m
M
m
m
m
0
m
roll or naderde hem, toen hij buiten
kwam, Clifford keek hem even iro
nisch aan.
Geef uw booze plannen ten op-
eichte van mijn beaitting op, zei hij.
Als gij echter den eerlijken weg wilt
bewandelen en een taxi voor mij ha
len, zal ik u een shilling: geven.
De aakkenroller ging op zijn bood
schap uit
Dank u, zei Clifford, toen hij
met de taxi terugkwam. Hier is een
shilling. Ga wat achteruit, als ge het
portier goopend hebt. Ik behoef geen
hulp bij het instappen. De zakkenrol
ler keek hem verbaasd na, toen de
taxi weg reed.
Hij kent ons, mompelde hij bij
^rich zelf.
Later op den dag liep Clifford door
het West End na te denken over geld
zaken. Wel had hij 50 pond in den
zak, maar dat was een kleinigheid,
.voor iemand van Cliffords kostbare
levenswijze.
Vervelend, dat die lui van de
hank voorzichtig worden, dacht hij.
Juist nu de hoteleigenaars gewaar
schuwd zijn tegen een oudachtig heer
ivon welvarend uiterlijk. Dat maakt
het gevaarlijk nu in Engelsche hotels
,te werken en ik heb geld noodig voor
een uitstapje naar het vasteland.
Zoover was hij met zijn overpein
zingen gekomen toen hij opeens weer
voor de groote Metropolitan Bank
stond.
Het was een onaangename herinne
ring.
Juist kwam er een jongmensch uit
't kantoor, die naar een suikerbak
kerswinkel ging. Een oogenblik later
kwam hij terug met een blad, waarop
een trekpot en allerlei etenswaren.
Clifford keek onverschillig naar
Öen winkel, terwijl hij er langs liep,
maar bleef op eens staan toen hij een
bordje ontdekte, waarop stond, dat
de winkel te koop was.
Ik zal eens over die zaak. spre
ken, klacht hij, maar niet in dit toi
let.
Drie uur later kwam een
man, met een verweerd gezicht
ringbaard, die er uitzag als een zee
kapitein in ruste, in den suikerbak-
kerswiukei en deed de juffrouw
schrikken, die de zaak dreef, door
Rijn vraag:
Is deze winkel te koop, juffrouw?
Ja, antwoordde juffrouw Simp
son, de eigenares. Ik zou er nooit
laan gedacht hebben, den winkel op te
geven, als het niet om mijn gezond
heid was geweest. Het is een goud
mijn voor wien hem drijft, maar ik
kan het niet meer doen.
Ik zoek een goedkoop zaakje hier
In de buurt, zei de man. Hoeveel huur
doet de winkel? En wat vraagt
voor de zaak?
De winkel wordt bij de week ge
buurd, antwoordde de weduwe. Der
tien shilling per week. En mijn som
ik zou mij zelf te kort doen, als ik
er minder dan dertig pond voor
vroeg.
De weduwe beefde, toen ze die som
noemde, want de zaak ging slecht, en
ze zou graag de helft van het geld
hebben aangenomen om er al te zijn.
't Is een hoop geld, zet de man,
en als ik er dat voor geef, zou ik wil
len. dat u hier een maand bleef om
me op do hoogte van de zaak
brengen. Maar als ik het met u eens
wordt, moet u er over zwijgen.
Do weduwe was zoo blij met haar
dertig pond, dat ze geheimhouding
beloofde. Er werd afgesproken dat t
geld Zaterdag zou worden uitbetaald
en Blunt, dat was de naam van den
nieuwen eigenaar. Maandag de zaak
zou aanvaarden.
Maandagmorgen gaf juffrouw Simp
son Blunt de eerste les in den om
gang met de klanten en den inkoop
van do artikelen. De nieuwe eigenaar
luisterde aandachtig too en zei: „Ik
ga achter in den winkel zitten en zal
kijken wat u doet. Dau zal ik over
«en paar dagen wel op de hoogte zijn.
zijn.
Biunt zat dus zijn krant te lezen en
keek hoe juffrouw Simpson lekker
nijen verkocht aan kinderen. Tegen
theetijd kreeg ze het druk, want ver
scheidene kantoren zonden toen hun
jongens om thee. Als ze alles maar
terug brengen, meneer Blunt, zei de
weduwe, is dit wel een voordeeiig
zaakje; maar die jongelui weten, dat
ik een weduwe ben en maken daar
gebruik van. Verleden week verloor
ik drie kopjes en een schoteltje en je
krijgt maar een boos gezicht, als je
er over spreekt.
Met mij moeten ze dat niet pro-
beerem, zei Blunt.
U is een man en kan van u af
spreken. Dat maakt versehiL
Na een week zei Blunt:
Nu wee tik al wat van den win
kel af. Als u voortaan
komt kan ik het 's middags wel af.
Dinsdagmiddag stond Blunt dus
zelf achter de toonbank. Tegen vijf
uur kwam een jongen vragen:
Een trekpot met thee en brood
met boter voor drie personen.
Voor wie? vroeg Blunt, terwijl
bij 't verlangde op t blad zette.
Voor de hank op den boek, zei
de jongen onverschillig. Heeft u de
xaak gekocht?
Ja, antwoordde Blunt. Negen
bank. Die stond open en hij liep de
gang door naar het achterkantoor.
Daar vond hij drie klerken, die had
den moeten werken, maar allen
diepen slaap waren verzonken. Met
de grootste kalmte doorzocht Blunt
do zakken van den oudsten hunner
tot hij de .sleutels van de brandkast
vond. Toen maakte hij de kast open,
haalde er de banknoten en het goud,
dat er in was uit en stak het In zijn
zak. Daarna nam hij het theegerei
dat nog op een tafeltje stond, zotte
het op een blad en verliet de kamer.
Geen van de klerken had zich Intus-
echen bewogen.
Dank u, zei Blunt tot zijn buur
man, toen hij langs diens winkel liep.
Ik heb mijn kopjes terug.
Vijf minuten later had Blunt zijn
winkel gesloten en de zaak voor goed
verlaten. In minder dan een half uur
was hij aan het Waterloo-station. Hij
nern een kaartje eerste klas naar
Winbledon.
Hij koos een leegen coupé, opende,
zoodra de trein zich Ln beweging zot
te een koffertje, en begon van klee
ding te verwisselen. Toen nam hij
zijn valschen baard af, waschte zijn
gezicht met een spons en deed er het
verweerde uit verdwijnen. Toen
trein te Winbledon stil hield, was al
les wat tot de uitrusting van den heer
Blunt behoord had in den koffer
een hoogst achtenswaardig bejaard
heer trad uit den trein. Hij sprong in
een trein naar 't Waterloo-station.
Toen hij weer in de stad terug was,
gelastte hij den portier een „taxi'
voor hem te bestellen.
Grosvernor Chambers, Sloane
Street, zei bij tot den taxi-bestuurder.
Zijn hospita begroette hem eerbie
dig en vriendelijk.
Ik ben blij u weer te zien, me
neer Clifford. Heeft u prettige dagen
gehad op het vasteland?
Heerlijk, juffrouw Vichers, zei-
de hij. Ik wil morgen graag vroeg
ontbijten, daar ik zaken heb te doen
Sn de City. Toen hij alleen was be
gon hij het goud en de biljetten
tellen. Vijftien honderd in goud en
vier duizend ln papier. Niet kwaad.
Hei slaapmiddel in de thee werkte
uitstekend. Ik was alleen maar bang,
dat ,een onmatige klerk whisky en
soda zou drinken. Gelukkig, dat die
lui allen zoo matig zijnl Nu zullen
ze wel wakker wezen. Een rare on
dervinding voor hen, dunkt mij. Ik
zal beginnen met goud te wisselen
aan de bank van Engeland. Het pa
pier moet ik op het vasteland uit
geven.
Den volgenden morgen toeca de chef
van de groote Metropolitan Bank
door het kantoor liep op zijn
naar de detectives, die de zaak moes
ten onderzoeken, werd hij aangespro
ken door den heer Clifford.
Een oogenblik, waaide hear,
fluisterde deze. U zal zeker biij zijn
te vernemen, dat ik op het oogenblik
over genoeg fondsen beschik cvm die
rekening met u te vereffenen en zelf
nog wat over te houden. Zooals ik
zei, meneer Ludlow, daar is geen
grooter zekerheid in de wereld dan
bet woord van een man van eer.
(Centr.)
De deserteur.
Een uur lang al spraken rij met
gedempte stemmen in de kroeg van
Pepe Morilla, den ouden smokkelaar.
Hoewel ze alle vijf van gelijken leef
tijd waren, beheerschte Antonio Mo
rales zijn makkers door zijn woorden
en gebaren en da ervaring, die hij
had, omdat hij vele keeren in Barce
lona geweest was. Hij zeide op plech-
tigen toon
Dat is afgesproken Wo gaan
niet, we zullen weigeren om in Ma
rokko te gaan vechten, menschen te
gaan dooden, die we niet kennen en
die den vaderlandschen bodem in het
geheel niet bedreigen. We hebben on
ze bloedschuld betaald. We zullen on
ze vrouwen, kinderen en huis niet
verlaten. In heel Spanje, van Gerona
tot Pampelu, in Catalonië zoowel als
in Biscaye en Navarre, overal deser-
teeren onze kameraden we zullen ben
navolgen. De grens is dichtbij, Arra-
gon en de Pyreneeën kennen we
goed.
Hij dronk een teug wijn en zei ten
slotte
Dus morgen, bij bet vallen van
den avond zullen we langs verschil
lende wegen het dorp verlaten, want
de gendarmen waken. Om twaalf uur
komen we bij de brug van Cuberre,
bij den ingang van de vallei van Ar-
tos samen. Het is een sombere inge
sloten plaats. Van daaruit zullen we
het woud dwars doorsnijden, om den
post van karabiniers te ontloopen,
die onder aan de burg van Venasque
ligt. Binnen drie uur zullen wij dan
in Frankrijk zijn.... gered en vrij
Is dat afgesproken
Zij stonden op en namen afscheid.
De walmende lamp, die aan de bal
ken van het plafond hing, bescheen
van de hoogte uit hun zorgvuldig ge
schoren gezichten, hun dunne lippen,
waarachter witte tanden schitterden,
en hun fonkelende oogen. Een rood
zijden doek was strak geknoopt om
hun gebruind voorhoofd. Zij droegen
een korte broek, op de knie ingesne
den, een huis met groote omslagen,
een geborduurd hemd met roode sjerp
«tuiVOT all -t u Hielt; co deni er aimT f K°°le"
7 de koordversienngen, die ook het
dot dt olie kopjes eo schotelties ï011 den Amgonscta, boor
xug krijg. 2 uurplaten vroeg hij aan i kenmerken, bet sierlijkste en eenvou-
I /Urrala tien lieöl Spanje.
zijn buurman: „Zeg eens, kan je jon
gen even op mijn zaak passen? Ik
moet even naar de bank om mijn
theegoed te halen.
De huurman gaf zijn toestemming.
De jongen kwam in den winkel
José Vidal ging bet laatst naar bul
ten. Hij stak vlug bet kerkplein over
en ging tegen een rots zitten aan den
rand van een waterval. Hij had aan
j het gesprek geen deel genomen. Wat
kon het hem schelen of hij zich daar-
R, t\uu iiei uern sviieieu oi nij zien utiar-
unt ging naar de zijdeur van de ginds liet dood schieten of dat hij in
l^het land ©en bestaan eindigde, dat
voor hem geen waard© meer had. Se
dert dat zijn bruid haar gegeven
woord had gebroken, om Don Manuel
Sagrado te huwen, ©en Jager-officier,
dien ze had ontmoet op do feesten van
N. D. d©l Pilar to Saragossa 1 Ach,
het hartverscheurend© lied, dat hij
dikwijls op zijn gitaar begeleid had
en dat zegt, dat do vrouw werd ge
schapen tot verderf van den man,
was wel waar.
Zij waren samen opgegroeid, ze
zouden elkaar nooit verlaten, ze hiel
den zooveel van elkander, zooveel dat
ze geen behoefte hadden het elkaar te
zeggen. En een oogje op het bal gege
ven. een vinderdruk, een in *t oor
gefluisterd woord door ©en jageroffi
cier waren voldoende geweest om het
hart van het lachende kind te doen
veranderen.
Nu wag zij zijn vrouw. Ze had hem
twee mooie kinderen geschonken, diie
op hem geleken, terwijl de versmade
minnaar, die zijn belofte trouw was
gebleven, ongehuwd was.
Tien jaren waren voorbij gegaan
en toch was het of zijn wond bloedde
als op den ©ersten dag. Hij hief het
hoofd op en keek naar t huisje met
pannen dak. naar hot huisje, waar
ze woonde op ©en berg. Zij was alleen
met haar kindertjes, daar haar echt
genoot sedert zes maanden bij het le
ger was, dat naar Marokko was ge
zonden. En hij dacht er aan, dot hij
op zijn beurt daar ook heen moest.
Hij beefde bij die gedachte. O I liever
wilde hij dadelijk sterven, dan ouder
zijn medeminnaar dienen I En hij liet
zijn koortsachtige hand over het ge
vest van zijn dolk glijden, waarop de
volgend© Arragonsche spreuk stond
„Trek mij niet zonder oorzaak, berg
mij niet weg met schande 1"
Een gerinkel van bellen deed hem
opzien. De diligence van Barbastro
hield op den weg stil; hij hoorde
zweepslagen en vloeken. Vroeger was
zij rood en geel geschilderd geweest
met de Spaansche kleuren, nu was zij
grijs alsof de stof zich op den ouden
romp had vastgezet en terwijl de
moede reizigers uitstapten en zich de
knieön wreven, begonnen de schelle
stemmen van de straatjongens de cou
ranten af te roepen.
La Correspondenda de Espana
El Heraldo de Madrid El Pats
José kocht een krant en begon te
lezen. De tijdingen waren slepht
Bij het krieken van den dag was het
schieten begonnen.... Spoedig daarna
was het grondgebied van Melilla in
de handen der Riffoten gevallen....
de Spaansche troepen, die gebrek aan
munitie hadden, leden groote verlie
zenHij legde het blad neer, wat
een ellende, waartoe was het toch
noodig elkaar te dooden, terwijl 't
zoo eenvoudig zou zijn te leven, te
werken en van eikaar te houden 1 Hij
zuchtte, keek naar 't klein© huis en
las verder. Eensklaps schrikte hij he
vig bij het lezen van de volgende re
gels
Een peloton jagers, onder be
vel van luitenant don Mano Sagrado,
valt de versterkingen van Gourougou
aan, maar door te ver vooruit te loo-
pen, wordt de dappere officier van
zijn manschappen gescheiden en om
singeld door den vijand. Hij valt doo-
delijk gewond
José nam zijn hoofd tusschen zijn
handen. Doodelijk gewond! Dus toch
was de verafschuwde medeminnaar
daar ginds op vreemden grond gestor
ven, en het waren de Marokkanen,
die in zijn plaats het werk der wrake
hadden verrichtl Maar nu was ziju
bruid vrij. Hij herhaalde twee koer
het woord: „vrij, vrij", als om het bo
ter tot zich te laten indringen. Het
was of een frisschen lucht zijn borst
deed zwellen.
Zijn vreugd, was kort; eeu andere
gedachte kwam bij hem op. Vrij...,
zeker, maar weduwe en bij die op
welling verdween al zijn haat voor
de ongelukkige vrouw, de weduwe
van acht en twintig Jaar met twee
kleine kinderen. Weduwe! Zij wist
waarschijnlijk nog niets van het go-
beurde, want zij leefde daarboven als
een kluizenaar, kwam zelden boneden
in het dorp. Wat zou zij op 't oogen
blik doon? Zeker was zij bezig voor
haar huishouden te zorgen, terwij!
zij een lied zong, of zat zij voor de
deur en las den laatsten brief van
den afwezige. Den afwezige!
Hij stond op, nam zijn stok, druk
te zijn grooten hoed vast op zijn
hoofd en ging op weg. Sedert tien
jaar vermeed hij zorgvuldig het laan
tje van struikgewas en moerbeien.
Vandaag liep hij als bet ware van
zelf daarheen en hij keek voortdu
rend naar het tuintje, dat telkens
verdween achter de zilverachtige
stammen der berken. Hij dacht niet
over hetgeen hij moest zoggen, hij
zocht geen woorden dJe hij zou moe
ten uitspreken, een mach', dreef hem
en hij gehoorzaamde daaraan,
To©n hij dichterbij kwam zakte zijn
moed. Vlak bij het huis gekomen
moest José blijven staan, door een
bijgeloovige vrees aangegrepen. Hij
was de bod© van bet kwaad, degen©
dien men niet verwacht. Had hij het
recht den drempel t« ovaraclirijden,
die voor hem verboden was, door den
wil van dat wezentje, dat nog niet
wist welk ongeluk haar overkomen
was?
HIJ luisterde. Een stem zeide:
Vooruit Chiquilo, ga naar bin-
neni Je zult kou vatten; je moet zog
gen dat je niet ziek bent als vader
thuis komt.
Deze zin deed hem besluiten. Hij
kwam uit zijn schuilplaats en open
de het hek. Een vrouw stond midden
ln den tuin. Mooi was zij, net als
vroeger, maar zij was ernstiger ge
worden. Hij bewonderde haar op
nieuw: haar matte teint, haar fijne
trekken en mond. Haar mooie zwarte
haren waren in vlechten om haar
hoofd gelegd, 'n roode roos er losjes
Ingestoken. Zij trok de plooien van
haar sjaaltie on haar borat samen en
zeide:
•- Jij hier, José! Wat kom Je doen?
Hij stamelde:
Maar...
Zij viel hem In de rede.
Wat doe Je hier, na hetgeen er
tusschen ons Is voorgevallon? Je hadt
me beloofd, nooit mijn rust f© zullen
storen, neem Jo in ach thoor! Manuel
zal jo wegjagen!
Hij zuchtte:
Manuel!
Zij kwam vlug neer hem toe.
Manuel, wat bet eek ent dat?
Hij boog het hoofd zonder t© ant
woorden, toon pekt© ze hem bij den
omslag van zijn buis en riep met
heesche stem:
Spreek, spreek! Is at iets met
Manuel gebeurd?
Ja...
Hij nam een besluit
Doodgeschoten op het veld van
eer aan t hoofd van zijn peloton...
Dood als Arragonner!
Zij gilde niet sprak geen woord,
slechts twee groot© tranen Hepen
langs haar wangen. Zij bleef in el
kaar gedoken staan, stom van smart
HIJ keek haar aan geheel ontsteld
door woede, teoderheid en medelij
den. Hij wist zeker, dat deze vrouw
hem niet lief had, hem nooit lief zou
hebben en toch hield hij van baar
met een zachte, hopelooz© liefde, die
niets in ruil vroeg. Ach hij gaf op 't
oogenblik niets om zijn kameraden
die hem wachtten. Graag zou hij, als
ze het gewenscht had voor haar oo
gen gestorven zijn. Toch was er wat
beters te doen dan daar als een laf
aard alleen om te komen.
Vaarwel! zeide hij, terwijl hij
zich gereed maakte om heen te gaan.
Vaarwell
Zij las In zijn blikken zooveel som
berheid, dat ze niettegenstaande haar
groot© dapperheid begon te beven.
José, om vredes wil, laat Je dolk
in de schee. Waar ga je naar too?
Ik ga heen.. Je zult me nooit
weerzien...
Vertrek je? Waarom?
Om hem te wreken!
De Politiehond.
De bewoners van het kleine dorpje
aan de Havel verkeerden in een toe-
staond van buitengewone opgewon
denheid. Alweer had er een van die
gruwelijke daden plaats gegrepen,
die haar oorsprong vinden in d© laag
st© hartstochten van den mensch, en
die slechts uit roofzucht, haat en
wraak kunnen geschieden. Een der
rijkst© jongelingen van het dorp, een
drie-en-twintigjarige zoon van den
schout Frederik Vollert, was sedert
vijf dagen spoorloos verdwenen,
's Zondagsavonds was hij nog in de
herberg gewe.est, had daar eerst ge
danst, daarna gespeeld en was einde
lijk tegen middernacht met een goed
gevulde beurs alleen weggegaan. Den
volgenden morgen was hij nergens te
vinden, maar achter het erf van zijn
vader ontdekte men met entzetting
een klein plasje bloed op den harden,
bruinen bodem en daarnaast een
scherp keukenmes, dat met bloed be
vlekt was.
Frederik Vollert was dus het slacht
offer geworden van moord en roof.
Dit vermoeden werd zekerheid, toen
bleek, dat het bloed, dat naar Berlijn
gezonden was, om onderzocht te wor
den, werkelijk menschenbloed was.
Iedereen in het dorp was van het
drama vervuld en werd bezig gehou
den met de vragen Wie is de moor
denaar En waar heeft de onverlaat
het lichaam van het ongelukkige
slachtoffer gelaten
Daar zelfs de geringste aanwijzing
ontbrak, om een antwoord op deze
beide gewichtig© vragen te vinden,
de politie haar toevlucht tot een
juist in den laatsten tijd met veel
succes beproefd middel om den mis
dadiger op het spoor te komen. Als
loopend vuurtje verspreidde zich
het gerucht door het dorp Er zal een
politiehond komen! De bekende Bello,
die hier en daar dikwijls met fabel
achtige zekerheid en snelheid misda
digers heeft opgespoord I
Jong en oud was op het erf van den
schout verzameld, toen de politie
dienaren met Bello, die door een
streng uitziendon majoor aan een
touw werd vastgehouden, op de
plaats des onheils verschenen. Moe
ders droegen haar kleinste kinderen
op den arm, grijsaards en oude besjes
steunden op hun stokjes, maar geko
men waren zij toch zulk een
beurtenis moesten zij in hun spoedig
eindigend leven toch nog meemaken.
Aan de achterpoort van zijn erf stond
bleek, maar kaarsrecht, de boer en
dorpsschout Willem Vollert, de vader
van den vermoorde. Half nieuwsgie
rige, half-schuwe blikken werden op
hem geworpen. Maar veel aandacht
had men heden niet voor hem.
Spoedig wendden zich aller oogen
bliksemsnel weder naar Bello. Den
ruigen, moedigen verkenner met den
hall geopezuleu wolfsmuil, werd de
bloedplek op den grond aangewezen.
Eenigo al te brutale dorpelingen, die
te veel naar voren gekomen waren,
warden door de politie achteruit ge
drongen.
Bello rook aan den opgsdroogden
bloedplas, stak daarna den neus in
den wind en snuffelde weer langs den
grond. Hij was nu losgelaten, en kon
dus vrij het spoor volgen. En hij
scheen het reeds te weten, want plot
seling rende hij, nog steeds langs den
grond snuffelend, weg, rechtstreeks
naar de deur in de richting van het
erf van het keuterboertje.
Een plotselinge schok ging er door
do omstanders, do politieagenten
volgden met gespannen aandacht het
dier op den voet. Do kleine deur van
de schutting werd voor den hond ge
opend.
Op het erf zelf aangekomen, scheen
Bello even te aarzelen. Toen ging hij
een paar stappen zijwaarts, liep ech
ter terug naar de deur en verdween
daarna in de richting van het huls.
De opgewonden dorpelingen waren
niet meer te houden, zij drongen
dicht tegen de omheining van het erf
van Luders aan, en rokten zich zoo
ver zij konden.
Zij zagen den hond tegen de huis
deur springen, de majoor opende die
voor hem, en toen, nog vóór dat Bello
naar binnen was gegaan, vloog Rosa j
naar buiten, liep het dier voorbij naar
de pomp, en klemd© zioh daaraan
bevend vast. Onmiddellijk volgde Bel
lo haar, besnuffelde haar een oogen
blik en begon toen woedend te blaf
fen.
Een oogenblik was alles doodstil,
toen begonnen do dorpsbewoners
wild door elkaar to roepen
Die Rosa Hoe is het mogelijk
Dat zachte, stille ding I Maar natuur
lijk, men had juist nooit geweten, wat
In haar zat, juist omdat zij zoo
stil, zoo gesloten was. Zeker was er
iets tusschen haar en Frederik ge
beurd. Dien laatsten Zondagavond
hadden zij nog woorden met elkander
Neen, maar, hoe was het mo
gelijk, dai nog niemand daaraan ge
dacht had 1 Toen had hij nog met de
dochter van MüUor gedanst en was
Rosa naar huls gegaan. Zoo was het
geweest Zeker had zij toen op hem
gewacht o, gruwelijk, vreeselijk,
zoo'n jong, teer, lief meisje en een
moord uit jaloezie 1
De commissaris van politie onder
vroeg Rosa.
Gij zijt de docliter van den be
woner van deze boerderij, Rosalie
Luders
Een nauwelijks zichtbaar knikje
was het antwoord,
Weet gij iets omtrent het verblijf
m Frederik Vollert?
Een stilzwijgen volgde.
Antwoord mij, of gij weet, wat
er van den vermiste geworden ia,
herhaalde de commissaris streng.
Alweer geen antwoord.
Gij ziet toch, dat zij het weet,
schreeuwde nu de schout, bulten zich
zelf van smart en toorn.
Toen kwamen de ouders van Rosa
bij. Zij hadden tot nu toe, verlamd
van schrik en ontzetting, toegekeken.
Nu waren zij weer tot zichzelf geko
men, al begrepen zij het rechte nog
niet
Met geweld moesten de politie en de
schout tegen d© beide ouders optre
den en hen ernstig aanmanen, zich
kalm te honden.
Rosa was naast de pomp ineen ge
zakt en bedekte het gelaat met de
handen. Zij werd door twee politie
agenten bewaakt
Toen moest Bollo opnieuw ruiken,
om Frederik's lichaam of lijk op te
sporen. Men had, nadat hij verdwe
nen was, de geheele omgeving nauw
keurig afgezocht, maar hij kon toch
nog wel ergens begraven liggen. Bel
lo zou hem zeker wel weten te vin
den. De kranige hond scheen ook
werkelijk niet te twijfelen. Hij ging
denzelfden weg zijwaarts, die reeds
eerder door hem ingeslagen was, weer
op en liep op de deur van een kleine
houtschuur toe. De politieagenten
keken elkaar aan. Zoo dichtbij was
de gezochte dus I Zij pakten Bello bij
den halsband, deden de deur open en
traden met het dier in de half-donke-
re schuur
Op hetzelfde oogenblik liep Rosa
hen hard voorbij op zulk een vlug
wegloopen waren haar bewakers niet
bedacht geweest en wierp zich ach
ter ln de schuur, naast een tusschen
takkenbossen verborgen hoop stroo
op den grond. Op dat stroo bemerkt^
men onder dekens een meoschclijlg
lichaam, hoofd en armen kwamen er
boven uit. Hot was het lijk van Frede
rik Vollert.
De hond vasthoudend want hij
had zijn plicht gedaan, tradon do
agenten nader. Toen draaide liet lijk
zijn hoofd half om en zeide
Rosa, ben Jij daar
Hij leeftriep de commissaris
in zijn verbazing hard op.
Ja, ja, Frederik, ik ben het,
snikte Rosa, terwijl zij geen acht op'
de vreemden sloeg. Och, wees toch
niet boos, ik kon het niet verhinderen
dat zij kwamen die leelijka
hond, ju, ja, die is de schuld....
Het huilen verstikte haar laatst©
woorden.
Hij, die daar lag met zijn ziekelijk
bleek gelaat, waarop zich roode
koortsvlekken afteekendon, lichtte
met veel moeit© het hoofd even op en
staarde do indringers wezenloos aam
Toen ging zijn vader naar hem toe:
Jongen, mijn jongen I
Vader, fluisterde Frederik.
Toen viel zijn hoofd moede op zïj„
Meisje, zeide Vollert eindelijk,
wat betcekent dit alles? Verklaar
het mij
De politieagenten stonden in af
wachtende houding er bij.
Weer begon zij te snikken.
Ja, ik wees niet boos, mijnheer
Vollert, maar hij heeft mij zoo streng
verboden, iets te zeggen, ook u mocht
het niet weten.
Wat dan vroeg de schout
Nu, dat... van het steken.
Zoo, heb je hem dan werkelijk
gestoken
Ik riep Rosa uit, neen, ik
niet, maar ik ben de schuld, dat hij
zich.
De commissaris trad dichtorbij.
Dus heeft Frederik zich zelf ge
stoken En waarom
Zij knikte toestemmend.
Omdat, omdat, omdat ik hem ge
zegd had, dat ik hem t© eigenwijs
vond en daarom niet met hein trou
wen wilde.
O, zei de commissaris, terwijl
de schout met verbazing naar zijn
zoon keek. Dus hebt ge hem na ïijn
poging tot zelfmoord hierheen ge
bracht en verpleegd, en nu vindt ge
hem zeker niet meer zoo eigenwijs en
wilt ge wel met hem trouwen
Ik.... ja, nu moet ik wel, zeide
liet meisje blozend, als hij toch zoo
veel van mij houdt
Het is goed, dat je dit besluit ge
nomen hebt.
Maai zeg me in 's hemelsnaam,
waarom je deze opheldering niet hebt
gegeven, toen het heele dorp den ver
miste zocht. Bovendien had de ge
wonde een dokter noodig.
De krulden van zijn moeder zijn
veel beter
Dus jij hebt mijn kruiden wegge
nomen riep vrouw Luders uit, en
sloeg de handen in elkaar.
Toen richtte de zieke, wien al die
menschen en dat spreken vermoeide,
zich langzaam op.
Rosa. fluisterde hij, ik heb
je toch verboden
De commissaris greep in hij liet
alle personen op den vader en het
jonge meisje na, het schuurtje ver
laten.
Hel jonge verpleegstertje bracht
haar zieke met een paar lieve woord
jes weer tot rust en verklaarde toen
den beiden mannen fluisterend, dat
Frederik haar niet eens, nadat da
komst van den politiehond aangekon
digd was, veroorloofd had, zijn ver
blijf te verraden. Hij had bovendien
de koorts en begreep mij niet, goed,
rnaar werd zoo vreeselijk opgewon
den bij de gedachte, dat iemand iets
hooren zou, dat ik hem werkelijk
u kunt mij gelooven gehoorza
men moest Hij zou, als hij weer ge--
zond was, vertellen, dat hij een uit
stapje had gemaakt O hemel, en nu
die hond ik durfde niet uit huis,
toen hij kwam
Het is goed, mijn kind, viel de
schout haar in de rede, maar nu
inoet ik gauw om deri doktor sturen,
dan kan de jongen naar huis worden
gebracht. Jij magja, jij mag hem
daar verder verzorgen.
Hij heeft zich geschaamd, we
gens poging tot zelfmoord, die drift
kop, lachte de commissaris in
zichzelf.
Toen ging hij naar het erf, riep
Bello en streelde hem den ruigen
kop
Best© jo igen. Ik geloof, dat ja
dezen keer een menschenleven hebt
gered, want het is werkelijk hoog
tijd, dat de dokter komt
C.De Courant").
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den Heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 155 van O.
L
m
m
i
gsfc
sa
k
0
H
m
m?'
Zwart schijven op2, 5, 7, 8, 9, 10, 13. 16. 26. 36 en dammen op 12 en 14
Wit schijven op 11, 22, 23, 24, 27. 28, 29, 35, 37, 43, 44, 4o, 47. 48 en 49