BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
J8e Jur|»a|.
ÏATBBDAG t AUGUSTUS 1910
Ho. 8818
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
fIJEO PER 8 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMMSTRATO GROOTE HOUTSTRAAT 5o.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND,
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Rouwkleedoren. Modellen.
Stoffen. Hoeden.
Zij, dio door den dood van een of
ander geliefd wezen beroofd werden,
zullen er allerminst voor gestemd
zijn, zieii het hoofd te hreken met toi-
letzorgeu, doch... het leven stelt zijn
eischen en vraagt niet naar gemoeds
toestanden; wo leven bovendien in
een maatschappij en wo hebben nu
eenmaal rekening te houden met con
venances en éiiqueiten en daarom al
leen reeds zijn we het aan onze dier
bare afgestorvenen verplicht, ons ter
eere van hun nageduchtenis in rouw-
kleeren te steken.
In zulke omstandigheden is het een
uitkomst als men in een groote stad
woont, waar winkels zijn, die op het
gebied van rouwkleedïng spécialiteit
zijn en men dus in korten tijd al dat
gene geleverd kun krijgen, waaraan
men voor de eerste dagen behoefte
heeft.
De tegenwoordige moderichting
met hare slanke, eenvoudige model
len uit soepele weefsels vervaardigd
leent zich buitengewoon goed voor
rouwkleedïng. Daar hebben we in de
eerste plaats het fijne wollen cache-
mire, de doffe voile-stoffen, wollen
crêpe, doffe mousseline en crêpe de
chine en eindelijk het klassieke En-
gelsche krip.
Sedert jaren werd ar niet zooveel
aandacht aan den rouw geschonken,
als op het oogenblik, want dezen zo
mer draagt geheel de élégante vrou
wenwereld in Engeland rouw over
den geliefden, diep betreurden vorst,
Koning Edward; doch daar de Engel-
schen on dei' geen omstandigheid van
de hun aangeboren lust tot reizen
kunnen afzien, zoo ontmoet men over
de gehoede wereld, waai' het mondai
ne leven de ,,chic" weet te verzame
len, in rouw gekleede vrouwen, want
Engelschen vindt men in het reissel-
zoen overal. Men ziet ze op de wedren
nen to Longchamps, op het concours
hippiqne te Den Haag, bij de passie
spelen te Oberammergau en aan liet
Noordzee-strand, waar ze tusschen
de bonte kleederdrachten van ver
schillende natién een scherp doch pi
kant contrast vormen.
Van de élégante Engelsche vrouw
kan men ieeren, hoe de rouwkleede
ren gestyleerd moeten worden. De
Engelsche gewoonten, om aan zwar
te japonnen witte biezen uit hals- en
mouwboorden te dragen, is zeker aan
te bevelen, daar die smalle, witte bie
ten, het zwart nog sterker doem uit
komen en een dieperen indruk ma
ken.
Opmerkelijk zijn de groote, ronde
kriphoeden, die met dito sluiers,
welke naar achteren afhangen ge
garneerd zijn. De conventioneele ka-
pothoed schijnt bijna geheel verdron
gen te zijn. De praktische zin van on
ze Engelsche naburen valt ook in
hun rouw weer duidelijk op te mer
ken, doordat zij in de warme zomer
maanden, als de zwarte kleeren een
ware marteling zijn, deze verwisselen
tegen eenvoudige witte toiletten met
zwarte kripgarneering. Men neemt
dan wit linnen, wit wollen crêpe of
wit batist; de modellen moeten na
tuurlijk hoogst eenvoudig zijn en de
garneering bestaan uit zwarte knoo-
pen, zwarte kraag en mouwopslagen
en zwarte, opgestikte biezen; terwijl
zwarte, doffe kralen halskettingen,
zwarte peau die- suède handschoenen,
zwarte parasol en zwart chroomleder
schoeisel het toilet voltooien.
Het zwart is niet altijd de kleur van
rouw geweest, want ongeveer drie
honderd jaar geleden brak een
Frunsch koning er zich het hoofd
over, welke kleur zijn onderdanen
als teeken van rouw zouden dragen,
om hem na zijn dood te betreuren. En
hij koos lila. Een scherp lila, waar
van de kleur verbleekt en een kouden
indruk maakt. Het lila, dat nu nog
gedragen wordt, in lichten rouw: voor
celntures, garneering en viooltjes als
tooedgarneoring.
Hoofdzakelijk komt het er op aan
den rouw naar de plaatselijke ge
woonten in te richten, zoodat men
niet opvalt noch aanstoot geeft; dit
geldt vooral voor den duur van den
touw, dien men wel mag verlengen,
doch in geen geval verkorten, om
daardoor geen ergernis te geven aan
familieleden.
Wanneer men over een dierbaren
afgestorvene rouwt moet men den
rouw zoo behoorlijk mogelijk dragen,
d.w.z. zich niet op publieke vermake
lijkheden vertoon en; want niets is zóó
stuitend dan een in zworen rouw ge
kleede vrouw in concert- of schouw
burgzaal te ontmoeten, of haar in de
een of andere mondaine badplaats te
zien flaneeren. Zij, die ziel» niet in
staat gevoelen, zich voor don duur
van den rouwtijd uit het mondatne
leven terug te trekken, doen beter
geen trouw aan te nemenI
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
EEN MERKWAARDIGE RUPS.
Als gij op uw wandelingen zoekt
naar het duingoud, waarover wij ver
leden week een artikel schreven, dan
maakt gij ook kennis met een deel der
vliegende, kruipende of loopende
duinbewoners.
Vlamoogige hagedissen zullen bij
uw komst'ritseleud wegschuiven, dar
tele konijntjes springen bij tientallen
naar het lage hout, tapuiten en duin
piepers vliegen haastig op en luid
schreeuwend klapwieken de scholek
sters hoog boven uw hoofd.
Het kruipend gedoe, de verschillen
de soorten van rupsen, kunnen zich
niet zoo gemakkelijk in veiligheid
brengen. Zij zijn meestal aan uw ge
nade overgeleverd. Zie ze daar bij
tientallen op het'Jacobskruid zitten,
de mooie zebrarupsen, die gij u nog
herinnert van verleden jaar. Wat
groen is aan de plant vreten zij weg
en met zoo'n brutaliteit en zoo in 't
oog loopend, dat hij die maar twintig
passen in het duin heeft gezet, al ken
nis met die dieven heeft gemaakt.
Waar zij den moed vandaan halen,
heb ik het vorige jaar reeds verteld,
maar wij spraken nog niet over een
andere nog veel mooier gekleurde
rups, die van den Harpya- of Herme
lijnvlinder'.
Als gij 'nu goed de bladeren van
befken, populieren of wilgen, drie
planten, die overal in de duinen voor
komen, bekijkt, zult gij ze het eerste
uur wellicht niet vinden, maar als gij
geduldig blijft zoeken, merkt gij wel,
dat de Harpya niet zoo heel zeld
zaam is.
Dat rupsje is vermaard om velerlei
redenen. De worstachtige vorm, die
sommige soortgenooten zoo onoog
lijk maakt, is hier vervangen door
een merkwaardig modelletje. De bree-
de bruine kop gaat op den rug over
in een lilakleurigen of bruinen drie
hoek met de puut achterwaarts, bij
deze punt begint een gelijk gekleurd
dekkleed, dat tot aan het staartge-
deelte doorloopt. Dit donker gekleur
de zadel is aan de kanten bij do vol
wassen rupsen met wit afgezet. De
puilt waar de eerste driehoek eindigt,
is veel hocger dan het verdere li
chaam.
Verder heeft de rups een roodach
tig hoefijzervormig versiersel om den
hals, dat in de jeugd met twee hoog-
opstaande kegeltjes is getooid, maar
dat later nog slechts twee zwarte vlek
ken laat zien.
De zijden eu de onderkant zijn ef
fen groen en vallen dus tusschen de
bladeren Diet op.
Het signalement zou zoo klaar zijn,
als de hermelijurupsen niet uog een
groote bijzonderheid meer vertoon
den.
Andere rupsen hebben aan het ach
terlijf twee zuigpootjes, die hen bij
het kruipen van dienst zijn. Onze toe
komstige herinelijntjes missen deze
pootjes, of liever zij zijn uitgegroeid
tot spiraalvormige hcfrentjes. zoodat
het schijnt of het dier een lier op het
staartgedeelte heeft staan.
In de jeugd, als de rups pas uit
het eitje is gekropen, is de kleur nog
niet zoo sprekend. Zij lijkt dan meer
op een verdord stukje blad, dan op
een dier. Dit is in den voorzomer. Tot
Juli of Augustus denken de harpya's
aan niets anders dan lekker eten. Al
leen trekken zij zoo nu en dan hun
pakje uit, als het te nauw is gewor
den. Na iedere vei veiling is de kleur
mooier en levendiger.
Wat wordt er dan moeite gedaan,
om de vijanden op een afstand to
houden. Daar komt een vogel twette-
rend naar den popel, waarop onze
rups zoo vredig zijn daagjes wegeet.
Hij merkt het groene ding, dat plot
seling door het bewegen van den tak
een gereserveerde houding heeft aan
genomen. De zes pootjes zijn in eens
ingetrokken en het voorstuk staat
dreigend omhoog. De zooeven ge
noemde zwarte vlekken zien er uit
als twee onheilspellende oogen, in
staat om zelfs dezen anders zoo moe
digen vogel schrik aan te jagen. Maar
hij overwint den angst en waagt een
aanval. De puntige snavel tast het
dier aan. Een seconde slechts, een on
denkbaar klein oogeiiblikje en de
vogel zit al tien takken verder. Wat
is er gebeurd? Met het bekende ta
lent van een lama heeft onze rups niet
uit zijn mond, maar uit het halsge-
deelte een zeer onaangenaam rieken
de vloeistof gespoten, en hierop had
de aanvaller in 't geheel niet gere
kend-
Hij vliegt weg en probeert, of hij
elders gelukkiger is.
Als gij zelf een hermelijnrups ziet
zitten, kan u dat ook overkomen. Val
het dier van achter aan of behandel
het eerst met een stokje.
Het vloeistofreservoir is gauw uit
geput, waarna de rups geheel on
schadelijk is.
Krijgt gij het stinkende vocht op
een dun gedeelte van uw huid, b.v.
de lippen, dan volgt vaak een lastige,
hoewel ongevaarlijke en kartstondi
ge, ontsteking.
De rups heeft nog andere vijanden
en die laten zich niet altijd afschrik
ken. Het zijn weer de meergenoemde
sluipwespen.
Bijna alles wat maar rups heet,
heeft daarvan te lijden en ome klei
ne vriend valt ook vaak als slacht
offer.
Dat is niets nieuws, zult gij zeg
gen, maar wat wel bijzonder is, dat
is het wapen dat onze rups tegen die
gevleugelde moordenaars gebruikt.
.Als ik u vertel, dat men ze in
Duitschland „Peitschraupen" of
zweeprupsen noemt, dan zijt gij al
half achter de waarheid.
Als eon Russische sleebestuurder,
die met zijn lange zweep de hongeri
ge wolven op een afstand tracht te
houden, zoo tracht ook onze rups de
sluipwespen bang te maken.
Uit de horentjes op het achterlijf
komen plotseling dunne roode dra
den te voorschijn en vaak gebeurt- het
dat het insect er bang voor wordt.
Met vliegehbrutaliteit waagt het
echter vaak een tweeden aanval, wel
dra is het aan die twee roode band
jes gewoon en kalm legt het dier de
eieren in de rupsenhuid. Wat het
einde is, weet gij reeds.
Die dieren, die èn de vogels èn de
sluipwespen op een afstand hebben
kunnen houden, gaan in het najaar
verpoppen.
Ook deze verpopping Ls even be
langrijk als het geheele rupsen lev en.
Met de scherpe kaken bijt de rups
in de boomschors een diepe gleuf, een
soort van graf en hierin bergt het
dier zich op, na van boomschors en
spinseldiraden zoo'n mooi dak te heb
ben gemaakt, dat gij de cocon haast
niet kunt vinden.
Enkele jaren geleden heb ik een
stukje boomstam van twee (LM. leng
te, waarop ik wist dat een cocon zat,
een half uur lang bekeken, voor ik
het vond.
Daar hoeft gij buiten dus niet naar
te zoeken, maar als gij een rups mee
neemt, wil die thuis het kunstje wel
vertoonen b.v. in een stuk turf.
In 't voorjaar krijgt gij dan den
witgrijzen vlinder te zien, die door
zijn zwarte teeken 1ngen op de vleu
gels den naam van hermelijnvlinder
heeft gekregen, eu slechts des avonds
en des nachts vliegt.
H. PEUSENS.
VRAGENBUS.
Den Heer V. d. K. te H. De plan
ten wier hloemen niet te dik zijn, legt
u het best tusschen filireerpapier on
der een pers. lederen dag verleggen
en het papier drogen.
De planten met vleazige bladeren
of dikbladige bloemen zet u b.v. in
een cacaobusje en laat overal gelei
delijk duinzand tusschen loopen. Dit
zet u een dag op de kachel of in den
oven. Het vocht is dan verdwenen en
u kunt de plant gewoon plat leggen.
Wel is het goed haar eerst even
boven den stoom te houden. Het ge
beurt n.l. dat de blaadjes als stof in
een vallen.
Den Heer D. W. N. te S. Knol-
en bladbegonia's krijgen in den re
gel te veel water. Ze hebben niet zoo
veel noodig. Als u ze om de drie of
vier dagen een weinig giet, de nage
noeg uitgebloeide bloemen wegknipt
en de verdorde bladeren verwijdert,
zal de groei wel beter gaan.
H. PEUSENS.
De zilveren beurs.
dioor EMILE RICHEBOURG,
Op de derde verdieping in een klei
ne woning, bestaande uit twee kamer
tjes en een keukentje, woonde Bertin
met zijn vrouw en drie kinderen: een
Jongetje van zeven, een meisje van 5
en een ventje van nog geen vier jaar.
Van hun meubeltjes kan ik u niets
bijzonders vertellen, heel eenvoudig
maar keurig netjes; men kon zien dat
moedeer de vrou wze uitstekend onder
hield.
De Bertins waren, zoodra zij ge
trouwd waren, daar komen wonen,
het waren nette menschen, volkomen
gelukkig met elkaar, dol op hun kin
ieren en door iedereen geacht
Bertin was slotenmaker van zijn
ambacht; hij was een oppassend man
en bracht geregeld al zijn loon thuis.
Dat moest ook wel, als hij er op ge
stelrl was dat zijn vrouw en kinderen
netjes voor den dag kwamen. Marie
Bertin werkte ook flink mee, niet al
leen in haar huishouden, zij naaide
voor een kleermaker en was een zeer
ervaren naaister van vesten; van wat
zij verdiende, gevoegd bij d>e zeven
francs per dag van haar man, kon
den zij heel aardig en fatsoenlijk le
ven. Maar overleggen, daar kwam
niet veel van.
Zij betaalde alles uit de hand en
had dus gelukkig niet van die kleine
schulden, die iemand het leven zoo
lastig kunnen maken.
Dat was de toestand waarin de fa
mllie Bertin zich bevond, toen tegen
de tweede helft van de maand No
vember de slotenmaker te bed moest
blijven wegens ongesteldheid. Hij
werd ernstig ziek, kreeg longontste
king, en zijn leven, zoo onuitspreke-
lijk veel waard voor wouw en kinde
ren, kwam ernstig in gevaar. Dank
zij de trouwe zorgen van den genees
heer en de toewijding van zijn vrouw,
die dagen en nachten aan het ziekbed
doorbracht, werd zijn leven gespaard.
Maar zelfs nog langen tijd daarna
vereischtc hij groote zorgen, hij
mocht niet onvoorzichtig wezen en de
dokier verklaarde dat hij voor het
eind van Januari er niet aan mocht
denken zijn werk te hervatten.
Ofschoon Marie niet had opgehou
den met werken en dikwijls een ge
deelte van den nacht over haar naai
werk heengebogen zat, had zij niet in
alle behoeften kunnen voorzien.
Bij bakker, slager en andere leve
ranciers had. zij schulden moeten ma
ken. Men had vertrouwen in haar en
gaf haar op crcdiet, met het oog op
do- ziekte van haar man.
Het was een verdriet voor Morie
om niet te betalen, zij schaamde zich,
zoodira zij haar geld van den kleer
maker ontvangen had, haastte zij
zich dan ook steeds een gedeelte van
haar schuld af te doen. En het ging
de arme vrouw bitter aan het hart,
dat zij de kinderen nooit eens iets
lekkers kon geven en ook het St. Ni-
oolaasfeest onopgemerkt moest laten
voorbijgaan.
Toen de kinderen dien morgen niets
vonden, had zij de tranen niet kunnen
weerhouden.
Wees maar niet bedroefd, lieve
lingen, zei ze schreiende, het is bijna
Nieuwjaar en ik denk zeker dat er
dan wat in je schoentjes zal komen.
Wat zou je het liefst hebben?
De traantjes wanen spoedig ge
droogd. en de oogjes schitterden.
Ik een wagentje met een paardje,
riep de kleine André.
Ik een pop, die met haar hoofd
kan draaien en slapen, en een ledi-
kantje.
Ik een hansworst.
bloeder rekende uit dat dit alles bij
elkaar vijf of zes francs zou kosten.
Daar kon zij het in een goedkoopen
winkel wel voor krijgen.
Nu kinders! wie weet wat je
krijgtl
Do kinderen klapten in de handjes,
juichten van vreugde en gingen alle
drie hangen aan den hals van hun
moeder.
Do geheele week die volgde, spra
ken de kinderen over niets anders
dan over dien heerlijken Nieuwjaars
dag. Eu him moeder vroeg zich zelve
droevig af of het haar mogelijk zou
wezen Inior belofte te houden.
Ofschoon zij vier vesten bij den
kleermaker kon brengen van 8 franc
het stuk, maakte zij zich ongerust,
want onlangs had zij een voorschot
gehad van 40 franc, om den apotheker
te botaleu. En zou het loon nu
uitbetaald worden?
Het is 31 December. Eeai lekker
vuurtje brandt in de kachel, de dok
ter hoeft voorgeschreven dat de her
stellende het goed wann inoet heb
ben. Marie heeft haar hoed opgezet
en gaat naar den kleermaker. Het
vierde vest is juist klaargekomen.
Vlug loopt zij naaT het midden van
do stad en heeft weldira het huls
den kleermaker bereikt. Een coupeur
bekijkt het werk:
Het is zeer goed, is zijn uitspraak
Krijg ik geen ander werk van
daag, mijnheer?
Neen; kom over drie dagen te
rug.
Hij stelt haaT een papiertje ter
hand, waarmee zij naar den kassier
kan gaan.
Men wist dat de slotenmaker ziek
was geweest; ook was men geheel op
de bocurto van de armoede welke in
het gezin heerschte. Marie dacht dat
men medelijden had met dien treuri-
gan toestand eu dat de kassier bevel
zou hebben gekregen, haar het naai-
loon te betalen.
Bevende wendde zij zich tot den
kassier.
O, is u het juffrouw Bertm.
Hij nam hel papiertje aan, keek het
in en legde het onder de presse-pa
pier.
Toen zij bevende voor hem bleef
staan, zeide hij kortaf:
Nu, waar wacht u op?
Mijnheer ik dacht ik hoop
te...
Wat?
Wij zijn aan het eind van het
jaar en hebben geen cent in huis.
Het spijt me wel, maar wat kan
ik daaraan doen?
Zeer bleek en met tranen in de
stem fluisterde zij:
Mijnheer, zou u mij die twee en
dertig francs niet kunnen geven?
Onmogelijk. Ge heb; veertig
franc voorschot gehad En het is 31
December vandaag, ik inoet het boek
afsluiten en kan het nieuwe jaar niet
met een voorschot beginnen. Ge kunt
gaan.
Aandringen zou niet veel helpen.
De ongelukkige vertrok, gebogen on
der een zwareu last
Arme kinderen! mijn lievelingen,
sprak zij hardop en zij zuchtte.
Op straat gekomen kon zij haar
tranen niet meer bedwingen. Zij liep
waggelend voort, het was alsof de te
leurstelling, die zij ondervonden had,
haar het loopen belette. Buiten geko
men, zocht zij steun tege<n een huis
om niet te vallen.
Zij zag weldra twee steenen paal
tjes aan beide kanten van de koets
poort aan den overkant. Zij stak de
straat over en ging op een dei- paal
tjes zitten. En zij snikte van smart.
1-Iet begon donker te warden, de
gaslantarens wei-den opgestoken, er
waren weinig voorbijgangers en nie
mand lette op de ongelukkige vrouw.
Marie wilde opstaan en naar huis
gaan, toen een vrij oude, rijk ge
kleede dame voor haar bleef staan.
Waarom schreit ge zoo? wat is
er?, vroeg de dame met zachte stem.
Marie sloeg de oogen op naar de
persoon, die belang in haar scheen te
stellen en opnieuw stroomden de tra
nen haar over het gelaat.
De dame was ontroerd; het was of
zij begreep dat zij een diep ongeluk
kige vrouw tegenover zich had, wier
ellende zij misschien verlichten kon.
Zij sprak vriendelijk met haar.
En niet zonder eenigen schroom
maakte Marie de rijke dame deelge
noot van haar smart.
Zij vertelde van de ziekte van haar
man en van de ellende in huis. Zij
verzweeg niet dat zij gelioopt had be
taald te worden door den kleerma
ker, evenmin als haar groote teleur
stelling en ook waarschijnlijk die van
haar kinderen.
De onbekende had het droevig ver
haal met belangstelling aangehoord,
de smart van een moeder, die met
aan haar kinderen kon géven wat zij
beloofd had, deed haar droevig aan.
Haar eerste ingeving was de onge
lukkige te troosten, door haar een 5-
francstuk in de hand te drukken. En
daartoe haalde zij een zilveren beurs
je uit haar zak, waarin zich ook ee-
nige goudstukken bevonden. Het ge
rinkel van het goud deed de vrouw
sidderen.
Zij was opgestaan, haar oogen wa
ren op de beurs_ gevestigd, zij schit
terden.
De dame fronste de wenkbrauwen
en deed een sclirede achteruit, het
was of zij bang was dat de beurs
haar zou worden ontrukt. Want zij
had do gelaatsuitdrukking van de
vrouw opgemerkt.
Ofschoon die ongelukkige oprecht
leek in haar- spreken, had zij de waar
heid wel gezegd, had zij niet ge
tracht Itaar te bedjriügeu? Zou zij
het slachtoffer wezen van een avon
turierster, die handig comedie met
haar smart en haar wanhoop speelde?
Zij moest haar eigen goedhartigheid
misschien wantrouwen.
Zij deed haai beurs niet open,
maar haalde een franc uit haar zak
eai gaf haar dieu:
Daar, dat is voor u.
Toen deed zij haar mantel open om
de beurs in haar zak te steken, maar
deze gleed tusschen een paar plooien
van de zwart zijden japon en viel op
den grond.
Zonder er een woord bij te voegen,
draaide de dame de vrouw den rug
toe en ging langzaam verder.
Dadelijk violen M turtle's oogen op
de bouis. Zij raapte haai- op en riep:
Mevrouw! Mevrouw!
De onbekende keerde zich om.
Wat is er?
Mevrouw, u hebt uw beurs laten
vallen.
Werkelijk? zeide de oude dame
schijnbaar zeer verbaasd. Ik dacht
dat ik ltaar in mijn zak had gestoken.
Zij zag de arme onderzoekend aan.
Dank u wel. Ik heb vergeten u
naar uw naam te vragen. Hoe heet
ge?
Marie Bertin, mevrouw.
En waar woont ge? ze noemde
de straat.
Het is een goede daad die ge ver
richt hebt. Ge zult er voor beloond
worden, Marie Bertin.
En zij Liet een tweede franc in
haar hand glijden.
Dank u wel, mevrouw.
Ik ben het die u liedanken moeit,
want ik zou mijn beurs verloren heb
ben waar zeker wel vijfhonderd franc
in zit. Ik heb haast, ik moet u verla
ten. Ik moet nog Nieuwjaarscadeau
tjes koopen voor vanavond en mor
sen.
En zij verwijderde zich haastig.
Marle bleef een oogenblik staan op
dezelfde plaats, onbeweeglijk de oo
gen gevestigd op de twee geldstukjes
in haar hand.
Die mooie dame gaat Nieuwjaars
cadeautjes koopen voor vanavond en
morgen! Ach! wat zijn de rijke men
schen toch gelukkig om te kunnen
geven. Twee franc, ik heb twee franc,
wat kan ik daarmee doen?
Zij schudde treurig het hoofd.
Niets, nietsl
Zij Liep wat minder vlug naar huds
terug dan zij gekomen was, en zuch
tende ging zij haar huis binnen. Het
was ditmaal niet met een verheugd
hart. dat Marie liaar man en kinde
ren zou weerzien.
Dezen kwamen haar tegemoet.
Moc-sje riep de kleine André,
brengt u niets voor ons mee
Kinderen, antwoordde zij,
het is vanavond geen Nieuwjaar,
maar morgen.
Ja zeker. stemde het oudere
meisje toe, het is morgen Nieuw
jaar.
Moeder bukte en omhelsde haar
lievelingen, en haar kus was zoo in
nig, zoo vriendelijk, dat de kinderen
een oogenblik niet meer aan 't speel
goed dachten.
Toen Marie zich eindelijk uit de
omhelzing kon losmaken, wendde zij
zich tot haar man. Deze zag dadelijk,
hoe treurig zij keek. En hij had alles
begrepen.
Zij hebben het voorschot zeker
ingehouden
Ja.
Zij weten toch in welk een ellen
de wij zitten. Er zijn menschen, die
't geheel geen hart hebben.
Ach, man zij kunnen geen me
delijden hebben niet iedereen. Er is
zooveel ellende in de wereld.
Jawel, maar die arme kinderen
krijgen nu niets. Terwijl je weg was,
hebben ze over niets anders gespro
ken.
Weet je wat De hakkersvrouw
is altijd heel aardig voor mij. Ik zal
het naar morgenochtend vertellen,
misschien schiet zij mij wel drie of
vier franc voor.
Wij moeten haar al zooveel be
talen.
Ja, dat is waar. Maar zij weet
wel, dat zij haar geld zal krijgen,
zoodra jij weer werken kunt.
Dat zij ons op crediet verkoopt,
dat laat ik nog daar. Maar geld van
haar te leen vragen, neen, dat kan
met. Is er niets meer, dat naar de
Bank van Leening gebracht zou kun
nen worden
Neen, niets.
Niets moer Zou je van drie
of vier franc
Ik heb dit al. viel Marie hem
in de rede, terwijl zij hem de twee
franc liet zien.
De man zag haar vragend aan.
Toen vertelde do vrouw hem wat er
gebeurd was.
Twee franc, een aalmoes, alsoi
ie een bedelaarster was En jij, die
vroeger zoo trotscli was, heb je dat
willen aannemen
Ik heb het recht niet meer om
trotsch te zijn. Ik dacht daarenboven
aan de kinderen. De dame scheen
heel veel belang iu ons te stellen en
zij sprak zoo vriendelijk en aardig
Mooie vriendelijkheid, die zich
uit in het geven van twee franc aan
een ongelukkige. Ach kom Zij heeft
gedacht, dat je een gewone bedelaar
ster bent. zooals er zoo'n menigte
rondloopen.
Ik dacht een oogenblik, dat zij
mij een goudstukje zou geven.
Dat zou echt edelmoedig en mild
van haar geweest zijn. Maar wat ben
jij nog naïef, Marie
Toen zij dat mooie zilveren beursje
uit haar zak haalde, vol goudstukken,
ik kan je niet zeggen, wat cr toen in
mij omging, het duizelde mij voor de
oogen. Voor het eerst van mijn leven
heb ik een meusch zijn rijkdom be
nijd. Als die beurs en de inhoud van
mij waren, dacht ik. wat zouden wij