NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
28e Jaargang. No. 8336
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. zaterdag 27 augustus 1910 b
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN X&, AD VERTENTIËN:
per drie maanden: Van 1-5 regels 50 Cis.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Voor Haarlem i.zu Haarlem van 1—5 regels 1.—elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regeL
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der Bi] Abonnement aanzienlijk rabat.
gemeente).. 1.JU j/Advertentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing-
Franco per post door Nederland1.65 !§*S EP» 50 Cts. voor 3 plaatsingen a contant F v B'
Afzonderlijke nummers0.02 M V TO, -jr n
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37H tX/y jLj Kfiusctie en Administratie: Groote Houtstraat 53.
de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarae 6. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad is uitsluitend gemachtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA
Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
ïiaarlemscne
Handelsvereeniging
Goedgek. bij Kon. Besl. van 12 Nov. 1899.
De Haarlemsche Handelsvereeni
ging hier ter stede, opgericht 10 Wei
1892, heeft in den loop van den tijd
wel haar recht van bestaan bewezen.
In zeer vele gevallen, zaken van ver
schillenden aard betreffende, is zij
opgetreden en dikwijls met groot
snccès. Jammer echter, dat men alge
meen niet meer blijk geeft, dit
waardeeren, door als lid der Vereeni-
giug toe te treden. Er zijn wel meer
dan 600 leden, maar dat is niet vol
doende. Elk handelaar, neringdoen
de, ja zelfs particulieren, moesten lid
worden, om ten minste te laten gevoe
len, dut men het werk op prijs stelt,
dat de Haarlemsche Handelsvereeni
ging steeds opneemt, als doende, wat
hare hand vindt om te doen.
De voordeelen, die de Vereeniging
buiten hare bemoeiingen van ver
schillenden aard, haren leden aan
biedt, zijn zeer vele en zeer groote
tegenover de geringe jaariijksche
contributie van 3.50, die gevraagd
wordt.
De Haarlemsche Handelsvereeni
ging bemoeit zich in de eerste plaats
er mede, de belangen van hare leden
te bevorderen, door onwillige beta
lers voor hen tot betaling aan te
manen en information voor hen in te
winnen. Bovendien bebben de leden
het recht, het hun gratis te verstrek
ken advies van dou rechtsgeleerden
adviseur der Vereeuiging te vragen,
die ook in procedural en faillisse
menten gratis voor hen optreedt, na
tuurlijk alleen voor zaken betreffende
den handel eii het bedrijf der leden.
Als proef kunnen voortaan nieuwe
leden voor een half jaar worden aan
genomen, doch slechts het 2e halfjaar
(van 1 November tot en met 30 April)
ad I 1.75 de halve contributie.
Rechtsgeleerde adviseurs der Ver-
eeuigiüg zijn de heeren Mrs. Tb. de
Haan Hugenholtz en A. Ii. J. Merens,
Spaarne 94, alhier, die voor de leden
eiken werkdag van 24 uur des na
middags zijn te spreken.
Het bureau der Vereeniging is ge
vestigd Jansweg 11.
Voor incasso's door bemiddeling
der Vereeniging wordt een vast
recht van 5 pet. der vorderiDg bere
kend.
Bovendien moet 10 cent voor port
steeds worden bijgevoegd, bij inzen
ding van vorderingen door bemidde
ling der advocaten te innen.
De kosten van informatiën naar
buiten de stad woonachtige personen
bedragen 60 cts. per informatie, plus
vijf cents porto-vergoeding. Jnforma'
tiën naar binnen de stad wonende
personen worden gratis verstrekt.
Pretention op buiten de stad wo
nende personen worden niet behan
deld, wanneer niet 10 cts. voor porto
vergoeding is toegevoegd.
Ruim 1748 informatiën en rechts
geleerde adviezen werden in het af-
geloojien jaar gegeven.
In Juni en Juli 1910 zijn 89 vorde
ringen tot een bedrag van f 1843.25
betaald; 16 vorderingen worden af
betaald, 13 vorderingen zijn uitge
steld.
Volgens art. 7 dient het geheim der
lijsten van wanbetalers ongeschon
den te blijven.
Alle brieven, aanvragen, reclames
of wat ook, moeten worden geadres
seert aan het Bureau, dat geopend is
dagelijks van 9 tot 5 uur en waar ook
verdere inlichtingen zijn te bekomen.
Het Bestuur beeft bemerkt, dat men
soms meent, dat men, hoewel geen
lid der TI. H. V., toch van haar infor
matiën kan bekomen, en brengt nu
nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis
dat alleen aan leden der Vereeniging
informatiën door haar worden ver
strekt, en dat voor informatiën op
hier ter stede woonachtige personen
nooit betaling mag worden gevor
derd.
HET BESTUUR.
Parijsche Brieven
CCXXXVHL
De „Circuit de l'Est", dien het snor
kende dagblad „Le Matin" nu, het
geen wel te voorzien was. den „Cir
cuit du Matin" noemt, is voorzeker
een groot succes geweest voor de
luchtschippers Leblanc.en Aubrun, de
beide overwinnaars iu dezen alleszins
merkwaardiger! vliegwedstrijd.
En wat uiteraard van meer be
lang is de luchtscheepvaart is er-
een groote schrede incè vooruitge
gaan. Een jaar geleden kon de sterk
ste optimist er zicii geen voorstelling
van vormen, dat de aeroplanes eer
lang een reis konden ondernemen van
zegge 100 kilometer. En zie, in dezen
heugelijken wedstrijd zijn afstanden
afgelegd van achtereenvolgens 140,
160 en 139 kilometer.
Wellicht beleven wij spoedig den
tijd, dut de luchtscheepvaart uit het
gebied der sport en acrobaterij treedt,
om zegevol en zegenrijk zich te bewe
gen op liet domein der maatschappe
lijke praktijk.
De „Matin", die dezen nationalen
wedstrijd heeft georganiseerd, zet een
hooge borst op.
Zich beijverend om tc trachten de
duizenden e-n nog eens duizenden le
zers te herwinnen, die het blad door
zijn processen met Humbert en
Chaumié en door andere schandalig
heden heeft verloren, ronkt liet thans
zijn gebarsten kiaroengeluid, onder
snerpende begeleiding van bevinger-
tokkelde toontjes op de chauvinisti
sche sin aar.
Het zinspeelt op de „Revanche", op
de herovering van Elzas-Lotharingen
en op andere krijgsbedrijven in het
naaste verschiet, die liet „ersiauntc
Duitschland in een minimum van
tijd de vlag zouden moeten doen
strijken voor Frankrijk.
O, de heer Bunau-Varilla, de groot
machtige directeur van „Le Matin",
is zoo patriottisch.... Zoo gevoelig
voor de eer van Frankrijk, al is hij
zelf géén Franscliman....
Ziehier een fragmentje uit een dia
loog in „Qui perd gagne", tooneelstuk
van Pierre Vebar.
Vélard. Ik ben er toe besloten.
Uit de club gaande, ging ik even bij
„LTnformé" aan, om te zien, of Vé-
rugna er nog was.... en ik heb hem
gevraagd, mij als eerste getuige van
dienst te willen zijn.
Farjolle, levendig. Vérugna
Vélard. Dat is mijn baas. Hij is
het. die mü den voet in den stijgbeu
gel heeft gezet. Tot hem moest ik mij
het eerst wenden.
Farjolle. Dat spreekt vanzelf! En
heeft hij bet aangenomen
Vélard. Met do arootste welwil
lendheid.
Farjolle. Dat verandert de zaak.
De tegenwoordigheid van Vérugna
geelt aan de zaak een bijzondere be-
teekenis, maakt er een echt Parijsche
gebeurtenis van. Mijn compliment,
waarde vriond, mijn compliment.
Emma. Wat is dat, Vérugna
Vélard. En hij in Turkije moet
„LTnformé".
Farjolle. Dat wil zeggende
heer en meester van Parijs 1
Emma. Ach Hoe zeg je
Véru
FarjoJle. Vérugna.
Emma. Dio naam klinkt niet
Franseh.
Farjolle. Hij is toch zoo Franseh
als maar mogelijk is.
Vélard. Ofschoon zijn vader
Spanjaard was.
Farjolle. - En zijn moeder een
Brazil l-aansche, zegt men.
Vélard.— En hij in Turkije moet
geboren zijn...
„L'Informó" en Vérugna men be
hoeft geen Sherlock Holmes te zijn
om te begrijpen, dat daarmede „l-o
Matin" en Bunau-Varilla aangeduid
worden.
Welnu, in weerwil van zijn on-Fron
sche afkomst, zit de heer Bunau-Va
rilla als je reinste chauvinist te prelu-
cLeeren over de „Revanche", hopende
daarmede er zijn dalende krant weer
bovenop te halen.
Het zal niet gaan, denk ik. Want
het Fxansche volk is de revanche al
lang vergeten, moot, van den oorlog
hoegenaamd niets hebben en heeft
buitendien reeds voorgoed zijn ver
trouwen in „Le Matin" verloren,
welk dagblad, tusschen twee haakjes,
naar verhouding meer in het buiten
land dan in Frankrijk wordt gelezen.
Niettemin doet dergelijke oorlog
zuchtige taal wel eeuig kwaad. Er
zijn nog altijd naieve gemoederen,
die zich laten opruien door dergelijk
journalistiek gewauwel.
Heeft Leblanc niet de erbarmelijke
stommiteit begaan, te Douai de geest
driftig uitgestoken hand te weigeren
van een Duitsclxm gezagvoerder? Die
ergerlijke en belachelijke daad, ge
volg waarschijnlijk van de snorken
de „Matin"-variliades, heeft den ove
rigens sympathieken luchtschipper
niet weinig van zijn snel ontstane po
pulariteit doen verliezen. De „Revan
che" liet Fronsche volk wil die niet
en gelooft er ook niet zoo maar dade
lijk aan. Evenmin als de groote dich
ter Jehan Rictus, die zich in menig
ariLkel tevens een helderziend socio
loog heeft betoond.
„Zijt gij," schreef hij onlangs on
der meer. „er ten minste we! zeker
van, o, Matin, dat Duitschland geen
tegenstand zou bieden en ons, in
weerwil van onze vliegmachines, niet
zou verpletteren met zijn twaalf
vijftien millioen strijdbare mannen?"
En hij zou een Gerechtshof van Volks
welzijn ingesteld willen zien, dat
zware straffen stelde op dergelijke
misdadige taal ln tijden van vrede.
„In theorie zoowel als in werke
lijkheid," schreef hij verder, „of men
wil of niet is de aeroplane bestemd
om de grenzen en de douanes te doen
verdwijnen, om bijgevolg de parasi-
tischo verklikkers uit te roeien, en de
belastingen op de allernoodzakelijk
ste levensmiddelen, belastingen, die
het bestaan op deze arme wereld, zoo
hard maken. Do aeroplane is wel
licht het werktuig, dat men verwacht
te om do volkeren te zien fusionnee-
ren en om de Vereenigde Staten van
Europa te zien gevestigd worden. Het
is de vrijheid voor het individu en het
middel om te ontsnappen aan de bom
barie, reglementen, wetten eiuz., inge
richt voor de beambten, die leven ten
koste dor arbeidzamen van alle Tas
sen. Is dat niet zoo, zullen de a&ro-
planes niet moeten bijdragen tot de
verwezenlijking van zulk een pro
gram, waartoe bemoeien we ons dan
met die macliines?"
En zie, gelijktijdig met Jehan Ric
tus is het dagblad „Le Journal", de
steeds meer en meer zegevierende
concurrent van „Le Matin", op het
idoe gekomen van de mogelijkheid,
dat de aëropluue in.de toekomst een
vredeswerktuig zou kunnen zijn. Aan
de theorie de praktijk willende pa
ren, heeft het een bedrag van 200.000
francs beschikbaar gesteld voor een
in 1911 te vervliegen neologisme,
s. v. p., analoog aan „verrijden" -
„Circuit International", waaraan
luchtschippers van eiken landaard
kunnen deelnemen.
De te bevliegen luchtroute zal zijn
ParijsBerlijnBrusselLonden
Parijs.
Bravo I
Of, wanneer Leblanc het volgend
jaar daaraan meedoet, hij dan weer
kunstjes van hand weigerij en derge
lijke aperige vaderlandsliefde zal dur
ven uithalen....
Evenals „I-e Journal" sympathie
ker is dan ,.Le Matin", is Legagneux
de derde luchtschipper, die den ..Cir
cuit de l'Ëst" ten einde toe heeft ge>-
vlogen, sympathieker dan Leblanc.
Zoon van een werkman en zelf
werkman is hij in al zijn doen en la
ten een „véritable gamin de Paris"
gebleven. Zijn wetenschappelijke lei
ding is nihil. Maar zijn handigheid,
zijn moed, zijn tegenwoordigheid van
geest en het vertrouwen in zijn ge
lukkig gesternte zijn groot, bijzonder
groot. Hij tart het gevaar, doch zijn
natuurlijk instinct wijst hem te rech
ter tijd den weg aan om er aan te ont
snappen. Hij is verzot op toejuichin
gen en niet wars van reclame, doch
het avontuurlijke gaat hem het naast
aan het hart, zoodat hij in staat zou
zijn om ongezien de reis naar de
maan te ondernemen. Hij is babbel
achtig als een straatjongen en spreekt
Franseh zooals een Haarlemmerdij
ker Nederlandsch spreekt.
Oh la la I dat was me 'n heksen
toer, ouwe jongens I Als je van 'n hek
sentoer spreekt, dan was me d'r dèt
een
Onder de „ouwe jongens" bevonden
zich hoogc overheidspersonen, die
hem kwamen feiiciteeren.
De eenige instrumenten of dingen,
die hem in het luchtruim tot richt
snoer dienden, waren een eenvoudig
kompas en het nummer van „Le Ma
tin", waarin de desbetreffende geo-
graphische kaart was afgedrukt. Dat
uummer had hij op zijn knie vastge
speld.
Nou. spot maar niet met dat
kompasje Dat kleine ding heeft mo
gered. Kijk 's, je doet er zóó mee....
en zóó. Maar 't is op den grond mak
kelijker dan in de lucht, snappen jul
lie
Te Chambrey kreeg hij het, midden
in het luchtruim, ineens in zijn hoofd,
over de grenzen te vliegen. Zoo ge
dacht, zoo gedaan. Hij zou daardoor
wei bij Leblanc en Aubrun achterblij
ven n'imporleHij wilde ook wel
's in de lucht flane&ren, zooals hij' liet
zoo vaak in de Parijsche straten doet.
Geen pret zonder een beetje fantasie,
wat Jammer, dat er in de lucht geen
café's zijn, waar je zoo 's even 'n hart-
versterkinkje kunt nemen. En dat je
'r nog geen kameraad kunt tegenko
men, wien je kunt toeroepen ^.Bon-
jour, ouwe jongen Hard gaat-ie
Legagneux praat, lacht, klapt met
de hand op zijn dij, spuwt op den
grond... en staat steeds klaar om, des
noods met een defecte aéroplane, weer
de lucht in te vliegen.
Een superbe kerel, deze man uit de
heffe des volks.
Een Stanley maar inet meer men-
schelijkheid van liet luchtruim.
Een geboren vogelmensch.
Een menschelijke postduif.
Voor rnij ls Legagneux „le gag-
nantde winner, in dezen wedstrijd,
veeleer dan Leblanc, met zijn betere
instrumenten en zijn min of meer we
tenschappelijke opleiding.
Legagneux, hoe derik je over de
„Revanche"
Mij 'n zorg! Voorloopig wil ik
vliegen en niet vechten I
Superbe proletariër 1
OTTO KNAAP.
Yan de Residentie en haar
hewoners.
LXXI.
Het voortbestaan van onze openba
re leeszaal ls zoo goed als verzekerd
een gemeentelijk subsidie, en ten
ferm ook, is in uitzicht.
De jaren van haar bestaan heeft
de vereeniging steeds gekwijnd. Geld
was te weinig voorradig en al stelds
de gemeente gratis lokalen beschik
baar, voldoen aan eischen, die men
in een gemeente als Jiicr aan ccne
leeszaal stellen mag, deed ze niet. De
ruimte was te gering en ook ontbra
ken heel wat werken, waarnaar het
publiek dikwijls vroeg. Wel was het
getal tijdschriften, dat. ter lezing ge
legd werd, steeds groeiend, de duur
dere boeken kon men niet aanschaf
fen en zoo bleef de bibliotheek maar
al te onvolledig.
Behalve een hulpgeld voor het loo-
pende jaar vroeg dé vereeniging turn
den raad gedurende drie jaren 'f 6000
eu B. en W. stellen niet alleen voor
dit te verleenen, maar daarenboven
nog f 2000 per jaar voor huur van een
nieuw gebouw of voor rente van ecu
kapitaal, benoodigd voor aankoop.
Dat is meer dan de stoutste optimist
had durven verwachten en trouwe he
zoekers van de zaal zullen B. en \V,
prijzen.
Veel kans, dat het voorstel verwor
pen zal worden, is er niet het hulp
geld voor dit jaar ging er door met
enkele stemmen tegen en het is te ver
wachten, dat het meer ingrijpende
(in de gemeentekas) voorstel het ook
halen zal, al zijn door de tegenstan
ders lange redevoeringen aangekon
digd.
Tegen de plannen van de Regee
ring, om verschillende leeszalen le
steunen, is verzet gekomen, o. a. is
toen het argument gebezigd, dat toch
meestal romannetjes werden gelezen,
en daar was te veel ongewenschto
lectuur onder. Die meening is echter
niet juist. Romans worden or niet in
de eerste plaats gevraagd populair-
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
In een van de couranten heb ik ge
lezen, dat een reiziger is lastig geval
len door een „individu", aan wien hij
zijn bagage niet te dragen wou geven.
Do man, dien dat overkwam, ver
zoekt, dat voortaan op dezen overlast
ral worden gelet.
Terzelfder tijd stond in ©en ander
bind vermeld, dal tegen twee perso
nen proces-verbaal is opgemaakt, om
dat ze leunden tegen het stationsge
bouw, of meer in het bijzonder tegen
de woning van den chef.
Een van mijn lezers licht dat laat
ste geval aldus toe „een door en
door fatsoenlijk man leunt tegen het
kozijn, bij het uitgeven van adres
kaarten voor zijn patroon. Als men
dii werk practisch en goed doen wil,
moet men zich posteoren vlak tegen
den uitgang."
Waar men wél op let 1 voegt hij er
Ironisch aan toe. Inderdaad, het sta
tion, noch de chefswoning versleten
er van. Dit leunverbod. dat op het eer
ste gezicht vrij kinderachtig lijkt, is
ook niet ingesteld om liet afslijten
van de stationsmuren tegen te gaan,
maar om een einde te maken aan het
hangen van heele trossen kwajongens
in portieken on tegen uitstalkasten,
in onze groote winkelstraten. Als de
agent eenvoudig gezegd had tot de
misdadigers op het Stationsplein
„dat mogen jullie niet doen". <lan zou
het toch voldoende zijn geweest.
Waar men niet op letzegt mijn
lezer, van den overlast, dien de reizi
ger ondervond en voegt er eenige on
vriendelijkheden bij aan het adres
van de lieden, die op het Stationsplein
op vrachtjes staan te wachten. Nu ben
ik het met hem eens, dat iemand die
onbeschaafd is. wel het recht heeft om
dat te wezen, maar niet om het te too-
nen. Je moet zooicts eigenlijk in het
diepst van je hart bewaren. Lompheid
en brutaliteit behooren in onze sa
menleving incognito te blijven. En
wanneer wc dus lezen van kruiers, die
het publiek uitschelden, wanneer hun
een vrachUe ontgaat, dan moeten we
tegen hun uitspatting evengoed de
straffende hand der politie vragen,
als tegen den koetsier, die onlangs op
de Groote Markt een vreemdeling uit
andermans rijtuig in het zijne sleurde.
Maar heel goed op de hoogte van
de toestanden was de klager toch
niet. Hij verhaalt van een witkiel en
van een individu, die zijn rijtuig al
naliepen vóórdat hot stilhield, onder
scheidt derhalve zeer scherp twee
klassen van lieden, den man met de
witte kiel. eerste klasse, en dien met
geen witte kiel, tweede klasse, of in
dividu. Een historicus zou allicht een
verdienstelijk werk doen met te on
derzoeken, waarom menschen, die
stoffig en zwaar werk doen, als kof
fers torsen en op een wagen voortdu
wen, zich aangewend hebben een
witte kiel te dragen. Misschien omdat
het de kleur des vredes en die der
onschuld is. betrouwbaar gelijk de
'lag van den parlementair, teeken
van mij kun je vertrouwen
De neiging van de menschen is
naar een uniform. Let maar op, hoe
de deftige een hoogeu hoed opzet en
een gekleode jas aantrekt, de wereld
hervormer do voorkeur geeft aan een
slap hoofddeksel en een losse das,
de circus-directeur niet zonder pels
wenscht te leven eu de schipper niet
zonder kinbaard. Alles haakt naar ze
kere gelijkvormigheid. Ik zie den tijd
nog komen, dat do menschen in ver
schillende maatschappelijke beroepen
en bedrijven onderscheidingsteekenen
op hun kraag dragen, de dokters het
bekende slangenfiguurtje, de apothe
kers een vijzel, de banketbakkers een
koek. de onderwijzer een globe, de
bloemisten een hyacinth, de kranten-
monschen een vliegende pen en zoo
meer. Maar de witte kiel, wil ik maar
zoggen, heeft als onderscheidingstee-
ken in 't geheel geen waarde.
Althans niet, wanneer daaraan ze
kere officieele betcekenis wordt ge
hecht. Het onderscheid, dat de kla
gende reiziger maakt tusschen zijn
(braven) witkiel en het individu, ver
valt subiet, zoodra deze laatste ook
een witte kiel aantrekt Dan is hij ook
witkiel. Deze uitlegging is eenigszins
oöwaarschiinlijk van nuchterheid,
maar ze is daarom niet minder waar.
De witte kiel is een fantasie-kleeding-
stuk, ze sluit geenerlei waardigheid
in zich, is geen teeken van eenige
ambtelijke goedkeuring, kortom heeft
geenerlei beteokenis, dan die een an
der daaraan hechten wiL
Misschien kan 't geen kwaad, de si
tuatie aan ons station voor toekom
stige reizigers even te schetsen. Er
zijn drie soorten van menschen. die
bereid zijn om bagage tc vervoeren,
die van de vereeniging Velocitas,
met een distinctief waarop dat woord
vermeld staat, vervolgens een paar
niet een koperen plaat op de borst,
waarvan ik hoor, dat ze een soort of
ficieele vergunning hebben en dan de
ongenummerde!), om zoo te zeggen.
Die met de koperen plaat dragen ook
een witte kiel, maar de anderen, de
vrijen kan men ze noemen, niet min
der. Zelfs is er daarbij een, die den
kelijk ergens een rooden band gevon
den en die om zijn jiet gedaan heeft,
waardoor hij er eenigszins als een
spoorwegman uitziet. Ben is er bij,
die de witte kiel versmaadt, ik weet
niet waarom. Misschien vindt hij, dat
die niet kleurt bij. zijn teint. In elk ge
val draagt hij een jasje van onbe
stemd groene kleur, met een pantalon
van 't zelfde, waaronder geen rijkdom
van ondcrkleeren schijnt te huizen.
Het verschil in kleeding belet hem
volstrekt niet, om koffers en tasschen
met kracht eu handigheid aan te vat
ten en te transporteeren ter plaatse,
waar zulks behoort.
Een geval van oneerlijkheid is van
geen van deze mannen bekend. Ook
met. ik zeg het er uitdrukkelijk bij,
van de vrije, de ongeorganiseerden
zou ik zeggen ,als ik nog om een der
den naam verlegen was. En wanneer
eeu reiziger hun een bagage-recu
geeft, weten ze, ook al begrijpen zo er
niets van, daar het in een vreemde
taal gesteld is, binnen vijf minuten
met koffers en tasschen terug te kee-
ren. Ieder heeft zoo zijn vaste klant
jes. Nauwelijks komt or om den hoek
van Jans- of Kruisweg een reiziger
met bagage in of op het rijtuig, of ze
draven mee naar den stations-ingang
en bieden hun diensten aan. Wordt
zoo'n draver daarna dan nog afgewe
zen voor een ander, die zich mis
schien geringer moeite gaf. dan uit
hij zich wel in een taal, die markiezen
en hertogen niet past Maar markie
zen en hertogen zijn er ook niet onder.
„Ze moeten weg van 't Stations
plein", is wel gezegd, 't Schijnt, dat
hun indertijd, zeker bij wijze van be
gin, verboden is op den rand van 't
trottoir te staan. En daar hebben ze
nu, niemand weet waarom, juist zoo'n
voorkeur voor. Deftige lieden ziiien
wel graag op de voorste plaatsen in
den schouwburg. Sedert zij evenwel
weten (deze kruiers bedoel ik) dat de
eigendom van dit stukje Stationsplein
door de Hollandsche Spoor voor zich
wordt opgeèischt, hebben ze hun post
aan den rand van 't trottoir weer in
genomen. En hen wegjagen Dat kan
niemand. Waartoe ook Moet nu al
les officieel worden Mag er geen vrij
beroep meer zijn, zelfs niet van baga
gedrager Laat de politie op 't Sta
tionsplein beletten, dat reizigers wor
den lastig gevallen en den menschen
overigens de vrijheid laten, om een
eerlijk, en waarlijk niet gemakkelijk,
stuk brood te verdienen. Want in
weer en wind daar den ganschen dag
te staan en af en toe te rusten op het
harde handwagentje, dat zij voor tien
centen daags huren om er zware kof
fers op te vervoeren, is zoo heel ple
zierig niet.
Om eén ding zou ik wel willen, dat
ieder rijn beroep op zijn jaskraag
dragen moest, dan konden we ook de
boeven onderscheiden. Nu trekken die
maar al te vaak het gezicht van eer
lijke menschen. Een van mijn lezers
vertelt, hoe hij, toen op een feestdag
oor de Koningin op de Groote Markt
de bioscoop vertoond werd, achter de
paardentram de Markt trachtte over
te komen. Plotseling hoste een troep
je quasi feestvierenden achter lieui
aan. Toen hij uit het gedrang was,
miste hij zijn portemonnaie.
Bij zoo'n oploop van volk is de ge
legenheid schoon. Voor de volgende
gelegenheid is men gewaarschuwd.
Je weet in onze samenleving pas, of
iemand een schelm was, als je hem
niet meer ziet. Dat maakt de zaak in
gewikkeld.
Ik las in dit blad over postgrapjes
en wil er mijnerzijds nog een aan toe
voegen.
Dezer dagen moest ik strafport be
talen voor een briefkaart, waarop
geen postzegel zat.
Niet meer dan billijk.
Maar toen ik mijn schuldigen plicht
gedaan had en dc enveloppe waarin
do kaart geborgen was, openmaakte,1
viel het strafportzegel zoo maar van
de enveloppe af.
Kan 't ook wezen, dat de gom van
slechte qualiteit is en dat met dezelf»
de gom de postzegel was voorzien, die
er dus misschien óók onderweg afge-,
vallen is?
FIDELIO.