BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD SSAS&ÜS GROOTE HOUTSTRAAT 5Ó. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. Concurrenten. 17e J&ugaa* ZATKRDAG 28 MSI 1910 Vu'. 1.1 Ka. 8151 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'3 DAGBLAD KOST fl.20 PER a MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIEN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Beschouwing over de nieuwe toiletten. Modellen. Mantels. Hoeden. Pa rasols. WIJ hebben tegenwoordig oen teer elgenaariige mode, want alhoewel xnen met één oogopslag ziet welke toiletten nieuw xijn, Is er toch een enorme verscheidenheid zoowel in vorm als garneering waar te nemen. Slechts In één opzicht komt dat alles op hetzelfde neor, n.l. dat de moder ne toiletten ons jeugdig kleedenl In de eerste plaats danken wij dien jeug digen uanbllk aan don voetvrijen rok. Men behoeft zicJ) slechts een tiental jaren terug te denken en men her innert zich voor elke gehuwde dame den sleeprok, terwijl tegenwoordig elk wandeltoilet met voetvrijen rok ls ingericht, onverscliiilig den leeftijd der draagster. Evenzoo ls het met de hoed-mode gesteld. De kapotboeden worden slechts door oude dames ge dragen, terwij 1de vrouw van mid delbaren leeftijd den grooten, ronden hoed of kleedzameu toque draagt De tailleur-toiletten zijn nog steeds met robes-princesses en korte mantels ingericht, doch langzamerhand be gint men op die mantels meer garnee ring aan te brengen, waardoor het eigenaardige, eenvoudige cachet van den tailleur min of meer verloren gaat Men ziet de mantels met blais, patten, soutache, enz. gegarneerd. Een nouveauté is op het oogenblik om de mantels met foulard-zijde uit te voeren en diezelfde zijde dan tevens voor kraag- en mouwopslagen te be- nu'ten. Ook ziet men op de mantels weer matrozenkragen van dikke gui pure, hetgeen echter meer spocinal voor Jonge dames bedoeld ls. Van linnen toiletten worden zoowel de ja pon als het jaquet rnet ronden hals afgewerkt; zeer zeker een frissche, luchtige dracht in deze warme da gen. Mantels, die den. vorm der Russi sche blouse hebben, v. orden door ver schillende hulzen gelanceerd; onnoo- dig op te merken, dat dit model slechts slanke figuren flatteert. Wederom ontvangen wij uit Parijs bericht dat toonaangevende mode ateliers op nieuw de verkorte taille willen brengen. Zij beweren, dat de zelve de meeste figuren voordeeliger kleedt. Zonder dit beweren te willen tegen spreken, gelooven we hier toch voor een kwestie van smaak te staan. Hoe- vele vrouwen zijn er niet met kort bovenlijfl Nu komt het ons onwaar schijnlijk voor, dat haar silhouet er door zal winnen, wanneer we haar taille, door het aanbrengen van ceintuur boven de normale lijn, nog gaan verkorten! Doch ook dit ls een kwestie van mode. Nog valt op te merken, dat men hoe langer hoe meer met tweeërlei stof gaat werken, zoowel in effen als gebloemde weefsels, hetgeen het mo- de miseer en van bestaande toiletten zeer In de hand werkt. Het aanbren gen van een 23 c.M. breed en rand van zwart liberty onder aan den rok- zoom is al niets nieuws meer, alhoe wel men het tot nog toe slechts In de .winkel-étalages opmerkte, doch de zen zomer zal men ook op de wande ling zulke toiletten zien, waarvan do rok slechts een onderwijdte van 1.50 M. heeftl Het ia niet te verwachten, dat te nouveauté spoedig algemeen zal worden want de Hollandsche vrouw ia er niet zoo spoedig toe te bewegen bet CQr*f~'f^ aan do modo op te offe ren, zoodat haar praktische zin vaak zegeviert boven hare vrouwelijke ijdelheid. Wat de hoedmwio betreft, merkt men tweeërlei genres op Parijs schijnt nog steeds onder den Invloed van ..Chontecler' te zijn brengt slechts wiekei- en struisve- ider-ganiituren tusschesv reusachtig groote zijdon strikken, terwijl de Ber liner falseur de bloemen-garncering blijft lanceeron. Over liet algemeen zijn de groote hoeden van het lichte, doch vrij kost bare tagalstroo vervaardigd. De bioemengaraeeringen worden veelal over den bol aroj'abracht, terwijl ook In het voormidden groote pikets ge garneerd worden. Costuurnhoeden worden zooveel Jnogelijk in één kleur gehouden. In de parasolmode van 1910 is zéér Keel nieuws op te merken, al moeten we hier dadelijk aan toevoegen, dat menige nouveauté niet voor origineel kan doorgaan, daar ze alhoewel gewijzigd aan een oud thema ont leend ls. Men denke slechts aan den para- solstok, waarvan de greep aan het ondereinde is aangebracht, zoodat men de parasol het onderst boven draagt. Verder ziet men twaalf deelige zon neschermen in dakvorm, se zijn met een aangezet ten rand Ingericht; weer andere zijn met zijden koord en ve terband franjes gegarneerd; doch t moest opvallend zijn de zeer lange stokken met hun vreemde handvat sels. Ook hier bemerkt men al dade lijk den Invloed van Rostand's In spiratie, want menige etalage van een parasol winkel verplaatst ons ln een hoenderhof! Allerliefste hanen- en fazantenkopjes, vertoonen de kun stig nagebootste trekken van bekende acteurs en actrices. Praktisch lijken ons de parasol- stokken met schroefinrlchtlng die zóó gemaakt zijn, dat men het handvatr sel zoowel van boven als van onderen kan aanbrengen. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven ENKELE WAARNEMINGEN. Het is in dezen tijd niet lijk een onderwerp voor een artikel te vinden.. Er is zooveel te besclirij- ven in deze bloemenmaand, dat de kous wordt bemoeilijkt. Telkens zien wij iets anders, dat de aandacht trekt. Zoo was ik er verleden week getui ge van, dat een sperwer door twee kleine vogeltjes werd. opgejaagd. Ik herinner mij flauwtjes, dat ik enkele jaren geleden in een of ander tijdschrift iets dergelijks heb gele zen, maar uit eigen ervaring wist ik het niet De sperwer, aan zijn breede vlucht, Langen staart en ironduchtlgen kop gemakkelijk in de vlucht te herken nen vloog plotseling uit een den op Naaldenveld op. Of hij werd opgejaagd of dat hij uit vrijen wil een vliegtocht je ging ondernemen kon ik niet zien, maar wel vielen mij spoedig de vervolgers op. Dit tweetal vloog schreeuwend achter den beruchten moordenaar aan. Deze liet door niets blijken, dat hij zich van het kleine gedoe iets aan trok, maar de miniatuur agenten be reikten hun doel. De roover verdween uit de buurt. Uit den votrra der kleinen meen lk te moeten opmaken, dat het staart- meezen rijn geweest ofschoon ik de kleur niet kon waarnemen. Een week of twee voor de sperwer- jacht vond ik bij het Oranjewater een dooden egel. Hij was hoogst waarschijnlijk een natuurlijken dood gestorven daar ar geen enkel teeken van geweldpleging aanwezig was. Het dier was in een beschut hoek je onder eikestompen gaan zit ten waarschijnlijk om er nog wat be veiliging te vinden of onbewust steun te zoeken. Dit was een bewijs te meer voor de meening, dat dieren, wan neer zij den dood voelen naderen, een stil plekje opzoeken om er de laatste oogenblik ken rustig door te bren gen. Het zal u allen waarschijnlijk wel eens zijn opgevallen, dat er van do duizenden dieren, die lederen dag sterven zoo weinig lijkeu worden ge vonden.. Er is geen goed georgani seerde begraving, als wij het doel matige werk der doodgraverkever buiten beschouwing laten; er ls geen lijkverbranding. Alles is primitief. Wat sterft blijft liggen en vergaat of wordt opgegeten door insecten, wormen, vogels of zoogdieren. Dit laatste is echter niet ln een twee drie afgeloopen, zoodat het nog steeds een raadsel blijft, waarom wij niet meer doode dieren op onzen weg vinden. Een van de voornaamste oorzaken is wel het bovenstaande. Als gij hierop eenmaal hebt gelet, zal het u opvallen hoe dikwijls de be kende voorbeelden weer met een wor- den vermeerderd. Wandel door de duinen. De onver- wrongen en ongeschonden dierskclet- ten die gij vindt liggen verscholen onder de lage struiken of in de door het zand gevormde schuilhoekjes, de geraamtes waaraan Iets ontbreekt, de lijken waaraan de sporen van den gewelddadigen dood nog zijn waair te nemen liggen in het gezicht vaak op een duintop waar de moord aan het slachtoffer is voltrokken. Enkele Jaren geleden bracht men mij een postduif die in een mummie was veranderd. Het dier was onder de dakpannen gevonden. De toegang tot dezen vhichthoek was nog niet afgesneden, zoodat de 6nelvlieger niet den hongerdood was gestorven. Den kelijk heeft ds vogel zich niet wei gevoeld, het hok zal te ver zijn ge weest en het gastvrije pannendak bood genoeg stille hoekjes aan. Hier is het (Lor bezweken. De zon heeft het hare gedaan en het vleesch ls geworden wat men in het tropen- land „deng-deng" noemt. De stad herbergt duizenden mus- schen. Vindt gij wel eens een volwas sen dier op straat liggen? Zelden, nietwaar. Welnu, ook de mussen en zoeken steeds een stil plekje om het dartele straatjongensleven vaarwel te zeggen. Na het berichtje ln de courant, meldende de vlucht van groote aan tallen libellen of ln beter Hollandsch glazenmakers, heb lk nog enkele die ren zien vliegen. Waarschijnlijk zijn het achterblij vers geweest, want het groote leger is Maandagmiddag omstreeks drie uur over onze stad getrokken. Om kwart oveir twaalf heb ik zelf wel de voorposten gezien. Die waren niet goed georganiseerd en vlogen schijn baar doelloos door onze straten. Later moet het volgens ooggetui gen een oogenblik zwart hebben ge zien van deze viervleugeUge roovers. Den anderen dag warden mij enke le doode dieren gebracht. Het bleek mij toen, dat het de Libellula quadru- maculata af viervlekkige glazenma ker is geweest Deze dieren komen ln deze maanden soms ln enorme hoe veelheden voor. Zij ürekken dan, even als de sprinkhanen in Zuid-Afrika als een dood en verderf zaaiende horde door het land. Van dat verderf heb ben intusschen slechts de dieren te lijden. De volwassan libellen zijn bondgenooten van den mensch ln zijn strijd tegen de Insecten daar zij uitsluitend van dierlijk voedsel leven, hetwelk zij evenals de zwaluwen en vleermuizen ln de vlucht vangen. De Juiste motieven voor dit trekken zijn nog niet met zekerheid op te ge ven. Het ls een van die groote raadselen in de natuur waarvoor we wellicht altijd stilstaan en waarbij we ons te vreden moeten stellen met gissingen. Hoe komt het b.v. dat een vlucht duiven in de lucht tien, twintigmaal zwenkt, draait en keert zonder dat een van hen zich als commandant heeft opgeworpen, zonder eenig be vel. Als door onzichtbare draden wor den zij plotseling ln een andere rich ting gestuurd, maar de geheimzin nige voerman ziet men nieU Intusschen komen wij op het trek ken der insecten nader terug ln een der volgende opstellen, want hoe wei nig wij ook van de geheimzinnige drijfveeren weten, de waarnemingen der laatste jaren op dit gebied heb ben toch al heel wat aan het licht ge bracht, zoodat zij wel een afzonder lijk artikeltje waard zijn. Genoeg zi^ het te weten, dat dit libollenleger, hoe nuttig op zich zelf ook, toch zeer schadelijke gevolgen na zich sleept De wijfjes n.l. leggen hare eieren ln het water en de larven die hieruit te voorschijn komen, doen heel veel kwaad aan de visscherij door het ver slinden van kuit en Jong© vischjes. Met de keverlarven vormen zij de duchtste roovers uit het insectenleger die de .waterbewoners verontrusten. II. PEUSENS. En hij legde een nikkelen geldstuk op het plankje, waarop de lucifers stonden. Velen volgden zijn voorbeeld na en de persoop in het wagentje had nau welijks den tijd om de kleine geld stukken in zijne zakken te doen ver dwijnen, welke het van alle kanten regende. Langzamerhand werd de stroom dunner. De ongelukkige in den Het werk was afgeloopen en de menscheiunassa's, die uit den juist aaugekomeu ar Heulers trein gestapt waren, verlieten m een breeueu slruoin het perron van het station der ceintuurbaan. Daar zit hij weer in zijn wagen, zei een arbeider tot eentge kame raden. En terwql hij het zei, wees hij naar een klein handwagentje, waarin in half liggende houding een mensch was gezeten, die voor zich een aantal doosjes met lucifers had staan. Do kikkert, zei er een. Kom, kom, hij kan het toch niet helpen, dat hij er zoo leelijk uitziet I Laten we wat van hem koopen, van den armen kerel I Och wat, koopen l «- zei een an der. Hier 1 keek vergenoegd voor zich neer. Van daag was het Zaterdag, dan mpakte hij de beste zaken, morgen, Zondag, zou het ook nog heel goed gaan, en dan zouden de weekdagen altijd nog wel zooveel opleveren, dat hij daar van zijn armzalig leven kon rekken. Een gevoel van dankbaarheid en te vredenheid maakte zich van hem meester, toen hij zoo met groote oogen den blauwen avondhemel be schouwde. Zoo zat hij geruimen tiid. Eindelijk verscheen er een eenvoudi- 3, maar net gekleede vrouw. Nu, Frltz, zei ze, terwijl ze het agentje in beweging bracht en voor zich uit schoof, het is tijd, dat je in huis komt. Het wordt koel op den laten avond. O, moeder, antwoordde hij, wat is dat een heerlijke lente I De zwaluwen zijn er ook reeds. Eén is er heel dicht aan mij voorbij ge zwierd. Ik wil er in het geheel niet over morren dat ik geen bceuen heb. Straks zag ik een beschonkene. Hij slingerde heen en weer, viel neer, sloeg met zijn gezicht op den grond, zoodat het erg bloedde, en was als een dier. Ais het hem zoo ging als mij hij stellig niet zoo onverstandig wezen. Mij heeft mijn lot er voor be waard, zoo diep te zinken. De oude vrouw wischte heimelijk haar oogen af en zag met weemoedige teederheid op haar gebrekkigen zoon neer. die er zulke beschouwingen op nahield. 't Was vandaag een beste dag, moedertje, babbelde hij verder. Ik heb reeds zoo ongeveer berekend, wat ik ontvangen heb. Drie gulden en dertig cents. Als het morgen even veel wordt, hebben we de gebeele week te leven en kunnen bet overige sparen. Je bent mijn liev© jongen, zei teeder en streek hem zacht over de eeke wangen. En zoo kwamen ze eindelijk in hun bescheiden woning aan. Acht dagen later bemerkte Fritz, dat vele arbeiders, als ze van het perron kwamen, naar den anderen kant gingen en zich daar om iemand verdrongen. Meteen hoorde hij ook de zwakke tonen van een inondharmonika. Hem werd weliswaar nog menig geldstuk gegeven, maar de giften waren toch niet zoo talrijk als anders. Zeer ont steld keek hij naar de andere zijde. Toen de voorbijgangers wat minder talrijk geworden waren, kon hij ein delijk duidelijk zien, wat de versto ring in zijn zaken had veroorzaakt. Een jong meisje met een blosje op de wangen stond daar en blies met veel virtuositeit op het kleine instrument. Aan haar ceintuur was een korfje be vestigd, waarin de menschen hunne gillen lieten glijden. Nu hield ze op, tastte voorzichtig in. het korfje en een gelukkig lachje vloog over naar fijn besneden gelaat. Fritz beschouwde haar met verba zing. Maar hij ergerde zich toch. Waar was dit meisje zoo plotseling vandaan gekomen En waarom was ze Juist hier Ze bedierf hem immers zijn geheele bedrijf. Dat was toch on gehoord I Ja, het scheen hem, alsof men zich nauwelijks meer om hem bekommerde. In elk geval kwamen er veel meer menschen bij dat meisje dan bij hem. En een zoo gezond meis je, dat kon toch wel werken I Stil en in zich zeiven gekeerd zat hij daar en peinsde. Maar hij was toch nieuwsgierig, wanneer ze weg zou ga».u. Ais moeder nu maar niet te vroeg kwam eu hem weghaalde, eer ze zich verwijderd had. Zijn ge heime wensch werd vervuld. Een kleine jongen kwam, nam hel meisje bij de hand en ze ging langzaam en voorzichtig naast hein de straat uit, waarbij Fritz zag, dat ze eeu eigen- aardigen, zwevenden gang had. Wat ben Je vandaag stil, zei zijn moeder, die eenige oogenbllkken later kwam. O, het is vandaag zoo weinig, antwoordde hij. Hoe kwam dat dan Och, zooals dat gaat. Nu, het zal wel weer beter worden. Hij wist met, hoe het kwam, maar hij kou niet over het meisje spreken. Hij had dan misschien op haar ge scholden en dat wilde hg liever ver mijden. Maar des nachts kon hij niet sla- peu en moest er voortdurend over denken, of er niet een middel was, om de gevaarlijke concurrente weg te krijgen. Den volgenden namiddag drong hij zoo vroeg op vertrek van huis dat zijn moeder verwonderd zei Je hebt vandaag wel groote haast om daar ginds te komen. Ja, ik moet immers nog zieu te krijgen, wat mij gisteren ontgaan is, antwoordde hij. Terwijl hij dit zeide, werd hij rood, hij gevoelde dat hij het nauwelijks kon uithouden van verlangen om te zien, of het meisje hem weer sou hin deren. Hij moest wel een uur op haar wachten. En het was vreemd, maar in plaats van zich daarover te ver heugen, werd het hem beklemd te moede. Maar eindelijk zag hij reeds ln de verte, hoe ze dezen keer door een klein meisje op haar plaats werd ge bracht. Daar bleef ze weer staan, be llaar eenvoudige muziek, en het ging als gisteren Hé I meisje I riep Frltz, toen er Juist geen mensch in de nabijheid was. Waarom kom Je Juist hier Ze keek op en wendde het gezicht naar hem toe. Wie verlangt er iets van mij vroeg ze vriendelijk. Hier, ik I Kom toch eens hier, Juffertje. Ik zou gaarne met je wil len spreken. Waar ben u vroeg ze. Hij wilde antwoorden, maar schrik te op hetzelfde oogenblik. Eerst thans bemerkte hij, dat er aan haar klein korfje een wit papier bevestigd was, waarop met groote, lompe letters „totaal blind" was geschreven. Ge behoeft maar rechtuit te gaan, Juffertje, rei hij zachter aan straks. Dan komt ge bij mijn Katharina vroeg haar tante. Je beurde daar toch altijd heel wal in. Ik kan het lange staan niet uit houden. Het maakt mij heelemaal van streek. Je wilt liever weer hier te huls rieten stoelen vlechten Ja, beste tante. En ik zal veel vlijtiger zijn dan vroeger, opdat we niet te weinig hebben. Katharina bad wel gemerkt, dat die arme jongen zich door haar be nadeeld achtte. En och, hemel, hij had geen beenen I Hij kon nergens alleen heengaan 1 Wat deed het er toe, dat zij zich an het harde riet de vingers wond de en altijd in den duffen kelder moest zitten Ze had toch het heer lijke gevoel, dat ze hem door haaf offer weer zijn vroegere inkomsten had bezorgd. En met een tevreden gezicht ging ze vlug aan het werk. G,N. v. t N.") 'agen. Ze deed het met vooruitgestoken handen, tot ze dicht bij hem was, in een wagen vroeg ze. Waarom zit ge daarin H:j boog zien ver naar haar toe. Omdat ik geen beenen heb, zei hij schuchter. Och, lieve hemel. Jij stumpardl Dan kun je je heelemaal niet alleen voortbewegen Neen, mijn moeder rijdt mij, Je hebt een moeder? Ja, jq met Neen. Ik woon bij mijn tante. Ze is een weduwe en het gaat haar heel slecht met haar vqf kinderen. Daarom moet lk nu zien, wat te ver dienen. Je was altijd zoo zoo - Verlegen zweeg hij. Wat meen je 1 O zoo, mijn oogen I lk beb nooit kunnen zien. Ik zoo geboren. O, ia ben ook, zoouls ik ben, op de wereld gekomen, zei hij met tril lende stem. Niet treurig zijn, zei ze. En daarop streek ze hem zacht /er zijn hoofd en zijn handen. Wat heb je mooi haar, en wat mooie Uanden 1 Dat drong hem als een wai stroom uaar zqn hart Nog nooit had iemand op deze wgze tot hem gespro ken. Zijn moeder was ook wel altijd vriendelijk tegen hem, maar hier was het toch wat anders. Ik was straks wat lomp te gen je, stamelde hij. Neem het mij niet kwalijk. Wat wilde je dan Ach, ik was dom. Ik vraag u wel vergeving. Ze glimlachte stil, alsof ze al begreep, maar niets wilde zeggen. Daarop begaf ze zich langzaam weer naar haar plaats. Moeder, zei Fritz den volgenden morgen, zeg, ik zou nu graag al tijd aan het volgende station van de ceintuurbaan willen zitten.... Ze keek hem verwonderd aan. Maar waarom dat Het bevalt mij niet meer bij het oude. Dat begrijp ik uieL Het is toch voor ons veel dichterbij dan het an dere. En je krijgt ook bij geen enkel station zooveel als bij dit O, dat geloof ik niet Geloof het maar gerust Er stap pen elders lang niet zooveel menschen uit ais hier. Maar ik wil er heen. Doe mij dat pieizier. Zgue moeder begreep deze eigen zinnigheid met, maar ze zweeg en reed naar zoon naar de plek, welke lig had genoemd. Daar zat hg nu en bemerkte spoe dig, dat zijn moeder gelijk had ge had. Weinig menschen kwamen en de giften waren karig Doch hij lette er met veel op. Ge heel andere gedachten hielden hem bezig. Hg moest zicJi telkens eu tel kens weer het bekoorlijk© meisje voor steilen, welks naam hij niet ©eus wist, en dat hem zoo liefderijk over hoofd en banden had gestreken. Een onJbegrijpelgk sterk verlangen, om weer in haar nabqheid te zijn, maak te zich van hem meester. Maar v neer hij daar was, ontving ze linn minder. Thans zou ze teu minste wel zooveel thuis kunnen brengeu, als hij zelf daar altijd ontvangen bad. O, verschrikkelgk lot, zg was blind. Zij kon de schoone wereld niet zien en zich over haar met verheugen, zooais hij I En dan dacht hij aan de vijf kinderen. Neen, al ontving hij hier ook maar half zooveel als an ders, hij wilde liever gebrek lijden, en op deze manier dat lieve meisje bevoordeelen. En terwijl hem haast de tranen in de oogen kwamen, oudenirukle hij dapper het verlangen, om haar weer te zien en overhandigde een heer, die bij nem kwam, een doosje lucifers.... Hij wist immers niet, welk een on derhoud dat blinde meisje even te voren in de kelderwoning met haar tante had gehad. Ze had geweigard zich weer naar het station te laten brengen. Waarom wil ie er niet heen. Een man van eer. Do heer Austin Clifford wandelde plechtig naar het l areau van de groote Metropolitan Bank. De beamb te bij den ingang nam zijn pet voor af. De oogen van een zakkenrol ler, die buiten zijn kans stand af te wachten, glinsterden, toen zij deze oudachtigen heer zagen, die blijkbaar geld ging halen. De heer Clifford lachte het personeel toe, ter wijl hij het kantoor binnenging, en allen lachten tegen hem terug, behal- e de eerste kassier, die wat onrustig scheen. Hij was echter de man, toé wien Clifford zich wendde. Heerlijk weer, meneer Thomas- De kassier stemde toe op ©enigs zins zenuwachtig en toon. Clifford een chèque-boek uit zijn zak en schreef even een cheque. De helft In vijf pond bankbiljet ten, en de andere helft ln goud, als u zoo beleefd wil wezen, meneer Tho mas. De kassier verdween een oogenblik achter een scherm en keerde toen te rug. De heer Ludlow zou u gaarne een oogenblik spreken, men ear Clif ford. Uitstekend. Vol zelfvertrouwen begaf de heer Clifford zich naar het kantoor van den heer Ludlow.De klerken keken el kander veelbeteekenend aan. Ze wie ten wat een gesprek met den chef be- toekende. Goeden morgen, meneor Ludlow, begon Clifford opgewekt, wat heeft u me voor nieuws mee te deelen? Ga zitten, meneer Clifford. Ik wou u eens even spreken over uw rekening. Ze bedraagt al drie hon derd pond, en we kunnen niet verder gaan, tenzij u ons eenige zekerheid geeft. Is het zoo veel? Ja En nu wil u al weer vijftig pond hebben. Maar, meneer, als ar geen men schen zooals ik, die gaarne rente be talen voor hun schulden, wat moest u, bankiers, dan doen met uw winst? Ja, Ja. Maar, meneer Clifford, we verlangen zekerheid. W elke kunt u ons geven? Mijn woord, meneer, Voor mij persoonlijk zou dat vol doende zijn, maar als bankier"kan ik er geen genoegen meenamen. Als u eens iets overkwam, wat zouden w« dan moeten beginnen? Ik geef u mijn woord, antwoord de Clifford met groote waardigheid, dat die kleinigheid van 350 pond binnen een maand zal zijn afgedaan. De chef aarzelde en was verloren. Nu meneer Clifford, we zuilen dan afspreken, dat dit de laatste uitbeta ling is, tenzij u eerst wat van uw schuld heeft afgedaan. U kan op me vertrouwen, ant woordde Clifford, den chef de band drukkend, lk ben een man van eer en voel me aan mijn wqprd gebon den. Een oogenblik later sprak de chef met den kassier. Deze cheque kon u nog aanne men, maar geen andere tot er wat af betaald is. Als hij weer komt met een chèque, weigert u eenvoudig die aan te nemen en Laat hem mij niet spre ken. Zeg hem, dat ik uit ben. Hij it iemand, wien men moeilijk wat kan weigeren, als hij tegenover je staat, maar we moeten zijn zaak zion te vereffenen. Clifford nam zijn vijftig pond en verliet de bank na een vriendelijken groet, aan het personeel. De zakken-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 9