BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD 286 Jaargang. ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1910 «o,.«S30 HAARLEM'S DAGBLAD KOST IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJM f 1.20 PER 3 IAANDEN ADmmiSTR^TIB GROOTE HOUTSTRAAT 5t. ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. OF 10 CENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. OPGEMERKT. Het Rijke Natuurleven VLIEGENDE LICHTJES. Bijgeloof heelt altijd geheerscht en zoolang de natuur voor \elen nog een „gesloten hoek" is, zullen de vooroordeelen wel blijven bestaan. Vreemde planten en zeldzame die reu werden met een aureool van ge heimzinnigheid omringd en als voor boden van goed of kwaad beschouwd. leder keut ze, de wonderverhalen over heksenbezems, die toch veelvul dig genoeg voorkwamen om wat meer hekend te zijn, ieder weet hoe de in een kring groeiende paddestoelen als gevaarlijke voortoekens werden be schouwd. Wij zelf lachen er nu om en meo- nen, dat slechts onze voorouders aan dit bijgeloof deden, maar niets is minder waar. Ontvlambare gassen, die op warme zomeravonden boven kerkhoven en moerassen zweven, worden nog vaak geen oog voor rondd wadende geesten ge houden, zielen van afgestorvenen, die geen rust kunnen vinden. Zoo gaat het ook vaak met het meest interessante kevertje dat in ons land voorkomt, met den glimworm. Zelf iieb ik dikwijls jacht op deze diertjes gemaakt niet wetende, dat het bijna gelijk stondi met het grijpen van zeepbellen. Dat mooie lampje dooft wel niet dadelijk uit, maar na enkele dagen blijft er toch niets over, dan een onooglijk zwartbruin torre tje, dat alle aantrekkelijkheid mist. Naar ik hoor heeft men ze hier in den omtrek ook ai waargenomen, ik meen op Aerdenhout, maar mijn ei gen jachtterrein heeft zich nooit ver der uitgestrekt don Limburg en Bra bant. Daar komen ze vooral in warme earners vaak in groot aantal voor. in dezen tijd kunnen wij daar over de velden de bleekwitte lichtjes zien vliegen. Kalin dwalen ze daar rond, zoekend naar andere lampjes in het gras beneden hen. Want het zijn slechts de mannetjes die het vermogen bezitten overal rond te zweven. De wijfjes moeten zich met een bescheidener levenswijze verge noegen. Als de zon is ondergegaan, en de meeste dieren gaan uitrusten van de drukke dagtaak, dan ontsteken de glimwormen hun lampjes en. begin nen hun geheimzinnig vertoon. Het is een eigenschap waarop zij trotsch mogen zijn. De glimworm in het succesboek van Frederik van Eeden „De Kleine Jo hannes" gaat zelfs zoo ver, zich hoo- gor te wanen dan de menscli. 1-1 ij toch bezit bet vermogen om licht te geven en licht is do edelste gave van God. Hoe wij het echter ook opvatten, ze ker is het, dat wij op het eerste ge zicht vreemd naar die teere lampjes kijken en te verwonderen is het niet, dat niet ieder ze graag met do hand vangt, louter uit vrees. Hebben wij dit gevoel overwonnen, dan vult het niet moeilijk een wijfje of mannetje te bemachtigen. Houden wij ze in het holle van de hand, dan wordt de omtrek wel zoo slerk verlicht, dat wij gemakkelijk kuniicn zien hoe laat het is. Eigenaardig is het, dat hier alleen lichtstralen ontstaan en dat het vlamr metje in t geheel geen warmtegeven- do bron is. Uit twee witte vlekjesaan de buik zijde, niet langer dan' een m.M. ko men de stralen te voorschijn. Verklaring voor dit licht hoeft men wel gevonden, maar erg afdoend is dezo niet. Het wordt toegeschreven aan de inwerking van zuurstof op het vetlicliaam, maar zeker is het, dat ar nog andere invloeden bij in het spel zijn. Het gebeurt n.l. dat een oogenblik, nadut wij do glimmertjes hebben ge vangen de lampjes geheel zijn uitge- bluscht, terwijl toch zuurstof genoeg aanwezig is en het diertje oogen- scliijjdijk niet is veranderd. Den volgenden avond begint dan 't schijnsel wel weer, hoewel zwakker. Een heb ik er gehad, die in de doos bijna geen licht meer verspreidde en die vijf minuten na de in vrijheidla- tirig weer even helder straalde als op den eersten avond. Daarover is dus het laatste woord nog niet gespro ken, maar over het nut van dit licht gevend vermogen durft men beslister te zijn met de verklaringen. Eens als jongen moest ik 's avonds laat over de bleek achter het huis. De dag was warm geweest en de avond was zoel. Daar zog ik plotseling tusschen het gras enkele lichtjes schijnen en bij nauwkeuriger waarneming bleken er niet minder dan vijftien A twintig kleine diertjes in het gras te zitten, die ieder voor zich zelf een lantaarn tje hadden ontstoken. Later eerst heb ik gehoord waar voor dat schijnsel diende. Blijven wij nl. langen tijd in den omtrek vau die wonderdingetjes uit kijken dan zien wij vaak, dat het licht nu eens sterk is en dan weerr verzwakt. Het is den diertjes te doen. om de aandacht te trekken, niet van den tweebeenigen vijand, want de lust om zoo'n lampje mee te nemen is haast onbedwingbaar, maar van de vlie gende lichtjes die op zoo'n avond ook ronddwalen. De kruipende kevertjes zijn de wijfjes die al hun best doen om de vliegende mannetjes tot zich te trek ken. Voor dit doel zegt men laten zij him kaarsjes branden en heel naief staat er in een van onze dierkunde boeken bij, dat de wijfjes zoo de man netjes ook kunnen zien aankomen. Waarvoor dit laatste noodig is, kan ik nog maar niet goed vatten en ik geloof ook dat er hier maar wat van is gemaakt. Hier gaat de verklaring niet op. Van voorkeur van den kant der kruipende helft is in het geheel geen sprake, waardoor liet ook niet noodig is, dat de wijfjes de mannetjes zien aankomen. Bovendien lichten zij even slerk of er mannetjes in de buurt zijn of niet. Beter aannemelijk vind ik liet, dat de mannetjes hun lichtglimpjes ver- toonen, om de nachtelijke roovers by. de vleermuizen op een afstand te hou den, waardoor het ook verklaarbaar wordt, waarom eieren en larven licht om zich heen verspreiden. Deze laatste zijn kleine vlugge dier tjes, die hoewel ongevleugeld, zich toch snel kunnen voortbewegen. Zij leven hoofdzakelijk van dierlijk voed sel en schijnen erg dol te zijn op wee- ke slakkenlichomen. Zij overwinteren en eerst in het volgend jaar komen uit de uit hen ontstane poppen de volwassen dier tjes te voorschijn, die weer even ge heimzinnig als hun ouders hun teere lampjes laten stralen. H. PEUSENS. Rubriek voor Vrouwen Bruidstoiletten. Modellen. Stoffen. Elk jaar als we in de mode „la s ais on morte" beleven en de meeate vrouwen zich weinig of niet om toilet- zorgen bekommeren, is het onze ge woonte een artikeltje aan den rouw en een aan de bruiden te wijden. Een schrille tegenstelling zult ge zeggen, maar ditmaal zullen we het over de bruidjes hebben. De hruidskleeren toch, volgen nim mer de mode op zoo slaafsche wijze als zulks met andere gelegenheids- toiletten het geval is; omdat zij het ceremonieel karakter tot iederen prijs moeten behouden. Het zou daarom zeer onverstandig zijn de moderne nauwe rokken voor een bruidstoilet in toepassing te brengen, want niet het model maar vooral de stoffage komt voor een bruidstoilet in aanmerking, verder de tulen of kanten sluiert die de gehoede figuur als bet ware in een wazige wolk hult. Voor zéér jonge bruidjes zijn japon nen zonder sleep het allernieuwste, doch we moeten hier al dadelijk aan toevoegen, dat we ons met deze nou veauté al heel slecht kunnen vereeni gen. De sleep geeft aan het bruids toilet die eigenaardige sierlijkheid, welke wij ongaarne willen missen. Zeer geëigend komt ons daarente gen de moderne oversleep voor; wijl deze het voordeel heeft een bruidstoi let zonder kosten in een gekleed visi te- of diner-toilet te veranderen; want de japon zelf bestaat dan uit een ron den rok. Zij, die haar bruidstoilet bijzonde ren luister willen bijzetten, garmee- ren het met de moderne glas en was kralen borduursels, die een prachti- gen rijken indruk maken. De meest geëigende stoffen voor een bruidstoi let zijn soepel zijden brocaat, liberty, satijn, chineesche zijde of crêpe de chine, zijden voile en éolienne. De bruidsmoeders kunnen zich te genwoordig even jeugdig en élégant kleeden als haar jonggehuwde doch ters; want de moderne vrouw blijft. wat haar uiterlijk betreft, van haar dertigste tot haar ^vijf en vijftigste jaar op hetzelfde standpunt De tijd is voorbij, waarin zij angstig de jaar tjes teldel Als het figuur slechts zijn slanke vormen behoudt; kan eene da me op leeftijd elk toilet dragen. De grijze haren worden niet meer zoo als vroeger onder kanton mutsen of kapsels verborgen, want de geondu- leerde frontstukken en krullen chig nons staan even goed van wit haar als van blond, bruin of zwart Verder verdienen de overjaponnen van brocaat en velours frappé bij zondere 'aanbeveling; men bezigt de ze op uiterst dunne weefsels als crêpe de soïe en crêpe de chine. Het laat zich nu reeds aanzien, dat het ge bloemde fluweel met groole patronen in den a.s. winter tot de nouveauté's zal behooren voor gekleede avond toiletten. de met gazen overkleed. Celntures met lange, afhangende einden dragen er toe bij het toilet een jeugdig uan- zien te geven. Nu de japonnen zon der plooLrokken worden, ingericht tracht men zo door wapperende zijden linten een minder stijf aanzien te ge ven. De dwarse garneeringen, die den laatsten tijd veel in toepassing wer den gebracht, ziet men weer veel min der, zoodat het doorvoeren van lij-, nen wederom mode zal worden, het geen trouwens het streven om zoo slank mogelijk te schijnen niet weinig in de hand werkt. Men wil de mode-dame van 1911 wederom zéér slank zion, zoo berich ten de Woener modebladen, terwijl de Franse he modekoningen het tegen overgestelde beweren, en ons vertel len, dat het met de overdreven nau we rokken voor het komende najaar gedaan zal zijn. We zullen dus gedul dig moeten afwachten wie van beiden gelijk heeft. En met onze win tergar derobe den tijd niet vooruit loopen. Laat mij ten slotte nog melding ma ken van iets zeer nieuws, iets onge hoords, waarvan velen uwer mis schien de waarheid in twijfel zuilen trekken, omdat het zoo ongelooflijk voorkomt. Wij zijn wel is waar reeds ecnig ejaren gewoon aan de meest te genstrijdige stoffen; want wie hoorde vroeger jaren van bont-colliers in den zomer of van tulen en kanten blou ses in den winter? Maar wie heeft ooit gedacht over japonnen of man tels uit slaugenhuid vervaardigd? en daarbij komt nog, dat deze opzien barende nouveauté niet afkomstig is uit den Metropool van alle excentrici teiten, uit Parijs, maar het nuchtere Engeland komt de oer toe te hebben uitgevonden hoe men siangemhuiden moet prepareeren om ze zóó soepel te maken, dat zo voor de moderne klee ding gebezigd kunnen worden. Ze moeten het voordeel hebban tegen re gen en zonneschijn te kunnen en on doordringbaar te zijn, meer deugden kan men van een stoffage al niet v er- wachten I Jammer maar, dat de prijs voor ve len onzer een onoverkomelijke hin derpaal zal zijn, zich eeu japon van slaugenhuid aan te schaffen. MARIE VAN AMSTEL. Het Dividend. Het perron van het kleine Sfatlon was heden bij aankomst van de mor- gentreinen ongewoon levendig. Ele gant gekleede reizigers, dames en heeren, stegen uit, opgewacht en be groet door de directeuren van de be kende grooto gieterij, waarvan het reusachtig gebouwencomplex op vijf minuten afstand van den spoorweg lag. Daar de treinen van twee ver schillende Tichtingen vlak na elkaar aankwamen, wuchtlen de oangekoinc- nen op den volgenden en de stations- kap weergalmde van de levendige ge sprekken. De familieleden de aan- deelen in de gieterij waren bij na alle in handen van de nakomelin gen van den oprichter hadden bij het jaarlijksch weerzien natuurlijk veel te vertellen. Dc heeren kwamen dadelijk op haudelsaangelegenheden, en daartus- schen klonk telkens het woord „divi dend", wat vergezeld ging van twij fel uitdrukkende gebaren en bedenke lijk schouder-ophalen. De algemeene toestand van den handel zou natuurlijk het dividend verminderen, cn daarbij kwamen nog de verliezen ten gevolge van de groo- te staking ln den laatsten herfst al te hoog mocht men zijn verwachtin gen ditmaal niet spannen. De heeren van de commissie van toezicht confereerden op gedempten toon met de directeuren en fronsten de voorhoofden. De dames ze namen altijd gaar ne aan de algemeene vergadering deel, het was zoo'n geschikte gelegen heid tot persoonlijk onderhoud met de familie luisterden onder haar gebabbel over de nieuwste reisman tels en do empiremode en de familie aangelegenheden naar de gesprek ken van haar vaders en echtgenoot/en, haar ooms en broers. Ook voor de da mes was de hoogte van het dividend van verbazend gewicht. In dezen du ren tijd! Of men na een verblijf in En- gadin nog een seizoen in Ostende zou kunnen meemaken; of men het doch tertje, dat binnenkort zou trouwen, de zoo vurig begeerde auto zou kun nen geven; dat hing alleen van het di vidend af, zooals mevrouw KLaru en mevrouw Ada, twee zusters, elkaar bekenden. En eeu nicht die zeer nauw aan deze twee verwant was, zuchtte: Verbeeld je toch, Adolf vreest, dat de jongen zijn jaar bij de garde niet zal kunnen uitdienen, als het di vidend dit jaar werkelijk niet... O, ik zou diep ongelukkig zijn als Willy daarvan moest afzien. Maar die vier jaren bij dat dure korps hebben al een vermogen verslonden. Och, lieve Minna, ik kan metje voelen, zoo mengde zich tante Hanna hi het gesprek; bij ons hangt het van hei dividend af, of we Grete naar Genève kunnen sturen naar de kostschool, die haar dirio zusters ook hebben bezocht. Ik geef toe, het kost enorm.veel geld, ontzettend veel komt er bij, dure zomerreizen; maar het hart breekt me, als ik er aan denk, dat mijn anne Grete haar opvoeding niet voltooien zóu bij Madame Gul zot. Het zou haar levenslang schaden. Dat is toch nog het ergste niet, tante Hanna. Een kostschool is maar een kostschool. Maar als mijn man zich van het jaar geen nieuw zeiljacht kan koopen, weet ik niet wat Ik be ginnen moet. Hij hangt nu eenmaal met zijn heele hart aan die sport en... De bekoorlijke jonge Hamburgsche, die zich bij de groep gevoegd had, kon de schildering van het ongeluk, dat boven Mannes' hoofd zweefde, niet voleinden; nieuwe begroetingen en handdrukken hadden plaats. De twee equipages van de fabriek stonden wel is waar gereed, maar 't was een te mooie dag, de ooftboo- inen stonden in vollen bloei en de vo gels jubelden, zich niet bekommerend om aandoelen en dividend. Nieniq§id had lust om gebruik te maken van de rijtuigen Deze namen dus alleen de groole kartonnen doozen met de kran sen en palmtakken op. Het was een gebruik vol piëteit om bij de jaarlijk sche algemeene vergadering, nadat do zakeji waren afgedaan en liet tweede ontbijt gebruikt, in plechtigen optocht de groeve op het kerkhof van het naburige dorp te bezoeken en het gedenkteeken va nden oprichter der gieterij te versieren. Men vond zich- zelven buitengewoon verheven bij het betalen van dezen tol der dankbaar heid op de rustplaats van den ouden heer. Aan tafel hield de aanwezige oudste van de familie steeds eeu loo- passelijko rede ter gedachtenis van den man, die eens klein was begon nen en bij wiens overlijden de firma reeds tot de eersten van haar soort werd gerekend. De geestdrift waar mee deze rede gehouden en aan ge boord werd, regelde zich, zonder dat redenaar en toehoorders zich daar van bewust waren, onwillekeurig naar de grootte van het dividend. Spoedig was het hoerenhuis bereikt, dat bewoond werd door de beide di recteure», sedert de fabriek een maat schappij geworden was en geen lid van de familie hier meer woonde. Slechts een paar kamers waren gere serveerd voor de nakomelingen van de noprichtor, als ze mogelijk wilden overnachten. Ook de groote feestzaal, waarvan de eenvoudige, ouderwet- sclie meubileering nog afkomstig was van den ouden heer, werd slechts de zen éénen dag in het jaar gebruikt voor het oorspronkelijke doel. Zo was overvloedig met voorjaarsbloemen en groen versierd. Berken twijgen ston den in groote, met water gevulde va zen in de boeken en groote vherrui- kers verspreidden een aangenomen geur. De vrouwen der directeuren ont vingen de gasten aan den ingang der zaal, op haar rustte het arrangement van het geheel, maar do hulp van een kok en verscheiden huurkellners uit de naaste groote stad verlichtte haar taak. Men zette zich aanstonds aan den lunch; voor een diner was het nog te vroeg. Het maal bestond uit een reeks van schotels en verving vol maakt het middagmaal. De gesprek ken wilden heden niet recht vlotten, ondanks het voortreffelijk menu en de uitgezochte wijnen. De vraag naar de hoogte van het dividend drukte de gemoederen en benam den tafelge- nooten de onbevangenheid. Slechte tijden geen wonder. Men mag nu niet verlangen, dat dezen koer... Deze en dergelijke gezegden werden hier en daar gehoord. Na het tweede gerecht stond de cornmercieele directeur op en be gon zijn verslag. Hij sprak eerst over den ongunstigen tijd voor de zaken, over de staking van het laatste jaar, en las toen een reeks getallen op, deed mededeelingen over afschrijvin gen op het garantiefonds en dergelij ke. Deze getallen en woorden waren voor do nieukooplui onder het man nelijke doel van de vergadering, even als voor de leden van het schoone geslacht, niets anders dan cijfers en klanken. Het ging in den grond om niets dan de eindopgave, de grootte van het dividend. Eindelijk klapte de spreker zijn notitieboekje dicht, hield een kleine pauze en ging toen voort; Dat onder deze omstandigheden aan eenig dividend niet te denken is de heeren van den raad van toe dicht bevestigen het spreekt van zelf. Moge het mij vergund zijn, het volgend jaar een beter resultaat mee te doelen. Aan pogingen daartoe zul len we het niet laten ontbreken. Dat meen ik uit naam van mijn collega evenals van het overige personeel te mogen verzekeren. De voorzitter van do commissie van toezicht dankte den directeur voor zijn medédeehngen, stelde de aandeelhouders, zooals gebruikelijk, Ln staat de boeken in te zien en bracht een toost uit op de firma die zeer koel werd opgenomen. Men had dezen keer zijn verwach tingen niet al te hoog gespannen; het had reeds als een bang vermoeden in de lucht gezweefd. Maar daarop was men toch niet voorbereid geweest. Geen dividend! Geen dividend! Voor den eersten keer geen dividendI Dat schrikbeeld, dat zooveel wenschen met één slag vernietigde, werkte ver lammend, en alles herademde, toen het ontbijt geëindigd was. Zelfs de voortreffelijke champagne kon geen vroolijlkheid opwekken. Men voelde het als een verlichting toen de nestor van de familie do tafel vroeger dan gebruikelijk was, ophief. Geen divi dend! Die enkele gedachte beheersch- te de gemoederen en het viel niemand op, dat de nestor het was de heer, wiens zoon nu niet bij de garde kon koanen ditmaal niet in een vain dankhaarheid doorgloeide rede de na gedachtenis van den stichter eerde. Eerst toen tante Hanna aan de kran sen en den tocht naar het graf her innerde, dacht deze en gene er aan, dat een nummer op het program ont brak. Geen wonder men was ge heel niet in de stemming geweest! En men voelde ook nu niet de verplich ting, ,J)ij die hitte" den onbescha- duwden weg naar het kerkhof te gaan. Geen dividendl Er was nu waarachtig geen enkele reden om zich ter eere van den ouden heer af to matten. Ostende, auto, jacht, het pensionaat van Madame Guizot al les moest men zich ontzeggen. De heeren snuffelden in de spoorboekjes en vonden, dat er spoedig zeer ge schikte treinen vertrokken. Men was algemeen van meening, dat men het best deed, daarvan gébruik te ma ken. Er bleef dus geen tijd over om naar 't graf te gaan. Maar de kran sen en palmtakken, die in den kel der bewaard werden, om niet ie ver welken, wat moest daarmee gel>eu- ren? Die kon Peter, de knecht, wel op het graf leggen. Hij kreeg ex een goede fooi voor. Wilden de dames en heeren niet nog een kop koffie?... Neen, ze be dankten; hot was hoog tijd voor den trein... Teg ui den avond riep de knecht tot zijn jongen: Kom Frits, laten we nou den oude zijn rommel brengen! Daar werd gescheld: mijnheer de directeur had een boodschap voor zijn bediende. En later dacht Peter, die de wijnresten danig had aange sproken, niet verder oni den „rom mei." Een paar dagen later eerst kreeg hij de geheel verwelkte kransen ln handen, toen hij het een of ander uit den kelder haalde. Om geen standje op te loopen stopte hij ze stiUetjes in den vuilnisput en dekte ze met asch toe». De zeis vin boer Csonak Hongaarsche schets van Koloman Mikszath., Dc stond er eens een keer bij, toen boer Csomak ia een ijzerwinkel bin nenkwam. Goeden dag, zeide hij.. "Wat wenscht u? Ik wou een zeis hebben. De koopman sprong op en legde hem een heel pak zeisen voor. Boer Csomak wierp er vijandige blikken op en zeide toen, met minach ting de zeisen den rug toekeerend: Van het kanon wil ik ze. De koopman nam de met een stier gemerkte zeisen op, en haalde een paar van het kanon-merk. Daar staan d'r nog wel meer, zei de boer, over zijn breede schouders omziend. De ijzerhandelaaT sjouwde geduldig al de kanon-gemerkte zei sen naar voren. Boer Csomak liet zijn oogen over dc waren gaan. Hij raakte echter niets aan, maar schud de enkel zijn gohruinden kop. Nu, wat mankeert ex aan? Ik zou toch eigenlijk maar weer die met dan stier willen zieu. Wat stond den winkelier anders ta doen, dan de eerste zeisen wederom ten toon te spreiden. Maar nu scheen ook ons boertje de zaak wat le lang te worden en hij greep de eerste de beste zeis onder den hoop uit. Hij sloot eerst het rechteroog en bezag de zeis van alle kamen; toen sloot hij het linker en hield het werk tuig loodrecht met de punt naar on deren. Ten slotte stak hij de zeis om hoog en loensde er met een scheeven kop geruimen tijd naar. Wat kost die, vroeg hij zoo on der de bedrijven door. Twee gulden. Deze zeis? vroeg hij smalend, dat gaat niet aan. Hij legde de zeis voor zijn teenen en maakte een haal door de lucht, om te zien, hoe het zou gaan, als er een steel aanzat. Vervolgens klopte hij met zijn wijsvinger tegen de beide zijden van de kling en boog h-tar ten slotte over zijn knie. Hm... nu... is ie werkelijk wel twee gulden waard.' De koopman verzekerde, dat het niet goedkooper kon. Hij had haar zelf voor zooveel. Maar ze is niet good gebrand, wat? Het is het fijnste Engelsche staaL Je houdt mij daar voor den gek. Ze is uit een oude zeis overgesineed. Het beste materiaal is er voor ge bruikt. Het zal je dood nog overfe- Als zo niet vol schaarden komt, zeide Gregorius Csomak lachend. Zoon zeis heb u nog uooit beze ten. Kijkt baar maar eens goed aan. Wat is er aan te zien. Een zeis is een zeis, de een net zooals de an der. Ik neem die welke me juist onder mijn knuisten komt. Maar nou niet langer gezeurd: wat moet je er voor hebben. Ik moet nog naar de markt. Vooruit Zooois ik zei, twee gulden. Maar waarvoor nmet je dan die twee gulden hebben...? Bij deze woorden onderwierp hij de zeis aan een nieuw onderzoek en ging, om het betere licht, naar do deur Bij den dorpel draaide hij zich om en riep: Ik heb mijn hoed achter laten liggen. Buite ndansten de zonne-straaltf^a op de kling en zetten het blauwe staal in felle schittering. Langzaam bracht hij haar aan den mond, wasemde er op en zag met gespannen aandacht toe, hoe een groot stuk door zijn adem besloeg en weer snel bijtroK. Daarop liet hij de zeis op de straal steenen weerklinken. Geen mooie toon, bromde hij en slenterde de winkel weer in. Doe je het voor een gulden ea tachtig kreuzer of niet? Nu, ik wil een tiende naar je toekomen. Houd de zeis voor een gulden en negentig kreuzer. Neen, dat is ze niet waard. Wat zouden mijn kinderen wel zeggen Nou, geef je of Jo geef je niet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 11