NIEUWS= en ADVERTENTIEBLAD.
ï^r0 3Efc
28e Jaargang. No. 8292.
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
DONDERDAG 7 JULI 1910 B
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN ADVERTENT1ÊN:
per drie maanden: Van 1—5 regels 50 Cts.: iedere regel meer 10 Cts. Bulten het Arrondissement
Voor Haarlem1.20 Haarlem van 1—5 regels/l.elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regeL
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd Is (kom der jBij Abonnement aanzienlijk rabat.
gemeente)1-30 y/f AdvertentiSn van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing;
Franco per post door Nederland1-65 Tift ifio I 50 Ct3, voor 3 PlaatsinÊen a contant.
Afzonderlijke nummers no7v 3 JlL 1L If, Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53.
Geïllustreerd Zondagsblad, voor HaarlemVr.Ly' rS* 'v&S cJKr
de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie724.
Uitgave der Vennootschap Lourens Cosfer. Directeur J. C. PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122.
Tot de Dlaatsine van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA
Warmoesstraat 76—78, Amsterdam Telephoon interc 6229.
tweede blad.
OM ONS HEEN
No. 1166.
Vijftig Jaar ia de practljk.
'6 Middags tegen drie uur, wan
neer, zooals wij dat In het vak-bar -
goenscii noemen, d e kr a n t
dr a a i t, kom ik langs de Gedempte
Oude Gracht tusschen de Kleine en
de Groote Houtstraat, en ontmoet
daar dan den heer K. F. van Maas,
wandelend met zijn hondje. Vóór de
deur van zijn huis, No. 99, staat dan
gewoonlijk het rijtuig al te wachten,
en de klok van drieën is nog niet
koud, of de heer Van Maas stapt in,
het hondje gaat mee en de koetsier
rijdt weg, naar de patiënten.
Van dat oogenblik hebben we hier
onder een prentje gemaakt, omdat de
heer Van Maas een jubileum viert.
Vijftig jaar lang zal hij Donderdag 14
dezer, dus over een week, in de prac-
tijk zijn geweest. Ik herhaal dus
over een week, want soms lezen
de rnenschen zoo slecht en het zou
kunnen gebeuren, dat ze den jubilaris
vandaag al felicitaties zonden, zooals
het publiek, dat iets gelezen had van
een serenade, die de Harmonie hem
brengen zou, meende dat die feeste
lijkheid op dezen avond bepaald was
en vol verwachting rondwandelde op
de Oude Gracht, toen ik bij den jubi
laris aanbelde, om hem, die zelf zoo
veel jaar bet staal hanteerde, nu op
zijn beurt eens onder het mes van
den interviewer te zetten. En grooten
schik had hij om die mensehen, die
daar wachtten op niets. „Maar de
deur "kom ik niet uit", zei hij, „voor
dat ze weg zijn."
In do achterkamer werd ik ontvan
gen, waar de instrumentenkast staat
In den eenen, een Minerva-beeld in
den anderen hoek en de heer des
huizes zelf aan een cilinder-schrijf
bureau zit. zoo vol met allerhande
boeken en papieren, dat je er een
klein ding als een recept haast wel
niet aan beschrijven kunt Mocht de
zetel daarvoor dan ook geen schrijf-
etoel wezen, een praatstoel werd het
wel.
„Zeventig jaar ben ik nu en ik
mankeer niets, 's Nachts om twee uur
ga ik naar bed.... och ja, dat wordt
zoo'n gewoonte, als je in den winter
overkropt bent met vergaderingenof
op vrije avonden naar een concert of
opera gaat en daarna toch je krantje
wilt lezen, een sigaartje rooken, den
hond uitlaten en sluiten. Rooken,
daar ben ik een liefhebber van, dat
doe ik den heelen dag door. En mu
ziek maken, dat mag ik graag. Vrij
dag is weer de dag voor ons kwar-
tetje, je kunt van alles maken met
sen piano, die toch altijd de harmonie
heeft en zoo hebben we Beethoven's
eerste wel heelemaal doorgemaakt.
Ik heb er nu een stafmuzikant bij,
die alt speelt, want dat leeren bur
gers niet en we zullen den volgenden
keer eens zien, hoe de hobo klinkt,
want die speelt hij ook en ik heb er
de muziek voor in huis.
Ja, wou je wat van mijn levens
loop weten Och, daar is zoo weinig
van te vertellen. Toen ik me in Haar
lem vestigde, was ik ruim twintig.
De studie was anders in die dagen.
Na de lagere school kwam je een
paar jaar op de Fransche school,
daarna op de Latijnsche (een gymna
sium was er nog niet) en dan ging je
op je zeventiende studeeren. Iemand
van achttien werd dan al een ouwe
kerel genoemd. Er waren toen niet
zooveel studenten als tegenwoordig,
we kregen dus veel practijk.
't Vak was ook anders, 't was veel
deftiger. Ik liep in die dagen, toen
ik pas in Haarlem was, met een
hoogen hoed op en een zwarten rok
aan. Van der Willigen droeg een
witte das, je danste niet meer, je
biljartte niet meer, ja, 't was deftig
in dien tijd. Het eersle wat ik kreeg
was de Hervormde Diaconie, later
kwamen er andere vaste betrekkin
gen bij en in 1876, ja, nu vier-en-der-
tig Jaar geleden, kwam lk in de ge
neeskundige armen-commissie, dat is
het prettigste wat ik heb, aangename
collega's, geen moeilijkheden, heel
anders, dan toen ik er in kwam, toen
was t altijd last en herrie.
Zeker, ik heb een goeien tijd mee
gemaakt, opereerde in en om Haar
lem, bij de rnenschen aan huis, eens
op een dag dee ik een operatie van
een beklemde breuk achter een
koeienstal tegenwoordig zouden ze
er van rillen, maar toen was dat zoo.
Heel wat nachten beu ik naar buiten
getrokken, naar Spaarndam, Osdorp,
de Meer in, overal. Maar al ben ik
puik gezand, sedert een jaar of wat
heb ik een en ander afgeschaft. Ik
wil het nu wel eens een beetje mak
kelijker hebben. Zoolang heb ik voor
de rnenschen klaar gestaan, dat ik nu
ook wel eens wat voor me zelf wil
leven. Alleen heelemaal niets uit
voeren, daar bedank ik voor, dan ga
je dood. Als ik in mijn bed stap,
slaap ik, als ik 's middags van tafel
opsta, zeggen ze me „nou, Je hebt
hem weer goed geraakt". Ik vind het
leven heerlijk.
Ziek ben ik nooit geweest, of ja,
wacht even, twee dagen ben ik thuis
gebleven, omdat ik me geïnfecteerd
had. Den volgenden dag kwamen er
boodschappen, de rnenschen hadden
gehoord, dat ik ernstig ziek was. „Dat
gaat'niet goed", zei ik tot mij zelf,
„morgen ga ik weer uit 1"
Of ik nog veel aan politiezaken
doe Ja, ik help wel, maar er komt
weinig meer voor. Er wordt veel min
der gedronken, het is uit met de
vechtpartijen van vroeger. Nou ja,
een enkelen keer komt het nog wel
voor, zooals een paar jaar geledeu,
toen een kerel uit de Schoolsteeg aan
het vechten was geweest en op het
buieau haast lag te sterven, 'k Weet
niet, hoeveel wonden ik toen heb ge
naaid. Vroeger waren er veel meer
wonderlijke dingen, de politie vond
's nachts wel krankzinnigen op straat
en ik weet nog goed, dat er een man
hing aan een lantaren in de Appe-
1 aars teeg. We hadden hem afgesne
den en ik wou juist kijken, hoe het
met hem stond, toen hij zonder een
woord te zeggen opstond en zijn huls-
je binnen wandelde.
Natuurlijk heb lk veel inbrekers op
het bureau gezien en ze aan huis ook
wel behandeld. Eén was er onder, die
ging nooit gewoon zijn voordeur ln,
maar kroop langs de goot door de
dakkapel naar binnen. De rnenschen
waren beleefd en vriendelijk, maar
ze moeten weten, dat je de meerdere
bent.
Op 'n dag was or een man, die dacht
dat hij een grief tegen me had, heele
maal ten onrechte, maar de man was
er dol over. Op het spreekuur stond
hij in mijn gang te schreeuwen, tot
ik aankom en hein een schop geef,
dat hij op de stoep rolt. Mooi, zeg lk,
die is weg. Maar 's middags komt de
vroegere commissaris Van Kempen
en zegt„weet je wel, dat X. het op
je gemunt heeft hij loopt met een
revolver in zijn zak; ik heb hem in
den kelder gesloten en de revolver
afgenomen." „Wat zal lk er aan
doen zeg ik. Maar den volgen
den morgen had de man in een café
zitten zwetsen, alweer met een an
dere revolver. De officier van Justitie
laat me komen, mijnheer Macaré, en
zegt „weet u wel, dat X. het op u
voorzien heeft Hij loopt met een
revolver." „Wat zal ik er aan
doen 7" vraag ik weer, „ook met een
revolver loopen T" „Dat mag ik u
niet aanradenzei de officier. Maar
mijnheer Von Baumhauer, die er bij
zat, zei „als ik het was, stak ik een
revolver in mijn zak 1" Mooi, denk ik,
dat is een wenk en toen lk een revol
ver van een patient cadeau kreeg,
droeg ik die bij me.
Naderhand kwam hij weer met drei
gementen aan m'n deur, zoodat de
politie een agent stuurde, voor bewa
king van m'n huis. En daar op een
middag ontmoet ik hem op 't Donkere
Spaarnö. „Ziezoo", zei hij, „nou zul
len wij samen zwemmen", en wil
achter me aan in mijn rijtuig etap
pen. Maar ik geef hem zoo'n opstop
per, dat hij er uit valt, op de steenen
van de stoep. „Rij op", zeg ik. Toen
is er proces-verbaal opgemaakt, de
man heeft van den kantonrechter drie
dagen hechtenis gekregen en ik heb
geen last meer gehad.
In de geneeskundige armen-com
missie hebben ze me vroeger al zoo
aardig verrast, door bloemen op mijn
plaats te leggen, toen ik twaalf-en
een-half jaar voorzitter was geweest.
En nu, in onze laatste vergadering,
vroeg Van den Berg het woord, en
hield een toespraak en noodigde me
uit tot een diner op 15 Juli in Hótel
Roozen. Ik had juist de heeren op
dien dag graag te gast gehad, maar
dat ging nu niet."
En hiermee liep ons gesprek af.
Over vele andere dingen hadden we
't gehad, maar alles wat een inter
viewer hoort, schrijft hij daarom nog
niet in de courant. Wel wil hij als
zijn oordeel zeggen, dat het een voor
recht is, wanneer je. zeventig jaar
oud, na een halve eeuw hard ge
werkt te hebben, nog je volle gezond
heid geniet, nog plezier hebt In je
arbeid en schik in huiselijke muziek
tot ontspanning.
Onder zulke omstandigheden moet
Iemand wel in opgewektheid zijn Ju
bileum vieren.
Toen hij mij uitliet, keek de heer
Van Maas even om 't hoekje van dc
deur en zei, hartelijk lachende
zijn weg, hoor 1"
De rnenschen van de serenade voor
de volgende week, bedoelde hij.
J. C, P,
Buitenlandsch Overzicht
Er zijn vele tegenstellingenDe
anti-these tusschen wit en geel is
overbekend Keizer Wilhelm, Leo
Tolstoi en nog andere kopstukken,
hebben ons voorspeld, dat er in de toe
komst een geweldige oorlog zal ko
men, door welk wapengeweld beslist
moet worden,1 wie over den geheelen
aardbol den baas mag spelen dc
witte Westerling, of de gele Chinees
en Japanner. BrbrDat is even
wel nog in de (hopen we verre) toe
komst. Een tegenstelling, die nu al ge
regeld tot strijd uitlokt is die
tusschen 't blanke en t
zwarte ras.
Amerika is daarvoor 't voornaam
ste strijdveld. Herhaaldelijk komen
er in de pers berichten over gelynch
te negers, die door dit volksrecht
gestraft zijn over een beleediging den
blanken aangedaan. Zoo'n eenvoudig
bericht spreekt tut den nadenkenden
inensch al veel. De zich beschaafd
noemende Westerling kan als 't gaat
tegen 't zwarte rus z'u oude nutuur-
lusten niet meer meester blijven en
hij wordt even strijd- e:i wraaklustig
als de Morgenzon, of de Roode dul-
ei, of andere Roodhuid-helden uit de
bekende Indianen-geschiedenis, die
e in onze jongensjaren lazen.
Nu was er evenwel nog meer aanlei
ding voor een botsing tusschen de
witten en de zwarten. In Reno zou
gebokst worden tusschen Jeffries en
Johnson, een blanke en een neger,
't Ging orn groote sommen geld, want
de sportlnstige Yankee's ha-Wen veel
gewed. Maar 't ging ook om de eer
sterker't ging om de superioriteit
van 't blanke of 't zware ras. De ne
ger heeft aan een Journalist plechtig
verklaard, dat hij zich vele jaren ge
oefend had, om nu te trachten z'n le-
vens-ldealen'te verwezenlijken enden
kampioen der blanken te verslaan.
De blanke had op zich genomen, de
eer van ons witmeuschen te verdedi
gen.
In do boksarena te Reno waren ont
zaglijk veel rnenschen, niet alleen
blanken, maar ook zwarten. De prijzen
der plaatsen waren veel duurder, dan
bij een concert van den wereldberoem-
den zanger Caruso. Geen wonder
ze was immers ook veel mooier, veel
verheffender, deze gereglementeerde
vechtpartij, dan zoo'n zangpartij
Wat beerschte er een spanning in <le
zaal 1 Jeffries en Johnson hebben dan
ook verwoed gevochten, gevoelige
slagen uitgedeeld en ook ontvangen.
't Resultaat was een groote teleur
stelling voor de blanken.
DE NEGER WON DEN STRIJD.
En nu 't eigenaardige. Als sport-
menschen moet men een nederlaag
kunnen verdragen. Anders kunnen de
Amerikanen dit ook wel, maar nu 't
een neger gold niet. Eerst hebben ze
Johnson uitgejouwd en toeu hebben
ze hun woede op de andere negers ge
koeld. De zwart-menschen gaven
daarvoor ook wel eenige (lees goed
e e n i g e, dat is dus niet veel) aanlei
ding, door hun luidruchtige feesten*
't Is niet alleen in San Reno ge-
>e»t. Toen de telegraaf den uitslag
naar de andere sleden geseind had,
werd de woelige beweging daar voort
geplant. In vele steden van "25 is t
al bekend zijn formeele vechtpar
tijen tusschen blanken en negers ge
houden. waarbij geschoten, gestoken
en geslagen is. Zoover 't nu bekend
is, zijn 13 rnenschen bij deze onlusten
gedood en vele honderden gevaarlijk
gewond. De getroffenen zijn meest
negers, maar ook vele blanken moes
ten een veer in deze beeldspraak
een oog, een oor, een band, «en been
of een ander lichaamsdeel in den
strijd laten. Bovendien zijn door de
politie met minder dan 5000 negers
in hechtenis genomen als de zwarten
niet in de gevangenis in veiligheid
gebracht zouden zijn, waren wellicht
velen door de blanken gelyncht.
Om te voorkomen, dat de onlusten
zicli herhalen, heeft de overheid ver
boden, dat van de bokspartij projec
ties in cinematografische voorstellin
gen vertoond zullen worden.
Verstandiger zou 't evenwel ge
weest zijn als de heele bokspartij ver
boden was gewordeu 1
IN DEN BALKAN.
is 't nog tot geen strijd gekomen. Zoo
als men weet, gaat 't daar vooral
tusschen de Christenen en de Moham
medanen. De Christenen op Kreta
willen zich niet onder 't opperbestuur
der Turksche Muzelmannen stellen en
hebben als ideaal, zich aan te sluiten
bij de Grieken, die ook den naam van
Christenen dragen.
Nu komen er weer geruchten, dat
van beide zijden hard gewerkt wordt
aan de versterking der legers.
FEUILLETON
Naar het Engelse]
door
CHARLES GARVICE.
17)
Hoor eens, zei Ferrand, met
een air van waardigheid, die weinig
bij zijn treui-jgen toestand paste. lk
weet iiiot, wie of wat je bent, man
maai' ik zie jp aan voor een van onze
mijn vaders dienaren
•Eliot knikte.
Dan heeft u het bij het rechte
eind, zei hijik ben een dienaar
.van Sir Jozef.
Nu, ik moet zeggen, dat jij je aJ
heel slecht gedraagt, zei Selwijn
de glimlach van juffrouw Florence
hinderde hem nog en rnr. Ferrand
werd warm, niettegenstaande zijne
natte kleeren. Je schijnt een onbe
schaamde kerel te zijn, en een, die
*oo nu en dan op zijn plaats gezet
bioel worden.
Dat geloof ik niet. zei Eliot,
met zijn kalruen, opgewekten glim
lach. Ik weet heol goed waar ik
staan moet, heelemaal niet op den
®odem van de rivier. Als ik u was,
zou ik zoo sjxiedig mogelijk naar huis
gaan en andere kleeren aantrekken,
anders zal u kou vatten.
Selwijn kreeg een kleur eu al stot
terend barstte hij los
Bemoei jij je maar met je eigen
zaken, man. Zeker heb je aan die da
me verteld hoe hoe lk in de ri
vier ben gevallen
Geen woord. zei Eliotlk
was u heelemaal vergeten.
Nu, dan zal ik zorgen, dat je inij
nooit weer vergeet, blufte Selwijn.
Zoo, en dan antwoordde
Eüot, met vroolijke opgew'ektheid.
Maar plotseling herinnerde hij zich
zijn belofte aan Nora en hij sloeg
zijn oogen neer. En toch wat zou
het dien knaap goed doen, eens afge
ranseld te worden.
Selwijn deinsde een beetje achteruit
voor Eliot's toon, en hij verklaarde
haastig, dat hij geen plan had, hand-
taste! i ik te worden
Ik zal cr met Sir Jozef, mijn
vader, over spreken, zei hij,
blijkbaar weet hij heelemaal niet.
wat voor soort van man je bent, of
hij zou je niet in dienst houden. Mor-
nochtend zul Je je ontslag wel thuis
rijgen.
Eliot haalde zijn schouders op.
Daar ben ik niet zoo ze kei- van,
zei hij op peinzenden toon, die
Selwijn woedend maakte. Ik ken
Sir Jozef niet zoo heel goed, maar ik
geloof, dat hij het wel weet als hij
een goeden bediende heeftin elk
geval is hij er de man niet naar om
iemand zonder voldoende reden zijn
ontslag te geven.
Zoo, zoo, denk je datzeido
Selwijn sarrend. Dan zal ik je je
ontslag geven.
Ik zou het liever van Sir Jozef
hebben, merkte Eliot op, op een
toon, alsof hij zeggen wou, dat hij
liever mooi weer had dan leehjk.
Op dit oogenblik kwamen de voet
stappen meer naderbij, maar beide
mannen waren zóó in hun twist ver
diept, dat zij niets hoorden.
Onbeschaamde kerel, die je bent I
schreeuwde Selwijn en hij was zóó
buiten zich zelf van woede door de
onverstoorbaarheid van zijn tegen
stander, dat hij dom genoeg was om
een paai- passen dichterbij te komen
en zijn arm op te heffen.
Eliot ving den slag op met zijn
linkerhand, die zich sloot als een
klem. Hij hief zijn rechterhand op,
en het zag er voor een oogenblik uit,
of het kille lichaam van Mr. Selwijn
flink verwarmd zou worden maar
weer herinnerde Eliot zich zijn belof
te en beheerschto zichzelf met eene
binnensmondsche verwensching.
Op dit oogenblik verscheen de man
waarvan sprake was, op het tooneeL
Hallo 1 riep een stem, en toen
Eliot over zijn schouder keek. zag hij
de zwaarlijvige gestalte van Sir Jozef
naderbij komen. Wat ter wereld
halen jelui hier uit vroeg hij.
Sir Jozef was een beetje buiten
axleiu, want hij had de woedende
stemmen gehoord en was voor zijn
doen haastig komen aanzetten. Met
zijn hoed in do hand stond hij zijn
vochtig voorhoofd af te vegen, en
keek van onder zijn dikke oogleden
naar de twee jongelieden.
Wat is er, Selwijn
Eliot had den arm van Selwijn los
gelaten, en Selwijn wreef hem onwil
lekeurig, terwijl hij stotterde en sta
melde
Deze man hier is onbeschaamd
geweest Hij is een brutale rekel zoo
iemand moet hier niet in uw dienst
zijn. Ik was bezig hem zijn ontslag te
geven.
Sir Jozef zette zijn hoed weer op
zoo'n grooten, vierkanten, als de City-
man gewoonlijk buiten draagt. Zijn
plat, geelbleek gelaat was volkomen
onbewogen, maai* zijn kleine, ronde
oogen kwamen van onder hun zware
wenkbrauwen 6cherp uit
Wat heeft hij gedaan vroeg
hij. En wat heb Jij uitgevoerd Je
schijnt doornat te zijn, door en door
nat.
Dat ben ik ook, zeide Selwijn,
zich gemelijk op de lip bijtend ik
ik had een ongeluk en viel in
de rivier. Er was een meisje
Hij zweeg em beet zich weer op de
lippen.
Sir Jozef sloeg zijn oogleden weer
neer, totdat zij zijn oogen verborgen
hij baalde een gouden sigarenkoker
te voorschijn, nam er een sigaar uit,
en blies eenige rookwolkjes uit vóór
hij zei
Een meisje jawel hij knikte
een paai- maal, en rolde den sigaar
eenige malen tusschen zijn dikke
lippen heen en weer, alsof hij er mee
spoelde, alvorens hem geheel te ver
slinden Het gewone doen zeker
weer, Selwijn? En toen kwam Eliot
tusschenbeiden, niet waar Ja. en jij
vervulde de treurigste rol. Wat heb
jij er over te zeggen, Eliot?
Niets, antwoordde Eliot on
verstoord.
Sir Jozef wierp hem een blik van
ingehouden bewondering toe.
I>eze man moet weg, blufte
Selwijn.
Ik doe het niet, antwoordde
Sir Jozef kalm. Jij doet verstandig
met dadelijk naar huis te gaan, om
je te verkleeden. Ga maar, aanstonds
zal ik je nog wel inhalen.
Weinig ondergeschikten durfden
aan Sir Jozef ongehoorzaam te zijn.
en na eten oogenblik geaarzeld te heb
ben, wandelde Selwijn weg, met zoo
veel waardigheid, als waarover hij
met mogelijkheid kon beschikken en
dat was niet veel.
Sir Jozef bleef een paar oogenfollk-
ken stilzwijgend aan zijn sigaar
staan trekken; toen hief hij zijn oogen
op en zei
Jammer, als Je nu met mijn
zoon gaat twisten, Eliotje bent nog
al driftig, vrees ik. Dat Is jammer om
jezelfswil. Een driftig man moet zich
trachten te beheerschcn, of hij zal
niet vooruit komen in de wereld. Jo
behoeft geen aandacht te schenken
aan hetgeen Selwijn zegt. Ik ben
hier do baas en jij zult blijven, totdat
ik zeg. dat Je heen moet gaan. Be
grepen
Eliot lachte hij had nu zijn goed
humeur weer volkomen terug.
D it is niet moeilijk te begrijpen,
zei hij.
Je doet verstandiger met Selwijn
uit den weg te blijven, zeide Sir
Jozef. Jelui zijn beter leder afzon
derlijk.
.Dat Is zoo, sir, stemde ElloÜ
vroolijk toe. Die merrie, die u on
langs gekocht heeft, lijdt een beetje
aan aderspatten.
Och, houd toch op met je merriel
merkte Sir Jozef op. alsof dat on
derwerp hem heelemaal niet interes
seerde.
Met een hoofdknik keerde hij zich'
om, als wilde hij weg wandelen; toen
even over zijn schouder heenkijkend,
zeide hij terloops
Welk meisje was het, waarover
Jelui twist kregen, hoe heet zij
- Juffrouw Byall, antwoordde
E'iot
Wordt yervoledL