NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. 28e Jaargang. No. 8336 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. zaterdag 27 augustus 1910 b HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN X&, AD VERTENTIËN: per drie maanden: Van 1-5 regels 50 Cis.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Voor Haarlem i.zu Haarlem van 1—5 regels 1.—elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regeL Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der Bi] Abonnement aanzienlijk rabat. gemeente).. 1.JU j/Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing- Franco per post door Nederland1.65 !§*S EP» 50 Cts. voor 3 plaatsingen a contant F v B' Afzonderlijke nummers0.02 M V TO, -jr n Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37H tX/y jLj Kfiusctie en Administratie: Groote Houtstraat 53. de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarae 6. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. ïiaarlemscne Handelsvereeniging Goedgek. bij Kon. Besl. van 12 Nov. 1899. De Haarlemsche Handelsvereeni ging hier ter stede, opgericht 10 Wei 1892, heeft in den loop van den tijd wel haar recht van bestaan bewezen. In zeer vele gevallen, zaken van ver schillenden aard betreffende, is zij opgetreden en dikwijls met groot snccès. Jammer echter, dat men alge meen niet meer blijk geeft, dit waardeeren, door als lid der Vereeni- giug toe te treden. Er zijn wel meer dan 600 leden, maar dat is niet vol doende. Elk handelaar, neringdoen de, ja zelfs particulieren, moesten lid worden, om ten minste te laten gevoe len, dut men het werk op prijs stelt, dat de Haarlemsche Handelsvereeni ging steeds opneemt, als doende, wat hare hand vindt om te doen. De voordeelen, die de Vereeniging buiten hare bemoeiingen van ver schillenden aard, haren leden aan biedt, zijn zeer vele en zeer groote tegenover de geringe jaariijksche contributie van 3.50, die gevraagd wordt. De Haarlemsche Handelsvereeni ging bemoeit zich in de eerste plaats er mede, de belangen van hare leden te bevorderen, door onwillige beta lers voor hen tot betaling aan te manen en information voor hen in te winnen. Bovendien bebben de leden het recht, het hun gratis te verstrek ken advies van dou rechtsgeleerden adviseur der Vereeuiging te vragen, die ook in procedural en faillisse menten gratis voor hen optreedt, na tuurlijk alleen voor zaken betreffende den handel eii het bedrijf der leden. Als proef kunnen voortaan nieuwe leden voor een half jaar worden aan genomen, doch slechts het 2e halfjaar (van 1 November tot en met 30 April) ad I 1.75 de halve contributie. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver- eeuigiüg zijn de heeren Mrs. Tb. de Haan Hugenholtz en A. Ii. J. Merens, Spaarne 94, alhier, die voor de leden eiken werkdag van 24 uur des na middags zijn te spreken. Het bureau der Vereeniging is ge vestigd Jansweg 11. Voor incasso's door bemiddeling der Vereeniging wordt een vast recht van 5 pet. der vorderiDg bere kend. Bovendien moet 10 cent voor port steeds worden bijgevoegd, bij inzen ding van vorderingen door bemidde ling der advocaten te innen. De kosten van informatiën naar buiten de stad woonachtige personen bedragen 60 cts. per informatie, plus vijf cents porto-vergoeding. Jnforma' tiën naar binnen de stad wonende personen worden gratis verstrekt. Pretention op buiten de stad wo nende personen worden niet behan deld, wanneer niet 10 cts. voor porto vergoeding is toegevoegd. Ruim 1748 informatiën en rechts geleerde adviezen werden in het af- geloojien jaar gegeven. In Juni en Juli 1910 zijn 89 vorde ringen tot een bedrag van f 1843.25 betaald; 16 vorderingen worden af betaald, 13 vorderingen zijn uitge steld. Volgens art. 7 dient het geheim der lijsten van wanbetalers ongeschon den te blijven. Alle brieven, aanvragen, reclames of wat ook, moeten worden geadres seert aan het Bureau, dat geopend is dagelijks van 9 tot 5 uur en waar ook verdere inlichtingen zijn te bekomen. Het Bestuur beeft bemerkt, dat men soms meent, dat men, hoewel geen lid der TI. H. V., toch van haar infor matiën kan bekomen, en brengt nu nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis dat alleen aan leden der Vereeniging informatiën door haar worden ver strekt, en dat voor informatiën op hier ter stede woonachtige personen nooit betaling mag worden gevor derd. HET BESTUUR. Parijsche Brieven CCXXXVHL De „Circuit de l'Est", dien het snor kende dagblad „Le Matin" nu, het geen wel te voorzien was. den „Cir cuit du Matin" noemt, is voorzeker een groot succes geweest voor de luchtschippers Leblanc.en Aubrun, de beide overwinnaars iu dezen alleszins merkwaardiger! vliegwedstrijd. En wat uiteraard van meer be lang is de luchtscheepvaart is er- een groote schrede incè vooruitge gaan. Een jaar geleden kon de sterk ste optimist er zicii geen voorstelling van vormen, dat de aeroplanes eer lang een reis konden ondernemen van zegge 100 kilometer. En zie, in dezen heugelijken wedstrijd zijn afstanden afgelegd van achtereenvolgens 140, 160 en 139 kilometer. Wellicht beleven wij spoedig den tijd, dut de luchtscheepvaart uit het gebied der sport en acrobaterij treedt, om zegevol en zegenrijk zich te bewe gen op liet domein der maatschappe lijke praktijk. De „Matin", die dezen nationalen wedstrijd heeft georganiseerd, zet een hooge borst op. Zich beijverend om tc trachten de duizenden e-n nog eens duizenden le zers te herwinnen, die het blad door zijn processen met Humbert en Chaumié en door andere schandalig heden heeft verloren, ronkt liet thans zijn gebarsten kiaroengeluid, onder snerpende begeleiding van bevinger- tokkelde toontjes op de chauvinisti sche sin aar. Het zinspeelt op de „Revanche", op de herovering van Elzas-Lotharingen en op andere krijgsbedrijven in het naaste verschiet, die liet „ersiauntc Duitschland in een minimum van tijd de vlag zouden moeten doen strijken voor Frankrijk. O, de heer Bunau-Varilla, de groot machtige directeur van „Le Matin", is zoo patriottisch.... Zoo gevoelig voor de eer van Frankrijk, al is hij zelf géén Franscliman.... Ziehier een fragmentje uit een dia loog in „Qui perd gagne", tooneelstuk van Pierre Vebar. Vélard. Ik ben er toe besloten. Uit de club gaande, ging ik even bij „LTnformé" aan, om te zien, of Vé- rugna er nog was.... en ik heb hem gevraagd, mij als eerste getuige van dienst te willen zijn. Farjolle, levendig. Vérugna Vélard. Dat is mijn baas. Hij is het. die mü den voet in den stijgbeu gel heeft gezet. Tot hem moest ik mij het eerst wenden. Farjolle. Dat spreekt vanzelf! En heeft hij bet aangenomen Vélard. Met do arootste welwil lendheid. Farjolle. Dat verandert de zaak. De tegenwoordigheid van Vérugna geelt aan de zaak een bijzondere be- teekenis, maakt er een echt Parijsche gebeurtenis van. Mijn compliment, waarde vriond, mijn compliment. Emma. Wat is dat, Vérugna Vélard. En hij in Turkije moet „LTnformé". Farjolle. Dat wil zeggende heer en meester van Parijs 1 Emma. Ach Hoe zeg je Véru FarjoJle. Vérugna. Emma. Dio naam klinkt niet Franseh. Farjolle. Hij is toch zoo Franseh als maar mogelijk is. Vélard. Ofschoon zijn vader Spanjaard was. Farjolle. - En zijn moeder een Brazil l-aansche, zegt men. Vélard.— En hij in Turkije moet geboren zijn... „L'Informó" en Vérugna men be hoeft geen Sherlock Holmes te zijn om te begrijpen, dat daarmede „l-o Matin" en Bunau-Varilla aangeduid worden. Welnu, in weerwil van zijn on-Fron sche afkomst, zit de heer Bunau-Va rilla als je reinste chauvinist te prelu- cLeeren over de „Revanche", hopende daarmede er zijn dalende krant weer bovenop te halen. Het zal niet gaan, denk ik. Want het Fxansche volk is de revanche al lang vergeten, moot, van den oorlog hoegenaamd niets hebben en heeft buitendien reeds voorgoed zijn ver trouwen in „Le Matin" verloren, welk dagblad, tusschen twee haakjes, naar verhouding meer in het buiten land dan in Frankrijk wordt gelezen. Niettemin doet dergelijke oorlog zuchtige taal wel eeuig kwaad. Er zijn nog altijd naieve gemoederen, die zich laten opruien door dergelijk journalistiek gewauwel. Heeft Leblanc niet de erbarmelijke stommiteit begaan, te Douai de geest driftig uitgestoken hand te weigeren van een Duitsclxm gezagvoerder? Die ergerlijke en belachelijke daad, ge volg waarschijnlijk van de snorken de „Matin"-variliades, heeft den ove rigens sympathieken luchtschipper niet weinig van zijn snel ontstane po pulariteit doen verliezen. De „Revan che" liet Fronsche volk wil die niet en gelooft er ook niet zoo maar dade lijk aan. Evenmin als de groote dich ter Jehan Rictus, die zich in menig ariLkel tevens een helderziend socio loog heeft betoond. „Zijt gij," schreef hij onlangs on der meer. „er ten minste we! zeker van, o, Matin, dat Duitschland geen tegenstand zou bieden en ons, in weerwil van onze vliegmachines, niet zou verpletteren met zijn twaalf vijftien millioen strijdbare mannen?" En hij zou een Gerechtshof van Volks welzijn ingesteld willen zien, dat zware straffen stelde op dergelijke misdadige taal ln tijden van vrede. „In theorie zoowel als in werke lijkheid," schreef hij verder, „of men wil of niet is de aeroplane bestemd om de grenzen en de douanes te doen verdwijnen, om bijgevolg de parasi- tischo verklikkers uit te roeien, en de belastingen op de allernoodzakelijk ste levensmiddelen, belastingen, die het bestaan op deze arme wereld, zoo hard maken. Do aeroplane is wel licht het werktuig, dat men verwacht te om do volkeren te zien fusionnee- ren en om de Vereenigde Staten van Europa te zien gevestigd worden. Het is de vrijheid voor het individu en het middel om te ontsnappen aan de bom barie, reglementen, wetten eiuz., inge richt voor de beambten, die leven ten koste dor arbeidzamen van alle Tas sen. Is dat niet zoo, zullen de a&ro- planes niet moeten bijdragen tot de verwezenlijking van zulk een pro gram, waartoe bemoeien we ons dan met die macliines?" En zie, gelijktijdig met Jehan Ric tus is het dagblad „Le Journal", de steeds meer en meer zegevierende concurrent van „Le Matin", op het idoe gekomen van de mogelijkheid, dat de aëropluue in.de toekomst een vredeswerktuig zou kunnen zijn. Aan de theorie de praktijk willende pa ren, heeft het een bedrag van 200.000 francs beschikbaar gesteld voor een in 1911 te vervliegen neologisme, s. v. p., analoog aan „verrijden" - „Circuit International", waaraan luchtschippers van eiken landaard kunnen deelnemen. De te bevliegen luchtroute zal zijn ParijsBerlijnBrusselLonden Parijs. Bravo I Of, wanneer Leblanc het volgend jaar daaraan meedoet, hij dan weer kunstjes van hand weigerij en derge lijke aperige vaderlandsliefde zal dur ven uithalen.... Evenals „I-e Journal" sympathie ker is dan ,.Le Matin", is Legagneux de derde luchtschipper, die den ..Cir cuit de l'Ëst" ten einde toe heeft ge>- vlogen, sympathieker dan Leblanc. Zoon van een werkman en zelf werkman is hij in al zijn doen en la ten een „véritable gamin de Paris" gebleven. Zijn wetenschappelijke lei ding is nihil. Maar zijn handigheid, zijn moed, zijn tegenwoordigheid van geest en het vertrouwen in zijn ge lukkig gesternte zijn groot, bijzonder groot. Hij tart het gevaar, doch zijn natuurlijk instinct wijst hem te rech ter tijd den weg aan om er aan te ont snappen. Hij is verzot op toejuichin gen en niet wars van reclame, doch het avontuurlijke gaat hem het naast aan het hart, zoodat hij in staat zou zijn om ongezien de reis naar de maan te ondernemen. Hij is babbel achtig als een straatjongen en spreekt Franseh zooals een Haarlemmerdij ker Nederlandsch spreekt. Oh la la I dat was me 'n heksen toer, ouwe jongens I Als je van 'n hek sentoer spreekt, dan was me d'r dèt een Onder de „ouwe jongens" bevonden zich hoogc overheidspersonen, die hem kwamen feiiciteeren. De eenige instrumenten of dingen, die hem in het luchtruim tot richt snoer dienden, waren een eenvoudig kompas en het nummer van „Le Ma tin", waarin de desbetreffende geo- graphische kaart was afgedrukt. Dat uummer had hij op zijn knie vastge speld. Nou. spot maar niet met dat kompasje Dat kleine ding heeft mo gered. Kijk 's, je doet er zóó mee.... en zóó. Maar 't is op den grond mak kelijker dan in de lucht, snappen jul lie Te Chambrey kreeg hij het, midden in het luchtruim, ineens in zijn hoofd, over de grenzen te vliegen. Zoo ge dacht, zoo gedaan. Hij zou daardoor wei bij Leblanc en Aubrun achterblij ven n'imporleHij wilde ook wel 's in de lucht flane&ren, zooals hij' liet zoo vaak in de Parijsche straten doet. Geen pret zonder een beetje fantasie, wat Jammer, dat er in de lucht geen café's zijn, waar je zoo 's even 'n hart- versterkinkje kunt nemen. En dat je 'r nog geen kameraad kunt tegenko men, wien je kunt toeroepen ^.Bon- jour, ouwe jongen Hard gaat-ie Legagneux praat, lacht, klapt met de hand op zijn dij, spuwt op den grond... en staat steeds klaar om, des noods met een defecte aéroplane, weer de lucht in te vliegen. Een superbe kerel, deze man uit de heffe des volks. Een Stanley maar inet meer men- schelijkheid van liet luchtruim. Een geboren vogelmensch. Een menschelijke postduif. Voor rnij ls Legagneux „le gag- nantde winner, in dezen wedstrijd, veeleer dan Leblanc, met zijn betere instrumenten en zijn min of meer we tenschappelijke opleiding. Legagneux, hoe derik je over de „Revanche" Mij 'n zorg! Voorloopig wil ik vliegen en niet vechten I Superbe proletariër 1 OTTO KNAAP. Yan de Residentie en haar hewoners. LXXI. Het voortbestaan van onze openba re leeszaal ls zoo goed als verzekerd een gemeentelijk subsidie, en ten ferm ook, is in uitzicht. De jaren van haar bestaan heeft de vereeniging steeds gekwijnd. Geld was te weinig voorradig en al stelds de gemeente gratis lokalen beschik baar, voldoen aan eischen, die men in een gemeente als Jiicr aan ccne leeszaal stellen mag, deed ze niet. De ruimte was te gering en ook ontbra ken heel wat werken, waarnaar het publiek dikwijls vroeg. Wel was het getal tijdschriften, dat. ter lezing ge legd werd, steeds groeiend, de duur dere boeken kon men niet aanschaf fen en zoo bleef de bibliotheek maar al te onvolledig. Behalve een hulpgeld voor het loo- pende jaar vroeg dé vereeniging turn den raad gedurende drie jaren 'f 6000 eu B. en W. stellen niet alleen voor dit te verleenen, maar daarenboven nog f 2000 per jaar voor huur van een nieuw gebouw of voor rente van ecu kapitaal, benoodigd voor aankoop. Dat is meer dan de stoutste optimist had durven verwachten en trouwe he zoekers van de zaal zullen B. en \V, prijzen. Veel kans, dat het voorstel verwor pen zal worden, is er niet het hulp geld voor dit jaar ging er door met enkele stemmen tegen en het is te ver wachten, dat het meer ingrijpende (in de gemeentekas) voorstel het ook halen zal, al zijn door de tegenstan ders lange redevoeringen aangekon digd. Tegen de plannen van de Regee ring, om verschillende leeszalen le steunen, is verzet gekomen, o. a. is toen het argument gebezigd, dat toch meestal romannetjes werden gelezen, en daar was te veel ongewenschto lectuur onder. Die meening is echter niet juist. Romans worden or niet in de eerste plaats gevraagd populair- Haarlemmer Halletjes EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. In een van de couranten heb ik ge lezen, dat een reiziger is lastig geval len door een „individu", aan wien hij zijn bagage niet te dragen wou geven. Do man, dien dat overkwam, ver zoekt, dat voortaan op dezen overlast ral worden gelet. Terzelfder tijd stond in ©en ander bind vermeld, dal tegen twee perso nen proces-verbaal is opgemaakt, om dat ze leunden tegen het stationsge bouw, of meer in het bijzonder tegen de woning van den chef. Een van mijn lezers licht dat laat ste geval aldus toe „een door en door fatsoenlijk man leunt tegen het kozijn, bij het uitgeven van adres kaarten voor zijn patroon. Als men dii werk practisch en goed doen wil, moet men zich posteoren vlak tegen den uitgang." Waar men wél op let 1 voegt hij er Ironisch aan toe. Inderdaad, het sta tion, noch de chefswoning versleten er van. Dit leunverbod. dat op het eer ste gezicht vrij kinderachtig lijkt, is ook niet ingesteld om liet afslijten van de stationsmuren tegen te gaan, maar om een einde te maken aan het hangen van heele trossen kwajongens in portieken on tegen uitstalkasten, in onze groote winkelstraten. Als de agent eenvoudig gezegd had tot de misdadigers op het Stationsplein „dat mogen jullie niet doen". <lan zou het toch voldoende zijn geweest. Waar men niet op letzegt mijn lezer, van den overlast, dien de reizi ger ondervond en voegt er eenige on vriendelijkheden bij aan het adres van de lieden, die op het Stationsplein op vrachtjes staan te wachten. Nu ben ik het met hem eens, dat iemand die onbeschaafd is. wel het recht heeft om dat te wezen, maar niet om het te too- nen. Je moet zooicts eigenlijk in het diepst van je hart bewaren. Lompheid en brutaliteit behooren in onze sa menleving incognito te blijven. En wanneer wc dus lezen van kruiers, die het publiek uitschelden, wanneer hun een vrachUe ontgaat, dan moeten we tegen hun uitspatting evengoed de straffende hand der politie vragen, als tegen den koetsier, die onlangs op de Groote Markt een vreemdeling uit andermans rijtuig in het zijne sleurde. Maar heel goed op de hoogte van de toestanden was de klager toch niet. Hij verhaalt van een witkiel en van een individu, die zijn rijtuig al naliepen vóórdat hot stilhield, onder scheidt derhalve zeer scherp twee klassen van lieden, den man met de witte kiel. eerste klasse, en dien met geen witte kiel, tweede klasse, of in dividu. Een historicus zou allicht een verdienstelijk werk doen met te on derzoeken, waarom menschen, die stoffig en zwaar werk doen, als kof fers torsen en op een wagen voortdu wen, zich aangewend hebben een witte kiel te dragen. Misschien omdat het de kleur des vredes en die der onschuld is. betrouwbaar gelijk de 'lag van den parlementair, teeken van mij kun je vertrouwen De neiging van de menschen is naar een uniform. Let maar op, hoe de deftige een hoogeu hoed opzet en een gekleode jas aantrekt, de wereld hervormer do voorkeur geeft aan een slap hoofddeksel en een losse das, de circus-directeur niet zonder pels wenscht te leven eu de schipper niet zonder kinbaard. Alles haakt naar ze kere gelijkvormigheid. Ik zie den tijd nog komen, dat do menschen in ver schillende maatschappelijke beroepen en bedrijven onderscheidingsteekenen op hun kraag dragen, de dokters het bekende slangenfiguurtje, de apothe kers een vijzel, de banketbakkers een koek. de onderwijzer een globe, de bloemisten een hyacinth, de kranten- monschen een vliegende pen en zoo meer. Maar de witte kiel, wil ik maar zoggen, heeft als onderscheidingstee- ken in 't geheel geen waarde. Althans niet, wanneer daaraan ze kere officieele betcekenis wordt ge hecht. Het onderscheid, dat de kla gende reiziger maakt tusschen zijn (braven) witkiel en het individu, ver valt subiet, zoodra deze laatste ook een witte kiel aantrekt Dan is hij ook witkiel. Deze uitlegging is eenigszins oöwaarschiinlijk van nuchterheid, maar ze is daarom niet minder waar. De witte kiel is een fantasie-kleeding- stuk, ze sluit geenerlei waardigheid in zich, is geen teeken van eenige ambtelijke goedkeuring, kortom heeft geenerlei beteokenis, dan die een an der daaraan hechten wiL Misschien kan 't geen kwaad, de si tuatie aan ons station voor toekom stige reizigers even te schetsen. Er zijn drie soorten van menschen. die bereid zijn om bagage tc vervoeren, die van de vereeniging Velocitas, met een distinctief waarop dat woord vermeld staat, vervolgens een paar niet een koperen plaat op de borst, waarvan ik hoor, dat ze een soort of ficieele vergunning hebben en dan de ongenummerde!), om zoo te zeggen. Die met de koperen plaat dragen ook een witte kiel, maar de anderen, de vrijen kan men ze noemen, niet min der. Zelfs is er daarbij een, die den kelijk ergens een rooden band gevon den en die om zijn jiet gedaan heeft, waardoor hij er eenigszins als een spoorwegman uitziet. Ben is er bij, die de witte kiel versmaadt, ik weet niet waarom. Misschien vindt hij, dat die niet kleurt bij. zijn teint. In elk ge val draagt hij een jasje van onbe stemd groene kleur, met een pantalon van 't zelfde, waaronder geen rijkdom van ondcrkleeren schijnt te huizen. Het verschil in kleeding belet hem volstrekt niet, om koffers en tasschen met kracht eu handigheid aan te vat ten en te transporteeren ter plaatse, waar zulks behoort. Een geval van oneerlijkheid is van geen van deze mannen bekend. Ook met. ik zeg het er uitdrukkelijk bij, van de vrije, de ongeorganiseerden zou ik zeggen ,als ik nog om een der den naam verlegen was. En wanneer eeu reiziger hun een bagage-recu geeft, weten ze, ook al begrijpen zo er niets van, daar het in een vreemde taal gesteld is, binnen vijf minuten met koffers en tasschen terug te kee- ren. Ieder heeft zoo zijn vaste klant jes. Nauwelijks komt or om den hoek van Jans- of Kruisweg een reiziger met bagage in of op het rijtuig, of ze draven mee naar den stations-ingang en bieden hun diensten aan. Wordt zoo'n draver daarna dan nog afgewe zen voor een ander, die zich mis schien geringer moeite gaf. dan uit hij zich wel in een taal, die markiezen en hertogen niet past Maar markie zen en hertogen zijn er ook niet onder. „Ze moeten weg van 't Stations plein", is wel gezegd, 't Schijnt, dat hun indertijd, zeker bij wijze van be gin, verboden is op den rand van 't trottoir te staan. En daar hebben ze nu, niemand weet waarom, juist zoo'n voorkeur voor. Deftige lieden ziiien wel graag op de voorste plaatsen in den schouwburg. Sedert zij evenwel weten (deze kruiers bedoel ik) dat de eigendom van dit stukje Stationsplein door de Hollandsche Spoor voor zich wordt opgeèischt, hebben ze hun post aan den rand van 't trottoir weer in genomen. En hen wegjagen Dat kan niemand. Waartoe ook Moet nu al les officieel worden Mag er geen vrij beroep meer zijn, zelfs niet van baga gedrager Laat de politie op 't Sta tionsplein beletten, dat reizigers wor den lastig gevallen en den menschen overigens de vrijheid laten, om een eerlijk, en waarlijk niet gemakkelijk, stuk brood te verdienen. Want in weer en wind daar den ganschen dag te staan en af en toe te rusten op het harde handwagentje, dat zij voor tien centen daags huren om er zware kof fers op te vervoeren, is zoo heel ple zierig niet. Om eén ding zou ik wel willen, dat ieder rijn beroep op zijn jaskraag dragen moest, dan konden we ook de boeven onderscheiden. Nu trekken die maar al te vaak het gezicht van eer lijke menschen. Een van mijn lezers vertelt, hoe hij, toen op een feestdag oor de Koningin op de Groote Markt de bioscoop vertoond werd, achter de paardentram de Markt trachtte over te komen. Plotseling hoste een troep je quasi feestvierenden achter lieui aan. Toen hij uit het gedrang was, miste hij zijn portemonnaie. Bij zoo'n oploop van volk is de ge legenheid schoon. Voor de volgende gelegenheid is men gewaarschuwd. Je weet in onze samenleving pas, of iemand een schelm was, als je hem niet meer ziet. Dat maakt de zaak in gewikkeld. Ik las in dit blad over postgrapjes en wil er mijnerzijds nog een aan toe voegen. Dezer dagen moest ik strafport be talen voor een briefkaart, waarop geen postzegel zat. Niet meer dan billijk. Maar toen ik mijn schuldigen plicht gedaan had en dc enveloppe waarin do kaart geborgen was, openmaakte,1 viel het strafportzegel zoo maar van de enveloppe af. Kan 't ook wezen, dat de gom van slechte qualiteit is en dat met dezelf» de gom de postzegel was voorzien, die er dus misschien óók onderweg afge-, vallen is? FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 5