m M m m m 0 m roll or naderde hem, toen hij buiten kwam, Clifford keek hem even iro nisch aan. Geef uw booze plannen ten op- eichte van mijn beaitting op, zei hij. Als gij echter den eerlijken weg wilt bewandelen en een taxi voor mij ha len, zal ik u een shilling: geven. De aakkenroller ging op zijn bood schap uit Dank u, zei Clifford, toen hij met de taxi terugkwam. Hier is een shilling. Ga wat achteruit, als ge het portier goopend hebt. Ik behoef geen hulp bij het instappen. De zakkenrol ler keek hem verbaasd na, toen de taxi weg reed. Hij kent ons, mompelde hij bij ^rich zelf. Later op den dag liep Clifford door het West End na te denken over geld zaken. Wel had hij 50 pond in den zak, maar dat was een kleinigheid, .voor iemand van Cliffords kostbare levenswijze. Vervelend, dat die lui van de hank voorzichtig worden, dacht hij. Juist nu de hoteleigenaars gewaar schuwd zijn tegen een oudachtig heer ivon welvarend uiterlijk. Dat maakt het gevaarlijk nu in Engelsche hotels ,te werken en ik heb geld noodig voor een uitstapje naar het vasteland. Zoover was hij met zijn overpein zingen gekomen toen hij opeens weer voor de groote Metropolitan Bank stond. Het was een onaangename herinne ring. Juist kwam er een jongmensch uit 't kantoor, die naar een suikerbak kerswinkel ging. Een oogenblik later kwam hij terug met een blad, waarop een trekpot en allerlei etenswaren. Clifford keek onverschillig naar Öen winkel, terwijl hij er langs liep, maar bleef op eens staan toen hij een bordje ontdekte, waarop stond, dat de winkel te koop was. Ik zal eens over die zaak. spre ken, klacht hij, maar niet in dit toi let. Drie uur later kwam een man, met een verweerd gezicht ringbaard, die er uitzag als een zee kapitein in ruste, in den suikerbak- kerswiukei en deed de juffrouw schrikken, die de zaak dreef, door Rijn vraag: Is deze winkel te koop, juffrouw? Ja, antwoordde juffrouw Simp son, de eigenares. Ik zou er nooit laan gedacht hebben, den winkel op te geven, als het niet om mijn gezond heid was geweest. Het is een goud mijn voor wien hem drijft, maar ik kan het niet meer doen. Ik zoek een goedkoop zaakje hier In de buurt, zei de man. Hoeveel huur doet de winkel? En wat vraagt voor de zaak? De winkel wordt bij de week ge buurd, antwoordde de weduwe. Der tien shilling per week. En mijn som ik zou mij zelf te kort doen, als ik er minder dan dertig pond voor vroeg. De weduwe beefde, toen ze die som noemde, want de zaak ging slecht, en ze zou graag de helft van het geld hebben aangenomen om er al te zijn. 't Is een hoop geld, zet de man, en als ik er dat voor geef, zou ik wil len. dat u hier een maand bleef om me op do hoogte van de zaak brengen. Maar als ik het met u eens wordt, moet u er over zwijgen. Do weduwe was zoo blij met haar dertig pond, dat ze geheimhouding beloofde. Er werd afgesproken dat t geld Zaterdag zou worden uitbetaald en Blunt, dat was de naam van den nieuwen eigenaar. Maandag de zaak zou aanvaarden. Maandagmorgen gaf juffrouw Simp son Blunt de eerste les in den om gang met de klanten en den inkoop van do artikelen. De nieuwe eigenaar luisterde aandachtig too en zei: „Ik ga achter in den winkel zitten en zal kijken wat u doet. Dau zal ik over «en paar dagen wel op de hoogte zijn. zijn. Biunt zat dus zijn krant te lezen en keek hoe juffrouw Simpson lekker nijen verkocht aan kinderen. Tegen theetijd kreeg ze het druk, want ver scheidene kantoren zonden toen hun jongens om thee. Als ze alles maar terug brengen, meneer Blunt, zei de weduwe, is dit wel een voordeeiig zaakje; maar die jongelui weten, dat ik een weduwe ben en maken daar gebruik van. Verleden week verloor ik drie kopjes en een schoteltje en je krijgt maar een boos gezicht, als je er over spreekt. Met mij moeten ze dat niet pro- beerem, zei Blunt. U is een man en kan van u af spreken. Dat maakt versehiL Na een week zei Blunt: Nu wee tik al wat van den win kel af. Als u voortaan komt kan ik het 's middags wel af. Dinsdagmiddag stond Blunt dus zelf achter de toonbank. Tegen vijf uur kwam een jongen vragen: Een trekpot met thee en brood met boter voor drie personen. Voor wie? vroeg Blunt, terwijl bij 't verlangde op t blad zette. Voor de hank op den boek, zei de jongen onverschillig. Heeft u de xaak gekocht? Ja, antwoordde Blunt. Negen bank. Die stond open en hij liep de gang door naar het achterkantoor. Daar vond hij drie klerken, die had den moeten werken, maar allen diepen slaap waren verzonken. Met de grootste kalmte doorzocht Blunt do zakken van den oudsten hunner tot hij de .sleutels van de brandkast vond. Toen maakte hij de kast open, haalde er de banknoten en het goud, dat er in was uit en stak het In zijn zak. Daarna nam hij het theegerei dat nog op een tafeltje stond, zotte het op een blad en verliet de kamer. Geen van de klerken had zich Intus- echen bewogen. Dank u, zei Blunt tot zijn buur man, toen hij langs diens winkel liep. Ik heb mijn kopjes terug. Vijf minuten later had Blunt zijn winkel gesloten en de zaak voor goed verlaten. In minder dan een half uur was hij aan het Waterloo-station. Hij nern een kaartje eerste klas naar Winbledon. Hij koos een leegen coupé, opende, zoodra de trein zich Ln beweging zot te een koffertje, en begon van klee ding te verwisselen. Toen nam hij zijn valschen baard af, waschte zijn gezicht met een spons en deed er het verweerde uit verdwijnen. Toen trein te Winbledon stil hield, was al les wat tot de uitrusting van den heer Blunt behoord had in den koffer een hoogst achtenswaardig bejaard heer trad uit den trein. Hij sprong in een trein naar 't Waterloo-station. Toen hij weer in de stad terug was, gelastte hij den portier een „taxi' voor hem te bestellen. Grosvernor Chambers, Sloane Street, zei bij tot den taxi-bestuurder. Zijn hospita begroette hem eerbie dig en vriendelijk. Ik ben blij u weer te zien, me neer Clifford. Heeft u prettige dagen gehad op het vasteland? Heerlijk, juffrouw Vichers, zei- de hij. Ik wil morgen graag vroeg ontbijten, daar ik zaken heb te doen Sn de City. Toen hij alleen was be gon hij het goud en de biljetten tellen. Vijftien honderd in goud en vier duizend ln papier. Niet kwaad. Hei slaapmiddel in de thee werkte uitstekend. Ik was alleen maar bang, dat ,een onmatige klerk whisky en soda zou drinken. Gelukkig, dat die lui allen zoo matig zijnl Nu zullen ze wel wakker wezen. Een rare on dervinding voor hen, dunkt mij. Ik zal beginnen met goud te wisselen aan de bank van Engeland. Het pa pier moet ik op het vasteland uit geven. Den volgenden morgen toeca de chef van de groote Metropolitan Bank door het kantoor liep op zijn naar de detectives, die de zaak moes ten onderzoeken, werd hij aangespro ken door den heer Clifford. Een oogenblik, waaide hear, fluisterde deze. U zal zeker biij zijn te vernemen, dat ik op het oogenblik over genoeg fondsen beschik cvm die rekening met u te vereffenen en zelf nog wat over te houden. Zooals ik zei, meneer Ludlow, daar is geen grooter zekerheid in de wereld dan bet woord van een man van eer. (Centr.) De deserteur. Een uur lang al spraken rij met gedempte stemmen in de kroeg van Pepe Morilla, den ouden smokkelaar. Hoewel ze alle vijf van gelijken leef tijd waren, beheerschte Antonio Mo rales zijn makkers door zijn woorden en gebaren en da ervaring, die hij had, omdat hij vele keeren in Barce lona geweest was. Hij zeide op plech- tigen toon Dat is afgesproken Wo gaan niet, we zullen weigeren om in Ma rokko te gaan vechten, menschen te gaan dooden, die we niet kennen en die den vaderlandschen bodem in het geheel niet bedreigen. We hebben on ze bloedschuld betaald. We zullen on ze vrouwen, kinderen en huis niet verlaten. In heel Spanje, van Gerona tot Pampelu, in Catalonië zoowel als in Biscaye en Navarre, overal deser- teeren onze kameraden we zullen ben navolgen. De grens is dichtbij, Arra- gon en de Pyreneeën kennen we goed. Hij dronk een teug wijn en zei ten slotte Dus morgen, bij bet vallen van den avond zullen we langs verschil lende wegen het dorp verlaten, want de gendarmen waken. Om twaalf uur komen we bij de brug van Cuberre, bij den ingang van de vallei van Ar- tos samen. Het is een sombere inge sloten plaats. Van daaruit zullen we het woud dwars doorsnijden, om den post van karabiniers te ontloopen, die onder aan de burg van Venasque ligt. Binnen drie uur zullen wij dan in Frankrijk zijn.... gered en vrij Is dat afgesproken Zij stonden op en namen afscheid. De walmende lamp, die aan de bal ken van het plafond hing, bescheen van de hoogte uit hun zorgvuldig ge schoren gezichten, hun dunne lippen, waarachter witte tanden schitterden, en hun fonkelende oogen. Een rood zijden doek was strak geknoopt om hun gebruind voorhoofd. Zij droegen een korte broek, op de knie ingesne den, een huis met groote omslagen, een geborduurd hemd met roode sjerp «tuiVOT all -t u Hielt; co deni er aimT f K°°le" 7 de koordversienngen, die ook het dot dt olie kopjes eo schotelties ï011 den Amgonscta, boor xug krijg. 2 uurplaten vroeg hij aan i kenmerken, bet sierlijkste en eenvou- I /Urrala tien lieöl Spanje. zijn buurman: „Zeg eens, kan je jon gen even op mijn zaak passen? Ik moet even naar de bank om mijn theegoed te halen. De huurman gaf zijn toestemming. De jongen kwam in den winkel José Vidal ging bet laatst naar bul ten. Hij stak vlug bet kerkplein over en ging tegen een rots zitten aan den rand van een waterval. Hij had aan j het gesprek geen deel genomen. Wat kon het hem schelen of hij zich daar- R, t\uu iiei uern sviieieu oi nij zien utiar- unt ging naar de zijdeur van de ginds liet dood schieten of dat hij in l^het land ©en bestaan eindigde, dat voor hem geen waard© meer had. Se dert dat zijn bruid haar gegeven woord had gebroken, om Don Manuel Sagrado te huwen, ©en Jager-officier, dien ze had ontmoet op do feesten van N. D. d©l Pilar to Saragossa 1 Ach, het hartverscheurend© lied, dat hij dikwijls op zijn gitaar begeleid had en dat zegt, dat do vrouw werd ge schapen tot verderf van den man, was wel waar. Zij waren samen opgegroeid, ze zouden elkaar nooit verlaten, ze hiel den zooveel van elkander, zooveel dat ze geen behoefte hadden het elkaar te zeggen. En een oogje op het bal gege ven. een vinderdruk, een in *t oor gefluisterd woord door ©en jageroffi cier waren voldoende geweest om het hart van het lachende kind te doen veranderen. Nu wag zij zijn vrouw. Ze had hem twee mooie kinderen geschonken, diie op hem geleken, terwijl de versmade minnaar, die zijn belofte trouw was gebleven, ongehuwd was. Tien jaren waren voorbij gegaan en toch was het of zijn wond bloedde als op den ©ersten dag. Hij hief het hoofd op en keek naar t huisje met pannen dak. naar hot huisje, waar ze woonde op ©en berg. Zij was alleen met haar kindertjes, daar haar echt genoot sedert zes maanden bij het le ger was, dat naar Marokko was ge zonden. En hij dacht er aan, dot hij op zijn beurt daar ook heen moest. Hij beefde bij die gedachte. O I liever wilde hij dadelijk sterven, dan ouder zijn medeminnaar dienen I En hij liet zijn koortsachtige hand over het ge vest van zijn dolk glijden, waarop de volgend© Arragonsche spreuk stond „Trek mij niet zonder oorzaak, berg mij niet weg met schande 1" Een gerinkel van bellen deed hem opzien. De diligence van Barbastro hield op den weg stil; hij hoorde zweepslagen en vloeken. Vroeger was zij rood en geel geschilderd geweest met de Spaansche kleuren, nu was zij grijs alsof de stof zich op den ouden romp had vastgezet en terwijl de moede reizigers uitstapten en zich de knieön wreven, begonnen de schelle stemmen van de straatjongens de cou ranten af te roepen. La Correspondenda de Espana El Heraldo de Madrid El Pats José kocht een krant en begon te lezen. De tijdingen waren slepht Bij het krieken van den dag was het schieten begonnen.... Spoedig daarna was het grondgebied van Melilla in de handen der Riffoten gevallen.... de Spaansche troepen, die gebrek aan munitie hadden, leden groote verlie zenHij legde het blad neer, wat een ellende, waartoe was het toch noodig elkaar te dooden, terwijl 't zoo eenvoudig zou zijn te leven, te werken en van eikaar te houden 1 Hij zuchtte, keek naar 't klein© huis en las verder. Eensklaps schrikte hij he vig bij het lezen van de volgende re gels Een peloton jagers, onder be vel van luitenant don Mano Sagrado, valt de versterkingen van Gourougou aan, maar door te ver vooruit te loo- pen, wordt de dappere officier van zijn manschappen gescheiden en om singeld door den vijand. Hij valt doo- delijk gewond José nam zijn hoofd tusschen zijn handen. Doodelijk gewond! Dus toch was de verafschuwde medeminnaar daar ginds op vreemden grond gestor ven, en het waren de Marokkanen, die in zijn plaats het werk der wrake hadden verrichtl Maar nu was ziju bruid vrij. Hij herhaalde twee koer het woord: „vrij, vrij", als om het bo ter tot zich te laten indringen. Het was of een frisschen lucht zijn borst deed zwellen. Zijn vreugd, was kort; eeu andere gedachte kwam bij hem op. Vrij..., zeker, maar weduwe en bij die op welling verdween al zijn haat voor de ongelukkige vrouw, de weduwe van acht en twintig Jaar met twee kleine kinderen. Weduwe! Zij wist waarschijnlijk nog niets van het go- beurde, want zij leefde daarboven als een kluizenaar, kwam zelden boneden in het dorp. Wat zou zij op 't oogen blik doon? Zeker was zij bezig voor haar huishouden te zorgen, terwij! zij een lied zong, of zat zij voor de deur en las den laatsten brief van den afwezige. Den afwezige! Hij stond op, nam zijn stok, druk te zijn grooten hoed vast op zijn hoofd en ging op weg. Sedert tien jaar vermeed hij zorgvuldig het laan tje van struikgewas en moerbeien. Vandaag liep hij als bet ware van zelf daarheen en hij keek voortdu rend naar het tuintje, dat telkens verdween achter de zilverachtige stammen der berken. Hij dacht niet over hetgeen hij moest zoggen, hij zocht geen woorden dJe hij zou moe ten uitspreken, een mach', dreef hem en hij gehoorzaamde daaraan, To©n hij dichterbij kwam zakte zijn moed. Vlak bij het huis gekomen moest José blijven staan, door een bijgeloovige vrees aangegrepen. Hij was de bod© van bet kwaad, degen© dien men niet verwacht. Had hij het recht den drempel t« ovaraclirijden, die voor hem verboden was, door den wil van dat wezentje, dat nog niet wist welk ongeluk haar overkomen was? HIJ luisterde. Een stem zeide: Vooruit Chiquilo, ga naar bin- neni Je zult kou vatten; je moet zog gen dat je niet ziek bent als vader thuis komt. Deze zin deed hem besluiten. Hij kwam uit zijn schuilplaats en open de het hek. Een vrouw stond midden ln den tuin. Mooi was zij, net als vroeger, maar zij was ernstiger ge worden. Hij bewonderde haar op nieuw: haar matte teint, haar fijne trekken en mond. Haar mooie zwarte haren waren in vlechten om haar hoofd gelegd, 'n roode roos er losjes Ingestoken. Zij trok de plooien van haar sjaaltie on haar borat samen en zeide: •- Jij hier, José! Wat kom Je doen? Hij stamelde: Maar... Zij viel hem In de rede. Wat doe Je hier, na hetgeen er tusschen ons Is voorgevallon? Je hadt me beloofd, nooit mijn rust f© zullen storen, neem Jo in ach thoor! Manuel zal jo wegjagen! Hij zuchtte: Manuel! Zij kwam vlug neer hem toe. Manuel, wat bet eek ent dat? Hij boog het hoofd zonder t© ant woorden, toon pekt© ze hem bij den omslag van zijn buis en riep met heesche stem: Spreek, spreek! Is at iets met Manuel gebeurd? Ja... Hij nam een besluit Doodgeschoten op het veld van eer aan t hoofd van zijn peloton... Dood als Arragonner! Zij gilde niet sprak geen woord, slechts twee groot© tranen Hepen langs haar wangen. Zij bleef in el kaar gedoken staan, stom van smart HIJ keek haar aan geheel ontsteld door woede, teoderheid en medelij den. Hij wist zeker, dat deze vrouw hem niet lief had, hem nooit lief zou hebben en toch hield hij van baar met een zachte, hopelooz© liefde, die niets in ruil vroeg. Ach hij gaf op 't oogenblik niets om zijn kameraden die hem wachtten. Graag zou hij, als ze het gewenscht had voor haar oo gen gestorven zijn. Toch was er wat beters te doen dan daar als een laf aard alleen om te komen. Vaarwel! zeide hij, terwijl hij zich gereed maakte om heen te gaan. Vaarwell Zij las In zijn blikken zooveel som berheid, dat ze niettegenstaande haar groot© dapperheid begon te beven. José, om vredes wil, laat Je dolk in de schee. Waar ga je naar too? Ik ga heen.. Je zult me nooit weerzien... Vertrek je? Waarom? Om hem te wreken! De Politiehond. De bewoners van het kleine dorpje aan de Havel verkeerden in een toe- staond van buitengewone opgewon denheid. Alweer had er een van die gruwelijke daden plaats gegrepen, die haar oorsprong vinden in d© laag st© hartstochten van den mensch, en die slechts uit roofzucht, haat en wraak kunnen geschieden. Een der rijkst© jongelingen van het dorp, een drie-en-twintigjarige zoon van den schout Frederik Vollert, was sedert vijf dagen spoorloos verdwenen, 's Zondagsavonds was hij nog in de herberg gewe.est, had daar eerst ge danst, daarna gespeeld en was einde lijk tegen middernacht met een goed gevulde beurs alleen weggegaan. Den volgenden morgen was hij nergens te vinden, maar achter het erf van zijn vader ontdekte men met entzetting een klein plasje bloed op den harden, bruinen bodem en daarnaast een scherp keukenmes, dat met bloed be vlekt was. Frederik Vollert was dus het slacht offer geworden van moord en roof. Dit vermoeden werd zekerheid, toen bleek, dat het bloed, dat naar Berlijn gezonden was, om onderzocht te wor den, werkelijk menschenbloed was. Iedereen in het dorp was van het drama vervuld en werd bezig gehou den met de vragen Wie is de moor denaar En waar heeft de onverlaat het lichaam van het ongelukkige slachtoffer gelaten Daar zelfs de geringste aanwijzing ontbrak, om een antwoord op deze beide gewichtig© vragen te vinden, de politie haar toevlucht tot een juist in den laatsten tijd met veel succes beproefd middel om den mis dadiger op het spoor te komen. Als loopend vuurtje verspreidde zich het gerucht door het dorp Er zal een politiehond komen! De bekende Bello, die hier en daar dikwijls met fabel achtige zekerheid en snelheid misda digers heeft opgespoord I Jong en oud was op het erf van den schout verzameld, toen de politie dienaren met Bello, die door een streng uitziendon majoor aan een touw werd vastgehouden, op de plaats des onheils verschenen. Moe ders droegen haar kleinste kinderen op den arm, grijsaards en oude besjes steunden op hun stokjes, maar geko men waren zij toch zulk een beurtenis moesten zij in hun spoedig eindigend leven toch nog meemaken. Aan de achterpoort van zijn erf stond bleek, maar kaarsrecht, de boer en dorpsschout Willem Vollert, de vader van den vermoorde. Half nieuwsgie rige, half-schuwe blikken werden op hem geworpen. Maar veel aandacht had men heden niet voor hem. Spoedig wendden zich aller oogen bliksemsnel weder naar Bello. Den ruigen, moedigen verkenner met den hall geopezuleu wolfsmuil, werd de bloedplek op den grond aangewezen. Eenigo al te brutale dorpelingen, die te veel naar voren gekomen waren, warden door de politie achteruit ge drongen. Bello rook aan den opgsdroogden bloedplas, stak daarna den neus in den wind en snuffelde weer langs den grond. Hij was nu losgelaten, en kon dus vrij het spoor volgen. En hij scheen het reeds te weten, want plot seling rende hij, nog steeds langs den grond snuffelend, weg, rechtstreeks naar de deur in de richting van het erf van het keuterboertje. Een plotselinge schok ging er door do omstanders, do politieagenten volgden met gespannen aandacht het dier op den voet. Do kleine deur van de schutting werd voor den hond ge opend. Op het erf zelf aangekomen, scheen Bello even te aarzelen. Toen ging hij een paar stappen zijwaarts, liep ech ter terug naar de deur en verdween daarna in de richting van het huls. De opgewonden dorpelingen waren niet meer te houden, zij drongen dicht tegen de omheining van het erf van Luders aan, en rokten zich zoo ver zij konden. Zij zagen den hond tegen de huis deur springen, de majoor opende die voor hem, en toen, nog vóór dat Bello naar binnen was gegaan, vloog Rosa j naar buiten, liep het dier voorbij naar de pomp, en klemd© zioh daaraan bevend vast. Onmiddellijk volgde Bel lo haar, besnuffelde haar een oogen blik en begon toen woedend te blaf fen. Een oogenblik was alles doodstil, toen begonnen do dorpsbewoners wild door elkaar to roepen Die Rosa Hoe is het mogelijk Dat zachte, stille ding I Maar natuur lijk, men had juist nooit geweten, wat In haar zat, juist omdat zij zoo stil, zoo gesloten was. Zeker was er iets tusschen haar en Frederik ge beurd. Dien laatsten Zondagavond hadden zij nog woorden met elkander Neen, maar, hoe was het mo gelijk, dai nog niemand daaraan ge dacht had 1 Toen had hij nog met de dochter van MüUor gedanst en was Rosa naar huls gegaan. Zoo was het geweest Zeker had zij toen op hem gewacht o, gruwelijk, vreeselijk, zoo'n jong, teer, lief meisje en een moord uit jaloezie 1 De commissaris van politie onder vroeg Rosa. Gij zijt de docliter van den be woner van deze boerderij, Rosalie Luders Een nauwelijks zichtbaar knikje was het antwoord, Weet gij iets omtrent het verblijf m Frederik Vollert? Een stilzwijgen volgde. Antwoord mij, of gij weet, wat er van den vermiste geworden ia, herhaalde de commissaris streng. Alweer geen antwoord. Gij ziet toch, dat zij het weet, schreeuwde nu de schout, bulten zich zelf van smart en toorn. Toen kwamen de ouders van Rosa bij. Zij hadden tot nu toe, verlamd van schrik en ontzetting, toegekeken. Nu waren zij weer tot zichzelf geko men, al begrepen zij het rechte nog niet Met geweld moesten de politie en de schout tegen d© beide ouders optre den en hen ernstig aanmanen, zich kalm te honden. Rosa was naast de pomp ineen ge zakt en bedekte het gelaat met de handen. Zij werd door twee politie agenten bewaakt Toen moest Bollo opnieuw ruiken, om Frederik's lichaam of lijk op te sporen. Men had, nadat hij verdwe nen was, de geheele omgeving nauw keurig afgezocht, maar hij kon toch nog wel ergens begraven liggen. Bel lo zou hem zeker wel weten te vin den. De kranige hond scheen ook werkelijk niet te twijfelen. Hij ging denzelfden weg zijwaarts, die reeds eerder door hem ingeslagen was, weer op en liep op de deur van een kleine houtschuur toe. De politieagenten keken elkaar aan. Zoo dichtbij was de gezochte dus I Zij pakten Bello bij den halsband, deden de deur open en traden met het dier in de half-donke- re schuur Op hetzelfde oogenblik liep Rosa hen hard voorbij op zulk een vlug wegloopen waren haar bewakers niet bedacht geweest en wierp zich ach ter ln de schuur, naast een tusschen takkenbossen verborgen hoop stroo op den grond. Op dat stroo bemerkt^ men onder dekens een meoschclijlg lichaam, hoofd en armen kwamen er boven uit. Hot was het lijk van Frede rik Vollert. De hond vasthoudend want hij had zijn plicht gedaan, tradon do agenten nader. Toen draaide liet lijk zijn hoofd half om en zeide Rosa, ben Jij daar Hij leeftriep de commissaris in zijn verbazing hard op. Ja, ja, Frederik, ik ben het, snikte Rosa, terwijl zij geen acht op' de vreemden sloeg. Och, wees toch niet boos, ik kon het niet verhinderen dat zij kwamen die leelijka hond, ju, ja, die is de schuld.... Het huilen verstikte haar laatst© woorden. Hij, die daar lag met zijn ziekelijk bleek gelaat, waarop zich roode koortsvlekken afteekendon, lichtte met veel moeit© het hoofd even op en staarde do indringers wezenloos aam Toen ging zijn vader naar hem toe: Jongen, mijn jongen I Vader, fluisterde Frederik. Toen viel zijn hoofd moede op zïj„ Meisje, zeide Vollert eindelijk, wat betcekent dit alles? Verklaar het mij De politieagenten stonden in af wachtende houding er bij. Weer begon zij te snikken. Ja, ik wees niet boos, mijnheer Vollert, maar hij heeft mij zoo streng verboden, iets te zeggen, ook u mocht het niet weten. Wat dan vroeg de schout Nu, dat... van het steken. Zoo, heb je hem dan werkelijk gestoken Ik riep Rosa uit, neen, ik niet, maar ik ben de schuld, dat hij zich. De commissaris trad dichtorbij. Dus heeft Frederik zich zelf ge stoken En waarom Zij knikte toestemmend. Omdat, omdat, omdat ik hem ge zegd had, dat ik hem t© eigenwijs vond en daarom niet met hein trou wen wilde. O, zei de commissaris, terwijl de schout met verbazing naar zijn zoon keek. Dus hebt ge hem na ïijn poging tot zelfmoord hierheen ge bracht en verpleegd, en nu vindt ge hem zeker niet meer zoo eigenwijs en wilt ge wel met hem trouwen Ik.... ja, nu moet ik wel, zeide liet meisje blozend, als hij toch zoo veel van mij houdt Het is goed, dat je dit besluit ge nomen hebt. Maai zeg me in 's hemelsnaam, waarom je deze opheldering niet hebt gegeven, toen het heele dorp den ver miste zocht. Bovendien had de ge wonde een dokter noodig. De krulden van zijn moeder zijn veel beter Dus jij hebt mijn kruiden wegge nomen riep vrouw Luders uit, en sloeg de handen in elkaar. Toen richtte de zieke, wien al die menschen en dat spreken vermoeide, zich langzaam op. Rosa. fluisterde hij, ik heb je toch verboden De commissaris greep in hij liet alle personen op den vader en het jonge meisje na, het schuurtje ver laten. Hel jonge verpleegstertje bracht haar zieke met een paar lieve woord jes weer tot rust en verklaarde toen den beiden mannen fluisterend, dat Frederik haar niet eens, nadat da komst van den politiehond aangekon digd was, veroorloofd had, zijn ver blijf te verraden. Hij had bovendien de koorts en begreep mij niet, goed, rnaar werd zoo vreeselijk opgewon den bij de gedachte, dat iemand iets hooren zou, dat ik hem werkelijk u kunt mij gelooven gehoorza men moest Hij zou, als hij weer ge-- zond was, vertellen, dat hij een uit stapje had gemaakt O hemel, en nu die hond ik durfde niet uit huis, toen hij kwam Het is goed, mijn kind, viel de schout haar in de rede, maar nu inoet ik gauw om deri doktor sturen, dan kan de jongen naar huis worden gebracht. Jij magja, jij mag hem daar verder verzorgen. Hij heeft zich geschaamd, we gens poging tot zelfmoord, die drift kop, lachte de commissaris in zichzelf. Toen ging hij naar het erf, riep Bello en streelde hem den ruigen kop Best© jo igen. Ik geloof, dat ja dezen keer een menschenleven hebt gered, want het is werkelijk hoog tijd, dat de dokter komt C.De Courant"). DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den Heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 155 van O. L m m i gsfc sa k 0 H m m?' Zwart schijven op2, 5, 7, 8, 9, 10, 13. 16. 26. 36 en dammen op 12 en 14 Wit schijven op 11, 22, 23, 24, 27. 28, 29, 35, 37, 43, 44, 4o, 47. 48 en 49

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 10