BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD «MAIM» BBH&H GROOTE HOUTSTRAAT 5.,. ZATERDAG 27 AUQU8TU81910 No. 8336 DE ZATERDAGAVOND m 10 CENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUI ENSEAARNE 6. 0NZE ann^rden opgemerkt. Rubriek voor Vrouwen Een heel Evenement voor one Moeders. Een heel evenement is het voor ons', Moeders, als nu met September onze oudste naar school gaatl En mei na druk zeg ik, „onze oudste", omdat nooit meer zóó levendig en frisch alle indrukken van oudervreugde en ou derzorg worden doorgemaakt, als met den oudste; dat is een voorrecht, dat de natuur aan de eerstgeborene schenkt! Wij zijn het dan nog niet ge wend, een schoolgaand kind te bezit- len cn vul spanning en belangstelling zien we die gebeurtenis tegemoet! De hoofdpersoon zelve is er gewoonlijk nog het kalmst onder en weet eigen lijk niet goed, wat hij antwoorden moet op al die vragen van ooms en tantos en neefjes en nichtjes, of hij het niet prettig vindt? Of hij niet blij is, dat hij naar school gaat? enz. En van de huisgenooten hoort hij ook allerlei toespelingen op do grooto gebeurtenis die hem boven het hoofd hangt. Vader zegt dikwijls, bis zijn zoon zich nu nog min-behoorlijk ge draagt: Nu, ventje, die kunsten zullen ze je op school wel afieeren. Of de dienst bode beweert, met somber-paedagogi- sche voorzeggingskracht: Nou, de meester zal genoeg aan jou te doon hebben, hoor! Kleine broer verheugt zich in alle stilte, dat Frits dan dagelijks zoo'n tijd weg zal ziju, waardoor hij dan het rijk alleen heeft over het speelgoed. Alleen zijn Moeder zal hem missen! Ja, hij houdt mij nu wel dikwijls van het werk af en is wel eens lastig en ondeugend, maar toch zie ik er te gen op, dat hij zoovele uren daags van mij af is en.dan vooral dat er zoo n onbekende derde macht in ons leven treedt waar we ons beiden in moeten schikken; misschien ben ik qok een beetje angstig en jaloersch?... Ook in de gewoonte van ons huis brengt de school verandering, 's Mor gens moeten wij vroeger opstaan en vroeger ontbeten hebben, want eiken dag moet ons schoolkind op bepaal den tijd gereed zijn. En dan niet te vergoten het huiswerkl Want wij zel- vcn kunnen immers niet genoeg oor- deeicn over den geestelijken aanleg van ons kuid; dat moet weer die groo- te ingrijpende macht doen. Ja, thuis is hij hij de hand genoeg en ik, voor mij, vind, dat het voor een normaal begaafd kind, voldoende moet zijn, wanneer hem thuis de noodige rust en een bepaalde tijd om te werken wordt gegeven; een kind met geringe re gaven, moeten wij natuurlijk met ons geduld en verstand bijstaan en vooral met dat éérste, opdat hij de lessen der school zoo goed mogelijk kunne volgen. En nog geeft ons de schooltijd niet altijd genoeg kijk op de begaafdheid, en den aanleg van het kind; daarvoor is cle ontwikkeling daar te langzaam; wè! kan men in den schooltijd reeds duidelijk het ka rakter loeren kennen. Plichtgevoel en volharding zullen aangekweekt wor den en juist daarom ook moet men 't kind zelf de verantwoordelijkheid la ten dragen voor het werk. Reeds op school moet het kind ondervinden, dat schuld, en straf elkaar onverbid delijk opvolgen. Laten wij zo toch vooral niet zoo ongezind en kunstmatig opdrijven en voortzweepeu; dat kunnen wij toch niet volhouden en 'maakt hem ten slotte lui en onverschillig. Waarom zouden we nog hun schoolstraffen verzwaren alleen om onze eerzucht te bevredigen; laat hem dan liever nog een jaar zitten; als we later geen er ger schande beleven aan ons kind, dan is dat nog al zoo héél erg niet! Maar vooral laten wij toch ook zor gen, hun vertrouwen te blijven bezit ten, want bij hoevele Moeders ver vreemden de kinderen van haar ge durende den schooltijd, omdat zij hun ontwikkeling niet gadeslaan! Ja, zoo zijn wij ook met de beste voornemens bezield, aLs we ons kind naar school sturen en we droomen ons tenminste een gouden toekomst voor heml Als eindelijk de lang verwachte ochtend is aangebroken, zijn allen even druk en zenuwachtig in de weer. Vader heeft hem een nieuwe school- tasch gekocht en parmant stapt ons heertje daarmede op den rug heen en weer. Kleine broer staat vol bewondering te kijken en voelt zich niets veronge lijkt, dat Fritsje alleen de held van den dag is. De meid zegt hem ook eons extra goeden dag en ik druk hein oen kus op het voorhoofd, een véélzeggende omhelzing. En daar gaat hij dan, nog aan de hand van Papa, druk babbelend en vervuld van aller lei nieuwe kennismakingen. Nu, de beste wenschen vergezellen hem op dien tocht en in gedachten denk ik mij zelve al ais oude vrouw naast een goeden, knappen zoon! Zoo blijft het „voor het eerst naar school" altijd een gewichtig moment, nog haast meer in het ouder- dan in het kinderleven I MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven HEKSENKRINGEN. Het vochtige jaargetijde nadert weer en daarmee verschijnen ook de zonderlinge plantenvormcn, algemeen als zwammen of paddestoelen bekend. Langen tijd verkeerde men in vol komen onwetendheid omtrent het ontstaan en het leven dezer vreemde hoeden, knotsen, tafels of bekertjes en in verband met het vorige artikel over glimwormen behoeft het ons niet te verwonderen, dat ook bij het verschijnen der paddestoelen aan wezens van hooger orde werd ge dacht, die des nachts de vreemde voorwerpen vervaardigden. Het onderzoek en de natuurkundi ge geschriften brachten allengs wat meer klaarheid en zoo weten wij nu allen, dat de paddestoelen slechts vruchtlicliamen zijn van do onder- aardsclie plant, die uit witte draden bestaat, zich naar alle zijden ver spreidt en het voedsel verzamelt voor den later uit te zenden paddestoel. Het zijn deze witte dradon, die ge bijvoorbeeld kunt zien in half verga ne bladermassa's en in de vermolmde planken van een opgebroken vloer. Over een eigenaardigen vorm dor paddestoelgroepen, over de vroeger zoo gevreesde heksen-tooverkringen gaan echter nog do zonderlingste ge ruchten. Waar gij die kringen kunt zien? Wel, in uw naaste omgeving. In heel wat weilanden zijn zij te vinden en vaak heb ik ze ook in Den Hout op gemerkt. Reeds op een afstand zijn zij duide lijk merkbaar. Wij zien een leger van paddestoelen in een cirkel geplaatst, terwijl binnen dien cirkel het gras niet wil groeien. De rand van dit onvruchtbare gedeelte is intusschen vaak met frisch gras bedekt, wat vooral in den zomer, als de paddc- stoeLring is afgestorven, scherp in het oog valt De vreemdste verhaten zooals ik reeds deed opmerken zijn omtrent de ze kringen in omloop en in verband daarmee heeft men ze ook verschil lende namen gegeven. Op veel plaatsen gelooft men nog, dat de hellevorst zich voor tijdpossce- ring 's nachts wat op de weiden gaat vermaken en om zeker te zijn, dat er met zijn eten niet geknoeid wordt, karnt hij dan zelf zijn boter. Hij ver trapt den bodem om de karnton en daar waar hij niet komt, scliiet weel derig giras op, terwijl de omgeving daarbinnen en daarbuiten wordt ver schroeid. Zoo werd het „duivelskarnpad" een plaats ven verschrikking, waarbin nen men zich niet graag waagde. In andere streken nam en neemt men de zaak wat minder gevaarlijk op. Men geloofde daar, dat vroolijke nimfen en dartele elfen op bepaalde; plaatsen hun nachtelijke dansen uit voerden en de plaats die zij dan met hun voeten aanraakten, werd rijk ge zegend met het heerlijkste gras. Hoe het ook zij, een feit is het dat zoon groene kring of zoo n paddestoe lenbaud werkelijk aanleiding geeft tot zonderlinge vermoedens, juist om dat hun ontstaan zoo moeilijk kon worden gevolgd. In alle landen waar weiden war den gevonden, komen zij voor en ook overal bewijst de naam, dat men oor spronkelijk aan geheimzinnige mach ten dacht. Het „Cercles des fées" dei- Fran- schen is niets anders dan het „Hexen- ringe" van onze Oostelijke buren. Tegenwoordig heeft men niet meer zoo'n grooten angst voor deze vreem de cirkels, maar toch zijn er genoeg boeren die ze louter uit vrees niet graag in de weiden zien, het nadeel dat zij doen, niet in aanmerking ge nomen. Er zijn er die hun vee van deze ge heimzinnige plekken verwijderd hou den, terwijl hun kinderen er geen bloemen mogen plukken. Des nachts springen groote padden in den kring en daar de verhitte dan sers graag een oogenblikje op adem komen, worden er paddestoelen in het rond gezet. „Erg kinderachtig of ten minste kinderlijk," zult gij zeggen, maar ver geet niet dat dezelfde phasen die wij doorloopen van onze prille jeugd af, door een geheel volk in den loop der eeuwen zijn doorleefd en dat eens 'n geheel ras, hoewel volwassen, toch nog wat ontwikkeling betreft met de kinderen van nu overeen kwam. Tegenwoordig geven wij dan ook andere verklaringen voor die vreem de natuurvormen In 't algemeen gelooft men, dat de zwammen alles op hun geweten heb ben en dat er van geheimzinnigheid in het geheel geen sprake is. Het witte d,radenstelsel der padde stoelen leeft vooral van afgestorven plantendeelen. Het is daarom, dat bosschen zoo rijk zijn aan zwammen. Ook hebben zij voor de vorming der vrucht,licha men veel vocht noodig, zoodat zij be halve in bosschen ook op vochtige weilanden wel kunnen vinden waar aan zij behoefte hebben. Vooral op deze laatste plaatsen nu springt, de vorming van de toover- kringen zeer in het oog en daar is men ze gaan bestudeoren. Groeit uit „de spore" een klein cel letje, meestal gevormd onder den hoed der paddestoelen, een witte draad dan vertakt deze zich al spoe dig naar alle zijden, zoodat als de bodem qi toevallige omstandigheden niet tegenwerken, spoedig een cirkel vorrnig plekje met het dradenweefsel is besmet. Het spreekt van zelf, dat de giroei van het gras daaronder lijdt, zoodat' ar een gele j)Iek ontstaat te midden van het groene gras. In het volgend voor-, of najaai be ginnen de myccliumd.raden zooals dat witte weefsel wordt gonoemd, hun vruchtlichamen omhoog te zenden en in het begin groeien die nog op de ge heels aangetaste plok, maar hoofdza kelijk op de stevige, jonge uitloopers, die het meeste voedsel kunnen be machtigen. Wanneer deze paddestoelen nu af sterven, bemesten zij den grond zoo dat daar in het voorjaar het gTas flink gaat groeien. Do witte draden groeien intusschen weer verder, zoo dat de heksenkring steeds grooter wordt. Langzamerhand beginnen schade lijke invloeden er op te werken en zoo gebeurt het, dat na jaren de eerst zoo zonderlinge regelmaat totaal wordt verbroken en al het geheimzin nige is verdwenen. H. PEUSENS. Bonichon'i hond. (Uit het Fransch). Elf uur 's morgens rue Saint Jacques, De heer Bon'Cliou staat weer voor zijn deur, maar hij gaat nog niet naar binnen, want zijn hond Rip, een geheel zwart, joug gladharig dier. heeft een groot been gevonden, dat hij langs het trottoir sleept. Rip, Rip, roept Bonichon. Eenige voorbijgangers draaien zich om en Rip kwispelt met zijn staart. Rip, roept Bonichon zacht, als vroeg hij iets. Rip is onder den indruk hij richt zijn kop op en komt met kleine pasjes nader, terwijl hij triomfantelijk zijn buit in den bek draagt. Bonichon trekt zijn schouders op, loopt door eu zou Kip graag in een hoek gejaagd hebben om hem zoo naar binnen ie krijgen. Maar Rip laat zijn kop hangen, blijft staan, loopt aan plotseling tusschen de bee- nen van zijn baas en kruipt door het hek. Met iets van een overwinnaar in zijn houding trippelt hij op de bin nenplaats. Nou, misschien ziet do vrouw van den concierge hem niet, denkt Bonichon. Hij zet zijn bril op, maar de vrouw van den concierge is niet in haar loge. Bonichon loopt de donkere trap pen op en voor hem uit rammelt de halsband van Rip. Als Bonichon een bekende stem hoort, loopt hij langzamer, kijkt naar boven en blijft stokstijf staan. Het is de vrouw van den concierge, die met den bezem in de hand van de verte uit Rip dreigt en tegen hem uitvaart Rip is naar de derde verdieping ge- loopen met zijn bot, dat hij tusschen zijn voorpooten houdt en gulzig af likt, terwijl hij af en toe keft Bonichon loopt zachtjes de trap weer af. De deur van de vierde ver dieping gaat open. Rip 1 roept een barsche stem. En Rip laat zijn liuit in den steek, maakt zich klein en wringt zich als een schaduw door de op een kier ge opende deur om zich, wie weet waal-, te verstoppen. Bonichon komt met het onschuldig ste gezicht van de wereld naar boven en groet met een allerbeminnelijkst lachje de onvriendelijke vrouw van den concierge. Als hij op de vierde is, belt hij. Zijn vrouw doet zelf open. Dag, vrouwtje, zegt hij eenigs- zins buiten adem. Zij draait zich om, zonder een woord te zeggen. Bonichon is ge schrikt. Hij begint zijn krantje te le zen vandaag staat er heelemaal niets in Bonichon luistert angstig, maar Rïp jankt niet in de keuken. Dat is een goed teeken. Misschien is alles al. vergeten. Ze gaan aan tafel zitten. Rip kruipt uit zijn schuilhoek en schuift langs den muur. Rip heeft gewetenswroe- j ging; hij is terughoudend en houdt zich fatsoenlijk. Hij legt zijn poolen niet op tafel en besnuffelt de neer hangende hand van zijn baas. Ik heb een besluit genomen, zegt mevrouw Bonichon. Bonichon had zich van schrik bij na verslikt. Wat voor een besluit Hij lacht allerbeminnelijkst Je moet. zorgen, dat ik dien hond niet meer onder mijn oogen krijg, zegt ze, ik heb er genoeg van, al- lijd die klachten van de vrouw van den concierge te hooren. Ik heb je ge waarschuwd. Bonichon is op vrede in zijn huis gesteld, maar hij moet er over pra- teu Kom I zegt hij, we moeten verstandig met elkaar praten. Dat is de manier, waarop hij het liefst praat, maar hij heeft er nooit geluk mee gehad. Wat moet ik met dien hond doen Verknopen. Rip veiT.oopen Dat is waar wie zal er iets voor geven? Nou, dan inoet je hem laten afmaken Alles goed en wel, maar dat ge beurt niet. Nou, dan moet je uitgaan en hem probeeren te verliezen. Er ziju genoeg menSchen, die honden verlie zen, want anders konden er niet zul ke gokken zijn, die ze vinden, zooais jij b.v. het vorig jaar Twee uur. Bonichon neemt zijn hoed en roept zachtjes Rip. Hij wil stilletjes weggaan.... Aan de deur van haar kamer staat mevrouw Bonichon. Breng dien hond niet meer in huis, zegt ze in geen geval, hoor In geen geval 1 Bonichon loopt verzoenend naar haar toe. Kom zegt hij, we zullen verstandig met elkaar praten Hij moet heel alleen verstandig praten, want mevrouw Bonichon gooit de deur voor zijfl neus dicht Ontmoedigd gaat Bonichon uit. De vroolijk blaffende Rip schiet in groote sprongen vooruit de trap pen af. Bonichon houdt zich bij het naar beneden gaan aan de leuning vast Op de plaats bromt de vrouw van den concierge onduidelijke woorden Vuil vee.... smeerlap. Bonichon krijgt van schrik een kleur. Rip heeft zijn snoet in de vuile goot gestoken en slokt zoo gulzig, dat hij zijn oogen verdraait. Bonichon staat geduldig te wach ten eindelijk roept hij hem, dan fluit hij. En plotseling bespringt Rip hem vriendelijk, zoodat hij hem van boven tot oildor met modder bevuilt. Dat is onbeschoft, denkt Bonichon, en veegt op straat zijn jas schoon. Dit dier heeft me in een paar maan den veel onaangenaamheden bezorgd. Mijn vrouw is heelemaal nerveus en heeft een verbitterd karakter gekre gen. De vrouw van den concierge, die vroeger beleefd tegen me waS, brengt me nu niet meer op tijd mijn brie ven. Een jachthond schijnt Rip ook niet te zijn, want toen men op 14 Juli schoot, kroop hij onder mijn bed. Voor waakhond kan hij ook niet af gericht worden, want als hij blaft, slaat mijn vrouw hem dadelijk. Rip is onzindelijk, Rip is gulzig.... Zoo denkt Bonichon, terwijl hij den Boulevard Saint Michel oploopt, maar zijn blikken rusten liefdevol op Rip, die vooruit rent, staan blijft, naar hem toekomt, of zich plotseling tusschen de beencn van de wande laars dringt Bonichon begrijpt, dat een besluit beslist noodzakelijk is. Als eerlijk menseh wil hij dat nemen en het doet hem leed, dat hij zoo sentimenteel is. Ik ben altijd sentimenteel ge weest, zegt hij tot zichzelf. Mijn vrouw zegt, dat ik een ezel ben en anderen denken het misschien ook. Ilct. zou goed zijn, als ik op mijn ouden dag dien drang van mijn hart van me afzette en mijn kracht bewij zen kon. Ze naderen de Tuilerieën. Bonichon fronst zijn wenkbrauwen, bijt zich op zijn lippen, dan zucht hij en wil zijn besluit uitvoeren. Hij roept Rip, die met groote sprongen toesnelt, buigt zich naar hem toe, doet zijn hals band af, aait hem op zijn kop en tot dank likt Rip hem op zijn neus. Met vasten tred loupt Bonichon den tuin in. Hij gaat op de eerste bank zitten en vouwt zijn krant open. Rip gaat voor zijn baas zitten, en kijkt met glanzende oogen iuuir hem. Geen ketting. Geen halsband. Wat Wat is dat dan Is dat vrijheid Hip is zijn eigen baas en meester van dit paradijs En dc baas is in zijn krant verdiept, verbiedt hem niets en zegt niet Neen, Rip Rip, gek van vreugde, rent in het mollige gras, rolt zich er in, loopt zijn staart na, dan neemt hij een aanloop, gaat voort met zijn kunsten, vernielt een bloembed, blaft een oude dame aan en gooit een kleinen hond omver. Het is een bar schandaal. Twee op zichters in een soort militaire klee ding loopen toe en gesticuleeren le vendig. Bonichon, heelemaal bleek, sluipt weg, gaat den tuin uit en stapt in don eersten den besten omnibus. Aan het station-Saint I.azare houdt de bus op. Hij moet uitstappen, hij moet naar huis teriig. Langzaam loopt Bonichon door de drukke straten. Hij voelt zich terneer geslagen en melancholiek. Er ont breekt. hem iets. of meer nog iemand. Wat voelt hii zich vandaag eenzaam in de volte. Bïi drukke kruispunten merkt hij, dat hij fluit en in zijn na bijheid een vertrouwde gestalte zoekt. Voor hem is al het teedere, om over een nog nv-er onbezonnen wezen Ie waken, dan hii z»]f is. voor altijd verdwenen. En andere honden loo pen langs hem, aan #-en koordje ach ter hun baas eau. Bonichon voelt hoe uit zijn smart gewetenswroeging groeit. l ei wijl hij zoo, zonder te denken, doorloopt, staat hij plotseling weer toevallig voor de Tuilerieen. Toeval lig Zonder twijfel, want hij moest daar niet voorbij. Ja, maar een ge heimzinnige macht brengt den misda diger altijd weer naar de plaats van dc misdaad terug. Bonichon loopt weer door het hekje. Wat hoopt hij Bonichon blijft staan, zijn oogen staren star, zijn hart klopt heftig. Waarom dat oploopje? Wal willen ah die kinderen en waarom stooten ze elkaar aan en waarom staan ze in een kring En wat trekt de dikke roode, waardige wachter aan een touw ach ter zich aan Bonichon moet tegen een boom leu- Hel is Rip, met vuil overdekt, dee moedig diep bedroefd, een zwarte weerspannige hond, die door een touw half gewurgd wordt en met zijn arme, gewonde pooten over den grond schuurt. De man der wet is de sterkste. De wachter bereikt het hek en maakt het touw aan den spijl vast. De kinderen juichen van vreugde. Niet staan blijven, zegt de wachter streng. Een andere hond is daar reeds vast gebonden een kleine, witte poedel, een onschuldig diertje met lange ha ren, dat op den grond is gaan liggen, om stil in de zon te droomen. Rip bésnuffelt hem en dan opent hij zijn oogen en staat op. Hij rekt zich uit, beruikt Rip hoffelijk en kijkt moe deloos naar hem. Maar Rip berust niet in zijn lot Rip is gaan zitten en jankt, zijn kop omhoog, een treurzang van de ver drukte onschuld Bonichon kan zich niet meer inhou den. Hij doet twee passen vooruit en fluit. De opzichter heeft zich omgedraaid; hij heeft verheugd blaffen gehoord. Rip is opgestaan, zijn tong hangt uit zijn bek, zijn oogen puilen uil de kas sen, zijn lijf wringt zich in bochten van vreugde, zijn adem wordt bijna benomen door het touw om zijn keel. Bonichon, die naderbij komt, zou het liefst er hard naai- toe loopen als hij maar durfde. De opzichter heeft het begrepen hij fronst zijn wenkbrauwen en gaat naar hem toe. Is die hond van u Dat is Rip. En zijn halsband Bonichon krijgt een kleur cn haalt den halsband uit zijn zak. De man neemt een notitieboekje. Ik moet u bekeuren. Uw uaam en uw adres als 't u blieft. Maar wat doen al die onaange naamheden er toe? De bevrijde Rip springt van vreugde en blij met zijn vrijheid veischrikt hij dc rustige won del aai s door zijn geblaf. Die is goed om afgemaakt te worden, zegt de opzichter. Afgemaakt? Bonichon is opgevroolijkt door de goede daad, die hij verricht heeft. Hij groet en wil doorloopen. flip kijkt uit cle verte naar hem en wacht. Maar Bonichon loopt terug hij heeft op zijn linkerhand een warm likje ge voeld. Een kleine, witte poedel met lange, krullende haren kijkt vol vertrouwen, schuchter en liefdevol naar hein. Smeekencl vraagt hij hem iels met zijn groote, groene, onschuldige oogen staat op en likt Bonichon nog eens op zijn hand. Bonichon is ontroerd. Als de opzichter met deftigen tred doorloopt, rent Bonichon hem ach terna. Hé, opzichter zegt hij eenigs- zins kleurend, die kleine witte hond is ook van mij. De vervalschte wissel. In oen voornaam, groot kantoor van de provincie-hoofdstad zat ccu der eerste kooplui der stad, de heer Van Gimhleh. Op een heerlijken zo mermorgen, die weelderig de houge en ebbenhouten bureautafel belichtte toefde hij daar, druk bezig met spoed- cischend schrijfwerk. De klank van een smeekend zwak stemmeke, dat van den tuin uit naar boven toonde, verlokte hem van zijn werk op te staan en even door be' venster naar buiten te kijken. Onder het raam stond bij de vesti bule een vrouw met droef uiterlijk. Het zien van dit droefgeestig wezen bracht Van Gimmen in een onge noeglijke onrust, die hem vervelend stemde. Hij hoorde, hoe die eenzame vrouw dringend naar hem vroeg. —Het spijt me, antwoordde de huisknecht met ijzigen trots in zijn toon, zooals ondergeschikten vaak kunnen spreken, wanneer zij weten tegenover iemand te staan, die min der is dan zij. Ja, jè moet maar gaan. mijnheer is voor jou niet te spreken.... Begre pen, vrouw Weel u dan niet, wie ik ben Ik verlang van u, dat u mij ten minste bij uw patroon aandientIn ieder an der geval zie ik mij gedwongen zan der uw tusscbeukoiusl dit huis bin nen te komen, zoo noodig met geweld mijn naam te Caiharina van Gim men. Bij het hooren van dezen naam knikten de knieen van den gegulu- neerden ueurwachter. Ik vraag u wei verschooning. me vrouw ik zal mijnheer oogetiblikke- lijk inlichten moet ik wellicht zijn zuster aandienen vorschte hij spie dend uil. He, due is niet mis <iie heeft haar op b'r tanden, mompelde de knecht, terwijl hij de gang ouoiliep. Zou die feeks aan mijnheer wel kom ziju? ik geloof niet, dat die vrouw zijn schoonzuster is. Een rare vróuw! .Maar je kout nooit weten, misschien is zij wel de ecliigenooie van een of anderen hroer, van mijn heer, die zijn geld er doorgelapt heelt. Het zou me niks verwonderen, als net zoo iets was.... Doch wat kan mij het schelen.... Ik ben alleen maar nieuws gierig hoe mijnheer haar ontvangen zal. Tot zijn uiterste verrassing beval zijn patroon de vrouw op zijn kan toor te brengen Jan, de knecht, boog als een volleerde huisbediende voor de schoonzuster van mijnheer en leid de haar beleefd naar mijnheers ka mer. Hier staarden Van Gimmen eii de bezoekster elkander eenige minuten zwijgend aan. Zwijgend met een handbeweging wees Van Gimmen zijn schoonzuster een stoel aan en wacht te af, wat zij te vertellen had. Ik heb mij veroorloofd, beste Adolf, u mijne opwachting te maken, ving ze plotseling heel bescheiden en zacht aan. Onnnodig te zeggen, ik zie het reeds, ofschoon ik u ook mijn huis verboden heb, maar spreek nu ver der en zeg, wat u van mij hebben vvilt. Om te bedelen ben ik niet geko men, zwager, hernam Catharina trots en met opgeheven hoofd. De ongeluk kige tegenspoed kon on= wel buigen, maar niet vernederen. De hoop op de toekomst en wederkeerige l-efde heb ben ons het zware kruis lichter ge maakt. Godsdienstigheid in huis maakt' sterk en doet bidden om uit komst Ahsa. de nood heeft jullie dus leeren bidden, spotte de koopman valsch, jammer maar. dat Karei vroe ger ook n:et zoo braaf was. Hebt u voor uw broeder Karei geen mensehlievender woorden over? vroeg de vrouw gekrenkt. —Neen, was het duistere ant woord. Karei is toch ook dc zoon van uw jedele moeder.... Zeker wel, hij is een zoon en broeder, waarop we geenszins gröo* gaan.... U beiden bezit toch dezelfde ouders.... De pas geadelde heer Van Gimmen sprong nu woedend op en hield, als weerde hij iets af, de hand voor zien uit. Zwijg, verzoek ik u dringend, bevlek den naam van mijn oudere niet, zij waren eerlijk en Karei was dat.... llij sprak niet uit. Maar bleek cn met zenuwachtige klem op liet woord „vader" zei hij plots Spreek niet meer van mijn goede ouders, wanneer u Karei in het gesprek mengt. Karei is een schurk, d.c /ijn vader en moeder vóór hun tijd in het. graf bracht. U weet, Adolf, dat Karei zeer he vig door deze zielepijn lijdt omdat hij onschuldig is ja, Adolf vrij \an schuld - aan het bedrog, dat men hem toedcht en ook schijnbaar bewe zen heeft. Schijnbaar, zonder goeden grond, ha, ha, ha. Een helle schaterlach uit den mond

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 11