KssSc ft m is A f M li M 1 jm 0 m S 1 si js n li m sé Ét jm m b m m rnj ft m Ér t 1. «yci s ■lu.c Om de waarheid te zeggen, neen, ik heb het vergeten. Maar ik denk, dat ge wat meer moest donken aan hetgeen ik heb uitgestaan, dan aan zoo'n voddig briefje. Maar 't was geen voddig briefje, zei ze. Het was er een van tien shillings. Ik.... e.... versta u niet goed, zei ik. Maak hem open. Ik haalde de enveloppe uit mijn zak en deed, wat ze vroeg. Ik heb een paar scboone blouses aangekondigd gezien, hernam mijn Vrouw, en geschreven, dat ze me er een van zouden zenden. Ge hebt den heelcn dag mot het geld in uwen zak geloopen. („Centrum"). Tante Lanra'i testament Vermoeid en loom Liet Laura haar handen zakken. Zij zocht nu ai twee dagen, 2 heele dagen, van den vroe gen morgen tot diep in den nacht naar tante Laura's testament. Wacht maar, Laura, tot eerst eens mijn testament geopend is, daar mee had tante haar volgzaam en lijdzaam gehouden. De besta jaren van haar jeugd, had zij Wij de altijd sukkelende, altijd knorrende peettan te doorgebracht, die haar eigenlijk heelemaol niet noodig had, haar zelfs niet zou gemist hebben, indien zij eens voor goed was weggegaan. Dag na dag was voorbijgegaan met nooit eindigende, in don grond echter overbodige kleine diensten, waarvan tante Laura met verbazende vinding rijkheid er telkens nieuwe wist uit te denken. „Ik loof zoo lang niet meer en ben Ik eenmaal dood, dan Is bijna alles voor jou, dan kunt je doen wat je wilt. Daarmee had zij haar nichtje weten te binden, met een band, die langza merhand tot een ijzeren keten werd, die zwaarder en zwaarder begon te drukken, en waarop alles in stukken brak, jeugd, werkkracht en liefde. Ja, ook de liefdel Want toen de liefde plotseling als een gouden zonnestraal haar somber leven binnendrong, neen niet ais een straal, doch als een mooi fonkelen de, schitterende, hemel sche zon, toen Gustaaf haar vroeg of zij zijne vrouw iwilde worden, toen had tante Laura met zoo lang gezeurd en gezanikt tot zij ook den krachtigen, loven&lustigen Gustaaf gebogen had. Wat hebben jullie, als je nu al trouwt. Armoede en bekrompenheid. Dat beetje salaris is te veel om te sterven en te weinig om te leven. Wacht toch nog een paar jaar tot ik dood ben. Het leven is immers nog zoo lang. Dan kunnen jullie nog lang genoog getrouwd zijn. Ja, het is jullie plicht om te wachten. Je heilige plicht! Want dat zeg ik jullie, tante Laura's stem werd schril en haai- ma gere gestalte richtte zich hoog op in den stoel voor het venster, waaruit zij den lieven langen dag alles af- gluurde wat er op straat gebeurde. Laura krijgt geen cent, his zij inij nu in den steek Laat geen cemtl Denk er nu maar eens over na, hoe veel je je kinderen te kort doet. Denk daar maar eens aan! Eerst had Gustaaf zich met hand en tand verzet. Wat konden hem die centen van tante schelen, waarop zij wellicht him halve leven lang zouden moeten wachten! Zij zouden trouwen, gelukkig zijn, zoolang zij nog jong wa ren. Doch later bespraken zij de zaak nog eens kalm met hun beiden hon derdduizend gulden was geen kleinig heid, vooral niet ais men met twee honderd gulden per maand rond moet komen. En dan, tante Laura zou toch niet eeuwig blijven leven. Het einde was, dat zij besloten te wachten. Doch zoo als het gewoonlijk gaat, tante Lauira die lederen dag over sterven sprak, werd ouder en oudier en ten slotte moesten zij het wol kennen, dat zij feitelijk met den dag gezonder werd. En tante zelf? Die ver heugde zich er over, dat zij haar erf genamen zoo lang liet waohtan.Steeds werd zij knorriger, onverdraagzamer. Doch de twee mensclien misten kracht, hun boeien te verbreken. Het leek wel dat een groote kruisspin hen met haar draden omwikkelde si< vaster, en hen langzaam uitzoog, ie- deren dag wat meer. Zij waren beide moedeloos geworden en menigmaal in slapelooze nachten scheen het Laura of zij beiden al niets meer te wen- schen hadden van het leven, of zij bei den de kracht misten, een nieuw le ven te beginnen, indien het ooit zoo ver kwam. En nu was het zoover gekomen. Onverwachts was de dood gekomen, die tante Laura zoo lang vergeten scheen te hebben. Nadat zij den avond te voren Laura en Gustaaf nog stekelig had toegevoegd, dat zij lang op de erfenis moesten wachten, vond Laura haar 's morgens dood in bed, met een geheimzinnig lachje om den starren mond. Laura liet zich uitgeput in een stoel vallen. Zou dat lachje een triomflach je zijn geweest? Zou zij hun nog na haar dood een poets gebakken heb ban? Want er viel bijna niet meer aan te twijfelen; er was geen testament! Het heele huis hadden zij afgezocht. Ieder schuilhoekje, ieder laadje met koortsachtig ongeduld en daarna nog -eens met gewilde kalmte en nauwkeu righeid doorzocht. Nergens was iets te .vindon. Ook bij den notaris die nu en dan tante's zaken behartigde, was geen testament te vinden. Dus zou de erfenis gedeeld moeten worden met een dozijn neven en nichten, die zich nooit van hun leven Iets óm tante Laura gelegen hadden laten liggen, integendeel haar zooveel mogelijk uit den weg waren gegaan. Laura barstte uit in tranon. Daar voor dus had zij haar jeugd ten offer gebracht, haar liefde en haar levens geluk. En Gustaaf die met een zonderling gelaat naast haar stond, kon slechts zwakke troostwoorden vinden. De ont goocheling was te groot, to wreed. Indien or geen testament was, dan moest do nalatenschap verzegeld wor den en moest men de andere erfgena men waarschuwen. Met niet te be schrijven gevoelens zagen de beide be drogenen deu notaris zijn plicht doen. Nu word de laatste deur gesloten, nu de buitendeur. Langzaam gingen zij de stoep af, vermoeid, vernietigd, zonder hoop, zonder geluk. Beneden nam do notaris afscheid. Mot een dof gevoel van vertwijfeling keken zij hem na. Doch plotseling keerde Laura terug op haar schreden. We hebben Lora vergeten, sta melde Laura, die zou daar boven ver hongeren en verdorsten. Lora was tante Laura's papegaai, een onuitstaanbaar kwaadaardig en valscli dier, dat door een ieder gehaat werd, een schorre schreeuwleolijk, die woedend naar iedereen beet, die in zijn nabijheid kwam, een beest dat alle ondeugden bezat, welke een vo gel slechts kan hebben. Wil je je nog druk maken met dat beest, vroeg Gustaaf tamelijk norsch. Je hebt nog pas veertien da gen met een pijnlijken vinger kunnen loopen, omdat hij je volsch een knauw gegeven heeft. Maar we kunnen hem toch niet late ndoodhongeren, zei Laura. En dan, zie je, tante Laura was zoo aan hem gehecht. En dat is natuurlijk oen reden, om voor hem te zorgen, merkte Gus taaf met een ironisch lachje op. Op Laura's verzoek liep hij echter nog den notaris achterna, die tame lijk knorrig en ontstemd weer om keerde en met hem terugkwam. Het ging niet zoo heel gemakkelijk, Lora met haar reusachtige kooi zoo in te pakken, dat men hem zonder gevaar voor vingers en neus kon transporteeren. De notaris sloeg het geval met een sarcastischen blik gade. In plaats van een kapitaal van honderdduizend gul den op te strijken, zich nog op kosten te jagen voor zoo'n mormel, dat was wel met recht een streek van het noodlot Doch in zijn praktijk had hij al heel wat gezien. Gustaaf had over dat noodlot ech ter nog heel wat te zeggen, toen zij eindelijk veilig in een rijtuig zaten met het krijschende dier, op weg naar Laura's getrouwde zustor bij wie zij voorloopig in zou kunnen wonen. Toen hij echter het bedroefde ge zichtje van Laura zag, hield hij op en begon hij haar voor te rekenen, dat zij met een deel van de 8000 gul den, die toch nog altijd voor hen wa ren, hun huis heel aardig zouden kunnen inrichten en nog oen somme tje op zij leggen bovendien. „Nu gaan we zoo gauw mogelijk trouwen, zei hij. Hadden we alles ge weten, dan zouden we nu al 5 jaar man en vrouw zijn geweest Terwijl Lora met zijn kooi naar binnen werd gedragen, trachtte hij door den bedekten doek hoon zoo veel mogelijk onheil aan te richten. Hij beet, krijschte, krabde, en toen hij eindelijk op zijn plaats van bestem ming was neergezet, maakte hij zoo'n spektakel, dat ten slotte de heele fa milie tot wanhoop werd gebracht Laura noemde hem bij de liefste naampjes doch het duurde langen tijd, eer zij het kwaadaardige beest eenigermate tot kalmte had gebracht Daarbij bemerkte zij, dat do kooi wel eens eon flinke beurt mocht hebben, want in de laatste dagen had natuur lijk niemand er aan gedacht, haar schoon te maken. Toen zij de oDderste schuif wilde uit trekken, zag zij met verbazing dat deze zorgvuldig met een stevig koord je was vastgebonden. Merkwaardig! Het is waar, tante Laura had altijd zelf den vogel verzorgd en daardoor had zij dit nooit eerder bemerkt. Mis schien had Lora wel eens geprobeerd de vlucht te nemen, als de schuif uit de kooi was genomen. Met de noo- dige voorzichtigheid maakte zij het koord los en trok zij de schuif uit Doch plotseling gaf zij een schreeuw, en zonk zij bevend in den diolitstbij- staanden stoeL Want onder de schuif lag een groote enveloppe en toen zij deze er uit genomen had, las zij in tante Laura's karakteristieke hane- pooten de beteekenisvolle woorden: „Mijn testament". Op haar geschreeuw waren Gustaaf en de heele familie toegesneld- Zij stonden nu allen om haar heen staarden verbaasd den schat aan, dien Lora zoo uitstekend had behoed. Het couvert was niet gesloten en sid derend trokken zij het papier er uit, dat zij ontvouwden. Onder lachen en huilen sloeg Lau ra haar armen om Gustaafs hals. Tante Laura had gespaard, voel meer dan men vermoed had. Doch in de eerste plaats erfde Laura de lionderd- duizend gulden, terwijl de laatste zin van het testament luidde: „Hij of zij van mijn familie, die zich liet Lot van mijn papegaai Lora aantrekt, krijgt 15.000 gulden. Kort daarna stonden de twee voor de kool van Lora. Door al de opwinding was de vogel niet vriendelijker gestemd.. Woest sloeg hij met de vleugels en hij krijschte zoo onharmonisch als hij maar kon, en onderwijl boet hij naar alles wat in zijn nabijheid kwam. Maar toch knikte Laura hem toe- der toe. Gustaaf echter had een zeer onbe hoorlijke gedachte. Lijkt hel beest niet wat op tante Laura? vroeg hij. (U. II. <M.) Het glansnuinmer. Op een warmen Juli avond ver drong zich een dichte menigte voor den, volgens het aanplakbiljet, meest bezochten schouwburg van Amerika. De verlaagde zomerprijzen en de be hoefte zich na den warmen dag een verzetje te gunnen, hadden de men- echen, voor zoover ze do stad nog niet voor optrekjes buiten verlaten hadden, doen stroomen naar deze luchtige teut, waar de bezoekers met vroolijke zaken werden bezig gehou den. Luchtig gekleede dames draaiden rond op haar teen, terwijl beide bee- nen een rechten hoek vormden liee- ren bewogen zich voort op rijwielen zonder zadel, pedalen of stuur, uero- balen spotten met alle wetten van evenwicht en zwaartekracht; er wa* ren zangeressen en zangers, muzika le clowns on athleten, schilders zonder armen en een kop zonder romp Tot slot werd op het programma een ko- mediestukie toegezegd. De voorstelling vorderde, het eene nummer volgde op het andere en zoo juist had een jongen in een met goud beslikt pakje, die dienst deed als por tier, controleur en regisseur, die rae- dedeelingou aan het publiek doet. als er iets mede te deelen viel, aangekon digd, dat nu „Mejuffrouw Helena" zou worden vertoond. Het scherm ging op, maar het voet licht was uitgedoofd hifi tooneel stol de voor een buscliachtig landschap, waarin mcu op 't eerste gezicht niets kon onderscheiden. Maar dadelijk erd een bundel verblindend, hel licht op het tooneel geworpen en dit licht vestigde de aandacht op een kind, dat zich daar reeds sedert het omhoog guan van het scherm bevond. De kleine meid kou een jaar of zes oud zijn. Ze was gekleed als danse- ui vleescbkleurig tricot, met bloo- te armen en ze zond met baar dunne ingertjes kushandjes snel achtereen de zaal in. Ze zag er allerliefst uit met haar teedoie blauwe oogen en haar goudblond haar. Ze voerde met haar kleine voetjes eenige danspassen uit, bewoog zich bevallig heen en weer en het zou heel aardig zijn geweest, zoo het niet tevens wat pijnlijk had aan gedaan. Ze leek zóó lief, klein en frisch, zóó onschuldig en zoo zacht in deze om geving, dat van alle zijden, zoo van vrouwen als mannen, bewonderende uitroepen weerklonken en toen zij ein delijk op de punten van beide voeten stil bleef staan, terwijl ze opnieuw kushandjes om zich heen wierp, da verde de zaal van toejuichingen. Méér dau éen moeder of vader dacht aan baby, die thuis rustig lag te sla pen en zei daarbij zacht.: hoe jam mer, arm kind, ze moest óok al lang in haar beoje liggen. Maar deze ver standige ouders juichten er niet min der hard de kleine om toe, bekoord als ze waren door de sierlijkheid van haar persoontje. De toejuichingen begonnen juist te verstommen, toen zich een geraas deed hooien onder de menigte, die achter do banken der parterre stond toe te zien. Een man trachtte zich door de mas sa te dringen, niettegenstaande de protesten en de pogingen om hem te gen te houden. Hij was groot en breed, had bruin haar en een knap en sympathiek gelaat, maar zijn bleek heid en zijn verschrikte oogen verrie den een hevige ontroering. Nelhe, riep hij met smeekende stem, Nellie, herken je me dan niet En hij strekte vol verlangen de ar men naar het kind uit. Op dezen kreet vol teederheid en angst verstomde als bij tooverslag het rumoer. De man was stil blijven staan aller oogen vestigden zich nieuwsgierig op hem. Het meisje zag hem verbaasd, nog niet begrijpend aan. Daarop plotseling Papa, papa. neem me mee Zóó riep ze onstuimig en de kleine stem klonk helder onder het angstig zwijgen der toeschouwers. Waar is je moeder, liefje vroeg de man. Ze is dood, antwoordde het kind. Hoe gelukkig, dat u me gevonden beeftAch, neem me mee Ja, lieveling, ja dadelijk. De vader beproefde opnieuw zich een weg naar het tooneel te banen door de menigte. Twee zaalbedienden snelden op hem toe en grepen hem bij de armen, de pianist, de cenige muzi kant in de tent, kwam óók te hulp. Laat uie begaan, brulde de man, zich krachtig verwerend om zich los te maken. Dat is m'n dochtertje, zeg ik jelui en ik wil ze meenemen. Plotseling werd bet voetlicht ont stoken en tegelijkertijd trad uit de coulissen een man van een streng en bevelend uiterlijk. Hij legde zijn hand op den schouder van de kleine danse res. Wat is er toch? Wat beteekent dit schandaal vroeg hij. Ik ben de Impressario van mejuffrouw Helena, haar moeder heeft liaor aan mij toe vertrouwd. Ze krijgt goed eten, wordt goed gekleed en verzorgd, wat wil ze meer Ik wil mijn papa. mijn lieve pa pa, zuchtte het kind. En dien zul je hebben ook, lieve zeid© do vader. Neen, verklaarde de impressario, dat zal niet gebeuren. Óp deze brutale weigering wendde de ander zich tot het publiek als om het algemeen oordeel in te roepen. Heeren, zei hij. Nellie is mijn dochter. Haar moeder heeft me verla ten, is twee jaar geleden gevlucht en heeft het kind meegenomen in twee Jaar had ik het niet gezien en zoc juist vind ik het toevallig terug... Geef hem zijn kind terug, of an ders.... en de dikke heer van de par- terra. die deze woorden «Drek. illus treerde ze door een bokshouding aan te nemen. Het werd een algemeene beweging vrouwen weenden en man nen schreeuwden bedreigingen tot den hardvochtigen impressario. Laat de vader het kind meene men I Je hebt geen recht het te houdenl Weg met den impressario, slaat hem dood Lyncht hem 1 Tegenover deze algemeen vijandige houding had de man zijn zelfvertrou- roeds verloren, maar nu kwam de directeur van don schouwburg tus- schenbeidon. Darnes en heeren, ik heb alles ge hoord en u begrijpt wel, dat mijn theater een dochter niet aan haar va der wil ontnemen. En zich daarop tot den impressario wendend, zei hij minachtend Geef het kind aan dezen heer te rug en maak, dat je weg komt 1 Meteen nam hij het meisje in zijn armen en legde haar in die van den vader, dio buiten zichzelf van vreugde het kind, dat de armpjes om zijn hals sloeg, tegen zich aan drukte. Dank u. mijnheer de directeur, dank u uilen nu ben ik gelukkig 1 De menigte week voor hem terug en de vader verwijderde zich met zijn kostbaren last. Toen de opgewondenheid een wei nig bedaard was, kostte het don di recteur weinig moeite liet publiek te doen begriinen, dat na dit kleine, blij- eindigende trcurspel, geen der toonee- listen meer in slaat zou zijn z'n rol le vervullen in hei aangekondigde ko mediestukje. Ieder giug dus naar huis, nog vol van het gebeurde. Een half uur later in de schouw burg tent. Nu, dat is niet slecht gegaan, zegt de gewaande vader van zoo straks. Prachtiguitstekend gespeeld. Je hebt je kranig gehouden, oude I En Nellie dan, hè? 't Is bewonderenswaardig van die kleine Ik kreeg er werkelijk bijna tra nen vau in de oogen. Jammer, dai de truc maar eens in dezelfde plaats kan dienen merk te de impressario op. En ze dronken met bun drieën op den goeden afloop van het glansnummer. OP JACIIT MET DE CAMERA. Onder dezen titel geeft „Androclcs'' een artikel, waaraan we het volgen de ontleenon De ontdekking van een sport, welke het schieten van groot wild vervan gen kan, en die. zonder het wreed e en roekelooze vernietigen van dieren levens. toch allee in zich vereemgt wat dat jachtvermaak voor velen zoo aantrekkelijk maakt, danken wij aan meer dan één sportman, en niet in de minste plaats aan A. Itodclyffe Dugmore, den schrijver van 't prach tige en kostbare werk „Camera Ad ventures in the African Wilds". De afbeeldingen van dieren, in dit boek verspreid, zijn directe fotogra fische reproducties van de oorspron kelijke foto's, zonder eenig retouchee ren of andore bedrieglijke verfraai ing. De titelplaat is een prachtige bliksemfoto van een leeuw. Op het oogenblik, dat de foto genomen werd, was de leeuw op twaalf meter af stand van den photograaf en zijn makker, die onder een doornboschje gebukt zaten. Dugmore beschrijft in zijn boek, hoe hij te werk ging om leeuwen op te nemen. Ze bouwden op twaalf me ter afstand van een pas gedooden zebra hun doornige schuilplaats. Dicht daarbij werden twee camera's en een bliksernto&stel opgesteld, en als de nacht inviel, kropen ze vol ver wachting in hun schuilhoek. Deu eer sten nacht gebeurde er niets, behalve gebrul van leeuwen, wat op een oogenblik vlak bij klonk. Den volgen den nacht was er geen maan en de duisternis was overweldigend. Na een uur of wat gewacht (e hebben, dook plotseling een groote leeuw vlak bij den zebra op. De leeuw loopt even zacht als een kat en nadert onhoor baar. Hoezeer Dugmore ook naar de foto verlangde, was hij wel wat bang, het bliksemlicht te doen schijnen, want wat moesten ze doen als het dier hen aanviel? Nadat het licht geschenen heeft kan rnen een minuut of wat niets zien. zoodat de leeuw op hen aan zou kunnen komen en hen bespringen en voor het schieten te laat zou zijn. Toch maakten zij licht en kregen twee goede foto's. „Overdag zou het al prikkelend genoeg zijn, orn zoo vlak bij een leeuw te zijn", schrijft Dug more, „maar in de beangstigende duisternis is het heel wat erger nog. Natuurlijk kan de leeuw evengoed bij nacht als bij dag zien." Bij eene andere gelegenheid wei gerde het bliksemlicht en was de schrijver op het punt zijn doornbe schutting te verlaten om de camera te onderzoeken, toen zijn metgezel merkte, dat de leeuw terugkwam, en nog juist bijtijds waarschuwde, want hot dier was geen vijf-en-twin tig meters ver. Daar het niet. moge- liik was den leeuw te fotogrnfeeren, werd hij doodgeschoten het gebeur de nog meer dan eens, dat He gele genheid. om een grooten leeuw te schieten voor deze haristochlel.jkc fotografen oen al te groote verleiding was en dat de buks de plaaus vun do camera innam. Dieren van allerlei soort kunnen genomen worden, hetzij do leeuw, de rhinoceros, of de zebra, of som mige der talrijke aiitilopensoorten. In de stilte van den tropischen nacht klinkt het minste geluid schrikwek kend hard, zelfs hel vreemde blaffen van den zebra of het gehuil van den hvena, om niet te spreken van hel gebrul van den lo.euw. Dikwijls ton nen de dieren argwaan en dalen zij niet af naar de bron. Zoo kwam ge durende een hunner eerste nachten een kudde van honderdrlertig prach tige zebra's tot op een dertig of veer tig meter afstand van hel toestel, maar niet binnen het bereik daarvan, en hielden zn de fotografen vijf uur lang in zenuwachtige spanning, tot zii bij het licht van den morgen ver dwenen zonder opgenomen te zijn. De schrijver bracht driehonderd fo to's van Afrikaansche dieren mee naar huis en zegt terecht, dat zij tro- nheeën van meer belang en hooger waarde voor den echten natuur onderzoeker zijn dan de prachtigste verzameling gedroogde koppen en horens, die ooit uit dat land zijn in gevoerd. KATTENVERHALEN UIT IIET „STRAND MAGAZINE". Hoe roei verwonderlijke geschiede nissen zijn er niet verteld van den moed en de slimheid van honden. Voor ieder verhaal betreffende een kat, kon men veilig aannemen, dat er tien zijn van een hond, wat bui tengewoon is, wanneer men in aan merking neemt, dat er mensclien zijn, die mecnen, dat katten veel slimmer zijn dan hun gezworen vijanden, de honden, en dai er ongeveer viermaal meer katten dan honden zijn. In Lon den alleen leven zeshonderdduizend katten. Bewijst dat niet de grootere populariteit van de kat 1 In elk geval trekt het beste katten- verhaal de aandacht van ceu zeer hen kring lezers. Iedere katten- vriend heeft zijn eigen lievelingsver haal. en de anecdoten, waarin katten een hoofdrol spelen, behooren zeker tot de interessantste. ..Zoo bezat een familie in Callan der". schrijft Lady Lyall, „een kater met oen bijzonder karakter, wien zij niet onverdiend den naam Nap ga ven. Al de voorbeelden van Nap's bui tengewone slimheid kan ik niet op men, want ze waren talloos, maar een Ls er. dat zijn veldheerstalent in een sterk licht plaatst. Terwijl de keukenmeid niet oplette, nam de kat een stukje vleesch weg en was juist bezig zich uit de voeten te maken, toen de ineid hem zag. Van plan hem te grijpen en te straffen, volgde hem op haar teenen. Ze zag hem n een hoek van de plaats loopen, waar een rattenhol was, en hem, in plaats van het zelf op te eten, het k vleesch neerleggen bezijden de ope ning van het hol. Toen liep Nap vast beraden eenige schreden van daar, zich verbergende om den uitslag af te wachten. Het duurde niet lang, of er ver scheen een rat Dadelijk was Nap op zijn qui-vive De rat begon met het stukje vleesch te werken, maar eerst op bet juiste oogenblik nam Nap een vervaarlijken sprong en plantte zijn nagels Ln de huid van de rat Hij bracht het lokaas een eindje van daar liet het liggen, en liep met zijn prooi weg." „De kattengeschiedenis, die ik het aardigst vind", zegt Mr. Wain, een der beste kattenkenners en beschrij vers, „Ls die, waarin een bekend klooster, een kat en een etensbel voor komen. lederen dag werd op een be paald uur de bel geluid de monni ken en de kat traden tegelijk do eet zaal binnen en gebruikten gezamen lijk hun maal. Op zekeren dag was de kat echter opgesloten ln een ka mer, gelegen in een ander gedeelte van het gebouw, toen het diner werd aangekondigd. Later op den middag, toen ze werd bevrijd, liep zij regel recht naar het refectorium, Maar de eetzaal was slechts met leege tafels gevuld. Binnen weinige minuten wer den de monniken opgeschrikt door het luiden van de etensbel. Eenige kwamen aangesneld naar de plaats waar zij cle kat, hangende aan het bellekoord, bezig vonden met lui den. Het was de gezondste katten- logica: c-r was nooit een maaltijd zon der luiden daarom heeft men maar te luiden en het eten komt op ta fel 1" „Eens", zegt mevrouw Burstall, „merkten wij, dat onze dagelijksche krant verdween, spoedig nadat ze in huis was gelegd, on dat ze, schoon we er zorgvuldig naar zochten, nooit kon teruggevonden worden. Eindelijk zag ik. zekeren dag, de kat met haar poot deur van een kast openen, en omdat dat moeilijk ging, hielp ik haar en zag de vermiste kranten daarin, in stukjes verscheurd, liggen om er voor haar jongen een warm bedje van te maken. De kat namelijk was niet tevreden met het bed, voor haar gereed gemaakt en bestaande uit een mand geplaatst in een kast van de provisiekamer, maar gedu rende een week bracht ze, eiken dag, geheele kranten naar de eetkamer, om er daar een bed van te maken naar haar zin." DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J Meyer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 177 van J. DEN- TROUX. m 9 m ,L a m a 0. m m B m m m m h. m m m ik m m a SS? m a Zwart schijven op 3, 7, 8, 9, 12. 17, 18, 20, 22, 23, 25 en dammen op 13 en 47. Wit schijven op 14, 16, 21, 26, 31, 32, 33, 35, 36, 37, 38, 50 en dam op 45. Probleem No. 178 van E. ROMANI. vv\ m i,. ,-j>, m?' 47 4» t>u Wit Zwart schijven op 2, 4, 5, 7, 8, 9, 10, Wit schijven op 16, 18, 19, 22, 26, Oplossingen van deze probleoms worden ingewacht aan bovenge noemd adres, uiterlijk Dinsdag 23 de zer. Oplossing van probleem No. 173 van den auteur: Wit 37 - 31, 45 - 40, 36 - 31, 31 - 27, 33 24, 41 - 37, 47 71 Oplossing van probleem No. 174 van den auteur: Wit 43 - 38, 13 - 8, 23 - 19, 47 - 41, 34 - 29, 30 6! 11, 15, 17, 30 en dam op 47. 28, 29, 33, 36, 37, 38, 41 en 40. Goede oplossingen van beide pro bleoms ontvingen wij van de hoeren R. Bouw, Joh. H. Blom, J. Dijkstra, P. J. Eype, D. G. Koning, W. J. A. Matla, II. A. Meyll, Patrizio Ottolini, C. Serodini, B. Slokker, J. Sonntag. In onderstaanden stand is «wart aan de beurt van spelen en remise, hoe is dat mogelijk? Zwart 19 8 4 II,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 12