KssSc
ft
m
is
A
f
M
li
M
1
jm
0
m
S 1
si
js
n
li
m
sé
Ét
jm
m
b
m
m
rnj
ft
m
Ér
t
1.
«yci s
■lu.c
Om de waarheid te zeggen, neen,
ik heb het vergeten. Maar ik denk,
dat ge wat meer moest donken aan
hetgeen ik heb uitgestaan, dan aan
zoo'n voddig briefje.
Maar 't was geen voddig briefje,
zei ze. Het was er een van tien
shillings.
Ik.... e.... versta u niet goed,
zei ik.
Maak hem open.
Ik haalde de enveloppe uit mijn
zak en deed, wat ze vroeg.
Ik heb een paar scboone blouses
aangekondigd gezien, hernam mijn
Vrouw, en geschreven, dat ze me
er een van zouden zenden. Ge hebt
den heelcn dag mot het geld in uwen
zak geloopen.
(„Centrum").
Tante Lanra'i testament
Vermoeid en loom Liet Laura haar
handen zakken. Zij zocht nu ai twee
dagen, 2 heele dagen, van den vroe
gen morgen tot diep in den nacht
naar tante Laura's testament.
Wacht maar, Laura, tot eerst
eens mijn testament geopend is, daar
mee had tante haar volgzaam en
lijdzaam gehouden. De besta jaren
van haar jeugd, had zij Wij de altijd
sukkelende, altijd knorrende peettan
te doorgebracht, die haar eigenlijk
heelemaol niet noodig had, haar zelfs
niet zou gemist hebben, indien zij
eens voor goed was weggegaan.
Dag na dag was voorbijgegaan met
nooit eindigende, in don grond echter
overbodige kleine diensten, waarvan
tante Laura met verbazende vinding
rijkheid er telkens nieuwe wist uit te
denken.
„Ik loof zoo lang niet meer en ben
Ik eenmaal dood, dan Is bijna alles
voor jou, dan kunt je doen wat je
wilt.
Daarmee had zij haar nichtje weten
te binden, met een band, die langza
merhand tot een ijzeren keten werd,
die zwaarder en zwaarder begon te
drukken, en waarop alles in stukken
brak, jeugd, werkkracht en liefde.
Ja, ook de liefdel
Want toen de liefde plotseling als
een gouden zonnestraal haar somber
leven binnendrong, neen niet ais een
straal, doch als een mooi fonkelen
de, schitterende, hemel sche zon, toen
Gustaaf haar vroeg of zij zijne vrouw
iwilde worden, toen had tante Laura
met zoo lang gezeurd en gezanikt tot
zij ook den krachtigen, loven&lustigen
Gustaaf gebogen had.
Wat hebben jullie, als je nu al
trouwt. Armoede en bekrompenheid.
Dat beetje salaris is te veel om te
sterven en te weinig om te leven.
Wacht toch nog een paar jaar tot ik
dood ben. Het leven is immers nog
zoo lang. Dan kunnen jullie nog
lang genoog getrouwd zijn. Ja, het is
jullie plicht om te wachten. Je heilige
plicht! Want dat zeg ik jullie, tante
Laura's stem werd schril en haai- ma
gere gestalte richtte zich hoog op in
den stoel voor het venster, waaruit
zij den lieven langen dag alles af-
gluurde wat er op straat gebeurde.
Laura krijgt geen cent, his zij
inij nu in den steek Laat geen cemtl
Denk er nu maar eens over na, hoe
veel je je kinderen te kort doet. Denk
daar maar eens aan!
Eerst had Gustaaf zich met hand
en tand verzet. Wat konden hem die
centen van tante schelen, waarop zij
wellicht him halve leven lang zouden
moeten wachten! Zij zouden trouwen,
gelukkig zijn, zoolang zij nog jong wa
ren. Doch later bespraken zij de zaak
nog eens kalm met hun beiden hon
derdduizend gulden was geen kleinig
heid, vooral niet ais men met twee
honderd gulden per maand rond moet
komen. En dan, tante Laura zou toch
niet eeuwig blijven leven. Het einde
was, dat zij besloten te wachten.
Doch zoo als het gewoonlijk gaat,
tante Lauira die lederen dag over
sterven sprak, werd ouder en oudier
en ten slotte moesten zij het wol
kennen, dat zij feitelijk met den dag
gezonder werd. En tante zelf? Die ver
heugde zich er over, dat zij haar erf
genamen zoo lang liet waohtan.Steeds
werd zij knorriger, onverdraagzamer.
Doch de twee mensclien misten
kracht, hun boeien te verbreken. Het
leek wel dat een groote kruisspin hen
met haar draden omwikkelde si<
vaster, en hen langzaam uitzoog, ie-
deren dag wat meer. Zij waren beide
moedeloos geworden en menigmaal in
slapelooze nachten scheen het Laura
of zij beiden al niets meer te wen-
schen hadden van het leven, of zij bei
den de kracht misten, een nieuw le
ven te beginnen, indien het ooit zoo
ver kwam.
En nu was het zoover gekomen.
Onverwachts was de dood gekomen,
die tante Laura zoo lang vergeten
scheen te hebben. Nadat zij den
avond te voren Laura en Gustaaf nog
stekelig had toegevoegd, dat zij lang
op de erfenis moesten wachten, vond
Laura haar 's morgens dood in bed,
met een geheimzinnig lachje om den
starren mond.
Laura liet zich uitgeput in een stoel
vallen. Zou dat lachje een triomflach
je zijn geweest? Zou zij hun nog na
haar dood een poets gebakken heb
ban? Want er viel bijna niet meer aan
te twijfelen; er was geen testament!
Het heele huis hadden zij afgezocht.
Ieder schuilhoekje, ieder laadje met
koortsachtig ongeduld en daarna nog
-eens met gewilde kalmte en nauwkeu
righeid doorzocht. Nergens was iets te
.vindon. Ook bij den notaris die nu
en dan tante's zaken behartigde, was
geen testament te vinden. Dus zou de
erfenis gedeeld moeten worden met
een dozijn neven en nichten, die zich
nooit van hun leven Iets óm tante
Laura gelegen hadden laten liggen,
integendeel haar zooveel mogelijk uit
den weg waren gegaan.
Laura barstte uit in tranon. Daar
voor dus had zij haar jeugd ten offer
gebracht, haar liefde en haar levens
geluk.
En Gustaaf die met een zonderling
gelaat naast haar stond, kon slechts
zwakke troostwoorden vinden. De ont
goocheling was te groot, to wreed.
Indien or geen testament was, dan
moest do nalatenschap verzegeld wor
den en moest men de andere erfgena
men waarschuwen. Met niet te be
schrijven gevoelens zagen de beide be
drogenen deu notaris zijn plicht doen.
Nu word de laatste deur gesloten,
nu de buitendeur. Langzaam gingen
zij de stoep af, vermoeid, vernietigd,
zonder hoop, zonder geluk.
Beneden nam do notaris afscheid.
Mot een dof gevoel van vertwijfeling
keken zij hem na.
Doch plotseling keerde Laura terug
op haar schreden.
We hebben Lora vergeten, sta
melde Laura, die zou daar boven ver
hongeren en verdorsten.
Lora was tante Laura's papegaai,
een onuitstaanbaar kwaadaardig en
valscli dier, dat door een ieder gehaat
werd, een schorre schreeuwleolijk, die
woedend naar iedereen beet, die in
zijn nabijheid kwam, een beest dat
alle ondeugden bezat, welke een vo
gel slechts kan hebben.
Wil je je nog druk maken met
dat beest, vroeg Gustaaf tamelijk
norsch. Je hebt nog pas veertien da
gen met een pijnlijken vinger kunnen
loopen, omdat hij je volsch een
knauw gegeven heeft.
Maar we kunnen hem toch niet
late ndoodhongeren, zei Laura. En
dan, zie je, tante Laura was zoo aan
hem gehecht.
En dat is natuurlijk oen reden,
om voor hem te zorgen, merkte Gus
taaf met een ironisch lachje op.
Op Laura's verzoek liep hij echter
nog den notaris achterna, die tame
lijk knorrig en ontstemd weer om
keerde en met hem terugkwam.
Het ging niet zoo heel gemakkelijk,
Lora met haar reusachtige kooi zoo
in te pakken, dat men hem zonder
gevaar voor vingers en neus kon
transporteeren.
De notaris sloeg het geval met een
sarcastischen blik gade. In plaats van
een kapitaal van honderdduizend gul
den op te strijken, zich nog op kosten
te jagen voor zoo'n mormel, dat was
wel met recht een streek van het
noodlot Doch in zijn praktijk had hij
al heel wat gezien.
Gustaaf had over dat noodlot ech
ter nog heel wat te zeggen, toen zij
eindelijk veilig in een rijtuig zaten
met het krijschende dier, op weg naar
Laura's getrouwde zustor bij wie zij
voorloopig in zou kunnen wonen.
Toen hij echter het bedroefde ge
zichtje van Laura zag, hield hij op
en begon hij haar voor te rekenen,
dat zij met een deel van de 8000 gul
den, die toch nog altijd voor hen wa
ren, hun huis heel aardig zouden
kunnen inrichten en nog oen somme
tje op zij leggen bovendien.
„Nu gaan we zoo gauw mogelijk
trouwen, zei hij. Hadden we alles ge
weten, dan zouden we nu al 5 jaar
man en vrouw zijn geweest
Terwijl Lora met zijn kooi naar
binnen werd gedragen, trachtte hij
door den bedekten doek hoon zoo veel
mogelijk onheil aan te richten. Hij
beet, krijschte, krabde, en toen hij
eindelijk op zijn plaats van bestem
ming was neergezet, maakte hij zoo'n
spektakel, dat ten slotte de heele fa
milie tot wanhoop werd gebracht
Laura noemde hem bij de liefste
naampjes doch het duurde langen
tijd, eer zij het kwaadaardige beest
eenigermate tot kalmte had gebracht
Daarbij bemerkte zij, dat do kooi wel
eens eon flinke beurt mocht hebben,
want in de laatste dagen had natuur
lijk niemand er aan gedacht, haar
schoon te maken.
Toen zij de oDderste schuif wilde uit
trekken, zag zij met verbazing dat
deze zorgvuldig met een stevig koord
je was vastgebonden. Merkwaardig!
Het is waar, tante Laura had altijd
zelf den vogel verzorgd en daardoor
had zij dit nooit eerder bemerkt. Mis
schien had Lora wel eens geprobeerd
de vlucht te nemen, als de schuif uit
de kooi was genomen. Met de noo-
dige voorzichtigheid maakte zij het
koord los en trok zij de schuif uit
Doch plotseling gaf zij een schreeuw,
en zonk zij bevend in den diolitstbij-
staanden stoeL Want onder de schuif
lag een groote enveloppe en toen zij
deze er uit genomen had, las zij in
tante Laura's karakteristieke hane-
pooten de beteekenisvolle woorden:
„Mijn testament".
Op haar geschreeuw waren Gustaaf
en de heele familie toegesneld- Zij
stonden nu allen om haar heen
staarden verbaasd den schat aan,
dien Lora zoo uitstekend had behoed.
Het couvert was niet gesloten en sid
derend trokken zij het papier er uit,
dat zij ontvouwden.
Onder lachen en huilen sloeg Lau
ra haar armen om Gustaafs hals.
Tante Laura had gespaard, voel meer
dan men vermoed had. Doch in de
eerste plaats erfde Laura de lionderd-
duizend gulden, terwijl de laatste zin
van het testament luidde: „Hij of zij
van mijn familie, die zich liet Lot van
mijn papegaai Lora aantrekt, krijgt
15.000 gulden.
Kort daarna stonden de twee voor
de kool van Lora.
Door al de opwinding was de vogel
niet vriendelijker gestemd.. Woest
sloeg hij met de vleugels en hij
krijschte zoo onharmonisch als hij
maar kon, en onderwijl boet hij naar
alles wat in zijn nabijheid kwam.
Maar toch knikte Laura hem toe-
der toe.
Gustaaf echter had een zeer onbe
hoorlijke gedachte.
Lijkt hel beest niet wat op tante
Laura? vroeg hij.
(U. II. <M.)
Het glansnuinmer.
Op een warmen Juli avond ver
drong zich een dichte menigte voor
den, volgens het aanplakbiljet, meest
bezochten schouwburg van Amerika.
De verlaagde zomerprijzen en de be
hoefte zich na den warmen dag een
verzetje te gunnen, hadden de men-
echen, voor zoover ze do stad nog
niet voor optrekjes buiten verlaten
hadden, doen stroomen naar deze
luchtige teut, waar de bezoekers met
vroolijke zaken werden bezig gehou
den.
Luchtig gekleede dames draaiden
rond op haar teen, terwijl beide bee-
nen een rechten hoek vormden liee-
ren bewogen zich voort op rijwielen
zonder zadel, pedalen of stuur, uero-
balen spotten met alle wetten van
evenwicht en zwaartekracht; er wa*
ren zangeressen en zangers, muzika
le clowns on athleten, schilders zonder
armen en een kop zonder romp Tot
slot werd op het programma een ko-
mediestukie toegezegd.
De voorstelling vorderde, het eene
nummer volgde op het andere en zoo
juist had een jongen in een met goud
beslikt pakje, die dienst deed als por
tier, controleur en regisseur, die rae-
dedeelingou aan het publiek doet. als
er iets mede te deelen viel, aangekon
digd, dat nu „Mejuffrouw Helena"
zou worden vertoond.
Het scherm ging op, maar het voet
licht was uitgedoofd hifi tooneel stol
de voor een buscliachtig landschap,
waarin mcu op 't eerste gezicht niets
kon onderscheiden. Maar dadelijk
erd een bundel verblindend, hel
licht op het tooneel geworpen en dit
licht vestigde de aandacht op een
kind, dat zich daar reeds sedert het
omhoog guan van het scherm bevond.
De kleine meid kou een jaar of zes
oud zijn. Ze was gekleed als danse-
ui vleescbkleurig tricot, met bloo-
te armen en ze zond met baar dunne
ingertjes kushandjes snel achtereen
de zaal in. Ze zag er allerliefst uit met
haar teedoie blauwe oogen en haar
goudblond haar. Ze voerde met haar
kleine voetjes eenige danspassen uit,
bewoog zich bevallig heen en weer en
het zou heel aardig zijn geweest, zoo
het niet tevens wat pijnlijk had aan
gedaan.
Ze leek zóó lief, klein en frisch, zóó
onschuldig en zoo zacht in deze om
geving, dat van alle zijden, zoo van
vrouwen als mannen, bewonderende
uitroepen weerklonken en toen zij ein
delijk op de punten van beide voeten
stil bleef staan, terwijl ze opnieuw
kushandjes om zich heen wierp, da
verde de zaal van toejuichingen.
Méér dau éen moeder of vader dacht
aan baby, die thuis rustig lag te sla
pen en zei daarbij zacht.: hoe jam
mer, arm kind, ze moest óok al lang
in haar beoje liggen. Maar deze ver
standige ouders juichten er niet min
der hard de kleine om toe, bekoord
als ze waren door de sierlijkheid van
haar persoontje.
De toejuichingen begonnen juist te
verstommen, toen zich een geraas
deed hooien onder de menigte, die
achter do banken der parterre stond
toe te zien.
Een man trachtte zich door de mas
sa te dringen, niettegenstaande de
protesten en de pogingen om hem te
gen te houden. Hij was groot en
breed, had bruin haar en een knap en
sympathiek gelaat, maar zijn bleek
heid en zijn verschrikte oogen verrie
den een hevige ontroering.
Nelhe, riep hij met smeekende
stem, Nellie, herken je me dan niet
En hij strekte vol verlangen de ar
men naar het kind uit.
Op dezen kreet vol teederheid en
angst verstomde als bij tooverslag het
rumoer. De man was stil blijven
staan aller oogen vestigden zich
nieuwsgierig op hem. Het meisje zag
hem verbaasd, nog niet begrijpend
aan. Daarop plotseling
Papa, papa. neem me mee
Zóó riep ze onstuimig en de kleine
stem klonk helder onder het angstig
zwijgen der toeschouwers.
Waar is je moeder, liefje vroeg
de man.
Ze is dood, antwoordde het kind.
Hoe gelukkig, dat u me gevonden
beeftAch, neem me mee
Ja, lieveling, ja dadelijk.
De vader beproefde opnieuw zich
een weg naar het tooneel te banen
door de menigte. Twee zaalbedienden
snelden op hem toe en grepen hem bij
de armen, de pianist, de cenige muzi
kant in de tent, kwam óók te hulp.
Laat uie begaan, brulde de man,
zich krachtig verwerend om zich los
te maken. Dat is m'n dochtertje, zeg
ik jelui en ik wil ze meenemen.
Plotseling werd bet voetlicht ont
stoken en tegelijkertijd trad uit de
coulissen een man van een streng en
bevelend uiterlijk. Hij legde zijn hand
op den schouder van de kleine danse
res.
Wat is er toch? Wat beteekent
dit schandaal vroeg hij. Ik ben de
Impressario van mejuffrouw Helena,
haar moeder heeft liaor aan mij toe
vertrouwd. Ze krijgt goed eten, wordt
goed gekleed en verzorgd, wat wil ze
meer
Ik wil mijn papa. mijn lieve pa
pa, zuchtte het kind.
En dien zul je hebben ook, lieve
zeid© do vader.
Neen, verklaarde de impressario,
dat zal niet gebeuren.
Óp deze brutale weigering wendde
de ander zich tot het publiek als om
het algemeen oordeel in te roepen.
Heeren, zei hij. Nellie is mijn
dochter. Haar moeder heeft me verla
ten, is twee jaar geleden gevlucht en
heeft het kind meegenomen in twee
Jaar had ik het niet gezien en zoc
juist vind ik het toevallig terug...
Geef hem zijn kind terug, of an
ders.... en de dikke heer van de par-
terra. die deze woorden «Drek. illus
treerde ze door een bokshouding aan
te nemen. Het werd een algemeene
beweging vrouwen weenden en man
nen schreeuwden bedreigingen tot
den hardvochtigen impressario.
Laat de vader het kind meene
men I
Je hebt geen recht het te houdenl
Weg met den impressario, slaat
hem dood
Lyncht hem 1
Tegenover deze algemeen vijandige
houding had de man zijn zelfvertrou-
roeds verloren, maar nu kwam
de directeur van don schouwburg tus-
schenbeidon.
Darnes en heeren, ik heb alles ge
hoord en u begrijpt wel, dat mijn
theater een dochter niet aan haar va
der wil ontnemen.
En zich daarop tot den impressario
wendend, zei hij minachtend
Geef het kind aan dezen heer te
rug en maak, dat je weg komt 1
Meteen nam hij het meisje in zijn
armen en legde haar in die van den
vader, dio buiten zichzelf van vreugde
het kind, dat de armpjes om zijn hals
sloeg, tegen zich aan drukte.
Dank u. mijnheer de directeur,
dank u uilen nu ben ik gelukkig 1
De menigte week voor hem terug en
de vader verwijderde zich met zijn
kostbaren last.
Toen de opgewondenheid een wei
nig bedaard was, kostte het don di
recteur weinig moeite liet publiek te
doen begriinen, dat na dit kleine, blij-
eindigende trcurspel, geen der toonee-
listen meer in slaat zou zijn z'n rol
le vervullen in hei aangekondigde ko
mediestukje. Ieder giug dus naar
huis, nog vol van het gebeurde.
Een half uur later in de schouw
burg tent.
Nu, dat is niet slecht gegaan,
zegt de gewaande vader van zoo
straks.
Prachtiguitstekend gespeeld.
Je hebt je kranig gehouden, oude I
En Nellie dan, hè?
't Is bewonderenswaardig van
die kleine
Ik kreeg er werkelijk bijna tra
nen vau in de oogen.
Jammer, dai de truc maar eens
in dezelfde plaats kan dienen merk
te de impressario op. En ze dronken
met bun drieën op den goeden afloop
van het glansnummer.
OP JACIIT MET DE CAMERA.
Onder dezen titel geeft „Androclcs''
een artikel, waaraan we het volgen
de ontleenon
De ontdekking van een sport, welke
het schieten van groot wild vervan
gen kan, en die. zonder het wreed e en
roekelooze vernietigen van dieren
levens. toch allee in zich vereemgt
wat dat jachtvermaak voor velen zoo
aantrekkelijk maakt, danken wij aan
meer dan één sportman, en niet in
de minste plaats aan A. Itodclyffe
Dugmore, den schrijver van 't prach
tige en kostbare werk „Camera Ad
ventures in the African Wilds".
De afbeeldingen van dieren, in dit
boek verspreid, zijn directe fotogra
fische reproducties van de oorspron
kelijke foto's, zonder eenig retouchee
ren of andore bedrieglijke verfraai
ing. De titelplaat is een prachtige
bliksemfoto van een leeuw. Op het
oogenblik, dat de foto genomen werd,
was de leeuw op twaalf meter af
stand van den photograaf en zijn
makker, die onder een doornboschje
gebukt zaten.
Dugmore beschrijft in zijn boek,
hoe hij te werk ging om leeuwen op
te nemen. Ze bouwden op twaalf me
ter afstand van een pas gedooden
zebra hun doornige schuilplaats.
Dicht daarbij werden twee camera's
en een bliksernto&stel opgesteld, en
als de nacht inviel, kropen ze vol ver
wachting in hun schuilhoek. Deu eer
sten nacht gebeurde er niets, behalve
gebrul van leeuwen, wat op een
oogenblik vlak bij klonk. Den volgen
den nacht was er geen maan en de
duisternis was overweldigend. Na
een uur of wat gewacht (e hebben,
dook plotseling een groote leeuw vlak
bij den zebra op. De leeuw loopt even
zacht als een kat en nadert onhoor
baar.
Hoezeer Dugmore ook naar de foto
verlangde, was hij wel wat bang, het
bliksemlicht te doen schijnen, want
wat moesten ze doen als het dier hen
aanviel? Nadat het licht geschenen
heeft kan rnen een minuut of wat
niets zien. zoodat de leeuw op hen aan
zou kunnen komen en hen bespringen
en voor het schieten te laat zou zijn.
Toch maakten zij licht en kregen twee
goede foto's. „Overdag zou het al
prikkelend genoeg zijn, orn zoo vlak
bij een leeuw te zijn", schrijft Dug
more, „maar in de beangstigende
duisternis is het heel wat erger nog.
Natuurlijk kan de leeuw evengoed bij
nacht als bij dag zien."
Bij eene andere gelegenheid wei
gerde het bliksemlicht en was de
schrijver op het punt zijn doornbe
schutting te verlaten om de camera
te onderzoeken, toen zijn metgezel
merkte, dat de leeuw terugkwam,
en nog juist bijtijds waarschuwde,
want hot dier was geen vijf-en-twin
tig meters ver. Daar het niet. moge-
liik was den leeuw te fotogrnfeeren,
werd hij doodgeschoten het gebeur
de nog meer dan eens, dat He gele
genheid. om een grooten leeuw te
schieten voor deze haristochlel.jkc
fotografen oen al te groote verleiding
was en dat de buks de plaaus vun do
camera innam.
Dieren van allerlei soort kunnen
genomen worden, hetzij do leeuw,
de rhinoceros, of de zebra, of som
mige der talrijke aiitilopensoorten. In
de stilte van den tropischen nacht
klinkt het minste geluid schrikwek
kend hard, zelfs hel vreemde blaffen
van den zebra of het gehuil van den
hvena, om niet te spreken van hel
gebrul van den lo.euw. Dikwijls ton
nen de dieren argwaan en dalen zij
niet af naar de bron. Zoo kwam ge
durende een hunner eerste nachten
een kudde van honderdrlertig prach
tige zebra's tot op een dertig of veer
tig meter afstand van hel toestel,
maar niet binnen het bereik daarvan,
en hielden zn de fotografen vijf uur
lang in zenuwachtige spanning, tot
zii bij het licht van den morgen ver
dwenen zonder opgenomen te zijn.
De schrijver bracht driehonderd fo
to's van Afrikaansche dieren mee
naar huis en zegt terecht, dat zij tro-
nheeën van meer belang en hooger
waarde voor den echten natuur
onderzoeker zijn dan de prachtigste
verzameling gedroogde koppen en
horens, die ooit uit dat land zijn in
gevoerd.
KATTENVERHALEN UIT IIET
„STRAND MAGAZINE".
Hoe roei verwonderlijke geschiede
nissen zijn er niet verteld van den
moed en de slimheid van honden.
Voor ieder verhaal betreffende een
kat, kon men veilig aannemen, dat
er tien zijn van een hond, wat bui
tengewoon is, wanneer men in aan
merking neemt, dat er mensclien zijn,
die mecnen, dat katten veel slimmer
zijn dan hun gezworen vijanden, de
honden, en dai er ongeveer viermaal
meer katten dan honden zijn. In Lon
den alleen leven zeshonderdduizend
katten. Bewijst dat niet de grootere
populariteit van de kat 1
In elk geval trekt het beste katten-
verhaal de aandacht van ceu zeer
hen kring lezers. Iedere katten-
vriend heeft zijn eigen lievelingsver
haal. en de anecdoten, waarin katten
een hoofdrol spelen, behooren zeker
tot de interessantste.
..Zoo bezat een familie in Callan
der". schrijft Lady Lyall, „een kater
met oen bijzonder karakter, wien zij
niet onverdiend den naam Nap ga
ven. Al de voorbeelden van Nap's bui
tengewone slimheid kan ik niet op
men, want ze waren talloos, maar
een Ls er. dat zijn veldheerstalent in
een sterk licht plaatst. Terwijl de
keukenmeid niet oplette, nam de kat
een stukje vleesch weg en was juist
bezig zich uit de voeten te maken,
toen de ineid hem zag. Van plan hem
te grijpen en te straffen, volgde
hem op haar teenen. Ze zag hem n
een hoek van de plaats loopen, waar
een rattenhol was, en hem, in plaats
van het zelf op te eten, het k
vleesch neerleggen bezijden de ope
ning van het hol. Toen liep Nap vast
beraden eenige schreden van daar,
zich verbergende om den uitslag af te
wachten.
Het duurde niet lang, of er ver
scheen een rat Dadelijk was Nap op
zijn qui-vive De rat begon met het
stukje vleesch te werken, maar eerst
op bet juiste oogenblik nam Nap een
vervaarlijken sprong en plantte zijn
nagels Ln de huid van de rat Hij
bracht het lokaas een eindje van daar
liet het liggen, en liep met zijn prooi
weg."
„De kattengeschiedenis, die ik het
aardigst vind", zegt Mr. Wain, een
der beste kattenkenners en beschrij
vers, „Ls die, waarin een bekend
klooster, een kat en een etensbel voor
komen. lederen dag werd op een be
paald uur de bel geluid de monni
ken en de kat traden tegelijk do eet
zaal binnen en gebruikten gezamen
lijk hun maal. Op zekeren dag was
de kat echter opgesloten ln een ka
mer, gelegen in een ander gedeelte
van het gebouw, toen het diner werd
aangekondigd. Later op den middag,
toen ze werd bevrijd, liep zij regel
recht naar het refectorium, Maar de
eetzaal was slechts met leege tafels
gevuld. Binnen weinige minuten wer
den de monniken opgeschrikt door
het luiden van de etensbel. Eenige
kwamen aangesneld naar de plaats
waar zij cle kat, hangende aan het
bellekoord, bezig vonden met lui
den. Het was de gezondste katten-
logica: c-r was nooit een maaltijd zon
der luiden daarom heeft men maar
te luiden en het eten komt op ta
fel 1"
„Eens", zegt mevrouw Burstall,
„merkten wij, dat onze dagelijksche
krant verdween, spoedig nadat ze in
huis was gelegd, on dat ze, schoon we
er zorgvuldig naar zochten, nooit
kon teruggevonden worden. Eindelijk
zag ik. zekeren dag, de kat met haar
poot deur van een kast openen, en
omdat dat moeilijk ging, hielp ik
haar en zag de vermiste kranten
daarin, in stukjes verscheurd, liggen
om er voor haar jongen een warm
bedje van te maken. De kat namelijk
was niet tevreden met het bed, voor
haar gereed gemaakt en bestaande
uit een mand geplaatst in een kast
van de provisiekamer, maar gedu
rende een week bracht ze, eiken dag,
geheele kranten naar de eetkamer,
om er daar een bed van te maken
naar haar zin."
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 177 van J. DEN-
TROUX.
m
9
m
,L
a
m
a
0.
m
m
B
m
m
m
m
h.
m
m
m
ik
m
m
a
SS?
m
a
Zwart schijven op 3, 7, 8, 9, 12. 17, 18, 20, 22, 23, 25 en dammen op 13
en 47.
Wit schijven op 14, 16, 21, 26, 31, 32, 33, 35, 36, 37, 38, 50 en dam op 45.
Probleem No. 178 van E. ROMANI.
vv\
m
i,.
,-j>,
m?'
47
4»
t>u
Wit
Zwart schijven op 2, 4, 5, 7, 8, 9, 10,
Wit schijven op 16, 18, 19, 22, 26,
Oplossingen van deze probleoms
worden ingewacht aan bovenge
noemd adres, uiterlijk Dinsdag 23 de
zer.
Oplossing van probleem No. 173 van
den auteur: Wit 37 - 31, 45 - 40, 36 -
31, 31 - 27, 33 24, 41 - 37, 47 71
Oplossing van probleem No. 174 van
den auteur: Wit 43 - 38, 13 - 8, 23 -
19, 47 - 41, 34 - 29, 30 6!
11, 15, 17, 30 en dam op 47.
28, 29, 33, 36, 37, 38, 41 en 40.
Goede oplossingen van beide pro
bleoms ontvingen wij van de hoeren
R. Bouw, Joh. H. Blom, J. Dijkstra,
P. J. Eype, D. G. Koning, W. J. A.
Matla, II. A. Meyll, Patrizio Ottolini,
C. Serodini, B. Slokker, J. Sonntag.
In onderstaanden stand is «wart
aan de beurt van spelen en
remise, hoe is dat mogelijk?
Zwart
19 8 4
II,