p te P p to f y/\ HÉ I-lot was, of alles voor Doris' oogon plotseling in een nevel gehuld werd. Wet was dat? Een afscheid, een af scheid voor eeuwig met afzien van de kans om elkander nog eens weer te ontmoeten? Hij dacht er niet aan, het woord nog eenmaal uit te spre ken, waarop ze wachtte? Zóó wilde hij haar laten heengaan? Nu zag ze wel in, dat hij zich, naar- ninto haar succes grooter werd, hoe langer hoe meer van haar had te ruggetrokken, misschien wijl hij in zag. dnt ze meer geschapen was om oen ster op het tooneel dan om een bescheiden huisvrouw te worden. Eu dat hij haar, sedert ze in Stuttgart als gast was opgetreden, niet weer had opgezocht, dat was dus geen bloot toeval geweest? Hij achtte het zeker zijn droeve plicht van haar af te zien, omdat hij niet van Mar ver wachtte. dat ze in staat zou zijn den roem, die haar toewenkte, den rug toe te keeren? Welnu, dan moes hem een duidelijk bewiis van haar gezindheid geven. Hoe heerlijk zou het zijn, hem van de stille wanhoop te redden, hem te doen weten, dat hel onnoodig was het smartelijke of fer te brengen. Zulke gedachten Welden ha air be zig, torwijl ze zich in Agathe's trouw costuum kleedde en ginds op het too neel word geklopt en gehamerd om de Wolfskloof in orde te brengen. Doris was blij, dat ze pauze had. Ze kon In dien tijd kalm worden en overleggen, hoe ze hem van zijn blindheid zou genezen. Uit de acteursloge kwamen de vrou welijke collega's om de bloemen te bewonderen. Gelukkige, wat verwent men ul zeiden ze. Dat alles zou ik weggeven om zij nentwille^ klonk het blijde in Doris' binnenste. Och wat roeml Hij moest haar aanzien, zooals hij dat vroeger had gedaan en haar zeggen: ga niet weg! Blijf! Ik kan niet leven zonder joul Toen het gordijn voor het derde be- drijf opging, gevoelde Doris dadelijk, meer dan ze het zag, dat hij niet meer tusschen zijn ouders zat Maar waar was hij dan? Ze zong: „En of de wolk haar ook omhulle..." Ja, ook voor haar scheen in dit oogenhük aen wolk de zon te verduisteren en een eigenaardig© angst deed haar het hart ineenkrim pen. Ze had zijn afscheidsbrief zoo gunstig mogelijk uitgelegd en zich wijsgemaakt dat er maar een enkel woord va.n haar noodig was om al les weer in orde te brengen. Maar hier op het tooneel leek haar alles in eens geheel anders... Plotseling, bij een wending, die ze maakte, had ze de loge rechts voor zich waarin de rose hlouse schitter de. En daar achter Hanna Schöne- mami, wier gezicht straalde van ge voel van eigenwaarde en geluk, en haar moeder, een zeer corpulente da me met een veeren toque, iets naar achteren toe, in de schaduw zat hij, bleek en ernstig, met een gelaat, dat Doris alles zei... Het was hem niet gemakkelijk geworden dezen draal te nemen, maar thans was die genomen. Nu was er niets meer aan te veranderen. Waarom was het geschied? Omdat ze In Stuttgart succes had gehad en daar geëngageerd was, zoodat hij minder dan ooit mocht hopen, dat ze haar carrière, om zijnentwil zou op geven? Omdat zijn verstand de lief de had overwonnen? Of was het niet net verstand, maar toch Hanna Scho- nemann? De gedachte deed haar pijn, als een slangenbeet, maar met inspanning van al haar krachten zong ze haar rol ten einde cn het gelukte haar te verbergen, wat in haar omging. Nie mand vernam den kreet van haar gewonde ziel... Men hoorde slechts juichtonen. Zoo zeer sleepte Doris het publiek mee, dat het den indruk van oen spontane huldiging maakte, toen aan het eind der voorstelling Hanna Schönemanu in haar loge op ging staan eu rnet een handigheid, welke men niet bij harur gezocht zou hebben, een kleinen lauwerkrans op het tooneel wierp, llij viel juist voor Doris voelen neer. Men nam hem voor haar op en toon ze dankend boog, ontmoetten el kaar de blikken der beide meisjes. Duidelijk en jubelend zeiden het de blikken van Hanna Schönemar.n: „voor jou de lauweren, voor mij de mirte!' Ja, die zou hedenavond niet mot haar hebben willen ruilen. Op het tooneel verdrong men zich Om Doris. Wat hebt u vanavond weer tri omfen gevierd. Doris glimlachte droevig. De triom fen sagen allen van de nederlaag wist zij alleen. Maar juist daarom was zo ook gemakkelijker te diragen en zo wist het Immers, een poos later zou ze blij zijn, dat het haar niet ver gund was geworden deze dwaasheid to begaan. Nooit zou ze zich in deze slad thuis hebhen gevoeld, aar niets dan schoorsteenen m plaats kerktorens omhoog staken, nooit der- dikken, snuivenden man als hoofd der familie hebben kunnen duJden; nooit had zo de verwijten van den gevangen vogel in haar keel tot zwij gen gebracht. Maar het deed toch veel pijn. ver standig to moeten wezen en toon Do ris ecnigo dagen later met den trein door do vlakte snorde, leunde zij met ,»on gezicht dat nat was van tranen, j h. een hoekje eu niemand, die hoar! zoo had gadegeslagen, zou in haar do stor van liet seizoen hebben ge zien. (N. v. 't N.) De uitvinder. Op zekeren dag kwam iemand bij me, die 111c een automatischen bedden- warnier wilde verkoopen eu toen ik hoegenaamd geen lust toonde, om me dal voorwerp aan te schaliën, vroeg hij me, of hij me dan iets van den uit vinder, den heer Peplow, mocht ver- lellen. En hij begon De heer Peplow is een beminne lijk en eerbiedwaardig man, en boven dien een uitvinder. Met al zijn schoo- ne vindingen heeft hij zich een aardig kapitaal verworven. Hij kocht zich een ouderwotsch huis, oppervlakkig be schouwd volstrekt niet voor hem ge schikt. Maar de agent, die het hem verkocht, vertelde, dat het in 't huis spookte, en dit was voldoende oni Peplow te doen besluiten. Twee jaar lang leefde liij daar als een gelukkig jonggezel. Zijn inkomen werd steeds grooter en dagelijks werden er nieu we denkbeelden gevormd in zijn schrander brein. Wel ondervond hij soms een kleine onaangenaamheid, llij vond bijvoorbeeld een toestel uil om redding te brengen bij brand, dat wanneer het warm gemaakt werd, automatisch materiaal genoeg vorm- de, om een touwladder te maken. Een oom van den heer Peplow, een gepen- sionneerd majoor, pas uit Indië te ruggekomen, kwam in November bij hem logeoren en maakte in zijn ka mer een vuur aan, dat te kras bleek voor liet gevoelige toestel. In ieder ge val lug de majoor tegen drie uur in den morgen buiten bed, terwijl een paar ijzeren klauwen zijn nachthemd van zijn lichaam trokken en er met groute behendigheid een touw van maakten. Bijna tegelijkertijd ging 't raam open en een arm greep den Le venden ouden heer bij «ieu rug eu bracht hem buiten in een bloemperk. Alurmsemen, die in iedere kamer ge hoord werden, deden den heer Peplow eu de huishoudster ter redoing opda gen. Over het geheel echter was de hoer Peplow zeer gelukkig met zijn vindingen. Toen gebeurde het op ze keren dug, dal de auto van sir Giiead Uuskmg voor zijn huis niet verder kon eu Peplow, die niets van auto's af wist, gin'; hulp bieden, llij zag deu chauffeur op den grond liggen en lady Busking en haar dochter rechtop in do kar zitten, terwijl een puar hoereu hun opmerkingen stonden te maken. Peplow stelde zich ter beschikking van de dames, totdat de reis zou kun nen worden voortgezet en wist haar te bewegen in zijn hu-s beschutting te zoeken, want het begon te regenen. De chauffeur was een uur met de auto bezig, en voor hij naar Busking Manor terugkeerde, was Peplow tot over de ooien verliefd geraakt op de dochter van deu eigenaar. Dora was een aardig meisje eu haar bewondering voor Peplow, toen ze hoorde, dat hij de handschoenen- knoopjes, die ze droeg, had uitgevon den, was even groot als haar bewon dering voor het huis toen hij haar moodéelde, dat het er spookte. Pep- luw geleidde de dames door den ouden vleugel eu toen ze wegreden, deden ze dit met de beloften hem weer eens te komen opzoeken, als de kar het zoover zou willen brengen. Het was laat in den herfst, toen de auto van sir Busking weer voor het huis verscheen. Dora ging met haar moeder het huis door, terwijl de auto s-r Giiead. van een politieke meeting ging haleu. Dora wilde meer weten over het spook, dat het huis bezocht- Lady Busking niet. Zij bleef liever bij 't groote vuur ia de zaal zitten. Spoedig hoorde men de auto van sir Giiead aankomen, en Peplow, die al veel over den man had gehoord, ging naar beneden, om hem te hegroe- ten. Hij was wat zenuwachiig bij hun eerste ontmoeting, maar de groote fi nancier verslond <ie kunst liem op zijn gemak te zetten en tegen de thee wa ren ze met elkaar op den besten voet. Dora bracht het gesprek ondanks de waarschuwende blikken van haar moeder op spoken. Die bestaan niet, zei sir Giiead. Zekerhield ze vol. Hiér is er een. Het maakt een van de oude ka mers in den ouden vleugel 's nachts onveilig. Onzin, zei sir Giiead, liet zijn allou óf vleermuizen, óf ratten. Wat voor vertooningen geeft uw spook O dat is verschillend, zei Pep low. Sir Giiead lachte minachtend. Een veranderlijk spook is iets nieuws. Dal maakt het juist te aantrekke lijker. zei Dora. Lady Busking gaf een gilletje. De heer Peplow voelde, dat hij iets moest zeggen voor den naam van zijn huis. Het spook bestaat zeker, sprak hij plotseling. Ik heb meer dan eens gemerkt, dat er een was. Maar ik -preek liever niet over een onder werp, dnt lady Busking onaangenaam Is. Dora keek haar moeder aan tn het gesprek werd op liefdadige instellin gen gebracht. Hei was ongeveer een uur later, dat de familie Busking vertrok; tegen dien tijd had de heer Peplow. die voor een uitvinder een buitengewoon practiscb man was. sir Giiead over gehaald nog eens bij hem te komen, om hem raad te geven omtrent de be bouwing van een stuk grond. Do auto kwam werkelijk dikwijls naar het oude huis van Peplow en de ze maakte zoo goed mogelijk gebruik van de enkele oogenblikkeD, waarop hij Dora kon spreken. Hij vroeg ten slotte om haar hand. Spreek met mijn vader, zei Do- ra, hij gaat over eeDige dagen op reis, eu ik "weet niet, hoe lang hij weg zal blijven Ik zal vanavond de zaak in orde brongen, verklaarde de dappere heer Peplow. De gelegenheid deed zich voor, waarschijnlijk met behulp van de jonge dame, Sir Giiead werd alleen grinten met zijn gastheer en de heer Peplow kwam tot de overtuiging, dat een van de gewichtigste oogen bij k ken in zijn leven was aangebro ken on dat hij niet in staat was een woord uit te brengen. Eindelijk sprak hij niet moeite Sir Giiead, ik wil... Juist, zei sir Giiead, ik weet hot. Ik heb het al lang geweten... Ik zal niet te veel zeggen. Ik heb er niets tegen. Maar ik vind het moeilijk in iemands karakter een neiging tot op snijderij over 't hoofd te zien. Ik vrees, dat ik u niet goed be grijp, sir Giiead, sprak de heer Pep low, wiens hoop geheel was verdwe nen. Dan zal ik duidelijker zijn. Toen ik hier 't eerst kwam, werd mij ver teld. dat 'l hier spookte. Maar nu ben ik hier al verscheidene malen geweest on ik heb er nooit iets van gezien of gehoord. Als er niets van waar is, is u een bedrieger. Als het wel zoo is.... De lieer Peplow troostte zich met de gedachte aan de woorden van den ugent. Het is er. Toon het mij dan. Het komt niet dikwijls, en daar u zoo ongeloovig bent... Kijk eens zeide de oude Buskfng, terwijl liij met de vuist op de tafel sloeg, Ik wil eens een nacht in de sponkkamer doorbrengen. Als er wer kelijk iets is, zal Dora uw vrouw wor den. Maar, als u me bedrogen heeft, gaat ze met me op reis en u ziet el kander met weer. Begrepen Ja, zei de heer Peplow hulploos. De avond en de volgende dag gin gen voorbij, zonder dat hij een besluit had genomen, en om acht uur kwam do auto met sir Giiead den hoek oni. üc twee mannen aten samen en bleven lot elf uur zitlen praten, toen sir Gi iead voorstelde naar bed te gaan. Te gen twaalf uur ging hij naar -de deur van zijn rrast en hoorde hem snurken. Twintig minuten later werd er een ontzettende kreet in huis gehoord. Hij werd gevolgd door een revolverschot. Peplow ginj naar de kamer van sir Giiead. De oude heer zat rechtop in bed te razen en probeerde een kaars aan te steken. De dekens lagen over den grond en de wind kwam door een open raam de kamer in. Goede hemel, wat is er gebeurd hijgde de heer Peplow. Je bent een nartsschurk, dat je mij in deze kamer hebt laten slapen zei de oude Busking, maar ik ge loof. dat je morgen de zaak met Dora in orde zult kunnen brengen. Peplow verloor niet geheel zijn te genwoordigheid van geest. Dus u heeft het spook gezien Gezien Neen, ik heb het gevoeld. Ik zal me eerst wat aankleéden en dan zal ik u in uw kamer alles uitleg gen. Ik was juist ingeslapen, begon sir Giiead nadat ze rustig bij elkaar zaten, toen ik een lichte beweging onder het laken voelde. En toen kwam er een afgrijselijk ding op miin li chaam. Ik probeerde het weg te gooi en, maar het kwam al verder, tot zijn heete hek mijn gezicht raakte. Ik gil de en probeerde op te staan, en toen keerde hol zich om en ging in een andere richting. Toen ik mijn revol ver had cregrepen, was het verdwe nen I Ik kun me begrijpen, dat je het ding niet kon beschrijven. Sir Giiead bracht den nacht verder in Peplow's kamer door en deze wist volstrekt niet waaraan hij 't te dan ken had, dat de oude heer zijn schoonvader werd, muar hij was het spook erg dankbaar, dat het dien nacht voor den eersten keer versche nen was. Het werd eindelijk morgen, eu (oen de auto den ouden heer naar Busking Manor terugbracht, ging Peplow in do logeerkamer een onderzoek instel len. Daar vuud hij zijn automatischen beddenwarmer, dien hij pas had uit gevonden en dien zijn huishoudster in sir Gilead's bed had gelegd. Oni «le eon of andere redn had het mechanis me geweigerd, totdat de oude heer een plotselinge beweging had ge mankt. En toen was 't ding over hem heen gekomen, en was uit zijn bed ge gaan en in een hoek van de kamer terecht gekomen, waar het verborgen lag, alsof het zich over zichzelf Zes maanden later waren Peplow en juffrouw Busking getrouwd (He*.) De schilder en de hertog Bij de huursoldaten, die aan den oorlog deelnamen onder Braccio, vorst van Perugia, bevond zich een zekere Jacopo, bijgenaamd de sterke. In zijn jeugd was hij een landbou wer, maar op zekeren dag kwam de gedachte bij hom op, dat ex als huur soldaat meer te halen viel. Hij wierp zijn spado in de lucht en riep uit: Als zo rechtop in den grond blijft staan, dan zal ik dat opvatten als eon tee- ken, dat or voor mij fortuin in den oorlog te maken Is. De spade bleef rechtop slaan: Jaco po verwisselde haar voor een zwaard en werd de voorvader van de harto gen van Milaan. Zijn zoon Francesco promoveerde zichzelf tot vorst van die stad en -regeerde wijs en good. M-aar spoedig daarop draaide Fortu- na dit heerschersgeslacht den rug toe. Galeazzo Maria, de oudste zoem van Francesco werd door drie zijner onde.-danen vermoord uit wraak over de grenzelooze wandaden en tyran- nïo. waaraan hij zich schuldig maakte. Toen besteeg de jongere broeder Ludovioo den troon, die zich als regont liet uitroepen voor zijn neef, den zoon van den vermoorden hertog. Dat was een vreemde por- soonlijkheid, die Ludovico, bijge noemd II Moto, een van die zonder linge mengsels van wijsheid en wil lekeur, wreedheid en beschaving, wel ke in die dagen in Italië gevonden werden. Hij verrijkte xijn geboortestad met kunstschatten en prachtige gebou wen, maar slaagde er niet in de gene genheid van zijn onderdanen te win nen. Hij stichtte scholen en was de edelmoedige beschermer van kunste naars en letterkundigen, terwijl hij zonder pardon diegenen uit den weg ruimde, die hom hinderden en zijn] jeugdigen neef, van wien3 hertogdom hij zich had meester gemaakt, eerst I liet gevangen zetten en vervolgens! vergiftigen. Hoewel men gewoonlijk! denkt, dat zijn bijnaam „II Moro" de Moor beleekcnt, wordt er „de Moer- bez:e" mee bedoeld, waarvoor In het Italiaansch hetzelfde woord gebruikt wordt Want Ludovioo beroemde er zich gaarne op dat hij, evenals die eigenaardige boom, die geen bladeren voor den dag laat komen, vóór de vorstnachten voorbij zijn, het juiste oogenbltk wist om handelend op te treden en het geduld had er op te wachten. Eén groot man was er, het grootste genie van zijn tijd, die dezen hertog van Milaan moest beschouwen als een zeer goeden en milddadiger! vriend. Om-treeks het jaar 842 kwam er eon jonge Florentijn naar de stad, die bij den hertog aanbevolen werd door oen geestverwant, een heer schar even gewetenloos en éven be schaafd voor zoover men in die da- gon daarvan spreken kon als „11 Moro" zelf, n.l. Lorenzo di Medici, die toen oppermachtig was in Florence. De overlevering zegt, dat de jonge vreemdeling hot. hart wist te winnen van den muziek-lievenden Ludovioo door zijn prachtig spel op een instru ment van eigen vinding. Maar dit was slechts één uiting der vele talenten van de wonderbaar lijke Leonardo da Vinci, die boven dien zóó schoon gebouwd was en zóó n fraai gelaat bezat, dat de glans die van zijn wezen uitging het som- bonste hart bekoorde, zelfs vóór men iets wist van zijn groote gaven. In een brief uit dien tijd, gericht tot „II Moro", waarin Leonardo dezen zijn diensten aanbiedt voor eik werk, dat de hertog mocht verlangen, geeft hij oen ongewone lijst van bekwaamhe den Openbare en particuliere gebou wen kon hij vervaardigen, water ge leiden van de eene plaats uaur de andere, bee 1<1 bouwwerk verrichten in marmer, brons of lerra-cotta, schilde ren kon hij zoo goed als eenig ander. Men zou zeggen dat hij 't met deze be- kwaamhedeu doen kon, maar daar enboven blonk hij uit op muzikaal gebied en in de rekenkunde, bezat een niet te versmaden kennis van de natuurkunde en de gaven om groot- sche gedachten uit te drukken in wel sprekende bewoordingen, die we te rugvinden in zijn geschriften. Slechts één ding ontbrak hem en dat was de standvastigheid om steeds te voltooi en waaraan hij begon. Hij had zoo- voel liefhebberijen en trachtte zoo veel te bereiken, dat hij juist daar door weinig afmaakte en zoo vinden wij vale kunstgalerijen vol schetsen en studies van Leonardo, prachtige staaltjes van een groot talent, waar och ter weinig bij is dat af Is. Op hot hertogelijk slot zette Leo nardo zich aan eiken arbeid, dien zijn meester van hem verlangde. Hij placht zijn schilderijen te verlaten om plannen te maken voor vesting werken, zijn beeldhouwwerk om cos tumes te teekenen voor een groot feest ten hove, of om iets te beden ken om de baden der slot gasten te verwarmen. Daarom was het geen wonder dnt zijn werk langzaam vor derde en dnt men dikwijls lang op be stellingen moest wachten. Ludovico, verlangde .er naar om in Milaan een kolossaal bronzen standbeeld te ver vaardigen, dat zijn vader Francesco te paard zou voorstellen. Dit was net een werkje voor den Florentïjnschen kunstenaar, die met groote nauwge zetheid de anatomische studie van 't paard begon. Leonardo was een die renvriend, hij scheen dieren te begrij pen, want hij kon wilde dieren tem men en leerde ze hun natuurlijke vrees voor den mensch overwinnen. Do overlevering vertelt dat hij op een gooden dag al de vogeltjes, die in Milaan te koop waren, opkocht en zich er Ln verheugde, ze in vrijheid te kunnen laten. Zeer verbaasde hij zijn vrienden met een lammen hagedis, dien hij allerlei kunstjes geleerd had en dikwijls in zijn zak meonam. Hoe wel Leonardo talrijke studies maakte van het bovenbedoelde ruiter standbeeld en er verscheidene model len van klaar kreeg, word het nooit Ln brons gegoten en daarom rijdt er geen kranige figuur van Francesco Sfonza ln de stad Milaan, zooals Col- leoni, de rklderlijke, rijdt in Venetië, vervaardigd door Verrochio, de leer meester van Leonardo. Donkere wolken hadden 7,ich lang zamerhand boven Milaan samenge pakt. De voorzichtigheid der Moerbe zie moet Ludpvico schromelijk veria ten hebben, toen hij om zijn positie, door een misdaad verworven, te ver sterken, Napels trachtte te verove ren, dat toen aan Frankrijk behoor de Een Fransch leger kwam beter gewapend dan het zijne, deed een vijandelijken inval in Italië en bracht vele rampen over het land. De vol gende Franse he koning, Lodewijk XII legde beslag op het hertogdom Milaan en Ludovico verloor den troon, dien hij op zoo schandelijke wijze verkreeg en stierf als eon ge broken overwonnene m een Fransche gevangenis. Zijn schoone stad werd overstroomd door een invallend leger en de model len van het groote standbeeld, dat de grootheid van het huis Sforza zou verkondigen, werden door de Fran sche soldaten in stukken gebroken. Dit Is een droevig einde van een glorieus geslachtstijdperk en daarom is het des te aangenamer de laatste levensjaren van Leonardo te beschou wen, die oud werd te midden van &1- gomoone waardeering en toegenegen heid, arbeidende eu onderwijzende tot aan het einde van zijn lang leven. De geschiedenis van" het oude Mi laan is verre van schoon, vol bloed dorst en verraad en zuoht naar heer schappij. Daarom moeten wij den gnooten Florentijn Leonardo da Vinei, wiens leven als een schoone ster schittert in do geschiedenis van Milaan op prijs stellen als de man die verkreeg wat niet voor elk genie is weggelegd, ril een wereldvermaardheid en daar bij de algemoene achting. EEN FRANS HALS. De groep van Frans Hals, door den bankier Otto Kahn gekocht voor 500.000 dollars, moet verleden jaar door Gebrs. Duveen voor ongeveer de helft gekocht zijn van de familie Warde, in wier bezit het stuk geweest, is van 1759 af, toen John Warde het kocht op het erfhuis van zijn neof William BriStow te Londen, wiens broeder, onderdirecteur an een Zuid- zee-raaatschapplj, was gehuwd ge weest met een dochter van Paul Fol- siu«* een koopman op Oost-Indië te Parijs. EEN STAARTJE VAN DE POST STAKING. Te Parijs hebhen 1800 postambtena ren vorgaderd om hunne houding bij de aanstaande verkiezingen vast te stellen. Besloten werd alle afgevaar digden te bestrijden, onverschillig tot welke partij zij behooren, die in het vorige jaar tijdens de groote poststa king zich aan de zijde der regeering hebben geschaard. Er werd besloten tot dit doel in bepaalde kiesdistricten van Parijs comité's te DAMRUBRICK. HAARLEMSCUE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men to richten aan den heer J. Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 137, van P. J. Eype. fe. y. 6 m r M m m 6 „.ft i 16 06 9 g* M m fyérr'' m 0 36 46 4tt 41 4ö 4t1 5U 7, 9, 11, 12, 13, 17, p22. 27, 28, 29, 33, 18, 19, 20, 24, 30, 31 cn 35 35, 38, 39, 40. 44. 45 en 47 Probleem No. 138 van M. t 1 0 8 4 6 JU m i. H 9 16 m W/A m m m 3k\ 26 86 m m 0 ma 45 7*4 Wit Zwart schijven op 2, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 19, 23. 24, 28, 29 33 eu 34 Wit schijven op 21, 25, 27, 31, 32, 35, 37, 38. 41, 42. 43,*44, 45 en 49 Oplossingen van deze problecms worden ingewacht uiterlijk Dinsdag 5 April, aan bovengenoemd adres. Oplossing van probleem No. 133, van den auteurWit 17 - 12, 31 - 27, 30 - 24 42 - 38, 43 - 39, 39 8, 48 - 42, 40 - 35, 35 2 1 Gued opgelost door de heeren W. J. Balkenende, R. Bouw, W. van Daa- len, P. J. Eype, J. Jacohson Azn., D G. Koning, li. Kosler, C. P. Kraay, J. Lycklama, W. J. A. Matla. Oplossing van Probleem No. 134 van don auteur Wit 37-31, 30 - 31, 29 - 23, 33 4, 45 - 40, 31 - 27, 42 - 38, 48 10, 22 - 18, 4 10 Goed opgelost door de heeren W. .1. Balkenende. R. Bouw, W. van Daa- len, P. J. Eype, J. Jacohson Azn., D. G. Koning, H. Koster, C. P. Kraay, J. Lycklama, W. J. A. Matla, F. M. v. d. Worff. Daar het ons gebleken is, dat ver schillende liefhebbers van het dam spel niet bekend zijn met het regle ment voor dat spel, zoo willen wij dat nog eens in zijn geheel hier afdruk ken REGLEMENT VOOR HER' DAMSPEL. Art L Het bord wordt geplaatst inet de lange lijn uitgaande van de linkerzij de van eiken speler. Beurtelings no men de spelers de write en z.varlc schijven. Krijgt een der spelers voor gift, dan speelt deze steeds het eerst. Art 2. De schijf gaat schuin vooruit, tel kens eene ruit, uitgezonderd bij het slaan van een of meer vijandelijke stukken, die zij alsdan zoowel voor als achteruit moeten overspringen. Art 3. Een schijf wordt dam, als zij de lijn van het bord, waar de tegenspeler zit, heeft bereiktals echter die schijf op de dam lijn komende, terstond kan doorslaan, zoodat zij niet op de be- doeldo lijn eindigt, dan blijft zij schijf. Art. 4. De dam gaat voor- of achterwaarts, geheel of gedeeltelijk de vrije ruiten doorloopende van elke lijn, die zij be strijkt, of waarop zij bij veranderde richting kan komen. ArtS. Tijdens het slaan mogen de stukken niet van hot bord genomen .worden. Dit moet gescnicd.n na den slag. Men mag bij het slaan v si nuermalen over dezelfde open ruit gd.au, maar niet ten tweede male over hetzelfde stuk. Art 6. De meeste stukken moeten geslagen worden slaat de speler bij vergissing minder stukken, dan kan de tegenspe ler vorderen, dat dit zoo blijve. Bij ge lijk aantal stukken slaat men naar verkiezin r met den dam of de schijf. Als stuk heeft een dam niet moer waarde dan een schijf. Art. 7. Aanraken is spelen van elk eigen speelbaar stuk, uitgezonderd bij het op zijn plaats zetten van stukken, dio scheef of niet op dc juiste ruiten staan; men moet echter den tegenspeler van dit rechtzetten vooraf kennis geven. Zoolang con schijf of dam nog niet. is losgelat.cn, knn men deze nnnr links of réchts verplaatsen, als daar open ruiten zijn. Art. 8, Als een dor spelers een of meor stukken van liet bord heeft genomen, kan de teeenspoler eischen, dat ze a I of niet herplaatst worden. Bij her plaatsing echter moeien dio stukken allo weer gezet worden in dezelfde vakken, waaruit ze genomen zijn. Dit artikel is niet van toepassinx op het rechtnmüx wegnemen van stukkon, bedoeld In Art. 5. Art 9. Zoodra een partij komt (o staan met drie dammen tegen éen dam, die de lange lijn bezet, is het si-oi remise, tenzij do enkele dam in dj-io zetten ge slagen worde, Art. 10. Heeft de speler, <lie drio dammen heeft, dü lange lijn bezet, dan kan liij tien zetten van zijn tegenspeler eischen is het spel na die tien zetten niet beslist, dan is de partij remise, tenzij de drie dammen een stand heb ben ingenomen, waardoor, na nog twee zetten, de enkele dam zou ver loren zijn. In dit gevul moeten die twee zeiten worden toegestaan. Als een speler een dam en twee schijven heeft, of twee dammen en een schijf, dan kan de tegenspeler, zoo hij alleen een dam heeft, die schijf of schijven tot dam kronen, waarna ge speeld wordt als ln Artt. 9 en 10 om schreven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 16