BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
286 Jaargang.
ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1910
«o,.«S30
HAARLEM'S DAGBLAD KOST IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJM
f 1.20 PER 3 IAANDEN ADmmiSTR^TIB GROOTE HOUTSTRAAT 5t. ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
OF 10 CENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. OPGEMERKT.
Het Rijke Natuurleven
VLIEGENDE LICHTJES.
Bijgeloof heelt altijd geheerscht en
zoolang de natuur voor \elen nog
een „gesloten hoek" is, zullen de
vooroordeelen wel blijven bestaan.
Vreemde planten en zeldzame die
reu werden met een aureool van ge
heimzinnigheid omringd en als voor
boden van goed of kwaad beschouwd.
leder keut ze, de wonderverhalen
over heksenbezems, die toch veelvul
dig genoeg voorkwamen om wat meer
hekend te zijn, ieder weet hoe de in
een kring groeiende paddestoelen als
gevaarlijke voortoekens werden be
schouwd.
Wij zelf lachen er nu om en meo-
nen, dat slechts onze voorouders aan
dit bijgeloof deden, maar niets is
minder waar.
Ontvlambare gassen, die op warme
zomeravonden boven kerkhoven en
moerassen zweven, worden nog vaak
geen oog voor rondd wadende geesten ge
houden, zielen van afgestorvenen, die
geen rust kunnen vinden.
Zoo gaat het ook vaak met het
meest interessante kevertje dat in ons
land voorkomt, met den glimworm.
Zelf iieb ik dikwijls jacht op deze
diertjes gemaakt niet wetende, dat
het bijna gelijk stondi met het grijpen
van zeepbellen. Dat mooie lampje
dooft wel niet dadelijk uit, maar na
enkele dagen blijft er toch niets over,
dan een onooglijk zwartbruin torre
tje, dat alle aantrekkelijkheid mist.
Naar ik hoor heeft men ze hier in
den omtrek ook ai waargenomen, ik
meen op Aerdenhout, maar mijn ei
gen jachtterrein heeft zich nooit ver
der uitgestrekt don Limburg en Bra
bant.
Daar komen ze vooral in warme
earners vaak in groot aantal voor.
in dezen tijd kunnen wij daar over
de velden de bleekwitte lichtjes zien
vliegen. Kalin dwalen ze daar rond,
zoekend naar andere lampjes in het
gras beneden hen.
Want het zijn slechts de mannetjes
die het vermogen bezitten overal rond
te zweven. De wijfjes moeten zich met
een bescheidener levenswijze verge
noegen.
Als de zon is ondergegaan, en de
meeste dieren gaan uitrusten van de
drukke dagtaak, dan ontsteken de
glimwormen hun lampjes en. begin
nen hun geheimzinnig vertoon. Het
is een eigenschap waarop zij trotsch
mogen zijn.
De glimworm in het succesboek van
Frederik van Eeden „De Kleine Jo
hannes" gaat zelfs zoo ver, zich hoo-
gor te wanen dan de menscli.
1-1 ij toch bezit bet vermogen om
licht te geven en licht is do edelste
gave van God.
Hoe wij het echter ook opvatten, ze
ker is het, dat wij op het eerste ge
zicht vreemd naar die teere lampjes
kijken en te verwonderen is het niet,
dat niet ieder ze graag met do hand
vangt, louter uit vrees.
Hebben wij dit gevoel overwonnen,
dan vult het niet moeilijk een wijfje
of mannetje te bemachtigen.
Houden wij ze in het holle van de
hand, dan wordt de omtrek wel zoo
slerk verlicht, dat wij gemakkelijk
kuniicn zien hoe laat het is.
Eigenaardig is het, dat hier alleen
lichtstralen ontstaan en dat het vlamr
metje in t geheel geen warmtegeven-
do bron is.
Uit twee witte vlekjesaan de buik
zijde, niet langer dan' een m.M. ko
men de stralen te voorschijn.
Verklaring voor dit licht hoeft men
wel gevonden, maar erg afdoend is
dezo niet. Het wordt toegeschreven
aan de inwerking van zuurstof op het
vetlicliaam, maar zeker is het, dat ar
nog andere invloeden bij in het spel
zijn.
Het gebeurt n.l. dat een oogenblik,
nadut wij do glimmertjes hebben ge
vangen de lampjes geheel zijn uitge-
bluscht, terwijl toch zuurstof genoeg
aanwezig is en het diertje oogen-
scliijjdijk niet is veranderd.
Den volgenden avond begint dan 't
schijnsel wel weer, hoewel zwakker.
Een heb ik er gehad, die in de doos
bijna geen licht meer verspreidde en
die vijf minuten na de in vrijheidla-
tirig weer even helder straalde als op
den eersten avond. Daarover is dus
het laatste woord nog niet gespro
ken, maar over het nut van dit licht
gevend vermogen durft men beslister
te zijn met de verklaringen.
Eens als jongen moest ik 's avonds
laat over de bleek achter het huis. De
dag was warm geweest en de avond
was zoel.
Daar zog ik plotseling tusschen het
gras enkele lichtjes schijnen en bij
nauwkeuriger waarneming bleken er
niet minder dan vijftien A twintig
kleine diertjes in het gras te zitten,
die ieder voor zich zelf een lantaarn
tje hadden ontstoken.
Later eerst heb ik gehoord waar
voor dat schijnsel diende.
Blijven wij nl. langen tijd in den
omtrek vau die wonderdingetjes uit
kijken dan zien wij vaak, dat het
licht nu eens sterk is en dan weerr
verzwakt.
Het is den diertjes te doen. om de
aandacht te trekken, niet van den
tweebeenigen vijand, want de lust om
zoo'n lampje mee te nemen is haast
onbedwingbaar, maar van de vlie
gende lichtjes die op zoo'n avond ook
ronddwalen.
De kruipende kevertjes zijn de
wijfjes die al hun best doen om de
vliegende mannetjes tot zich te trek
ken. Voor dit doel zegt men laten zij
him kaarsjes branden en heel naief
staat er in een van onze dierkunde
boeken bij, dat de wijfjes zoo de man
netjes ook kunnen zien aankomen.
Waarvoor dit laatste noodig is, kan
ik nog maar niet goed vatten en ik
geloof ook dat er hier maar wat van
is gemaakt. Hier gaat de verklaring
niet op. Van voorkeur van den kant
der kruipende helft is in het geheel
geen sprake, waardoor liet ook niet
noodig is, dat de wijfjes de mannetjes
zien aankomen.
Bovendien lichten zij even slerk of
er mannetjes in de buurt zijn of niet.
Beter aannemelijk vind ik liet, dat
de mannetjes hun lichtglimpjes ver-
toonen, om de nachtelijke roovers by.
de vleermuizen op een afstand te hou
den, waardoor het ook verklaarbaar
wordt, waarom eieren en larven licht
om zich heen verspreiden.
Deze laatste zijn kleine vlugge dier
tjes, die hoewel ongevleugeld, zich
toch snel kunnen voortbewegen. Zij
leven hoofdzakelijk van dierlijk voed
sel en schijnen erg dol te zijn op wee-
ke slakkenlichomen.
Zij overwinteren en eerst in het
volgend jaar komen uit de uit hen
ontstane poppen de volwassen dier
tjes te voorschijn, die weer even ge
heimzinnig als hun ouders hun teere
lampjes laten stralen.
H. PEUSENS.
Rubriek voor Vrouwen
Bruidstoiletten. Modellen.
Stoffen.
Elk jaar als we in de mode „la
s ais on morte" beleven en de meeate
vrouwen zich weinig of niet om toilet-
zorgen bekommeren, is het onze ge
woonte een artikeltje aan den rouw
en een aan de bruiden te wijden. Een
schrille tegenstelling zult ge zeggen,
maar ditmaal zullen we het over de
bruidjes hebben.
De hruidskleeren toch, volgen nim
mer de mode op zoo slaafsche wijze
als zulks met andere gelegenheids-
toiletten het geval is; omdat zij het
ceremonieel karakter tot iederen
prijs moeten behouden.
Het zou daarom zeer onverstandig
zijn de moderne nauwe rokken voor
een bruidstoilet in toepassing te
brengen, want niet het model maar
vooral de stoffage komt voor een
bruidstoilet in aanmerking, verder de
tulen of kanten sluiert die de gehoede
figuur als bet ware in een wazige
wolk hult.
Voor zéér jonge bruidjes zijn japon
nen zonder sleep het allernieuwste,
doch we moeten hier al dadelijk aan
toevoegen, dat we ons met deze nou
veauté al heel slecht kunnen vereeni
gen. De sleep geeft aan het bruids
toilet die eigenaardige sierlijkheid,
welke wij ongaarne willen missen.
Zeer geëigend komt ons daarente
gen de moderne oversleep voor; wijl
deze het voordeel heeft een bruidstoi
let zonder kosten in een gekleed visi
te- of diner-toilet te veranderen; want
de japon zelf bestaat dan uit een ron
den rok.
Zij, die haar bruidstoilet bijzonde
ren luister willen bijzetten, garmee-
ren het met de moderne glas en was
kralen borduursels, die een prachti-
gen rijken indruk maken. De meest
geëigende stoffen voor een bruidstoi
let zijn soepel zijden brocaat, liberty,
satijn, chineesche zijde of crêpe de
chine, zijden voile en éolienne.
De bruidsmoeders kunnen zich te
genwoordig even jeugdig en élégant
kleeden als haar jonggehuwde doch
ters; want de moderne vrouw blijft.
wat haar uiterlijk betreft, van haar
dertigste tot haar ^vijf en vijftigste
jaar op hetzelfde standpunt De tijd
is voorbij, waarin zij angstig de jaar
tjes teldel Als het figuur slechts zijn
slanke vormen behoudt; kan eene da
me op leeftijd elk toilet dragen. De
grijze haren worden niet meer zoo
als vroeger onder kanton mutsen of
kapsels verborgen, want de geondu-
leerde frontstukken en krullen chig
nons staan even goed van wit haar
als van blond, bruin of zwart
Verder verdienen de overjaponnen
van brocaat en velours frappé bij
zondere 'aanbeveling; men bezigt de
ze op uiterst dunne weefsels als crêpe
de soïe en crêpe de chine. Het laat
zich nu reeds aanzien, dat het ge
bloemde fluweel met groole patronen
in den a.s. winter tot de nouveauté's
zal behooren voor gekleede avond
toiletten.
de met gazen overkleed. Celntures
met lange, afhangende einden dragen
er toe bij het toilet een jeugdig uan-
zien te geven. Nu de japonnen zon
der plooLrokken worden, ingericht
tracht men zo door wapperende zijden
linten een minder stijf aanzien te ge
ven.
De dwarse garneeringen, die den
laatsten tijd veel in toepassing wer
den gebracht, ziet men weer veel min
der, zoodat het doorvoeren van lij-,
nen wederom mode zal worden, het
geen trouwens het streven om zoo
slank mogelijk te schijnen niet weinig
in de hand werkt.
Men wil de mode-dame van 1911
wederom zéér slank zion, zoo berich
ten de Woener modebladen, terwijl
de Franse he modekoningen het tegen
overgestelde beweren, en ons vertel
len, dat het met de overdreven nau
we rokken voor het komende najaar
gedaan zal zijn. We zullen dus gedul
dig moeten afwachten wie van beiden
gelijk heeft. En met onze win tergar
derobe den tijd niet vooruit loopen.
Laat mij ten slotte nog melding ma
ken van iets zeer nieuws, iets onge
hoords, waarvan velen uwer mis
schien de waarheid in twijfel zuilen
trekken, omdat het zoo ongelooflijk
voorkomt. Wij zijn wel is waar reeds
ecnig ejaren gewoon aan de meest te
genstrijdige stoffen; want wie hoorde
vroeger jaren van bont-colliers in den
zomer of van tulen en kanten blou
ses in den winter? Maar wie heeft
ooit gedacht over japonnen of man
tels uit slaugenhuid vervaardigd? en
daarbij komt nog, dat deze opzien
barende nouveauté niet afkomstig is
uit den Metropool van alle excentrici
teiten, uit Parijs, maar het nuchtere
Engeland komt de oer toe te hebben
uitgevonden hoe men siangemhuiden
moet prepareeren om ze zóó soepel te
maken, dat zo voor de moderne klee
ding gebezigd kunnen worden. Ze
moeten het voordeel hebban tegen re
gen en zonneschijn te kunnen en on
doordringbaar te zijn, meer deugden
kan men van een stoffage al niet v er-
wachten I
Jammer maar, dat de prijs voor ve
len onzer een onoverkomelijke hin
derpaal zal zijn, zich eeu japon van
slaugenhuid aan te schaffen.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Dividend.
Het perron van het kleine Sfatlon
was heden bij aankomst van de mor-
gentreinen ongewoon levendig. Ele
gant gekleede reizigers, dames en
heeren, stegen uit, opgewacht en be
groet door de directeuren van de be
kende grooto gieterij, waarvan het
reusachtig gebouwencomplex op vijf
minuten afstand van den spoorweg
lag. Daar de treinen van twee ver
schillende Tichtingen vlak na elkaar
aankwamen, wuchtlen de oangekoinc-
nen op den volgenden en de stations-
kap weergalmde van de levendige ge
sprekken. De familieleden de aan-
deelen in de gieterij waren bij
na alle in handen van de nakomelin
gen van den oprichter hadden bij
het jaarlijksch weerzien natuurlijk
veel te vertellen.
Dc heeren kwamen dadelijk op
haudelsaangelegenheden, en daartus-
schen klonk telkens het woord „divi
dend", wat vergezeld ging van twij
fel uitdrukkende gebaren en bedenke
lijk schouder-ophalen.
De algemeene toestand van den
handel zou natuurlijk het dividend
verminderen, cn daarbij kwamen nog
de verliezen ten gevolge van de groo-
te staking ln den laatsten herfst
al te hoog mocht men zijn verwachtin
gen ditmaal niet spannen.
De heeren van de commissie van
toezicht confereerden op gedempten
toon met de directeuren en fronsten
de voorhoofden.
De dames ze namen altijd gaar
ne aan de algemeene vergadering
deel, het was zoo'n geschikte gelegen
heid tot persoonlijk onderhoud met
de familie luisterden onder haar
gebabbel over de nieuwste reisman
tels en do empiremode en de familie
aangelegenheden naar de gesprek
ken van haar vaders en echtgenoot/en,
haar ooms en broers. Ook voor de da
mes was de hoogte van het dividend
van verbazend gewicht. In dezen du
ren tijd! Of men na een verblijf in En-
gadin nog een seizoen in Ostende zou
kunnen meemaken; of men het doch
tertje, dat binnenkort zou trouwen,
de zoo vurig begeerde auto zou kun
nen geven; dat hing alleen van het di
vidend af, zooals mevrouw KLaru en
mevrouw Ada, twee zusters, elkaar
bekenden. En eeu nicht die zeer nauw
aan deze twee verwant was, zuchtte:
Verbeeld je toch, Adolf vreest,
dat de jongen zijn jaar bij de garde
niet zal kunnen uitdienen, als het di
vidend dit jaar werkelijk niet... O, ik
zou diep ongelukkig zijn als Willy
daarvan moest afzien. Maar die vier
jaren bij dat dure korps hebben al
een vermogen verslonden.
Och, lieve Minna, ik kan metje
voelen, zoo mengde zich tante Hanna
hi het gesprek; bij ons hangt het
van hei dividend af, of we Grete
naar Genève kunnen sturen naar de
kostschool, die haar dirio zusters ook
hebben bezocht. Ik geef toe, het kost
enorm.veel geld, ontzettend veel komt
er bij, dure zomerreizen; maar het
hart breekt me, als ik er aan denk,
dat mijn anne Grete haar opvoeding
niet voltooien zóu bij Madame Gul
zot. Het zou haar levenslang schaden.
Dat is toch nog het ergste niet,
tante Hanna. Een kostschool is maar
een kostschool. Maar als mijn man
zich van het jaar geen nieuw zeiljacht
kan koopen, weet ik niet wat Ik be
ginnen moet. Hij hangt nu eenmaal
met zijn heele hart aan die sport en...
De bekoorlijke jonge Hamburgsche,
die zich bij de groep gevoegd had,
kon de schildering van het ongeluk,
dat boven Mannes' hoofd zweefde,
niet voleinden; nieuwe begroetingen
en handdrukken hadden plaats.
De twee equipages van de fabriek
stonden wel is waar gereed, maar 't
was een te mooie dag, de ooftboo-
inen stonden in vollen bloei en de vo
gels jubelden, zich niet bekommerend
om aandoelen en dividend. Nieniq§id
had lust om gebruik te maken van de
rijtuigen Deze namen dus alleen de
groole kartonnen doozen met de kran
sen en palmtakken op. Het was een
gebruik vol piëteit om bij de jaarlijk
sche algemeene vergadering, nadat
do zakeji waren afgedaan en liet
tweede ontbijt gebruikt, in plechtigen
optocht de groeve op het kerkhof van
het naburige dorp te bezoeken en het
gedenkteeken va nden oprichter der
gieterij te versieren. Men vond zich-
zelven buitengewoon verheven bij het
betalen van dezen tol der dankbaar
heid op de rustplaats van den ouden
heer. Aan tafel hield de aanwezige
oudste van de familie steeds eeu loo-
passelijko rede ter gedachtenis van
den man, die eens klein was begon
nen en bij wiens overlijden de firma
reeds tot de eersten van haar soort
werd gerekend. De geestdrift waar
mee deze rede gehouden en aan ge
boord werd, regelde zich, zonder dat
redenaar en toehoorders zich daar
van bewust waren, onwillekeurig
naar de grootte van het dividend.
Spoedig was het hoerenhuis bereikt,
dat bewoond werd door de beide di
recteure», sedert de fabriek een maat
schappij geworden was en geen lid
van de familie hier meer woonde.
Slechts een paar kamers waren gere
serveerd voor de nakomelingen van
de noprichtor, als ze mogelijk wilden
overnachten. Ook de groote feestzaal,
waarvan de eenvoudige, ouderwet-
sclie meubileering nog afkomstig was
van den ouden heer, werd slechts de
zen éénen dag in het jaar gebruikt
voor het oorspronkelijke doel. Zo was
overvloedig met voorjaarsbloemen en
groen versierd. Berken twijgen ston
den in groote, met water gevulde va
zen in de boeken en groote vherrui-
kers verspreidden een aangenomen
geur.
De vrouwen der directeuren ont
vingen de gasten aan den ingang der
zaal, op haar rustte het arrangement
van het geheel, maar do hulp van
een kok en verscheiden huurkellners
uit de naaste groote stad verlichtte
haar taak.
Men zette zich aanstonds aan den
lunch; voor een diner was het nog
te vroeg. Het maal bestond uit een
reeks van schotels en verving vol
maakt het middagmaal. De gesprek
ken wilden heden niet recht vlotten,
ondanks het voortreffelijk menu en de
uitgezochte wijnen. De vraag naar de
hoogte van het dividend drukte de
gemoederen en benam den tafelge-
nooten de onbevangenheid.
Slechte tijden geen wonder.
Men mag nu niet verlangen, dat
dezen koer...
Deze en dergelijke gezegden werden
hier en daar gehoord.
Na het tweede gerecht stond de
cornmercieele directeur op en be
gon zijn verslag. Hij sprak eerst over
den ongunstigen tijd voor de zaken,
over de staking van het laatste jaar,
en las toen een reeks getallen op,
deed mededeelingen over afschrijvin
gen op het garantiefonds en dergelij
ke. Deze getallen en woorden waren
voor do nieukooplui onder het man
nelijke doel van de vergadering, even
als voor de leden van het schoone
geslacht, niets anders dan cijfers en
klanken. Het ging in den grond om
niets dan de eindopgave, de grootte
van het dividend. Eindelijk klapte de
spreker zijn notitieboekje dicht, hield
een kleine pauze en ging toen voort;
Dat onder deze omstandigheden
aan eenig dividend niet te denken is
de heeren van den raad van toe
dicht bevestigen het spreekt van
zelf. Moge het mij vergund zijn, het
volgend jaar een beter resultaat mee
te doelen. Aan pogingen daartoe zul
len we het niet laten ontbreken. Dat
meen ik uit naam van mijn collega
evenals van het overige personeel te
mogen verzekeren.
De voorzitter van do commissie
van toezicht dankte den directeur
voor zijn medédeehngen, stelde de
aandeelhouders, zooals gebruikelijk,
Ln staat de boeken in te zien en
bracht een toost uit op de firma die
zeer koel werd opgenomen.
Men had dezen keer zijn verwach
tingen niet al te hoog gespannen; het
had reeds als een bang vermoeden in
de lucht gezweefd. Maar daarop was
men toch niet voorbereid geweest.
Geen dividend! Geen dividend! Voor
den eersten keer geen dividendI Dat
schrikbeeld, dat zooveel wenschen
met één slag vernietigde, werkte ver
lammend, en alles herademde, toen
het ontbijt geëindigd was. Zelfs de
voortreffelijke champagne kon geen
vroolijlkheid opwekken. Men voelde
het als een verlichting toen de nestor
van de familie do tafel vroeger dan
gebruikelijk was, ophief. Geen divi
dend! Die enkele gedachte beheersch-
te de gemoederen en het viel niemand
op, dat de nestor het was de heer,
wiens zoon nu niet bij de garde kon
koanen ditmaal niet in een vain
dankhaarheid doorgloeide rede de na
gedachtenis van den stichter eerde.
Eerst toen tante Hanna aan de kran
sen en den tocht naar het graf her
innerde, dacht deze en gene er aan,
dat een nummer op het program ont
brak. Geen wonder men was ge
heel niet in de stemming geweest! En
men voelde ook nu niet de verplich
ting, ,J)ij die hitte" den onbescha-
duwden weg naar het kerkhof te
gaan. Geen dividendl Er was nu
waarachtig geen enkele reden om
zich ter eere van den ouden heer af
to matten. Ostende, auto, jacht, het
pensionaat van Madame Guizot al
les moest men zich ontzeggen. De
heeren snuffelden in de spoorboekjes
en vonden, dat er spoedig zeer ge
schikte treinen vertrokken. Men was
algemeen van meening, dat men het
best deed, daarvan gébruik te ma
ken. Er bleef dus geen tijd over om
naar 't graf te gaan. Maar de kran
sen en palmtakken, die in den kel
der bewaard werden, om niet ie ver
welken, wat moest daarmee gel>eu-
ren? Die kon Peter, de knecht, wel op
het graf leggen. Hij kreeg ex een
goede fooi voor.
Wilden de dames en heeren niet
nog een kop koffie?... Neen, ze be
dankten; hot was hoog tijd voor den
trein...
Teg ui den avond riep de knecht
tot zijn jongen:
Kom Frits, laten we nou den
oude zijn rommel brengen!
Daar werd gescheld: mijnheer de
directeur had een boodschap voor
zijn bediende. En later dacht Peter,
die de wijnresten danig had aange
sproken, niet verder oni den „rom
mei."
Een paar dagen later eerst kreeg
hij de geheel verwelkte kransen ln
handen, toen hij het een of ander uit
den kelder haalde. Om geen standje
op te loopen stopte hij ze stiUetjes in
den vuilnisput en dekte ze met asch
toe».
De zeis vin boer Csonak
Hongaarsche schets van Koloman
Mikszath.,
Dc stond er eens een keer bij, toen
boer Csomak ia een ijzerwinkel bin
nenkwam.
Goeden dag, zeide hij..
"Wat wenscht u?
Ik wou een zeis hebben.
De koopman sprong op en legde
hem een heel pak zeisen voor.
Boer Csomak wierp er vijandige
blikken op en zeide toen, met minach
ting de zeisen den rug toekeerend:
Van het kanon wil ik ze.
De koopman nam de met een stier
gemerkte zeisen op, en haalde een
paar van het kanon-merk.
Daar staan d'r nog wel meer, zei
de boer, over zijn breede schouders
omziend. De ijzerhandelaaT sjouwde
geduldig al de kanon-gemerkte zei
sen naar voren. Boer Csomak liet
zijn oogen over dc waren gaan. Hij
raakte echter niets aan, maar schud
de enkel zijn gohruinden kop.
Nu, wat mankeert ex aan?
Ik zou toch eigenlijk maar weer
die met dan stier willen zieu.
Wat stond den winkelier anders ta
doen, dan de eerste zeisen wederom
ten toon te spreiden. Maar nu scheen
ook ons boertje de zaak wat le lang
te worden en hij greep de eerste de
beste zeis onder den hoop uit.
Hij sloot eerst het rechteroog en
bezag de zeis van alle kamen; toen
sloot hij het linker en hield het werk
tuig loodrecht met de punt naar on
deren. Ten slotte stak hij de zeis om
hoog en loensde er met een scheeven
kop geruimen tijd naar.
Wat kost die, vroeg hij zoo on
der de bedrijven door.
Twee gulden.
Deze zeis? vroeg hij smalend,
dat gaat niet aan.
Hij legde de zeis voor zijn teenen
en maakte een haal door de lucht,
om te zien, hoe het zou gaan, als er
een steel aanzat. Vervolgens klopte
hij met zijn wijsvinger tegen de beide
zijden van de kling en boog h-tar ten
slotte over zijn knie.
Hm... nu... is ie werkelijk wel
twee gulden waard.'
De koopman verzekerde, dat het
niet goedkooper kon. Hij had haar
zelf voor zooveel.
Maar ze is niet good gebrand,
wat?
Het is het fijnste Engelsche staaL
Je houdt mij daar voor den gek.
Ze is uit een oude zeis overgesineed.
Het beste materiaal is er voor ge
bruikt. Het zal je dood nog overfe-
Als zo niet vol schaarden komt,
zeide Gregorius Csomak lachend.
Zoon zeis heb u nog uooit beze
ten. Kijkt baar maar eens goed aan.
Wat is er aan te zien. Een zeis
is een zeis, de een net zooals de an
der. Ik neem die welke me juist onder
mijn knuisten komt. Maar nou niet
langer gezeurd: wat moet je er voor
hebben. Ik moet nog naar de markt.
Vooruit
Zooois ik zei, twee gulden.
Maar waarvoor nmet je dan die
twee gulden hebben...?
Bij deze woorden onderwierp hij
de zeis aan een nieuw onderzoek en
ging, om het betere licht, naar do
deur Bij den dorpel draaide hij zich
om en riep:
Ik heb mijn hoed achter laten
liggen.
Buite ndansten de zonne-straaltf^a
op de kling en zetten het blauwe staal
in felle schittering. Langzaam bracht
hij haar aan den mond, wasemde
er op en zag met gespannen aandacht
toe, hoe een groot stuk door zijn
adem besloeg en weer snel bijtroK.
Daarop liet hij de zeis op de straal
steenen weerklinken.
Geen mooie toon, bromde hij en
slenterde de winkel weer in.
Doe je het voor een gulden ea
tachtig kreuzer of niet?
Nu, ik wil een tiende naar je
toekomen. Houd de zeis voor een
gulden en negentig kreuzer.
Neen, dat is ze niet waard. Wat
zouden mijn kinderen wel zeggen
Nou, geef je of Jo geef je niet.