L antwoordde, en oen gedekte tafel, waar hij het liefst maar heelemaal niet aan giug zitten zoo bitter zou hem alles smaken. Met deze gedachten stak hij den sleutel in het slot van de deur deir woning, waarvoor hij Tiu met een nieuwen zucht was aangekomen, toen deze deur, nog eer hij den sleu tel had omgedraaid, van binnen ge opend werd. Arthur stoof bijna ach teruit. Het gezicht van Marie blikte hem tegen, doch niet, zooals hij het ia zijn gedachten voor zich had ge zien, stijf en koel, met de lippen stijf op elkaar geklemd, vol wrok. Noen neenl Maar in ptaais van zich daarover te verheugen, schrikte hij zeer. De teoderste glimlach straalde hem tegea. De blauwe oogen verrieden trouwens nog altijd, dat zo heete tra nen vergoten hadden. Twee liefderij ke armen omvatten hem, twee war me lippen werden op de zijne gedrukt en als de heerlijkste muziek klonk 't ia zijn oor Welkom, lieve schat! O stellig, hij droomde, hij verbeeld de zich dat alles slechts; op klaar lichten dag leed hij aan hallucina ties! Maar terwijl de zachte armen hem nog altijd omvat hielden, klonk het nu verder in zijn oor: Vergeef me, ik ben heel onaar dig geweest, riet zal niet weer gebeu ren! Ik heb je immers zoo lief, zoo onbeschrijfelijk lief En plotseling vulden zich de blau we oogen opnieuw met tranen, en weenend drukte zich de bekoorlijke gestalte nog dichter tegen hem aan. Maair, lieveling schat! Juichte hij, toen hij nu niet meer aan de heerlijke werkelijkheid kon twijfelen, ls het werkelijk mogelijk? Hij trok haar in de kamer neen, op zijn armen droeg hij haar er heen. Hij bedekte haar gelaat met kussen en fluisterde woorden van liefde nooit, zoolang ze getrouwd waren, was hem zulk een verrassing ten deel gevallen. Dit door berouw verteer de, in teederheid wegsmeltende be koorlijke schepsel, was dat zijn verwende, grillige stijfkopje? Telkens weer was het hem als een droom, tot hij weer haar altijd nog vloeiende tranen zag, die hem opnieuw in de war brachten. Zij verborg het hoofd nog dichter tegen zijn schouder. Waarom ween je? fluisterde hij Omdat ik Je zoo vaak beleedigd heb. Niet jij mij, maar ik Jou. Niet ik «x»et jou, maar jij moet mij vergeven, rnijn eenige schat. ITet was de schoonste avond Ln hun Jong huwelijk. Alle wolkjes en wol ken. die hun geluk ooit verduisterd hadden, als door oen tooversJag waren ze verdwenen en zo gevoelden niet groote zekerheid, dat de scha duwen niet terug zouden keeren, dat j» eerst thans werkelijk één met el kaar waren geworden, dat ze eerst thans 't ware geluk hadden ^gevonden. Sedert dozen avond gevoelde Ar- Ihwr zich eerst recht gelukkig. Niet do geringste strijd kwam tusschen 't jonge paar meer voor en als er kei Ijk eens een klein verschil meenlng bestond, werd hel docflr we- derzijdsche toegevendheid en liefde in de kiem verstikt. Hoe goed begrepen ze elkaar nu? Hoe was hot toch mogelijk geweest, dat er ooit maar ie geringste wan klank tusschen hen had kunnen wor den gehoord I Bijna een jaar was er verloopen, sedert Arthur zich voor hel eerst weer in een ongestoord huwelijksge luk verheugde, toen op zekeren dag Marie weer bij haar tante kwam. Tante, begon ze onder et room van tranen, tante, nu is er reeds spoedig een jaar om! Ja, ja de tijd vliegt snell O, hemel, wanneer zal hij nu moeten sterven? Wie zal moeten sterven? Arthurl. Waarom zouden we niet hopen, dat de hernel hom nog heel long in het leven zal spaven? Hij is immers nog zoo jongt Alsof ze er heelemaal niets van be greep, staarde de jonge vrouw haar tante ia het oude gelaat, waarop thans een heel vreemde uitdrukking kwam. Maar de kaarten, waaruit ge mij hebt voorspeld? Do Schoppen- koning? De Schoppen-koning? Nu ja, die beteekent werkelijk dat er iemand zal sterven. Ook aan Arthur zal oons de beurt komen. Maar wanneer dat weten ook de kaarten niet Tante tante- Een jubelkroot kwam over Marlo'a lippen. Maar eer ze zich ln haar ge lukzaligheid in de armen van haar tante wierp, veranderde haar gelaat plotseling, de oude drift werd merk baar. Dus, ge liobt ma maar wat wijs gemaakt? ik wil antwoord, tante. De avondzon scheen door de sneeuwwitte gordijnen in de vriende lijke kamer. Tante Kornelie trok haar lieveling naar zich toa Antwoord wil Je? zei ze. Ik ken een versje, dat zal Je antwoord zijn: „Heb lief, zoolang 't u Is vergund, Heb lief, zoolang ge minnen kunt; Het uur komt, Dat ge bij graven staat en klaagt Tante f Wat klonk deze uitroep thans tee- deir en dankbaar, en wat een uit drukking van gelukzaligheid lag er in. Tante, ge rijt de beste, de ver standigste tante op de heele wereld! (N. v. 't N.) De Graaf en de Zwerver - Begrijp Je mij? Koud en kil viel de nacht op de aar- do en vervaagde de glinslerplekken aan de takken der boomen. In de stil le natuur hoorde men niets dan 't sui zelen van den wind. Aan het donker grijze hemelzwerk brak de nu door een rossigen krans omgeven, met moeite door den beweeglijken wolkensiuier. Haar stralen beschenen dan de dikke muren, de ronde torens, kortom het gebouwen-complex, dat het oude kasteel van graaf Euguerrand vormde. Dat kasteel beheerschte als't ware de Rhöne-vlukto en beschermde uls een herder, die zijn schapen laat weiden, de dorpjes langs den oever van don stroom. En bij den landman, die zijn blikken vestigde op die sombe re, zwarte massa, welke daar tegen da helling van een heuvel lag, rezen gevoelens van genegenheid op voor den graaf, wiens grond hij bewerkte, wiens woning bij bewoonde, die reke ning hield met zijn zorgen en tegen spoeden en zich een welwillend en :echtschanen meester betoonde. De graaf zat met zijn echtgenoote. gravin Bertha, in de groote zaal bij den haard waarin een houtvuur op vlamde. De "ravin was bezig aan een borduurwerk en neuriede zachtkens een lied, de graaf had e«D boek voor zich, waarvan de perkamenten bladen ritselden, als hij ze omsloeg. Hij las de geschiedenis van Lodewijk den twaalfden, gesciireven door een nud- deleeuwsch schrijver. Wanneer men hel echtpaar zoo kalto en genoeglijk bijeen had zien zitten, zou men gedacht hebben, dat ze ge lukkig waren. Hielden ze niet veel van elkaar VS areu beiden niet nog jong en schoou Leefden zij daar niet achter die dikke mureu zonder zor gen en zonder smarten Tocb waren zij niet tevreden, want hun ontbrak Die zoon was hun geboren drie ja ren lang hadden zij zich verheugd in den groei en den bloei van het dierba re wezentjezijn blonde krullen, blauwe oogen. roode lippen en aardi ge handjes en voetjes waren altoos in hun gedachten eu maakten hun geluk uit. Plotseling was dat geluk hun ontno men. Niet dat het kind gestorven was. Maar op een winteravond kwam een troep zigeuners aan de poort van het kasteel om nachtverblijf vragen. De goedhartige graaf verleende het no- m aden volkje gastvrijheid. De zwer vers hadden zich uitgeput in dankbe tuigingen eu ten slotte bij wijze van erkentelijkheid hun vreemde liederen en eigenaardige dansen ten beste ge geven. Toen kwam de nacht, en den volgenden ochtend waren de zigeu ners heel in de vroegte vertrokken. Eerst toen ze al ver weg waren, be merkte men, dat de kleine Philippe niet meer in z'n wiegje lag. Onmiddellijk had de graaf naar al le richtingen liedon uitgezonden, om hen op te sporen. Zelf had hij zijn paard bestegen en de vallei vele mij len in het rond af gegaloppeerd. Doch nooit had men de zigeuners en hot kind teruggez'en. Twaalf jaren waren voorbijgegaan. Do burchtheer en zijn echtgenoote hadden de hoop opgegeven, hun zoon weer te vinden. Zij vergaten hem ech ter niet. hoewel zij zeer zelden over 't kind praatten, want zij vreesden el- ltaar's droefheid weer op te wekken. Opeens vielen de oogen van den graaf op de volgende regels „To&n de goed« koning zijn zoon Philippe, die uit den oorlog was teruggekeerd, aan zijn ziekbed ontvangen had, nam ziju kwaal een veel ernstiger karakter aan." PhilippeDien naam had hij aan zijn eigen zoon ook gegeven 1 Een nieuwe smart doorpriemde zijn hart, zijn oogen vulden zich met tranen en hij mompelde Helaas, spoedig zal ik sterven als 'die koning gestorven is. maar zonder dat mijn Philippe aan mijn sterfbed staat. Gravin Bertha hief het hoofd op en zeide Je denkt dus altijd nog san hem Altijd I Kunt gij hem vergeten Steed9 zie ik hem in mijn verbeel ding voor me. Wat is het droevig, om oud te wor den zonder kinderen, zonder erfge naam, zonder dat iomand, die je lief- hebt, ten slotte Je oosren sluit en je tevreden kunt sterven in 't bewustzijn. dnt een zoon achterblijft, die den ouden, fieren naam ln ©ere zai hou den. Waarom neem je geen wees aan? vroeg de ?ravin. De graaf dacht een oogenblik na en hernam toen Ja, ik zal een wees aannemen, blond en flink als onze zoon zou ge weest zijn arm en ongelukkig, zoo als hij op 't oogenblik zijn moet in Barbarijo. De winter ging voorbij. De lente hulde de natuur in een nieuw kleed. De hemel bleef blauw, de lucht geur- do eu in de Rhöne spiegelde het vroo- lijk zonnelicht. Het gebeurde maar zelden, dat het eenzaam gelegen kas teel van graaf Euguerrand reizigers trok, doch op een morgen in Mei kwam iemand aan de ophaalbrug en vroeg orn binnen gelaten te worden. Het was een vijftien-jarig jongmensch, een vagebond in lompen, wiens gelaat door zon en wind gebruind was en verweerd, üp den rug droeg bij een harmonica. Toen men den graaf de komst van den jongen zwerver bad meegedeeld, moest deze direct voor hem gebracht worden. Met een zekere bevalligheid stelde het jonge mensch zich voor. Ik ben zei hij, een arm muzikant, die van kasteel tot kasteel trekt, en leeft van hetgeen zijn liederen en zijn harmonica opbrengen. Behaagt het u, mijnheer de gTaaf, ziju stem te hoo- nen Zelfs wanneer ge niet zingt, ben ik bereid u te helpen. Maar zeg me eerst, hoe ge heet. JehanEen anderen naam heb Ik niet. Waar zjjn uw ouders Jk ken ze niet, en weet het niet Zijt ge misschien bij Zigeuners grootgebracht Onmogelij'k ls het niet, maar Ik her- Inner er me weinig van. Een vreemde aandoening bekroop den graaf, toen hij zeide Mijn eenige zoon is me langen tijd geleden door nomaden ontstolen. Ik heb hem nooit weergezien. Op dit oogenblik zou hij ongeveer van uw leeftijd geweest zijn. Hij was blond, evenals gii. Zoudt go er bezwaar te gen hebben, zijn plaats hier Ln te ne men Maar meneer..,. Je zult mij er oen groot genoegen mee doen. Maar vooral mijn echtge noote zal gelukkig zijn. Zij denkt on ophoudelijk over het verlies. Maar meneer.... Dat loopen langs den weg za! je op den duur niet bevredigen. Dikwijls moet je onder den blooton hemel sla pen. Je kleercn zijn niet meer dan vodden. Niet altijd zul jo genoeg to eteu hebben. Hier wachten je heerlij ke spijzen, mooie klc i en een zacht bed. Steeds zul je bewijzen ontvangen van onze toegenegenheid. Stem je er ln toe? Welnu, Ja, omdat u er zoo op aan dringt. Maar ik zal altijd mijn verlo ren vrijheid betreuren. De graaf trok den jongen naar zich toe eu omhelsde hem met een harte lijkheid, alsof het werkelijk zijn zoon was. En toen zei hij Nu moet je me nog één ding belo ven Mijn echtgenoote denkt, zooals ik reeds zei, voortdurend nog aan haar kind. Niets is eenvoudiger, dan haar dat kind terug te geven, in dit geval. Wanneer ik je bij haar breng, dan zul je zeggen, niet Jehan, maar Philippe te heeten. Je moet je herin neren vroeger met een troep Zigeu ners gereisd te hebben. Ik zal Je een gouden medaille geven, die mijn zoon vroeger aan den hals droeg, en die ik in zijn wieg na z'n verdwijning ge vonden heb Die medaille, die ik ver borgen heb gehouden, moet je haar la ten zien en zonder twijfel zal ze jou voor haar teruggekeerden lieveling houden. De komedie werd gespeeld zooals de graaf die gewenscht had. Toen de jon gen aan de gravin werd voorgesteld en hii haar zün geschiedenis vertelde en de medaille toonde, was zij buiten zichzelf van vreugde. Zij sloot den gewaanden zoon aan haar hart en was sprakeloos van geluk. Het kalme, regelmatige leven was op het kasteel teruggekeerd. Er was alleen maar een jonge burchtheer bij gekomen. Niets was te goed voor het jonge mensch. De gravin putte zich uit, om zijn wenschen to voorkomen. Den gewaanden Philippe scheen dat nieuwe leventje wel te bevallen. Maar toen een half jaar was voorbij gegaan, begon hij minder opgewekt te kijken. Den echtgenooten viel dit eerst niet op, maar toen hij steeds somberder werd, begonnen zij zich ongerust te maken. Wat schoeit er aan. Philippe, vroeg de gravin. Is er iets, dat je hindert? Helaas, antwoordde de Jongeling, ik verlancr naar Iets, wat u ma niet geven kunt. Op zekeren dag nam de graaf hem terzijde en vroeg hem op den man af, wat het was, dat hem zoo droefgeestig deed zijn. Hij kon het hict langer aan zien. Philippe hief het hoofd op, en zei Ik verlam: mijn vrijheid terug. Hoe is 't mogelijk Heb jo het dan niet goed bij ons :U heeft mij, armen zwerver, over stelpt met goedheden, waarvoor Ik niet erkentelijk genoeg wezen kan, maar boven alles verkies ik toch het vrije, ongebonden leven in do hos- schen, onder den blauwen hemel, het zwerven met zijn vele verrassingen en avonturen. Dus... je wilt ons verlaten? Philippe durfde niet antwoorden. Met een zucht hernam de graaf Bedenk, dal Je vertrek de gTavIn kan dooden. Zij ziet in jou haar zoon. Wanneer die opnieuw verdwijnt, zal ze bet niet overleven. Is 't mün schuld, meneer U heeft aangedrongen op die bedriegerij. Het is waar, erkende de graaf. Doe zooals jo wilt. De Jonge man wijfelde nog eenigen tijd, alvorens hij een besluit nam. Hij gevoelde al de ellende, die uit zijn vertrek zou voortvloeien. Maar tel kens, wanneer hij van de hooge mu ren naar beneden keek in het dal, en daar de Rhöne majestueus zag voort- kronkelen en verdwijnen tusschen de wouden, van waaruit het gezang der vogels tot hem doordrong, kon hij niet nalaten aan de vlucht te denken. Op zekeren morgen overweldigde hem het verlangen naar de vrije na tuur, en trok hij zijn oude lompen weer aan, die hij bewaard had als her innering aan zijn zwerftochten. Hij hing de harmonica aan zijn rug en sloop voorzichtig do poort uit en het veld in. Toen hii buiten was. begon hij te loopen, te rennen, totdat hij zijn vei lige bosschen bereikt had. Het Ei. Toen de faniUlo Var» Putten „bene den" ging wonon en een tuintje kreeg van vijf meter bij zeven ine tor, toen zouden ze kippen gaan houden. Het was zoolang ze getrouwd waren, al tijd ai een van hun Idealen geweest, omdat mevrouw verache eitjes zoo noodlg had en mijnheer van versche eitjes hield, moor omstandigheden hadden het al veertien jaren van hun echtelijk leven zoo Ingepikt, dat ze bij Iedere verhuizerij telkens weer terecht kwamen op een bovenhuis. Nu zijn er wel menschen ckle kippen houden op zolder, maar daarvoor moet je een heel enthousiaste Idpma- nlak zijn, anders vindt 1» 't onfriach en boawaarlijk. Enfin, zij woonden nu beneden en tal Prachtige diertjes, zei deze. Het den tuin werd een kippen woning in gericht Een loopje werd er bij ge- gaast en vooral werden zorgvuldig ln het leghok, een viertal nesten ge maakt waar de kippen hun deposi to's veilig aan zouden kunnen toevetr- fcrouwen. Sigarenkistjes, met stroo bekleed wezen daarvoor uitnemende diensten. In ieder sigarenkistje, in ieder nest, werd eer. steenen ei ge legd, wat de kippen onweerstaan baar schijnt te prikkelen er nog een bij te leggen een niet-steenen en wat hun tevens leert de eieren niet zelf op te eten, omdat ze (de kip pen) or voor het pleizior van de men schen zijn. Bovendien voerde een ge makkelijk laddertje naar ieder siga ren... naar leder nest. Toen dit alles klaar was, de bo dem van "t leghok met versche turf molm bestrooid en in de ren een zijn leghorns! Ja, hou jij ons ook maar voor den gek. Nee, waarlijk hoorl Hoe oud zijn die? Do vriend schaterde het uit JIJ bent ook kippenhouder! Als X9 drie maanden zijn is 1 mooi. Me kop or af uls er een maand bij komt En wanneer gaan ze dan leg- Met Januari, op zijn viroegstl Ooohl Februari, kerel Na dien tijd voerde ze de beosten extra goed, koken ze minder in de si garenkistjes. Zoo naderde November, en die maand, do tiende de verjaar dag van mevrouw Van Putten. Dat zou vreesel Ijk aardig zijn, mediteeirdo mijnheer, die nog altijd laagje wit zand gestrooid, toen eeneen flauwe hoop had, dat de kippen- 'a'1 *--* '~J vriend zich vergist zou hebben, als we op jouw verjaardag het eitje hadden! rk zou het als een goed voortee ken beschouwen, beaamde zijn vrouw. Frilsje zat daarbij en in Fritsjes brein rijpte een idee. En jawel, toen mijnheer den lOen November 's morgens, nog vroeger dan ander», ging kijken... lag er een ei! 't Was een prachtig groot, rose eil De kippen liepen net of er iets ge steenen drinkbak aan het eind do ren de kippen die er nog niet waren verlokkend noodde tot drin ken, het watertje was helder als kristaJt en oen andere steenen pot wachtte op 't graan, toen begonnen de Van Puttens er over te denken de kippen aan te schaffen. Op een Maandagmorgen ging de heer Van Putten met den kleinen Frits die voor deze eenmaal in z'n leven gebeurende zending uit school mocht blijven pa vond 't een beet-1 beurd was! je eng heelemaal alleen een levenden j jju mijnheer holde den tuin tun kip aan te pakken en te behandelen. vjjf pjj zeven door, het ei in de hand. op dien Maandagmorgen in Octo ber gingen vader en zoon gewichtig naar de markt om kippen te koopen. Ze zochten lang en vonden ten slotte een man met op het oog heele mooie, jonge kippen. Pa deed of hij er erg veel verstand van had en vroeg aan *t boertje dat er bij stond: Zijn dat jonge kippen, vriend? Dat zal waar wezen, meneer, 't beunen allemaal hennen van Augus tus, Augustus henneke's!" Wat is 't voor 'n ras? Pa hurkte neer bij de mand, bang dat hij er een zou moeten bevoelen. Hollandsche boerenkiepe, me neer, gewone boerekiepe, die tieren toch op den duur 't beste in onze luchtstreek. Ja, bekijk oe ze maar gerust eens"; hij haalde een beest schreeuwend uit de mand, dat de vee- ren er nf vlogen. Laat hem maar, zei mijnheer. Ik kan het zoo ook wel zien. De boeren konden zoo wreed zijn. De koopman kneep de kip in den buik: „Jong vleesch, allemaal mooi jong vleesch. Is 't om te braaien, me neer? Nee, waarlijk niet. 't Is voor de ren. Zoo! Nou, miaar dan kan ik ze oo irecommandeeren, hoor. Om op te eten bennen ze ook heerlijk, malsch als boter, 'k heb er gisteren nog twee bij Van Briene verkocht. Maar voor de leg! Er zijn geen beter legkiepe als decz'. Ze benne van Augustus of ein de Juli, daar wil Ik af zijn... Er had zich een oploop om hen heen verzameld. Mijnheer Van Put ten voelde zich verlegen met zijn ge wichtigheid. Een kwajogen uit don groep schreeuwde: „Drie jaar gele den" en zette 't op oen loopen. Mijnheer Van Putten voelde een. klein beetje spijt, dat hij toch maar niet het aanbod van een vriend, die cr verstand van had, had aangeno men om ze hem te laten koopen. Ze leggen nou aJ, ging de boer voort Ik heb dagen gehad, dat er twee eiers lagen meneer, zoo waar ns ik Kier sta. Ik ben er van morgen vroeg mee uit het Gooi gekomen, 't benne Gooische kiene, meneer, en onderweg heb ik van die acht klepe... zonder liegen zeven eiers kunnen ra pen. Ik heb ze dadelijk verkocht bij Van Briene, voor zes cente 't stuk, de eiers. En wat kosten deze kippen? Wil oe ze meenemen alle acht voor "n tientje? Met de mand er bij? vroeg mijn- hoer, die zich al met acht kippen zag thuis komen. Nee, meneer, da nle. Maar ik zal ze bij je thuis brengen! Mijnheer, deels om van de men schen af te zijn, diie ook hoe langer hoe meer op zijn gewichtigheid in drongen, maar ook voor een groot dce! omdat het toch prachtige kippen waren, die kolossaal schenen te leg gen. een waar koopje sloeg toe voor het stellet je. Zoo kwam de familie Van Putten aan haar eerste stel hennen. Dien middag stonden mijnheer en roevrouw en Frltsje aanhoudend voor 't rennetje, cn als er een van de vo gels naair binnen ging en eon beetje lang wegbleef, werden onmiddellijk du sigarenkistjes geïnspecteerd. Ze zullen ze toch niet opeten? zei mijnheer, toen tegen den avond nog niets anders dan de steenen eieren gevonden hadden. Ooh, 't ia te onrustig zoo, zei me vrouw. En bet is voor de beesten nog zoo vreemd. Voel j'i je idnlljk op Je gemak ln een nieuw huls. Ja maar, ik hoef geen eieren te leggen. Toen lieten ze de gevleugelde vrien den gaan slapen. En den volgenden morgen lag er nog geen echt el. Alles went. Toen de beesten ln acht dagen geen een ei hadden gelegd, wist de familie al niet beter of het hoorde zoo. De kanarie in de huiska mer legde cok nooit «aren. Toch, toen de vriend van de kippenkennis eens kwam, name nze hein mee naar de ren. liet cl werd zorgvuldig gekookt, en en met een toepasselijk woordje word het aan het ontbijt in de feestelijk versierde dop van de jarige geplaatst. Wat yxeeselijk aardig van diie kip pen, om juist op dezen dug!... zouden ze ook wel gauw allemaal be ginnen, en konden pa en Fritsje ook versche eitjes eten; niettegenstaande den loippenkenner. Mevrouw zat met tranen van aandoening in de oogen voor het ei. Fritsje glom. Het is haast zonde om 't open te breken, zei de jarige, zenuwachtig met haar mes manoeuvireerend. We moesten 't eigenlijk bewaren! Juist op dezen dag! Je zou zeggen, boe weet ia bet? Nee, vrouwtje, drong mijnheer lief (zijn vrouw was maar eens in 't Jaar jarig). Dat moot je nou opeten. Dat la nou voor Jou, omdat je jarig bent. Nu, dan zal ik het doen, zei me vrouw. Maar jullie ook oen stukje er van, pa, Frltsl En na ztch de oogen argewtscht to hebben, sloeg ze mc» een roken zyfiibl van 't mes, lp staen, handig 't kopje van het el af. Toon... maar opeens haalde ze den net opgeborgen zak doek weer terug... keek van 't ei naar haar man, van haar man naar vol doening-glimmende Fritsjo, van Fritsje weet naar 't ei... Wat is er? vroeg mijnheer on gerust. In zijn neusgaten drong een penetrante zwavel waterstoflucht Wat is er? vroeg Fritsjo van kleur verschietend. Maar.,, maar. zei mevrouw stotterend van ontzetting, dat el stinkt, dat ei is niet vcrscli! Man! zou den onze kippen,,.? Geen versche eieren leggen? On mogelijk! Maar ruik dan zolfl Ja, ja, ilt ruik genoeg? Laat 't maar gauw wegnemen! Als dat nn maar geen slecht voor teeken ls! Kom, ben je mal, d'rink een slokje warme thee. Neem een sneetje koek... Frits, wat is er jongen? Frits was opeens met zijn voorhoofd op tsfel gevallen, het gezicht in zijn armen, en snikte het nu uit Pa, maatje, neem mc niet kwa lijk! U hodt zoo graag dat de kippen vandaag 't eerste ei loiën! Nou. daar zou toch niets van komen, dat zog ik wel aankomen, als ik ze niet oen handje hielpl Mijnheer en mevrouw keken elkaar ontzet oan. Ontzettende küppenmys- teriën spookten door hun verbeelding. Dat Fritsje, wie hud dat...! Ja, pa, moe; toen heb ik *n ei ge kocht, op den hoek hier, voor vier centen, en dat heb ik van morgen stiekem in liet hok gelogd. De anderen proestten het uit. Maar dwaze jongen zei me vrouw, daar moet jo niet om huilen, dat vind ik heel aardig van je. Dus jij was het eigenlijk en niet dt kip, die de attentie? Ja! Maar ik dacht er niet nan dat 't bedorven kon zijn. Nee, natuurlijk nieL Je bent een lieve jongen. Kom hier, dan krijg Je een zoen van me. Bedeesd kwam het kind op haair too toch nog een beetje ongelukkig. En rekent d'uitslag niet, maar telt liet doel alleen, reciteerde vader. Acht dogen later Itcgon de eerste kip te... kraaienI (Hsgz.) DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Allo correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men to richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 131, ingezonden onder het motto „Schijf*. Zwart VM-m M 9 n 0 M 9 sn m '"'|p m m J® 0 •5 0 m w 0 3 m. hè SU m W/, 0 Zwart schijven op3, 5. 7, 8, 9. 10, 12. 14, 17, 18. 19, 20. 22, 23, 24, 81 en 3 Wit schijven op25, 27, 29, 32, 33. 34, 35. 38, 41. 42. 44, 46, 47 eu 50 Probleem No. 132 ingezonden onder het motto „Schijf'. Zwart schijven op 1, 2. 5, 6, 8, 9. 10, 12, 13, 14, 15, 10, 18, 19, 23, 24 en 29 Wit schijven op 17, 22, 25. 26, 27, 30, 31, 32. 34, 35, 37, 33, 39. 40, 44, 45 en 4G Oplossingen van deze probleems A. Matla, F. M. v. d. Werft, te Haar- w .1 1 .1 UI...H fltr, 7«nH. worden ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag 15 Maart 1910. Oplossing van probleem No. 127 van den auteurWit 32 - 28, 44 - 39, 33 - 33 48 - 42, 42 - 38, 37 10, 50 - 44, 45 1 1 Oplossing van probleem No. 128 van den auteur: Wit 22 - 18, 39 - 34, 43 - 39, 33 - 28, 17 26. 21 5 I Beide probleems zijn goed opgelost door de hoeren W. J. Balkenende, C. M. Beck, R. Bouw, W. van Daalen, P. J. Eype, J. Jacobson Azn., D. G. Koning, H Koster, C. P. Kraar. W. J. lem J. v. (L Werft Gzn., te Zand- voort, L. F. Wiegman te Schevenln- gen. Oplossing van het vraagstuk (-' vorige rubriek) Indien wit als 5on zet had gespeeld 28 - 23, 30 19, 'tan was op het antwoord van r rt 13 24, gevolgd 34 30. had zwart daarna gespeeld, 8 - 13, 17 - 22, dan zou wit 2 schijven hebben gewonnen. Wanneer zwart, na 34 - 30 van wit. antwoordt met 2-4 - 29, dan speelt wit 39 - 34. zwart 29 38, wit 42 131 roet winst van do partij. Alleen van do hoeren R- Rouw en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 12