L
antwoordde, en oen gedekte tafel,
waar hij het liefst maar heelemaal
niet aan giug zitten zoo bitter zou
hem alles smaken.
Met deze gedachten stak hij den
sleutel in het slot van de deur deir
woning, waarvoor hij Tiu met een
nieuwen zucht was aangekomen,
toen deze deur, nog eer hij den sleu
tel had omgedraaid, van binnen ge
opend werd. Arthur stoof bijna ach
teruit. Het gezicht van Marie blikte
hem tegen, doch niet, zooals hij het
ia zijn gedachten voor zich had ge
zien, stijf en koel, met de lippen stijf
op elkaar geklemd, vol wrok.
Noen neenl Maar in ptaais van
zich daarover te verheugen, schrikte
hij zeer.
De teoderste glimlach straalde hem
tegea. De blauwe oogen verrieden
trouwens nog altijd, dat zo heete tra
nen vergoten hadden. Twee liefderij
ke armen omvatten hem, twee war
me lippen werden op de zijne gedrukt
en als de heerlijkste muziek klonk 't
ia zijn oor
Welkom, lieve schat!
O stellig, hij droomde, hij verbeeld
de zich dat alles slechts; op klaar
lichten dag leed hij aan hallucina
ties!
Maar terwijl de zachte armen hem
nog altijd omvat hielden, klonk het
nu verder in zijn oor:
Vergeef me, ik ben heel onaar
dig geweest, riet zal niet weer gebeu
ren! Ik heb je immers zoo lief, zoo
onbeschrijfelijk lief
En plotseling vulden zich de blau
we oogen opnieuw met tranen, en
weenend drukte zich de bekoorlijke
gestalte nog dichter tegen hem aan.
Maair, lieveling schat! Juichte
hij, toen hij nu niet meer aan de
heerlijke werkelijkheid kon twijfelen,
ls het werkelijk mogelijk?
Hij trok haar in de kamer neen,
op zijn armen droeg hij haar er heen.
Hij bedekte haar gelaat met kussen
en fluisterde woorden van liefde
nooit, zoolang ze getrouwd waren,
was hem zulk een verrassing ten deel
gevallen. Dit door berouw verteer
de, in teederheid wegsmeltende be
koorlijke schepsel, was dat zijn
verwende, grillige stijfkopje? Telkens
weer was het hem als een droom, tot
hij weer haar altijd nog vloeiende
tranen zag, die hem opnieuw in de
war brachten.
Zij verborg het hoofd nog dichter
tegen zijn schouder.
Waarom ween je? fluisterde hij
Omdat ik Je zoo vaak beleedigd
heb.
Niet jij mij, maar ik Jou. Niet ik
«x»et jou, maar jij moet mij vergeven,
rnijn eenige schat.
ITet was de schoonste avond Ln hun
Jong huwelijk. Alle wolkjes en wol
ken. die hun geluk ooit verduisterd
hadden, als door oen tooversJag
waren ze verdwenen en zo gevoelden
niet groote zekerheid, dat de scha
duwen niet terug zouden keeren, dat
j» eerst thans werkelijk één met el
kaar waren geworden, dat ze eerst
thans 't ware geluk hadden ^gevonden.
Sedert dozen avond gevoelde Ar-
Ihwr zich eerst recht gelukkig. Niet
do geringste strijd kwam tusschen 't
jonge paar meer voor en als er
kei Ijk eens een klein verschil
meenlng bestond, werd hel docflr we-
derzijdsche toegevendheid en liefde
in de kiem verstikt.
Hoe goed begrepen ze elkaar nu?
Hoe was hot toch mogelijk geweest,
dat er ooit maar ie geringste wan
klank tusschen hen had kunnen wor
den gehoord I
Bijna een jaar was er verloopen,
sedert Arthur zich voor hel eerst
weer in een ongestoord huwelijksge
luk verheugde, toen op zekeren dag
Marie weer bij haar tante kwam.
Tante, begon ze onder
et room van tranen, tante, nu is er
reeds spoedig een jaar om!
Ja, ja de tijd vliegt snell
O, hemel, wanneer zal hij nu
moeten sterven?
Wie zal moeten sterven?
Arthurl.
Waarom zouden we niet hopen,
dat de hernel hom nog heel long in
het leven zal spaven? Hij is immers
nog zoo jongt
Alsof ze er heelemaal niets van be
greep, staarde de jonge vrouw haar
tante ia het oude gelaat, waarop
thans een heel vreemde uitdrukking
kwam.
Maar de kaarten, waaruit ge
mij hebt voorspeld? Do Schoppen-
koning?
De Schoppen-koning? Nu ja, die
beteekent werkelijk dat er iemand
zal sterven. Ook aan Arthur zal oons
de beurt komen. Maar wanneer
dat weten ook de kaarten niet
Tante tante-
Een jubelkroot kwam over Marlo'a
lippen. Maar eer ze zich ln haar ge
lukzaligheid in de armen van haar
tante wierp, veranderde haar gelaat
plotseling, de oude drift werd merk
baar.
Dus, ge liobt ma maar wat wijs
gemaakt? ik wil antwoord, tante.
De avondzon scheen door de
sneeuwwitte gordijnen in de vriende
lijke kamer. Tante Kornelie trok haar
lieveling naar zich toa
Antwoord wil Je? zei ze. Ik ken
een versje, dat zal Je antwoord zijn:
„Heb lief, zoolang 't u Is vergund,
Heb lief, zoolang ge minnen kunt;
Het uur komt,
Dat ge bij graven staat en klaagt
Tante f
Wat klonk deze uitroep thans tee-
deir en dankbaar, en wat een uit
drukking van gelukzaligheid lag er
in.
Tante, ge rijt de beste, de ver
standigste tante op de heele wereld!
(N. v. 't N.)
De Graaf en de Zwerver
- Begrijp Je mij?
Koud en kil viel de nacht op de aar-
do en vervaagde de glinslerplekken
aan de takken der boomen. In de stil
le natuur hoorde men niets dan 't sui
zelen van den wind. Aan het donker
grijze hemelzwerk brak de nu
door een rossigen krans omgeven,
met moeite door den beweeglijken
wolkensiuier. Haar stralen beschenen
dan de dikke muren, de ronde torens,
kortom het gebouwen-complex, dat het
oude kasteel van graaf Euguerrand
vormde. Dat kasteel beheerschte als't
ware de Rhöne-vlukto en beschermde
uls een herder, die zijn schapen laat
weiden, de dorpjes langs den oever
van don stroom. En bij den landman,
die zijn blikken vestigde op die sombe
re, zwarte massa, welke daar tegen
da helling van een heuvel lag, rezen
gevoelens van genegenheid op voor
den graaf, wiens grond hij bewerkte,
wiens woning bij bewoonde, die reke
ning hield met zijn zorgen en tegen
spoeden en zich een welwillend en
:echtschanen meester betoonde.
De graaf zat met zijn echtgenoote.
gravin Bertha, in de groote zaal bij
den haard waarin een houtvuur op
vlamde. De "ravin was bezig aan een
borduurwerk en neuriede zachtkens
een lied, de graaf had e«D boek voor
zich, waarvan de perkamenten bladen
ritselden, als hij ze omsloeg. Hij las
de geschiedenis van Lodewijk den
twaalfden, gesciireven door een nud-
deleeuwsch schrijver.
Wanneer men hel echtpaar zoo kalto
en genoeglijk bijeen had zien zitten,
zou men gedacht hebben, dat ze ge
lukkig waren. Hielden ze niet veel
van elkaar VS areu beiden niet nog
jong en schoou Leefden zij daar niet
achter die dikke mureu zonder zor
gen en zonder smarten Tocb waren
zij niet tevreden, want hun ontbrak
Die zoon was hun geboren drie ja
ren lang hadden zij zich verheugd in
den groei en den bloei van het dierba
re wezentjezijn blonde krullen,
blauwe oogen. roode lippen en aardi
ge handjes en voetjes waren altoos in
hun gedachten eu maakten hun geluk
uit.
Plotseling was dat geluk hun ontno
men. Niet dat het kind gestorven was.
Maar op een winteravond kwam een
troep zigeuners aan de poort van het
kasteel om nachtverblijf vragen. De
goedhartige graaf verleende het no-
m aden volkje gastvrijheid. De zwer
vers hadden zich uitgeput in dankbe
tuigingen eu ten slotte bij wijze van
erkentelijkheid hun vreemde liederen
en eigenaardige dansen ten beste ge
geven. Toen kwam de nacht, en den
volgenden ochtend waren de zigeu
ners heel in de vroegte vertrokken.
Eerst toen ze al ver weg waren, be
merkte men, dat de kleine Philippe
niet meer in z'n wiegje lag.
Onmiddellijk had de graaf naar al
le richtingen liedon uitgezonden, om
hen op te sporen. Zelf had hij zijn
paard bestegen en de vallei vele mij
len in het rond af gegaloppeerd. Doch
nooit had men de zigeuners en hot
kind teruggez'en.
Twaalf jaren waren voorbijgegaan.
Do burchtheer en zijn echtgenoote
hadden de hoop opgegeven, hun zoon
weer te vinden. Zij vergaten hem ech
ter niet. hoewel zij zeer zelden over 't
kind praatten, want zij vreesden el-
ltaar's droefheid weer op te wekken.
Opeens vielen de oogen van den
graaf op de volgende regels „To&n
de goed« koning zijn zoon Philippe,
die uit den oorlog was teruggekeerd,
aan zijn ziekbed ontvangen had, nam
ziju kwaal een veel ernstiger karakter
aan."
PhilippeDien naam had hij aan
zijn eigen zoon ook gegeven 1 Een
nieuwe smart doorpriemde zijn hart,
zijn oogen vulden zich met tranen en
hij mompelde
Helaas, spoedig zal ik sterven als
'die koning gestorven is. maar zonder
dat mijn Philippe aan mijn sterfbed
staat.
Gravin Bertha hief het hoofd op en
zeide Je denkt dus altijd nog san
hem
Altijd I Kunt gij hem vergeten
Steed9 zie ik hem in mijn verbeel
ding voor me.
Wat is het droevig, om oud te wor
den zonder kinderen, zonder erfge
naam, zonder dat iomand, die je lief-
hebt, ten slotte Je oosren sluit en je
tevreden kunt sterven in 't bewustzijn.
dnt een zoon achterblijft, die den
ouden, fieren naam ln ©ere zai hou
den.
Waarom neem je geen wees aan?
vroeg de ?ravin.
De graaf dacht een oogenblik na en
hernam toen
Ja, ik zal een wees aannemen,
blond en flink als onze zoon zou ge
weest zijn arm en ongelukkig, zoo
als hij op 't oogenblik zijn moet in
Barbarijo.
De winter ging voorbij. De lente
hulde de natuur in een nieuw kleed.
De hemel bleef blauw, de lucht geur-
do eu in de Rhöne spiegelde het vroo-
lijk zonnelicht. Het gebeurde maar
zelden, dat het eenzaam gelegen kas
teel van graaf Euguerrand reizigers
trok, doch op een morgen in Mei
kwam iemand aan de ophaalbrug en
vroeg orn binnen gelaten te worden.
Het was een vijftien-jarig jongmensch,
een vagebond in lompen, wiens gelaat
door zon en wind gebruind was en
verweerd, üp den rug droeg bij een
harmonica.
Toen men den graaf de komst van
den jongen zwerver bad meegedeeld,
moest deze direct voor hem gebracht
worden. Met een zekere bevalligheid
stelde het jonge mensch zich voor.
Ik ben zei hij, een arm muzikant,
die van kasteel tot kasteel trekt, en
leeft van hetgeen zijn liederen en zijn
harmonica opbrengen. Behaagt het u,
mijnheer de gTaaf, ziju stem te hoo-
nen
Zelfs wanneer ge niet zingt, ben ik
bereid u te helpen. Maar zeg me
eerst, hoe ge heet.
JehanEen anderen naam heb Ik
niet.
Waar zjjn uw ouders
Jk ken ze niet, en weet het niet
Zijt ge misschien bij Zigeuners
grootgebracht
Onmogelij'k ls het niet, maar Ik her-
Inner er me weinig van.
Een vreemde aandoening bekroop
den graaf, toen hij zeide
Mijn eenige zoon is me langen tijd
geleden door nomaden ontstolen. Ik
heb hem nooit weergezien. Op dit
oogenblik zou hij ongeveer van uw
leeftijd geweest zijn. Hij was blond,
evenals gii. Zoudt go er bezwaar te
gen hebben, zijn plaats hier Ln te ne
men
Maar meneer..,.
Je zult mij er oen groot genoegen
mee doen. Maar vooral mijn echtge
noote zal gelukkig zijn. Zij denkt on
ophoudelijk over het verlies.
Maar meneer....
Dat loopen langs den weg za! je op
den duur niet bevredigen. Dikwijls
moet je onder den blooton hemel sla
pen. Je kleercn zijn niet meer dan
vodden. Niet altijd zul jo genoeg to
eteu hebben. Hier wachten je heerlij
ke spijzen, mooie klc i en een zacht
bed. Steeds zul je bewijzen ontvangen
van onze toegenegenheid. Stem je er
ln toe?
Welnu, Ja, omdat u er zoo op aan
dringt. Maar ik zal altijd mijn verlo
ren vrijheid betreuren.
De graaf trok den jongen naar zich
toe eu omhelsde hem met een harte
lijkheid, alsof het werkelijk zijn zoon
was. En toen zei hij
Nu moet je me nog één ding belo
ven Mijn echtgenoote denkt, zooals
ik reeds zei, voortdurend nog aan
haar kind. Niets is eenvoudiger, dan
haar dat kind terug te geven, in dit
geval. Wanneer ik je bij haar breng,
dan zul je zeggen, niet Jehan, maar
Philippe te heeten. Je moet je herin
neren vroeger met een troep Zigeu
ners gereisd te hebben. Ik zal Je een
gouden medaille geven, die mijn zoon
vroeger aan den hals droeg, en die ik
in zijn wieg na z'n verdwijning ge
vonden heb Die medaille, die ik ver
borgen heb gehouden, moet je haar la
ten zien en zonder twijfel zal ze jou
voor haar teruggekeerden lieveling
houden.
De komedie werd gespeeld zooals de
graaf die gewenscht had. Toen de jon
gen aan de gravin werd voorgesteld
en hii haar zün geschiedenis vertelde
en de medaille toonde, was zij buiten
zichzelf van vreugde. Zij sloot den
gewaanden zoon aan haar hart en
was sprakeloos van geluk.
Het kalme, regelmatige leven was
op het kasteel teruggekeerd. Er was
alleen maar een jonge burchtheer bij
gekomen. Niets was te goed voor het
jonge mensch. De gravin putte zich
uit, om zijn wenschen to voorkomen.
Den gewaanden Philippe scheen
dat nieuwe leventje wel te bevallen.
Maar toen een half jaar was voorbij
gegaan, begon hij minder opgewekt te
kijken.
Den echtgenooten viel dit eerst niet
op, maar toen hij steeds somberder
werd, begonnen zij zich ongerust te
maken.
Wat schoeit er aan. Philippe, vroeg
de gravin. Is er iets, dat je hindert?
Helaas, antwoordde de Jongeling,
ik verlancr naar Iets, wat u ma niet
geven kunt.
Op zekeren dag nam de graaf hem
terzijde en vroeg hem op den man af,
wat het was, dat hem zoo droefgeestig
deed zijn. Hij kon het hict langer aan
zien.
Philippe hief het hoofd op, en zei
Ik verlam: mijn vrijheid terug.
Hoe is 't mogelijk Heb jo het dan
niet goed bij ons
:U heeft mij, armen zwerver, over
stelpt met goedheden, waarvoor Ik
niet erkentelijk genoeg wezen kan,
maar boven alles verkies ik toch het
vrije, ongebonden leven in do hos-
schen, onder den blauwen hemel, het
zwerven met zijn vele verrassingen
en avonturen.
Dus... je wilt ons verlaten?
Philippe durfde niet antwoorden.
Met een zucht hernam de graaf
Bedenk, dal Je vertrek de gTavIn
kan dooden. Zij ziet in jou haar zoon.
Wanneer die opnieuw verdwijnt, zal
ze bet niet overleven.
Is 't mün schuld, meneer U heeft
aangedrongen op die bedriegerij.
Het is waar, erkende de graaf. Doe
zooals jo wilt.
De Jonge man wijfelde nog eenigen
tijd, alvorens hij een besluit nam. Hij
gevoelde al de ellende, die uit zijn
vertrek zou voortvloeien. Maar tel
kens, wanneer hij van de hooge mu
ren naar beneden keek in het dal, en
daar de Rhöne majestueus zag voort-
kronkelen en verdwijnen tusschen de
wouden, van waaruit het gezang der
vogels tot hem doordrong, kon hij
niet nalaten aan de vlucht te denken.
Op zekeren morgen overweldigde
hem het verlangen naar de vrije na
tuur, en trok hij zijn oude lompen
weer aan, die hij bewaard had als her
innering aan zijn zwerftochten. Hij
hing de harmonica aan zijn rug en
sloop voorzichtig do poort uit en het
veld in.
Toen hii buiten was. begon hij te
loopen, te rennen, totdat hij zijn vei
lige bosschen bereikt had.
Het Ei.
Toen de faniUlo Var» Putten „bene
den" ging wonon en een tuintje kreeg
van vijf meter bij zeven ine tor, toen
zouden ze kippen gaan houden. Het
was zoolang ze getrouwd waren, al
tijd ai een van hun Idealen geweest,
omdat mevrouw verache eitjes zoo
noodlg had en mijnheer van versche
eitjes hield, moor omstandigheden
hadden het al veertien jaren van hun
echtelijk leven zoo Ingepikt, dat ze
bij Iedere verhuizerij telkens weer
terecht kwamen op een bovenhuis.
Nu zijn er wel menschen ckle kippen
houden op zolder, maar daarvoor
moet je een heel enthousiaste Idpma-
nlak zijn, anders vindt 1» 't onfriach
en boawaarlijk.
Enfin, zij woonden nu beneden en tal Prachtige diertjes, zei deze. Het
den tuin werd een kippen woning in
gericht Een loopje werd er bij ge-
gaast en vooral werden zorgvuldig
ln het leghok, een viertal nesten ge
maakt waar de kippen hun deposi
to's veilig aan zouden kunnen toevetr-
fcrouwen. Sigarenkistjes, met stroo
bekleed wezen daarvoor uitnemende
diensten. In ieder sigarenkistje, in
ieder nest, werd eer. steenen ei ge
legd, wat de kippen onweerstaan
baar schijnt te prikkelen er nog een
bij te leggen een niet-steenen
en wat hun tevens leert de eieren
niet zelf op te eten, omdat ze (de kip
pen) or voor het pleizior van de men
schen zijn. Bovendien voerde een ge
makkelijk laddertje naar ieder siga
ren... naar leder nest.
Toen dit alles klaar was, de bo
dem van "t leghok met versche turf
molm bestrooid en in de ren een
zijn leghorns!
Ja, hou jij ons ook maar voor
den gek.
Nee, waarlijk hoorl Hoe oud
zijn die?
Do vriend schaterde het uit
JIJ bent ook kippenhouder! Als
X9 drie maanden zijn is 1 mooi. Me
kop or af uls er een maand bij komt
En wanneer gaan ze dan leg-
Met Januari,
op zijn viroegstl
Ooohl
Februari, kerel
Na dien tijd voerde ze de beosten
extra goed, koken ze minder in de si
garenkistjes. Zoo naderde November,
en die maand, do tiende de verjaar
dag van mevrouw Van Putten.
Dat zou vreesel Ijk aardig zijn,
mediteeirdo mijnheer, die nog altijd
laagje wit zand gestrooid, toen eeneen flauwe hoop had, dat de kippen-
'a'1 *--* '~J vriend zich vergist zou hebben, als
we op jouw verjaardag het
eitje hadden!
rk zou het als een goed voortee
ken beschouwen, beaamde zijn vrouw.
Frilsje zat daarbij en in Fritsjes
brein rijpte een idee.
En jawel, toen mijnheer den lOen
November 's morgens, nog vroeger
dan ander», ging kijken... lag er een
ei! 't Was een prachtig groot, rose eil
De kippen liepen net of er iets ge
steenen drinkbak aan het eind
do ren de kippen die er nog niet
waren verlokkend noodde tot drin
ken, het watertje was helder als
kristaJt en oen andere steenen pot
wachtte op 't graan, toen begonnen
de Van Puttens er over te denken de
kippen aan te schaffen.
Op een Maandagmorgen ging de
heer Van Putten met den kleinen
Frits die voor deze eenmaal in z'n
leven gebeurende zending uit school
mocht blijven pa vond 't een beet-1 beurd was!
je eng heelemaal alleen een levenden j jju mijnheer holde den tuin tun
kip aan te pakken en te behandelen. vjjf pjj zeven door, het ei in de hand.
op dien Maandagmorgen in Octo
ber gingen vader en zoon gewichtig
naar de markt om kippen te koopen.
Ze zochten lang en vonden ten slotte
een man met op het oog heele mooie,
jonge kippen.
Pa deed of hij er erg veel verstand
van had en vroeg aan *t boertje dat
er bij stond:
Zijn dat jonge kippen, vriend?
Dat zal waar wezen, meneer, 't
beunen allemaal hennen van Augus
tus, Augustus henneke's!"
Wat is 't voor 'n ras?
Pa hurkte neer bij de mand, bang
dat hij er een zou moeten bevoelen.
Hollandsche boerenkiepe, me
neer, gewone boerekiepe, die tieren
toch op den duur 't beste in onze
luchtstreek. Ja, bekijk oe ze maar
gerust eens"; hij haalde een beest
schreeuwend uit de mand, dat de vee-
ren er nf vlogen.
Laat hem maar, zei mijnheer.
Ik kan het zoo ook wel zien.
De boeren konden zoo wreed zijn.
De koopman kneep de kip in den
buik: „Jong vleesch, allemaal mooi
jong vleesch. Is 't om te braaien, me
neer?
Nee, waarlijk niet. 't Is voor de
ren.
Zoo! Nou, miaar dan kan ik ze oo
irecommandeeren, hoor. Om op te
eten bennen ze ook heerlijk, malsch
als boter, 'k heb er gisteren nog twee
bij Van Briene verkocht. Maar voor
de leg! Er zijn geen beter legkiepe als
decz'. Ze benne van Augustus of ein
de Juli, daar wil Ik af zijn...
Er had zich een oploop om hen
heen verzameld. Mijnheer Van Put
ten voelde zich verlegen met zijn ge
wichtigheid. Een kwajogen uit don
groep schreeuwde: „Drie jaar gele
den" en zette 't op oen loopen.
Mijnheer Van Putten voelde een.
klein beetje spijt, dat hij toch maar
niet het aanbod van een vriend, die
cr verstand van had, had aangeno
men om ze hem te laten koopen.
Ze leggen nou aJ, ging de boer
voort Ik heb dagen gehad, dat er
twee eiers lagen meneer, zoo waar ns
ik Kier sta. Ik ben er van morgen
vroeg mee uit het Gooi gekomen, 't
benne Gooische kiene, meneer, en
onderweg heb ik van die acht klepe...
zonder liegen zeven eiers kunnen ra
pen. Ik heb ze dadelijk verkocht bij
Van Briene, voor zes cente 't stuk, de
eiers.
En wat kosten deze kippen?
Wil oe ze meenemen alle acht
voor "n tientje?
Met de mand er bij? vroeg mijn-
hoer, die zich al met acht kippen zag
thuis komen.
Nee, meneer, da nle. Maar ik zal
ze bij je thuis brengen!
Mijnheer, deels om van de men
schen af te zijn, diie ook hoe langer
hoe meer op zijn gewichtigheid in
drongen, maar ook voor een groot
dce! omdat het toch prachtige kippen
waren, die kolossaal schenen te leg
gen. een waar koopje sloeg toe
voor het stellet je.
Zoo kwam de familie Van Putten
aan haar eerste stel hennen.
Dien middag stonden mijnheer en
roevrouw en Frltsje aanhoudend voor
't rennetje, cn als er een van de vo
gels naair binnen ging en eon beetje
lang wegbleef, werden onmiddellijk
du sigarenkistjes geïnspecteerd.
Ze zullen ze toch niet opeten? zei
mijnheer, toen tegen den avond nog
niets anders dan de steenen eieren
gevonden hadden.
Ooh, 't ia te onrustig zoo, zei me
vrouw. En bet is voor de beesten nog
zoo vreemd. Voel j'i je idnlljk op Je
gemak ln een nieuw huls.
Ja maar, ik hoef geen eieren te
leggen.
Toen lieten ze de gevleugelde vrien
den gaan slapen. En den volgenden
morgen lag er nog geen echt el.
Alles went. Toen de beesten ln acht
dagen geen een ei hadden gelegd,
wist de familie al niet beter of het
hoorde zoo. De kanarie in de huiska
mer legde cok nooit «aren. Toch,
toen de vriend van de kippenkennis
eens kwam, name nze hein mee naar
de ren.
liet cl werd zorgvuldig gekookt, en
en met een toepasselijk woordje word
het aan het ontbijt in de feestelijk
versierde dop van de jarige geplaatst.
Wat yxeeselijk aardig van diie kip
pen, om juist op dezen dug!...
zouden ze ook wel gauw allemaal be
ginnen, en konden pa en Fritsje ook
versche eitjes eten; niettegenstaande
den loippenkenner. Mevrouw zat met
tranen van aandoening in de oogen
voor het ei. Fritsje glom.
Het is haast zonde om 't open
te breken, zei de jarige, zenuwachtig
met haar mes manoeuvireerend. We
moesten 't eigenlijk bewaren! Juist op
dezen dag! Je zou zeggen, boe weet
ia bet?
Nee, vrouwtje, drong mijnheer
lief (zijn vrouw was maar eens in 't
Jaar jarig). Dat moot je nou opeten.
Dat la nou voor Jou, omdat je jarig
bent.
Nu, dan zal ik het doen, zei me
vrouw. Maar jullie ook oen stukje er
van, pa, Frltsl
En na ztch de oogen argewtscht to
hebben, sloeg ze mc» een roken zyfiibl
van 't mes, lp staen, handig 't kopje
van het el af. Toon... maar opeens
haalde ze den net opgeborgen zak
doek weer terug... keek van 't ei naar
haar man, van haar man naar vol
doening-glimmende Fritsjo, van
Fritsje weet naar 't ei...
Wat is er? vroeg mijnheer on
gerust. In zijn neusgaten drong een
penetrante zwavel waterstoflucht
Wat is er? vroeg Fritsjo van
kleur verschietend.
Maar.,, maar. zei mevrouw
stotterend van ontzetting, dat el
stinkt, dat ei is niet vcrscli! Man! zou
den onze kippen,,.?
Geen versche eieren leggen? On
mogelijk!
Maar ruik dan zolfl
Ja, ja, ilt ruik genoeg? Laat 't
maar gauw wegnemen!
Als dat nn maar geen slecht voor
teeken ls!
Kom, ben je mal, d'rink een
slokje warme thee. Neem een sneetje
koek... Frits, wat is er jongen?
Frits was opeens met zijn voorhoofd
op tsfel gevallen, het gezicht in zijn
armen, en snikte het nu uit
Pa, maatje, neem mc niet kwa
lijk! U hodt zoo graag dat de kippen
vandaag 't eerste ei loiën! Nou. daar
zou toch niets van komen, dat zog ik
wel aankomen, als ik ze niet oen
handje hielpl
Mijnheer en mevrouw keken elkaar
ontzet oan. Ontzettende küppenmys-
teriën spookten door hun verbeelding.
Dat Fritsje, wie hud dat...!
Ja, pa, moe; toen heb ik *n ei ge
kocht, op den hoek hier, voor vier
centen, en dat heb ik van morgen
stiekem in liet hok gelogd.
De anderen proestten het uit.
Maar dwaze jongen zei me
vrouw, daar moet jo niet om huilen,
dat vind ik heel aardig van je.
Dus jij was het eigenlijk en niet dt
kip, die de attentie?
Ja! Maar ik dacht er niet nan
dat 't bedorven kon zijn.
Nee, natuurlijk nieL Je bent een
lieve jongen. Kom hier, dan krijg Je
een zoen van me.
Bedeesd kwam het kind op haair too
toch nog een beetje ongelukkig.
En rekent d'uitslag niet, maar
telt liet doel alleen, reciteerde vader.
Acht dogen later Itcgon de eerste
kip te... kraaienI
(Hsgz.)
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Allo correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men to richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 131, ingezonden onder
het motto „Schijf*.
Zwart
VM-m
M
9
n
0
M
9
sn
m
'"'|p
m m
J®
0
•5
0
m w
0
3
m. hè
SU
m
W/,
0
Zwart schijven op3, 5. 7, 8, 9. 10, 12. 14, 17, 18. 19, 20. 22, 23, 24, 81 en 3
Wit schijven op25, 27, 29, 32, 33. 34, 35. 38, 41. 42. 44, 46, 47 eu 50
Probleem No. 132 ingezonden onder
het motto „Schijf'.
Zwart schijven op 1, 2. 5, 6, 8, 9. 10, 12, 13, 14, 15, 10, 18, 19, 23, 24 en 29
Wit schijven op 17, 22, 25. 26, 27, 30, 31, 32. 34, 35, 37, 33, 39. 40, 44, 45
en 4G
Oplossingen van deze probleems A. Matla, F. M. v. d. Werft, te Haar-
w .1 1 .1 UI...H fltr, 7«nH.
worden ingewacht aan bovengenoemd
adres, uiterlijk Dinsdag 15 Maart 1910.
Oplossing van probleem No. 127 van
den auteurWit 32 - 28, 44 - 39,
33 - 33 48 - 42, 42 - 38, 37 10,
50 - 44, 45 1 1
Oplossing van probleem No. 128 van
den auteur: Wit 22 - 18, 39 - 34,
43 - 39, 33 - 28, 17 26. 21 5 I
Beide probleems zijn goed opgelost
door de hoeren W. J. Balkenende, C.
M. Beck, R. Bouw, W. van Daalen,
P. J. Eype, J. Jacobson Azn., D. G.
Koning, H Koster, C. P. Kraar. W. J.
lem J. v. (L Werft Gzn., te Zand-
voort, L. F. Wiegman te Schevenln-
gen.
Oplossing van het vraagstuk (-'
vorige rubriek) Indien wit als 5on
zet had gespeeld 28 - 23, 30 19, 'tan
was op het antwoord van r rt
13 24, gevolgd 34 30. had zwart
daarna gespeeld, 8 - 13, 17 - 22, dan
zou wit 2 schijven hebben gewonnen.
Wanneer zwart, na 34 - 30 van wit.
antwoordt met 2-4 - 29, dan speelt wit
39 - 34. zwart 29 38, wit 42 131
roet winst van do partij.
Alleen van do hoeren R- Rouw en