-- Trots, antwoordde hij ruw,
ik zou wol eens wilen weten, wat
mij overgebleven is, om trotsch op
te zijn.
Ik zij bleef steken. Zij wilde
zeggen: Ik ben je gebleven, maar
de totale hopeloosheid van den strijd,
dien zij met hem voerde, drukte haar
zóó terneer, dat zij zweeg.
Ik weet het, verbeterde zij on
middellijk. Zij ging opstaan. Een
blauw kleed uit soepele stof liet do
heerlijke lijnen van haar gestalte
plastisch uitkomen. De voeren van
haar hoed raakten bijna zijn wan
gen aan.
Ik geloof, dat het het beste zal
zijn, als wij een eind maakten aan
deze ontmoeting, zeide zij met een
licht vleugje van vroolijkhoid, welke
haar echter niet recht wilde geluk
ken.
Hij kwam een stap nader tot haar.
Zijn adem slokte bijna.
Wij moeten afscheid nemen,
zeide hij heesch en reikte haar de
hand.
Zij stiet de haar toegestoken hand
oesiist terug. Wij zullen niet spre
ken van afscheid! riep zij hartstoch
telijk. Do glans harer oogen scheen
verduisterd. Het is een leelijk
woord, wij willen het niet weer ge
bruiken.
En voor hij haar bedoeling kon rar
den, was ze op hem toegetreden en
had hem gekust. Toen verwijderd©
zij zich snel.
Hij hoorde d© kamerdeuren slui
ten een droevig echoënde toon
was door het geheele huis te hooreu.
Zij was aan den eeneu kant van de
deur, bij aun den anderen. Het moest
zoo zijn en zoo zal het steeds zijn
gedurende de komend© jaren, niette
genstaande haar woorden: zij aan
den oenen kant, hij aan den an
deren.
Jim Lowther vlei uitgeput in eon
stoel. Wanhopig steunde hij zijn
hoofd in zijn handen. Een zware
zucht wrong zich uit zijn borst.
Den volgenden dag was geheel
Thurleigh in opstand. De beminde
dokter van het stadje, James Low
ther, was wegens vervalsching van
documenten veroordeeld.
Alle bekenden feliciteerden Renée
Cunningham. Zij was met Lowther
verloofd en zou hem over twee maan
den huwen. Door de uitspraak van
het gerecht was zij er voor bewaard
gebleven, de vrouw van een falsaris
te worden.
Renée lachte over deze deelne
ming van haar bekenden.
De wind huilde om de muren der
gevangenis. Met ijskoude scherpte
viel hij alles aan, wat hem in den
weg kwam.
Niettemin had zich voor de groote
deur een schare menschen verza
meld, mannen, vrouwen, grijsaards,
kinderen, in wier gezichten hoop en
vertwijfeling hun- verschillende te©-
kens gegrift hadden.
De meesten waren gekomen on:
wachten, dat de groot© deur van de
gevangenis geopend zou worden en
hun de lang ontbeerde betrekkingen
zou teruggeven.
Eenigen waren er heen gelokt door
het bericht, dat Lowther heden uit
de gevangenis ontslagen zou worden.
Onder de wachtenden waren velen,
waarvan erge geruchten gingen.
Velen waren reeds eenmaal op ver
keerde wegen geraakt en hadden zich
met behulp der hunnen er gelukkig
weer bovenop gewerkt, anderen wa
ren na één misstap reddeloos gezon
ken, om nooit weer op te staan.
Slechts weinigen waren er, wien het
geluk van het begin af aan gunstig
gezind was geweest.
Deugd en ondeugd, zomer en win
ter zullen bestaan, zoolang zon en
maan zullen schijnen, zoolang de
wereld zal bestaan.
Van de anderen afgezonderd stond,
eenvoudig in het zwart gekleed, een
vrouw van volmaakte schoonheid,
op wier gelaat een glans van hoop
lag, die zeldzaam afstak bij de ern
stige gezichten van haar omgeving.
Haar gronfo. blauwe oogen waren
vast op de poort van de gevangeuis
gericht. Zoo had zij sinds het aan
breken van den dag geduldig op liet
opengaan van de poort gewacht. Ze
wist immers dat tegelijkertijd ook
voor haar de poort tot een nieuw ge-,
lukkig leven zou worden geopend.
Zij nam van niemand notitie en nie
mand bekommerde zich om haar,
hoewel het de moeite waard was
haar aan te zien, zoo goud-glans
de haar haar, zoo mooi was haar
kleine mond.
Eindelijk kraakte d© deur in de
hengsels. Een bijna plechtige stilte
ontstond onder de wachtenden, een
stilte die iedereen welde, alsof ieder
de verwachting van den ander moe-
voelde.
Onmiddellijk daarop traden onge
veer twintig mannen uit de poort
ontslagen gestraften, die spoedig
hun betrekkingen bereikt hadden en
door dezen met lachen en schreien
ontvangen werden.
Na ©enigen tijd was de menigte
verdwenen. Twee personen waren
overgebleven.
Lowther was als laatste uit de
poort gekomen en had haar terstond
bemerkt. Ook zij had hem terstond
herkend en haalde den man, dio on
opgemerkt wilde wegsluipen, hij den
hoek van de gevangenis in.
Kom, zeide ze haastig, naar zijn
hand grijpend.
Hij schudde haar ruw van zich af.
Zij lachte treurig.
Wees vriendelijk Jim. H
stem had een wooke klonk, hoewel
op haar voorhoofd oen paar scherpe
rimpels zichtbaar werden.
Je gaat natuurlijk met mij mee?
Ik heb op je gewacht al deze jaren.
Wij willen van nu af te samen een
nieuw leven beginnen jij en ik
ik en jij.
Uit haar woorden klonk hem
zelfvergeten teederheid tegemoet. Zij
verdedigde moedig haar liefdie ja
haar leven.
Lowther verweerde zich met alie
krachten; de smart die hij diaarbij
leed was groot, grooter dan hij kon
verdragen. Maar de smart van het
afstand doen moest hij dragen hij,
de misdadiger, die zoo juist vier ja
ren in de gevangenis gezeten had,
ctie, gelukkig, thans achter hem la
gen.
En terwijl deze gedachten hem
door het hoofd gingen, trof zijn blik
Renée, die in haar vol opgebloeide
schoonheid voor hem stond.
Neen, antwoordde hij kortaf,
en draaide haar den rug toe... Het
is onmogelijk.
Jim, de uitroep klonk als kwam
hij van een doodeiijk gewond dier.
En de huilende wind antwoordde
haar. Jim Lowther was van haar
weggegaan. Bij de poort van de
vangen is stond nu alleen een in 't
zwart gekleede vrouwengestalte, treu
rig voor zich heen kijkend, diep ge
bogen door nooit te heelen smart.
Dit is dus het einde.
De op bitteren toon gesproken
woorden gingen verloren in den
wind.
Van nu af had het leven alle waar
de voor haar verloren.
Heb je al van de menschen ge
hoord, die vele jaren geleden hier
gewoond hebben?
De spreekster wees op een half ver
vallen huis en wendde zich daarop
tot haar begeleider.
Men moet al tamelijk luid spreken,
als men zich verstaanbaar maken
wil op een omnibus, vooral als er
pas nieuw puin op den weg gewor
pen is.
Achter beiden zat een man, die
ernstig voor zich keek. Door het ge
sprek was hij uit zijn gedachten op
geschrikt; tegen zijn wil kon hij ieder
woord van het luid genoeg gevoer
de gesprek verstaan. Hoe meer hij
hoorde, des te meer gespannen werd
zijn opmerkzaamheid.
Ja, ging het meisje met haar
verhaal door, het was een zonder
ling geval. Een dame woonde met
haar beide zonen, waarvan de oud
ste een gezien genees lieer was en
verloofd met een beminnelijk meisje.
De jongste was een deugniet en de
lieveling van zijn moeder. Hij had
misdreven; men mompelde zooiets
van een valsche haudteekening. De
moeder stelde alles in het werk om
den jungsten te redden en bestemde
den broeder om de schuld op zich te
nemen. Daar beider namen diezelf
de beginnenletter „I" hadden, ge
lukte het ook, do verdenking van
den falsaris af te werpen. D© oudste
broeder werd aangeklaagd en ver
oordeeld.
Wat een onheid de justitie toch
kan aanrichten, merkte haar bege
leider op.
Het meisje lachte.
Waarom was hij zoo dom, de
dingen op hun beloop te laten, ant
woordde het meisje daarop, hij
verloor alles, ook zijn verloofde.
Bleef zij hem dan niet trouw?
Natuurlijk niet. Waarom zou
zij ook? Zij verdient geen afkeuring,
omdat zij hem verliet.
Men zou echter veronderstellen,
dat zij in hem geloofd had, antwoord
de haar metgezel op beslisten toon,
zij moet toch recht klein van ka
rakter geweest zijn.
De man achter hen ademde zoo
luid, dat het paartje zich naar hem
omwendde. Zijn gezicht was bleek
geworden, toen luj zich opgemerkt
zag. Zij namen ecliter geen nota van
hem, in de meening, dat zij niet ver
staan waren.
Na een kleine pauze ging het njeis-
jè voort: De jongere broer stierf,
nadat hij alles had bekend.
De bekenden der familie waren
niet minder verbaasd, toen zij de
waarheid vernamen.
En wat deed zijn vroeger meisje,
toen de waarheid aan het licht
kwam?
Het meisje lachte weer. Natuur
lijk bood ze hem hare hand niet aan,
toen bij de gevangenis had verla
ten.
Zij was hem echter ook niet
moer waard, nadat hij zich zoozeer
als licid had gedragen, antwoordde
haar begeleider. Spoedig daarop
stapten ze uit.
Lowther sloeg zich voor het voor
hoofd.
Dwaas die ik ben! hoe was het
toch mogelijk. En nu ga ik naar haar
toe en bied haar mijn hand aan. Ook
zij heeft zich als oen heldin godra
gen.
Den volgenden dag stond hij voor
haar.
Do drie jaren, die sedert hun laag
ste ontmoeting verloopen waren, had
den haar schoonheid geen afbreuk
gedaan Slechts een paar kleine
plooien, die als een schaduw op tiaar
voorhoofd lagen, lieten het uitge
stane leed raden.
Zij strekte hare handen naar hem
uit. Hij was haastig op haar toege-
loopen en had hare handen met bijna
begeerige haast gegrepen.
De bon gekomen, zei hij deemoe
dig, om jouw gunst te vragen.
Een lichte blos vloog over haar ge
laat.
Goed, antwoordde zij bemoedi
gend.
Ik zou willen weten, of je de
laatste verschrikkelijke jaren kunt
vergeten? Het is moeilijk, ik weet
het wel; maar vergeet ze, als je kunt
en laten we opnieuw beginnen.
Ze keek hem met tranen in
oogen aan.
Opnieuw beginnen? herhaalde
ze, dat hoeft niet, Jim. Laten wo
daar voortzetten, waar we afgebro
ken hebben. Zij sloeg hare armen om
zijn huls. Je moet je niet verwe
ren, zeide ze een weinig streng,
want wat je nu doet is in waarheid
het gebod van je eer.
De bruiloft.
Schets uit het leven door J. KNOPF.
Vrouw Werner hield den brief van
haar Klora in de vermagerde ruwe
werkhand. Vier dichtbeschreven kan
tjes eu uit eiken regel stroomden ge
luk en levenslust.
Ze mocht nu met haar Gustav, die
een goede betrekking als bod© voor
een groot efabriek had gekregen, de
reis naar het stadhuis aanvaarden.
Over drie dagen zou men bruiloft
vieren en moeder moest daar natuur
lijk bij zijn. In lieve, hartelijke woor
den noodigde KJara haar moeder uit
om in Berlijn te komen, en als be
wijs, hoe van harte ze wenschte
haar goede moeder op haar schoon-
sten dag aan haar zijde te zien, had
Klara een fonkelnieuw biljet van
twintig mark in den brief gesloten
als tegemoetkoming in de reiskosten.
Nog eenmaal verdiepte vrouw
Werner zich in den schoonen, van
liefde getuigenden brief van haar
Klara.
Dat lieve ding. die Klara!^Iet
eenige kind, dat haar van vier meis
jes was overgebleven. Drie waren
achter eikander heengegaan. De
ziekte, welke haar vroeger haar man
had ontnomen, had ook de dirie meis
jes langzaam doen wegkwijnen. Al
leen Klara had nie'.3 moogekregen
van het vaderlijk erfdeel, het eeni
ge, dat de vlijtige man had nagela
ten, die zich zijn leven lang daar be
neden in de duistere, ongezonde
mijn had afgebeuld.
Een vrijpostige traan kwam in de
zwakke oogen. Vrouw Werner wisch
te die met haar schort af, zette den
grooten bril terecht en las den brief
voor de derde maal, regel voor re-
geil. met dat innig welbehagen, het
welk door een groote, hartelijke
blijdschap te voorschijn wordt ge
roepen.
Nu eindelijk kende ze den mooi en
brief van buiten, bijna woord voor
woord.
Over drie dagen was dus de brui
loft: Een oud versje, dat de bruids
meisjes vroeger bij haar in 't dorp
zongen, schoot haar te binnen.
Zacht en even glimlachend neuriede
ze het in zich zelve:
Vriendin van onze jeugd,
Jij mooi meisje in 't bruiloftskleed,
Jou siert de groene mirtenkrans
En nu begint de huwlijksdans.
Dans vroolijk en gelukkig door 't
leven,
Dat moge de goede Hemel u geven.
O, hoe graag zou ze haar eenige
dochter dit kleine liedje op haar
bruiloft hebben voorgezongen. Maar
neen, de reis was te ver. Ze gevoel
de zich toch niet sterk genoeg meer
om uren achtereen in den trein te
zitten, in den ratelenden, schokken
d-en wagen, in de slechte lucht en
altijd op dezelfde plaats. Dat zou
haar zwuk, bouwvallig lichaam tooh
stellig niet meer kunnen verdragen.
Als ze daar eens plotseling weer
haar benauwdheden kreeg of dat
wonderlijk gevoel in de hartstreek
neen, neen, liever er van afzien
en netjes thuisblijven. Hoe verlok
kelijk de uitnoodigtog van haar
Klara ook was, hoe gaarne zo haar
schoonzoon ook eens van aangezicht
tot aangezicht zou hebben gezien,
want naar het portret te beoordeelen
moest hij een knappe, flinke man
zijn, en hoe gaarne ze ook haar eeni
ge in bruidsgewaad had bewondert
het ging niet. De reis scheen haar
te gewaagd, ze zou zich daarbij den
dood op den hals kunnen luiden. En
ze hiojd toch nog zooveel van het le
ven in weerwil van alle teleurstel
lingen, alle verdriet en alle ellende,
die liet haai- lnui gebracht.
Neen, liever niets wagen, maar te
huis rusten en zich sparen.
Eu zoo zette vrouw Werner zich
neer en schreef haar Klara een lan
gen, langen brief, waarin zij liaar
bedankte voor de twintig mark, haar
veel plezier op haar bruiloft wensch-
te en haar heur zegen zond, opdat
ze niets dan geluk in haar huwelijk
mocht hebben.
En ze verzocht haar schoonzoon te
groeten en Item te zeggen, dat hij
Klara altijd goed moest behandelen,
want haar dochter was het van huis
uit zoo gewoon waar ze nooit een
boos woord gehoord had. En ze
wens chte, dat zo nooit zorgen zou
den kennen en altijd een halve mark
moor bezitten dan ze noodig hadden.
En in de allereerste plaats hoopte zij,
dat het jonge paar altijd gezond zou
Wijven, en het speet haar zoo, dat
ze niet komen kon, maar do lange
reis en de zwakke beenen en de oude
hartkwaal.
Toen de oude vrouw met den lan
gen brief klaar was, ftijgde ze. Zoo
veel op eens had zo zeker in haar
geheele leven nog niet geschreven.
Dat was een werkje geweest, moei
lijker dan een paar kousen breien.
Ze sloot den brief in een couvert
en schreef met groote, stijve, lompe,
maar duidelijke letters het adres.
En ofschoon zc wist, dat de trein
naar Berlijn eerst iaat in den avond
vertrok, bracht ze den brief toch
naar den trein en wierp hem daar
in do bus. En ofschoon zo hem daar
in hoorde vallen, stak ze voorzich
tigheidshalve baar hand nog een
maal in de gleuf van de bus om zich
te vergewissen, dal de brief er niet
boven in was blijven zitten.
Daaflna keerde ze gerustgesteld
naar huis en gevoelde zich o zoo
prettig te moede.
Maar dit nam ze zich voor: ook zij
wilde den trouwdag van haar Klara
fees fel ijk vieren. Dat was ze aan
zich zelve en aan haar dochter en
schoonzoon verschuldigd. En goed
beschouwd had Klaxa haar immers
die twintig mark ook juist om de
bruiloft gezonden. Ze wilde daarom
tenuiinste een deel van dit geld voor
oen klein feestje besteden, een feest
je voor haar alleen maar daarom
des to mooier.
En met kalme blijdschap ging
vtrouw Werner aan 't werk.
Ze bakte een koek en was niet zui
nig met krenten en rozijnen, het
was oen prachtkoek, zooals ze nog
nooit in haar leven had gemaakt.
Zoo mooi vet; hij droop bijna van
de boter.
Vervolgens kocht ze bij den krui
denier naast haar een flesch To-
kayer, ,,pas gisteravond over de
grenzen gesmokkeld, had hij haar in
vertrouwen toegefluisterd. En ein
delijk kocht ze oen mooie schijf
vleesch, een prachtig sappig stuk,
dat ze zorgvuldig murw klopte, daar
haar stompjes tanden niet meer ge
schikt waren om Bink te bijten.
In het bezit van al deze delicates
sen wachtte vrouw Werner den brui
loftsdag af.
Het was een Schitterende, vroo-
Ujke herfstdag en buitengewoon
warm. Maar toch trok vrouw Wer
ner haar dikke, zwarte wollen japon
aan, de beste, die ze in de lade had.
Des voormiddags ging ze naar de
graven van haar man en haar drie
dochters, zette op eiken grafheuvel
een pot met geraniums, opdat de
dooden ook wat van den feestelij-
ken dag zouden hebben, vervolgens
wandelde ze in het dorpje en verbel
de aan alle kennissen, dat liaar Kla
ra heden in Berlijn trouwde. En dat
men haar ook genoodigd had te ko-
i, maaT dat ze niet gegaan was,
want haar ouderdom cu zijn gebre
ken en haar wonderlijk hart lieten
het niet toe.
En toen het uur was gekomen,
waarop ze volgens haar berekening
in "Berlijn aan het bruiloftsmaal za
ten, maakte vrouw Werner thuis
ook alles feestelijk in orde. Zij dekte
de oude tafel mot een sneeuwwit ta
fellaken, ontkurkte de wijnflesch,
sneed den kook aan en zette het sap
pige kuJfsvJeescli op den disch.
Het smaakte delicaat, smolt bijna
op de tong; ze behoefde nauwelijks
te kauwen. Werkelijk het was toch
de moeite waard, te leven.
Thans zouden ze zeker in Berlijn
juist op Klara's en Gustav's gezond
heid drinken. Dus wilde zij hetzelf
de doen. Ze schonk zich hot groote
wijnglas vol en dronk. Hé, wat
suiuukte dat. liet stroomde als vloei
baar vuur door de aderen en maakte
iemand bijna jong. En begeerig
dronk ze den zoeten I'okayer, tot het
glas leeg was. Daarop schonk ze
zich opnieuw in en dronk weer. Ze
werd recht warm. Bijna wat be
nauwd. Maar toch tegelijk zoo licht
om 't hart. Ze gevoelde zich zoo op
gewekt, als ze in jaren niet geweest
was. En nu at ze van den koek. Van
den mooien, vetten, zoeten koek met
de vele rozijnen. Ook die smaakte
heerlijk. Alleen was hij niet al te
goed doorbakken. Maar toch, gege
ten zou hij worden.
Eu zoo. at zo het ©ene dikke stuk
na het andere.
Wonderlijk, hoe goed het .haar be
kwam, ofschoon ze nog nooit zoo
veel gegeten had, als juist nu. Ja
toch, op de bruiloft van haar zus
ter, toeu had ze precies zooveel ge
geten en zich de maag van streek
gemaakt en ze was er bijna aan
gestorven. Haar zuster, och, dj©
stumper, ze was nu reeds lang ver
huisd naai" andere gewesten, van
waar niemand terugkeert.
Weer wilden een paar tranen voor
don dag komen. Neen maar, dat zou
was moois zijn. Weenen op een dag
van vreugde. En om de onaangena
me gedachten te verdrijven at ze nog
een stuk van den koek en dronk
weer wijn om het na te spoelen. Ze
hief het glas op.
Klara, op jouw gezondheid.
Ze wilde het aan de lippen zetten
een zachte, heeü zachte zucht
rinkelend valt het glas op den vloer
in scherven het oude hoofd zinkt
loodzwaar neer het arme, kranke
hart klopt niet meer het staat
voor eeuwig stQ....
Dat gebeurd© op hetzelfde
blik, toen men op de bruiloft zin
gend en jubelend de oude schoon
moeder lang liet leven.
VISSCHEN LIJDENDE AAN LINT
WORM.
Belgische visschers die te Terneu-
zen en te Sluiskil gingen visschen,
hebban vastgesteld, dat eene ziekte
onder de visschen is uitgebroken.
De visschen door hen gevangen, zijn
buitengewoon mager en hebben al
len glans verloren. Opengesneden
en onderzocht, bleek het dat de vis
schen door een,- soort lintworm van
13 tot 15 centimeter lengte op 1
breedte zijn aangetast.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCIIE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den lieer J. Meijer, Kruisstraat
34. 'lelephoon 1543.
Probleem No. 195, van E. VAN
EMBDEN.
V,
n
SI
1 j
a
n
M
iH?
m
-
m
-
m
V,
Hl
m
a
J
1
m
''■M
ft 2
a
as?
Wil
Zwart schijven op 5, 13, 15, 16, 22, 29, en dammen op 7, 18 en SOi
Wit schijven op 24, 26, 30, 31, 33, 37, 38, 42, 45, 47, 48, 49.
Probleem No. 196 van E. VAN
EMBDEN.
8 4 6
M
m
w
Jp
f/A
11
m
m
ét
•V
m
m
ÉS
m
9
3'
A
wm
m
m
a
TT IV
Zwart schijven op 5, 6, 11, 14, 15, 40, 44 en dammen op 45 en 50.
Wit schijven op 17, 23, 24, 25, 30, 33, 38, 39, 41, 46 en 47.
Oplossingen van 195 en 196 worden
ingewacht aan bovengenoemd adres,
uiterlijk Dinsdag 25 dezer.
Erratum. Bij probleem No. 193
(zie vorig© rubriek) is verzuimd te
vermelden: „Zwart speelt en wint."
Oplossing van probleem No. 191,
van den auteur: Wit 29 - 23, 28 - 23,
23 3, 27 - 21, 3 211
Oplossing van Probleem No. 192,
van den auteur: Wit 44 - 40, 28 - 23,
38 - 32, 50 - 45, 45 23, 42 - 37, 47
271
Goede oplossingen van beide pro-
bi eems ontvangen van de heeren R.
Bouw, J. Dykstm, J. Jacobson Azn.,
D. G. Koning, J. Lycklamo, W. J. A.
Mutla, 41. A. Meyll, A. C. Schotte, C.
Serodini, B. Slokker, J. Sonntag, J.
van der Werff Gzn.
PARTIJ
gespeeld in den National en Wed
strijd, le klas, tusschen de heeren A.
Turkenburg, met wit en S. Brandeis,
met zwart, April 1910.
OMGEWERKTE CENTRUM
OPENING.
Wit
Zwart
33 - 28
18 - 23
2.
31 - 27
17 - 21
3.
34 - 30
20 - 24
4.
37 - 31
12 - 18
5.
39 - 33
7 - 12
6.
44 - 39
In deze stelling minder goed, 36 -
31, en daarna 46 - 41 en 41 - 36,
bouwt sterk spel op.
12. 33 24 20 29
Stond nu de schijf 36 op 37 (zie de
analyse bij 5), dan trad het betere
van de positie terstond naar voren.
Wit kon dan verder spelen 39 - 33,
zwart dwingende met 14 20 te ant
woorden, waarop dan volgde:
Wit 25 14, zw. 9 20, w. 33 24,
zw. 20 29, en hierna kon wit ge
moedelijk zwart's spel blijven aanval
len, wegens het open vak 9. Men ziet
dus, dat wederom een belangrijk po
sitie-voordeel verloren is gegaan.
13.
40 - 34?
29 40
14.
45 34
17 - 22
15.
28 17
21 12
16.
34 - 30
23 - 29
17.
38 - 33
29 38
18.
42 33
12 - 171
19.
43 - 38
7 - 12
20.
47 - 42
19 - 23
Ee* diep berekende zet, wit dwin
gende met 49 - 43 te vervolgen, we
gens het dreigen van 23 - 28 enz.!
21. 49 - 43!
14 - 19
23 - 28 gaf nog sterk spel, b.v. Zw.
23 - 28, w. 32 23 vrijwel gedwon
gen, zw. 18 29, w. 33 24, zw. 17 -
21, w. 26 17, zw. 12 32, w. 38 27,
z. 14 - 20, w. 25 14, zw. 9 29!
De juiste voortzetting is 31 - 26.
6. 15-20
Minder sterk, 14 - 20 ontneemt wit
meer vrije zetten, want op 31-26,
volgt 24 - 29 enz.! en op 41 of 42 - 37
volgt zw. 21 - 26, met best spel, ter
wijl op 30 - 25 met zwart 21 - 26 en
9 20, een tern po voor wit verloren
gaat.
7. 30 - 25
Wit profiteert niet van zwart's
zwakken zet 15 - 20. Beter was, on
middellijk op zwart's korten vleugel
aansturen mot 31-26 enz., waarme
de beduidend positie-voordeel ver
kregen werd. Dergelijke berekenin
gen blijven veeltijds nog onopge
merkt, hoewol zij het juist zijn, die
den meer geroutineerden speler dik
wijls voordeel aanbrengen.
7. 10 - 151
8. 31 - 26 te laat 12 - 17
Zeer gewaagd, 24 - 29 of 4 - 10 was
veel sterker.
9. 50 - 44! 4-10
10. 41 - 37 2 -7
11. 37 - 31
22. 42 - 37
23. 46 - 41
10 - 14
17 - 21
Beter was, eerst gebruik te maken'
van de vrije zetten 1 - 7, 5 - 10,
12 21 is veel sterker, wegens het
open vak 42.
Op 6-11 zou volgen w. 32 - 28,
31 - 27 en 37 6!
0Z - St
SS ZZ
82 6G LZ
82 86 "92
5 - 10 is op dit moment iets beter,
om 44 - 39 of 40 te beletten, terwijl
hierna met 15 - 20 en 10 - 15 ver
volgd wordt, met uitstekend spel.
28. 44 - 39!
29. 39 - 33
30. 27 - 22
5 - 10
31-26 biedt meer vrije zetten aan.
30. 18 27
31. 31 22 12-18
32. W - 31 18 27