening van
twee ongeveer 100 M. breede strooken
grond, gelegen tussehen de tegen
woordige Haarlemsche prise d'au en
de zee op ongeveer 1000 M. afstand
daarvan en op 1000 M. afstand on
derling, met de noodige toegangswe
gen en terreinen voor buisleidingeo.
en contróleputlon noodig zijn.
Van Amsterdam, dat indertijd era-
FüUllLlUblU^
25)
Naar het Engeisch
van
GUY BOOTHBY.
- Zeker, zoolang als u wilt, juf
frouw Sylvia, antwoordde ik. Ik heb
op het oogenblik heel weinig te doen.
Waar wensclit u over to praten
Over mijn oom, zei ze, terwijl zij
op een stoel narist het vuur ging zit
ten. Ik maak mij ernstig ongerust
over hem. Hij schijnt lederen dag to
Veranderen. IIccft u dat zelf ook niet
opgemerkt
Ik gaf toe, dat liet mij ook was op
gevallen. en dat het mij niet minder
leed hucl gedaan uls haarzelf blijk
baar.
Het is precies of hij bang is van
Jets of van iemand, ging zij voort, on
bewust dezelfde conclusie trekkend,
als waartoe ik zelf gekomen was.
En toch, waar kan hij bang voor zijn?
Hij is er de man niet naar om zich
vijanden te maken. Hij is de vrien
delijkheid en voorkomendheid zelf.
Wat kan daarom de reden daarvan
zijn Het maakt mij angstiger dan lk
zeggen kan.-
Ik deed mijn best haar gerust ie
stellen, irraar dat gelukte mij slochts
ten deele.
Het valt altijd zoo moeilijk iets te
gen eigen overtuiging in met kracht
te verzekeren. Wij waren midden in
ons gesprek, toen mijnheer Quinnion
zelf de kamer binnenkwam. Hij zag
er uit of hij in nachten niet geslapen
had, en met waren angst merkie lk
op, hoe hii dadelijk naar het buffet
góng en zich zonder een woord tot
een van ons beiden te spreken een
sterken brandy-soda klaar maakle.
Nadat te hebben opgedronken viel
hij in een der gemakkelijke stoelen
neer en zat eenige minuten lang zon
der ophouden in het vuur te kijken.
De spanning was bijna ondrugelijk.
Ik keek tersluiks naar juffrouw Syl
via en merkte op, dat zij haar oom
mot angstige oogen gadesloeg. Toen
stond zij op en ging kalm do kamer
uit. Eenige oogenblikken lang deed
ik alsof ik druk met mijn papieren
bezig wns, sloeg ze om en nog eens
om alsof ik iets bepaalds zocht. Toen
stond'Quinnion van zijn stoel op en
naderde mij. Het effect van de bran
dy was voorbij, en hij beefde nu als
een iepenblad.
Cyril, begon hij nu, mij bij mijn
voornaam aansprekend, wat hij an
ders nooit deed, ik heb behoefte eens
ernstig met je te spreken. Je bent
mijn vriend, geloof ik, en ook de
vriend van mijn nichtje?
Dat is volkomen waar, antwoord
de ik. Ik wou wol, dat u genoeg ver
trouwen in mij had om mij uw geheim
toe te vertrouwen. Denkt u niet, dat ik
al lang weet, dat er iets is, wat u ter-
neerdruktZelfs juffrouw Sylvia
heeft het al opgemerkt. Kan u mij
niet vertrouwen, zoodat ik mijn best
kan doen u te helpen U weet. hoe
grang ik alles doen zou, waartoe ik
maar in staat was.
Je kunt mij niet helpen, ant
woordde hij, met zijn hoofd schud
dend, En het ergste is, dat ik Je niet
kan vertellen, welke mijn zorgen zijn.
liet is voldoende voor je te weten, dat
ik in doodsgevaar verkeer, en dat elk
oogenblik de slag kan vallen. Luister
nu eens goed naar mij. Ik wensch
mijn zaken te regelen nu er nog Lijd1
voor is. Ten eerste, heb ik mijn testa
ment gemaakt en het mijn notaris in
handen gegeven. Je kent zijn adres.
Voor 't geval, dat er iets mocht ge
beuren, ga dan dadelijk naar hem toe.
Het grootste gedeelte van mijn gold
heb ik nagelaten aan mijn nlcblje,
wat niet meer dan billijk is. Je zult
echter ook niet vergeten worden.
O, bekommer u niet over mij,
antwoordde ik bijna ruw. Ik heb uw
geld niet noodig. Ik heb u noodig. Ik
wou, dat u er weer uitzag als van
ouds, om uw vroolijken, opgewekten
lach weer te kunnen hooren en dat
wi] met ai dit „doodsgevaar" zullen
hebben afgedaan. Wat u noodig hoeft,
Ls een volkomen verandering van om
geving. Waarom gaat u niet eens voor
een poos weg en probeert den invloed
van zuivere buitenlucht, en dan, go->
loof mij, zal u zich spoedig beter voe
len.
Dat is een idéé, zei hij, na een
poosje. Dat Is werkelijk geen kwaad
denkbeeld van je, Cyril. Ik heb groo-
ten lust om het eens te probeeren. Ik
denk dat ik het doen zal.
Laat u dan niet weerhouden, en
doe ter wille van ons allen ln dien
tusschentijd uw best een beetje vroo
lijker te zijn. U ziet er den laatslon
tijd zoo diep rampzalig uit en liet is
alles behalve vroolijk voor juffrouw
Sylvia en mij.
Ik zal mijn best doen, oude
vriend, antwoordde hij, terwijl hij
onder 't spreken op het buffet tocLlep.
Maar het zal moeilijk zijn verba
zend moeilijk.
Dat zul het zeker zijn, als u dat
verwehschte goed niet laat staan, ant
woordde lk, terwijl ik keek naar de
hoeveelheid alcohol, die hij zich weer
inschonk.
Hij schonk geen aandacht aan mijn
woorden.
Het overige dool van den dag scheen
hij wat opgewekter, en toen lk hem
om elf our „goeden nacht" wenschte,
WOB ik geneigd te gelooven, dat het
ons met voorzichtige leiding zou mo
gen gelukken hem weer in zijn oude
doen terug te brengen. Helaas, bouw
de ik mijn hoop op veel te onveilige
grondvesten, zooals u weldra zien
zult.
Den volgenden morgen om zeven
uur werd ik wakker, doordat ik mijn
naam hoorde noemen. Ik opende mijn
oogen en zag Alphonse in groote op
gewondenheid voor mijn bed staan.
Kom, mijnheer, kom, riep hij uit,
terwijl hij letterlijk klappertandde
van schrik. Er is iets verschrikkelijks
gebeurd. Ik heb tegen de deur van
mijnheer's slaapkamer getikt, maar
zij is gesloten, en hij geeft geen ant
woord.
Ik was uit bed en bezig mij aan te
kleeden nog vóórdat hij was opgehou
den te spreken. Zoo gauw als ik klunr
was, gingen wij naar de kamer van
Quinnion. De deur was op slot, en of
schoon wij er samen op bonsden, kre
gen wij ~~en antwoord. Hoezeer het
mijn tegenzin ook opwekte, er bleef
ons niets anders over dan de deur mot
geweld ta openen. Een koude rilling
voer mij door de leden, toon ik be
dacht, wat ik daarbinnen misschien
zou vinden. Na aan Alphonse ver
zocht te hebben, wat uit don weg te
gaan, liep ik met kracht op do deur
toes zette er mijn schouder onder, en
stootte haar open alsof zij van luci-
forehout gemaakt was, Haastig liep lk
naar binnen en keek om mij heen. Er
wa^ niets van Quinnion te zien. Hij
was- niet in do kamer, ook was zijn
bed niet beslapen. Aan den binnen
kant van de deur zat de sleutel ia
het slot, en hot venster stond wijd
open. Daardoor moest hij het huis
verlaten hebben. Maar waarom, en
waar was hij heengegaan
HOOFDSTUK VIII.
Justus Quinnion was zijn eigenhuis
ontvlucht. Waarhoen, wie kon dat
zoggen Ik stond daar en keek om
mij heen in zwijgende ontzetting. De
geheole zaak was even onverklaarbaar
als onverwacht. Wat was r gebeurd,
dut hij zoo plotseling verdwenen was?
Voor zoover wij er op 't oogenblik over
konden ooi'dcolen, had hij zelfs niets
meegenomen. Alles in do kamer zag
er uit als gewoonlijk. Ofschoon wei
nig menschen dat wegens zijn kleine
eigenaardigheden en uiterlijke onver
schilligheid omtrent de vormen van
hem geducht zouden bobben, was
Quinnion in veel opzichten een heel
ordelijk muu; bijzonder wat zijn per-
soonlijk toilet betrof. Zijn borstelsla
gen onveranderlijk ln dezelfde volg
orde op 7.iin toilettafelzijn schoenen
stonden netjes gepoetst 'n oen rij
naast elkaar op een plank tegen dea
muur, terwijl zijn kleoren altijd net
jes geborsteld, opgevouwen en ge
perst waren. (Wocrdt vervolgd).