BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD 17 e JtugÊBg' HAARLEMS DA03LAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMINLSTRA-nE GROOTE HOUTSTRAAT DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM S DAQBLAO ZLM ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen „La saison morte". Hel ver maken en opknappen van be staande toiletten. Mantels. Hoeden. In het rijk der mode beleven we thans „la saison morte" alhoewel de winter-carnpagne in vollen gang ls. In de groote steden volgen bals, eiorèe's en andere feesten elkaar op, in de kleinere worden zang- en too- noeluitvoeringen gegeven en niemand denkt er momenteel aan, zich nieuwe toiletten aan te schaffen. In de groote mode-ateliers, die nog geheimzinnig gesloten zijn, wordt reeds druk ge arbeid aan de nouveauté's voor bet komend seizoon om bij het eerste Maart-zonneljo met alles gereed te kunnen zijn. In afwachting daarvan gaan groote en kleir e magazijnen nog steeds voort, om hun reusachtig© uit- verkoope» en opruimingen de recla me-trompet te blazen. Bij de naaisters heerscht echter een agiteerendo drukte, teweeg gebracht door hel veranderen en opknappen van bestaande toiletten. Wanneer men binnen korten tijd meermalen in hetzelfde gezelschap verschijnt, brengt men gaarne zooveel mogelijk variatie in zijn toilet daar om moet men er bij het aanschaffen steeds aan denken, de weefsels zoo danig te kiezeD, dat men er zoo min mogelijk „mee onthouden" wordt, en bedoeld© kleedingstukken gemakke lijk vermaakt kunnen worden. Het spreekt van zeK, dat men voor het veranderen altijd iets nieuws behoeft, en er dus kosten aan verbonden zijn, doch de resultaten zijn vaak verras send en het gebeurt niet zelden, dal een toilet ons in zijn nieuwen vorra beter bevalt dan in den oorspronke- lijken. We willen thans eens zien, wat voor het veranderen of opknappen wel het allereerst in aanmerking komt. Wij allen weten, hoe bij de lichte toiletjes do rokranden spoedig vuil worden én aan een kleed een verflenst aanzien geven. Een breede zoom van afstekende stof, aoch in de nuance van het toilet, kan hier vaak wonde ren doen. Het spreekt van zelf, dat de nieuwe stof nog verder aan het toilet ver werkt moét worden hetzij voor korte overrnouwen, ais drapeering der tail le, of voor een hooge, geplooide cein tuur, die toch meestal vernieuwd moet worden. Llij tule of lichte zijden weefsels, garneert men bij voorkeur „velours panne" of liberty zijde. Do voorliefde, die de hedendaagscbe mo de voor tweeërlei weefsels koestert, komt het opknappen en veranderen zeer ten goede Geplooide rokken, die door vetvlekken ontsierd worden, kan men keurig in orde brengen door draperies, tuniques, enz., daur deze garneeringen alhoewel niet alge meen zicli nog steeds in de gunst der mode verheugen. Zeer veel verscheidenheid valt er op te merken in de mode, hetgeen bin nen korten tijd eene aJgeheeie veran dering verwachten doet. Men ziet we. derom kleine poufjes verschijnen, die zoowel op, als onder den elboog wor den aangebracht. De korte over mouwtjes worden nog algemeen in toepassing gebracht, doch het ver schil ie gelegen in de mouwen, die er onder uit komen. Sommige bestaan uit een vrij gruotcn pouf, die met een hooge, nauwsluitende manchet wordt afgewerktandere vertoon en twee poufjes, waartusschen drie rijen fijne boullonné's gemaakt zijn, en zoo worden op dit thema nog tal van variation gebracht. Reeds kunnen wo een en ander me- tfedeelen omtrent de mantels, die in het aanstaande voorjaar gedragen zullen worden. De lange, gekleed© paletot, die van den japonrok hoog stens tien of vijftien c.M. liet zien, is weer geheel van het tooneel verdwe nen, om plaats te maken voor de halve- en drie kwart mantels, welke laatste voor elke taille het meest flat teus is. Van korte manteltjes of bo- léro's is evenwel nog geen sprake en het laat zich niet aanzien, dat we deze kokette modellen kunnen ver wachten. Het meest op den voorgrond treden de Russische paletots, met schuine sluiting en ceintuur om de taille. Daarna de directoire-modellen met groote, gegarneerde reversde knoo- pen-garneering blijft vooralsnog be staan, alhoewel in veel bescheidener mate trouwens, het laat zien aan zien, dat er in do komende mode min der ovérdrijving zal zijn. Zoo brengt men o. a. do hoeden van middelmatige grootte. Mijn leze ressen denken nu niet, dat ik hier mede wil beweren, dat de kleine hoedjes wederom aan de orde zullen zijn, verro van dat; alleen do bollen zullen van meer bescheiden omvang zijn, en de reuzenhoeden worden af geschaft. Do garneeringen zullen zoo veel irvjgelijk naar achteren worden aangebracht, waardoor elke hoed een modors. cachet verkrijgt Met de kapsels gaat het nog steeds excelsior. Er wordt met den dag meer werk van gemaakt en geen vrouw kan moer modern gekapt zijn, zonder haar toevlucht te nemen tot den po6ticheurvoor de kappers der halve een voonleelige tijd* MARIE VAN AMSTEL'. Het Rijke Natuurleven IETS UIT HET LEVEN DER GANZEN. Eindelijk dan toch schijnen de to-, Tenhanen en anders gevormde wind wijzers hun heil uit het Oosten te verwachten. Maanden achtereen tuurden die gouden vogels met onverdroten ijver naar het Zuiden of Zuid-Westen, maar nu schijnt dit tooh niet meer te bevallen. Het is Woensdag, dat ik dit sclirljf, een varmelding die bij de huidige weersgesteldheid niet geheel overbo dig Is, en een frissche Oostenwind doet zijn krachtigen adem voelen. Wateren en watertjes, .grachten en slooten zij zijn weer als van ouds In boeien geklonken en dor en koud staat daar bet laatste weidegras. „Ha, juist", rullen de weervoar- spellers zeggen. „Vóór jullie hanen er aan dachten van 'richting te ver anderen, wisten wij reeds, dat er vorst zou komen, d© ganzen en een den hadden het ons verleden week reeds verteld. Tegen hen houdt het geen Meteoro logisch instituut uit, wat zij zeggen staat vast, is onweerlegbaar en het steunt op goede gronden." No, hoeveel waars deze woorden ook behelzen overdrijving zit er zeker in, maar ja, wat wordt bij ons nu niet overdreven! Een feit is het, dat verleden week groote koppels ganzen werden gezien en dat op het oogenblik do thermo meter een paar graden onder hel vriespunt staat. Het leven dezer zwommetrs moet dus wel in verband slaan met vrie zend weer en dit laat zich ook wel hoorenj als wij op het woord zwem mers letten. De ganzen toch, hebben, hoe graag zij ook op onze kwelders en weilan den grazen, toch heel graag open water en daarvan is bij strenge kou de geen sprake. Tot dit doel komen in het najaar beele troepen-uit Oost-Europa naar. ons over, óm hier in milder streken, j gemakkelijker aan den kost te ko men. Als heel wat zangers reeds zijn ver trokken en de laatste bladeren onwil lig neerdwarrelen dan komen de vreemde gasten uit het N.-O. en O. tot ons. Zij strijken neer op onze kwelders, onze lage weilanden en In de nabijheid onzer nieren. In het laatst van September en het begin van October zijn de meeste ge arriveerd. Heel wat soorten mei-ken wij dan op, alle min of meer uiteen loopend van kleur en grootte. Daar is dan de Scbierling, de stam vader onzer tamme ganzen, met zijn oranjegelen snavel en grijsachtig ge- vederte, daar zijn de Kollen met den zwarten bek, daar zien wij Blauwvoe ten en Rotganzen. Hun komst wordt voorafgegaan door voorposten-onderzoek. De voorposten zijn kleine troepjes, d'O de groote koppels voorafgaan en die niet tot rust komen voor het hoofdleger is aangeland. De verschillende soorten vermen gen zich niet en bijna altijd blijven de eens gevormde koppels scherp gescheiden. Den geheelen winter, afhankelijk van de weersgesteldheid, trekken do ganzen heen en weer, steeds zoekend naar open water. Wordt het heel koud, dan vertrek ken de meeste naar het Z. en Z.W. van Europa. Dan komen zij dus over ons land vliegen en zijn de oorzaak der vorst- voorspellingen. Tot Maart blijven de gonzen, die niet verder Zuidwaarts trekken bij ons om daarna hun zomerverblijven weer op te zoeken. In het kiezen der verblijfplaatsen zijn deze vogels heel voorzichtig. Zij zoeken streken waar zij zich volkomen veilig wanen en waar vol doende voedsel is te vinden. Komen wij dan bij stil weer aan do kwelder-gronde® van onzo Fïricsclie- cn Groninger, kusten don zien wij heclo troepen dezer dieren zich gasten aan de aangespoeld© wieren, waarop vooral de Weenkies, eon veol voorkomend soort, erg verzot zijn. Ook des nachts vertoeven do g; zen vaak op het kwelderland om dea daags naai- de weilanden to trekken. Rotganzen komen nooit op de kwel ders, maar zwerven uitsluitend rond oo d© wadden. De soorten, die des niachts binnen de dijken blijven, vertoeven graag op de mren wier waterstand niet al te hoog ls. De vangst dezer dieren gaat met grooto moeite gepaard, daar zij ui terst voorzichtig zijn. Een mijner kennissen, die jaren achtereen de ganzen aan de Dollard- polders had bespied, verteld© dat sommige soorten, die des avonds naar de kwelders trekken, steeds en- kelo oude dieren vooruit sturen om den omtrek te verkennen. In groote kringen vliegen zijdan rond, scherp kijkend naar ieder ver dacht voorwerp en luisterend naar elk geluid. Ie de plaats veilig, dan wordt dit dnor geroep kenbaar gemaakt, waar na de gebeele groep komt overvli© gen. Dan is er geschetter en plezier on der de breedbekkige vegetariërs, dan eten zij het smakelijkste groen, dat zij kunnen vinden. De irust, die hierop volgt, wordt niet door allen gesmaakt. Scherp luisterend' zijn de wachters op hun hoede en bij het minste gedruisch dat zij hooren, laten zij een waar schuwend geroep weerklinken. Na&r- mato deze waarschuwing luider ge geven wordt, worden de rustende vo gels, angstiger en als er nogmaals geroep weerklinkt, dan zoeken allen hun heil in de vlucht. Die hoogere ontwikkeling der gan zen. de uitdrukking zoo dom als een gans vind ik niet goed gekozen, spreekt ook uil bun liefdeleven. Er bestaat werkelijk een soort ge negenheid tusschen de beide ge slachten, die zoo sterk is, dat de dood van eeD gepaard dier, ooi-zaak kan zijn van het bijna wezenloos rond trekken vnn het overgebleven man- r.etjo of vrouwtje. Heeft een gent, zooals de manne tjes worden genoemd, eenmaal een vrouwtje gekozen, dan volgt hij hoar steeds, of omgekeerd zoo gij wilt le zer, maar ik moet do vrouwelijke helft niet tegen mij in 't hairnas ja gen, en wat er verder ook gebeurt, sleeds staan do gepaarde dieren el kaar trouw bij. „Onz© tamme ganzen hebben toch vaak meer Mohamedaonsche neigin gen", zult gij zoggen en ik stem dit dadelijk toe, maar dat houdt verband met de degeneratie van sommig© cul- tuurdieren en C arbij zorgt de gan- zenhouder ook wel vocnr voldoend voedsel, dat in den wilden staat niet altijd even gemakkelijk wordt gevon den. Door die gehechtheid der ouders ontstaat er een ganzen-huisgezin, waarin het toekomstige kroost heel wut drukt© en beweging brengt. De jongen worden met zorg be schermd en dit is ook wel noodig, daar zij, zoodra zij uit het ei zijn ge komen reeds graag op eigen pootjes willen drijven en dus door heel wat gevaren worden omringd. Zelfs als de jonge breedsnaveltjes volwassen ziin, kunnen wij de leden van een gezin nog duidelijk herken nen en eerst als het ouderpaar weer aan "t broeden gaat denken, gaat het gezelschap uiteen. Juist door die gehechtheid en de groote gevoeligheid voor geroep van soortgonooten, worden jaarlijks heel wat vogels gevangen. Tamme ganzen dienen dan als lok kers en op hun getok komen de wil de dieren toevliegen. Van g-roote domheid is ook hierbij echter geen sprake, daar het bewe zen is, dat sommige soorten slechts hoogst zelden in de netten verdwaald roken omdat hun gevangen familie leden zich niet tot lokganzen laten verlagen. Over de vangst dezer die ren vertel ik echter wel eens in een der volgende opstellen. IL PEUSENS. Goed afgeloopen. Het was eon lentedag met frissche lucht en een stevige bries. Aan het buitenste bolwerk van do klein© ha venstad lag tusschen groot© m klein© vaartuigen een oud© boot., di© aan zijn touwen stampte en trok en te het bolwerk stiet, zoodat zij kraakt© en kreunde, terwijl de masttouwen zich onder den diruk van den stoom bogen. In d© kajuit was de eigenaar der boot. Ole Klum, bezig met eenlge los se voorwerpen vast te maken, om to voorkomen, dat zij bij het stompen van d© boot heen en weer geslingerd en vernield werden. Ole Klum was klein en mager. Hij had diep blau we oogen en donkerblond haar. Zijn kleeding had, met uitzondering van de hooge kaplaarzen, niets, dat bij zonder aan den zeeman deed denken. Ole Klurn behoord© niet tot d© men- schen, die veel spreken. Maar op zee was hij een waaghals zonder weerga. Het weer mocht zoo slecht zijn als het wilde, steeds ging hij met zijn boot uit en nooit verzuimde bij den dag,- die voor het vertrek bestemd was. De menschen schudden daarover dikwijls het hoofd. Tot dusver was echter alles goed gegaan. Thuis, op het kleine eilandje, wei nige mijlen van de kust, vond zijn moeder geen rust als Ole in den storm op zee rondzwalkte en dal was ook het geval met een andere op het eiland, met Ludinn, do dochter van koopman Groth. Oio lag thans met zijn boot In de haven. Hij had zijn lading verkocht, het geld ontvangen en zijn vaartuig met een aantal verschillende voor werpen belo/len, die hij meenemen moest naar huls, want hij was niet alleen schipper, maar o"k commissi onair voor de eilandbewoners, die hem dikwijls de wonderlijkste op drachten gaven. De storm huilde en rukte aan het touwwerk. Ole Klum keek eens naar ie pier, waartegen de uit ze© komen de wind de eene hooge golf na de an dere wierp, die er schuimend te plet ter vielen. Vandaag vond hij het weer wel wat a' te bnr. Wie kwam daair aan? Met groote moei to naderde tegen den wind In een man, die krampachtig zijn hoed met een'hand vasthield. Na een kor te begroeting zeido de mau: Ik hoorde .dal go hier waart. Vaart ge vandaag nog uit? Misschien tegen dien avond, als de wind gaat liggen. Kunt ge niet dadelijk gaan? Ik ben niet bang voor slecht weer. Vroeger ben ik dikwijls met zulk hondenweer buiten geweest, maar nu doe ik het niet meer, als het niet be slist noodzakelijk ls. Ik moet vandaag nog totrug. Gis teren ben ik met de stoomboot geko men en wilde morgen weer terug gaan. Maar na de zaken, die ik hier gedaan heb, is het van het allergroot ste gewicht, dat ik onmiddellijk weer naar huis terug ga. Het spreekt wel van zelf, dat ik daarvoor gaarne ex tra betaal. De schipper antwoordde niet, dacht echter des te meer. De man, die daar stond, was de vader van Ludi- na, de koopman Groth. De menschen vertelden elkaar, dat Ole en de doch ter van den koopman het eens waren, maar niemand kon liet met zekerlieid zeggen. Ole wist, dat de vader er te gen was en daarom had hij nooit met hem over dit onderwerp gesproken Nu, vroeg de koopman, gaan we? Ole keek on en antwoordde kort, maar vastberaden: Ja, binnen een kwartier. De koopman haalde snel de dingen, die hij meenemen moest en juist een kwartier later ging de boot, tot ver bazing van de menschen aan de ha ven, het zeewater in. liet sclieen dat de storm ging liggen. Nauwelijks waren zo echter buiten de pieren, of Ole Klum reide tut zichzelf, dat het er spannen zou. In elk geval was de grootst mogelijke voorzichtigheid ge boden. Daarom maakte hij, terwijl hij verder van het roer zat., het zeil ook niet vast, maar hield de schoot Jn de hand, om ze, als do wind te sterk werd, elk oogenblik te kunnen laten vieren. Midden In de boot, den mast, zat de koopman en hield zich stevig vast. liet eilandje, het doel van den tocht, lag eenigo mijlen ten zuiden van de kleine havenstad en daar wind zuidelijk was, kon Ole Klum slechts met moeit© laveerend vooruit komen. De golven sloegen steeds weer opnieuw ovor de boot en als er veel water achterbleef, moest do koop man het er uitscheppen. Het zeil was sterk gereefd. Do storm rukto aan mast en touwwerk en het kraak te in d© boot. Maar nog hield alles stand. Niemand sprak een woord. Slechts af ©n toe gaf de schipper zijn passagier een korte opdracht. Het begon Inmiddels donker to worden en weer was het, alsof de kracht van den wind verminderde. Onder gewo ne omstandigheden waren twee of drie uur voor den tocht voldoend© ge weest, Ja, 01© had den weg wel eens binnen de twee uur afgelegd. Thans waren ze echter nog maar op de helft en bevonden zich pas in de nabijheid van een kleine zandbank, di© zich tusschen de havenplaats en liet ei landje uit de zee verhief en die door de zeelieden de „zeehondenbank" ge noemd werd. Plotseling knapte de mast bij een' hevigen windstoot door midden en viel met zeil en touwwerk over boord. De boot draaide in hetzelfde oogen blik. Houdt het roer vast, comman deerde Ole. Flink vasthouden. Groth deed wat hern gezegd was en Ole kapte most en touwen. Zoo, zeide hij, terwijl hij weer aan het roer plaats nam, dat zal de laatste reis der Goede Hoop en ook wel onze laatste reis zijn. Wat de boot betreft, antwoordde de koopman, dat is het ergst© niet. Als wij levend aan land komen, zult ge daarover niet te klagen hebben. Maar dat gebeurt niet, daar komt niets van In. Mijn arme vrouw en Ludina. Ja, zeid© Ole, en mijn arme moeder en Ludina. Gioth kromp Ineen. Plotseling werd het hem duidelijk hoe het met Oio Klum en zijn dochter stond. Ole vroeg bij, houdt ge van el kaar? De schipper antwoordde niet en Groth kon zijn gezicht niet meer zien. Daarvoor was het reeds te don ker. De wind was gaan liggen, de zee stond echter nog bol. Dit zal een vreeselijk eind© ne men, zeide de koopman, wij brengen het er niet levend af. Oio boog over den rand van de boot en luisterde. Wat is er? vroeg de ander. Als ik me niet bedrieg, hebben we de zeehondenbank vlak voor ons! Misschien lukt het ons daarop te loo- j>en en ons op deze zandbank to red den Op hetzelfde oogenblik echter kreeg men een vreeselijken stoot en een golf doorweekte de kleederen der beide manneD. Onder hen stiet en schuurde de kiel van de boot over zand en steenen. Toen zat zij plotse ling vast. Hel was werkelijk de zandbank. 01e Klum kende haar uitstekend Hij had hier dikwijls gejaagd op wil de ganzen en zeehonden. Thans moet ge mij volgen, voor zichtig aan, we moeten nog een eind door het water baden, zeide hij. Ze knoopten hun jassen dicht, sprongen uit de boot en waadden naar de zandbank. De koopman was overgelukkig toen hij vasten grond onder de voeten voelde, maar Ole be- ■koelde zijn vreugde: Ja... zoo ver zijn we nu, hier moeten we van nacht blijven en we zullen nu maar hopen, dat er morgen een schip komt, dat ons kon oppik ken. Ik ben tot de buid to© nat, zeide de koopman, maar dat ls niets, als we maar gored zijn. Ole bukte zich en liep eenige ma len heen en weer. Daar ben ik nog niet zoo zeker van. We zijn nog niet buiten gevaar. Het water bomt o pen bij hoog water loopt de bank onder. Wij zullen hier dus nog verscheiden uren moeten rondwaden. En we moeten heel voor zichtig zijn, want ik kan haast geen hond voor oogen zien. De wind ging nu werkelijk liggen, maar het water steeg voortdurend. De koopman rilde van koude. Hoor eens, zeide Ole Klum, dat houdt ge niet lang meer uit. Mijn ou de boot zal nooit meer een bruikbaar vaartuig worden, Br zit nog heel wat hrandbaar hout aan vooruit dan maar. Hij waadde naar de boot en bracht alles wat brandbaar w hout, touwwerk, enz. naar den voor steven, die boven bet water uitstak. Toen stak hij er den brand in en bet brandde boven verwachting. Binnen enkele minuten was het oude vis- 6chersvaartuig een vlammenzee, wel- ko op grooten afstand opgemerkt moest worden. Mau rwat wilt ge toch? vroeg do koopman, wezenloos starende naar het groote vuur in den donkeren nacht. Ik roep om hulp. Mijn moeder slaapt dezen nacht zeker niet en misschien zijn er meer, die geen oog toedoen. Do een of do ander op het eiland ziet het vuur wel en men zal ons te hulp komen. Doch aan zee stond Ole Klum's huis. Allen wisten dat Oio In de ha venstad was, maar niemand maakte zich over hem bezorgd. Alleen zijn oude moeder was onrustig. Zij had den heelen dag naar zee gekeken en, 1 toen het donker werd nam haar angsl zoozeer toe. dat zij het in huis niet kon uithouden. Steeds weer werd zij naar buiten gedreven. Zoo was zij da eerste geweest, die het vreemde vuur oj? zee gezien had. Snel had zij de buren gewekt en. deze hadden een boot bemand, welké met krachtigen slag naar het vuur geroeid weid. De wind was wat gaan liggen. Langzamerhand was het levendig In het visschersdorp geworden. Do een had den ander gewekt en allen waren z© naar d© pier gegaan om het onverklaarbare vuur te zien en ta wachten op de terugkomst van dé boot. Wat zou ze we! brengen? Intu© seltén was een goed uur verloopen# Toen hoorde men riemslagen en weldra zag men de omtrekken van een bemande boot. Toen zij bij d© pier aangekomen was, riep de krach tige stem van den havenmeester, die zag dat er behalve de vier rceiers nog twee personen waren: Wie brengt ge? Dadeliik klonk uit de boot het ante woord: Ole Klum en koopman Groth. Dczo namen gingen dadelijk van mond tot mond én allen haastten zich naar de landingsplaats, waar ter be grooting reeds twee vrouwen ston den, voor wie de overigen eerbiedig ruimte overlieten. Het waren Ole's moeder en Ludina Groth. Nauwelijks lag de boot gemeerd of do geredden sprongen er uit. Ze had den hei belden in hun doorweekte kleederen te koud, om lang te blijven praten. Ole scheidde van den koop man en diens dochter, na beloofd te hebben, dat hij den volgenden dag zou komen koffiedrinken. Dit gebeurde ook. En reeds den zelfden avond wist het geheel© vis- schorsdorp niet alleen dat vader Groth zijn toestemming had gegeven voor de verloving van zijn dochter Ludina met Ole Klum, maar ook dat de vlsscher niet langer op zee zijn brood zou zoeken, maar als vennoot in de ouclo firma Groth en zoon zou worden opgenomen. Margot. Willem ontmoette zijn broer aan den ingang van het erf Goedenavond, Klaas. Goedenavond. Door een hooggaande oneenigheid waren zij langen tijd als vreemden voor elkaar geweest. Sinds vijf jaar had Willem den drempel van zijn vaderlijk huls niet meer overschre den, terwijl Klaas thuis was geble ven. Ik hoor, dat vader ziek is Ja, de vorige week is hij, warm an het werk afkomende, onder den notenboom gaan liggen, en in slaap gevallen. Toen hij wakker werd, tild© hij van koorts. Hij heeft er geeD aan dacht aan geschonken, heeft nog een paar dagen rondgeloopen, totdat hij zich gisteren zco ellendig gevoelde, dat hij naar bed is gegaan. Is de dokter gewaarschuwd Een uurtje geleden is hij er ge- weest. Het schijnt, dat vader pleuris heeft. Heeft de dokter hoop, vader er boven op te helpen Zeer zeker. Willem doed een schrede naar hei hekje, dat het erf afscheidde, en vroeg Mag ik binnenkomen Kom binnen, zei Klaas. Klaas opende de deur van de boe renwoning, en samen betraden ze den alkoof, waarvan de dikke gordijnen waren neergelaten, en waar ze den ouden boer zwaar hoorden ademha len. Keetje, de vrouw van Klaas, wa* daar, terwijl Margot, een groote ek ster, die door den grijsaard met zora was opgefokt, op den rand aan hel voeteneind der legerstede zat, en droefgeestig voor zicli uitkeek. Willem begroette zijn vader, eu niets vernemende dan het heesché ge steun, dat opsteeg uit diens borst, vreeed© hij 't ergste. Je had beter op hem moeten lei n, zei hij zachtjes tot zijn broer. Dat kon hij zelf nog wel doen., antwoordde deze. Na een half uur aan het ziekbed vertoefd te hebben, ging Willem wee* heen. Ik zal mijn vrouw zenden, om vannacht to waken. Dat is niet noodigde dokte* heeft gezegd, dat er geen gevaar Bovendien kan Keetje voor het no© dige zorg dragen. Zeker, bevestigde zijn vrouw. Zooals jullie wilt, antwoord» d© Willem, zeer gelaten. Klaas had gelogen d© dokter, dl# veel te laat geroepen was, had hen» persoonlijk medegedeeld, dat er geen kans bestond op herstel. Tegen middernacht, toen alle© f» het dorp slleji zei Klaas

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 11