BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
«MAIM» BBH&H GROOTE HOUTSTRAAT 5.,.
ZATERDAG 27 AUQU8TU81910
No. 8336
DE ZATERDAGAVOND
m 10 CENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUI ENSEAARNE 6. 0NZE ann^rden opgemerkt.
Rubriek voor Vrouwen
Een heel Evenement voor one
Moeders.
Een heel evenement is het voor ons',
Moeders, als nu met September onze
oudste naar school gaatl En mei na
druk zeg ik, „onze oudste", omdat
nooit meer zóó levendig en frisch alle
indrukken van oudervreugde en ou
derzorg worden doorgemaakt, als
met den oudste; dat is een voorrecht,
dat de natuur aan de eerstgeborene
schenkt! Wij zijn het dan nog niet ge
wend, een schoolgaand kind te bezit-
len cn vul spanning en belangstelling
zien we die gebeurtenis tegemoet! De
hoofdpersoon zelve is er gewoonlijk
nog het kalmst onder en weet eigen
lijk niet goed, wat hij antwoorden
moet op al die vragen van ooms en
tantos en neefjes en nichtjes, of hij
het niet prettig vindt? Of hij niet blij
is, dat hij naar school gaat? enz.
En van de huisgenooten hoort hij
ook allerlei toespelingen op do grooto
gebeurtenis die hem boven het hoofd
hangt. Vader zegt dikwijls, bis zijn
zoon zich nu nog min-behoorlijk ge
draagt:
Nu, ventje, die kunsten zullen ze
je op school wel afieeren. Of de dienst
bode beweert, met somber-paedagogi-
sche voorzeggingskracht:
Nou, de meester zal genoeg aan
jou te doon hebben, hoor! Kleine
broer verheugt zich in alle stilte, dat
Frits dan dagelijks zoo'n tijd weg zal
ziju, waardoor hij dan het rijk alleen
heeft over het speelgoed. Alleen zijn
Moeder zal hem missen!
Ja, hij houdt mij nu wel dikwijls
van het werk af en is wel eens lastig
en ondeugend, maar toch zie ik er te
gen op, dat hij zoovele uren daags
van mij af is en.dan vooral dat er
zoo n onbekende derde macht in ons
leven treedt waar we ons beiden in
moeten schikken; misschien ben ik
qok een beetje angstig en jaloersch?...
Ook in de gewoonte van ons huis
brengt de school verandering, 's Mor
gens moeten wij vroeger opstaan en
vroeger ontbeten hebben, want eiken
dag moet ons schoolkind op bepaal
den tijd gereed zijn. En dan niet te
vergoten het huiswerkl Want wij zel-
vcn kunnen immers niet genoeg oor-
deeicn over den geestelijken aanleg
van ons kuid; dat moet weer die groo-
te ingrijpende macht doen. Ja, thuis
is hij hij de hand genoeg en ik, voor
mij, vind, dat het voor een normaal
begaafd kind, voldoende moet zijn,
wanneer hem thuis de noodige rust
en een bepaalde tijd om te werken
wordt gegeven; een kind met geringe
re gaven, moeten wij natuurlijk met
ons geduld en verstand bijstaan en
vooral met dat éérste, opdat hij de
lessen der school zoo goed mogelijk
kunne volgen. En nog geeft ons de
schooltijd niet altijd genoeg kijk op
de begaafdheid, en den aanleg van het
kind; daarvoor is cle ontwikkeling
daar te langzaam; wè! kan men in
den schooltijd reeds duidelijk het ka
rakter loeren kennen. Plichtgevoel en
volharding zullen aangekweekt wor
den en juist daarom ook moet men 't
kind zelf de verantwoordelijkheid la
ten dragen voor het werk. Reeds op
school moet het kind ondervinden,
dat schuld, en straf elkaar onverbid
delijk opvolgen.
Laten wij zo toch vooral niet zoo
ongezind en kunstmatig opdrijven en
voortzweepeu; dat kunnen wij toch
niet volhouden en 'maakt hem ten
slotte lui en onverschillig. Waarom
zouden we nog hun schoolstraffen
verzwaren alleen om onze eerzucht te
bevredigen; laat hem dan liever nog
een jaar zitten; als we later geen er
ger schande beleven aan ons kind,
dan is dat nog al zoo héél erg niet!
Maar vooral laten wij toch ook zor
gen, hun vertrouwen te blijven bezit
ten, want bij hoevele Moeders ver
vreemden de kinderen van haar ge
durende den schooltijd, omdat zij hun
ontwikkeling niet gadeslaan! Ja, zoo
zijn wij ook met de beste voornemens
bezield, aLs we ons kind naar school
sturen en we droomen ons tenminste
een gouden toekomst voor heml
Als eindelijk de lang verwachte
ochtend is aangebroken, zijn allen
even druk en zenuwachtig in de weer.
Vader heeft hem een nieuwe school-
tasch gekocht en parmant stapt ons
heertje daarmede op den rug heen en
weer.
Kleine broer staat vol bewondering
te kijken en voelt zich niets veronge
lijkt, dat Fritsje alleen de held van
den dag is. De meid zegt hem ook
eons extra goeden dag en ik druk
hein oen kus op het voorhoofd, een
véélzeggende omhelzing. En daar gaat
hij dan, nog aan de hand van Papa,
druk babbelend en vervuld van aller
lei nieuwe kennismakingen.
Nu, de beste wenschen vergezellen
hem op dien tocht en in gedachten
denk ik mij zelve al ais oude vrouw
naast een goeden, knappen zoon!
Zoo blijft het „voor het eerst naar
school" altijd een gewichtig moment,
nog haast meer in het ouder- dan in
het kinderleven I
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
HEKSENKRINGEN.
Het vochtige jaargetijde nadert
weer en daarmee verschijnen ook de
zonderlinge plantenvormcn, algemeen
als zwammen of paddestoelen bekend.
Langen tijd verkeerde men in vol
komen onwetendheid omtrent het
ontstaan en het leven dezer vreemde
hoeden, knotsen, tafels of bekertjes
en in verband met het vorige artikel
over glimwormen behoeft het ons
niet te verwonderen, dat ook bij het
verschijnen der paddestoelen aan
wezens van hooger orde werd ge
dacht, die des nachts de vreemde
voorwerpen vervaardigden.
Het onderzoek en de natuurkundi
ge geschriften brachten allengs wat
meer klaarheid en zoo weten wij nu
allen, dat de paddestoelen slechts
vruchtlicliamen zijn van do onder-
aardsclie plant, die uit witte draden
bestaat, zich naar alle zijden ver
spreidt en het voedsel verzamelt voor
den later uit te zenden paddestoel.
Het zijn deze witte dradon, die ge
bijvoorbeeld kunt zien in half verga
ne bladermassa's en in de vermolmde
planken van een opgebroken vloer.
Over een eigenaardigen vorm dor
paddestoelgroepen, over de vroeger
zoo gevreesde heksen-tooverkringen
gaan echter nog do zonderlingste ge
ruchten.
Waar gij die kringen kunt zien?
Wel, in uw naaste omgeving. In heel
wat weilanden zijn zij te vinden en
vaak heb ik ze ook in Den Hout op
gemerkt.
Reeds op een afstand zijn zij duide
lijk merkbaar. Wij zien een leger van
paddestoelen in een cirkel geplaatst,
terwijl binnen dien cirkel het gras
niet wil groeien. De rand van dit
onvruchtbare gedeelte is intusschen
vaak met frisch gras bedekt, wat
vooral in den zomer, als de paddc-
stoeLring is afgestorven, scherp in het
oog valt
De vreemdste verhaten zooals ik
reeds deed opmerken zijn omtrent de
ze kringen in omloop en in verband
daarmee heeft men ze ook verschil
lende namen gegeven.
Op veel plaatsen gelooft men nog,
dat de hellevorst zich voor tijdpossce-
ring 's nachts wat op de weiden gaat
vermaken en om zeker te zijn, dat er
met zijn eten niet geknoeid wordt,
karnt hij dan zelf zijn boter. Hij ver
trapt den bodem om de karnton en
daar waar hij niet komt, scliiet weel
derig giras op, terwijl de omgeving
daarbinnen en daarbuiten wordt ver
schroeid.
Zoo werd het „duivelskarnpad" een
plaats ven verschrikking, waarbin
nen men zich niet graag waagde.
In andere streken nam en neemt
men de zaak wat minder gevaarlijk
op.
Men geloofde daar, dat vroolijke
nimfen en dartele elfen op bepaalde;
plaatsen hun nachtelijke dansen uit
voerden en de plaats die zij dan met
hun voeten aanraakten, werd rijk ge
zegend met het heerlijkste gras.
Hoe het ook zij, een feit is het dat
zoon groene kring of zoo n paddestoe
lenbaud werkelijk aanleiding geeft
tot zonderlinge vermoedens, juist om
dat hun ontstaan zoo moeilijk kon
worden gevolgd.
In alle landen waar weiden war
den gevonden, komen zij voor en ook
overal bewijst de naam, dat men oor
spronkelijk aan geheimzinnige mach
ten dacht.
Het „Cercles des fées" dei- Fran-
schen is niets anders dan het „Hexen-
ringe" van onze Oostelijke buren.
Tegenwoordig heeft men niet meer
zoo'n grooten angst voor deze vreem
de cirkels, maar toch zijn er genoeg
boeren die ze louter uit vrees niet
graag in de weiden zien, het nadeel
dat zij doen, niet in aanmerking ge
nomen.
Er zijn er die hun vee van deze ge
heimzinnige plekken verwijderd hou
den, terwijl hun kinderen er geen
bloemen mogen plukken.
Des nachts springen groote padden
in den kring en daar de verhitte dan
sers graag een oogenblikje op adem
komen, worden er paddestoelen in
het rond gezet.
„Erg kinderachtig of ten minste
kinderlijk," zult gij zeggen, maar ver
geet niet dat dezelfde phasen die wij
doorloopen van onze prille jeugd af,
door een geheel volk in den loop der
eeuwen zijn doorleefd en dat eens 'n
geheel ras, hoewel volwassen, toch
nog wat ontwikkeling betreft met de
kinderen van nu overeen kwam.
Tegenwoordig geven wij dan ook
andere verklaringen voor die vreem
de natuurvormen
In 't algemeen gelooft men, dat de
zwammen alles op hun geweten heb
ben en dat er van geheimzinnigheid
in het geheel geen sprake is.
Het witte d,radenstelsel der padde
stoelen leeft vooral van afgestorven
plantendeelen.
Het is daarom, dat bosschen zoo
rijk zijn aan zwammen. Ook hebben
zij voor de vorming der vrucht,licha
men veel vocht noodig, zoodat zij be
halve in bosschen ook op vochtige
weilanden wel kunnen vinden waar
aan zij behoefte hebben.
Vooral op deze laatste plaatsen nu
springt, de vorming van de toover-
kringen zeer in het oog en daar is
men ze gaan bestudeoren.
Groeit uit „de spore" een klein cel
letje, meestal gevormd onder den
hoed der paddestoelen, een witte
draad dan vertakt deze zich al spoe
dig naar alle zijden, zoodat als de
bodem qi toevallige omstandigheden
niet tegenwerken, spoedig een cirkel
vorrnig plekje met het dradenweefsel
is besmet.
Het spreekt van zelf, dat de giroei
van het gras daaronder lijdt, zoodat'
ar een gele j)Iek ontstaat te midden
van het groene gras.
In het volgend voor-, of najaai be
ginnen de myccliumd.raden zooals dat
witte weefsel wordt gonoemd, hun
vruchtlichamen omhoog te zenden en
in het begin groeien die nog op de ge
heels aangetaste plok, maar hoofdza
kelijk op de stevige, jonge uitloopers,
die het meeste voedsel kunnen be
machtigen.
Wanneer deze paddestoelen nu af
sterven, bemesten zij den grond zoo
dat daar in het voorjaar het gTas
flink gaat groeien. Do witte draden
groeien intusschen weer verder, zoo
dat de heksenkring steeds grooter
wordt.
Langzamerhand beginnen schade
lijke invloeden er op te werken en
zoo gebeurt het, dat na jaren de eerst
zoo zonderlinge regelmaat totaal
wordt verbroken en al het geheimzin
nige is verdwenen.
H. PEUSENS.
Bonichon'i hond.
(Uit het Fransch).
Elf uur 's morgens rue Saint
Jacques, De heer Bon'Cliou staat weer
voor zijn deur, maar hij gaat nog
niet naar binnen, want zijn hond Rip,
een geheel zwart, joug gladharig
dier. heeft een groot been gevonden,
dat hij langs het trottoir sleept.
Rip, Rip, roept Bonichon.
Eenige voorbijgangers draaien zich
om en Rip kwispelt met zijn staart.
Rip, roept Bonichon zacht, als
vroeg hij iets.
Rip is onder den indruk hij richt
zijn kop op en komt met kleine pasjes
nader, terwijl hij triomfantelijk zijn
buit in den bek draagt.
Bonichon trekt zijn schouders op,
loopt door eu zou Kip graag in een
hoek gejaagd hebben om hem zoo
naar binnen ie krijgen. Maar Rip
laat zijn kop hangen, blijft staan,
loopt aan plotseling tusschen de bee-
nen van zijn baas en kruipt door het
hek. Met iets van een overwinnaar in
zijn houding trippelt hij op de bin
nenplaats.
Nou, misschien ziet do vrouw
van den concierge hem niet, denkt
Bonichon.
Hij zet zijn bril op, maar de vrouw
van den concierge is niet in haar
loge. Bonichon loopt de donkere trap
pen op en voor hem uit rammelt de
halsband van Rip.
Als Bonichon een bekende stem
hoort, loopt hij langzamer, kijkt naar
boven en blijft stokstijf staan. Het is
de vrouw van den concierge, die met
den bezem in de hand van de verte
uit Rip dreigt en tegen hem uitvaart
Rip is naar de derde verdieping ge-
loopen met zijn bot, dat hij tusschen
zijn voorpooten houdt en gulzig af
likt, terwijl hij af en toe keft
Bonichon loopt zachtjes de trap
weer af. De deur van de vierde ver
dieping gaat open.
Rip 1 roept een barsche stem.
En Rip laat zijn liuit in den steek,
maakt zich klein en wringt zich als
een schaduw door de op een kier ge
opende deur om zich, wie weet waal-,
te verstoppen.
Bonichon komt met het onschuldig
ste gezicht van de wereld naar boven
en groet met een allerbeminnelijkst
lachje de onvriendelijke vrouw van
den concierge. Als hij op de vierde is,
belt hij. Zijn vrouw doet zelf open.
Dag, vrouwtje, zegt hij eenigs-
zins buiten adem.
Zij draait zich om, zonder een
woord te zeggen. Bonichon is ge
schrikt. Hij begint zijn krantje te le
zen vandaag staat er heelemaal
niets in Bonichon luistert angstig,
maar Rïp jankt niet in de keuken.
Dat is een goed teeken. Misschien is
alles al. vergeten.
Ze gaan aan tafel zitten. Rip kruipt
uit zijn schuilhoek en schuift langs
den muur. Rip heeft gewetenswroe- j
ging; hij is terughoudend en houdt
zich fatsoenlijk. Hij legt zijn poolen
niet op tafel en besnuffelt de neer
hangende hand van zijn baas.
Ik heb een besluit genomen,
zegt mevrouw Bonichon.
Bonichon had zich van schrik bij
na verslikt.
Wat voor een besluit
Hij lacht allerbeminnelijkst
Je moet. zorgen, dat ik dien hond
niet meer onder mijn oogen krijg,
zegt ze, ik heb er genoeg van, al-
lijd die klachten van de vrouw van
den concierge te hooren. Ik heb je ge
waarschuwd.
Bonichon is op vrede in zijn huis
gesteld, maar hij moet er over pra-
teu
Kom I zegt hij, we moeten
verstandig met elkaar praten.
Dat is de manier, waarop hij het
liefst praat, maar hij heeft er nooit
geluk mee gehad.
Wat moet ik met dien hond
doen
Verknopen.
Rip veiT.oopen
Dat is waar wie zal er iets
voor geven? Nou, dan inoet je hem
laten afmaken
Alles goed en wel, maar dat ge
beurt niet.
Nou, dan moet je uitgaan en
hem probeeren te verliezen. Er ziju
genoeg menSchen, die honden verlie
zen, want anders konden er niet zul
ke gokken zijn, die ze vinden, zooais
jij b.v. het vorig jaar
Twee uur. Bonichon neemt zijn
hoed en roept zachtjes Rip. Hij wil
stilletjes weggaan....
Aan de deur van haar kamer staat
mevrouw Bonichon.
Breng dien hond niet meer in
huis, zegt ze in geen geval,
hoor In geen geval 1
Bonichon loopt verzoenend naar
haar toe.
Kom zegt hij, we zullen
verstandig met elkaar praten
Hij moet heel alleen verstandig
praten, want mevrouw Bonichon
gooit de deur voor zijfl neus dicht
Ontmoedigd gaat Bonichon uit.
De vroolijk blaffende Rip schiet in
groote sprongen vooruit de trap
pen af.
Bonichon houdt zich bij het naar
beneden gaan aan de leuning vast
Op de plaats bromt de vrouw van
den concierge onduidelijke woorden
Vuil vee.... smeerlap.
Bonichon krijgt van schrik een
kleur.
Rip heeft zijn snoet in de vuile goot
gestoken en slokt zoo gulzig, dat hij
zijn oogen verdraait.
Bonichon staat geduldig te wach
ten eindelijk roept hij hem, dan
fluit hij. En plotseling bespringt Rip
hem vriendelijk, zoodat hij hem van
boven tot oildor met modder bevuilt.
Dat is onbeschoft, denkt Bonichon,
en veegt op straat zijn jas schoon.
Dit dier heeft me in een paar maan
den veel onaangenaamheden bezorgd.
Mijn vrouw is heelemaal nerveus en
heeft een verbitterd karakter gekre
gen. De vrouw van den concierge, die
vroeger beleefd tegen me waS, brengt
me nu niet meer op tijd mijn brie
ven. Een jachthond schijnt Rip ook
niet te zijn, want toen men op 14
Juli schoot, kroop hij onder mijn bed.
Voor waakhond kan hij ook niet af
gericht worden, want als hij blaft,
slaat mijn vrouw hem dadelijk. Rip
is onzindelijk, Rip is gulzig....
Zoo denkt Bonichon, terwijl hij den
Boulevard Saint Michel oploopt,
maar zijn blikken rusten liefdevol op
Rip, die vooruit rent, staan blijft,
naar hem toekomt, of zich plotseling
tusschen de beencn van de wande
laars dringt
Bonichon begrijpt, dat een besluit
beslist noodzakelijk is. Als eerlijk
menseh wil hij dat nemen en het doet
hem leed, dat hij zoo sentimenteel is.
Ik ben altijd sentimenteel ge
weest, zegt hij tot zichzelf. Mijn
vrouw zegt, dat ik een ezel ben en
anderen denken het misschien ook.
Ilct. zou goed zijn, als ik op mijn
ouden dag dien drang van mijn hart
van me afzette en mijn kracht bewij
zen kon.
Ze naderen de Tuilerieën. Bonichon
fronst zijn wenkbrauwen, bijt zich op
zijn lippen, dan zucht hij en wil zijn
besluit uitvoeren. Hij roept Rip, die
met groote sprongen toesnelt, buigt
zich naar hem toe, doet zijn hals
band af, aait hem op zijn kop en tot
dank likt Rip hem op zijn neus.
Met vasten tred loupt Bonichon den
tuin in. Hij gaat op de eerste bank
zitten en vouwt zijn krant open.
Rip gaat voor zijn baas zitten, en
kijkt met glanzende oogen iuuir hem.
Geen ketting. Geen halsband. Wat
Wat is dat dan Is dat vrijheid Hip
is zijn eigen baas en meester van dit
paradijs En dc baas is in zijn krant
verdiept, verbiedt hem niets en zegt
niet Neen, Rip
Rip, gek van vreugde, rent in het
mollige gras, rolt zich er in, loopt zijn
staart na, dan neemt hij een aanloop,
gaat voort met zijn kunsten, vernielt
een bloembed, blaft een oude dame
aan en gooit een kleinen hond omver.
Het is een bar schandaal. Twee op
zichters in een soort militaire klee
ding loopen toe en gesticuleeren le
vendig.
Bonichon, heelemaal bleek, sluipt
weg, gaat den tuin uit en stapt in don
eersten den besten omnibus.
Aan het station-Saint I.azare houdt
de bus op. Hij moet uitstappen, hij
moet naar huis teriig.
Langzaam loopt Bonichon door de
drukke straten. Hij voelt zich terneer
geslagen en melancholiek. Er ont
breekt. hem iets. of meer nog iemand.
Wat voelt hii zich vandaag eenzaam
in de volte. Bïi drukke kruispunten
merkt hij, dat hij fluit en in zijn na
bijheid een vertrouwde gestalte zoekt.
Voor hem is al het teedere, om over
een nog nv-er onbezonnen wezen Ie
waken, dan hii z»]f is. voor altijd
verdwenen. En andere honden loo
pen langs hem, aan #-en koordje ach
ter hun baas eau. Bonichon voelt hoe
uit zijn smart gewetenswroeging
groeit.
l ei wijl hij zoo, zonder te denken,
doorloopt, staat hij plotseling weer
toevallig voor de Tuilerieen. Toeval
lig Zonder twijfel, want hij moest
daar niet voorbij. Ja, maar een ge
heimzinnige macht brengt den misda
diger altijd weer naar de plaats van
dc misdaad terug. Bonichon loopt
weer door het hekje. Wat hoopt hij
Bonichon blijft staan, zijn oogen
staren star, zijn hart klopt heftig.
Waarom dat oploopje? Wal willen ah
die kinderen en waarom stooten ze
elkaar aan en waarom staan ze in een
kring En wat trekt de dikke roode,
waardige wachter aan een touw ach
ter zich aan
Bonichon moet tegen een boom leu-
Hel is Rip, met vuil overdekt, dee
moedig diep bedroefd, een zwarte
weerspannige hond, die door een
touw half gewurgd wordt en met
zijn arme, gewonde pooten over den
grond schuurt. De man der wet is de
sterkste. De wachter bereikt het hek
en maakt het touw aan den spijl vast.
De kinderen juichen van vreugde.
Niet staan blijven, zegt de
wachter streng.
Een andere hond is daar reeds vast
gebonden een kleine, witte poedel,
een onschuldig diertje met lange ha
ren, dat op den grond is gaan liggen,
om stil in de zon te droomen.
Rip bésnuffelt hem en dan opent hij
zijn oogen en staat op. Hij rekt zich
uit, beruikt Rip hoffelijk en kijkt moe
deloos naar hem.
Maar Rip berust niet in zijn lot
Rip is gaan zitten en jankt, zijn kop
omhoog, een treurzang van de ver
drukte onschuld
Bonichon kan zich niet meer inhou
den. Hij doet twee passen vooruit en
fluit.
De opzichter heeft zich omgedraaid;
hij heeft verheugd blaffen gehoord.
Rip is opgestaan, zijn tong hangt uit
zijn bek, zijn oogen puilen uil de kas
sen, zijn lijf wringt zich in bochten
van vreugde, zijn adem wordt bijna
benomen door het touw om zijn keel.
Bonichon, die naderbij komt, zou
het liefst er hard naai- toe loopen als
hij maar durfde.
De opzichter heeft het begrepen
hij fronst zijn wenkbrauwen en gaat
naar hem toe.
Is die hond van u
Dat is Rip.
En zijn halsband
Bonichon krijgt een kleur cn haalt
den halsband uit zijn zak. De man
neemt een notitieboekje.
Ik moet u bekeuren. Uw uaam
en uw adres als 't u blieft.
Maar wat doen al die onaange
naamheden er toe? De bevrijde Rip
springt van vreugde en blij met zijn
vrijheid veischrikt hij dc rustige won
del aai s door zijn geblaf.
Die is goed om afgemaakt te
worden, zegt de opzichter.
Afgemaakt?
Bonichon is opgevroolijkt door de
goede daad, die hij verricht heeft.
Hij groet en wil doorloopen. flip
kijkt uit cle verte naar hem en wacht.
Maar Bonichon loopt terug hij heeft
op zijn linkerhand een warm likje ge
voeld.
Een kleine, witte poedel met lange,
krullende haren kijkt vol vertrouwen,
schuchter en liefdevol naar hein.
Smeekencl vraagt hij hem iels met
zijn groote, groene, onschuldige oogen
staat op en likt Bonichon nog eens
op zijn hand.
Bonichon is ontroerd.
Als de opzichter met deftigen tred
doorloopt, rent Bonichon hem ach
terna.
Hé, opzichter zegt hij eenigs-
zins kleurend, die kleine witte hond
is ook van mij.
De vervalschte wissel.
In oen voornaam, groot kantoor
van de provincie-hoofdstad zat ccu
der eerste kooplui der stad, de heer
Van Gimhleh. Op een heerlijken zo
mermorgen, die weelderig de houge
en ebbenhouten bureautafel belichtte
toefde hij daar, druk bezig met spoed-
cischend schrijfwerk.
De klank van een smeekend zwak
stemmeke, dat van den tuin uit naar
boven toonde, verlokte hem van zijn
werk op te staan en even door be'
venster naar buiten te kijken.
Onder het raam stond bij de vesti
bule een vrouw met droef uiterlijk.
Het zien van dit droefgeestig wezen
bracht Van Gimmen in een onge
noeglijke onrust, die hem vervelend
stemde. Hij hoorde, hoe die eenzame
vrouw dringend naar hem vroeg.
—Het spijt me, antwoordde de
huisknecht met ijzigen trots in zijn
toon, zooals ondergeschikten vaak
kunnen spreken, wanneer zij weten
tegenover iemand te staan, die min
der is dan zij.
Ja, jè moet maar gaan. mijnheer
is voor jou niet te spreken.... Begre
pen, vrouw
Weel u dan niet, wie ik ben Ik
verlang van u, dat u mij ten minste
bij uw patroon aandientIn ieder an
der geval zie ik mij gedwongen zan
der uw tusscbeukoiusl dit huis bin
nen te komen, zoo noodig met geweld
mijn naam te Caiharina van Gim
men.
Bij het hooren van dezen naam
knikten de knieen van den gegulu-
neerden ueurwachter.
Ik vraag u wei verschooning. me
vrouw ik zal mijnheer oogetiblikke-
lijk inlichten moet ik wellicht zijn
zuster aandienen vorschte hij spie
dend uil.
He, due is niet mis <iie heeft
haar op b'r tanden, mompelde de
knecht, terwijl hij de gang ouoiliep.
Zou die feeks aan mijnheer wel
kom ziju? ik geloof niet, dat die
vrouw zijn schoonzuster is. Een rare
vróuw! .Maar je kout nooit weten,
misschien is zij wel de ecliigenooie
van een of anderen hroer, van mijn
heer, die zijn geld er doorgelapt heelt.
Het zou me niks verwonderen, als net
zoo iets was.... Doch wat kan mij het
schelen.... Ik ben alleen maar nieuws
gierig hoe mijnheer haar ontvangen
zal.
Tot zijn uiterste verrassing beval
zijn patroon de vrouw op zijn kan
toor te brengen Jan, de knecht, boog
als een volleerde huisbediende voor
de schoonzuster van mijnheer en leid
de haar beleefd naar mijnheers ka
mer.
Hier staarden Van Gimmen eii de
bezoekster elkander eenige minuten
zwijgend aan. Zwijgend met een
handbeweging wees Van Gimmen zijn
schoonzuster een stoel aan en wacht
te af, wat zij te vertellen had.
Ik heb mij veroorloofd, beste
Adolf, u mijne opwachting te maken,
ving ze plotseling heel bescheiden en
zacht aan.
Onnnodig te zeggen, ik zie het
reeds, ofschoon ik u ook mijn huis
verboden heb, maar spreek nu ver
der en zeg, wat u van mij hebben
vvilt.
Om te bedelen ben ik niet geko
men, zwager, hernam Catharina trots
en met opgeheven hoofd. De ongeluk
kige tegenspoed kon on= wel buigen,
maar niet vernederen. De hoop op de
toekomst en wederkeerige l-efde heb
ben ons het zware kruis lichter ge
maakt. Godsdienstigheid in huis
maakt' sterk en doet bidden om uit
komst
Ahsa. de nood heeft jullie dus
leeren bidden, spotte de koopman
valsch, jammer maar. dat Karei vroe
ger ook n:et zoo braaf was.
Hebt u voor uw broeder Karei
geen mensehlievender woorden over?
vroeg de vrouw gekrenkt.
—Neen, was het duistere ant
woord.
Karei is toch ook dc zoon van uw
jedele moeder....
Zeker wel, hij is een zoon en
broeder, waarop we geenszins gröo*
gaan....
U beiden bezit toch dezelfde
ouders....
De pas geadelde heer Van Gimmen
sprong nu woedend op en hield, als
weerde hij iets af, de hand voor zien
uit.
Zwijg, verzoek ik u dringend,
bevlek den naam van mijn oudere
niet, zij waren eerlijk en Karei was
dat.... llij sprak niet uit. Maar bleek
cn met zenuwachtige klem op liet
woord „vader" zei hij plots Spreek
niet meer van mijn goede ouders,
wanneer u Karei in het gesprek
mengt. Karei is een schurk, d.c /ijn
vader en moeder vóór hun tijd in het.
graf bracht.
U weet, Adolf, dat Karei zeer he
vig door deze zielepijn lijdt omdat
hij onschuldig is ja, Adolf vrij \an
schuld - aan het bedrog, dat men
hem toedcht en ook schijnbaar bewe
zen heeft.
Schijnbaar, zonder goeden grond,
ha, ha, ha.
Een helle schaterlach uit den mond