BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
SSAS&ÜS GROOTE HOUTSTRAAT 5Ó.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
Concurrenten.
17e J&ugaa*
ZATKRDAG 28 MSI 1910
Vu'. 1.1
Ka. 8151
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'3 DAGBLAD KOST
fl.20 PER a MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIEN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Beschouwing over de nieuwe
toiletten. Modellen.
Mantels. Hoeden. Pa
rasols.
WIJ hebben tegenwoordig oen teer
elgenaariige mode, want alhoewel
xnen met één oogopslag ziet welke
toiletten nieuw xijn, Is er toch een
enorme verscheidenheid zoowel in
vorm als garneering waar te nemen.
Slechts In één opzicht komt dat alles
op hetzelfde neor, n.l. dat de moder
ne toiletten ons jeugdig kleedenl In
de eerste plaats danken wij dien jeug
digen uanbllk aan don voetvrijen rok.
Men behoeft zicJ) slechts een tiental
jaren terug te denken en men her
innert zich voor elke gehuwde dame
den sleeprok, terwijl tegenwoordig
elk wandeltoilet met voetvrijen rok ls
ingericht, onverscliiilig den leeftijd
der draagster. Evenzoo ls het met de
hoed-mode gesteld. De kapotboeden
worden slechts door oude dames ge
dragen, terwij 1de vrouw van mid
delbaren leeftijd den grooten, ronden
hoed of kleedzameu toque draagt
De tailleur-toiletten zijn nog steeds
met robes-princesses en korte mantels
ingericht, doch langzamerhand be
gint men op die mantels meer garnee
ring aan te brengen, waardoor het
eigenaardige, eenvoudige cachet van
den tailleur min of meer verloren
gaat Men ziet de mantels met blais,
patten, soutache, enz. gegarneerd.
Een nouveauté is op het oogenblik om
de mantels met foulard-zijde uit te
voeren en diezelfde zijde dan tevens
voor kraag- en mouwopslagen te be-
nu'ten. Ook ziet men op de mantels
weer matrozenkragen van dikke gui
pure, hetgeen echter meer spocinal
voor Jonge dames bedoeld ls. Van
linnen toiletten worden zoowel de ja
pon als het jaquet rnet ronden hals
afgewerkt; zeer zeker een frissche,
luchtige dracht in deze warme da
gen.
Mantels, die den. vorm der Russi
sche blouse hebben, v. orden door ver
schillende hulzen gelanceerd; onnoo-
dig op te merken, dat dit model
slechts slanke figuren flatteert.
Wederom ontvangen wij uit Parijs
bericht dat toonaangevende mode
ateliers op nieuw de verkorte taille
willen brengen. Zij beweren, dat de
zelve de meeste figuren voordeeliger
kleedt.
Zonder dit beweren te willen tegen
spreken, gelooven we hier toch voor
een kwestie van smaak te staan. Hoe-
vele vrouwen zijn er niet met kort
bovenlijfl Nu komt het ons onwaar
schijnlijk voor, dat haar silhouet er
door zal winnen, wanneer we haar
taille, door het aanbrengen van
ceintuur boven de normale lijn, nog
gaan verkorten!
Doch ook dit ls een kwestie van
mode.
Nog valt op te merken, dat men
hoe langer hoe meer met tweeërlei
stof gaat werken, zoowel in effen als
gebloemde weefsels, hetgeen het mo-
de miseer en van bestaande toiletten
zeer In de hand werkt. Het aanbren
gen van een 23 c.M. breed en rand
van zwart liberty onder aan den rok-
zoom is al niets nieuws meer, alhoe
wel men het tot nog toe slechts In de
.winkel-étalages opmerkte, doch de
zen zomer zal men ook op de wande
ling zulke toiletten zien, waarvan do
rok slechts een onderwijdte van 1.50
M. heeftl
Het ia niet te verwachten, dat
te nouveauté spoedig algemeen zal
worden want de Hollandsche vrouw
ia er niet zoo spoedig toe te bewegen
bet CQr*f~'f^ aan do modo op te offe
ren, zoodat haar praktische zin vaak
zegeviert boven hare vrouwelijke
ijdelheid.
Wat de hoedmwio betreft, merkt
men tweeërlei genres op
Parijs schijnt nog steeds onder den
Invloed van ..Chontecler' te zijn
brengt slechts wiekei- en struisve-
ider-ganiituren tusschesv reusachtig
groote zijdon strikken, terwijl de Ber
liner falseur de bloemen-garncering
blijft lanceeron.
Over liet algemeen zijn de groote
hoeden van het lichte, doch vrij kost
bare tagalstroo vervaardigd. De
bioemengaraeeringen worden veelal
over den bol aroj'abracht, terwijl ook
In het voormidden groote pikets ge
garneerd worden.
Costuurnhoeden worden zooveel
Jnogelijk in één kleur gehouden.
In de parasolmode van 1910 is zéér
Keel nieuws op te merken, al moeten
we hier dadelijk aan toevoegen, dat
menige nouveauté niet voor origineel
kan doorgaan, daar ze alhoewel
gewijzigd aan een oud thema ont
leend ls.
Men denke slechts aan den para-
solstok, waarvan de greep aan het
ondereinde is aangebracht, zoodat
men de parasol het onderst boven
draagt.
Verder ziet men twaalf deelige zon
neschermen in dakvorm, se zijn met
een aangezet ten rand Ingericht; weer
andere zijn met zijden koord en ve
terband franjes gegarneerd; doch t
moest opvallend zijn de zeer lange
stokken met hun vreemde handvat
sels. Ook hier bemerkt men al dade
lijk den Invloed van Rostand's In
spiratie, want menige etalage van
een parasol winkel verplaatst ons ln
een hoenderhof! Allerliefste hanen-
en fazantenkopjes, vertoonen de kun
stig nagebootste trekken van bekende
acteurs en actrices.
Praktisch lijken ons de parasol-
stokken met schroefinrlchtlng die zóó
gemaakt zijn, dat men het handvatr
sel zoowel van boven als van onderen
kan aanbrengen.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
ENKELE WAARNEMINGEN.
Het is in dezen tijd niet
lijk een onderwerp voor een artikel
te vinden.. Er is zooveel te besclirij-
ven in deze bloemenmaand, dat de
kous wordt bemoeilijkt.
Telkens zien wij iets anders, dat
de aandacht trekt.
Zoo was ik er verleden week getui
ge van, dat een sperwer door twee
kleine vogeltjes werd. opgejaagd.
Ik herinner mij flauwtjes, dat ik
enkele jaren geleden in een of ander
tijdschrift iets dergelijks heb gele
zen, maar uit eigen ervaring wist ik
het niet
De sperwer, aan zijn breede vlucht,
Langen staart en ironduchtlgen kop
gemakkelijk in de vlucht te herken
nen vloog plotseling uit een den op
Naaldenveld op.
Of hij werd opgejaagd of dat hij
uit vrijen wil een vliegtocht je ging
ondernemen kon ik niet zien, maar
wel vielen mij spoedig de vervolgers
op. Dit tweetal vloog schreeuwend
achter den beruchten moordenaar
aan. Deze liet door niets blijken, dat
hij zich van het kleine gedoe iets aan
trok, maar de miniatuur agenten be
reikten hun doel. De roover verdween
uit de buurt.
Uit den votrra der kleinen meen lk
te moeten opmaken, dat het staart-
meezen rijn geweest ofschoon ik de
kleur niet kon waarnemen.
Een week of twee voor de sperwer-
jacht vond ik bij het Oranjewater
een dooden egel. Hij was hoogst
waarschijnlijk een natuurlijken dood
gestorven daar ar geen enkel teeken
van geweldpleging aanwezig was.
Het dier was in een beschut hoek
je onder eikestompen gaan zit
ten waarschijnlijk om er nog wat be
veiliging te vinden of onbewust steun
te zoeken. Dit was een bewijs te meer
voor de meening, dat dieren, wan
neer zij den dood voelen naderen, een
stil plekje opzoeken om er de laatste
oogenblik ken rustig door te bren
gen.
Het zal u allen waarschijnlijk wel
eens zijn opgevallen, dat er van do
duizenden dieren, die lederen dag
sterven zoo weinig lijkeu worden ge
vonden.. Er is geen goed georgani
seerde begraving, als wij het doel
matige werk der doodgraverkever
buiten beschouwing laten; er ls geen
lijkverbranding. Alles is primitief.
Wat sterft blijft liggen en vergaat
of wordt opgegeten door insecten,
wormen, vogels of zoogdieren. Dit
laatste is echter niet ln een twee drie
afgeloopen, zoodat het nog steeds een
raadsel blijft, waarom wij niet meer
doode dieren op onzen weg vinden.
Een van de voornaamste oorzaken is
wel het bovenstaande.
Als gij hierop eenmaal hebt gelet,
zal het u opvallen hoe dikwijls de be
kende voorbeelden weer met een wor-
den vermeerderd.
Wandel door de duinen. De onver-
wrongen en ongeschonden dierskclet-
ten die gij vindt liggen verscholen
onder de lage struiken of in de door
het zand gevormde schuilhoekjes, de
geraamtes waaraan Iets ontbreekt, de
lijken waaraan de sporen van den
gewelddadigen dood nog zijn waair te
nemen liggen in het gezicht vaak op
een duintop waar de moord aan het
slachtoffer is voltrokken.
Enkele Jaren geleden bracht men
mij een postduif die in een mummie
was veranderd. Het dier was onder
de dakpannen gevonden. De toegang
tot dezen vhichthoek was nog niet
afgesneden, zoodat de 6nelvlieger niet
den hongerdood was gestorven. Den
kelijk heeft ds vogel zich niet wei
gevoeld, het hok zal te ver zijn ge
weest en het gastvrije pannendak
bood genoeg stille hoekjes aan.
Hier is het (Lor bezweken. De zon
heeft het hare gedaan en het vleesch
ls geworden wat men in het tropen-
land „deng-deng" noemt.
De stad herbergt duizenden mus-
schen. Vindt gij wel eens een volwas
sen dier op straat liggen? Zelden,
nietwaar. Welnu, ook de mussen en
zoeken steeds een stil plekje om het
dartele straatjongensleven vaarwel
te zeggen.
Na het berichtje ln de courant,
meldende de vlucht van groote aan
tallen libellen of ln beter Hollandsch
glazenmakers, heb lk nog enkele die
ren zien vliegen.
Waarschijnlijk zijn het achterblij
vers geweest, want het groote leger
is Maandagmiddag omstreeks drie
uur over onze stad getrokken. Om
kwart oveir twaalf heb ik zelf wel de
voorposten gezien. Die waren niet
goed georganiseerd en vlogen schijn
baar doelloos door onze straten.
Later moet het volgens ooggetui
gen een oogenblik zwart hebben ge
zien van deze viervleugeUge roovers.
Den anderen dag warden mij enke
le doode dieren gebracht. Het bleek
mij toen, dat het de Libellula quadru-
maculata af viervlekkige glazenma
ker is geweest Deze dieren komen ln
deze maanden soms ln enorme hoe
veelheden voor. Zij ürekken dan, even
als de sprinkhanen in Zuid-Afrika als
een dood en verderf zaaiende horde
door het land. Van dat verderf heb
ben intusschen slechts de dieren te
lijden. De volwassan libellen zijn
bondgenooten van den mensch ln
zijn strijd tegen de Insecten daar zij
uitsluitend van dierlijk voedsel leven,
hetwelk zij evenals de zwaluwen en
vleermuizen ln de vlucht vangen.
De Juiste motieven voor dit trekken
zijn nog niet met zekerheid op te ge
ven.
Het ls een van die groote raadselen
in de natuur waarvoor we wellicht
altijd stilstaan en waarbij we ons te
vreden moeten stellen met gissingen.
Hoe komt het b.v. dat een vlucht
duiven in de lucht tien, twintigmaal
zwenkt, draait en keert zonder dat
een van hen zich als commandant
heeft opgeworpen, zonder eenig be
vel.
Als door onzichtbare draden wor
den zij plotseling ln een andere rich
ting gestuurd, maar de geheimzin
nige voerman ziet men nieU
Intusschen komen wij op het trek
ken der insecten nader terug ln een
der volgende opstellen, want hoe wei
nig wij ook van de geheimzinnige
drijfveeren weten, de waarnemingen
der laatste jaren op dit gebied heb
ben toch al heel wat aan het licht ge
bracht, zoodat zij wel een afzonder
lijk artikeltje waard zijn. Genoeg zi^
het te weten, dat dit libollenleger,
hoe nuttig op zich zelf ook, toch zeer
schadelijke gevolgen na zich sleept
De wijfjes n.l. leggen hare eieren ln
het water en de larven die hieruit te
voorschijn komen, doen heel veel
kwaad aan de visscherij door het ver
slinden van kuit en Jong© vischjes.
Met de keverlarven vormen zij de
duchtste roovers uit het insectenleger
die de .waterbewoners verontrusten.
II. PEUSENS.
En hij legde een nikkelen geldstuk
op het plankje, waarop de lucifers
stonden.
Velen volgden zijn voorbeeld na en
de persoop in het wagentje had nau
welijks den tijd om de kleine geld
stukken in zijne zakken te doen ver
dwijnen, welke het van alle kanten
regende.
Langzamerhand werd de stroom
dunner. De ongelukkige in den
Het werk was afgeloopen en de
menscheiunassa's, die uit den juist
aaugekomeu ar Heulers trein gestapt
waren, verlieten m een breeueu
slruoin het perron van het station der
ceintuurbaan.
Daar zit hij weer in zijn wagen,
zei een arbeider tot eentge kame
raden.
En terwql hij het zei, wees hij naar
een klein handwagentje, waarin in
half liggende houding een mensch
was gezeten, die voor zich een aantal
doosjes met lucifers had staan.
Do kikkert, zei er een.
Kom, kom, hij kan het toch niet
helpen, dat hij er zoo leelijk uitziet I
Laten we wat van hem koopen, van
den armen kerel I
Och wat, koopen l «- zei een an
der. Hier 1
keek vergenoegd voor zich neer. Van
daag was het Zaterdag, dan mpakte
hij de beste zaken, morgen, Zondag,
zou het ook nog heel goed gaan, en
dan zouden de weekdagen altijd nog
wel zooveel opleveren, dat hij daar
van zijn armzalig leven kon rekken.
Een gevoel van dankbaarheid en te
vredenheid maakte zich van hem
meester, toen hij zoo met groote
oogen den blauwen avondhemel be
schouwde. Zoo zat hij geruimen tiid.
Eindelijk verscheen er een eenvoudi-
3, maar net gekleede vrouw.
Nu, Frltz, zei ze, terwijl ze het
agentje in beweging bracht en voor
zich uit schoof, het is tijd, dat je
in huis komt. Het wordt koel op den
laten avond.
O, moeder, antwoordde hij,
wat is dat een heerlijke lente I De
zwaluwen zijn er ook reeds. Eén is
er heel dicht aan mij voorbij ge
zwierd. Ik wil er in het geheel niet
over morren dat ik geen bceuen heb.
Straks zag ik een beschonkene. Hij
slingerde heen en weer, viel neer,
sloeg met zijn gezicht op den grond,
zoodat het erg bloedde, en was als
een dier. Ais het hem zoo ging als mij
hij stellig niet zoo onverstandig
wezen. Mij heeft mijn lot er voor be
waard, zoo diep te zinken.
De oude vrouw wischte heimelijk
haar oogen af en zag met weemoedige
teederheid op haar gebrekkigen zoon
neer. die er zulke beschouwingen op
nahield.
't Was vandaag een beste dag,
moedertje, babbelde hij verder.
Ik heb reeds zoo ongeveer berekend,
wat ik ontvangen heb. Drie gulden en
dertig cents. Als het morgen even
veel wordt, hebben we de gebeele
week te leven en kunnen bet overige
sparen.
Je bent mijn liev© jongen, zei
teeder en streek hem zacht over de
eeke wangen.
En zoo kwamen ze eindelijk in hun
bescheiden woning aan.
Acht dagen later bemerkte Fritz,
dat vele arbeiders, als ze van het
perron kwamen, naar den anderen
kant gingen en zich daar om iemand
verdrongen.
Meteen hoorde hij ook de zwakke
tonen van een inondharmonika. Hem
werd weliswaar nog menig geldstuk
gegeven, maar de giften waren toch
niet zoo talrijk als anders. Zeer ont
steld keek hij naar de andere zijde.
Toen de voorbijgangers wat minder
talrijk geworden waren, kon hij ein
delijk duidelijk zien, wat de versto
ring in zijn zaken had veroorzaakt.
Een jong meisje met een blosje op de
wangen stond daar en blies met veel
virtuositeit op het kleine instrument.
Aan haar ceintuur was een korfje be
vestigd, waarin de menschen hunne
gillen lieten glijden.
Nu hield ze op, tastte voorzichtig in.
het korfje en een gelukkig lachje
vloog over naar fijn besneden gelaat.
Fritz beschouwde haar met verba
zing. Maar hij ergerde zich toch.
Waar was dit meisje zoo plotseling
vandaan gekomen En waarom was
ze Juist hier Ze bedierf hem immers
zijn geheele bedrijf. Dat was toch on
gehoord I Ja, het scheen hem, alsof
men zich nauwelijks meer om hem
bekommerde. In elk geval kwamen
er veel meer menschen bij dat meisje
dan bij hem. En een zoo gezond meis
je, dat kon toch wel werken I
Stil en in zich zeiven gekeerd zat
hij daar en peinsde. Maar hij was
toch nieuwsgierig, wanneer ze weg
zou ga».u. Ais moeder nu maar niet
te vroeg kwam eu hem weghaalde,
eer ze zich verwijderd had. Zijn ge
heime wensch werd vervuld. Een
kleine jongen kwam, nam hel meisje
bij de hand en ze ging langzaam en
voorzichtig naast hein de straat uit,
waarbij Fritz zag, dat ze eeu eigen-
aardigen, zwevenden gang had.
Wat ben Je vandaag stil, zei
zijn moeder, die eenige oogenbllkken
later kwam.
O, het is vandaag zoo weinig,
antwoordde hij.
Hoe kwam dat dan
Och, zooals dat gaat. Nu, het zal
wel weer beter worden.
Hij wist met, hoe het kwam, maar
hij kou niet over het meisje spreken.
Hij had dan misschien op haar ge
scholden en dat wilde hg liever ver
mijden.
Maar des nachts kon hij niet sla-
peu en moest er voortdurend over
denken, of er niet een middel was,
om de gevaarlijke concurrente weg te
krijgen.
Den volgenden namiddag drong hij
zoo vroeg op vertrek van huis
dat zijn moeder verwonderd zei
Je hebt vandaag wel groote
haast om daar ginds te komen.
Ja, ik moet immers nog zieu te
krijgen, wat mij gisteren ontgaan is,
antwoordde hij.
Terwijl hij dit zeide, werd hij rood,
hij gevoelde dat hij het nauwelijks
kon uithouden van verlangen om te
zien, of het meisje hem weer sou hin
deren.
Hij moest wel een uur op haar
wachten. En het was vreemd, maar
in plaats van zich daarover te ver
heugen, werd het hem beklemd te
moede.
Maar eindelijk zag hij reeds ln de
verte, hoe ze dezen keer door een
klein meisje op haar plaats werd ge
bracht. Daar bleef ze weer staan, be
llaar eenvoudige muziek, en het
ging als gisteren
Hé I meisje I riep Frltz, toen
er Juist geen mensch in de nabijheid
was. Waarom kom Je Juist hier
Ze keek op en wendde het gezicht
naar hem toe.
Wie verlangt er iets van mij
vroeg ze vriendelijk.
Hier, ik I Kom toch eens hier,
Juffertje. Ik zou gaarne met je wil
len spreken.
Waar ben u vroeg ze.
Hij wilde antwoorden, maar schrik
te op hetzelfde oogenblik. Eerst thans
bemerkte hij, dat er aan haar klein
korfje een wit papier bevestigd was,
waarop met groote, lompe letters
„totaal blind" was geschreven.
Ge behoeft maar rechtuit te
gaan, Juffertje, rei hij zachter
aan straks. Dan komt ge bij mijn
Katharina vroeg haar tante.
Je beurde daar toch altijd heel wal
in.
Ik kan het lange staan niet uit
houden. Het maakt mij heelemaal
van streek.
Je wilt liever weer hier te huls
rieten stoelen vlechten
Ja, beste tante. En ik zal veel
vlijtiger zijn dan vroeger, opdat we
niet te weinig hebben.
Katharina bad wel gemerkt, dat
die arme jongen zich door haar be
nadeeld achtte. En och, hemel, hij
had geen beenen I Hij kon nergens
alleen heengaan 1
Wat deed het er toe, dat zij zich
an het harde riet de vingers wond
de en altijd in den duffen kelder
moest zitten Ze had toch het heer
lijke gevoel, dat ze hem door haaf
offer weer zijn vroegere inkomsten
had bezorgd. En met een tevreden
gezicht ging ze vlug aan het werk.
G,N. v. t N.")
'agen.
Ze deed
het met vooruitgestoken
handen, tot ze dicht bij hem was,
in een wagen vroeg ze.
Waarom zit ge daarin
H:j boog zien ver naar haar toe.
Omdat ik geen beenen heb, zei
hij schuchter.
Och, lieve hemel. Jij stumpardl
Dan kun je je heelemaal niet alleen
voortbewegen
Neen, mijn moeder rijdt mij,
Je hebt een moeder?
Ja, jq met
Neen. Ik woon bij mijn tante.
Ze is een weduwe en het gaat haar
heel slecht met haar vqf kinderen.
Daarom moet lk nu zien, wat te ver
dienen.
Je was altijd zoo zoo -
Verlegen zweeg hij.
Wat meen je 1 O zoo, mijn
oogen I lk beb nooit kunnen zien. Ik
zoo geboren.
O, ia ben ook, zoouls ik ben, op
de wereld gekomen, zei hij met tril
lende stem.
Niet treurig zijn, zei ze.
En daarop streek ze hem zacht
/er zijn hoofd en zijn handen.
Wat heb je mooi haar, en wat
mooie Uanden 1
Dat drong hem als een wai
stroom uaar zqn hart Nog nooit had
iemand op deze wgze tot hem gespro
ken. Zijn moeder was ook wel altijd
vriendelijk tegen hem, maar hier
was het toch wat anders.
Ik was straks wat lomp te
gen je, stamelde hij. Neem het
mij niet kwalijk.
Wat wilde je dan
Ach, ik was dom. Ik vraag u
wel vergeving.
Ze glimlachte stil, alsof ze al
begreep, maar niets wilde zeggen.
Daarop begaf ze zich langzaam
weer naar haar plaats.
Moeder, zei Fritz den volgenden
morgen, zeg, ik zou nu graag al
tijd aan het volgende station van de
ceintuurbaan willen zitten....
Ze keek hem verwonderd aan.
Maar waarom dat
Het bevalt mij niet meer bij het
oude.
Dat begrijp ik uieL Het is toch
voor ons veel dichterbij dan het an
dere. En je krijgt ook bij geen enkel
station zooveel als bij dit
O, dat geloof ik niet
Geloof het maar gerust Er stap
pen elders lang niet zooveel menschen
uit ais hier.
Maar ik wil er heen. Doe mij
dat pieizier.
Zgue moeder begreep deze eigen
zinnigheid met, maar ze zweeg en
reed naar zoon naar de plek, welke
lig had genoemd.
Daar zat hg nu en bemerkte spoe
dig, dat zijn moeder gelijk had ge
had. Weinig menschen kwamen en
de giften waren karig
Doch hij lette er met veel op. Ge
heel andere gedachten hielden hem
bezig. Hg moest zicJi telkens eu tel
kens weer het bekoorlijk© meisje voor
steilen, welks naam hij niet ©eus
wist, en dat hem zoo liefderijk over
hoofd en banden had gestreken. Een
onJbegrijpelgk sterk verlangen, om
weer in haar nabqheid te zijn, maak
te zich van hem meester. Maar v
neer hij daar was, ontving ze linn
minder. Thans zou ze teu minste wel
zooveel thuis kunnen brengeu, als hij
zelf daar altijd ontvangen bad.
O, verschrikkelgk lot, zg was blind.
Zij kon de schoone wereld niet zien
en zich over haar met verheugen,
zooais hij I En dan dacht hij aan de
vijf kinderen. Neen, al ontving hij
hier ook maar half zooveel als an
ders, hij wilde liever gebrek lijden,
en op deze manier dat lieve meisje
bevoordeelen.
En terwijl hem haast de tranen in
de oogen kwamen, oudenirukle hij
dapper het verlangen, om haar weer
te zien en overhandigde een heer, die
bij nem kwam, een doosje lucifers....
Hij wist immers niet, welk een on
derhoud dat blinde meisje even te
voren in de kelderwoning met haar
tante had gehad.
Ze had geweigard zich weer naar
het station te laten brengen.
Waarom wil ie er niet heen.
Een man van eer.
Do heer Austin Clifford wandelde
plechtig naar het l areau van de
groote Metropolitan Bank. De beamb
te bij den ingang nam zijn pet voor
af. De oogen van een zakkenrol
ler, die buiten zijn kans stand af te
wachten, glinsterden, toen zij deze
oudachtigen heer zagen, die
blijkbaar geld ging halen. De heer
Clifford lachte het personeel toe, ter
wijl hij het kantoor binnenging, en
allen lachten tegen hem terug, behal-
e de eerste kassier, die wat onrustig
scheen. Hij was echter de man, toé
wien Clifford zich wendde.
Heerlijk weer, meneer Thomas-
De kassier stemde toe op ©enigs
zins zenuwachtig en toon. Clifford
een chèque-boek uit zijn zak en
schreef even een cheque.
De helft In vijf pond bankbiljet
ten, en de andere helft ln goud, als
u zoo beleefd wil wezen, meneer Tho
mas.
De kassier verdween een oogenblik
achter een scherm en keerde toen te
rug.
De heer Ludlow zou u gaarne
een oogenblik spreken, men ear Clif
ford.
Uitstekend.
Vol zelfvertrouwen begaf de heer
Clifford zich naar het kantoor van
den heer Ludlow.De klerken keken el
kander veelbeteekenend aan. Ze wie
ten wat een gesprek met den chef be-
toekende.
Goeden morgen, meneor Ludlow,
begon Clifford opgewekt, wat heeft
u me voor nieuws mee te deelen?
Ga zitten, meneer Clifford. Ik
wou u eens even spreken over uw
rekening. Ze bedraagt al drie hon
derd pond, en we kunnen niet verder
gaan, tenzij u ons eenige zekerheid
geeft.
Is het zoo veel?
Ja En nu wil u al weer vijftig
pond hebben.
Maar, meneer, als ar geen men
schen zooals ik, die gaarne rente be
talen voor hun schulden, wat moest
u, bankiers, dan doen met uw winst?
Ja, Ja. Maar, meneer Clifford, we
verlangen zekerheid. W elke kunt u
ons geven?
Mijn woord, meneer,
Voor mij persoonlijk zou dat vol
doende zijn, maar als bankier"kan ik
er geen genoegen meenamen. Als u
eens iets overkwam, wat zouden w«
dan moeten beginnen?
Ik geef u mijn woord, antwoord
de Clifford met groote waardigheid,
dat die kleinigheid van 350 pond
binnen een maand zal zijn afgedaan.
De chef aarzelde en was verloren.
Nu meneer Clifford, we zuilen dan
afspreken, dat dit de laatste uitbeta
ling is, tenzij u eerst wat van uw
schuld heeft afgedaan.
U kan op me vertrouwen, ant
woordde Clifford, den chef de band
drukkend, lk ben een man van eer
en voel me aan mijn wqprd gebon
den.
Een oogenblik later sprak de chef
met den kassier.
Deze cheque kon u nog aanne
men, maar geen andere tot er wat af
betaald is. Als hij weer komt met een
chèque, weigert u eenvoudig die aan
te nemen en Laat hem mij niet spre
ken. Zeg hem, dat ik uit ben. Hij it
iemand, wien men moeilijk wat kan
weigeren, als hij tegenover je staat,
maar we moeten zijn zaak zion te
vereffenen.
Clifford nam zijn vijftig pond en
verliet de bank na een vriendelijken
groet, aan het personeel. De zakken-