NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
28e Jaargang. No. 8324.
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1910 B
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN
PER DRIE MAANDEN:
Voor Haarlem1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente)„1.30
Franco per post door Nederland1.65
Afzonderlijke nummers0.02 H
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37
„de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Lonrens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM.
ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels 50 Cts.: iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels ƒ1.—, elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regel.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing:
50 Cts. voor 3 plaatsingen k contant.
Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53.
Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA
Warmoesstraat 7678, Amsterdam. T^lephoon interc. 6229.
TWEEDE BLAD.
Haarlemsche
Handeïsvereenigïng
Goedgek. bij Kon. Besl. i
De Haarlemsche Handelsvereeni
ging hier ter stede, opgericht 10 Mei
1802, heeft in den loop van den tijd
wel haar recht van bestaan bewezen.
In zeer vele gevallen, zaken van ver
schillenden aard betreffende, is zij
opgetreden en dikwijls met groot
succes. Jammer echter, dat men alge
meen niet meer blijk geeft, dit te
waardeeren, door als lid der Vereeni-
gtng toe te treden. Er zijn wel meer
dau ÜÜO leden, maar dat is niet vol
doende. Elk handelaar, neringdoen
de, ju zelfs particulieren, moesten lid
worden, om ten minste te laten gevoe
len, dat men hel werk op prijs stelt,
dal de Huarleiusche Handelsvereeni
ging steeds opneemt, als doende, wat
hare hand vindt om te doen.
De voordeelen, die de Vereenïging
builen hare bemoeiingen van ver-
Bchillendeu aard, haren leden aan
biedt, zijn zeer vele en zeer groote
tegenover de geringe jaarlijksche
contributie van 3.50, die gevraagd
wordt.
De Hatirlemsche Handelsvereeni
ging bemoeit zich in de eerste plaats
er mede, de belangen van hare leden
te bevorderen, door onwillige beta
lers voor hen tot betaling aan te
manen en information voor hen in te
wuuieu. Bovendien hebben de leden
het recht, het hun gratis te verstrek
ken advies van den rechtsgeleerden
adviseur der Vereenigiug te vragen,
die ook in proceduren en faillisse
menten gratis voor hen optreedt, na
tuurlijk alleen voor zaken betreffende
den handel en het bedrijf der leden.
Als proef kunnen voortaan nieuwe
ledeo voor een half jaar worden aan
genomen, doch slechts het'2e halfjaar
(van 1 November tot en met 30 April)
ad I 1.75 de halve contributie.
Rechtsgeleerde adviseurs der Ver
eenigiug zijn de heeren Mrs. Th. de
Haan Uugenhollz en A. H. J. Merens,
Spaarue 94, alhier, die voor de leden
alken werkdag van 2—4 uur des na
middags zijn te spreken.
Het bureau der Vereeniging is ge
vestigd Jansweg 11.
Voor incasso s door bemiddeling
der Vereeniging wordt een vast
recht van 5 pet. der vordering bere
kend.
Bovendien moet 10 cent voor port
steeds worden bijgevoegd, bij Inzen-
iiug van vorderingen door bemidde
ling der advocaten te innen.
De kosten van informatiën naar
buiten de stad woonachtige personen
bedragen 60 cts. per informatie, plus
vijf cents porto-vergoeding. Informa
tion naar binnen de stad wonende
personen worden gratis verstrekt.
Pretentiën op buiten de stad wo
nende personen worden niet behan
deld, wanneer niet 10 cts. voor porto-
vergoeding is toegevoegd.
Ruim 1748 informatiën en rechts
geleerde adviezen werden in het af-
geloopen jaar gegeven.
In Juni en Juli 1910 zijn 89 vorde
ringen tot een bedrag van f 1843.25
betaald; 16 vorderingen worden af
betaald, 13 vorderingen zijn uitge
steld.
Volgens art. 7 dient het geheim der
lijsten van wanbetalers ongeschon
den te blijven.
Alle brieven, aanvragen, reclames
of wat ook, moeten worden geadres
seert aan het Bureau, dat geopend is
verdere inlichtingen zijn te bekomen.
Het Bestuur heeft bemerkt, dat men
soms meent, dat men, hoewel geen
Lid der H. H. V.. toch van haar infor
matiën kan bekomen, en brengt nu
nogmaals eu uitdrukkelijk ter kennis
dat alleen aan leden der Vereeniging
informatiën door haar worden ver
strekt, en dat voor informatiën op
hier ter stede woonachtige personen
nooit betaling mag worden gevor
derd
HET BESTUUR.
Parijsche Brieven
CCXXXVI.
Op den Boul' Mich'. Ongeveeir twee
honderd toeschouwers in een kring.
Middenin de „casseur de prierres",
een bekend Parijsch type een open
lucht-kunstenaar of -kunstenmaker,
die steenen aan stukken slaat, dooi
er met zijn hand, omwonden met een
doek, die het midden houdt tusschen
een zakdoek en een dweü, hard op te
beuken. Een lange schrale man, hee-
leinaal niet atlüetisch gebouwd. Geen
biceps als kokosnoten. Integendeel:
magere armen, doch waar de spie
ren doorheenloopen, als waren het
staaldraden. Zoo lieb ik mij in mijn
kinderjaren den bouw van Lederkous
gedacht, Lederkous uit het boek van
James Fenimore Cooper.
„A-hao!" kreet hij, en zijn groote,
grove hand sloeg bliksemsnel een
stuk van den harden straatsteen af
„A-haol A-haoI A-haol in weinig
tellen was de steen te morzel ge&lu-
gen.
Een tweeden steen sloeg hij aan
stukkeu op... het hoofd van een hel
per. Welk een harde kop! Wel was
ei- een soort van kussentje tusschen
kop en steen maar, „tout de mé-
me'wat 'n hard hoofd- Daar kun
nen niet veel hersens in schuilen.
Ik peinsde op ijzig Teulonische wij
ze over de zonderlinge „petits mé
tiers' van Parijs, t j iemand naast
me zich nieuwsgierig tot mij wendde
en vroeg:
Kijkt de specialileitentheater-
artiest belangstellend naar zijn kunst
broeder van de straat?
Half verwonderd, half verontwaar
digd keek ik om. De man, die me had
toegesproken, maakte den indruk
van een gedegenereerden schilder.
Zijn haren en zijn baard groeiden
welig en in verschillende richtingen.
Zijn neus was roodgetint. Zijn fluwee
len pak scheen den Fransch-Duitr
sclien oorlog meegemaakt te hebben.
Een oogenblik dacht ik er aan hem
hooghartig te antwoorden. „Pardon"
mijnheer, ik dien de Koningin der
Aarde; ik ben journalist!" Doch bij
tijds bedwong ik mij met Socratische
kalmte en wijsbegeerte. Kan die man
het helpen, dat mijn exotisch uiter
lijk hem deed. denken aan vliegende
trapézes, en dergelijken? Immers
neen! Dies sprak ik:
Ja, ik kijk met giroote belang
stelling naar dien steonenstukslaan-
der.
Mijn buurman streek met zijn rech
terhand door zijn verfomfaaiden
baard, wees met de linker naar den
„casseur de pierres" en zei:
Ziet u zijn portret, ten voeten
uit, op zijn rechter bovenarm?
Ja.
Dat is m ij n werk.
All! Tatoueert u de menschen?
Om u te dienen. Ik ben „tatou
eur' van beroep, de eenige de groote
tatoueur van Parijs... Wil ik u ook
eens zoo'n poppetje op uw lichaam
maken?
Wat kost het?
Dertig sous voor een enkele fi
guur. Voor symbolische giroepen
naar gelang van het werk.
Doet bet pijn?
Een heel klein beetje. Niet meer
dan die jongen nu voelt, op wiens
hoofd uw collega den steen aan stuk
ken slaat.
Hm... Weet u wat?.... Ik betaal
u dertig sous en mag daarvoor een
tatoeëerende,bewerking van u op een
andermans lijf Bijwonen.
Hij glimlachte, knipoogde en ant
woordde
Ik zie aan uw omereelte handen
en merk aan uw voorstel, dat u jour
nalist zijt. Geef me vijf francs en u
kunt morgenmiddag tegen twee uur
op mijn atelier zien. hoe ik mijn kunst
uitoefen op twee sujetten, die ik voor
morgen besteld heb.
Top
F.en dag later.
Zijn „atelier" bleek een smerig zol
derkamertje op den Boulevard Ro-
chechouart te zijn. Eenige teekenin-
gen en schilderijtjes hingen in onbe
vallige wanorde aan den wand. Twee
wrakke stoelen, een scheevc tafel, een
oude petroleumlamp stijl 1800 en een
ingedeukt veldbed maakten zoowat
liet eansclie meubilair uit. Op de tafel
lagen een album, velletjes teekenpa
pier, potlOOden, staafjes Cliineesche
inkt, pennen, naalden, elsjes, een bak
met water en een spons.
Hij was juist bezig, zijn eerste
„sujet" te bewerken, een forsch ge
bouwden man, die mij wantrouwend
aankeek. De kerel, die een gezicht
had, waarop de zonde en de ellende
zich onuitwischbaar hadden gegrift,
hield zijn naakten rug gespierd als
die van éon gladiator gekeerd te
gen zijn bewerker, die er eerst, met
een potlood, oen gezicht op teekende;
daarna in de lijnen prikte met een
in vloeibaar gemaakten Chineeschen
inkt gedoopte naald, terwijl hij met
de andere hand de huid van zijn sujet
zoo strak mogelijk gespannen hield
vervolgens het geheel afwiesch met
een natten spons.
Die bewerking duurde ongeveer een
half uur. Door middel van twee hand
spiegels liet de „tatoueur" zijn sujet
de afbeelding op diens rug zien.
C'esl bicn lui?
Oui, assez, mon vieux. Merci.
En de tevreden krachtmensch reikte
den huidbeprikker anderhalven franc
uit.
Toen nummer één weg was, vroeg
ik den prikker
Wiens portret hebt u op zijn rug
geprikt
Van zijn grootsten vijand, dien
hii „zoekt". „J'en ai plein ie dos",
wilde hij. inet dat gezicht op zijn rug,
allegorisch zeggen. Dat zal wel op een
misdaad uitloopen. „Fen ai plein le
dos" jn, hij heeft er genoeg van,
van zijn vijand. Hij had van dezen
nog een oude photo en daarnaar heb
ik het gezicht.... gegraveerd. Ja,
weet u, ik heb vroeger de Beaux-Arts
bezocht en heb voor graveur gestu
deerd. Ik graveer nu op menschen
huiden. Men moet leven, niet Ik
klaag intusschen niet. Mijn baantje
brengt me genoeg op.
Maar wat is het dom, dat zoo'n
kerel zich uit eigen beweging brand
merkt eu op die wijze, in geval van
misdaad, de nasporingen van de po
litie als het ware in de hand werkt.
Ja. stom is het. Maar wat zal ik
u zeggen Het schijnt, dat door een
wiize wereldbeschikking juist de erg
ste galgebrokken het meest verzot zijn
od het ülustreercn van hun lichaam.
Er zijn er, die van top tot teen getee-
kend zijn. Enfin.... tant mieux pour
moi. Hun domheid bezorgt me voor
een groot gedeelte mijn kostwinning.
A propo6, schrijft u er eens over, dut
ik eigenlijk een stille medewerker van
naDa Bertillon hen. Misschien krijg
ik daardoor wel het Legioen van Eer
Ha, ha, ha 1
De prikker had een prikkelenden
lach. zoodat ik mcè moest lachen.
Zijn uw teekeningen onuitwisch
baar
Natuurlijk. Ik ben een artiest in
miin vakAlleen kan ik, met wat
handigheid en lijnen-comblnatiever-
moaen. over een oude teekening een
nieuwe heen prikken. Zoo'n verzoek
wordt mij niet zelden gedaan door ge-
tatouéerden, naai- wie de politie
zoekt.
Geeft u hen dan niet aan
Oók een vraag Merci. Ik heb
mijn leven veel te lief. En ik eerbie
dig bet ambtsgeheim
Nummer twee kwam aan de beurt
Het was een vrouw van omstreeks
dertig jaar.
Geen wraakgevoel dreef haar lot
den tatoueur. Integendeel. Op haar
rechter onderarm moesten twee trek
kebekkende tortelduifjes geprikt, wor
den. waaronder, in sierlijke letters,
de woorden: „Gugusse, je t'aime pour
touiours
Zij gaf teekenen van pijn. Doch al
ras deed de liefde haai a Mes verdra
gen. Er zijn dus wel degelijk geval
len waarin men de spelde- of naalde-
nrlkken des levens manmoedig ver
draagt.
Toon zij. na den prikker uitbundig
voor zijn mooi werk te hebben be
dankt, was heen eega an, zei ik
Die Gugusse moet wel een bijzon
dere kerel zijn. dat hij een eeuwige
liefde weet te in spire eren.
De lichaamsillustrator antwoordde,
terwijl hij zijn oogen haast dicht
kneep
Ik denk. dat ik over een paar
maanden Gugusse zal moeten bedek
ken met Armand of Ugène of Pier
reTant mieux pour moi*1 Stand
vastige liefde doet mijn potje niet
koken
OTTO KNAAP.
Van de Residentie en Raar
lewoners.
LIX.
Het is nog niet zoo lang geleden,
dat ik een opvallende onjuistheid iu
een politierapport signaleerde. Dit
vermeldde dat de eerste hulp bij een
zwemongeval door een agent ver
leend was en later bleek, dat de pa
tient allang op het droge eD reeds
weer bij kennis was, toen de politie
kwam opdagen.
Dit voorval het had te Scheve
ningen plaats staat nu niet meer
op zichzelf.
Bij een ongeluk aan het strand
aan een sergeant overkomen, zou een
agent reddend zijn opgetreden en een
paar dagen later zou een andere po
litieman een persoon, die bij het
zwemmen afdreef en bewusteloos aan
wal gebracht werd, tot bewustziju
gebracht hebben. Op beide bewerin
gen is tegenspraak gevolgd; het moei
lijke werk werd door burgers gedaan.
De indruk, dien verschillende per
sonen van een zelfde gebeurtenis, kun
nen krijgen, kan zoo verschillend
zijn, maar wel is het toevallig dat of-
ficieele lezingen van een voorval tel
kens gunstiger zijn voor de machts
vertegenwoordigers dan de offici
alise.
Bepaald opzet behoeft niet aanwe
zig te zijn de rapporten toch zijn
vermoedelijk niet door denzelfden
man gesclureven een samenloop
van toevallige omstandigheden kan
soms tot zonderlinge conclusies voe
ren, doch het is wel raadzaam dat de
Scheveningsche politie zich goed be
denkt voor zij een pluim aan een
agent geeft ter zake van bewezen
hulpbetoon.
Misschien maakt de zware dienst
op de badplaats de agenten wat min
der nauwkeurig dan gewoonlijk. Er
wordt daar heel wat van hen ge
vergd, vooral 's avonds laat als
„heeren" en „dames', van den zoo
veelsten rang, talrijker worden dan
wel gewansebt is. Verleden jaar is in
den omtrek van het Kurhaus eens na
middernacht een razzia gehouden
met gevolg, dat een groot dozijn ver
tegenwoordigers van het gilde der
duisternis op het bureau belandde
en verschillenden konden daar blijven
ook, want het bleek dat ze gesigna
leerd stonden.
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAG AVONDPRAATJE.
Het is niet goed mogelijk meer, ook
niet voor ons die dan toch jarenlang
het oude stationsgebouw te Haarlem
hebben gekend, om ons er een denk
beeld van te maken, hoe het er wel
heeft uitgezien. Nieuwe beelden ver
dringen de oude maar al te vlug uit
het geheugen en we zijn in een paar
jaar tijds al zoo aan de weelde van
groote wachtkamers, ruime perrons
en breede trappen gewend geraakt,
dat t welhaast schijnt of 't zoo ge
weest is van 't jaar 1838, toen de eer
ste trein van Amsterdam naar Haar
lem reed, af. Wie zich de oude barak
nog goed voor den geest wil halen,
make een reisje naar Zutfen. Toen ik
er onlangs was, voelde ik me als op
't oude Uaarlemsche station, in een
groezelige, verouderde, benauwde om
geving. waar evenals indertijd bij ons
kunst- en vliegwerk moest worden
toegepast, om alles behoorlijk cn zon
der ongelukken te doen marchceren.
We zijn aan de weelde gewend, zei
ik en houd ik vol en toch zijn we er
ook weer niet aangewend. Ja zelfs ge
loof ik, dat we er niet aan wennen
zullen, wanneer geen andere maatre
gelen worden genomen. Van het
Aiucrsfoortsche station wordt gezegd,
met een toespeling op de lange per
rons, dat je op tijd aan 't station
kunt wezen en toch te laat voor den
trein. Diezelfde overvlood van ruhn-
to belet wel het gedrang aan ons
Uaarlemsche station, maar maakt
het zoekrn van jo trein niet gemakke
lijker. Vooral niet voor wie naar
Noordholland moeten vertrekken.
Soms staat de trein voor Alkmaar aan
het westelijk uiteinde van 't station,
naast die voor Zandvoort, een ande
ren keer moet je instappen aan het
Noordelijke perron, waar do treinen
naar Rotterdam aankomen. De sta
tions-ambtenaar vindt dat verschil
doodeenvoudig, de eerste soort van
treinen is die, welke uit Haarlem als
eindpunt vertrekt, de tweede die van
Amsterdam komt en zoo verder gaat.
Maar dat onderscheid blijft voor den
gemiddenden reiziger ten eeuwigen
dage verborgen, hij zoekt zijn trein en
dwaalt langs de groote perrons, tot
hij een official ontmoet, die hem
op den weg helpt.
Dat vragen om inlichtingen aan
een station heeft geen eind. Ik breng
lof aan ambtenaren en beambten
voor het onuitputtelijk geduld, waar
mee ze die vragen altijd weer beant
woorden (een anlwoord-uutomaat kan
er niet lijdelijker onder blijven) maar
het moest niet noodig wezen. De rei
ziger behoort zelf zijn weg te kunnen
vinden. Op ons station lijkt het er
niet naar. Wel vinden wo aan de
uiterste hoeken van 't stationsgebouw
bordjes die weinig in 't oog vallen,
met vermelding van do vertrekuren
in verschillende richtiug, maar waar
de treinen aankomen kun jo nergens
vijlden. Is het niet mogelijk een flink
houten bord op stevigen voet te zet
ten met bijvoorbeeld het opschrift:
Hier vertrekt de trein
van 2.33 naar Alkmaar
en dat ding weg te nemen, zoodra de
trein vertrokken is De kleine moeite
van neerzetten en weghulen wordt
stellig ruimschoots vergoed door de
mindering van het aantal vragen.
Voor zulke borden pleit nog een an
dere reden. Midden op de perrons
zijn wachtkamers gebouwd. Wachtka
mers nu zijn kamers, waar de reizi
ger kan wachten, welke omschrij
ving niet zoo overbodig is als ze wel
schijnt. Je zou zoo denken, dat trei
nen, die uit een andere plaats in
Haarlem komen, stoppen vóór die
wachtkamers. Verbeeld je, dat je een
rijtuig besteld hebt en de koetsier
houdt een paar huizen voorbij je
eigen woning stil, dan vind je dnt
miustgenomen vreemd en roept hem
terug. Welnu, deze eigenaardigheid
wordt dag in dag uit aau ons station
vertoond. Bijna nooit houdt een trein
stil voor de wachtkamers, die dan
toch de door de Maatschappij offi
cieel aangewezen plaatsen zijn, waar
de reizigers zich kunnen verzamelen,
maar schieten door na3r het uiteinde
van 't perron. Daardoor ontstaat
groot gedraaf. Reizigers zijn precies
als schapen, wanneer er maar eerst
oen over den dam is. Zet er een het
op een loopen, dan spurten ze alle
maal. En zoo kunnen we dag in. dag
uit aan ons station draverijen bewon
deren, achter een trein aan, (vooral
achter den Rotterdamschen, die de
wachtkamers pleegt voorbij te suizen
met een vaart, alsof hij pas halfweg
Vogelenzang denkt te stoppen) waar
bij heeren met groote stappen en ccn
nijdig gezicht, zenuwachtige dames
in al de onbevalligheid van een hard-
loopende vrouw en kleine kinderen,
voortgetrokken door geleiders en
struikelende over twee aan haast nog
niet gewende voelen.
ik begriip, dat er technische rede
nen zijn, waarom de treinen niet voor
de wachtkamers kunnen stilstaan. Er
liggen wissels voor. Of die ergens an
ders hadden kunnen liggen, waag Ik
niet te beslissen. Met verplaatsing
van de wachtkamers waren de passa
giers zeker niet geholpen geweest
of men had een stel wachtkamers aan
den westkant eD een aan den oost
kant moeten bouwen.
Maar waarom worden niet bordeD,
zooals ik hierboven beschreef, neer
gezet op de plek waar een trein stopt?
Daarmee zou althans het zenuwachtig
gedraaf worden voorkomen.
Toen ik Zondagmiddag een van de
stations-ambtenaren midden op het
perron niet luider stemme hoorde
roepen„reizigers voor Overveen en
Zandvoort daar met een gebaar in
westelijke richting „reizigers voor
Bloeiuendaal, Velsen, Uitgeest en
Alkmaar daar 1" met een niet minder
energieke geste naar het oosten, toen
dacht ik ouwillekeurig terug aan de
dagen van het oude station en de
angstige kreten, die het stationsper-
soneel bij de aankomst van ©en trein
deed hooren „pas op daar 1 uit den
weg daar I"
Sedert dien tijd is de veiligheid wel
verzekerd, maar ideaal is de toestand
in ons station nog niet. Aanwijzin
gen, meer aanwijzingen, veel meer
aanwijzingen, ziedaar wat we nóodig
hebben.
En dat vooral in een tijd als deze,
wanneer een groot gedeelte van de
menschheid op reis is. Mijn zoon Jan,
die nu en dan zich oefent in ongare
philosophic, beweert, dat de geschie
denis zich altoos herhaalt en dat wij
veel meer zwervende zijn, dan de men
schen in den tijd der nomaden en
van de groote volksverhuizing. „Die
zwierven", zegt hij, „omdat zo wel
moesten, omdat er geen voedsel meer
was voor mensch en dier of omdat
een machtiger volk ze verjoeg. Maar
wij hebben den bakker op den hoek en
niemand jaagt ons uit Haarlem weg
en toch trekken we leder oogenblik
weg. Ik weet van een geval, dat een
meisje haar schoolboeken van 't vo
rig jaar zou overdoen aan een ander
meisje „Kom je ze Maandag zien?"
schreef No. 1 aan No, 2. Maar No 2
was dien Maandag in Alkmaar en
schreef dus terug, dat ze met plezier
Woensdag verschijnen zou. Dit paste
evenwel No. 1 niet, daar ze den
Woensdag in Bloemendaal wenschte
door te brengen. „Vrijdag ben ik tot
je dienst'antwoordde ze weer, maar
dat oogenblik schikte No. 2 niet, om
dat die dan naar Zaandam was afge
reisd. Hoe het nu verder gaan zal,
weet ik met, denkelijk zullen de jonge
dames baai' onderhandelingen moe
ten voeren, wanneer ze elkaar toeval
lig eens in Maastricht aantreffen. Ik
vraag maar, of zoo'n gezwerf het
trekken van de nomaden niet over
treft
Op dit beloog van Jan gaJ ik geen
antwoord. Anders zou het jonge
mensch zich verbeelden, dat hij won
der wat goeds gezegd had en nog
ijdeler worden. Maar ik ging naar
mijn boekenkast, nam daar de ency
clopaedic uit en las na, wat daarin
over nomaden worden gezegd.
„Nomaden zijn herdersvolken, die
„geen vaste wooupluats hebben, maar
„om weiland te zoeken met hunne
„kudden van de eene plek naar de
„andere trekken. De noodzakelijk
heid, om nieuwe gebieden met liet
„zwaard te veroveren en te verdedi-
„geu, maakt de nomaden oorlogs
zuchtig."
En ik dacht aan vaders en moeders,
die als herders en herderinnen met
hunne kinderen van de eene plaats
naar de andere zwerven, om weiland
te vinden, waar ze natuurschoon, we
tenschap en kunst bijeen kunnen gra
zen. Het is waar, zelfs de kortst anu-
gebondene Da voert geen zwaard mee.
althans hij trekt het niet, maar een
oorlogszuchtige stemming is hem wel
degelijk bijgebleven. Let maar eens
op, hoe hij in een druk station een
coupé weet te ontdekken, zich op de
deur werpt en net zoolang den toe
gang verdedigt, totdat zijn kudde
ik wil zeggen zijn reisgezelschap
daarin heeft plaats genomen.
En ook buiten de vacantie Ga
Maandagochtend eeus aan de sta
tions staan en let op, hoeveel men-
schen uittrekken op den zoek naar een
nieuw weiland. Vandaag zijn ze in
Groningen, morgen in Deventer, over
morgen ln Utrecht Herders zijn het
niet meer en ze reizen zonder kudde,
op een abonnement van de spoor,
maar in haar diepste wezen is de
zaak nog dezelfde gebleven. De stam
men mogen dan ook niet meer samen
op reis gaan, de inyïduen, de enke
lingen, des te meer.
Jan had dus met zijn bewering nog
geen ongelijk, hoewel het in 't geheet
niet nuttig voor den jongen kan we
zen om dat te weten. „Jij met je rus
tige betrekking pleegt een van mijn
kennissen, die veel reist, met zekere
afgunst tot me te zeggen. Maar zoo
dadelijk moet ik een eind aan dit ge
schrijf maken, daar ik me moet ver-
kleeden om naar den Haag te gaan
en gisteravond ben ik te Zandvoort
geweest en de volgende week moet
ik stellig naar Leiden en waarschijn*
lijk ook nog even de grens van ons
vaderland over en *t is nog geen
maand geleden, dat ik in Arnhem,
Zutfen. Vurden, Ruurlo en Nijmegen
ben geweest ben ik dan mis
schien ook een nomade of zwervende
volksstam zonder het te weten
FIDELIO.