p
te
P
p
to
f
y/\
HÉ
I-lot was, of alles voor Doris' oogon
plotseling in een nevel gehuld werd.
Wet was dat? Een afscheid, een af
scheid voor eeuwig met afzien van
de kans om elkander nog eens weer
te ontmoeten? Hij dacht er niet aan,
het woord nog eenmaal uit te spre
ken, waarop ze wachtte? Zóó wilde
hij haar laten heengaan?
Nu zag ze wel in, dat hij zich, naar-
ninto haar succes grooter werd, hoe
langer hoe meer van haar had te
ruggetrokken, misschien wijl hij in
zag. dnt ze meer geschapen was om
oen ster op het tooneel dan om een
bescheiden huisvrouw te worden. Eu
dat hij haar, sedert ze in Stuttgart
als gast was opgetreden, niet weer
had opgezocht, dat was dus geen
bloot toeval geweest? Hij achtte het
zeker zijn droeve plicht van haar af
te zien, omdat hij niet van Mar ver
wachtte. dat ze in staat zou zijn den
roem, die haar toewenkte, den rug
toe te keeren? Welnu, dan moes
hem een duidelijk bewiis van haar
gezindheid geven. Hoe heerlijk zou
het zijn, hem van de stille wanhoop
te redden, hem te doen weten, dat
hel onnoodig was het smartelijke of
fer te brengen.
Zulke gedachten Welden ha air be
zig, torwijl ze zich in Agathe's trouw
costuum kleedde en ginds op het too
neel word geklopt en gehamerd om
de Wolfskloof in orde te brengen.
Doris was blij, dat ze pauze had.
Ze kon In dien tijd kalm worden en
overleggen, hoe ze hem van zijn
blindheid zou genezen.
Uit de acteursloge kwamen de vrou
welijke collega's om de bloemen te
bewonderen.
Gelukkige, wat verwent men ul
zeiden ze.
Dat alles zou ik weggeven om zij
nentwille^ klonk het blijde in Doris'
binnenste. Och wat roeml Hij moest
haar aanzien, zooals hij dat vroeger
had gedaan en haar zeggen: ga niet
weg! Blijf! Ik kan niet leven zonder
joul
Toen het gordijn voor het derde be-
drijf opging, gevoelde Doris dadelijk,
meer dan ze het zag, dat hij niet meer
tusschen zijn ouders zat Maar waar
was hij dan?
Ze zong: „En of de wolk haar ook
omhulle..." Ja, ook voor haar scheen
in dit oogenhük aen wolk de zon te
verduisteren en een eigenaardig©
angst deed haar het hart ineenkrim
pen. Ze had zijn afscheidsbrief zoo
gunstig mogelijk uitgelegd en zich
wijsgemaakt dat er maar een enkel
woord va.n haar noodig was om al
les weer in orde te brengen. Maar
hier op het tooneel leek haar alles in
eens geheel anders...
Plotseling, bij een wending, die ze
maakte, had ze de loge rechts voor
zich waarin de rose hlouse schitter
de. En daar achter Hanna Schöne-
mami, wier gezicht straalde van ge
voel van eigenwaarde en geluk, en
haar moeder, een zeer corpulente da
me met een veeren toque, iets naar
achteren toe, in de schaduw zat
hij, bleek en ernstig, met een gelaat,
dat Doris alles zei... Het was hem
niet gemakkelijk geworden dezen
draal te nemen, maar thans was die
genomen. Nu was er niets meer aan
te veranderen.
Waarom was het geschied? Omdat
ze In Stuttgart succes had gehad en
daar geëngageerd was, zoodat hij
minder dan ooit mocht hopen, dat ze
haar carrière, om zijnentwil zou op
geven? Omdat zijn verstand de lief
de had overwonnen? Of was het niet
net verstand, maar toch Hanna Scho-
nemann?
De gedachte deed haar pijn, als een
slangenbeet, maar met inspanning
van al haar krachten zong ze haar
rol ten einde cn het gelukte haar te
verbergen, wat in haar omging. Nie
mand vernam den kreet van haar
gewonde ziel... Men hoorde slechts
juichtonen. Zoo zeer sleepte Doris
het publiek mee, dat het den indruk
van oen spontane huldiging maakte,
toen aan het eind der voorstelling
Hanna Schönemanu in haar loge op
ging staan eu rnet een handigheid,
welke men niet bij harur gezocht zou
hebben, een kleinen lauwerkrans op
het tooneel wierp,
llij viel juist voor Doris voelen
neer. Men nam hem voor haar op en
toon ze dankend boog, ontmoetten el
kaar de blikken der beide meisjes.
Duidelijk en jubelend zeiden het de
blikken van Hanna Schönemar.n:
„voor jou de lauweren, voor mij de
mirte!' Ja, die zou hedenavond niet
mot haar hebben willen ruilen.
Op het tooneel verdrong men zich
Om Doris.
Wat hebt u vanavond weer tri
omfen gevierd.
Doris glimlachte droevig. De triom
fen sagen allen van de nederlaag
wist zij alleen. Maar juist daarom
was zo ook gemakkelijker te diragen
en zo wist het Immers, een poos later
zou ze blij zijn, dat het haar niet ver
gund was geworden deze dwaasheid
to begaan. Nooit zou ze zich in deze
slad thuis hebhen gevoeld, aar
niets dan schoorsteenen m plaats
kerktorens omhoog staken, nooit der-
dikken, snuivenden man als hoofd
der familie hebben kunnen duJden;
nooit had zo de verwijten van den
gevangen vogel in haar keel tot zwij
gen gebracht.
Maar het deed toch veel pijn. ver
standig to moeten wezen en toon Do
ris ecnigo dagen later met den trein
door do vlakte snorde, leunde zij met
,»on gezicht dat nat was van tranen, j
h. een hoekje eu niemand, die hoar!
zoo had gadegeslagen, zou in haar
do stor van liet seizoen hebben ge
zien.
(N. v. 't N.)
De uitvinder.
Op zekeren dag kwam iemand bij
me, die 111c een automatischen bedden-
warnier wilde verkoopen eu toen ik
hoegenaamd geen lust toonde, om me
dal voorwerp aan te schaliën, vroeg
hij me, of hij me dan iets van den uit
vinder, den heer Peplow, mocht ver-
lellen. En hij begon
De heer Peplow is een beminne
lijk en eerbiedwaardig man, en boven
dien een uitvinder. Met al zijn schoo-
ne vindingen heeft hij zich een aardig
kapitaal verworven. Hij kocht zich een
ouderwotsch huis, oppervlakkig be
schouwd volstrekt niet voor hem ge
schikt. Maar de agent, die het hem
verkocht, vertelde, dat het in 't huis
spookte, en dit was voldoende oni
Peplow te doen besluiten. Twee jaar
lang leefde liij daar als een gelukkig
jonggezel. Zijn inkomen werd steeds
grooter en dagelijks werden er nieu
we denkbeelden gevormd in zijn
schrander brein. Wel ondervond hij
soms een kleine onaangenaamheid,
llij vond bijvoorbeeld een toestel uil
om redding te brengen bij brand, dat
wanneer het warm gemaakt werd,
automatisch materiaal genoeg vorm-
de, om een touwladder te maken. Een
oom van den heer Peplow, een gepen-
sionneerd majoor, pas uit Indië te
ruggekomen, kwam in November bij
hem logeoren en maakte in zijn ka
mer een vuur aan, dat te kras bleek
voor liet gevoelige toestel. In ieder ge
val lug de majoor tegen drie uur in
den morgen buiten bed, terwijl een
paar ijzeren klauwen zijn nachthemd
van zijn lichaam trokken en er met
groute behendigheid een touw van
maakten. Bijna tegelijkertijd ging 't
raam open en een arm greep den Le
venden ouden heer bij «ieu rug eu
bracht hem buiten in een bloemperk.
Alurmsemen, die in iedere kamer ge
hoord werden, deden den heer Peplow
eu de huishoudster ter redoing opda
gen. Over het geheel echter was de
hoer Peplow zeer gelukkig met zijn
vindingen. Toen gebeurde het op ze
keren dug, dal de auto van sir Giiead
Uuskmg voor zijn huis niet verder kon
eu Peplow, die niets van auto's af
wist, gin'; hulp bieden, llij zag deu
chauffeur op den grond liggen en lady
Busking en haar dochter rechtop in
do kar zitten, terwijl een puar hoereu
hun opmerkingen stonden te maken.
Peplow stelde zich ter beschikking
van de dames, totdat de reis zou kun
nen worden voortgezet en wist haar
te bewegen in zijn hu-s beschutting te
zoeken, want het begon te regenen.
De chauffeur was een uur met de
auto bezig, en voor hij naar Busking
Manor terugkeerde, was Peplow tot
over de ooien verliefd geraakt op de
dochter van deu eigenaar.
Dora was een aardig meisje eu haar
bewondering voor Peplow, toen ze
hoorde, dat hij de handschoenen-
knoopjes, die ze droeg, had uitgevon
den, was even groot als haar bewon
dering voor het huis toen hij haar
moodéelde, dat het er spookte. Pep-
luw geleidde de dames door den ouden
vleugel eu toen ze wegreden, deden ze
dit met de beloften hem weer eens te
komen opzoeken, als de kar het zoover
zou willen brengen.
Het was laat in den herfst, toen de
auto van sir Busking weer voor het
huis verscheen. Dora ging met haar
moeder het huis door, terwijl de auto
s-r Giiead. van een politieke meeting
ging haleu. Dora wilde meer weten
over het spook, dat het huis bezocht-
Lady Busking niet. Zij bleef liever bij
't groote vuur ia de zaal zitten.
Spoedig hoorde men de auto van
sir Giiead aankomen, en Peplow, die
al veel over den man had gehoord,
ging naar beneden, om hem te hegroe-
ten. Hij was wat zenuwachiig bij hun
eerste ontmoeting, maar de groote fi
nancier verslond <ie kunst liem op zijn
gemak te zetten en tegen de thee wa
ren ze met elkaar op den besten voet.
Dora bracht het gesprek ondanks de
waarschuwende blikken van haar
moeder op spoken.
Die bestaan niet, zei sir Giiead.
Zekerhield ze vol. Hiér is er
een. Het maakt een van de oude ka
mers in den ouden vleugel 's nachts
onveilig.
Onzin, zei sir Giiead, liet zijn
allou óf vleermuizen, óf ratten. Wat
voor vertooningen geeft uw spook
O dat is verschillend, zei Pep
low.
Sir Giiead lachte minachtend.
Een veranderlijk spook is iets
nieuws.
Dal maakt het juist te aantrekke
lijker. zei Dora.
Lady Busking gaf een gilletje. De
heer Peplow voelde, dat hij iets moest
zeggen voor den naam van zijn huis.
Het spook bestaat zeker, sprak hij
plotseling. Ik heb meer dan eens
gemerkt, dat er een was. Maar ik
-preek liever niet over een onder
werp, dnt lady Busking onaangenaam
Is. Dora keek haar moeder aan tn het
gesprek werd op liefdadige instellin
gen gebracht.
Hei was ongeveer een uur later, dat
de familie Busking vertrok; tegen
dien tijd had de heer Peplow. die
voor een uitvinder een buitengewoon
practiscb man was. sir Giiead over
gehaald nog eens bij hem te komen,
om hem raad te geven omtrent de be
bouwing van een stuk grond.
Do auto kwam werkelijk dikwijls
naar het oude huis van Peplow en de
ze maakte zoo goed mogelijk gebruik
van de enkele oogenblikkeD, waarop
hij Dora kon spreken. Hij vroeg ten
slotte om haar hand.
Spreek met mijn vader, zei Do-
ra, hij gaat over eeDige dagen op
reis, eu ik "weet niet, hoe lang hij weg
zal blijven
Ik zal vanavond de zaak in orde
brongen, verklaarde de dappere heer
Peplow. De gelegenheid deed zich
voor, waarschijnlijk met behulp
van de jonge dame, Sir Giiead werd
alleen grinten met zijn gastheer en de
heer Peplow kwam tot de overtuiging,
dat een van de gewichtigste oogen
bij k ken in zijn leven was aangebro
ken on dat hij niet in staat was een
woord uit te brengen.
Eindelijk sprak hij niet moeite
Sir Giiead, ik wil...
Juist, zei sir Giiead, ik weet
hot. Ik heb het al lang geweten... Ik
zal niet te veel zeggen. Ik heb er niets
tegen. Maar ik vind het moeilijk in
iemands karakter een neiging tot op
snijderij over 't hoofd te zien.
Ik vrees, dat ik u niet goed be
grijp, sir Giiead, sprak de heer Pep
low, wiens hoop geheel was verdwe
nen.
Dan zal ik duidelijker zijn. Toen
ik hier 't eerst kwam, werd mij ver
teld. dat 'l hier spookte. Maar nu ben
ik hier al verscheidene malen geweest
on ik heb er nooit iets van gezien of
gehoord. Als er niets van waar is, is
u een bedrieger. Als het wel zoo is....
De lieer Peplow troostte zich met de
gedachte aan de woorden van den
ugent. Het is er.
Toon het mij dan.
Het komt niet dikwijls, en daar
u zoo ongeloovig bent...
Kijk eens zeide de oude Buskfng,
terwijl liij met de vuist op de tafel
sloeg, Ik wil eens een nacht in de
sponkkamer doorbrengen. Als er wer
kelijk iets is, zal Dora uw vrouw wor
den. Maar, als u me bedrogen heeft,
gaat ze met me op reis en u ziet el
kander met weer. Begrepen
Ja, zei de heer Peplow hulploos.
De avond en de volgende dag gin
gen voorbij, zonder dat hij een besluit
had genomen, en om acht uur kwam
do auto met sir Giiead den hoek oni.
üc twee mannen aten samen en bleven
lot elf uur zitlen praten, toen sir Gi
iead voorstelde naar bed te gaan. Te
gen twaalf uur ging hij naar -de deur
van zijn rrast en hoorde hem snurken.
Twintig minuten later werd er een
ontzettende kreet in huis gehoord. Hij
werd gevolgd door een revolverschot.
Peplow ginj naar de kamer van sir
Giiead. De oude heer zat rechtop in
bed te razen en probeerde een kaars
aan te steken. De dekens lagen over
den grond en de wind kwam door een
open raam de kamer in.
Goede hemel, wat is er gebeurd
hijgde de heer Peplow.
Je bent een nartsschurk, dat je
mij in deze kamer hebt laten slapen
zei de oude Busking, maar ik ge
loof. dat je morgen de zaak met Dora
in orde zult kunnen brengen.
Peplow verloor niet geheel zijn te
genwoordigheid van geest.
Dus u heeft het spook gezien
Gezien Neen, ik heb het gevoeld.
Ik zal me eerst wat aankleéden en
dan zal ik u in uw kamer alles uitleg
gen. Ik was juist ingeslapen, begon
sir Giiead nadat ze rustig bij elkaar
zaten, toen ik een lichte beweging
onder het laken voelde. En toen kwam
er een afgrijselijk ding op miin li
chaam. Ik probeerde het weg te gooi
en, maar het kwam al verder, tot zijn
heete hek mijn gezicht raakte. Ik gil
de en probeerde op te staan, en toen
keerde hol zich om en ging in een
andere richting. Toen ik mijn revol
ver had cregrepen, was het verdwe
nen I Ik kun me begrijpen, dat je het
ding niet kon beschrijven.
Sir Giiead bracht den nacht verder
in Peplow's kamer door en deze wist
volstrekt niet waaraan hij 't te dan
ken had, dat de oude heer zijn
schoonvader werd, muar hij was het
spook erg dankbaar, dat het dien
nacht voor den eersten keer versche
nen was.
Het werd eindelijk morgen, eu (oen
de auto den ouden heer naar Busking
Manor terugbracht, ging Peplow in
do logeerkamer een onderzoek instel
len. Daar vuud hij zijn automatischen
beddenwarmer, dien hij pas had uit
gevonden en dien zijn huishoudster in
sir Gilead's bed had gelegd. Oni «le
eon of andere redn had het mechanis
me geweigerd, totdat de oude heer
een plotselinge beweging had ge
mankt. En toen was 't ding over hem
heen gekomen, en was uit zijn bed ge
gaan en in een hoek van de kamer
terecht gekomen, waar het verborgen
lag, alsof het zich over zichzelf
Zes maanden later waren Peplow
en juffrouw Busking getrouwd
(He*.)
De schilder en de hertog
Bij de huursoldaten, die aan den
oorlog deelnamen onder Braccio,
vorst van Perugia, bevond zich een
zekere Jacopo, bijgenaamd de sterke.
In zijn jeugd was hij een landbou
wer, maar op zekeren dag kwam de
gedachte bij hom op, dat ex als huur
soldaat meer te halen viel. Hij wierp
zijn spado in de lucht en riep uit: Als
zo rechtop in den grond blijft staan,
dan zal ik dat opvatten als eon tee-
ken, dat or voor mij fortuin in den
oorlog te maken Is.
De spade bleef rechtop slaan: Jaco
po verwisselde haar voor een zwaard
en werd de voorvader van de harto
gen van Milaan. Zijn zoon Francesco
promoveerde zichzelf tot vorst van
die stad en -regeerde wijs en good.
M-aar spoedig daarop draaide Fortu-
na dit heerschersgeslacht den rug
toe. Galeazzo Maria, de oudste zoem
van Francesco werd door drie zijner
onde.-danen vermoord uit wraak over
de grenzelooze wandaden en tyran-
nïo. waaraan hij zich schuldig
maakte. Toen besteeg de jongere
broeder Ludovioo den troon, die zich
als regont liet uitroepen voor zijn
neef, den zoon van den vermoorden
hertog. Dat was een vreemde por-
soonlijkheid, die Ludovico, bijge
noemd II Moto, een van die zonder
linge mengsels van wijsheid en wil
lekeur, wreedheid en beschaving, wel
ke in die dagen in Italië gevonden
werden.
Hij verrijkte xijn geboortestad met
kunstschatten en prachtige gebou
wen, maar slaagde er niet in de gene
genheid van zijn onderdanen te win
nen. Hij stichtte scholen en was de
edelmoedige beschermer van kunste
naars en letterkundigen, terwijl hij
zonder pardon diegenen uit den weg
ruimde, die hom hinderden en zijn]
jeugdigen neef, van wien3 hertogdom
hij zich had meester gemaakt, eerst I
liet gevangen zetten en vervolgens!
vergiftigen. Hoewel men gewoonlijk!
denkt, dat zijn bijnaam „II Moro" de
Moor beleekcnt, wordt er „de Moer-
bez:e" mee bedoeld, waarvoor In het
Italiaansch hetzelfde woord gebruikt
wordt Want Ludovioo beroemde er
zich gaarne op dat hij, evenals die
eigenaardige boom, die geen bladeren
voor den dag laat komen, vóór de
vorstnachten voorbij zijn, het juiste
oogenbltk wist om handelend op te
treden en het geduld had er op te
wachten.
Eén groot man was er, het grootste
genie van zijn tijd, die dezen hertog
van Milaan moest beschouwen als
een zeer goeden en milddadiger!
vriend. Om-treeks het jaar 842 kwam
er eon jonge Florentijn naar de stad,
die bij den hertog aanbevolen werd
door oen geestverwant, een heer
schar even gewetenloos en éven be
schaafd voor zoover men in die da-
gon daarvan spreken kon als „11
Moro" zelf, n.l. Lorenzo di Medici, die
toen oppermachtig was in Florence.
De overlevering zegt, dat de jonge
vreemdeling hot. hart wist te winnen
van den muziek-lievenden Ludovioo
door zijn prachtig spel op een instru
ment van eigen vinding.
Maar dit was slechts één uiting
der vele talenten van de wonderbaar
lijke Leonardo da Vinci, die boven
dien zóó schoon gebouwd was en
zóó n fraai gelaat bezat, dat de glans
die van zijn wezen uitging het som-
bonste hart bekoorde, zelfs vóór men
iets wist van zijn groote gaven. In
een brief uit dien tijd, gericht tot „II
Moro", waarin Leonardo dezen zijn
diensten aanbiedt voor eik werk, dat
de hertog mocht verlangen, geeft hij
oen ongewone lijst van bekwaamhe
den Openbare en particuliere gebou
wen kon hij vervaardigen, water ge
leiden van de eene plaats uaur de
andere, bee 1<1 bouwwerk verrichten in
marmer, brons of lerra-cotta, schilde
ren kon hij zoo goed als eenig ander.
Men zou zeggen dat hij 't met deze be-
kwaamhedeu doen kon, maar daar
enboven blonk hij uit op muzikaal
gebied en in de rekenkunde, bezat
een niet te versmaden kennis van de
natuurkunde en de gaven om groot-
sche gedachten uit te drukken in wel
sprekende bewoordingen, die we te
rugvinden in zijn geschriften. Slechts
één ding ontbrak hem en dat was de
standvastigheid om steeds te voltooi
en waaraan hij begon. Hij had zoo-
voel liefhebberijen en trachtte zoo
veel te bereiken, dat hij juist daar
door weinig afmaakte en zoo vinden
wij vale kunstgalerijen vol schetsen
en studies van Leonardo, prachtige
staaltjes van een groot talent, waar
och ter weinig bij is dat af Is.
Op hot hertogelijk slot zette Leo
nardo zich aan eiken arbeid, dien
zijn meester van hem verlangde. Hij
placht zijn schilderijen te verlaten
om plannen te maken voor vesting
werken, zijn beeldhouwwerk om cos
tumes te teekenen voor een groot
feest ten hove, of om iets te beden
ken om de baden der slot gasten te
verwarmen. Daarom was het geen
wonder dnt zijn werk langzaam vor
derde en dnt men dikwijls lang op be
stellingen moest wachten. Ludovico,
verlangde .er naar om in Milaan een
kolossaal bronzen standbeeld te ver
vaardigen, dat zijn vader Francesco
te paard zou voorstellen. Dit was net
een werkje voor den Florentïjnschen
kunstenaar, die met groote nauwge
zetheid de anatomische studie van 't
paard begon. Leonardo was een die
renvriend, hij scheen dieren te begrij
pen, want hij kon wilde dieren tem
men en leerde ze hun natuurlijke
vrees voor den mensch overwinnen.
Do overlevering vertelt dat hij op
een gooden dag al de vogeltjes, die in
Milaan te koop waren, opkocht en
zich er Ln verheugde, ze in vrijheid te
kunnen laten. Zeer verbaasde hij zijn
vrienden met een lammen hagedis,
dien hij allerlei kunstjes geleerd had
en dikwijls in zijn zak meonam. Hoe
wel Leonardo talrijke studies maakte
van het bovenbedoelde ruiter
standbeeld en er verscheidene model
len van klaar kreeg, word het nooit
Ln brons gegoten en daarom rijdt er
geen kranige figuur van Francesco
Sfonza ln de stad Milaan, zooals Col-
leoni, de rklderlijke, rijdt in Venetië,
vervaardigd door Verrochio, de leer
meester van Leonardo.
Donkere wolken hadden 7,ich lang
zamerhand boven Milaan samenge
pakt. De voorzichtigheid der Moerbe
zie moet Ludpvico schromelijk veria
ten hebben, toen hij om zijn positie,
door een misdaad verworven, te ver
sterken, Napels trachtte te verove
ren, dat toen aan Frankrijk behoor
de Een Fransch leger kwam beter
gewapend dan het zijne, deed een
vijandelijken inval in Italië en bracht
vele rampen over het land. De vol
gende Franse he koning, Lodewijk
XII legde beslag op het hertogdom
Milaan en Ludovico verloor den
troon, dien hij op zoo schandelijke
wijze verkreeg en stierf als eon ge
broken overwonnene m een Fransche
gevangenis.
Zijn schoone stad werd overstroomd
door een invallend leger en de model
len van het groote standbeeld, dat de
grootheid van het huis Sforza zou
verkondigen, werden door de Fran
sche soldaten in stukken gebroken.
Dit Is een droevig einde van een
glorieus geslachtstijdperk en daarom
is het des te aangenamer de laatste
levensjaren van Leonardo te beschou
wen, die oud werd te midden van &1-
gomoone waardeering en toegenegen
heid, arbeidende eu onderwijzende
tot aan het einde van zijn lang leven.
De geschiedenis van" het oude Mi
laan is verre van schoon, vol bloed
dorst en verraad en zuoht naar heer
schappij.
Daarom moeten wij den gnooten
Florentijn Leonardo da Vinei, wiens
leven als een schoone ster schittert
in do geschiedenis van Milaan op
prijs stellen als de man die verkreeg
wat niet voor elk genie is weggelegd,
ril een wereldvermaardheid en daar
bij de algemoene achting.
EEN FRANS HALS.
De groep van Frans Hals, door den
bankier Otto Kahn gekocht voor
500.000 dollars, moet verleden jaar
door Gebrs. Duveen voor ongeveer de
helft gekocht zijn van de familie
Warde, in wier bezit het stuk geweest,
is van 1759 af, toen John Warde het
kocht op het erfhuis van zijn neof
William BriStow te Londen, wiens
broeder, onderdirecteur an een Zuid-
zee-raaatschapplj, was gehuwd ge
weest met een dochter van Paul Fol-
siu«* een koopman op Oost-Indië te
Parijs.
EEN STAARTJE VAN DE POST
STAKING.
Te Parijs hebhen 1800 postambtena
ren vorgaderd om hunne houding bij
de aanstaande verkiezingen vast te
stellen. Besloten werd alle afgevaar
digden te bestrijden, onverschillig tot
welke partij zij behooren, die in het
vorige jaar tijdens de groote poststa
king zich aan de zijde der regeering
hebben geschaard. Er werd besloten
tot dit doel in bepaalde kiesdistricten
van Parijs comité's te
DAMRUBRICK.
HAARLEMSCUE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men to richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 137,
van P. J. Eype.
fe.
y.
6
m
r
M
m
m
6
„.ft
i
16
06
9
g*
M
m
fyérr''
m
0
36
46
4tt
41
4ö
4t1
5U
7, 9, 11, 12, 13, 17,
p22. 27, 28, 29, 33,
18, 19, 20, 24, 30, 31 cn 35
35, 38, 39, 40. 44. 45 en 47
Probleem No.
138 van
M.
t
1
0
8
4
6
JU
m
i.
H
9
16
m
W/A
m
m
m
3k\
26
86
m
m
0
ma
45
7*4
Wit
Zwart schijven op 2, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 19, 23. 24, 28, 29 33 eu 34
Wit schijven op 21, 25, 27, 31, 32, 35, 37, 38. 41, 42. 43,*44, 45 en 49
Oplossingen van deze problecms
worden ingewacht uiterlijk Dinsdag
5 April, aan bovengenoemd adres.
Oplossing van probleem No. 133, van
den auteurWit 17 - 12, 31 - 27,
30 - 24 42 - 38, 43 - 39, 39 8, 48 - 42,
40 - 35, 35 2 1
Gued opgelost door de heeren W.
J. Balkenende, R. Bouw, W. van Daa-
len, P. J. Eype, J. Jacohson Azn., D
G. Koning, li. Kosler, C. P. Kraay, J.
Lycklama, W. J. A. Matla.
Oplossing van Probleem No. 134 van
don auteur Wit 37-31, 30 - 31,
29 - 23, 33 4, 45 - 40, 31 - 27, 42 - 38,
48 10, 22 - 18, 4 10
Goed opgelost door de heeren W.
.1. Balkenende. R. Bouw, W. van Daa-
len, P. J. Eype, J. Jacohson Azn., D.
G. Koning, H. Koster, C. P. Kraay, J.
Lycklama, W. J. A. Matla, F. M. v. d.
Worff.
Daar het ons gebleken is, dat ver
schillende liefhebbers van het dam
spel niet bekend zijn met het regle
ment voor dat spel, zoo willen wij dat
nog eens in zijn geheel hier afdruk
ken
REGLEMENT VOOR HER' DAMSPEL.
Art L
Het bord wordt geplaatst inet de
lange lijn uitgaande van de linkerzij
de van eiken speler. Beurtelings no
men de spelers de write en z.varlc
schijven. Krijgt een der spelers voor
gift, dan speelt deze steeds het eerst.
Art 2.
De schijf gaat schuin vooruit, tel
kens eene ruit, uitgezonderd bij het
slaan van een of meer vijandelijke
stukken, die zij alsdan zoowel voor
als achteruit moeten overspringen.
Art 3.
Een schijf wordt dam, als zij de lijn
van het bord, waar de tegenspeler zit,
heeft bereiktals echter die schijf op
de dam lijn komende, terstond kan
doorslaan, zoodat zij niet op de be-
doeldo lijn eindigt, dan blijft zij schijf.
Art. 4.
De dam gaat voor- of achterwaarts,
geheel of gedeeltelijk de vrije ruiten
doorloopende van elke lijn, die zij be
strijkt, of waarop zij bij veranderde
richting kan komen.
ArtS.
Tijdens het slaan mogen de stukken
niet van hot bord genomen .worden.
Dit moet gescnicd.n na den slag. Men
mag bij het slaan v si nuermalen over
dezelfde open ruit gd.au, maar niet ten
tweede male over hetzelfde stuk.
Art 6.
De meeste stukken moeten geslagen
worden slaat de speler bij vergissing
minder stukken, dan kan de tegenspe
ler vorderen, dat dit zoo blijve. Bij ge
lijk aantal stukken slaat men naar
verkiezin r met den dam of de schijf.
Als stuk heeft een dam niet moer
waarde dan een schijf.
Art. 7.
Aanraken is spelen van elk eigen
speelbaar stuk, uitgezonderd bij het
op zijn plaats zetten van stukken, dio
scheef of niet op dc juiste ruiten staan;
men moet echter den tegenspeler
van dit rechtzetten vooraf kennis
geven. Zoolang con schijf of dam nog
niet. is losgelat.cn, knn men deze nnnr
links of réchts verplaatsen, als daar
open ruiten zijn.
Art. 8,
Als een dor spelers een of meor
stukken van liet bord heeft genomen,
kan de teeenspoler eischen, dat ze a I
of niet herplaatst worden. Bij her
plaatsing echter moeien dio stukken
allo weer gezet worden in dezelfde
vakken, waaruit ze genomen zijn. Dit
artikel is niet van toepassinx op het
rechtnmüx wegnemen van stukkon,
bedoeld In Art. 5.
Art 9.
Zoodra een partij komt (o staan met
drie dammen tegen éen dam, die de
lange lijn bezet, is het si-oi remise,
tenzij do enkele dam in dj-io zetten ge
slagen worde,
Art. 10.
Heeft de speler, <lie drio dammen
heeft, dü lange lijn bezet, dan kan liij
tien zetten van zijn tegenspeler
eischen is het spel na die tien zetten
niet beslist, dan is de partij remise,
tenzij de drie dammen een stand heb
ben ingenomen, waardoor, na nog
twee zetten, de enkele dam zou ver
loren zijn. In dit gevul moeten die twee
zeiten worden toegestaan.
Als een speler een dam en twee
schijven heeft, of twee dammen en een
schijf, dan kan de tegenspeler, zoo hij
alleen een dam heeft, die schijf of
schijven tot dam kronen, waarna ge
speeld wordt als ln Artt. 9 en 10 om
schreven.