de stemmen der heeren Van Styrum
en Schram tegen.
Art 11 tot en mot 19 worden aan
genomen.
Art 20.
De heer DE BRAAL betoogt, dat 't
overbodig is, dat bepaald wordt, dat
do opzichter stipte gehoorzaamheid
verschuldigd ls aan den Directeur.
Spr. stelt voor, deze zinsnede als
overbodig te laten vervallen.
Dit amendement wordt aangeno
men met 20 tegen 8 stemmen tegen,
die der heeren Winkler, Kleynenberg,
Do Breuk, Loomeyer, Van I-ynden,
Lasschuit. Kruseman, Tbyssen, Soig-
nette en Loosjes.
Art. 20 tot en met 21 worden aange
nomen.
Art. 25 wordt aangehouden op ver
zoek van den heer KRELAGE, tot
zijn amendementen zijn behandeld.
Art 26 tot en met 30 worden aan
genomen.
Art 31.
De heer SCHRAM betwist het dat
de uren van 12 tot 3 uur de geschikt
ste zijn, daar in die uren door den
werkman gegeten wordt. Spr. zou
gaarne het Museum langer geopend
houden. De beambten hqbben nu al
meer Zondagsrust. En geheel vrij
kunnen die menschen niet worden in
ons huidig maatschappelijk samen
stel.
De heer LASSCHUIT wil een redac
tiewijziging, zóó. dat bepaald wordt,
dat de kinderen onder geleide moeten
komen. Dat staat er niet in.
De heer DE BRAAL acht de voorge
stelde uren wel geschikt. Werklieden
als spreker eten om 3 uur. Om 12 uur
eten zij alleen in de week.
De heer MODOO vraagt openstel
ling van 10 tot 3 uur. Spreker weet,
dat" vele werklieden hun Zondag an
ders verdoelen, dan de heer De Braai
Ook vraagt hij openstelling van de
Oudheidkamer Waarom moet die al
leen tegen betaling te bezichtigen
zijn Spr. vraagt niet om openstelling
vai. de kamer der folterwerktuigen.
Die zou hij ook in de week gesloten
willen hebben. Hij vindt het niet noo-
dig, dat men eens laat zien hoe bar-
baarsch onze voorouders waren. Die
werktuigen moet men nu eindelijk
eens voor goed opbergen.
De heer LOOSJES verdedigt de
voorgestelde uren. Spreker wijstop de
opgedane ervaring. De lieer Schram
zegt wel, dat de proef maar een jaar
duurde, maar vergeet te zeggen, hoe
lang zij dan moet duren. Wanneer de
arbeiders «en keer of drie in een Jaar
naar 't Museum gaan, kunnen zij
hun etensuur wel eens velzetten. Het
openstellen van de Oudheidkamer
heeft wel sprekers sympathie, maar
het toezicht is te bezwaarlijk. Daar
om, laat de heer Modoo niet aandrin
gen op *t openstellen dezer Oudheid-
^"heer MODOO merkt op. dat de
menschen zich ook wel moeten schik
ken, wanneer 't Museum beelemaal
gesloten wordt In 't Rijksmuseum is
ook niet zooveel toezicht. Daar zijp
ook veel waardevolle dingen en 't
gaat er altijd ordelijk toe.
De heer VISSER had gaarne over
legging van de bezoekcijfers gezien
yoor de verschillende uren. Hoe zijn
de aantallen geweest 'n 1908 en 1909'?
Spreker telde laatst om elf uur reeds
26 bezoekers.
De heer SCHRAM ondersteunt het
yoorstel-Modoo en wijst er op, dat
zelfs de heer Van Veen, mode-lid van
Üe Vereeniging voor Zondagsheili
ging is vóór openstelling der musea.
Het amendementrModoo wordt aan
genomen met 15 tegen 13 stemmen,
die der heeren Hulswit, Winkler,
•Kleynenberg, De Braai, Van den
Berg, De Breuk, Lasschuit, ftruse-
znan, Tbyssen, Van Styrum, Rrelage,
Van Rossum en Loosjes.
Art. 32 tot en met 37 worden aan
genomen.
In art. 38 wil de heer Van Lijnden
vastgelegd zien, dat bij 't nemen van
lotos in het museum afstand van een
of meer exemplaren ten behoeve van
het museum verlaDgd kan worden.
De VOORZITTER deelt mee, dat B.
en W. het amendement Van Lynden
©vernemen.
Art. 38 en 39 worden aangenomen.
Art 40.
De heer MIDDELKOOP stelt voor
dit art. (De directeur bepaalt de wij
ze, waarop naar het bedoelde voor
werp mag gewerkt worden), te laten
vervallen.
Dat is een bepaling van te verre
Strekking. De directeur kan dan ook
bepalen, op welke schaal vergroot of
verkleind mag worden.
Eenmaal moet er misbruik gemaakt
Zijn, toen een Amerikaansche schil
dersschool de orde te buiten ging.
De heer LOOSJES merkt op, dat
men alleen wil voorkomen, dat een
bepaald stuk gedurende langen tijd in
beslag genomen werd.
De heer MIDDELKOOP meent, dat
dit juist bewijst, dat de macht
den Directeur te groot is.
De VOORZITTER zegt, dat het
beurde met de Amerikanen pleit voor
dit artikel.
De heer VAN STYRUM merkt op,
dat ais dit art. vervalt de copiïst zich
niet behoeft te storen aan den Direc
teur.
De heer MIDDELKOOP zegt, dat
de Amerikanen alleen de orde te bul
ten gingen.
De heer MODOO acht art 40 over
bodig. Art. 42, regelende intrekking
van het verlof voorziet voldoende
mogelijke gevallen.
De heer LOOSJES, acht de
ring van den heer Modoo niet juist
Bovendien er staat niet in het artikel
wat de heer Middelkoop vreest.
Het artikel, als door B. en W. wordt
voorgesteld, wordt aangenomen met
19 tegen 8 stemmen.
Art 41 tot en met 42 worden aan
genomen.
In behandeling komt het amende-
tnent-Krelage inzake de Costeriana.
De heer KRELAGE stelt in het
licht, dat deze voorwerpen meer ei
genaardig in archief en bihliothoek
thuis hooren. Met de verplaatsing
't Museum ls de tijd gekomen om
ze wijziging te maken.
Bovendien kan men moeilijk aan
den nieuwen Museum directeur op
dragen een studie te maken van de
Costeriana.
De bezoekers van 't Museum zullen
niet veel verliezen, daar 't weten
schappelijke stukken zijn, die bestu
deerd moeten worden.
De heer LOOSJES merkt op, dat de
heer Krelage de schifting der stukken
aan B. en W. overlaat. Daarvoor zijn
B. en W. huiverig. Spreker heeft
schillende personen gesproken, die
van de Costeriana vee! weten. Zij
meenden, dat ze niet zoozeer op de
bibliotheek thuis hoorden.
Archiefstukken zijn er niet veel,
mischsien alleen een stamboom. Bo
vendien deze stukken moeten tentoon
gesteld worden.
Nu kan men wel In de bibliotheek
vitrines maken. Maar daair is weinig
plaats. Misschien zal dat beter gaan,
wanneer de Stads-bibliotheek in een
passend gebouw ls geherbergd.
De heer KRELAGE merkt op, dat
het tentoonstellen gevaar oplevert
Het licht werkt ongunstig op de boe
ken, die bovendien worden openge
legd.
Het is beter die voorworpen op te
bergen en htm in goeden toestand
voor 't nageslacht te bewaren.
Een Museum-directeur kan de Cos
teriana niet catalogiseeren.
De heer LOOSJES geeft dit laatste
toe; maar ontkent, dat het licht een
ongunstigen invloed heeft op de voot-
werpen. Spreker wijst bovendien op
het brandgevaar, als men de stukken
naar de bibliotheek brengt. Sedert
1863 zijn de stukken al in dezen toe
stand.
De heer KRELAGE merkt op, dat
deze laatste opmerking geen argu
ment inhoudt. In 1863 werd de zaak
heel huiselijk opgezet.
Het amend ement-Krelage wordt ver
worpen met 16 tegen 12 stemmen.
Voor waren de heeren Modoo, Rin
kema, Welsenaar, Visser, Sclireuders,
Middelkoop, Loomeyer, Tbyssen,
Seignette, Krelage, Schram en v. d.
Kamp.
De rest van het voorstel van B. en
W. wordt nu aangenomen.
PUNT 3.
B. en W. stellen voor f 200 's jaars
toe te kennen aan den leeraar, die
den directeur aan elk der beido Hoo
gere Burgerscholen, bij ontstentenis
van dezen, zal vervangen, en tevens
met het verrichten van administratie
ve werkzaamheden zal worden belast,
en voor dat doel 300 beschikbaar te
stellen.
Aangenomen.
PUNT 4.
B. en W. stellen vootr 330 beschik
baar te stellen voor den aankoop van
twee matrassen voor het gymnastiek
onderwijs op het gymnasium en een
kast voor de bibliotheek dezer onder
wijsinrichting.
De helft dar som wordt door het
Rijk terugbetaald.
Aangenomen.
PUNT 5.
Door den directeur der II. B. S.
met 3-jarigen cursus en daaraan ver
bonden handelsschool met 2-jarigen
cursus, is de wenschelijkheid be
toogd en de plaatselijke commissie
van toezicht heeft in dien zin nader
geadviseerd om aan leerlingen en
Diet-leerlingen der school, die dit
wenschen, gelegenheid te geven tot
het ontvangen van onderricht in de
Spaansche en Maleische taal en in de
stenograph ie.
B. en W. stellen voor, bij de vast
stelling van het programma voor den
eerstvolgenden cursus met deze wen
schelijkheid rekening te houden en
de jaarwedde voor het geven van on
derricht aan bovengenoemde inrich
ting te bepalen op
ƒ100 per wekelijksch lesuur en per
cursus in de Spaansche of in de Ma
leische taal
f 50 per wekelijksch lesuur In de
stenographicen bovendien de even-
tueele reiskosten te vergoeden van
hen, die het onderwijs zullen geven.
B. en W. stellen voor, voor 1910 nog
250 voor gemeld onderricht beschik
baar te stellen.
Aangenomen.
PUNT 6.
B. en W. stellen den raad voor, de
jaarwedden van den bewaarder aan
de school voor uitgebreid lager on
derwijs letter B. met ingang van 1
Januari 1910 te bepalen op 600, als
mede hem toe te kennen eene verhoo
ging van jaarwedde van 300 en eene
toelage ad 100 's jaars, als tegemoet
koming in de kosten van dagelij It-
sche schoonmaak. Een en ander zoo
lang die school en tevens de Burger
avondschool gehuisvest zijn ln het
gebouw aan de Nassaulaan No. 37.
Tevens stellen B. en W. voor,
jaarwedde van den bewaarder aan de
H. B. S. met 5-jarigen cursus, sodert
1 Januari 1909 600 bedragende, met
ingang van 1 September 1909 met
200 te verhoogen, en die verhooging
te blijven toekennen, zoolang go-
noemde H. B. S. en tevens de avond
school voor handelsonderwijs geves
tigd zijn in het gebouw aan de Zijl-
I vest No. 27.
Ten slotte om de jaarwedde van den
bewaarder aan de H. B. S. met 3-jari-
gen cursus en daaraan verbonden
Handelsschool met 2-jarigen cursus,
met ingang van 1 Januari 1910 te be
palen op ƒ600, benevens een vergoe
ding van 208 's jaars voor huishuur,
vuur en licht-
Aangenomen.
PUNT 7.
Het komt B. en W. gewenschl voor,
het aantal leden der sub-commissiè
van bijstand in het beheer der ge
meentelijke duinwaterleiding met één
uit te breiden.
Diensovereenkomstig stellen zij
den Raad voor de desbetreffende
ordening te wijzigen.
Aangenomen.
PUNT 8.
C. van den Bogaerde, eervol ont
slagen agent van politie der 4o klas
se, verzoekt den Raad om herzie
ning van zijn bij dato 10 Februari
1910 vastgesteld pensioen. Adressant
voegt hieraan toe, dat hij met het
hem toebedeelde pensioen niet kun
rondkomen.
B. en W. stellen den Raad voor het
verzoek te wijzen van de hand, er aan
toevoegend, dat het in do bedoeling
ligt verandering te brengen in den
voor de agenten van politie der 4e
klasse vastgesteld en pensloens-grond-
slag van 500, en, ln verband hier
mede, ook wijziging te brengen in het
aan verzoeker verleende pensioen.
Aangenomen.
De heer THIEL komt ter vergade
ring.
PUNT 9.
Naar aanleiding van een verzoek
van E. Levert, stellen B. en W. voor
art. 7 der verordening, regelende de
voorwaarden voor de levering van
duinwater door de gemeente Haar
lem aan te vullen met de volgende
alinea
B. en W. zijn bevoegd een uniform
tarief van ƒ0.10 per kub. M. toe te
passen voor water, dat, tengevolg
van niet door moedwil of grove on
achtzaamheid veroorzaakte lekkag«
verloren is geraakt, van welke be
voegdheid zij evenwel geen gebruik
zullen maken, indien van het ont
dekken der lekkage niet onmiddellijk
en vóór de herstelling kennls is go-
geven aan het bureau der waterlei
ding.
De heer LEVERT dankt voor de
welwillendheid van den Raad, dat de
ze den vorigen keer het punt aan
hield, om sprekers meerling te hoo-
ron. Spreker erkent, dat B. en W.
voor moeilijkheden zouden kunnen
komen, als zij niet de aanvulling aan
't voorstel maakten, die zij voorstel
den. Met 't amendement-v. Styrum
acht spr. de zaak voldoende gere
geld.
Het doen afdraaien van de hoofd
kraan geeft onaangenaamheden,
maar het-voorstel is niet gemaakt om
wat weggeloopen water bij een lekje
dat dadelijk ontdekt wordt, te ver
goeden, maar voor die menschen, die
plotseling ontdekken, dat gedurende
dagen lang water ls weggevloeid.
De heer DE BREUK zegt, dat B. en
W. het amendement-Van Styrum over
nemen, zoodat er dus gelezen wordt,
dat het watergeld tegen het vermin
derd tarief wordt berekend ,,mits" (en
niet „indien"} daarvan vooraf kennis
is gegeven.
Spreker bestrijdt het voorst el-Mo-
doo om dit vooraf kennis-geven te la
ten vervallen.
De heer MODOO trekt na hetgeen
de heer Levert gesproken heeft, zijn
voorstel in, hoewel hij van oordeel is,
dat zijn meening juist is en hij het
zich voorbehoudt later het voorstel te
doen, indien dat noorlig blijkt.
PUNT 10.
B. en W. stellen voor ln de verorde
ningen op de levering van gas, elec-
trischen stroom en duinwater de be
palingen omtrent de staking van de
levering te vervangen door een uni
forme bepaling, dat alleen op last
van B. en W. zal overgegaan worden
tot afsluiting, behoudens in spoed-
eischende gevallen, wanneer de di
recteur de levering kan doen staken.
B. en W. stellen mede voor den di
recteur der Lichtfabrieken te machti
gen 25 als waarborgsom te vorderen
bij de aansluiting aan het kabelnet.
De VOORZITTER deelt mee, dat het
voorstel wordt aangehouden in ver
band met nader in te dienen voorstel
len.
PUNT 11.
De Raad stelde 2S Juli in handen
van B. en W.om nader praeadvies een
verzoek van den heer A. de Haan, om
vergoeding van het door hem als aan.
nemer van den bouw vau het Open
baar Slachthuis geledeu verlies.
B. en W. zijn echter met van mee
ning veranderd en handhaven hun
afwijzend praeadvies.
De heer RINKEMA herinnert aan
't geen hij in de vergadering van 19
Januari heeft gesproken en haalt
daaruit aan, dat hij schadeloosstel
ling alleen dan gewettigd acht, wan
neer er buitengewone omstandighe
den zijn. Die waren er hier en wel:
lo. omdat de aanbesteding onder
zeer buitengewone omstandigheden
heeft plaats gehad; 2o. een zeer bij
zondere keur op de verschillende ma
terialen heeft plaats gehad en zeer
bijzondere eischen bij de uitvoering
zijn gesteld; 3o. omdat de aannemer
niet zijn ondergang zelve tegemoet Ls
gegaan, door te trachten minderwaar
dige materialen te leveren, om daar
van profijten te trekken, 't geen naar
spr. gelooft, de meening was van den
Weth. van Openb. Werken.
Dat de aanbesteding onder buiten
gewone omstandigheden heeft plaats
gehad blijkt hieruit. In het bestek
kwamen bepalingen voor die het on
mogelijk maakten 'n zuivere rekening
op te zetten. De afd. Haarlem van den
Nederl. Aannemersbond verzocht. B.
en W. het bestek zoo ln te richten,
dat de aannemers onder voorbehoud
konden inschrijven. De Commissie
van Openb. Werken diende van ad
vies. De bezwaren golden het grond
werk. waarop geen juiste berekening
was vast te stellen en het verleenen
van hulp bij het vervoeren van rca-
chinedeeien.
De Commissie adviseerde met aige-
meene stemmen om met de gegadig
den tot een oplossing te komen en bij
meerderheid van stemmen om het
tweede bezwaar af te wijzen. B. en
W. namen dit advies over. Spr. was
hier tegen. Het gevolg is geweest, dat
de gegadigden niet tevreden zij mie,
dat hun billijk verzoek was afgewe
zen, allen „onder voorwaarde in
schreven."
Het werk werd niet gegund en tot
onderhandsche aanbesteding overge
gaan.
Aldus gaat spr. voort:
„Had ik kunnen voorzien, dal deze
onderhandsche aanbesteding
plaats hebben zooals deze heeft plaats
gehad, zeker zou ik mijn stem aan dit
voorstel hebben onthouden, en het
komt mij alleszins begrijpelijk voor
waarom B. en W. niet geneigd waren
de namen van de aannemers te noe
men, die voor dit werk in aanmer
king kwamen, toen door mij naar
die namen werd gewaagd. Was men
angstig ook deze aannemers weer te
verliezen?
Onder ondeihandsche aanbesteding
kan eerder worden verstaan, dat men
eenige aannemers voor dit werk zou
uitnoodigen, dan wèl met één zich
verstaan, en dan op zoodanige wijze,
die ik voor eene gemeente als Haar
lem beneden hare waardigheid zou
hebben gevonden.
Ik wil erkennen, dat het verzoek om
mede te dingen van De Haan zelf is
uitgegaan, doch hem werd stiptelijk
geheimhouding gelast, en zóó geheim
werd deze zaak behandeld, dat de Di
recteur van Openb. Werken zelf des
avonds zich naar De Haan begaf om
teekenlngen te brengen of inlichtin
gen te verschaffen, terwijl inlichtin
gen op het Bureau van Openbare
Werken over de zich daar bevindende
détailteekeningen "enz., ook des
avonds, als niemand meer op het bu
reau aanwezig was, bij kaarslicht
zijn geschiedt. (Mededeelingen De
Haan).
Verschillende begrootingsposten
zijn op verzoek van De Haan met de
begrooting van Openb. Werken verge
leken vóór de gunning, allemaal za
ken die niet hadden beboeren te ge
schieden, omdat dergelijke vergelij
kingen op het te stellen cijfer door
den aannemer influenceert, en dit
bovendien meer dun gewone genegen
heid van de Directie voor hem, bij
den aannemer doet opwekken.
Nn de onderhandsche aanbesteding
zich tot één man beperkte, had men
beter gedaan den ruimeren en meer
royalen weg te kiezen, namelijk te
doen zooals gebruikelijk is in derge
lijke gevallen, eene herbesteding te
doen houden."
De Haan werd aannemer voor
332.000.
Hij mocht veronderstellen, nu de
gemeente er in geslaagd was een
aannemer te vinden, van deze zijde
de noodige medewerking te mogen
ondervinden, met uitsluiting van be
voorrechting.
Uit spreker's bezoek aan het Slacht
huisterrein, op verzoek van de Com-
hilssie van Openbare Werken, op 5
Augustus 1905, leidt spreker af, dat
er bijzonder streng werd gekeurd,
zoowel de materialen, als de uitvoe
ring. Het doel van het bezoek, dat
plaats had, toen het werk pas aange
vangen was, om bij aannemer en di
rectie (hoofdopzichter) tusschenbeiden
te komen, om te trachten de verstan-
houding, die volgens genoemde Com
missie toen reeds zeer slecht was, te
verbeteren.
„Oogenschijnlijk", aldus de heer
Rinkema, „slaagden wij hierin, en
de directie beloofde in verschillende
opzichten anders te zullen optreden.
Doch naar ik vernam, was het reeds
den volgenden dag veel erger gewor
den. en rekende men het blijkbaar
den aannemer aan, dat hij zich ver
meten had, de commissie van Open
bare Werken in de geschillen te be
trekken."
Een groote partij klinkers voor kel-
derwerk werd afgekeurd, omdat het
niet voldeed aan een monster van 5
stuks. Spreker geeft toe, dat het ver
keerd was, een dergelijk uitgezocht
monster aan de directie te zenden,
maar men vergete niet, dat aantallen
gezonden monsters waren afgekeurd.
Allen, ook de directie, erkenden, dat
groote partijen steen onmogelijk vol
gens dit monster konden geleverd
worden, en dat de afgekeurde stee-
nen voor het kelderwerk uitnemend
waren te gebruiken. Toch bleven de
steenen afgekeurd voor dit doel.
Een ander staaltje van overdreven
eischen en minder goede opvatting,
was het roestvrij maken van ijzeren
balken. Dit geschiedde op zoodanig
kostbare wijze, dat de directeur van
Openbare Werken, aan den hoofd
opzichter in onze tegenwoordigheid
te kennen gaf; dat hierin verandering
moest worden gebracht. Volgens de
overleveringen veranderde de hoofd
opzichter echter niet van o&lnie, en
bleef dezelfde kostbare wijze van op
treden gehandhaafd.
Hoe het in het vervolg met het toe
zicht en de keuringen is gegaan, ls
voor een gedeelte te constateeren uit
de aan B. en W. overgelegde stuk
ken.
„Hierin vindt men brieven van tal
van leveranciers, die ter goeder naam
en faam bekend staan, firma's, die
in de handelswereld een goeden
klank hebben, waarin zij zonder om
wegen verklaren, dat aan de gestelde
eischen onmogelijk is te voldoen.
Hierin vindt men verzoeken om
ontslag van verdere leveringen, hier-
in vindt men ernstige klachten over
onrechtmatige eischen van de direc
tie, in de wijze van uitvoering. Want
niet alleen, mijnheer de Voorzitter,
is een te strenge keuring "van mate
rialen in het algemeen voor dezeD
aannemer verschrikkelijk geweest,
maar meer nog de onbillijke manier
van ingrijpen, «n de wijze van uit
voering van dit werk.
Dit werkt Juist het meest vernieti
gend en verlammend voor den aan
nemer, en beneemt ook bij de werk
lieden den noodigen lust tot eigen
initiatief, zóó noodig voor een gere
gelde en voordeelige uitvoering van
het geheeL
Dit alles, mijnheer de voorxittar, ls
niet met enkele volzinnen in een
rapport goed te praten, dat tol ieder
een voelen en erkennen, als hij van
deze zaak" eene ernstige studie heeft
gemaakt
Wanneer men de vele brieven van
De Haan, over afkeuringen, als zoo
vele jammerklachten opvat,
dan heeft men pas een Juist begrip
van het ware wezen van deze zaak."
Uit het weder goedkeuren van af
gekeurde materialen blijkt, welke
eischen werden gesteld. De aanhou
dende afkeuringen kostten den aan
nemer veel geld.
„In één opzicht valt hier de aan
nemer te laken hfj toch had zich
niet altijd maar weer bij die afkeu
ringen moeten neerleggen, hij hud,
overtuigd als hij was van de goede
leveranties, meer pal moeten staan
voor de belangen van zijn leveran
ciers, en meer front moeten maken
tegen dergelijke onrechtmatige
eischen. Al moet ik erkennen, dat zijn
macht zeer klein was, omdat in dit
bestek de algeheele arbitrage nog ont
brak. Tegenwoordig is daarin voor
zien, en kunnen dergelijke kwesties
niet meer voorkomen.
Aangezien het werk, zooals men
dat noemt, eenmaal in een kwaden
reuk stond, was het De Haan onmo
gelijk, voor concurreerende prijzen
de onderdeden van het werk kwijt
ie raken.
Prijsopgaven van schilder- en lood-
gieterswerk gingen verre boven het
door hem geraamde, zoodat hij ge
noodzaakt was deze werken in eigen
beheer uit te voeren. Of het voor De
Haan niet beter ware geweest, deze
v. erken toch maar, al was het met de
wetenschap van belangrijke schade
te lijden, op te dragen aan verschil
lende onder-aannemers, laat Ik liever
in het midden, doch de voor deze
werken uitgegeven bedragen over
troffen verre de daarvoor naar be-
hooren geraamde cijfers.
De derde omstandigheid, als zou
De Haan zijn ondergang zelve heb
ben gezocht, door minderwaardige
materialen te leveren, om daarvan
te profiteeren ten eigen bate, zal u
uit de bescheiden zijn gebleken eene
volkomen onwaarheid te zijn.
Dit mag dus niet het raiddel zijn
n De Haan tegen te werken tegen
over hen, die hem willen helpen zijn
goeden naam terug te krijgen.
Indien de Raad uit de overgelegde
stukken de overtuiging mocht erlan
gen, dat dit geenszins het geval
was, zal De Haan hierdoor het
meest worden gerehabiliteerd.
Uit de copyboeken en koopbrieven
zal u gebleken zijn, dat De Haan al
tijd bestelde volgens bestek en op
keur der directie, en dat de leverin
gen ook zoodanig werden geaccep
teerd, en hij nooit mindere waar heeft
trachten te leveren.
E n e afwijking zult u vinden, dat
namelijk voor de heipalen een an
dere maat werd besteld, doch dit ge
schiedde op verlangen van de direc
tie (zie brief van den heer Scherpen-
huyzen dato 13 April 1905)".
„Er is iets in deze zaak", aldus
ging de heer Rinkema voort, „dat
mij persoonlijk hindert. Als namelijk
de opvatting in dergelijke zaken van
B. en W. dezelfde blijft als met deze
zaak is geschied, als, met andere
woorden, het vertrouwen ln het
gesproken woord zóó gering is, dat
zich daarna een Lange sleep van ver-
moeienden arbeid op elk raadslid doet
gevoelen, wil ik gaarne erkennen,
dat dan deze taak niet gemakkelijk is
te vervullen
Ik, die dit nu voor de tweede maal
ondervindt, ofschoon overigens niet
schroomvallig uitgevallen (ik beken
het gaarne), zou bijna schromen op-
of aanmerkingen op het gemeentelijk
raderwerk te maken, daar waar Ik
overtuigd ben. dat er iets hapert of
iets aan ontbreekt.
Ik wil er dan ook aan toevoegen,
dat trots het lijvig rapport van onzen
directeur van Openbare Werken, ik
niet voornemens ben, maar één en
kel woord van het door ml] gespro
kene in deze zaak terug te nemen, en
dit wel omdat ik voor mij zeiven de
volkomen overtuiging heb, dat ik
niets aan de waarheid te kort heb ge
daan.
Waar De Haan in zijn adres aan
den Raad dato 12 Februari 1909, o.a.
schrijft „dat de oorzaak van deze
„te lege aanneming gelegen ls ln
,het feit, dat de gestelde eischen bij
„de uitvoering van het werk, niet
„alleen zeldzaam streng waren, maar
„ook volstrekt niet in overeenstem-
„miug met de aanwijzing, hem per-
„soonlijk door den heer Dumont, di
recteur van Openbare Werken, ver
strekt 1 I
Hier wringt hem nu juist de
schoen 1
De aannemer had, de omstandighe
den in aanmerking genomen, recht
op eene welwillende houding van de
directie, waar toch in aanmerking
moet worden genomen, dat de be
grootingen vergeleken werden en
overeenkwamen, waar du3 niet ge
constateerd kan worden, dat door
den aannemer eene onjuiste bereke
ning werd gemaakt, doch deze volko
men in overeenstemming was met die
door den directeur opgemaakt, moet
het toch verwondering wekken, dat
op dit werk van 332.000 ruim 50.000
werd verloren en dat mede een winst
cijfer van ƒ30.000 totaal verloren
'ng
Er is dan ook door den directeur
van Openbare Werken geen enkele
factor in zijn rapport genoemd, die
aantoont, hoe het komt, dat
zulke enorme bedragen zijn te kort
gekomen."
„Een ding is volkomen helder, De
Haan heeft niet willens en wetens
willen knoeien, in dat opzicht gaat
hij vrij uit, die blaam mag hem Diet
meer treffen, en dit was ook voor mij
het belangrijkste van deze zaak.
Nu nog een enkel woord over het
door den directeur uitgebracht rap-
port
Allereerst, mijnheer de Voorzitter,
wil ik doen uitkomen, dat het nooit
mijne bedoeling is, afbrekend in te
grijpen in welke gemeentelijke zaak
ook, allerminst zou ik zoodanig wil
len optreden tegen het Bureau van
Openbare Werken in het algemeen,
allerminst tegen den directeur of zijn
ondergeschikten in het bijzonder.
Ik weet gelukkig even goed als
ieder ander, dat de betrekking van
directeur van Openbare Werken in
eene gemeente, in omvang als de
onze, eene zeer belangrijke en tevens
zeer moeilijke is.
Dat ik dit gevoel en ook waardeer
is dikwijls genoeg op deze plaats, en
ook ln onze commissie-vergaderin
gen van Openbare Werken, gebleken.
Mijn bestrijding gaat dus niet te
gen den persoon, maar tegen de
zaak
Allereerst dan, mijnheer de voor
zitter, het begin van dit rapport i»
niet erg aangenaam van toon. Het is
alsof do heer Dumont hier zijn waar
schuwende stem wil doen hooren
„leden van den Raad Woest voor
zichtig met uwe aan- of opmerkin
gen I"
Daar staat namelijk „dat ik het
orbaar heb geacht", alsof daar
zoo'n moed toe behqort, om als lid
.van den Raad zijn meening te zeggen
over zaken, die iemand niet aan
staan ook zijn de woorden „t e n
voordeele van De Haan", niet
erg in den vorm, en ook niet juist ge
kozen.
In niets wil ik De Haan ten koste
van de gemeente bevoordeclen, hoog
stens zou ik willen medewerken te
trachten, een door omstandigheden
ongelukkig geworden man, zyn bur
gerrechten weer terug te geven, om
dat daar redenen voor bestaan. Men
kan toch medegevoel hebben met
iemand, die zonder eigen schuld na
twee jaren harden arbeid, door zor
gen geslingerd dan naar deze, dan
naar gene zijde, tot de ontdekking
komt, of liever dte toekomst voor
in zag, niet alleen niets te zullen
verdienen met dit zwoegen, doch ook
niet in staat te zijn, aan zijne ver
plichtingen te voldoen.
Wanneer men zoo iemand de hand
wil reiken, om op te staan, mag er
dan gesproken worden van bevoor-
deelen F'
Spreker bestrijdt dan het gewicht
van de oppervlakkig als zelfbeschul
diging klinkende brieven aan de le
veranciers, wanneer hij hen schrijft,
dat het geleverde niet deugt en door
beter materiaal moet worden vervan
gen.
Voor de menschen uit de aanne
merewereld is dat niets andere dan
knaleffect, zegt spr, hij begrijpt niet,
hoe de heer Dumont, zich van zulk
naief materiaal heeft kunnen bedie
nen, daar elk aannemer zoo lang mo
gelijk de verantwoordelijkheid van
zich af schuift. Vele brieven van eer
ste firma's geven de overtuiging, dal
de Directie zeer moeilijk was te vol
doen. In een enkel opzicht schijnt spr.
echter niet goed ingelicht te zijn, nL
met betrekking tot de bureau- en toe-
kenbehoeflen. Van al het andere
neemt spr. niets terug. Spr. vindt het
jammer, dat de heer Dumont al zijn
conclusies bouwde op materiaal door
spr. aan B. en W. verstrekt en hij be
treurt het, dat B. en W. die private
stukken als publiek eigendom be-
schouwden, en dat niet alleen, maar
deze hebben doorgezonden naar par
tij ter andere zijde, om daaruit dat
gene te halen, wat voor deze nuttig
zou kunnen zijn. De zaak verloor
hierdoor aan zuiverheid, daar het
rapport van den heer Dumont los bad
moeten zijn van de door De Haan ver
strekte schrifturen. Had spr. geweten,
dat dit niet geschiedde, dan zou hij
De Haan eerst om toestemming heb
ben gevraagd. Dit alles is ter goeder
trouw geechied.
Dan vervolgt de heer Rinkema
„Nimmer is door mij beweerd, dat
de Directeur niet op de hoogte van
dit werk was, het tegendeel is waar,
waar ik erkende dat tuaschenkomst
van den Directeur meermalen bij af
keuringen succes heeft gehad.
Doch daar het tot de onmogelijkhe
den behoort, een hoofdambtenaar ook
nog met de uitvoering van een groot
werk te belasten, wordt dit toever
trouwd aan andere personen.
Wanneer nu, zooals hier het geval
was, de verstandhouding van den
ambtenaar met het werk belast, en
den aannemer niet deugt, is het voor
een Directeur zeer moeilijk tusschen-
beide te komen, zonder bij dien amb
tenaar den schijn op te wekken, als
of hij (Directeur) het doel beoogde,
den aannemer te bevoordeelen.
Dat de Directeur nu optreedt als
verdediger in deze zaak spreekt van
zelf, hij wordt daartoe door B. en W.
geroepen als eenig verantwoordelijk
persoon. Hier blijkt weer de groote
moeilijkheid van deze betrekking, de
groote moeilijkhcd tevens om ln der
gelijke zaken de juiste, voor elk hel
der ziende toedracht van een dergelij
ke zaak weer te geven, omdat In theo
rie niet kan worden weerlegd, wat
door de praktijk is bewezen.
Het woord te voeren in deze zaak
is dan ook alles, behalve benijdens
waardig, toch heb ik gemeend dat het
goed was, mijn gemoed geen geweld
aan te doen, en in deze. voor mij al
thans, „de Rechte Lijn" te trekken.
Het betreft hier niet een geval,
waarin door een aannemer eenige
vergoeding wordt gevraagd van door
hem geledén verliezen, zonder dat we
in staat zijn, een oordeel hierover te
kunnen uitspreken, of die verliezen
werkelijk geleden zijn en waardoor.
Neen, mijnheer de voorzitter, deze
zaak is geheel helder en duidelijk, het
betreft hier een gefailleerd man, dio
alles in het werk stelt zijn arodileu
ren te bewegen, hem zijn goeden
naam terug te geven, en waartoe hem
de eenige weg is geboden, n.l. hulp
te zoeken bij de gemeente, omdat hij
aan haar zulke groote verliezen heeft
geleden. En dat dit feiten zijn, hier
over tast men evenmin in het duister,
de Rechtbank heeft alles haarfijn uit
geplozen, en geconstateerd dat do
uitgaven voor het Openbaar Slacht
huis ruim 50.000 de inkomsten over
schrijden en dat dit werk 80.000 min
der opbracht dan door den aannemer
was begroot-"
Eén raadsel ls er op te lassen in
deze zaak, en dat is, hoe het komt
dat zulke enorme bedragen konden
verloren gaan, dit bewijs l« leveren
zal wel niemand van mij willen ver
gen. Alleen kan men dit voelen, wan
neer men van jongsaf in bet bouw
vak Is groot gebracht. Dan vindt men