BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD J8e Jur|»a|. ÏATBBDAG t AUGUSTUS 1910 Ho. 8818 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST fIJEO PER 8 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMMSTRATO GROOTE HOUTSTRAAT 5o. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND, ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Rouwkleedoren. Modellen. Stoffen. Hoeden. Zij, dio door den dood van een of ander geliefd wezen beroofd werden, zullen er allerminst voor gestemd zijn, zieii het hoofd te hreken met toi- letzorgeu, doch... het leven stelt zijn eischen en vraagt niet naar gemoeds toestanden; wo leven bovendien in een maatschappij en wo hebben nu eenmaal rekening te houden met con venances en éiiqueiten en daarom al leen reeds zijn we het aan onze dier bare afgestorvenen verplicht, ons ter eere van hun nageduchtenis in rouw- kleeren te steken. In zulke omstandigheden is het een uitkomst als men in een groote stad woont, waar winkels zijn, die op het gebied van rouwkleedïng spécialiteit zijn en men dus in korten tijd al dat gene geleverd kun krijgen, waaraan men voor de eerste dagen behoefte heeft. De tegenwoordige moderichting met hare slanke, eenvoudige model len uit soepele weefsels vervaardigd leent zich buitengewoon goed voor rouwkleedïng. Daar hebben we in de eerste plaats het fijne wollen cache- mire, de doffe voile-stoffen, wollen crêpe, doffe mousseline en crêpe de chine en eindelijk het klassieke En- gelsche krip. Sedert jaren werd ar niet zooveel aandacht aan den rouw geschonken, als op het oogenblik, want dezen zo mer draagt geheel de élégante vrou wenwereld in Engeland rouw over den geliefden, diep betreurden vorst, Koning Edward; doch daar de Engel- schen on dei' geen omstandigheid van de hun aangeboren lust tot reizen kunnen afzien, zoo ontmoet men over de gehoede wereld, waai' het mondai ne leven de ,,chic" weet te verzame len, in rouw gekleede vrouwen, want Engelschen vindt men in het reissel- zoen overal. Men ziet ze op de wedren nen to Longchamps, op het concours hippiqne te Den Haag, bij de passie spelen te Oberammergau en aan liet Noordzee-strand, waar ze tusschen de bonte kleederdrachten van ver schillende natién een scherp doch pi kant contrast vormen. Van de élégante Engelsche vrouw kan men ieeren, hoe de rouwkleede ren gestyleerd moeten worden. De Engelsche gewoonten, om aan zwar te japonnen witte biezen uit hals- en mouwboorden te dragen, is zeker aan te bevelen, daar die smalle, witte bie ten, het zwart nog sterker doem uit komen en een dieperen indruk ma ken. Opmerkelijk zijn de groote, ronde kriphoeden, die met dito sluiers, welke naar achteren afhangen ge garneerd zijn. De conventioneele ka- pothoed schijnt bijna geheel verdron gen te zijn. De praktische zin van on ze Engelsche naburen valt ook in hun rouw weer duidelijk op te mer ken, doordat zij in de warme zomer maanden, als de zwarte kleeren een ware marteling zijn, deze verwisselen tegen eenvoudige witte toiletten met zwarte kripgarneering. Men neemt dan wit linnen, wit wollen crêpe of wit batist; de modellen moeten na tuurlijk hoogst eenvoudig zijn en de garneering bestaan uit zwarte knoo- pen, zwarte kraag en mouwopslagen en zwarte, opgestikte biezen; terwijl zwarte, doffe kralen halskettingen, zwarte peau die- suède handschoenen, zwarte parasol en zwart chroomleder schoeisel het toilet voltooien. Het zwart is niet altijd de kleur van rouw geweest, want ongeveer drie honderd jaar geleden brak een Frunsch koning er zich het hoofd over, welke kleur zijn onderdanen als teeken van rouw zouden dragen, om hem na zijn dood te betreuren. En hij koos lila. Een scherp lila, waar van de kleur verbleekt en een kouden indruk maakt. Het lila, dat nu nog gedragen wordt, in lichten rouw: voor celntures, garneering en viooltjes als tooedgarneoring. Hoofdzakelijk komt het er op aan den rouw naar de plaatselijke ge woonten in te richten, zoodat men niet opvalt noch aanstoot geeft; dit geldt vooral voor den duur van den touw, dien men wel mag verlengen, doch in geen geval verkorten, om daardoor geen ergernis te geven aan familieleden. Wanneer men over een dierbaren afgestorvene rouwt moet men den rouw zoo behoorlijk mogelijk dragen, d.w.z. zich niet op publieke vermake lijkheden vertoon en; want niets is zóó stuitend dan een in zworen rouw ge kleede vrouw in concert- of schouw burgzaal te ontmoeten, of haar in de een of andere mondaine badplaats te zien flaneeren. Zij, die ziel» niet in staat gevoelen, zich voor don duur van den rouwtijd uit het mondatne leven terug te trekken, doen beter geen trouw aan te nemenI MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven EEN MERKWAARDIGE RUPS. Als gij op uw wandelingen zoekt naar het duingoud, waarover wij ver leden week een artikel schreven, dan maakt gij ook kennis met een deel der vliegende, kruipende of loopende duinbewoners. Vlamoogige hagedissen zullen bij uw komst'ritseleud wegschuiven, dar tele konijntjes springen bij tientallen naar het lage hout, tapuiten en duin piepers vliegen haastig op en luid schreeuwend klapwieken de scholek sters hoog boven uw hoofd. Het kruipend gedoe, de verschillen de soorten van rupsen, kunnen zich niet zoo gemakkelijk in veiligheid brengen. Zij zijn meestal aan uw ge nade overgeleverd. Zie ze daar bij tientallen op het'Jacobskruid zitten, de mooie zebrarupsen, die gij u nog herinnert van verleden jaar. Wat groen is aan de plant vreten zij weg en met zoo'n brutaliteit en zoo in 't oog loopend, dat hij die maar twintig passen in het duin heeft gezet, al ken nis met die dieven heeft gemaakt. Waar zij den moed vandaan halen, heb ik het vorige jaar reeds verteld, maar wij spraken nog niet over een andere nog veel mooier gekleurde rups, die van den Harpya- of Herme lijnvlinder'. Als gij 'nu goed de bladeren van befken, populieren of wilgen, drie planten, die overal in de duinen voor komen, bekijkt, zult gij ze het eerste uur wellicht niet vinden, maar als gij geduldig blijft zoeken, merkt gij wel, dat de Harpya niet zoo heel zeld zaam is. Dat rupsje is vermaard om velerlei redenen. De worstachtige vorm, die sommige soortgenooten zoo onoog lijk maakt, is hier vervangen door een merkwaardig modelletje. De bree- de bruine kop gaat op den rug over in een lilakleurigen of bruinen drie hoek met de puut achterwaarts, bij deze punt begint een gelijk gekleurd dekkleed, dat tot aan het staartge- deelte doorloopt. Dit donker gekleur de zadel is aan de kanten bij do vol wassen rupsen met wit afgezet. De puilt waar de eerste driehoek eindigt, is veel hocger dan het verdere li chaam. Verder heeft de rups een roodach tig hoefijzervormig versiersel om den hals, dat in de jeugd met twee hoog- opstaande kegeltjes is getooid, maar dat later nog slechts twee zwarte vlek ken laat zien. De zijden eu de onderkant zijn ef fen groen en vallen dus tusschen de bladeren Diet op. Het signalement zou zoo klaar zijn, als de hermelijurupsen niet uog een groote bijzonderheid meer vertoon den. Andere rupsen hebben aan het ach terlijf twee zuigpootjes, die hen bij het kruipen van dienst zijn. Onze toe komstige herinelijntjes missen deze pootjes, of liever zij zijn uitgegroeid tot spiraalvormige hcfrentjes. zoodat het schijnt of het dier een lier op het staartgedeelte heeft staan. In de jeugd, als de rups pas uit het eitje is gekropen, is de kleur nog niet zoo sprekend. Zij lijkt dan meer op een verdord stukje blad, dan op een dier. Dit is in den voorzomer. Tot Juli of Augustus denken de harpya's aan niets anders dan lekker eten. Al leen trekken zij zoo nu en dan hun pakje uit, als het te nauw is gewor den. Na iedere vei veiling is de kleur mooier en levendiger. Wat wordt er dan moeite gedaan, om de vijanden op een afstand to houden. Daar komt een vogel twette- rend naar den popel, waarop onze rups zoo vredig zijn daagjes wegeet. Hij merkt het groene ding, dat plot seling door het bewegen van den tak een gereserveerde houding heeft aan genomen. De zes pootjes zijn in eens ingetrokken en het voorstuk staat dreigend omhoog. De zooeven ge noemde zwarte vlekken zien er uit als twee onheilspellende oogen, in staat om zelfs dezen anders zoo moe digen vogel schrik aan te jagen. Maar hij overwint den angst en waagt een aanval. De puntige snavel tast het dier aan. Een seconde slechts, een on denkbaar klein oogeiiblikje en de vogel zit al tien takken verder. Wat is er gebeurd? Met het bekende ta lent van een lama heeft onze rups niet uit zijn mond, maar uit het halsge- deelte een zeer onaangenaam rieken de vloeistof gespoten, en hierop had de aanvaller in 't geheel niet gere kend- Hij vliegt weg en probeert, of hij elders gelukkiger is. Als gij zelf een hermelijnrups ziet zitten, kan u dat ook overkomen. Val het dier van achter aan of behandel het eerst met een stokje. Het vloeistofreservoir is gauw uit geput, waarna de rups geheel on schadelijk is. Krijgt gij het stinkende vocht op een dun gedeelte van uw huid, b.v. de lippen, dan volgt vaak een lastige, hoewel ongevaarlijke en kartstondi ge, ontsteking. De rups heeft nog andere vijanden en die laten zich niet altijd afschrik ken. Het zijn weer de meergenoemde sluipwespen. Bijna alles wat maar rups heet, heeft daarvan te lijden en ome klei ne vriend valt ook vaak als slacht offer. Dat is niets nieuws, zult gij zeg gen, maar wat wel bijzonder is, dat is het wapen dat onze rups tegen die gevleugelde moordenaars gebruikt. .Als ik u vertel, dat men ze in Duitschland „Peitschraupen" of zweeprupsen noemt, dan zijt gij al half achter de waarheid. Als eon Russische sleebestuurder, die met zijn lange zweep de hongeri ge wolven op een afstand tracht te houden, zoo tracht ook onze rups de sluipwespen bang te maken. Uit de horentjes op het achterlijf komen plotseling dunne roode dra den te voorschijn en vaak gebeurt- het dat het insect er bang voor wordt. Met vliegehbrutaliteit waagt het echter vaak een tweeden aanval, wel dra is het aan die twee roode band jes gewoon en kalm legt het dier de eieren in de rupsenhuid. Wat het einde is, weet gij reeds. Die dieren, die èn de vogels èn de sluipwespen op een afstand hebben kunnen houden, gaan in het najaar verpoppen. Ook deze verpopping Ls even be langrijk als het geheele rupsen lev en. Met de scherpe kaken bijt de rups in de boomschors een diepe gleuf, een soort van graf en hierin bergt het dier zich op, na van boomschors en spinseldiraden zoo'n mooi dak te heb ben gemaakt, dat gij de cocon haast niet kunt vinden. Enkele jaren geleden heb ik een stukje boomstam van twee (LM. leng te, waarop ik wist dat een cocon zat, een half uur lang bekeken, voor ik het vond. Daar hoeft gij buiten dus niet naar te zoeken, maar als gij een rups mee neemt, wil die thuis het kunstje wel vertoonen b.v. in een stuk turf. In 't voorjaar krijgt gij dan den witgrijzen vlinder te zien, die door zijn zwarte teeken 1ngen op de vleu gels den naam van hermelijnvlinder heeft gekregen, eu slechts des avonds en des nachts vliegt. H. PEUSENS. VRAGENBUS. Den Heer V. d. K. te H. De plan ten wier hloemen niet te dik zijn, legt u het best tusschen filireerpapier on der een pers. lederen dag verleggen en het papier drogen. De planten met vleazige bladeren of dikbladige bloemen zet u b.v. in een cacaobusje en laat overal gelei delijk duinzand tusschen loopen. Dit zet u een dag op de kachel of in den oven. Het vocht is dan verdwenen en u kunt de plant gewoon plat leggen. Wel is het goed haar eerst even boven den stoom te houden. Het ge beurt n.l. dat de blaadjes als stof in een vallen. Den Heer D. W. N. te S. Knol- en bladbegonia's krijgen in den re gel te veel water. Ze hebben niet zoo veel noodig. Als u ze om de drie of vier dagen een weinig giet, de nage noeg uitgebloeide bloemen wegknipt en de verdorde bladeren verwijdert, zal de groei wel beter gaan. H. PEUSENS. De zilveren beurs. dioor EMILE RICHEBOURG, Op de derde verdieping in een klei ne woning, bestaande uit twee kamer tjes en een keukentje, woonde Bertin met zijn vrouw en drie kinderen: een Jongetje van zeven, een meisje van 5 en een ventje van nog geen vier jaar. Van hun meubeltjes kan ik u niets bijzonders vertellen, heel eenvoudig maar keurig netjes; men kon zien dat moedeer de vrou wze uitstekend onder hield. De Bertins waren, zoodra zij ge trouwd waren, daar komen wonen, het waren nette menschen, volkomen gelukkig met elkaar, dol op hun kin ieren en door iedereen geacht Bertin was slotenmaker van zijn ambacht; hij was een oppassend man en bracht geregeld al zijn loon thuis. Dat moest ook wel, als hij er op ge stelrl was dat zijn vrouw en kinderen netjes voor den dag kwamen. Marie Bertin werkte ook flink mee, niet al leen in haar huishouden, zij naaide voor een kleermaker en was een zeer ervaren naaister van vesten; van wat zij verdiende, gevoegd bij d>e zeven francs per dag van haar man, kon den zij heel aardig en fatsoenlijk le ven. Maar overleggen, daar kwam niet veel van. Zij betaalde alles uit de hand en had dus gelukkig niet van die kleine schulden, die iemand het leven zoo lastig kunnen maken. Dat was de toestand waarin de fa mllie Bertin zich bevond, toen tegen de tweede helft van de maand No vember de slotenmaker te bed moest blijven wegens ongesteldheid. Hij werd ernstig ziek, kreeg longontste king, en zijn leven, zoo onuitspreke- lijk veel waard voor wouw en kinde ren, kwam ernstig in gevaar. Dank zij de trouwe zorgen van den genees heer en de toewijding van zijn vrouw, die dagen en nachten aan het ziekbed doorbracht, werd zijn leven gespaard. Maar zelfs nog langen tijd daarna vereischtc hij groote zorgen, hij mocht niet onvoorzichtig wezen en de dokier verklaarde dat hij voor het eind van Januari er niet aan mocht denken zijn werk te hervatten. Ofschoon Marie niet had opgehou den met werken en dikwijls een ge deelte van den nacht over haar naai werk heengebogen zat, had zij niet in alle behoeften kunnen voorzien. Bij bakker, slager en andere leve ranciers had. zij schulden moeten ma ken. Men had vertrouwen in haar en gaf haar op crcdiet, met het oog op do- ziekte van haar man. Het was een verdriet voor Morie om niet te betalen, zij schaamde zich, zoodira zij haar geld van den kleer maker ontvangen had, haastte zij zich dan ook steeds een gedeelte van haar schuld af te doen. En het ging de arme vrouw bitter aan het hart, dat zij de kinderen nooit eens iets lekkers kon geven en ook het St. Ni- oolaasfeest onopgemerkt moest laten voorbijgaan. Toen de kinderen dien morgen niets vonden, had zij de tranen niet kunnen weerhouden. Wees maar niet bedroefd, lieve lingen, zei ze schreiende, het is bijna Nieuwjaar en ik denk zeker dat er dan wat in je schoentjes zal komen. Wat zou je het liefst hebben? De traantjes wanen spoedig ge droogd. en de oogjes schitterden. Ik een wagentje met een paardje, riep de kleine André. Ik een pop, die met haar hoofd kan draaien en slapen, en een ledi- kantje. Ik een hansworst. bloeder rekende uit dat dit alles bij elkaar vijf of zes francs zou kosten. Daar kon zij het in een goedkoopen winkel wel voor krijgen. Nu kinders! wie weet wat je krijgtl Do kinderen klapten in de handjes, juichten van vreugde en gingen alle drie hangen aan den hals van hun moeder. Do geheele week die volgde, spra ken de kinderen over niets anders dan over dien heerlijken Nieuwjaars dag. Eu him moeder vroeg zich zelve droevig af of het haar mogelijk zou wezen Inior belofte te houden. Ofschoon zij vier vesten bij den kleermaker kon brengen van 8 franc het stuk, maakte zij zich ongerust, want onlangs had zij een voorschot gehad van 40 franc, om den apotheker te botaleu. En zou het loon nu uitbetaald worden? Het is 31 December. Eeai lekker vuurtje brandt in de kachel, de dok ter hoeft voorgeschreven dat de her stellende het goed wann inoet heb ben. Marie heeft haar hoed opgezet en gaat naar den kleermaker. Het vierde vest is juist klaargekomen. Vlug loopt zij naaT het midden van do stad en heeft weldira het huls den kleermaker bereikt. Een coupeur bekijkt het werk: Het is zeer goed, is zijn uitspraak Krijg ik geen ander werk van daag, mijnheer? Neen; kom over drie dagen te rug. Hij stelt haaT een papiertje ter hand, waarmee zij naar den kassier kan gaan. Men wist dat de slotenmaker ziek was geweest; ook was men geheel op de bocurto van de armoede welke in het gezin heerschte. Marie dacht dat men medelijden had met dien treuri- gan toestand eu dat de kassier bevel zou hebben gekregen, haar het naai- loon te betalen. Bevende wendde zij zich tot den kassier. O, is u het juffrouw Bertm. Hij nam hel papiertje aan, keek het in en legde het onder de presse-pa pier. Toen zij bevende voor hem bleef staan, zeide hij kortaf: Nu, waar wacht u op? Mijnheer ik dacht ik hoop te... Wat? Wij zijn aan het eind van het jaar en hebben geen cent in huis. Het spijt me wel, maar wat kan ik daaraan doen? Zeer bleek en met tranen in de stem fluisterde zij: Mijnheer, zou u mij die twee en dertig francs niet kunnen geven? Onmogelijk. Ge heb; veertig franc voorschot gehad En het is 31 December vandaag, ik inoet het boek afsluiten en kan het nieuwe jaar niet met een voorschot beginnen. Ge kunt gaan. Aandringen zou niet veel helpen. De ongelukkige vertrok, gebogen on der een zwareu last Arme kinderen! mijn lievelingen, sprak zij hardop en zij zuchtte. Op straat gekomen kon zij haar tranen niet meer bedwingen. Zij liep waggelend voort, het was alsof de te leurstelling, die zij ondervonden had, haar het loopen belette. Buiten geko men, zocht zij steun tege<n een huis om niet te vallen. Zij zag weldra twee steenen paal tjes aan beide kanten van de koets poort aan den overkant. Zij stak de straat over en ging op een dei- paal tjes zitten. En zij snikte van smart. 1-Iet begon donker te warden, de gaslantarens wei-den opgestoken, er waren weinig voorbijgangers en nie mand lette op de ongelukkige vrouw. Marie wilde opstaan en naar huis gaan, toen een vrij oude, rijk ge kleede dame voor haar bleef staan. Waarom schreit ge zoo? wat is er?, vroeg de dame met zachte stem. Marie sloeg de oogen op naar de persoon, die belang in haar scheen te stellen en opnieuw stroomden de tra nen haar over het gelaat. De dame was ontroerd; het was of zij begreep dat zij een diep ongeluk kige vrouw tegenover zich had, wier ellende zij misschien verlichten kon. Zij sprak vriendelijk met haar. En niet zonder eenigen schroom maakte Marie de rijke dame deelge noot van haar smart. Zij vertelde van de ziekte van haar man en van de ellende in huis. Zij verzweeg niet dat zij gelioopt had be taald te worden door den kleerma ker, evenmin als haar groote teleur stelling en ook waarschijnlijk die van haar kinderen. De onbekende had het droevig ver haal met belangstelling aangehoord, de smart van een moeder, die met aan haar kinderen kon géven wat zij beloofd had, deed haar droevig aan. Haar eerste ingeving was de onge lukkige te troosten, door haar een 5- francstuk in de hand te drukken. En daartoe haalde zij een zilveren beurs je uit haar zak, waarin zich ook ee- nige goudstukken bevonden. Het ge rinkel van het goud deed de vrouw sidderen. Zij was opgestaan, haar oogen wa ren op de beurs_ gevestigd, zij schit terden. De dame fronste de wenkbrauwen en deed een sclirede achteruit, het was of zij bang was dat de beurs haar zou worden ontrukt. Want zij had do gelaatsuitdrukking van de vrouw opgemerkt. Ofschoon die ongelukkige oprecht leek in haar- spreken, had zij de waar heid wel gezegd, had zij niet ge tracht Itaar te bedjriügeu? Zou zij het slachtoffer wezen van een avon turierster, die handig comedie met haar smart en haar wanhoop speelde? Zij moest haar eigen goedhartigheid misschien wantrouwen. Zij deed haai beurs niet open, maar haalde een franc uit haar zak eai gaf haar dieu: Daar, dat is voor u. Toen deed zij haar mantel open om de beurs in haar zak te steken, maar deze gleed tusschen een paar plooien van de zwart zijden japon en viel op den grond. Zonder er een woord bij te voegen, draaide de dame de vrouw den rug toe en ging langzaam verder. Dadelijk violen M turtle's oogen op de bouis. Zij raapte haai- op en riep: Mevrouw! Mevrouw! De onbekende keerde zich om. Wat is er? Mevrouw, u hebt uw beurs laten vallen. Werkelijk? zeide de oude dame schijnbaar zeer verbaasd. Ik dacht dat ik ltaar in mijn zak had gestoken. Zij zag de arme onderzoekend aan. Dank u wel. Ik heb vergeten u naar uw naam te vragen. Hoe heet ge? Marie Bertin, mevrouw. En waar woont ge? ze noemde de straat. Het is een goede daad die ge ver richt hebt. Ge zult er voor beloond worden, Marie Bertin. En zij Liet een tweede franc in haar hand glijden. Dank u wel, mevrouw. Ik ben het die u liedanken moeit, want ik zou mijn beurs verloren heb ben waar zeker wel vijfhonderd franc in zit. Ik heb haast, ik moet u verla ten. Ik moet nog Nieuwjaarscadeau tjes koopen voor vanavond en mor sen. En zij verwijderde zich haastig. Marle bleef een oogenblik staan op dezelfde plaats, onbeweeglijk de oo gen gevestigd op de twee geldstukjes in haar hand. Die mooie dame gaat Nieuwjaars cadeautjes koopen voor vanavond en morgen! Ach! wat zijn de rijke men schen toch gelukkig om te kunnen geven. Twee franc, ik heb twee franc, wat kan ik daarmee doen? Zij schudde treurig het hoofd. Niets, nietsl Zij Liep wat minder vlug naar huds terug dan zij gekomen was, en zuch tende ging zij haar huis binnen. Het was ditmaal niet met een verheugd hart. dat Marie liaar man en kinde ren zou weerzien. Dezen kwamen haar tegemoet. Moc-sje riep de kleine André, brengt u niets voor ons mee Kinderen, antwoordde zij, het is vanavond geen Nieuwjaar, maar morgen. Ja zeker. stemde het oudere meisje toe, het is morgen Nieuw jaar. Moeder bukte en omhelsde haar lievelingen, en haar kus was zoo in nig, zoo vriendelijk, dat de kinderen een oogenblik niet meer aan 't speel goed dachten. Toen Marie zich eindelijk uit de omhelzing kon losmaken, wendde zij zich tot haar man. Deze zag dadelijk, hoe treurig zij keek. En hij had alles begrepen. Zij hebben het voorschot zeker ingehouden Ja. Zij weten toch in welk een ellen de wij zitten. Er zijn menschen, die 't geheel geen hart hebben. Ach, man zij kunnen geen me delijden hebben niet iedereen. Er is zooveel ellende in de wereld. Jawel, maar die arme kinderen krijgen nu niets. Terwijl je weg was, hebben ze over niets anders gespro ken. Weet je wat De hakkersvrouw is altijd heel aardig voor mij. Ik zal het naar morgenochtend vertellen, misschien schiet zij mij wel drie of vier franc voor. Wij moeten haar al zooveel be talen. Ja, dat is waar. Maar zij weet wel, dat zij haar geld zal krijgen, zoodra jij weer werken kunt. Dat zij ons op crediet verkoopt, dat laat ik nog daar. Maar geld van haar te leen vragen, neen, dat kan met. Is er niets meer, dat naar de Bank van Leening gebracht zou kun nen worden Neen, niets. Niets moer Zou je van drie of vier franc Ik heb dit al. viel Marie hem in de rede, terwijl zij hem de twee franc liet zien. De man zag haar vragend aan. Toen vertelde do vrouw hem wat er gebeurd was. Twee franc, een aalmoes, alsoi ie een bedelaarster was En jij, die vroeger zoo trotscli was, heb je dat willen aannemen Ik heb het recht niet meer om trotsch te zijn. Ik dacht daarenboven aan de kinderen. De dame scheen heel veel belang iu ons te stellen en zij sprak zoo vriendelijk en aardig Mooie vriendelijkheid, die zich uit in het geven van twee franc aan een ongelukkige. Ach kom Zij heeft gedacht, dat je een gewone bedelaar ster bent. zooals er zoo'n menigte rondloopen. Ik dacht een oogenblik, dat zij mij een goudstukje zou geven. Dat zou echt edelmoedig en mild van haar geweest zijn. Maar wat ben jij nog naïef, Marie Toen zij dat mooie zilveren beursje uit haar zak haalde, vol goudstukken, ik kan je niet zeggen, wat cr toen in mij omging, het duizelde mij voor de oogen. Voor het eerst van mijn leven heb ik een meusch zijn rijkdom be nijd. Als die beurs en de inhoud van mij waren, dacht ik. wat zouden wij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 9