de stemmen der heeren Van Styrum en Schram tegen. Art 11 tot en mot 19 worden aan genomen. Art 20. De heer DE BRAAL betoogt, dat 't overbodig is, dat bepaald wordt, dat do opzichter stipte gehoorzaamheid verschuldigd ls aan den Directeur. Spr. stelt voor, deze zinsnede als overbodig te laten vervallen. Dit amendement wordt aangeno men met 20 tegen 8 stemmen tegen, die der heeren Winkler, Kleynenberg, Do Breuk, Loomeyer, Van I-ynden, Lasschuit. Kruseman, Tbyssen, Soig- nette en Loosjes. Art. 20 tot en met 21 worden aange nomen. Art. 25 wordt aangehouden op ver zoek van den heer KRELAGE, tot zijn amendementen zijn behandeld. Art 26 tot en met 30 worden aan genomen. Art 31. De heer SCHRAM betwist het dat de uren van 12 tot 3 uur de geschikt ste zijn, daar in die uren door den werkman gegeten wordt. Spr. zou gaarne het Museum langer geopend houden. De beambten hqbben nu al meer Zondagsrust. En geheel vrij kunnen die menschen niet worden in ons huidig maatschappelijk samen stel. De heer LASSCHUIT wil een redac tiewijziging, zóó. dat bepaald wordt, dat de kinderen onder geleide moeten komen. Dat staat er niet in. De heer DE BRAAL acht de voorge stelde uren wel geschikt. Werklieden als spreker eten om 3 uur. Om 12 uur eten zij alleen in de week. De heer MODOO vraagt openstel ling van 10 tot 3 uur. Spreker weet, dat" vele werklieden hun Zondag an ders verdoelen, dan de heer De Braai Ook vraagt hij openstelling van de Oudheidkamer Waarom moet die al leen tegen betaling te bezichtigen zijn Spr. vraagt niet om openstelling vai. de kamer der folterwerktuigen. Die zou hij ook in de week gesloten willen hebben. Hij vindt het niet noo- dig, dat men eens laat zien hoe bar- baarsch onze voorouders waren. Die werktuigen moet men nu eindelijk eens voor goed opbergen. De heer LOOSJES verdedigt de voorgestelde uren. Spreker wijstop de opgedane ervaring. De lieer Schram zegt wel, dat de proef maar een jaar duurde, maar vergeet te zeggen, hoe lang zij dan moet duren. Wanneer de arbeiders «en keer of drie in een Jaar naar 't Museum gaan, kunnen zij hun etensuur wel eens velzetten. Het openstellen van de Oudheidkamer heeft wel sprekers sympathie, maar het toezicht is te bezwaarlijk. Daar om, laat de heer Modoo niet aandrin gen op *t openstellen dezer Oudheid- ^"heer MODOO merkt op. dat de menschen zich ook wel moeten schik ken, wanneer 't Museum beelemaal gesloten wordt In 't Rijksmuseum is ook niet zooveel toezicht. Daar zijp ook veel waardevolle dingen en 't gaat er altijd ordelijk toe. De heer VISSER had gaarne over legging van de bezoekcijfers gezien yoor de verschillende uren. Hoe zijn de aantallen geweest 'n 1908 en 1909'? Spreker telde laatst om elf uur reeds 26 bezoekers. De heer SCHRAM ondersteunt het yoorstel-Modoo en wijst er op, dat zelfs de heer Van Veen, mode-lid van Üe Vereeniging voor Zondagsheili ging is vóór openstelling der musea. Het amendementrModoo wordt aan genomen met 15 tegen 13 stemmen, die der heeren Hulswit, Winkler, •Kleynenberg, De Braai, Van den Berg, De Breuk, Lasschuit, ftruse- znan, Tbyssen, Van Styrum, Rrelage, Van Rossum en Loosjes. Art. 32 tot en met 37 worden aan genomen. In art. 38 wil de heer Van Lijnden vastgelegd zien, dat bij 't nemen van lotos in het museum afstand van een of meer exemplaren ten behoeve van het museum verlaDgd kan worden. De VOORZITTER deelt mee, dat B. en W. het amendement Van Lynden ©vernemen. Art. 38 en 39 worden aangenomen. Art 40. De heer MIDDELKOOP stelt voor dit art. (De directeur bepaalt de wij ze, waarop naar het bedoelde voor werp mag gewerkt worden), te laten vervallen. Dat is een bepaling van te verre Strekking. De directeur kan dan ook bepalen, op welke schaal vergroot of verkleind mag worden. Eenmaal moet er misbruik gemaakt Zijn, toen een Amerikaansche schil dersschool de orde te buiten ging. De heer LOOSJES merkt op, dat men alleen wil voorkomen, dat een bepaald stuk gedurende langen tijd in beslag genomen werd. De heer MIDDELKOOP meent, dat dit juist bewijst, dat de macht den Directeur te groot is. De VOORZITTER zegt, dat het beurde met de Amerikanen pleit voor dit artikel. De heer VAN STYRUM merkt op, dat ais dit art. vervalt de copiïst zich niet behoeft te storen aan den Direc teur. De heer MIDDELKOOP zegt, dat de Amerikanen alleen de orde te bul ten gingen. De heer MODOO acht art 40 over bodig. Art. 42, regelende intrekking van het verlof voorziet voldoende mogelijke gevallen. De heer LOOSJES, acht de ring van den heer Modoo niet juist Bovendien er staat niet in het artikel wat de heer Middelkoop vreest. Het artikel, als door B. en W. wordt voorgesteld, wordt aangenomen met 19 tegen 8 stemmen. Art 41 tot en met 42 worden aan genomen. In behandeling komt het amende- tnent-Krelage inzake de Costeriana. De heer KRELAGE stelt in het licht, dat deze voorwerpen meer ei genaardig in archief en bihliothoek thuis hooren. Met de verplaatsing 't Museum ls de tijd gekomen om ze wijziging te maken. Bovendien kan men moeilijk aan den nieuwen Museum directeur op dragen een studie te maken van de Costeriana. De bezoekers van 't Museum zullen niet veel verliezen, daar 't weten schappelijke stukken zijn, die bestu deerd moeten worden. De heer LOOSJES merkt op, dat de heer Krelage de schifting der stukken aan B. en W. overlaat. Daarvoor zijn B. en W. huiverig. Spreker heeft schillende personen gesproken, die van de Costeriana vee! weten. Zij meenden, dat ze niet zoozeer op de bibliotheek thuis hoorden. Archiefstukken zijn er niet veel, mischsien alleen een stamboom. Bo vendien deze stukken moeten tentoon gesteld worden. Nu kan men wel In de bibliotheek vitrines maken. Maar daair is weinig plaats. Misschien zal dat beter gaan, wanneer de Stads-bibliotheek in een passend gebouw ls geherbergd. De heer KRELAGE merkt op, dat het tentoonstellen gevaar oplevert Het licht werkt ongunstig op de boe ken, die bovendien worden openge legd. Het is beter die voorworpen op te bergen en htm in goeden toestand voor 't nageslacht te bewaren. Een Museum-directeur kan de Cos teriana niet catalogiseeren. De heer LOOSJES geeft dit laatste toe; maar ontkent, dat het licht een ongunstigen invloed heeft op de voot- werpen. Spreker wijst bovendien op het brandgevaar, als men de stukken naar de bibliotheek brengt. Sedert 1863 zijn de stukken al in dezen toe stand. De heer KRELAGE merkt op, dat deze laatste opmerking geen argu ment inhoudt. In 1863 werd de zaak heel huiselijk opgezet. Het amend ement-Krelage wordt ver worpen met 16 tegen 12 stemmen. Voor waren de heeren Modoo, Rin kema, Welsenaar, Visser, Sclireuders, Middelkoop, Loomeyer, Tbyssen, Seignette, Krelage, Schram en v. d. Kamp. De rest van het voorstel van B. en W. wordt nu aangenomen. PUNT 3. B. en W. stellen voor f 200 's jaars toe te kennen aan den leeraar, die den directeur aan elk der beido Hoo gere Burgerscholen, bij ontstentenis van dezen, zal vervangen, en tevens met het verrichten van administratie ve werkzaamheden zal worden belast, en voor dat doel 300 beschikbaar te stellen. Aangenomen. PUNT 4. B. en W. stellen vootr 330 beschik baar te stellen voor den aankoop van twee matrassen voor het gymnastiek onderwijs op het gymnasium en een kast voor de bibliotheek dezer onder wijsinrichting. De helft dar som wordt door het Rijk terugbetaald. Aangenomen. PUNT 5. Door den directeur der II. B. S. met 3-jarigen cursus en daaraan ver bonden handelsschool met 2-jarigen cursus, is de wenschelijkheid be toogd en de plaatselijke commissie van toezicht heeft in dien zin nader geadviseerd om aan leerlingen en Diet-leerlingen der school, die dit wenschen, gelegenheid te geven tot het ontvangen van onderricht in de Spaansche en Maleische taal en in de stenograph ie. B. en W. stellen voor, bij de vast stelling van het programma voor den eerstvolgenden cursus met deze wen schelijkheid rekening te houden en de jaarwedde voor het geven van on derricht aan bovengenoemde inrich ting te bepalen op ƒ100 per wekelijksch lesuur en per cursus in de Spaansche of in de Ma leische taal f 50 per wekelijksch lesuur In de stenographicen bovendien de even- tueele reiskosten te vergoeden van hen, die het onderwijs zullen geven. B. en W. stellen voor, voor 1910 nog 250 voor gemeld onderricht beschik baar te stellen. Aangenomen. PUNT 6. B. en W. stellen den raad voor, de jaarwedden van den bewaarder aan de school voor uitgebreid lager on derwijs letter B. met ingang van 1 Januari 1910 te bepalen op 600, als mede hem toe te kennen eene verhoo ging van jaarwedde van 300 en eene toelage ad 100 's jaars, als tegemoet koming in de kosten van dagelij It- sche schoonmaak. Een en ander zoo lang die school en tevens de Burger avondschool gehuisvest zijn ln het gebouw aan de Nassaulaan No. 37. Tevens stellen B. en W. voor, jaarwedde van den bewaarder aan de H. B. S. met 5-jarigen cursus, sodert 1 Januari 1909 600 bedragende, met ingang van 1 September 1909 met 200 te verhoogen, en die verhooging te blijven toekennen, zoolang go- noemde H. B. S. en tevens de avond school voor handelsonderwijs geves tigd zijn in het gebouw aan de Zijl- I vest No. 27. Ten slotte om de jaarwedde van den bewaarder aan de H. B. S. met 3-jari- gen cursus en daaraan verbonden Handelsschool met 2-jarigen cursus, met ingang van 1 Januari 1910 te be palen op ƒ600, benevens een vergoe ding van 208 's jaars voor huishuur, vuur en licht- Aangenomen. PUNT 7. Het komt B. en W. gewenschl voor, het aantal leden der sub-commissiè van bijstand in het beheer der ge meentelijke duinwaterleiding met één uit te breiden. Diensovereenkomstig stellen zij den Raad voor de desbetreffende ordening te wijzigen. Aangenomen. PUNT 8. C. van den Bogaerde, eervol ont slagen agent van politie der 4o klas se, verzoekt den Raad om herzie ning van zijn bij dato 10 Februari 1910 vastgesteld pensioen. Adressant voegt hieraan toe, dat hij met het hem toebedeelde pensioen niet kun rondkomen. B. en W. stellen den Raad voor het verzoek te wijzen van de hand, er aan toevoegend, dat het in do bedoeling ligt verandering te brengen in den voor de agenten van politie der 4e klasse vastgesteld en pensloens-grond- slag van 500, en, ln verband hier mede, ook wijziging te brengen in het aan verzoeker verleende pensioen. Aangenomen. De heer THIEL komt ter vergade ring. PUNT 9. Naar aanleiding van een verzoek van E. Levert, stellen B. en W. voor art. 7 der verordening, regelende de voorwaarden voor de levering van duinwater door de gemeente Haar lem aan te vullen met de volgende alinea B. en W. zijn bevoegd een uniform tarief van ƒ0.10 per kub. M. toe te passen voor water, dat, tengevolg van niet door moedwil of grove on achtzaamheid veroorzaakte lekkag« verloren is geraakt, van welke be voegdheid zij evenwel geen gebruik zullen maken, indien van het ont dekken der lekkage niet onmiddellijk en vóór de herstelling kennls is go- geven aan het bureau der waterlei ding. De heer LEVERT dankt voor de welwillendheid van den Raad, dat de ze den vorigen keer het punt aan hield, om sprekers meerling te hoo- ron. Spreker erkent, dat B. en W. voor moeilijkheden zouden kunnen komen, als zij niet de aanvulling aan 't voorstel maakten, die zij voorstel den. Met 't amendement-v. Styrum acht spr. de zaak voldoende gere geld. Het doen afdraaien van de hoofd kraan geeft onaangenaamheden, maar het-voorstel is niet gemaakt om wat weggeloopen water bij een lekje dat dadelijk ontdekt wordt, te ver goeden, maar voor die menschen, die plotseling ontdekken, dat gedurende dagen lang water ls weggevloeid. De heer DE BREUK zegt, dat B. en W. het amendement-Van Styrum over nemen, zoodat er dus gelezen wordt, dat het watergeld tegen het vermin derd tarief wordt berekend ,,mits" (en niet „indien"} daarvan vooraf kennis is gegeven. Spreker bestrijdt het voorst el-Mo- doo om dit vooraf kennis-geven te la ten vervallen. De heer MODOO trekt na hetgeen de heer Levert gesproken heeft, zijn voorstel in, hoewel hij van oordeel is, dat zijn meening juist is en hij het zich voorbehoudt later het voorstel te doen, indien dat noorlig blijkt. PUNT 10. B. en W. stellen voor ln de verorde ningen op de levering van gas, elec- trischen stroom en duinwater de be palingen omtrent de staking van de levering te vervangen door een uni forme bepaling, dat alleen op last van B. en W. zal overgegaan worden tot afsluiting, behoudens in spoed- eischende gevallen, wanneer de di recteur de levering kan doen staken. B. en W. stellen mede voor den di recteur der Lichtfabrieken te machti gen 25 als waarborgsom te vorderen bij de aansluiting aan het kabelnet. De VOORZITTER deelt mee, dat het voorstel wordt aangehouden in ver band met nader in te dienen voorstel len. PUNT 11. De Raad stelde 2S Juli in handen van B. en W.om nader praeadvies een verzoek van den heer A. de Haan, om vergoeding van het door hem als aan. nemer van den bouw vau het Open baar Slachthuis geledeu verlies. B. en W. zijn echter met van mee ning veranderd en handhaven hun afwijzend praeadvies. De heer RINKEMA herinnert aan 't geen hij in de vergadering van 19 Januari heeft gesproken en haalt daaruit aan, dat hij schadeloosstel ling alleen dan gewettigd acht, wan neer er buitengewone omstandighe den zijn. Die waren er hier en wel: lo. omdat de aanbesteding onder zeer buitengewone omstandigheden heeft plaats gehad; 2o. een zeer bij zondere keur op de verschillende ma terialen heeft plaats gehad en zeer bijzondere eischen bij de uitvoering zijn gesteld; 3o. omdat de aannemer niet zijn ondergang zelve tegemoet Ls gegaan, door te trachten minderwaar dige materialen te leveren, om daar van profijten te trekken, 't geen naar spr. gelooft, de meening was van den Weth. van Openb. Werken. Dat de aanbesteding onder buiten gewone omstandigheden heeft plaats gehad blijkt hieruit. In het bestek kwamen bepalingen voor die het on mogelijk maakten 'n zuivere rekening op te zetten. De afd. Haarlem van den Nederl. Aannemersbond verzocht. B. en W. het bestek zoo ln te richten, dat de aannemers onder voorbehoud konden inschrijven. De Commissie van Openb. Werken diende van ad vies. De bezwaren golden het grond werk. waarop geen juiste berekening was vast te stellen en het verleenen van hulp bij het vervoeren van rca- chinedeeien. De Commissie adviseerde met aige- meene stemmen om met de gegadig den tot een oplossing te komen en bij meerderheid van stemmen om het tweede bezwaar af te wijzen. B. en W. namen dit advies over. Spr. was hier tegen. Het gevolg is geweest, dat de gegadigden niet tevreden zij mie, dat hun billijk verzoek was afgewe zen, allen „onder voorwaarde in schreven." Het werk werd niet gegund en tot onderhandsche aanbesteding overge gaan. Aldus gaat spr. voort: „Had ik kunnen voorzien, dal deze onderhandsche aanbesteding plaats hebben zooals deze heeft plaats gehad, zeker zou ik mijn stem aan dit voorstel hebben onthouden, en het komt mij alleszins begrijpelijk voor waarom B. en W. niet geneigd waren de namen van de aannemers te noe men, die voor dit werk in aanmer king kwamen, toen door mij naar die namen werd gewaagd. Was men angstig ook deze aannemers weer te verliezen? Onder ondeihandsche aanbesteding kan eerder worden verstaan, dat men eenige aannemers voor dit werk zou uitnoodigen, dan wèl met één zich verstaan, en dan op zoodanige wijze, die ik voor eene gemeente als Haar lem beneden hare waardigheid zou hebben gevonden. Ik wil erkennen, dat het verzoek om mede te dingen van De Haan zelf is uitgegaan, doch hem werd stiptelijk geheimhouding gelast, en zóó geheim werd deze zaak behandeld, dat de Di recteur van Openb. Werken zelf des avonds zich naar De Haan begaf om teekenlngen te brengen of inlichtin gen te verschaffen, terwijl inlichtin gen op het Bureau van Openbare Werken over de zich daar bevindende détailteekeningen "enz., ook des avonds, als niemand meer op het bu reau aanwezig was, bij kaarslicht zijn geschiedt. (Mededeelingen De Haan). Verschillende begrootingsposten zijn op verzoek van De Haan met de begrooting van Openb. Werken verge leken vóór de gunning, allemaal za ken die niet hadden beboeren te ge schieden, omdat dergelijke vergelij kingen op het te stellen cijfer door den aannemer influenceert, en dit bovendien meer dun gewone genegen heid van de Directie voor hem, bij den aannemer doet opwekken. Nn de onderhandsche aanbesteding zich tot één man beperkte, had men beter gedaan den ruimeren en meer royalen weg te kiezen, namelijk te doen zooals gebruikelijk is in derge lijke gevallen, eene herbesteding te doen houden." De Haan werd aannemer voor 332.000. Hij mocht veronderstellen, nu de gemeente er in geslaagd was een aannemer te vinden, van deze zijde de noodige medewerking te mogen ondervinden, met uitsluiting van be voorrechting. Uit spreker's bezoek aan het Slacht huisterrein, op verzoek van de Com- hilssie van Openbare Werken, op 5 Augustus 1905, leidt spreker af, dat er bijzonder streng werd gekeurd, zoowel de materialen, als de uitvoe ring. Het doel van het bezoek, dat plaats had, toen het werk pas aange vangen was, om bij aannemer en di rectie (hoofdopzichter) tusschenbeiden te komen, om te trachten de verstan- houding, die volgens genoemde Com missie toen reeds zeer slecht was, te verbeteren. „Oogenschijnlijk", aldus de heer Rinkema, „slaagden wij hierin, en de directie beloofde in verschillende opzichten anders te zullen optreden. Doch naar ik vernam, was het reeds den volgenden dag veel erger gewor den. en rekende men het blijkbaar den aannemer aan, dat hij zich ver meten had, de commissie van Open bare Werken in de geschillen te be trekken." Een groote partij klinkers voor kel- derwerk werd afgekeurd, omdat het niet voldeed aan een monster van 5 stuks. Spreker geeft toe, dat het ver keerd was, een dergelijk uitgezocht monster aan de directie te zenden, maar men vergete niet, dat aantallen gezonden monsters waren afgekeurd. Allen, ook de directie, erkenden, dat groote partijen steen onmogelijk vol gens dit monster konden geleverd worden, en dat de afgekeurde stee- nen voor het kelderwerk uitnemend waren te gebruiken. Toch bleven de steenen afgekeurd voor dit doel. Een ander staaltje van overdreven eischen en minder goede opvatting, was het roestvrij maken van ijzeren balken. Dit geschiedde op zoodanig kostbare wijze, dat de directeur van Openbare Werken, aan den hoofd opzichter in onze tegenwoordigheid te kennen gaf; dat hierin verandering moest worden gebracht. Volgens de overleveringen veranderde de hoofd opzichter echter niet van o&lnie, en bleef dezelfde kostbare wijze van op treden gehandhaafd. Hoe het in het vervolg met het toe zicht en de keuringen is gegaan, ls voor een gedeelte te constateeren uit de aan B. en W. overgelegde stuk ken. „Hierin vindt men brieven van tal van leveranciers, die ter goeder naam en faam bekend staan, firma's, die in de handelswereld een goeden klank hebben, waarin zij zonder om wegen verklaren, dat aan de gestelde eischen onmogelijk is te voldoen. Hierin vindt men verzoeken om ontslag van verdere leveringen, hier- in vindt men ernstige klachten over onrechtmatige eischen van de direc tie, in de wijze van uitvoering. Want niet alleen, mijnheer de Voorzitter, is een te strenge keuring "van mate rialen in het algemeen voor dezeD aannemer verschrikkelijk geweest, maar meer nog de onbillijke manier van ingrijpen, «n de wijze van uit voering van dit werk. Dit werkt Juist het meest vernieti gend en verlammend voor den aan nemer, en beneemt ook bij de werk lieden den noodigen lust tot eigen initiatief, zóó noodig voor een gere gelde en voordeelige uitvoering van het geheeL Dit alles, mijnheer de voorxittar, ls niet met enkele volzinnen in een rapport goed te praten, dat tol ieder een voelen en erkennen, als hij van deze zaak" eene ernstige studie heeft gemaakt Wanneer men de vele brieven van De Haan, over afkeuringen, als zoo vele jammerklachten opvat, dan heeft men pas een Juist begrip van het ware wezen van deze zaak." Uit het weder goedkeuren van af gekeurde materialen blijkt, welke eischen werden gesteld. De aanhou dende afkeuringen kostten den aan nemer veel geld. „In één opzicht valt hier de aan nemer te laken hfj toch had zich niet altijd maar weer bij die afkeu ringen moeten neerleggen, hij hud, overtuigd als hij was van de goede leveranties, meer pal moeten staan voor de belangen van zijn leveran ciers, en meer front moeten maken tegen dergelijke onrechtmatige eischen. Al moet ik erkennen, dat zijn macht zeer klein was, omdat in dit bestek de algeheele arbitrage nog ont brak. Tegenwoordig is daarin voor zien, en kunnen dergelijke kwesties niet meer voorkomen. Aangezien het werk, zooals men dat noemt, eenmaal in een kwaden reuk stond, was het De Haan onmo gelijk, voor concurreerende prijzen de onderdeden van het werk kwijt ie raken. Prijsopgaven van schilder- en lood- gieterswerk gingen verre boven het door hem geraamde, zoodat hij ge noodzaakt was deze werken in eigen beheer uit te voeren. Of het voor De Haan niet beter ware geweest, deze v. erken toch maar, al was het met de wetenschap van belangrijke schade te lijden, op te dragen aan verschil lende onder-aannemers, laat Ik liever in het midden, doch de voor deze werken uitgegeven bedragen over troffen verre de daarvoor naar be- hooren geraamde cijfers. De derde omstandigheid, als zou De Haan zijn ondergang zelve heb ben gezocht, door minderwaardige materialen te leveren, om daarvan te profiteeren ten eigen bate, zal u uit de bescheiden zijn gebleken eene volkomen onwaarheid te zijn. Dit mag dus niet het raiddel zijn n De Haan tegen te werken tegen over hen, die hem willen helpen zijn goeden naam terug te krijgen. Indien de Raad uit de overgelegde stukken de overtuiging mocht erlan gen, dat dit geenszins het geval was, zal De Haan hierdoor het meest worden gerehabiliteerd. Uit de copyboeken en koopbrieven zal u gebleken zijn, dat De Haan al tijd bestelde volgens bestek en op keur der directie, en dat de leverin gen ook zoodanig werden geaccep teerd, en hij nooit mindere waar heeft trachten te leveren. E n e afwijking zult u vinden, dat namelijk voor de heipalen een an dere maat werd besteld, doch dit ge schiedde op verlangen van de direc tie (zie brief van den heer Scherpen- huyzen dato 13 April 1905)". „Er is iets in deze zaak", aldus ging de heer Rinkema voort, „dat mij persoonlijk hindert. Als namelijk de opvatting in dergelijke zaken van B. en W. dezelfde blijft als met deze zaak is geschied, als, met andere woorden, het vertrouwen ln het gesproken woord zóó gering is, dat zich daarna een Lange sleep van ver- moeienden arbeid op elk raadslid doet gevoelen, wil ik gaarne erkennen, dat dan deze taak niet gemakkelijk is te vervullen Ik, die dit nu voor de tweede maal ondervindt, ofschoon overigens niet schroomvallig uitgevallen (ik beken het gaarne), zou bijna schromen op- of aanmerkingen op het gemeentelijk raderwerk te maken, daar waar Ik overtuigd ben. dat er iets hapert of iets aan ontbreekt. Ik wil er dan ook aan toevoegen, dat trots het lijvig rapport van onzen directeur van Openbare Werken, ik niet voornemens ben, maar één en kel woord van het door ml] gespro kene in deze zaak terug te nemen, en dit wel omdat ik voor mij zeiven de volkomen overtuiging heb, dat ik niets aan de waarheid te kort heb ge daan. Waar De Haan in zijn adres aan den Raad dato 12 Februari 1909, o.a. schrijft „dat de oorzaak van deze „te lege aanneming gelegen ls ln ,het feit, dat de gestelde eischen bij „de uitvoering van het werk, niet „alleen zeldzaam streng waren, maar „ook volstrekt niet in overeenstem- „miug met de aanwijzing, hem per- „soonlijk door den heer Dumont, di recteur van Openbare Werken, ver strekt 1 I Hier wringt hem nu juist de schoen 1 De aannemer had, de omstandighe den in aanmerking genomen, recht op eene welwillende houding van de directie, waar toch in aanmerking moet worden genomen, dat de be grootingen vergeleken werden en overeenkwamen, waar du3 niet ge constateerd kan worden, dat door den aannemer eene onjuiste bereke ning werd gemaakt, doch deze volko men in overeenstemming was met die door den directeur opgemaakt, moet het toch verwondering wekken, dat op dit werk van 332.000 ruim 50.000 werd verloren en dat mede een winst cijfer van ƒ30.000 totaal verloren 'ng Er is dan ook door den directeur van Openbare Werken geen enkele factor in zijn rapport genoemd, die aantoont, hoe het komt, dat zulke enorme bedragen zijn te kort gekomen." „Een ding is volkomen helder, De Haan heeft niet willens en wetens willen knoeien, in dat opzicht gaat hij vrij uit, die blaam mag hem Diet meer treffen, en dit was ook voor mij het belangrijkste van deze zaak. Nu nog een enkel woord over het door den directeur uitgebracht rap- port Allereerst, mijnheer de Voorzitter, wil ik doen uitkomen, dat het nooit mijne bedoeling is, afbrekend in te grijpen in welke gemeentelijke zaak ook, allerminst zou ik zoodanig wil len optreden tegen het Bureau van Openbare Werken in het algemeen, allerminst tegen den directeur of zijn ondergeschikten in het bijzonder. Ik weet gelukkig even goed als ieder ander, dat de betrekking van directeur van Openbare Werken in eene gemeente, in omvang als de onze, eene zeer belangrijke en tevens zeer moeilijke is. Dat ik dit gevoel en ook waardeer is dikwijls genoeg op deze plaats, en ook ln onze commissie-vergaderin gen van Openbare Werken, gebleken. Mijn bestrijding gaat dus niet te gen den persoon, maar tegen de zaak Allereerst dan, mijnheer de voor zitter, het begin van dit rapport i» niet erg aangenaam van toon. Het is alsof do heer Dumont hier zijn waar schuwende stem wil doen hooren „leden van den Raad Woest voor zichtig met uwe aan- of opmerkin gen I" Daar staat namelijk „dat ik het orbaar heb geacht", alsof daar zoo'n moed toe behqort, om als lid .van den Raad zijn meening te zeggen over zaken, die iemand niet aan staan ook zijn de woorden „t e n voordeele van De Haan", niet erg in den vorm, en ook niet juist ge kozen. In niets wil ik De Haan ten koste van de gemeente bevoordeclen, hoog stens zou ik willen medewerken te trachten, een door omstandigheden ongelukkig geworden man, zyn bur gerrechten weer terug te geven, om dat daar redenen voor bestaan. Men kan toch medegevoel hebben met iemand, die zonder eigen schuld na twee jaren harden arbeid, door zor gen geslingerd dan naar deze, dan naar gene zijde, tot de ontdekking komt, of liever dte toekomst voor in zag, niet alleen niets te zullen verdienen met dit zwoegen, doch ook niet in staat te zijn, aan zijne ver plichtingen te voldoen. Wanneer men zoo iemand de hand wil reiken, om op te staan, mag er dan gesproken worden van bevoor- deelen F' Spreker bestrijdt dan het gewicht van de oppervlakkig als zelfbeschul diging klinkende brieven aan de le veranciers, wanneer hij hen schrijft, dat het geleverde niet deugt en door beter materiaal moet worden vervan gen. Voor de menschen uit de aanne merewereld is dat niets andere dan knaleffect, zegt spr, hij begrijpt niet, hoe de heer Dumont, zich van zulk naief materiaal heeft kunnen bedie nen, daar elk aannemer zoo lang mo gelijk de verantwoordelijkheid van zich af schuift. Vele brieven van eer ste firma's geven de overtuiging, dal de Directie zeer moeilijk was te vol doen. In een enkel opzicht schijnt spr. echter niet goed ingelicht te zijn, nL met betrekking tot de bureau- en toe- kenbehoeflen. Van al het andere neemt spr. niets terug. Spr. vindt het jammer, dat de heer Dumont al zijn conclusies bouwde op materiaal door spr. aan B. en W. verstrekt en hij be treurt het, dat B. en W. die private stukken als publiek eigendom be- schouwden, en dat niet alleen, maar deze hebben doorgezonden naar par tij ter andere zijde, om daaruit dat gene te halen, wat voor deze nuttig zou kunnen zijn. De zaak verloor hierdoor aan zuiverheid, daar het rapport van den heer Dumont los bad moeten zijn van de door De Haan ver strekte schrifturen. Had spr. geweten, dat dit niet geschiedde, dan zou hij De Haan eerst om toestemming heb ben gevraagd. Dit alles is ter goeder trouw geechied. Dan vervolgt de heer Rinkema „Nimmer is door mij beweerd, dat de Directeur niet op de hoogte van dit werk was, het tegendeel is waar, waar ik erkende dat tuaschenkomst van den Directeur meermalen bij af keuringen succes heeft gehad. Doch daar het tot de onmogelijkhe den behoort, een hoofdambtenaar ook nog met de uitvoering van een groot werk te belasten, wordt dit toever trouwd aan andere personen. Wanneer nu, zooals hier het geval was, de verstandhouding van den ambtenaar met het werk belast, en den aannemer niet deugt, is het voor een Directeur zeer moeilijk tusschen- beide te komen, zonder bij dien amb tenaar den schijn op te wekken, als of hij (Directeur) het doel beoogde, den aannemer te bevoordeelen. Dat de Directeur nu optreedt als verdediger in deze zaak spreekt van zelf, hij wordt daartoe door B. en W. geroepen als eenig verantwoordelijk persoon. Hier blijkt weer de groote moeilijkheid van deze betrekking, de groote moeilijkhcd tevens om ln der gelijke zaken de juiste, voor elk hel der ziende toedracht van een dergelij ke zaak weer te geven, omdat In theo rie niet kan worden weerlegd, wat door de praktijk is bewezen. Het woord te voeren in deze zaak is dan ook alles, behalve benijdens waardig, toch heb ik gemeend dat het goed was, mijn gemoed geen geweld aan te doen, en in deze. voor mij al thans, „de Rechte Lijn" te trekken. Het betreft hier niet een geval, waarin door een aannemer eenige vergoeding wordt gevraagd van door hem geledén verliezen, zonder dat we in staat zijn, een oordeel hierover te kunnen uitspreken, of die verliezen werkelijk geleden zijn en waardoor. Neen, mijnheer de voorzitter, deze zaak is geheel helder en duidelijk, het betreft hier een gefailleerd man, dio alles in het werk stelt zijn arodileu ren te bewegen, hem zijn goeden naam terug te geven, en waartoe hem de eenige weg is geboden, n.l. hulp te zoeken bij de gemeente, omdat hij aan haar zulke groote verliezen heeft geleden. En dat dit feiten zijn, hier over tast men evenmin in het duister, de Rechtbank heeft alles haarfijn uit geplozen, en geconstateerd dat do uitgaven voor het Openbaar Slacht huis ruim 50.000 de inkomsten over schrijden en dat dit werk 80.000 min der opbracht dan door den aannemer was begroot-" Eén raadsel ls er op te lassen in deze zaak, en dat is, hoe het komt dat zulke enorme bedragen konden verloren gaan, dit bewijs l« leveren zal wel niemand van mij willen ver gen. Alleen kan men dit voelen, wan neer men van jongsaf in bet bouw vak Is groot gebracht. Dan vindt men

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 7