NIEUWS» en ADVERTENTIEBLAD. 28e Jaargang* No. 8330 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. zaterdag 20 augustus 1910 b HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN AD VERTENTIËN: per drie maanden: Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Voor Haarlemf 3 Haarlem van 1—5 regels 1.—elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regel. Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der Bij Abonnement aanzienlijk rabat. gemeente)1-30 V Advertenttën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing: Franco per post door Nederland1.65 i®-- 50 Cts. voor 3 plaatsingen a contant. Mtoöd Zondag [ad, Voir 'lla'ariem' ÓSHH Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53. de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. <3<3 Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentiön en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. V. ALTA Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. tweede blad. ïiaarlemsche Handelsvereenigi ng Qoedgek. bij Kon. Besl. van 12 Nov. 180a. De Haarlemsche Handelsvereenl- ging hier ter stede, opgericht 10 Mei 1892, heeft in den loop van den tijd wel haar recht van bestaan bewezen. In zeer vele gevallen, zaken van ver schillenden aard betreffende, is zij opgetreden en dikwijls met groot succès. Jammer echter, dat men alge meen niet meer blijk geeft, dit te waardeereu, door als lid der Vereeni- ging toe te treden. Er zijn wel meer dau 000 leden, maar dat is niet vol doende. Elk handelaar, neringdoen de, ja zelfs particulieren, moesten lid worden, om ten minste te laten gevoe len, dat men het werk op prijs stelt, 3at de Haarlemsche Handelsvereni ging steeds opneemt, als doende, wat hare hand vindt om te doen. Ue voordeelen, die de Vereeniging buiten hare bemoeiingen van ver schillenden aard, haren leden aan biedt, zijn zeer vele en zeer groote tegenover de geringe jaarlijksche contributie van 3.50, die gevraagd wordt. De Haarlemsche Haudelsvereeni- giug bemoeit zich in de eerste plaats er mede, de belangen van hare leden te bevorderen, door onwillige beta lers voor hen tot betaling aan te manen en informatica voor hen in te winnen. Bovendien hebben de leden bet recht, het hun gratis te verstrek ken advies van deu rechtsgeleerden adviseur der Vereeniging te vragen, .die ook in procedures en faillisse menten gratis voor hen optreedt, na tuurlijk alleen voor zuken betreffende den haadol cn het bedrijf der leden. Als proef kunnen voortaan nieuwe leden voor een half jaar worden aan genomen, doch slechts het 2e halfjaar (\an 1 November tot en met 30 April) ad 1.75 de halve contributie. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver eeniging zijn de heeren Mrs. Th. de Haan Hugenholtxen A. H. J. Merens, Spaarne 94, alhier, die voor de leden eiken werkdag van 24 uur des na middags zijn te spreken. Het bureau der Vereeniging is ge vestigd Jansweg 11. Voor incasso's door bemiddeling der Vereeniging wordt een vast recht van 5 pet. der vordering bere kend. Bovendien moet 10 cent voor port steeds worden bijgevoegd, bij Inzen ding van vorderingen door bemidde ling der advocaten te innen. De kosten van information naar buiten de stad woonachtige personen bedragen 60 cts. per informatie, plus vijf cents porto-vergoeding. Informa tion naar binnen de stad wonende personen worden gratis verstrekt. Pretentiën op buiten de stad wo nende personen worden niet behan deld, wanneer niet 10 cts. voor porto- vergoeding is toegevoegd. Ruim 1748 Informatién en rechts geleerde adviezen werdeD in het af- geloopen jaar gegeven. In Juni en Juli 1910 zijn 89 vordc ringen tot een bedrag van f 1843.25 betaald; 16 vorderingen worden af betaald, 13 vorderingen zijn uitge steld. Volgens art. 7 dient het geheim der lijsten van wanbetalers ongeschon den te blijven. Alle brieven, aanvragen, reclames of wat ook, moeten worden geadres seert aan het Bureau, dat geopend is verdere inlichtingen zijn te bekomen. Het Bestuur heeft bemerkt, dat men soms meent, dat men, hoewel geen lid der H. H. V., toch van haar infor- matiën kan bekomen, en brengt nu nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis dat alleen aan leden der Vereeniging informatiën door haar worden ver strekt, en dat voor Informatiën op hier ter stede woonachtige personen nooit betaling mag worden gevor derd. HET BESTUUR. Parijsche Brieven CCXXVII. Komkommertijd. Waarover zal ik schrijven? „Mein Herz" bij deze warmte ist im Hochland." Bovendien houd ik, wat schrijfsels betreft,, van afwisseling, óók in den komkommertijd. Waarover zal ik schrijven? Ik weet het waarlijk niet. Ik zal mijn gedachten, die door de warmte wat smelterig zijn, maar la ten gaan, op goed geluk af. Schrijf ik wat leesbaars des te beter Schrijf ik wat ónhmvergeeft het me Vooruit met de geit 1 A propos, wel ke etymoloog of linguist kan me ver klaren, waa'r die uitdrukking baar ontstaan aan te danken heeft Houdt ze misschien verband met bet door sommigen beweerde feit, dat er zoo veel bokken in ons land worden ge schoten Nooit heeft men den Hollander als een model van beleefdheid afgeschil derd. Integendeel. Nu geloof ik wel, dat over het algemeen de Bataaf, met betrekking tot de samenlcvingsmanie- ren, een klein beetje beter ia dan hij schijnt. Ik meen opgemerkt te heb ben, dat in vele gevallen een soort van valscbe schaamte of misplaatsten trots hem weerhoudt, zich welle vend te gedragen. Michiel Adriaans- zoon de Ituyter deed het immers ook niet. Nou en was dat geen flinke vent, geen kaerel uit één stuk?... Hoe het ook zij, de andere nationaliteiten zijn het er over eens, dat de Hollan ders veeleer in lompheid dan in be leefdheid uitmunten. Zeker, er zijn beleefde Nederlan ders, al is de vorm, waarin zij hun wellevendheid uiten, niet altijd „chic". In de IJsclub te Amsterdam. Een dame spreekt een heer aan en zegt Och, mijnheer, mijn linker- schaats is losgegaan. En ik kan niet bukken. Zoudt u soms voor mij... Do heer maakte onmiddellijk een knieval en bond de losgeraakte schaats weer aan'. Dank u wel, mijnheer... O, daar zie ik ineens, dat ook mijn andere schaats is losgegaan. Als het niet te veel van u gevergd is, zoudt u mis schien ook die willen... Volijverig antwoordde onze galante Bataaf Zeker, juffrouw, al was u zelfs een duizendpoot 1 Zie, zulk een bescheid zou een Franschman nooit hebben gegeven. Over het algemeen getuigen bij den Franschman èn de daad èn het woord van welbegrepen hoffelijkheid. De Franschen hebben te dien aanzien een cultuur van eeuwen achter zich. Ik herinner me nog levendig, dat ik eens den beroemden dichter René Ghil liet aan haar zoon opgedragen gedicht van Rosemonde Gérard (ma dame Edniond Rostand) voorlas, het dwaze gedicht, dat ik in een mijner vorige brieven heb besproken en waarin de moeder de kennis van heur achttienjarig jongetje op een gruwe lijke man'er opvijzelde. „Tu sais tout", etc. René Ghil schoot herhaaldelijk in een lach en zei telkenmale onveranderlijk, schoon naar gelang van de meerdere of min dere bespottelijkheid der verzen, in verschillende intonaties: „C'cst ado rable!" Blijkbaar vond hij Rosemon de Gérard hoogst naief, en die naïve teit vond hij aanbiddelijk. Hij smaak te er een soort van litterair-kritisch genoegen bij. Aan landgenooten, wien ik hetzelf de gedicht voorlas, ontsnapten de volgende uitdrukkingen: Idiootl Zou je d'r niet opsluiten? Familielof stinkt óók! Ook 'n moeder die d'r zoon naar de maan helptl Heeft 't joch z'n melktandjes al Enzoo voort. Het is, dunkt mij, duidelijk, dat genoemde kernachtig Hollandsohe uitroepen uit een andere sfeer, uit een andere gevoelswereld zijn. dan het „C'est adorable!" uit den mond van René Ghil, die toch, zoodTa het serieuze kritische beschouwingen geldt, meeningen kan uiten, die krach tig overeind staan. D a t is het de Franse he beleefd heid is een govoelseigenschap en niet zoo maar een oppervlukkig aan- leerseltje. Ze is het Fransche ras eigen, niet slechts „par droit de con quète", doch ook „par droit de nais- sance." Ik weet niet meer, welke Duitsche scribent schreef over „de grimassen, de aperigbeden der Fransche be^ leefdheid." Ik weet alleen, dat die Germaan, wiens meening gedeeld wordt door vele onzer ongelikte beren, die het Fransche ras bijkans uitslui tend beoordeel en naar de geëxpatri eerde Fransche kappers en koks, er geen sikkepit van afweet. Er zijn er, die beweren, dat do Fransche beleefdheid aan het dood gaan is. Men versta me wél: het zijn Franschen waaronder Léon Ber- nard-Derosne die het beweren. Volgens hen is de verbreiding der de mocratische begrippen daarvan de oorzaak. Deze hebben de grofheid van zeden en gebruiken in hun na sleep. Ik zie niet in, dat de democratie een soort van antipode der beleefd heid is. Zoolang onderdanigheid niet Ivetzelfde is ais beleefdheid, zoolang behoeft de democratie niet onveree- nigbaar te zijn met wellevendheid. Veeleer moet, mijns inziens, het minderen der beleefdheid toegeschre ven worden aan de verbreiding van... bet feminisme. Reeds ongeveer een halve eeuw ge leden schreef Nestor Roquoplan: „Maak je klein op eon trap om aan oen vrouw d9 keus to laten van den kant, dien zij gelieft te nemen. Ga snel een trottoir af om haar al de ruimte te laten, die zij voor heur rok noodig heeft. Haal je parapluie geheel naar de laagte voor de hare, welker punten je ooge-n in gevaar brengen. Raap vlug en gedienstig op, wat haar uit de hand kan vallen hand schoen, zakdoek, parasol. Haast u haar te helpen, wanneer gij haar onhandig den knop van een deur ziet omdraaien, waardoor zij wil binnenkomen of uitgaan. Dank u Jawel, morgen brengen 1 Ouderwetsoh, niet Engelsch, niet chic. Dank u Zou men dus met een heer moeten spreken, aan wien men niet is voorgesteld Geen dank u, goed maar dan ten minste een blik, een hoofdknik, die een beminnelijk gevoel aanduidt. Een blik nooit. Zou men nu knip oogjes moeten geven aan die heeren, omdat zij hun plicht doen Niets, dat is genoeg. Wanneer ge over den onmogelijkeu rok van een vrouw loopt, drukt haar blik uitlomperd. Betoont ge haar beleefdheid, dan wil haar blik zeggen stumperd." Sedert heeft de vrouwen-emancipa tie een ontzaggelijke vlucht genomen. Voeg daarbij, dat de Franschman, van oudsher reeds, het beleefdst is tegenover de zwakke sekse en gij behoeft u niet te verwonderen, dat, over het algemeen genomen alweer, de man in Frankrijk beleefder ;s, meer „savoir-faire" heeft dan de vrouw. De wisselwerking daarvan kan een decadentie der Fransche beleefdheid ten gevolge hebben. De Fransche beleefdheid is echter zóó superieur, dat, ze moge in den loop der tijden ietwat verflauwd of verminderd zijn, de andere naties er in elk geval nog een voorbeeld aan kunnen nemen. Gij stapt den eersten den besten Franschen winkel binnen. Beleefd en zoo vlug mogelijk wordt gij bediend, ook al koopt ge voor het geringste bedrag. Zijt ge bediend, dan laat le winkelier u uit en zegt vriendelijk dank. Heeft hij het door u benoodigde niet voorhanden, dan duidt hij u, ook ongevraagd, den naastbij zij nden winkel uit, waar gij het verlangde wel kunt krijgen. In Holland Een schooier vraagt hier 'n uiterst wel gekleed en heer, gehandschoend en gehoogehoed, om vuur. Deze houdt zijn sigaar of sigaret met de grootste welwillendheid gereed In Holland Ik schei er uit. Het verschil tusschen de beleeld- heid in Frankrijk en de parallelle eigenschap in Holland is zóo groot, dat er een gansch boekdeel over te schrijven zou zijn. Dat verschil is zelfs meer essentieel dan gradueel. OTTO KNAAP. Yan de Residentie en haar bewoners. LXX. De Haagsche vliegweek heeft op het oogenblik, dat ik dit schrijf, nog niet veel resultaat opgeleverd. Wel jam mer, want bij de groote voornaam heid, waarmee de inenschen hier spreken over de „week" behoort min stens één vermeldenswaardige pres tatie. Dat die uitbleef ligt niet alleen aan het minder gewenschte weer. Het terrein ligt zoo goed als onbeschut voetballers kunnen getuigen van den orkaan, die steeds op het Quickveld waait en Van Maasdijk is heel voorzichtig. Niemand zal hem dat kwalijk ne men, voor de I 6000, die hij krijgt, kunnen we toch niet verlangen, dat hij steeds zijn leven waagt maar het stelt het publiek wel wat teleur en mooie resultaten blijven er door uit. We hebben nu twee aviateurs liet woord vliegenier, dat een paar bladen ingang willen doen vinden, wordt toch nooit door de spraakma kende gemeente overgenomen, het is daarvoor veel te vreemd in de re sidentie gehad -. Lefèbvre en Van Maasdijk. Tusschen hun manier van vliegen was wel groot verschil. Lefèbvre, die na het gehaspel tus schen graaf De Lambert en den im- pressarïo, ua den eersten vliegtocht in ons land op de Leursche heide, hier op Groot Persyn aan den I.eïd- sche straatweg opsteeg, had nooit les gehad in de kunst voor de hooge re gionen. Hij kende echter de techniek van de Wrights en het lukte hem, het toestel de lucht in te krijcren en te be sturen. Hij was het geheel en al mees ter, zat er in als een ruiter, die zijn paard goed in zijn macht heeft. Vla gen en rukwinden vreesde hij niel hij vocht er mee, dwong zijn machine naar hem te luisteren en kreeg ze waar hij wilde. Hij pine tegen de moeilijkheden in eu overwon ze. Het was daarom zoo opwindend hem te zien vliegen, omdat inen zag hoe hij zijn toestel deed zegevieren hij vloog dan ook meestal in rechte lijn. Anders is het met Van Maasdijk die zit meer als enkel stuurder in zijïi apparaat en laat zich drijven. Duwt de wind hem wat op zij, hij laat het toe, bepaalt zich er toe net toestel recht te houden. Van de dwingende macht, die men bij Lefèbvre kon be wonderen is bij hem geen spoor te bekennen. Hij dobbert in de lucht bet toestel blijft niet zuiver horizon taal en schommelt soms opvallend. Zooals ik reads zei, het is v. Maas dijk in geen enkel opzicht kwalijk to nemen, dat hij het vechten met ruk winden nalaat; maar het suggeree- rende dat van Lefèbvre's vliegen uit ging, ontbreekt geheel. Dat maakt misschien dat de geestdrift hier nooit hoog boven peil uitlaaide Deze vliegerij werd georganiseerd door de Ned. Vereeniging voor Lucht vaart en dit is het eerste actieve deel dat deze vereeniging aan de aviatiek neemt. Veel gedaan hcc-ft zij tot dusver niet. Toen Lefèbvre in Holland was en voor rekening van een impressario naar Den Haag kwam. nam de V. v. L. hem daar op sleeptouw, befuifde hem een beetje en schonk hem een plaquette, als aandenken. Daarmee was alles uit. Een jaar lang heeft de liefde voor de aviatiek van de vereoniging gesla pen als een marmot. Van het houden van vliegdemonstratics of het popula- riseeren van deze jongste sport, geen spoor. Vliegterreinen werden bekc- Haarlemmer Halletjes EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. Vroeger was dc politie liet midden punt van gevonden voorwerpen. Wie het geluk had, wat le vinden, bracht het naar het bureau in de Zijl straat, waar het werd aanvaard, om daar een jaar of twee, drie op den eigenaar te liggen wachten. Zoo xnoest het ook wezen. Maar sedert er in het bureau van politie geen ruimte meer is, omdat de gemeente de kren terigheid heeft gehad, het bovenhuis van haar politiebureau aan een par ticuliere maatschappij te verhuren, nu moet de burgerij zelf voor bewaar der van gevonden goederen spelen. Ir. één nummer van deze courant vind ik onder het opschrift„Gevon den voorwerpen" zeventien artikelen, waarvan er vijftien te bevragen zijn aan particuliere adressen. Zoo kan een taschje met inhoud teruggehaald worden Hoofdstraat Wijk C 107, te Lisse. Wat een gemak toch voor de Haarlemsche juffrouw, die dat verlo ren heeftInplaats van naar de Smedestraat moet ze op reis, een uur ver met de stoomtram, om haar verlo ren schat te halen. Als het taschje oud en de inhoud niet veel waard is, dan heeft ze er de reiskosten niet voor over en laat het taschje Btilletjes in Lisse. De Lisser vinder evenwel, die daarvan natuurlijk niet weet, moet twee of drie jaar lang, precies weet ik hel niet, maar twee jaar zeker, zorgvuldig op dat gevonden voorwerp passen, want mocht zich de eigenaar aanmelden, dan moet liet er wezen. compleet en ongeschonden. Je komt er dan niet af met te zeggen „het spijt me, de kinderen hebben het in handen gekregen en stuk gemaakt." Is het gevonden voorwerp niet pre sent, dan loop je nog de kans van een proces verbaal wegens verduistering. Twee dingen van het lijstje zijn bij de politie zelf te bevragen een huis sleutel en een palmgfuik, dio waar schijnlijk door agenten zijn gevon den. Het vinden van voorwerpen is een eigenschap, een karaktertrek als men wil. Sommige menschen vinden herhaaldelijk iets, anderen nooit van hun loven, zooals er ook menschen zijn, die altijd present zijn wanneer iemand te water raakt, en anderen, die dat nimmer bijwonen. Ik behoor tot de niet-vinders, en hel ligt ook niet in mijn plan, om de vindkunst te leeren. Mocht het mij dus ooit over komen, dat ik iels van waarde op straat zie liggen, dan ga ik er bij op wacht 6taan, tot er een goedig uit ziend mensch voorbijkomt. „Mijnheer" (of juffrouw), zeg ik dan, „ziet u daar dat ding wel lig gen Tien tegen een, dat hij of zij bukt en het opraapt „Ziezoo", zeg ik dan, „nu is u de eerlijke vinder. Geeft u het nu maar aan bij het politiebureau." „Maar waarom doet u dat zelf niet vraagt natuurlijk de meneer of juffrouw. „O nee", zeg ik dan, „voor mij is dat heel Iets anders. Ik leg me niet toe op vinden, ik voel er geen roeping voor. Mot u is dat heel anders. U heeft aanleg. Als u maar goed oefent, dau wordt u nog eens een pracht van een vinder, een eerste klasse vinder. Mo gelijk krijgt u dan nog wel een kamer vol gevonden voorwerpen, die u alle maal voor een ander bewaren moet, omdat de politie haar bovenkamers verhuurd heeft" Daar hij. of zij, van deze toespraak niet zooveel zal begrijpen als de ge achte lezer, die op de hoogte is, maak ik dan een einde aan het gesprek en wandel weg, vastbesloten enkel en alleen te streven naar het vinden van dingen, die ik zelf verloren heb, om dat ik die zonder officieele tusschen- komst dan weer in mijn zak mag ste ken, voor goed. Een van mijn kennissen heeft een juiste opmerking gemaakt over do schapenhokken van de electrischc tram te Zandvoort. Ilij is een gemoe delijk man, die de noodzakelijkheid van schapenhokken op sommige oogenblikken gevoelt, maar toch wel hun onaangename werking zooveel mogelijk ingekrompen zou willen zien. „Waarom", zoo vroeg hij mij, „wor den er op het terrein niet zooveel menschen toegelaten, als er kunnen geborgen worden in één wagen Die staan vooraan, gaan dus in elk geval voor en zouden, wanneer ze op het terrein worden toegelaten, heel wat aangenamer op de banken kunnen gaan zitten, don ze nu in de schapen hokken moeten blijven staan." Ik kon op de vraag geen antwoord geven, en het eenige wat ik kan doen, Is de vraag hier afdrukken, opdat die onder de oogen komt van do di rectie. Wanneer zij inziet, dal met de zen maatregel telkens dertig -men schen gelukkig kunncu worden ge maakt, zal zij wellicht, in haar eigen belang, daartoe besluiten. Maar het kan zijn, dat de directie haar belangen anders inziet. Het hangt maar af van het standpunt, waarop iemand een zaak bekijkt en dc ervaring leert, dat het moeilijk js, om op een anders standpunt te gaan staan „natuurlijk", zegt mijn zoon Jan, „want die ander staat er al, zoo dat er geen ruimte meer is." Dit houd ik evenwel voor een flauwe aardig heid, die geen ernstig antwoord ver dient. Toch geloof ik, dat er maar één oordeel kan wezen over het feit, dat in of om Haarlem nog niet gevlogen is en wel dit :„het is onze eer te na." Zijn wij hier een sportstad of zijn we het niet Hebben we hier géén eerste klasse-voetbalspel Is het niet waar, dat Pander, Houtman, Eden kampioenen op de schaats zijn geweest Kan Haarlem niet roe men op Posthumn als cricketer, Van de Poll als hockey- en bandy-speler Was Kees Wittevecn geen Haar lemsche wielrenner Wordt hier niet met ijver getennist, geroeid, gezwommen Kortom, heeft Haarlem géén reputatie op sportgebied Zoo neen, dau zwijg ik. Zoo ja, dan vraag ik, waarom Van Maasdijk nog niet is uitgenoodigd, om te komen vliegen, of Jan Olieslagers Ik weet wel In Haarlem is geen terrein. Als je hoort, dat de buiten landers vliegterreinen maken van 600 hectare en dat ons Nederlandsche ter rein bij Ede maar weinig kleiner is, dan lach je als iemand vraagt, of een van onze voetbalvelden soms dienen kan. Maar buiten Haarlem is toch ruimte genoeg, hetzij naar den kant van Schoten, of in de buurt van Heemstede, om maar niet te spreken van de Haarlemmermeer, die mis schien wat al te waterig en in elk ge val niet goed te bereiken is Waar blijft Jan Lieftinck, waar blijft Jan de Breuk, waar blijven andere Jannen, die belang stellen in sport Het kan toch geen kunst wezen, om een terrein te vinden en een duizend gulden of wat als waarborgsom bij elkaar te brengen Komaan, sportmenschen wordt wakker, stapt in een auto, rijdt gefortuneerde bewoners van Haarlem en omstreken af en ik ben er zeker van, dat de zaak zal lukken. Maar maakt wat haast, want het na jaar met zijn kansen op storm en slecht weer. waarin niet meer gevlo gen kan worden, nadert en zoodra te Amsterdam de eerste vliegenier zal zijn opgestegen, dalen de finaucieele kansen voor een Haarlemsche onder neming. Nu zijn ze nog goed, evenals de lotingskans, waarvan ik dezer dagen een Hoarlemsch ingezetene hoorde vertellen, 't Geval is al long geleden, anders zou hij er waarschijnlijk over gezwegen hebben. H'j kwam wat vroeg in de zaal, waar geloot moest worden. De heeren, die de loting zouden leiden, waren er nog niet, maar wel waren een paar personen aanwezig, die de lootjes in orde maakten en op ringetjes rolden en uit hun gesprek kon hij opmaken, dat ze dat werk begonnen met de lage nummers en dus zouden eindigen inet de hooge. Er was nog maar weinig te doen, toen het werk hokte. De ringetjes wa ren op. „Heb jij er niet meer vroeg de een. „Neen", antwoordde de ander, „jij ook niet Besloten werd om gauw wat ringe tjes te gaan koopen. En den eenzaam wachtenden loteling schoot een denk beeld door het hoofd, dat hem vol verwachting de loting tegemoet deed zien. Toen hij opgeroepen werd, keek aij aandachtig in de kom naar een glim mend ringetje, want dat moest er een zijn van de pas gekochte. Hij vond er een, overhandigde het vlug aan den voorzitter. Het was een hoog nummer! Jk zeg nog eens, dat het vele jaren geleden is. Tegenwoordig zou dat niet meer gaan, omringd ais de loting is met tal van voorzorgen. Maar in dien goeien ouwen tijd kon het soms hui selijk toegaan. In dc vragenbus heb ik gelezen, dat iemand vroeg om een specialiteit voor beenen. De redactie antwoordde, dat zij zoo'n dokter niet kende. Ik ook niet. wel ken ik speeialHeiten in vodden en beenen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 5