BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
17 e JtugÊBg'
HAARLEMS DA03LAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINLSTRA-nE GROOTE HOUTSTRAAT
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM S DAQBLAO ZLM
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
„La saison morte". Hel ver
maken en opknappen van be
staande toiletten. Mantels.
Hoeden.
In het rijk der mode beleven we
thans „la saison morte" alhoewel
de winter-carnpagne in vollen gang
ls. In de groote steden volgen bals,
eiorèe's en andere feesten elkaar op,
in de kleinere worden zang- en too-
noeluitvoeringen gegeven en niemand
denkt er momenteel aan, zich nieuwe
toiletten aan te schaffen. In de groote
mode-ateliers, die nog geheimzinnig
gesloten zijn, wordt reeds druk ge
arbeid aan de nouveauté's voor bet
komend seizoon om bij het eerste
Maart-zonneljo met alles gereed te
kunnen zijn. In afwachting daarvan
gaan groote en kleir e magazijnen nog
steeds voort, om hun reusachtig© uit-
verkoope» en opruimingen de recla
me-trompet te blazen.
Bij de naaisters heerscht echter een
agiteerendo drukte, teweeg gebracht
door hel veranderen en opknappen
van bestaande toiletten.
Wanneer men binnen korten tijd
meermalen in hetzelfde gezelschap
verschijnt, brengt men gaarne zooveel
mogelijk variatie in zijn toilet daar
om moet men er bij het aanschaffen
steeds aan denken, de weefsels zoo
danig te kiezeD, dat men er zoo min
mogelijk „mee onthouden" wordt, en
bedoeld© kleedingstukken gemakke
lijk vermaakt kunnen worden. Het
spreekt van zeK, dat men voor het
veranderen altijd iets nieuws behoeft,
en er dus kosten aan verbonden zijn,
doch de resultaten zijn vaak verras
send en het gebeurt niet zelden, dal
een toilet ons in zijn nieuwen vorra
beter bevalt dan in den oorspronke-
lijken.
We willen thans eens zien, wat
voor het veranderen of opknappen wel
het allereerst in aanmerking komt.
Wij allen weten, hoe bij de lichte
toiletjes do rokranden spoedig vuil
worden én aan een kleed een verflenst
aanzien geven. Een breede zoom van
afstekende stof, aoch in de nuance
van het toilet, kan hier vaak wonde
ren doen.
Het spreekt van zelf, dat de nieuwe
stof nog verder aan het toilet ver
werkt moét worden hetzij voor korte
overrnouwen, ais drapeering der tail
le, of voor een hooge, geplooide cein
tuur, die toch meestal vernieuwd
moet worden. Llij tule of lichte zijden
weefsels, garneert men bij voorkeur
„velours panne" of liberty zijde. Do
voorliefde, die de hedendaagscbe mo
de voor tweeërlei weefsels koestert,
komt het opknappen en veranderen
zeer ten goede Geplooide rokken,
die door vetvlekken ontsierd worden,
kan men keurig in orde brengen door
draperies, tuniques, enz., daur deze
garneeringen alhoewel niet alge
meen zicli nog steeds in de gunst
der mode verheugen.
Zeer veel verscheidenheid valt er op
te merken in de mode, hetgeen bin
nen korten tijd eene aJgeheeie veran
dering verwachten doet. Men ziet we.
derom kleine poufjes verschijnen, die
zoowel op, als onder den elboog wor
den aangebracht. De korte over
mouwtjes worden nog algemeen in
toepassing gebracht, doch het ver
schil ie gelegen in de mouwen, die er
onder uit komen. Sommige bestaan
uit een vrij gruotcn pouf, die met een
hooge, nauwsluitende manchet wordt
afgewerktandere vertoon en twee
poufjes, waartusschen drie rijen fijne
boullonné's gemaakt zijn, en zoo
worden op dit thema nog tal van
variation gebracht.
Reeds kunnen wo een en ander me-
tfedeelen omtrent de mantels, die in
het aanstaande voorjaar gedragen
zullen worden. De lange, gekleed©
paletot, die van den japonrok hoog
stens tien of vijftien c.M. liet zien, is
weer geheel van het tooneel verdwe
nen, om plaats te maken voor de
halve- en drie kwart mantels, welke
laatste voor elke taille het meest flat
teus is. Van korte manteltjes of bo-
léro's is evenwel nog geen sprake en
het laat zich niet aanzien, dat we
deze kokette modellen kunnen ver
wachten.
Het meest op den voorgrond treden
de Russische paletots, met schuine
sluiting en ceintuur om de taille.
Daarna de directoire-modellen met
groote, gegarneerde reversde knoo-
pen-garneering blijft vooralsnog be
staan, alhoewel in veel bescheidener
mate trouwens, het laat zien aan
zien, dat er in do komende mode min
der ovérdrijving zal zijn.
Zoo brengt men o. a. do hoeden
van middelmatige grootte. Mijn leze
ressen denken nu niet, dat ik hier
mede wil beweren, dat de kleine
hoedjes wederom aan de orde zullen
zijn, verro van dat; alleen do bollen
zullen van meer bescheiden omvang
zijn, en de reuzenhoeden worden af
geschaft. Do garneeringen zullen zoo
veel irvjgelijk naar achteren worden
aangebracht, waardoor elke hoed een
modors. cachet verkrijgt
Met de kapsels gaat het nog steeds
excelsior. Er wordt met den dag
meer werk van gemaakt en geen
vrouw kan moer modern gekapt zijn,
zonder haar toevlucht te nemen tot
den po6ticheurvoor de kappers der
halve een voonleelige tijd*
MARIE VAN AMSTEL'.
Het Rijke Natuurleven
IETS UIT HET LEVEN DER
GANZEN.
Eindelijk dan toch schijnen de to-,
Tenhanen en anders gevormde wind
wijzers hun heil uit het Oosten te
verwachten.
Maanden achtereen tuurden die
gouden vogels met onverdroten ijver
naar het Zuiden of Zuid-Westen,
maar nu schijnt dit tooh niet meer te
bevallen.
Het is Woensdag, dat ik dit sclirljf,
een varmelding die bij de huidige
weersgesteldheid niet geheel overbo
dig Is, en een frissche Oostenwind
doet zijn krachtigen adem voelen.
Wateren en watertjes, .grachten en
slooten zij zijn weer als van ouds In
boeien geklonken en dor en koud
staat daar bet laatste weidegras.
„Ha, juist", rullen de weervoar-
spellers zeggen. „Vóór jullie hanen
er aan dachten van 'richting te ver
anderen, wisten wij reeds, dat er
vorst zou komen, d© ganzen en een
den hadden het ons verleden week
reeds verteld.
Tegen hen houdt het geen Meteoro
logisch instituut uit, wat zij zeggen
staat vast, is onweerlegbaar en het
steunt op goede gronden."
No, hoeveel waars deze woorden
ook behelzen overdrijving zit er zeker
in, maar ja, wat wordt bij ons
nu niet overdreven!
Een feit is het, dat verleden week
groote koppels ganzen werden gezien
en dat op het oogenblik do thermo
meter een paar graden onder hel
vriespunt staat.
Het leven dezer zwommetrs moet
dus wel in verband slaan met vrie
zend weer en dit laat zich ook wel
hoorenj als wij op het woord zwem
mers letten.
De ganzen toch, hebben, hoe graag
zij ook op onze kwelders en weilan
den grazen, toch heel graag open
water en daarvan is bij strenge kou
de geen sprake.
Tot dit doel komen in het najaar
beele troepen-uit Oost-Europa naar.
ons over, óm hier in milder streken, j
gemakkelijker aan den kost te ko
men.
Als heel wat zangers reeds zijn ver
trokken en de laatste bladeren onwil
lig neerdwarrelen dan komen de
vreemde gasten uit het N.-O. en O.
tot ons. Zij strijken neer op onze
kwelders, onze lage weilanden en In
de nabijheid onzer nieren.
In het laatst van September en het
begin van October zijn de meeste ge
arriveerd. Heel wat soorten mei-ken
wij dan op, alle min of meer uiteen
loopend van kleur en grootte.
Daar is dan de Scbierling, de stam
vader onzer tamme ganzen, met zijn
oranjegelen snavel en grijsachtig ge-
vederte, daar zijn de Kollen met den
zwarten bek, daar zien wij Blauwvoe
ten en Rotganzen.
Hun komst wordt voorafgegaan
door voorposten-onderzoek.
De voorposten zijn kleine troepjes,
d'O de groote koppels voorafgaan en
die niet tot rust komen voor het
hoofdleger is aangeland.
De verschillende soorten vermen
gen zich niet en bijna altijd blijven
de eens gevormde koppels scherp
gescheiden.
Den geheelen winter, afhankelijk
van de weersgesteldheid, trekken do
ganzen heen en weer, steeds zoekend
naar open water.
Wordt het heel koud, dan vertrek
ken de meeste naar het Z. en Z.W.
van Europa.
Dan komen zij dus over ons land
vliegen en zijn de oorzaak der vorst-
voorspellingen.
Tot Maart blijven de gonzen, die
niet verder Zuidwaarts trekken bij
ons om daarna hun zomerverblijven
weer op te zoeken.
In het kiezen der verblijfplaatsen
zijn deze vogels heel voorzichtig.
Zij zoeken streken waar zij zich
volkomen veilig wanen en waar vol
doende voedsel is te vinden.
Komen wij dan bij stil weer aan do
kwelder-gronde® van onzo Fïricsclie-
cn Groninger, kusten don zien wij
heclo troepen dezer dieren zich
gasten aan de aangespoeld© wieren,
waarop vooral de Weenkies, eon veol
voorkomend soort, erg verzot zijn.
Ook des nachts vertoeven do g;
zen vaak op het kwelderland om dea
daags naai- de weilanden to trekken.
Rotganzen komen nooit op de kwel
ders, maar zwerven uitsluitend rond
oo d© wadden.
De soorten, die des niachts binnen
de dijken blijven, vertoeven graag op
de mren wier waterstand niet al te
hoog ls.
De vangst dezer dieren gaat met
grooto moeite gepaard, daar zij ui
terst voorzichtig zijn.
Een mijner kennissen, die jaren
achtereen de ganzen aan de Dollard-
polders had bespied, verteld© dat
sommige soorten, die des avonds
naar de kwelders trekken, steeds en-
kelo oude dieren vooruit sturen om
den omtrek te verkennen.
In groote kringen vliegen zijdan
rond, scherp kijkend naar ieder ver
dacht voorwerp en luisterend naar
elk geluid.
Ie de plaats veilig, dan wordt dit
dnor geroep kenbaar gemaakt, waar
na de gebeele groep komt overvli©
gen.
Dan is er geschetter en plezier on
der de breedbekkige vegetariërs, dan
eten zij het smakelijkste groen, dat zij
kunnen vinden.
De irust, die hierop volgt, wordt
niet door allen gesmaakt. Scherp
luisterend' zijn de wachters op hun
hoede en bij het minste gedruisch
dat zij hooren, laten zij een waar
schuwend geroep weerklinken. Na&r-
mato deze waarschuwing luider ge
geven wordt, worden de rustende vo
gels, angstiger en als er nogmaals
geroep weerklinkt, dan zoeken allen
hun heil in de vlucht.
Die hoogere ontwikkeling der gan
zen. de uitdrukking zoo dom als een
gans vind ik niet goed gekozen,
spreekt ook uil bun liefdeleven.
Er bestaat werkelijk een soort ge
negenheid tusschen de beide ge
slachten, die zoo sterk is, dat de dood
van eeD gepaard dier, ooi-zaak kan
zijn van het bijna wezenloos rond
trekken vnn het overgebleven man-
r.etjo of vrouwtje.
Heeft een gent, zooals de manne
tjes worden genoemd, eenmaal een
vrouwtje gekozen, dan volgt hij hoar
steeds, of omgekeerd zoo gij wilt le
zer, maar ik moet do vrouwelijke
helft niet tegen mij in 't hairnas ja
gen, en wat er verder ook gebeurt,
sleeds staan do gepaarde dieren el
kaar trouw bij.
„Onz© tamme ganzen hebben toch
vaak meer Mohamedaonsche neigin
gen", zult gij zoggen en ik stem dit
dadelijk toe, maar dat houdt verband
met de degeneratie van sommig© cul-
tuurdieren en C arbij zorgt de gan-
zenhouder ook wel vocnr voldoend
voedsel, dat in den wilden staat niet
altijd even gemakkelijk wordt gevon
den.
Door die gehechtheid der ouders
ontstaat er een ganzen-huisgezin,
waarin het toekomstige kroost heel
wut drukt© en beweging brengt.
De jongen worden met zorg be
schermd en dit is ook wel noodig,
daar zij, zoodra zij uit het ei zijn ge
komen reeds graag op eigen pootjes
willen drijven en dus door heel wat
gevaren worden omringd.
Zelfs als de jonge breedsnaveltjes
volwassen ziin, kunnen wij de leden
van een gezin nog duidelijk herken
nen en eerst als het ouderpaar weer
aan "t broeden gaat denken, gaat het
gezelschap uiteen.
Juist door die gehechtheid en de
groote gevoeligheid voor geroep van
soortgonooten, worden jaarlijks heel
wat vogels gevangen.
Tamme ganzen dienen dan als lok
kers en op hun getok komen de wil
de dieren toevliegen.
Van g-roote domheid is ook hierbij
echter geen sprake, daar het bewe
zen is, dat sommige soorten slechts
hoogst zelden in de netten verdwaald
roken omdat hun gevangen familie
leden zich niet tot lokganzen laten
verlagen. Over de vangst dezer die
ren vertel ik echter wel eens in een
der volgende opstellen.
IL PEUSENS.
Goed afgeloopen.
Het was eon lentedag met frissche
lucht en een stevige bries. Aan het
buitenste bolwerk van do klein© ha
venstad lag tusschen groot© m klein©
vaartuigen een oud© boot., di© aan
zijn touwen stampte en trok en te
het bolwerk stiet, zoodat zij kraakt©
en kreunde, terwijl de masttouwen
zich onder den diruk van den stoom
bogen.
In d© kajuit was de eigenaar der
boot. Ole Klum, bezig met eenlge los
se voorwerpen vast te maken, om to
voorkomen, dat zij bij het stompen
van d© boot heen en weer geslingerd
en vernield werden. Ole Klum was
klein en mager. Hij had diep blau
we oogen en donkerblond haar. Zijn
kleeding had, met uitzondering van
de hooge kaplaarzen, niets, dat bij
zonder aan den zeeman deed denken.
Ole Klurn behoord© niet tot d© men-
schen, die veel spreken. Maar op zee
was hij een waaghals zonder weerga.
Het weer mocht zoo slecht zijn als
het wilde, steeds ging hij met zijn
boot uit en nooit verzuimde bij den
dag,- die voor het vertrek bestemd
was. De menschen schudden daarover
dikwijls het hoofd. Tot dusver was
echter alles goed gegaan.
Thuis, op het kleine eilandje, wei
nige mijlen van de kust, vond zijn
moeder geen rust als Ole in den
storm op zee rondzwalkte en dal was
ook het geval met een andere op het
eiland, met Ludinn, do dochter van
koopman Groth.
Oio lag thans met zijn boot In de
haven. Hij had zijn lading verkocht,
het geld ontvangen en zijn vaartuig
met een aantal verschillende voor
werpen belo/len, die hij meenemen
moest naar huls, want hij was niet
alleen schipper, maar o"k commissi
onair voor de eilandbewoners, die
hem dikwijls de wonderlijkste op
drachten gaven.
De storm huilde en rukte aan het
touwwerk. Ole Klum keek eens naar
ie pier, waartegen de uit ze© komen
de wind de eene hooge golf na de an
dere wierp, die er schuimend te plet
ter vielen.
Vandaag vond hij het weer wel wat
a' te bnr.
Wie kwam daair aan? Met groote
moei to naderde tegen den wind In
een man, die krampachtig zijn hoed
met een'hand vasthield. Na een kor
te begroeting zeido de mau:
Ik hoorde .dal go hier waart.
Vaart ge vandaag nog uit?
Misschien tegen dien avond, als
de wind gaat liggen.
Kunt ge niet dadelijk gaan? Ik
ben niet bang voor slecht weer.
Vroeger ben ik dikwijls met zulk
hondenweer buiten geweest, maar nu
doe ik het niet meer, als het niet be
slist noodzakelijk ls.
Ik moet vandaag nog totrug. Gis
teren ben ik met de stoomboot geko
men en wilde morgen weer terug
gaan. Maar na de zaken, die ik hier
gedaan heb, is het van het allergroot
ste gewicht, dat ik onmiddellijk weer
naar huis terug ga. Het spreekt wel
van zelf, dat ik daarvoor gaarne ex
tra betaal.
De schipper antwoordde niet,
dacht echter des te meer. De man, die
daar stond, was de vader van Ludi-
na, de koopman Groth. De menschen
vertelden elkaar, dat Ole en de doch
ter van den koopman het eens waren,
maar niemand kon liet met zekerlieid
zeggen. Ole wist, dat de vader er te
gen was en daarom had hij nooit met
hem over dit onderwerp gesproken
Nu, vroeg de koopman, gaan we?
Ole keek on en antwoordde kort,
maar vastberaden:
Ja, binnen een kwartier.
De koopman haalde snel de dingen,
die hij meenemen moest en juist een
kwartier later ging de boot, tot ver
bazing van de menschen aan de ha
ven, het zeewater in. liet sclieen dat
de storm ging liggen. Nauwelijks
waren zo echter buiten de pieren, of
Ole Klum reide tut zichzelf, dat het
er spannen zou. In elk geval was de
grootst mogelijke voorzichtigheid ge
boden. Daarom maakte hij, terwijl
hij verder van het roer zat., het zeil
ook niet vast, maar hield de schoot
Jn de hand, om ze, als do wind te
sterk werd, elk oogenblik te kunnen
laten vieren. Midden In de boot,
den mast, zat de koopman en hield
zich stevig vast.
liet eilandje, het doel van den
tocht, lag eenigo mijlen ten zuiden
van de kleine havenstad en daar
wind zuidelijk was, kon Ole Klum
slechts met moeit© laveerend vooruit
komen. De golven sloegen steeds weer
opnieuw ovor de boot en als er
veel water achterbleef, moest do koop
man het er uitscheppen. Het zeil
was sterk gereefd. Do storm rukto
aan mast en touwwerk en het kraak
te in d© boot. Maar nog hield alles
stand. Niemand sprak een woord.
Slechts af ©n toe gaf de schipper zijn
passagier een korte opdracht. Het
begon Inmiddels donker to worden
en weer was het, alsof de kracht van
den wind verminderde. Onder gewo
ne omstandigheden waren twee of
drie uur voor den tocht voldoend© ge
weest, Ja, 01© had den weg wel eens
binnen de twee uur afgelegd. Thans
waren ze echter nog maar op de helft
en bevonden zich pas in de nabijheid
van een kleine zandbank, di© zich
tusschen de havenplaats en liet ei
landje uit de zee verhief en die door
de zeelieden de „zeehondenbank" ge
noemd werd.
Plotseling knapte de mast bij een'
hevigen windstoot door midden en
viel met zeil en touwwerk over boord.
De boot draaide in hetzelfde oogen
blik.
Houdt het roer vast, comman
deerde Ole. Flink vasthouden.
Groth deed wat hern gezegd was en
Ole kapte most en touwen.
Zoo, zeide hij, terwijl hij weer
aan het roer plaats nam, dat zal de
laatste reis der Goede Hoop en ook
wel onze laatste reis zijn.
Wat de boot betreft, antwoordde
de koopman, dat is het ergst© niet.
Als wij levend aan land komen, zult
ge daarover niet te klagen hebben.
Maar dat gebeurt niet, daar komt
niets van In. Mijn arme vrouw en
Ludina.
Ja, zeid© Ole, en mijn arme
moeder en Ludina.
Gioth kromp Ineen. Plotseling
werd het hem duidelijk hoe het met
Oio Klum en zijn dochter stond.
Ole vroeg bij, houdt ge van el
kaar?
De schipper antwoordde niet en
Groth kon zijn gezicht niet meer
zien. Daarvoor was het reeds te don
ker. De wind was gaan liggen, de zee
stond echter nog bol.
Dit zal een vreeselijk eind© ne
men, zeide de koopman, wij brengen
het er niet levend af.
Oio boog over den rand van de
boot en luisterde.
Wat is er? vroeg de ander.
Als ik me niet bedrieg, hebben
we de zeehondenbank vlak voor ons!
Misschien lukt het ons daarop te loo-
j>en en ons op deze zandbank to red
den Op hetzelfde oogenblik echter
kreeg men een vreeselijken stoot en
een golf doorweekte de kleederen der
beide manneD. Onder hen stiet en
schuurde de kiel van de boot over
zand en steenen. Toen zat zij plotse
ling vast.
Hel was werkelijk de zandbank.
01e Klum kende haar uitstekend
Hij had hier dikwijls gejaagd op wil
de ganzen en zeehonden.
Thans moet ge mij volgen, voor
zichtig aan, we moeten nog een eind
door het water baden, zeide hij.
Ze knoopten hun jassen dicht,
sprongen uit de boot en waadden
naar de zandbank. De koopman was
overgelukkig toen hij vasten grond
onder de voeten voelde, maar Ole be-
■koelde zijn vreugde:
Ja... zoo ver zijn we nu, hier
moeten we van nacht blijven en we
zullen nu maar hopen, dat er morgen
een schip komt, dat ons kon oppik
ken.
Ik ben tot de buid to© nat, zeide
de koopman, maar dat ls niets, als
we maar gored zijn.
Ole bukte zich en liep eenige ma
len heen en weer.
Daar ben ik nog niet zoo zeker
van. We zijn nog niet buiten gevaar.
Het water bomt o pen bij hoog water
loopt de bank onder. Wij zullen hier
dus nog verscheiden uren moeten
rondwaden. En we moeten heel voor
zichtig zijn, want ik kan haast geen
hond voor oogen zien.
De wind ging nu werkelijk liggen,
maar het water steeg voortdurend.
De koopman rilde van koude.
Hoor eens, zeide Ole Klum, dat
houdt ge niet lang meer uit. Mijn ou
de boot zal nooit meer een bruikbaar
vaartuig worden, Br zit nog heel wat
hrandbaar hout aan vooruit dan
maar. Hij waadde naar de boot en
bracht alles wat brandbaar w
hout, touwwerk, enz. naar den voor
steven, die boven bet water uitstak.
Toen stak hij er den brand in en bet
brandde boven verwachting. Binnen
enkele minuten was het oude vis-
6chersvaartuig een vlammenzee, wel-
ko op grooten afstand opgemerkt
moest worden.
Mau rwat wilt ge toch? vroeg
do koopman, wezenloos starende naar
het groote vuur in den donkeren
nacht.
Ik roep om hulp. Mijn moeder
slaapt dezen nacht zeker niet en
misschien zijn er meer, die geen oog
toedoen. Do een of do ander op het
eiland ziet het vuur wel en men zal
ons te hulp komen.
Doch aan zee stond Ole Klum's
huis. Allen wisten dat Oio In de ha
venstad was, maar niemand maakte
zich over hem bezorgd. Alleen zijn
oude moeder was onrustig. Zij had
den heelen dag naar zee gekeken en,
1
toen het donker werd nam haar angsl
zoozeer toe. dat zij het in huis niet
kon uithouden. Steeds weer werd zij
naar buiten gedreven. Zoo was zij da
eerste geweest, die het vreemde vuur
oj? zee gezien had.
Snel had zij de buren gewekt en.
deze hadden een boot bemand, welké
met krachtigen slag naar het vuur
geroeid weid. De wind was wat gaan
liggen.
Langzamerhand was het levendig
In het visschersdorp geworden. Do
een had den ander gewekt en allen
waren z© naar d© pier gegaan om het
onverklaarbare vuur te zien en ta
wachten op de terugkomst van dé
boot. Wat zou ze we! brengen? Intu©
seltén was een goed uur verloopen#
Toen hoorde men riemslagen en
weldra zag men de omtrekken van
een bemande boot. Toen zij bij d©
pier aangekomen was, riep de krach
tige stem van den havenmeester, die
zag dat er behalve de vier rceiers
nog twee personen waren:
Wie brengt ge?
Dadeliik klonk uit de boot het ante
woord: Ole Klum en koopman Groth.
Dczo namen gingen dadelijk van
mond tot mond én allen haastten zich
naar de landingsplaats, waar ter be
grooting reeds twee vrouwen ston
den, voor wie de overigen eerbiedig
ruimte overlieten.
Het waren Ole's moeder en Ludina
Groth.
Nauwelijks lag de boot gemeerd of
do geredden sprongen er uit. Ze had
den hei belden in hun doorweekte
kleederen te koud, om lang te blijven
praten. Ole scheidde van den koop
man en diens dochter, na beloofd te
hebben, dat hij den volgenden dag
zou komen koffiedrinken.
Dit gebeurde ook. En reeds den
zelfden avond wist het geheel© vis-
schorsdorp niet alleen dat vader
Groth zijn toestemming had gegeven
voor de verloving van zijn dochter
Ludina met Ole Klum, maar ook dat
de vlsscher niet langer op zee zijn
brood zou zoeken, maar als vennoot
in de ouclo firma Groth en zoon zou
worden opgenomen.
Margot.
Willem ontmoette zijn broer aan
den ingang van het erf
Goedenavond, Klaas.
Goedenavond.
Door een hooggaande oneenigheid
waren zij langen tijd als vreemden
voor elkaar geweest. Sinds vijf jaar
had Willem den drempel van zijn
vaderlijk huls niet meer overschre
den, terwijl Klaas thuis was geble
ven.
Ik hoor, dat vader ziek is
Ja, de vorige week is hij, warm
an het werk afkomende, onder den
notenboom gaan liggen, en in slaap
gevallen. Toen hij wakker werd, tild©
hij van koorts. Hij heeft er geeD aan
dacht aan geschonken, heeft nog een
paar dagen rondgeloopen, totdat hij
zich gisteren zco ellendig gevoelde,
dat hij naar bed is gegaan.
Is de dokter gewaarschuwd
Een uurtje geleden is hij er ge-
weest. Het schijnt, dat vader pleuris
heeft.
Heeft de dokter hoop, vader er
boven op te helpen
Zeer zeker.
Willem doed een schrede naar hei
hekje, dat het erf afscheidde, en
vroeg
Mag ik binnenkomen
Kom binnen, zei Klaas.
Klaas opende de deur van de boe
renwoning, en samen betraden ze den
alkoof, waarvan de dikke gordijnen
waren neergelaten, en waar ze den
ouden boer zwaar hoorden ademha
len. Keetje, de vrouw van Klaas, wa*
daar, terwijl Margot, een groote ek
ster, die door den grijsaard met zora
was opgefokt, op den rand aan hel
voeteneind der legerstede zat, en
droefgeestig voor zicli uitkeek.
Willem begroette zijn vader, eu
niets vernemende dan het heesché ge
steun, dat opsteeg uit diens borst,
vreeed© hij 't ergste.
Je had beter op hem moeten lei
n, zei hij zachtjes tot zijn broer.
Dat kon hij zelf nog wel doen.,
antwoordde deze.
Na een half uur aan het ziekbed
vertoefd te hebben, ging Willem wee*
heen.
Ik zal mijn vrouw zenden, om
vannacht to waken.
Dat is niet noodigde dokte*
heeft gezegd, dat er geen gevaar
Bovendien kan Keetje voor het no©
dige zorg dragen.
Zeker, bevestigde zijn vrouw.
Zooals jullie wilt, antwoord»
d© Willem, zeer gelaten.
Klaas had gelogen d© dokter, dl#
veel te laat geroepen was, had hen»
persoonlijk medegedeeld, dat er geen
kans bestond op herstel.
Tegen middernacht, toen alle© f»
het dorp slleji zei Klaas