4
Maar dal was al dikwijls zoo geöeurd
en onder zijn slaap was de kleine
orn geen gezelschap verlegen*
De eerste morgenuren waren ver
streken.
Antonio sluimerde voortals een
frissche rozenknop lag het slaaprocde
gezichtje op het bloesemwitte kussen
Van zijn kleine legerstede.
Diepe stilte alom. Slechts da nauw
hoorbare ademhaling van het kind
en nu en dan een lichte beweging met
do ronde armpjes over de deken on
derbraken die haast doodscho stilte.
'Zelfs de groote bladeren en de schit
terende bloesems van den tulpeboom
'langs de waranda stonden onbeweeg
lijk, 7,00 stil hing de lucht. Die rust
beviel Caro niethij spande en rekte
bij wijlen uit verveling de leden, en
zag nu eens uit naar do wegen, die
naar de rijstvelden voerden, dan weer
naar Antonio's rustbed je, of ergens
zich een tee ken van leven van eei
of ander bekend wezen zich opdeed.
Lang bleef hij zoo staren, maar ein
delijk, dat wachten moede, hief de
hond zich op, om op een langzaam
drafje de richting in te slaan, waarin
hij zijn meesteres straks had zien ver
dwijnen, de verveling deed het
anders zoo trouwe dier zijn plicht ver
geten.
Het werd nog stiller op de hoev
en wederom gingen er eenige minu
ten voorbij.
Daar bewogen zich plotseling zacht
jes, haast onhoorbaar, de takken van
'een dicht laurierbosch je in don tuin
eerst schoven twee geweldige tijger
klauwen naar voren dan volgde een
breed gezicht met groote, ronde, blik
semende oogen en licht-geopenden
'muil, en eindelijk kwam de prachtig-
gelijnde, even schoone als schrikke
lijke kop van een koningstijger ten
Volle te voorschijn.
Langzaam en voorzichtig bewoog
zich de kop naar rechts en links, loe
rend rolden de gloeioogan van het
roofdier over het kleine landhuis der
iVilletti's heen.
Toen ze niets levends daar bespeur
den, geen beweging zagen, schoof
zich zacht het geheele bovenlijf des
tijgers uit het schuilboschje naar
vorende kop hief zich hooger, de
neus snuffelde en een akelige op-
fonkeling der oogen verried in het
volgende oogenblik, dat deze den slui
merenden Antonio op de waranda
ontdekt hadden.
Een schril pauwengegil siste door
de stilte der warande krijscbend
vlogen eenige bontvleugelige vogels
uit den tulpaboom op en mot een
paar geweldige sprongen springt de
bloeddorstige roover op het tengere
kind toe, rukt het uit zijn legerstede
en draagt het aan zijn dun kleedje
naar het laurierbosch.
Ilier legt hij Antonio haast zacht
op den grond en begint naar echten,
kattenaard, die haar buit niet dade
lijk verteren, maar gewoon zijn hem
vóór hem te verslinden nog wat te
kwellen, met den kleme een gruw
zaam spel: hij sluipt om hem heen,
likt met da bloedgierige, rauwe tong
zijn rozig gezichtje, legt zijn rechter
voorpoot, waarvan de klauwen zorg
vuldig ingetrokken zijn, nu eens c
kleine beentje van het arme wichL
"Daarbij houdt hij de wij dopen ge-
Spalkte oogen onafgewend op den
knaap gericht, en volgt elk zijner be
wegingen.
Antonio, zoo eensklaps uit zijn zoe
ken sluimer gewekt, is nog half slaap
dronken en vermoedt niets van het
yreeselijk gevaar, dat hem omringt.
Ongedeerd en zonder pijn, gewend
den grooien huishond gedurig om zich
heen te zien, kon hij het verschrikke
lijk ondier, wiens gloeiende adem zijn
gezicht en lijfje omwoei, voor Caro
houden; zijn rechterhandje heft zich
op, als de tijger hem met de rauwe
tong nogmaals ovor het gelaat strijkt,
en valt met zachten slag op den muil
van het monster.
Antonio geen zeer doen, bestraft
hij, anders krijgt ge slagen van moe-
dertjei
Een knorrend, den tijger eigen
luid, antwoordt het kindje op die te
rechtwijzing; uit 's tijgers opvlam
mende oogen schiet een straal van
woecle; zijn witte tanden kaarsen, ais
hij een snelle schrede terugwijkt, om
den doodsaanval op het onschuldige
wicht te beginnen.
Thans opent zich de verschrikkelij
ke muil van het ondier, het lijf kromt
ineen, ten sprong bereid daar
deinst bet dier plotseling en geheel
onverwachts terug: de blinkende ko
peren medaille om Antonio's hals was
door het rukken van den tijger aan
zijn kleedje te voorschijn gekomen,
en juist toen het ondier op het wear-
looze knaapje aanstormen wilde, trof
een zonnestraal het metaal en zette
het in een lichtenden glans.
Met de aan roofdieren eigen schuw
heid voor al wat flikkert en fonkelt,
zag de tijger van zijn aanval af, om
langzaam, maar zonder het oog van
de goudstralende medaille af te
wenden, een paar schreden achteruit
te gaan.
Zoo, plaagde de kleine in zijn
pnschuld, nu bon je aardig en doe je
Antonio geen pijn meer.
Meteen richt hij zich op. De medail
le komt weer uit de zon, tijger zet op
nieuw aan tot den doodelijken sprong
daar suist een kogel door de lucht,
en verbrijzelt het roofdier den be-gee-
rig geopenden muil, zoodat T plotse
ling ter neder ploft in de stuiptrekkin
gen van den doodstrijd.
Ondertusschen hadden Villettie en
zijne vrouw met eenige inlandsche
duglooners ijverig op het rijstveld ge
arbeid.
Maar zonderling! Terwijl anders
het d'rukke werk alle zorgen bij de
moeder verdreef, kcm ze vandaag een
bang voorgevoel niet van zich weran;
altijd maar woelde de zorg voor haar
achtergelaten lieveling haar door het
Mevrouw Hooker'i
„Hertog".
Op de een of andere manier had
Mariettal Ho. Hk.-lfl. li»- ""'T T<m>°
hoofd; eindelijk deelde ze hatfo kuur*
mer aan haar man mede:
Giovanni, Ik kan maar aan niets
andera denken dan aan onzen Anto
nio, dien wij zoo alleen hebben thuis
gelaten.
ten we hek kind alleen thuis ach
ter en nooit is hem wat overkomen.
Dat Is waar, Giovanni 1
Men werkte zwijgend door op
eens, daar kwam Cairo aangedraafd,
en sprong met zijn staart kwispelend
om hot echtpaar heen. Marietta alaak
te oen Lichten kreet en verbleekte.
Om hemels wil, klaagde zo, dia ar is
onze hond ook, Giovanni 1
Wat is daar bijzonders aan! ant
woordde de man rustig.
Vraagt ge dat nog, Giovanni? Nu
is onze Antonio geheel alleen, zonder
bescherming!
En snel besloten liet zij hei gereed
schap vallen, waarmee zij de rijsthal
men afsneed, en maakte zich gereed
tot heengaan.
Niels houdt me nog hier, zei ze
angstig. Als met duizend handen trekt
men mij naar mijn kind terug.
Ook Giovanni voelde zich nu door
de onrust zijner vrouw aangestoken.
Nu, goed dan, klonk het bemoedi
gend, maar gauw terug naar onze
hoeve.
De bezorgde moeder ijlde, zoo snel
haar do voeton dragen bonden, huis
waarts. Caro, die eerst mee wilde,
veranderde ten slotte van zin en
bleef bij zijn meester.
Wat was het toch, dat het moeder
hart zoo kloppen deed? Het sloeg haast
hoorbaar, en hoe dichter de beang
stigde vrouw bij haar woning kwam,
des te benauwder werd het haar U
moede. Eindelijk! daar lag het huis.
Zij herademdealles verried hier rust
en vrede. Het stemde haar kalmer, zij
ging wat langzamer, maar eensklaps,
daar blijft zij, overmand van schrik
staan. Wat was dat? Had zij niet
eigenaardig, knorrend geluid uit de
omgeving van haar landhuisje verno
men, eon geluid, dat zij reeds vroeger
eenmaal gehoord had, en dat haar het
bloed in de aderen deed stollen? Want
toen had men haar gezegd, dat dit het
gebrom van een koningstijger was.
De arme vrouw huiverde: lloor ver
moeden als het eens.
Zij durfde die gedachten niet ten
einde denken, maar vloog letterlijk
naar huis. Reeds was ze heel dicht
bij de kleine woning en nu alweer
dat zelfde knorren, dat ditmaal hoor
baar uit het laurierbosch in den tuin
tot baar doordrong. Bijna begaf baar
de adem. Een vaag gevoel deed haar
heel stil, haast geruischloos voor
waarts treden.
Thans vergunde haar een opening
in den laurierstruik het vrije gezicht,
een kreet wilde haar uit de keel wrin
gen; maar de waanzinnige schrik
3e" keel térugnj aar""Sibil'in
van een koningstijgerl
Van ontzetting rezen de arme moe
der de haren te bergen. Zij zonk op de
knieën, als een zinnelooze, met de ar
men uitgestrekt naar het vorschrikke
lijk schouwspel heenstarend. Zij zag
hel gruwzame spel, dat de tijger met
Antonio direef; zij hoorde het ondier
immer bloedgieriger brommen.
Als waanzinnig sprang zij ovetroind
en sloop naar het huis terug het
oog onafgewend van haar kind en
den tijger. Maar ééne gedachte be
zielde haar: de redding van haar
kind.
Reeds was zij, zonder de opmerk
zaamheid des tijgers gaande te ma
ten, de warande binnengeslopen
nüllionair Hooker, van Kansas City,
het gedaan weten te krijgen, dat zij
een uitnood!ging ontving voor een
avondpartij bij de gravin van Belvé
dère. Hoe zij dat aangelegd bad, zal
wel altijd een geheim blijven; wel
licht hadden de machtig® dollar en
een invloedrijke vriendin er een groo
te rol in gespeeld.
Mevrouw Hooker vertelde, dat zij
vijf en dertig zomers gezien had; haar
vriendinnen veronderstelden, dat een
bezoek aan een verfraaiings-inrich-
ting haar een boel goed had gedaan.
Hoe dat ook zij, mevrouw Hooker
zag er tamelijk Jeugdig uil; haar tan
den hadden haar tweeduizend dollar
gekost; verder had een professor
de welsprekendheid haar een meisjes
achtig lachje geleerd, diens hono
rarium was insgelijks tweeduizend
dollar.
Al deze goede hoedanigheden wer
den evenwel nog overtroffen door het
kapitaal van mevrouw Hooker, dat
tusschen de 9 en 10 millioen dollar
moest zijn.
Wilfred Hamilton, zoo juist uit Ox
ford terug, was spoedig aan de zijde
van de levendige weduwe. Hij vond
haar vrij in haar spreken, en haar
niet al te beschaafde manieren een
aardige afwisseling, zoodat hij spoe
dig met haar op goeden voet was.
Ik behoef u niet te zeggen, mijn
heer Hamilton, fluisterde de weduwe
vertrouwelijk, ik behoef u niet te zeg
gen, dat ik naar Engeland gekomen
ben om een echtgenoot te zoeken.
Een gevoel van angst doortrilde
Hamilton, maar de volgende woorden
van de weduwe brachten verlichting
voor zijn ziel.
Hij moet een titel hebben,
zij voort Wat ik eigenlijk verlang, is
een echte hertog. Luister eens, mijn
heer Hamilton; is het waar, dat
een massa van uw Engelsche herto
gen niet meer waard zijn dan hun
kroontje?
Ik geloof wel, dat velen onzer
adellijke heeren niet zoo rijk zijn, als
ze graag wilden zijn, antwoordde Ha
milton.
En nu wou ik een van die arme
kerels hebben, mompelde mevr. Hoo
ker. Ik heb hot gold vijftiendui
zend dollar per jaar, en die zet ik
voor de helft op den hertog vast Kimt
u ar nu een voor mij vinden, mijn
heer Hamilton? Dien ik eigenlijk zou
willen hebben, is de hertog van Ders-
leigh. Ik hoor, dat het een goed uit
ziende jongeman is. Bovendien zegt
dat bij heel arm Is, ging de we
duwe voort
en sprak toen: Het ëcKijnl
me toe, mevrouw Hooker, dat u ken
nis moet maken met een heer, wiens
zaak het is, menschen Introducties te
bezorgen, die u In kennis kan bren
gen met wien u maar wilt; natuurlijk
voor een belooning-
Natuurlijk! Wat een goed Idee!
Kunt u een van die agenten voor me
opscharrelen?
Er is hier vanavond een man,
Wolfden genaamd. Ik heb met hem
naar school gegaan. Hij is de persoon
die u noodig hebt. Zal Lk hem aan u
oorstellen?
Als u dat wilt doen, heel graag!
antwoordde mevrouw Booker.
Hij staat hierover in den versten
hoek van de kamer, wilt u met me
u'"|, «511
stak de sidderende hand uit naar het i Terwijl hij sprak, bood Ha-
jmilfnn Ha waHïiwa Tiï-n qt-tti aatï ayi
milton de weduwe zijn arm aan,
bracht haar naar den overkant van
de kamer, waar Wolfden allee® zat.
Dit ls mevrouw Hooker, zei Ha
milton. Ze wenscht een paar woor
den met u te wisselen, Wolfden.
Wolfden lceob verbaasd op en
scheen van plan te zijn Hamilton aan
te spreken, maar die jongeheer was
alweer halverwege de kamer.
Drommels, mompelde Wolfden,
nu speelt hij mij zeker een poets.
Luister eens, mijnheer Wolfden,
begon de weduwe me* haar duim
steeds geladen, altijd gereed
dat aan den muur hing.
Zij legde aan haar oogen opende
zich wijd, toen ze het voorval met de
schitterende medaille en het terug
wijken daarvoor van het roofdier be
merkte; haar anders vaste en welge
oefende hand beefde.
God, kwam 't van haar saamge-
perste lippen, richt mijn kogel, red
mijn kind!
Nu wijkt de tijger weer, nu maakt
hij zijn tweeden moordsprong.
Marietta mikt een oogenblik dan
knalt een schot, en de pachtersvrouw richting Hamilton
zinkt machteloos ter aarde neder... verte'^e m,J. dat u een introduc-
Op h«t «hot snelde men van 't veld "«'W' lk "o1
in allerijl van ajle zijden toe |m9t wlU<m doen' U kmit d*ar ™°-
Wat een ontsteltenis voor de inn- lx,n Toor vra«<al d» w11t- ek>«
ge kornetten, In 't bijzonder voor Gio-voort A1 wat ik Henoch ls een lis
vanni VUlettll troductie bij een hertog, bij voorkeur
Vdór het laorlarboech de met bloed ibii d™ hCTto>* I™
overstroomde tijger, die juist In zijn wenscht u- dat lk u een tn-
laatste stuiptrekkingen lag en de»tro4°dtó be""s bli d*n hertoiI va"
thans luid schreiende Antonio ge
heel met bloed bespat had! En op de
warande de bewustelooze Marietta!
De vrouwen en kinderen braken ln
Jaminorgeechrel uit, maar diat spoe
dig in gejubel veranderde, toen men
uit een nauwkeuriger verhaal der om
standigheden den samenhang der ge
beurtenissen kon opmaken.
Antonio was ongedeerd en heel spoe
dig van zijn schrik bekomen. Ook
Marietta kwam na korten tijd weder
bij. Haar geluk, haar kleinen Lieve
ling gered te zien, kende geen gren-
maakte haar doof voor de loful
tingen, die men aanhief over haar
moed, haar vastberadenheid en dap
perheid bij het schot op het roofdier.
Zij hield maar den kleine vast aan
het hart gedrukt, kuste dan eens
haar kind, dan weer de niet bloed
bevlekte medaille aan zijn hals en
snikte.
(V olksmlsstonn aria).
Dersleigh? herhaalde Wolfden.
Dat is de zaak. Ik wenschte aan
hem voorgesteld te warden. Ik wil
openhartig met u zijn. Ik bezit nege®
millioen dollars.
Hebt u ze mogelijk bij u? vroeg
Wolfde®, In uw zak bijvoorbeeld?
Nu drijft ge de® spot met me!
lachte de weduwe, met haar tweedui
zend dollars!ach. U zult het wel voor
ma doen, nietwaar, mijnheer Wolf
den? Ik geef er niets om wat het kos
ten moet, als lk maar kans heb. den
hertog te krijgen.
Wolfden streek zich peinzend langs
de kin.
Misschien kan lk toch wat beters
voor u doen, merkte hij op, want men
zegt dat Dersleigh een vreeaeljk
slecht humeur heeft.
Dat had mijn eerste man ook,
mompelde mevrouw Hooker, maar
vóór we een half jaar getrouwd wa
ren, had lk hem dat afgeleerd.
Langzamerhand was het evenwel
laat geworden en een groot deel der
gasten gaf zijn voornemen te kennen
om te vertrekken, zoodat de bedien
en dé verschillende rijtuigen c
ondigden, die vóórrede®.
Het rijtuig van den hertog van
Dersleigh.
Wat! Is de hertog hier? riep me
vrouw Hooker. Wie ls hij?
1 Laat ons naar beneden gaan, en
dan zullen we hem zien, antwoordde
Wolfden. U wilt ma wel voor een oo
genblik excuseoren, nietwaar? Ik
de gravin even groeten.
O, stellig, antwoordde de we
duwe.
Wolfden moest zich een wog door
de menigte banen om bij de gravin
te komen, reikte haar toen de hand,
en keerde naar mevrouw Hooker te
rug. Toen bracht hij haar naar bene
den in de vestibule.
Dit is het rijtuig van den hertog,
merkte hij op, wijzend op een auto
mobiel in den vorm van een coupétje,
met liet wapen der Dersleighs op het
portier geschilderd.
Nu moet u hier een oogenblik
wachten, do® zal ik gaan zien, of hij
komt.
Mevrouw Hooker's hart zwol van
moeilijk te verbergen verlangen, loc®
zij zag, dat Wolfden zich naar de
deur begaf.
Je zoudt werkelijk denken, dat
hij zelf van plan is om weg te gaan,
mompelde ze ongeduldig in zich zelf,
als je ziet hoe iedereen plaats voor
hem maakt en vooa- hem buigt. Hij
wil het zeker eens aan den chauffeur
vragen, ging zij voort., haar god ach-
tengong luid voortzettend, toen zij
zag. dat Wolfden recht op de automo
biel toestopte. Die agenten moete®
toch wel met iedereen goede vrienden
zijn.
Daar komt stellig de hertog, ging
ze voort, toe® ze zag, dat een bedien
de op het punt was het portier te
openen. Die Wolfden zal warempel
nog in den weg staan, als hij niet uit
kijkt.
Maar tot haar niet te beschrijven
verbazing stapte Wolfden recht op 1
portier van de automobiel toe Hier
hield hij stil, en op een toon, luid
noeg om door mevrouw Hooker ver
staan te worden, zeide hij:
Naar het Ritz-Hotel, Bartom.
Ja, uw hoogheid, antwoordde de
bediende.
Het portier werd gesloten en de au
tomobiel zette zich langzaam ln be
weging, terwijl mevrouw Hooker zich
half bewust was, dat ze door het por
tierraampje werd aangestaard door
een gelaat, dat een lachende uitdruk
king diroeg.
Wie was de persoon, die daar
juist wegreed; kunt u me dat ook zeg
gen? vroeg zij met bevende stem aan
een heer, die naast haair stond.
Dat was de hertog van Dersleigh.
mevrouw.
De bediende was erg verbaasd, door
een dame gevraagd te worden om 'n
een exemplaar van Who's Who".
Mevrouw Hooker dronk het eerste
in één teug uit, en zij raadpleegde het
tweede, zoodat zij te weten kwam, dat
Guy Wolfden de negerrde hertog van
Dersleigh was.
Mevrouw Hooker is nu verlangend:
den heer Hamilton te ontmoeten.
t Tatooeercn.
Deelde onlangs dr. Lorentz, bij de
voordracht over de gebeurtenissen en
wederwaardigheden bij zijne expedi
tie, iets omtrent het tatoueeren mede,
dat in gebruik was bij sommige stam
men, zoo is het zeker niet algemeen
bekend, dat het tatoueeren bij de Ja
panners, nog bestaat.
Van alle volken, die in den loop der
eeuwen een hoogen graad van be
schaving hebben gekregen, zijn de Ja
panners bijna het eenige ras, dat aan
het tatoueeren is getrouw gebleven.
Deze versiering is niet. zooals in de
Westersche landen beperkt tot ccn
klein gedeelte van het lichaam, maar
gewoonlijk is de geheele rug en ook
een gedeelte van de ledematen er mee
bedekt, liet hoofd, de nek, de handen
en de voeten worden echter nimmer
getatoueerd.
De teekeningen stellen van alles
voor, voornamelijk groote draken,
leeuwen, slagvelden, geschiedkundi
ge tafereeleu, bloemen en meer derge
lijke.
De kleuren, die bij het tatoueeren
gebruikt worden zijn zwart, dat na
de behandeling er als blauw uitziet,
en verschillende tinten van rood.
De eerste kleur wordt verkregen
met het gewone schrijfmateriaal, na
melijk Oosuindischen inkt. voor rood
wordt cinnaber genomen.
Wanneer Iemand zich wenscht te
laten tatoueeren, zoekt hij ln een of
ander prentenboek naar een voor
stelling, welke hem aantrekt. De
kunstenaar bekijkt dan de te maken
figuren en schetst die'op de huid of,
wanneer hij zeer bedLreven ls, wordt
door hem alleen een omtrek geschetst,
waarop onmiddellijk de détails vol-
Het penseel, waarvan de kunste
naar zich bedient, bestaat uit een stel
van zeer fijne en scherpe naainaal-
den, waarvan er vier, acht, twaalf of
twintig, Ja, soms zelfs veertig stevig
samen in een stuk hout zijn beves
tigd. De punten liggen alle in hetzelf
de vlak, behalve wanneer schaduwen
moeten aangegeven worden, ln welk
geval de naalden verder uitsteken
naarmate de schaduw sterker moet
wezen. Een behandeling met derge
lijke combinaties van korte en lange
naalden moet vooral zeer pijnlijk
zijn.
Op de ptaats waar het zoogenaamde
penseel werkt, wordt de huid tusschen
den duim en den voorsten vinger van
den operateur gespannendaarbij
houdt hij tusschen den derden en
vierden vinger van dezelfde hand een
gewoon penseel, dat vooraf in inkt of
cinnaber gedoopt la Hij houdt het
houten blokje, waarin de naalden ln
rijen van tien zijn bevestigd la zijn
rechter Band, brengt den Inkt of de
kleur op de naalden en begint nu de
huid met ongelooflijke snelheid te be
werken en met de naalden te doorbo
ren hij laat daarbij zijn rechter
hand op den duim van zijn linker
hand rusten en brengt telkens een
nieuwe hoeveelheid inkt of cinnaber
aan de toppen der naalden.
Zeer te verwonderen ls het, dat bij
zulk een snelheid, namelijk met een
tiental naalden, niet minder dan hon
derd prikken per seconde, toch nog
fraaie figuren en goede slagschadu
wen verkregen worden. Op deze wijze
kan een handig operateur, de borst,
de maag en den rug van 'n volwassen
man in één dag behoorlijk tatouee
ren.
De persoon, die behandeld wordt,
lijdt bij zulk een operatie niet zooveel
pijn als men zou denken want de
prikken gaan niet diep (er komt zelfs
geen bloed te voorschijn) en veroorza
ken eerder een soort van jeuk daö
van pijn.
Toch is dat niet altijd zoovooral
op plaatsen waar slagschaduwen
moeten komen en waar dus de naa!-'
den dieper in de huid dringen, doet
<le bewerking wel degelijk pijn en
komt er meest altijd bloed naar de
oppervlakte. Vooral het tatoueeren op.
de ellebogen en knieën gaat met pijn
gepaard, vandaar dat het als een toe
ken van mannelijkheid geldt, zich ook"
op die plaatsen te laten versieren.
Zoodra de operatie volbracht is,
worden de behandelde plekken met
warm water afgewasschen, waardoor
de kleur duidelijker te voorschijn
treedt. Een paar uur na het tatouee
ren heeft do patiënt in lichten graad
de koorts, doch dit duurt slechts korf
en na drie dagen is de huid overal ge
nezen en kan de man weer gewoon
aan zijn werk gaan.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
'Alle correspondentie, deze rubriek"
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat
3*. Telephoon 1543.
Probleem No. 171 van WEIS.
Zwart schijven op 6, 8, 11, 13, 14, 32, 33 en
Wit schijven op 17, 30, -42, 44, 47, 48 en 49.
Probleem No. 172 van M.
Wit
Zwart schijven op 2, 5, 6, 8, 10, 36, 38 en 40.
Wit .schijven op 11, 19, 23, 29, 30, 34, 37 en 45.
Oplossingen van deze probleems wor
den ingewacht aan bovengenoemd
adres, uiterlijk Dinsdag 2 Aug. a.s.
Oplossing van probleem No. 167 van
den auteur: Wit 30 - 24, 38 - 32, 49 -
43, 32 - 28, 21 - 27, 48 37, 35 - 30,
30 101 Een prachtig probleem.
Oplossing van probleem No. 168 van
don auteur: Wit 27 - 22, 28 - 22. 32 -
27, 33 - 28, 34 3, 40 18 of 3 4!
2e oplossing: Wit 27 - 22, 28 - 22,
32 - 28, 34 3, 40 18!
Beide probleems zijn goed opgelost
door de heeren P.. Bouw, W. v. Daa-
len, D. G. Koning, W. J. A. Matla.
19 8 4
M
JÊ
JU
rjm
0,
m
BI
m
W/s
m
"JM'
üi
m
m
m
Wm..
lA
1^5
0
m
Wi
m
Wit
In bovensta onden stand maakte on
ze jeugdige damvriend Joh. H. Blom
met wit een aardigen slagzet. Reke
nende op de begeorigheid van zwart
speelde hij den lokzet 16 - 11 waarop
zwart 1-7 liet volgen, daarop speelde
Wit 50 - 45, 34 - 30;
Zwart 7 16, 25 34,
40 20, 27 - 21, 46 - 41, 37 - 31, 32 5!
14 25, 16 47, 47 36, 36 27,
Zwart moest daarna drie schijven
offeren om den dam to vangen, waar
na wit roet een schijf winst en zeer
goede® stand overbleef.
Wit 34 - SU, 39 19, 43 - 39, 28 - 22,
Zwart 25 34a, 18 27b, 13 24, 27 18
Hoe gevaarlijk het menigmaal is
om achter een schijnbaar aangeboden
schijf te loopen, bewijst ook het vol
gende uit een gespeeld® partij van
Weis togen Barteling.
De stand was
Zwart 3, 6, 8, 9, 12, 13, 15, 16, 24, 25
en 26.
Wit 27, 28, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 43, 44
en 48.
Weis speelde met wit 27 - 22 om
zwart te verlokken tot 12 - 18, bet
geen gelukte, waarop het spel als
volgt verliep:
37 - 31, 38 32, 33 2!
26 87, 37 28
Wit ,80 19, 28 - 22, 37 - 31, 38 - 32, 33 41
aZwart 18 27, 13 24, 27 18, 26 87 37 28,
Wit ,j 22 21
bZwart 13 24,
De Haarlemsche Damclub houdt I „De Nijverheid', Jansstraat 85, alhier*
hare bijeenkomsten lederen Maandag- Liefhebbers van het damspel zijn
avond van 8 tot 12 uur ln het Gebouw 1 daar steeds welkom.