-- Trots, antwoordde hij ruw, ik zou wol eens wilen weten, wat mij overgebleven is, om trotsch op te zijn. Ik zij bleef steken. Zij wilde zeggen: Ik ben je gebleven, maar de totale hopeloosheid van den strijd, dien zij met hem voerde, drukte haar zóó terneer, dat zij zweeg. Ik weet het, verbeterde zij on middellijk. Zij ging opstaan. Een blauw kleed uit soepele stof liet do heerlijke lijnen van haar gestalte plastisch uitkomen. De voeren van haar hoed raakten bijna zijn wan gen aan. Ik geloof, dat het het beste zal zijn, als wij een eind maakten aan deze ontmoeting, zeide zij met een licht vleugje van vroolijkhoid, welke haar echter niet recht wilde geluk ken. Hij kwam een stap nader tot haar. Zijn adem slokte bijna. Wij moeten afscheid nemen, zeide hij heesch en reikte haar de hand. Zij stiet de haar toegestoken hand oesiist terug. Wij zullen niet spre ken van afscheid! riep zij hartstoch telijk. Do glans harer oogen scheen verduisterd. Het is een leelijk woord, wij willen het niet weer ge bruiken. En voor hij haar bedoeling kon rar den, was ze op hem toegetreden en had hem gekust. Toen verwijderd© zij zich snel. Hij hoorde d© kamerdeuren slui ten een droevig echoënde toon was door het geheele huis te hooreu. Zij was aan den eeneu kant van de deur, bij aun den anderen. Het moest zoo zijn en zoo zal het steeds zijn gedurende de komend© jaren, niette genstaande haar woorden: zij aan den oenen kant, hij aan den an deren. Jim Lowther vlei uitgeput in eon stoel. Wanhopig steunde hij zijn hoofd in zijn handen. Een zware zucht wrong zich uit zijn borst. Den volgenden dag was geheel Thurleigh in opstand. De beminde dokter van het stadje, James Low ther, was wegens vervalsching van documenten veroordeeld. Alle bekenden feliciteerden Renée Cunningham. Zij was met Lowther verloofd en zou hem over twee maan den huwen. Door de uitspraak van het gerecht was zij er voor bewaard gebleven, de vrouw van een falsaris te worden. Renée lachte over deze deelne ming van haar bekenden. De wind huilde om de muren der gevangenis. Met ijskoude scherpte viel hij alles aan, wat hem in den weg kwam. Niettemin had zich voor de groote deur een schare menschen verza meld, mannen, vrouwen, grijsaards, kinderen, in wier gezichten hoop en vertwijfeling hun- verschillende te©- kens gegrift hadden. De meesten waren gekomen on: wachten, dat de groot© deur van de gevangenis geopend zou worden en hun de lang ontbeerde betrekkingen zou teruggeven. Eenigen waren er heen gelokt door het bericht, dat Lowther heden uit de gevangenis ontslagen zou worden. Onder de wachtenden waren velen, waarvan erge geruchten gingen. Velen waren reeds eenmaal op ver keerde wegen geraakt en hadden zich met behulp der hunnen er gelukkig weer bovenop gewerkt, anderen wa ren na één misstap reddeloos gezon ken, om nooit weer op te staan. Slechts weinigen waren er, wien het geluk van het begin af aan gunstig gezind was geweest. Deugd en ondeugd, zomer en win ter zullen bestaan, zoolang zon en maan zullen schijnen, zoolang de wereld zal bestaan. Van de anderen afgezonderd stond, eenvoudig in het zwart gekleed, een vrouw van volmaakte schoonheid, op wier gelaat een glans van hoop lag, die zeldzaam afstak bij de ern stige gezichten van haar omgeving. Haar gronfo. blauwe oogen waren vast op de poort van de gevangeuis gericht. Zoo had zij sinds het aan breken van den dag geduldig op liet opengaan van de poort gewacht. Ze wist immers dat tegelijkertijd ook voor haar de poort tot een nieuw ge-, lukkig leven zou worden geopend. Zij nam van niemand notitie en nie mand bekommerde zich om haar, hoewel het de moeite waard was haar aan te zien, zoo goud-glans de haar haar, zoo mooi was haar kleine mond. Eindelijk kraakte d© deur in de hengsels. Een bijna plechtige stilte ontstond onder de wachtenden, een stilte die iedereen welde, alsof ieder de verwachting van den ander moe- voelde. Onmiddellijk daarop traden onge veer twintig mannen uit de poort ontslagen gestraften, die spoedig hun betrekkingen bereikt hadden en door dezen met lachen en schreien ontvangen werden. Na ©enigen tijd was de menigte verdwenen. Twee personen waren overgebleven. Lowther was als laatste uit de poort gekomen en had haar terstond bemerkt. Ook zij had hem terstond herkend en haalde den man, dio on opgemerkt wilde wegsluipen, hij den hoek van de gevangenis in. Kom, zeide ze haastig, naar zijn hand grijpend. Hij schudde haar ruw van zich af. Zij lachte treurig. Wees vriendelijk Jim. H stem had een wooke klonk, hoewel op haar voorhoofd oen paar scherpe rimpels zichtbaar werden. Je gaat natuurlijk met mij mee? Ik heb op je gewacht al deze jaren. Wij willen van nu af te samen een nieuw leven beginnen jij en ik ik en jij. Uit haar woorden klonk hem zelfvergeten teederheid tegemoet. Zij verdedigde moedig haar liefdie ja haar leven. Lowther verweerde zich met alie krachten; de smart die hij diaarbij leed was groot, grooter dan hij kon verdragen. Maar de smart van het afstand doen moest hij dragen hij, de misdadiger, die zoo juist vier ja ren in de gevangenis gezeten had, ctie, gelukkig, thans achter hem la gen. En terwijl deze gedachten hem door het hoofd gingen, trof zijn blik Renée, die in haar vol opgebloeide schoonheid voor hem stond. Neen, antwoordde hij kortaf, en draaide haar den rug toe... Het is onmogelijk. Jim, de uitroep klonk als kwam hij van een doodeiijk gewond dier. En de huilende wind antwoordde haar. Jim Lowther was van haar weggegaan. Bij de poort van de vangen is stond nu alleen een in 't zwart gekleede vrouwengestalte, treu rig voor zich heen kijkend, diep ge bogen door nooit te heelen smart. Dit is dus het einde. De op bitteren toon gesproken woorden gingen verloren in den wind. Van nu af had het leven alle waar de voor haar verloren. Heb je al van de menschen ge hoord, die vele jaren geleden hier gewoond hebben? De spreekster wees op een half ver vallen huis en wendde zich daarop tot haar begeleider. Men moet al tamelijk luid spreken, als men zich verstaanbaar maken wil op een omnibus, vooral als er pas nieuw puin op den weg gewor pen is. Achter beiden zat een man, die ernstig voor zich keek. Door het ge sprek was hij uit zijn gedachten op geschrikt; tegen zijn wil kon hij ieder woord van het luid genoeg gevoer de gesprek verstaan. Hoe meer hij hoorde, des te meer gespannen werd zijn opmerkzaamheid. Ja, ging het meisje met haar verhaal door, het was een zonder ling geval. Een dame woonde met haar beide zonen, waarvan de oud ste een gezien genees lieer was en verloofd met een beminnelijk meisje. De jongste was een deugniet en de lieveling van zijn moeder. Hij had misdreven; men mompelde zooiets van een valsche haudteekening. De moeder stelde alles in het werk om den jungsten te redden en bestemde den broeder om de schuld op zich te nemen. Daar beider namen diezelf de beginnenletter „I" hadden, ge lukte het ook, do verdenking van den falsaris af te werpen. D© oudste broeder werd aangeklaagd en ver oordeeld. Wat een onheid de justitie toch kan aanrichten, merkte haar bege leider op. Het meisje lachte. Waarom was hij zoo dom, de dingen op hun beloop te laten, ant woordde het meisje daarop, hij verloor alles, ook zijn verloofde. Bleef zij hem dan niet trouw? Natuurlijk niet. Waarom zou zij ook? Zij verdient geen afkeuring, omdat zij hem verliet. Men zou echter veronderstellen, dat zij in hem geloofd had, antwoord de haar metgezel op beslisten toon, zij moet toch recht klein van ka rakter geweest zijn. De man achter hen ademde zoo luid, dat het paartje zich naar hem omwendde. Zijn gezicht was bleek geworden, toen luj zich opgemerkt zag. Zij namen ecliter geen nota van hem, in de meening, dat zij niet ver staan waren. Na een kleine pauze ging het njeis- jè voort: De jongere broer stierf, nadat hij alles had bekend. De bekenden der familie waren niet minder verbaasd, toen zij de waarheid vernamen. En wat deed zijn vroeger meisje, toen de waarheid aan het licht kwam? Het meisje lachte weer. Natuur lijk bood ze hem hare hand niet aan, toen bij de gevangenis had verla ten. Zij was hem echter ook niet moer waard, nadat hij zich zoozeer als licid had gedragen, antwoordde haar begeleider. Spoedig daarop stapten ze uit. Lowther sloeg zich voor het voor hoofd. Dwaas die ik ben! hoe was het toch mogelijk. En nu ga ik naar haar toe en bied haar mijn hand aan. Ook zij heeft zich als oen heldin godra gen. Den volgenden dag stond hij voor haar. Do drie jaren, die sedert hun laag ste ontmoeting verloopen waren, had den haar schoonheid geen afbreuk gedaan Slechts een paar kleine plooien, die als een schaduw op tiaar voorhoofd lagen, lieten het uitge stane leed raden. Zij strekte hare handen naar hem uit. Hij was haastig op haar toege- loopen en had hare handen met bijna begeerige haast gegrepen. De bon gekomen, zei hij deemoe dig, om jouw gunst te vragen. Een lichte blos vloog over haar ge laat. Goed, antwoordde zij bemoedi gend. Ik zou willen weten, of je de laatste verschrikkelijke jaren kunt vergeten? Het is moeilijk, ik weet het wel; maar vergeet ze, als je kunt en laten we opnieuw beginnen. Ze keek hem met tranen in oogen aan. Opnieuw beginnen? herhaalde ze, dat hoeft niet, Jim. Laten wo daar voortzetten, waar we afgebro ken hebben. Zij sloeg hare armen om zijn huls. Je moet je niet verwe ren, zeide ze een weinig streng, want wat je nu doet is in waarheid het gebod van je eer. De bruiloft. Schets uit het leven door J. KNOPF. Vrouw Werner hield den brief van haar Klora in de vermagerde ruwe werkhand. Vier dichtbeschreven kan tjes eu uit eiken regel stroomden ge luk en levenslust. Ze mocht nu met haar Gustav, die een goede betrekking als bod© voor een groot efabriek had gekregen, de reis naar het stadhuis aanvaarden. Over drie dagen zou men bruiloft vieren en moeder moest daar natuur lijk bij zijn. In lieve, hartelijke woor den noodigde KJara haar moeder uit om in Berlijn te komen, en als be wijs, hoe van harte ze wenschte haar goede moeder op haar schoon- sten dag aan haar zijde te zien, had Klara een fonkelnieuw biljet van twintig mark in den brief gesloten als tegemoetkoming in de reiskosten. Nog eenmaal verdiepte vrouw Werner zich in den schoonen, van liefde getuigenden brief van haar Klara. Dat lieve ding. die Klara!^Iet eenige kind, dat haar van vier meis jes was overgebleven. Drie waren achter eikander heengegaan. De ziekte, welke haar vroeger haar man had ontnomen, had ook de dirie meis jes langzaam doen wegkwijnen. Al leen Klara had nie'.3 moogekregen van het vaderlijk erfdeel, het eeni ge, dat de vlijtige man had nagela ten, die zich zijn leven lang daar be neden in de duistere, ongezonde mijn had afgebeuld. Een vrijpostige traan kwam in de zwakke oogen. Vrouw Werner wisch te die met haar schort af, zette den grooten bril terecht en las den brief voor de derde maal, regel voor re- geil. met dat innig welbehagen, het welk door een groote, hartelijke blijdschap te voorschijn wordt ge roepen. Nu eindelijk kende ze den mooi en brief van buiten, bijna woord voor woord. Over drie dagen was dus de brui loft: Een oud versje, dat de bruids meisjes vroeger bij haar in 't dorp zongen, schoot haar te binnen. Zacht en even glimlachend neuriede ze het in zich zelve: Vriendin van onze jeugd, Jij mooi meisje in 't bruiloftskleed, Jou siert de groene mirtenkrans En nu begint de huwlijksdans. Dans vroolijk en gelukkig door 't leven, Dat moge de goede Hemel u geven. O, hoe graag zou ze haar eenige dochter dit kleine liedje op haar bruiloft hebben voorgezongen. Maar neen, de reis was te ver. Ze gevoel de zich toch niet sterk genoeg meer om uren achtereen in den trein te zitten, in den ratelenden, schokken d-en wagen, in de slechte lucht en altijd op dezelfde plaats. Dat zou haar zwuk, bouwvallig lichaam tooh stellig niet meer kunnen verdragen. Als ze daar eens plotseling weer haar benauwdheden kreeg of dat wonderlijk gevoel in de hartstreek neen, neen, liever er van afzien en netjes thuisblijven. Hoe verlok kelijk de uitnoodigtog van haar Klara ook was, hoe gaarne zo haar schoonzoon ook eens van aangezicht tot aangezicht zou hebben gezien, want naar het portret te beoordeelen moest hij een knappe, flinke man zijn, en hoe gaarne ze ook haar eeni ge in bruidsgewaad had bewondert het ging niet. De reis scheen haar te gewaagd, ze zou zich daarbij den dood op den hals kunnen luiden. En ze hiojd toch nog zooveel van het le ven in weerwil van alle teleurstel lingen, alle verdriet en alle ellende, die liet haai- lnui gebracht. Neen, liever niets wagen, maar te huis rusten en zich sparen. Eu zoo zette vrouw Werner zich neer en schreef haar Klara een lan gen, langen brief, waarin zij liaar bedankte voor de twintig mark, haar veel plezier op haar bruiloft wensch- te en haar heur zegen zond, opdat ze niets dan geluk in haar huwelijk mocht hebben. En ze verzocht haar schoonzoon te groeten en Item te zeggen, dat hij Klara altijd goed moest behandelen, want haar dochter was het van huis uit zoo gewoon waar ze nooit een boos woord gehoord had. En ze wens chte, dat zo nooit zorgen zou den kennen en altijd een halve mark moor bezitten dan ze noodig hadden. En in de allereerste plaats hoopte zij, dat het jonge paar altijd gezond zou Wijven, en het speet haar zoo, dat ze niet komen kon, maar do lange reis en de zwakke beenen en de oude hartkwaal. Toen de oude vrouw met den lan gen brief klaar was, ftijgde ze. Zoo veel op eens had zo zeker in haar geheele leven nog niet geschreven. Dat was een werkje geweest, moei lijker dan een paar kousen breien. Ze sloot den brief in een couvert en schreef met groote, stijve, lompe, maar duidelijke letters het adres. En ofschoon zc wist, dat de trein naar Berlijn eerst iaat in den avond vertrok, bracht ze den brief toch naar den trein en wierp hem daar in do bus. En ofschoon zo hem daar in hoorde vallen, stak ze voorzich tigheidshalve baar hand nog een maal in de gleuf van de bus om zich te vergewissen, dal de brief er niet boven in was blijven zitten. Daaflna keerde ze gerustgesteld naar huis en gevoelde zich o zoo prettig te moede. Maar dit nam ze zich voor: ook zij wilde den trouwdag van haar Klara fees fel ijk vieren. Dat was ze aan zich zelve en aan haar dochter en schoonzoon verschuldigd. En goed beschouwd had Klaxa haar immers die twintig mark ook juist om de bruiloft gezonden. Ze wilde daarom tenuiinste een deel van dit geld voor oen klein feestje besteden, een feest je voor haar alleen maar daarom des to mooier. En met kalme blijdschap ging vtrouw Werner aan 't werk. Ze bakte een koek en was niet zui nig met krenten en rozijnen, het was oen prachtkoek, zooals ze nog nooit in haar leven had gemaakt. Zoo mooi vet; hij droop bijna van de boter. Vervolgens kocht ze bij den krui denier naast haar een flesch To- kayer, ,,pas gisteravond over de grenzen gesmokkeld, had hij haar in vertrouwen toegefluisterd. En ein delijk kocht ze oen mooie schijf vleesch, een prachtig sappig stuk, dat ze zorgvuldig murw klopte, daar haar stompjes tanden niet meer ge schikt waren om Bink te bijten. In het bezit van al deze delicates sen wachtte vrouw Werner den brui loftsdag af. Het was een Schitterende, vroo- Ujke herfstdag en buitengewoon warm. Maar toch trok vrouw Wer ner haar dikke, zwarte wollen japon aan, de beste, die ze in de lade had. Des voormiddags ging ze naar de graven van haar man en haar drie dochters, zette op eiken grafheuvel een pot met geraniums, opdat de dooden ook wat van den feestelij- ken dag zouden hebben, vervolgens wandelde ze in het dorpje en verbel de aan alle kennissen, dat liaar Kla ra heden in Berlijn trouwde. En dat men haar ook genoodigd had te ko- i, maaT dat ze niet gegaan was, want haar ouderdom cu zijn gebre ken en haar wonderlijk hart lieten het niet toe. En toen het uur was gekomen, waarop ze volgens haar berekening in "Berlijn aan het bruiloftsmaal za ten, maakte vrouw Werner thuis ook alles feestelijk in orde. Zij dekte de oude tafel mot een sneeuwwit ta fellaken, ontkurkte de wijnflesch, sneed den kook aan en zette het sap pige kuJfsvJeescli op den disch. Het smaakte delicaat, smolt bijna op de tong; ze behoefde nauwelijks te kauwen. Werkelijk het was toch de moeite waard, te leven. Thans zouden ze zeker in Berlijn juist op Klara's en Gustav's gezond heid drinken. Dus wilde zij hetzelf de doen. Ze schonk zich hot groote wijnglas vol en dronk. Hé, wat suiuukte dat. liet stroomde als vloei baar vuur door de aderen en maakte iemand bijna jong. En begeerig dronk ze den zoeten I'okayer, tot het glas leeg was. Daarop schonk ze zich opnieuw in en dronk weer. Ze werd recht warm. Bijna wat be nauwd. Maar toch tegelijk zoo licht om 't hart. Ze gevoelde zich zoo op gewekt, als ze in jaren niet geweest was. En nu at ze van den koek. Van den mooien, vetten, zoeten koek met de vele rozijnen. Ook die smaakte heerlijk. Alleen was hij niet al te goed doorbakken. Maar toch, gege ten zou hij worden. Eu zoo. at zo het ©ene dikke stuk na het andere. Wonderlijk, hoe goed het .haar be kwam, ofschoon ze nog nooit zoo veel gegeten had, als juist nu. Ja toch, op de bruiloft van haar zus ter, toeu had ze precies zooveel ge geten en zich de maag van streek gemaakt en ze was er bijna aan gestorven. Haar zuster, och, dj© stumper, ze was nu reeds lang ver huisd naai" andere gewesten, van waar niemand terugkeert. Weer wilden een paar tranen voor don dag komen. Neen maar, dat zou was moois zijn. Weenen op een dag van vreugde. En om de onaangena me gedachten te verdrijven at ze nog een stuk van den koek en dronk weer wijn om het na te spoelen. Ze hief het glas op. Klara, op jouw gezondheid. Ze wilde het aan de lippen zetten een zachte, heeü zachte zucht rinkelend valt het glas op den vloer in scherven het oude hoofd zinkt loodzwaar neer het arme, kranke hart klopt niet meer het staat voor eeuwig stQ.... Dat gebeurd© op hetzelfde blik, toen men op de bruiloft zin gend en jubelend de oude schoon moeder lang liet leven. VISSCHEN LIJDENDE AAN LINT WORM. Belgische visschers die te Terneu- zen en te Sluiskil gingen visschen, hebban vastgesteld, dat eene ziekte onder de visschen is uitgebroken. De visschen door hen gevangen, zijn buitengewoon mager en hebben al len glans verloren. Opengesneden en onderzocht, bleek het dat de vis schen door een,- soort lintworm van 13 tot 15 centimeter lengte op 1 breedte zijn aangetast. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCIIE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den lieer J. Meijer, Kruisstraat 34. 'lelephoon 1543. Probleem No. 195, van E. VAN EMBDEN. V, n SI 1 j a n M iH? m - m - m V, Hl m a J 1 m ''■M ft 2 a as? Wil Zwart schijven op 5, 13, 15, 16, 22, 29, en dammen op 7, 18 en SOi Wit schijven op 24, 26, 30, 31, 33, 37, 38, 42, 45, 47, 48, 49. Probleem No. 196 van E. VAN EMBDEN. 8 4 6 M m w Jp f/A 11 m m ét •V m m ÉS m 9 3' A wm m m a TT IV Zwart schijven op 5, 6, 11, 14, 15, 40, 44 en dammen op 45 en 50. Wit schijven op 17, 23, 24, 25, 30, 33, 38, 39, 41, 46 en 47. Oplossingen van 195 en 196 worden ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag 25 dezer. Erratum. Bij probleem No. 193 (zie vorig© rubriek) is verzuimd te vermelden: „Zwart speelt en wint." Oplossing van probleem No. 191, van den auteur: Wit 29 - 23, 28 - 23, 23 3, 27 - 21, 3 211 Oplossing van Probleem No. 192, van den auteur: Wit 44 - 40, 28 - 23, 38 - 32, 50 - 45, 45 23, 42 - 37, 47 271 Goede oplossingen van beide pro- bi eems ontvangen van de heeren R. Bouw, J. Dykstm, J. Jacobson Azn., D. G. Koning, J. Lycklamo, W. J. A. Mutla, 41. A. Meyll, A. C. Schotte, C. Serodini, B. Slokker, J. Sonntag, J. van der Werff Gzn. PARTIJ gespeeld in den National en Wed strijd, le klas, tusschen de heeren A. Turkenburg, met wit en S. Brandeis, met zwart, April 1910. OMGEWERKTE CENTRUM OPENING. Wit Zwart 33 - 28 18 - 23 2. 31 - 27 17 - 21 3. 34 - 30 20 - 24 4. 37 - 31 12 - 18 5. 39 - 33 7 - 12 6. 44 - 39 In deze stelling minder goed, 36 - 31, en daarna 46 - 41 en 41 - 36, bouwt sterk spel op. 12. 33 24 20 29 Stond nu de schijf 36 op 37 (zie de analyse bij 5), dan trad het betere van de positie terstond naar voren. Wit kon dan verder spelen 39 - 33, zwart dwingende met 14 20 te ant woorden, waarop dan volgde: Wit 25 14, zw. 9 20, w. 33 24, zw. 20 29, en hierna kon wit ge moedelijk zwart's spel blijven aanval len, wegens het open vak 9. Men ziet dus, dat wederom een belangrijk po sitie-voordeel verloren is gegaan. 13. 40 - 34? 29 40 14. 45 34 17 - 22 15. 28 17 21 12 16. 34 - 30 23 - 29 17. 38 - 33 29 38 18. 42 33 12 - 171 19. 43 - 38 7 - 12 20. 47 - 42 19 - 23 Ee* diep berekende zet, wit dwin gende met 49 - 43 te vervolgen, we gens het dreigen van 23 - 28 enz.! 21. 49 - 43! 14 - 19 23 - 28 gaf nog sterk spel, b.v. Zw. 23 - 28, w. 32 23 vrijwel gedwon gen, zw. 18 29, w. 33 24, zw. 17 - 21, w. 26 17, zw. 12 32, w. 38 27, z. 14 - 20, w. 25 14, zw. 9 29! De juiste voortzetting is 31 - 26. 6. 15-20 Minder sterk, 14 - 20 ontneemt wit meer vrije zetten, want op 31-26, volgt 24 - 29 enz.! en op 41 of 42 - 37 volgt zw. 21 - 26, met best spel, ter wijl op 30 - 25 met zwart 21 - 26 en 9 20, een tern po voor wit verloren gaat. 7. 30 - 25 Wit profiteert niet van zwart's zwakken zet 15 - 20. Beter was, on middellijk op zwart's korten vleugel aansturen mot 31-26 enz., waarme de beduidend positie-voordeel ver kregen werd. Dergelijke berekenin gen blijven veeltijds nog onopge merkt, hoewol zij het juist zijn, die den meer geroutineerden speler dik wijls voordeel aanbrengen. 7. 10 - 151 8. 31 - 26 te laat 12 - 17 Zeer gewaagd, 24 - 29 of 4 - 10 was veel sterker. 9. 50 - 44! 4-10 10. 41 - 37 2 -7 11. 37 - 31 22. 42 - 37 23. 46 - 41 10 - 14 17 - 21 Beter was, eerst gebruik te maken' van de vrije zetten 1 - 7, 5 - 10, 12 21 is veel sterker, wegens het open vak 42. Op 6-11 zou volgen w. 32 - 28, 31 - 27 en 37 6! 0Z - St SS ZZ 82 6G LZ 82 86 "92 5 - 10 is op dit moment iets beter, om 44 - 39 of 40 te beletten, terwijl hierna met 15 - 20 en 10 - 15 ver volgd wordt, met uitstekend spel. 28. 44 - 39! 29. 39 - 33 30. 27 - 22 5 - 10 31-26 biedt meer vrije zetten aan. 30. 18 27 31. 31 22 12-18 32. W - 31 18 27

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 14