BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. We Jaargang. ÏA.TEKDA.G 12 HOVKMBEK 1910 No. 8402 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF f0 CENT PER WEEK. ACWTRATE GROOTE HOUTSTRAAT 5^ IN HAARLEM'S DAGBLAD HJM ADVERTENTIËN DOELTREFFEND ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Het winterseizoen in vollen gang. De Mode in bet theater. „Tailleur-Prin- ceese". Streepjes-stoffen. Fluweel. Garneer ing. Hoeden. Het is een groot verschil of men Parijs in de zomermaanden ziet, of thans. Van het oogenblik af, dat de theaters hunne poorten openen, kan meur zeggen, dat: „ia vitte de luiüière' henleeit! Vvunt nergens viert Madame Mod§ zó6 LuOgtij, als in de Frausche bool<Lstud gedurende de wintermaan den het geval is; en dat komt, door dat de mud© op „de planken" hegint. Ais de eerste rang dei' schouwburg zalen als bet ware een expositie van moderne avond-toiletten gedijkt, biedt de scène tegelijkertijd de gelegenheid, om wandel- en visite-toiletten, hoe den, ja zelfs peiguoires te bestudee- rau, al naai' gelang, zuiks in het op te voeren stuk te pas komt. En geen wonder dus, dat de voorname, toon aangevende mode-ateliers er hun werk van maken om de eerste actri ces te kieeden; want beter en doel tref- lender reclame, kan men zich moei lijk voorstelden. Nu moet men niet denken, dat al les wat uit die groote mode-ateliers afkomstig is, uitblinkt door: geoom- liceerde modeJilen, kostbare weefsels, of rijke garneeringen; want het is Juist zeer eigenaardig om op te mer ken, hoe de voornaamste huizen er o puit zijn eenvoudige modellen te lanceeren, zóó eenvoudig, dat elke voorname naaister uit de provincie er zich ten zeerste over zou verwon deren. Het eigenlijke Parijsche genre, dat algemeen bediend is om zijn eigen- aardigon chic, munt uit door een- vuuu v aii vod'in en soberheid van gar neer ingl Het oochet is uitsluitend gelegen in de coupe cn de kleurenharmonic; want het mooie van een toilet is niet gedegen ïji het samenbrengen van rij ke stuffen, schitterende guru coring, kostbare kanten en pellerijen; doch ui een volmaakten suit, een juist go- kozen model voor een bepaalde fi guur, en het smuakvod aanbrengen van eenvoudig ornamentatie. Een vrouw van smaak, zal zelf het beste kunnen beoordeeden, wat baai- al of niet goed staat en wat haar het meest flatteert, zij heeft dus de minste toiletzorgen; doch wee haar, die geen smaalt heeft en bovendien niet vol doende zelfkennis om zich daarvan buwust te zijn! Voor de laatste is de tegenwoordige mode een gevaarlijke! V el is waar zijn de overdreven nau we, toegetrokken rokken niet meer aan de orde, doch dat neemt niet weg, dat de slanke modellen gehand haafd blijven en dat wèl, terwijl men ruioinpeilt over de cotrsetlooze tailles! Madame Sarah Bernhard, do gra- cieuse tragédienne, die vooa- korten tijd in verschillende steden van ons land voorstellingen gaf, was zonder corset gekleed, hetgeen niets afdeed aan de buitengewone élêgance van haar toilet en reeds heeft een onzer jeugdige tooneelspeelsters van het gezelschap Royaards dit geïmiteerd, zonder daarbij iets in te boeten van chic of charme, doch deze jonge, wèl- gevormdie vrouw, kan dit doen zon der aanstoot te geven; maar voor de meeste vrouwen lijkt mij deze capri ce al zéér gewaagd en het zou niet pieilen voor haar goeden smaak om do actrice na te volgen. Eou model kan op zichzelf mooi zijn, doch als het niet voor ons fi guur ontworpen weid, getuigt liet niet van goeden smaak het te dra gen. Zij, die dus aan eigen goeden smaak mochten twijfelen, moeten zich geen costuum bestallen naar een model uit een of andere modeplaat, doch liever in een confectiemagazijn ecnige modellen aanpassen, om daar na eene keuze te doen. Do nauwe rokken zijn voor kleine slanke figuren het meest geschikt; zwaardere vrouwen, of zij die bijzon der lang zijn, moeten de modellen min of meer wijzigen. Een gemakke lijk middel daartoe bieden de moder ne streepjes-stoffen, men kan b.v. onder aan den rok een 30 c.M. breed ski kzetten waarin de streepjes schuin, dwars of in V-vorm loopen; een fluweel of zijden stuk bezigt men bij effen stoffen, doch de streepjes- stoffen maken garneering overbodig. Niet alleen in serge's en cheviots, doch ook in fluweel brengt men ge streepte stoffen; zeer nieuw Js b.v. zwart fluw-fcjd met witte streepjes. Ter gaamcoring kan men dan even eens de streepjes in verschillende richting laten loopen, tenzij men de voorkeur geeft aan effen fluweel. Ee nder laatste nouveauté's is ze ker de „röbe-princesselaiitleui'", dat is een costuum uit fijn laken of flu weel vea-vaaTdigd, dat zich uitstekend leent om met de moderne bont- écharpe en mof gedragen teworden in gevallen dat eetn gewoon tailteuir- costuum niet voldoend© gekleed is. Het is uit één stuk gesneden en kan naar verkiezing voetvrij of met kor ten sleep worden ingericht. De eigenlijke avond-toiletten zijn bijna zonder uitzondering van liberty- zijde vervaardigd met voilages van mousseline of dunne voiles in dezelf de nuances. Kralen, gitten en paillet ten borduursels, afgewisseld met zij den tres en rattenstaart, maken de voornaamste garneeringen der tailles uit. Fijne, smalle bontrandjes van mooi, denker bruim pels zijn een f la Heuse en doelmatige gegameoring. Doelma tig, omdat ze de tuniques van dunne gas weefsels omlijsten en daardoor doen neerhangen. Voor hetzelfde doel bezigt men ook motleven van kruien en zijden passement. De tunique in haar verschillende vormen, is op het oogenblik zéér en vo-gue. Da ceintuur verheugt zich opnieuw in de gunst der mode, dooh ze is iels boven de natuurlijke taillelijn aange bracht, zoodal van een verlengd© tail le, vooralsnog geen sprake kun zijn. Op gekleede toiletten wordt de cein tuur meestal van de gameerstof ver vaardigd, zoodot men slechts ruime fluweelea en liberty ceintuurs aan treft. Bij liet tailleui'-cosluum dat met een fluwcelen, zijden of flanellen blouse gedragen wordt, bezigt men fluweelen of elastiek ceintuurs met zilveren of imitatie gespen. Ten slotte een woord over do hoe den. Deze zijn zeer verschillend van vorm. Men ziet groote hoeden met hoogen bol van overtrekken fluweel of satijn en gegarneerd met pleureu ses of aigrette; doch ook platte vilt- hueden met een krans van fluweeleu of voeren rozen. Dan de fluweelen toques met hoog opgeslagen randen. De randen bedekt met bont of tegen den bol oen stel wieken of groote fan tasie. Ook rozetten van goud of zil vergalon vervaardigd, zijn zeer mo dern. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven COMMENSAALS IN DE DIEREN WERELD. Samenwerking vergemakkelijkt den arbeid, maakt van do afzonderlijke individu's één grootere krachtbron en doet, ten minste ais er oordeelkun dige arbeidsverdeeling is, eerder en gemakkelijker het doel bereiken. Zoo is het in de menschenmaat- schappij, maar ook do dieren treden vaak met hetzelfde doel vereenigd op. Do bekende voorbeelden van mieren en bladluizen, van zangvogelclubjes die steenuilen verjagen, behoeven ei genlijk niet meer te worden genoemd, aai- dit tweetal kon nog gemakke lijk met niet zoo algemeen bekende gevallen worden vermeerderd. Onwillekeurig dacht ik deze week aan de z.g.n. symbiose, toon een mosselkoopman met benijdenswaardl- geu ijver zijn blauw geschelpte week dieren aan de bewoners van onze nieuwe wijken te koop aanbood. Zonder bet vaak aangehaalde Pot- gietariaansclie verbeeldingstalent denkt men toch onwillekeurig even de zilte woonplaats van het glib berige zeejuweel en daardoor ook aan da bewoners, die ik in een tijd, toen wil als jongens dagelij lis de slikken van de Zeeuwsche inhammen gingen onderzoeken, vaak ,,At Home" leerde kennen. Dat ook schoot mij in de gedachte bij het doordringende avondgeroep van onzen mosselkoopman. Het meest zochten wij krabben, die spinvarmige moordenaars wieir drei gende soharen als geduchte wapens omhoog werden gestoken, zoodra zij werden aangevallen, dooh ook kreu- kels en mosselen waren er op de met zeewier begroeide steenglooiingen in voldoende hoeveelheid te vinden, om er een glibberpartijtje aan te wagen. Als delicatesse werden de daar ge vonden mosselen niet geprefereerd, maar met jongensachtige gevoelloos heid werden de schelpen, die dooir de stevige sluitspieren stevig gesloten werden gehouden, open gewrongen om te zien, of er zich ook krabbetjes in hadden genesteld. Laatstgenoemde diertjes werden gevreesd door de mosseletende bur gera en daarom gehaat en vervolgd door de jongens. In heel veel sc-halpcn komen zij niet voor, maar tóch is het volstrekt geen zeldzaamheid en zeker niet iets toevalligs, daar er reeds in de oudste geschriften over wordt gesproken. Welk voordeel de mosselen van de ze kleine roodgekleurd© commensaals hebben, is tot nu tóe nog niet uitge maakt, maar dat de krabben voor deel van hun hospita trekken Is bul ten twijfel. Vrij in de zee schijnt deze kleine soort niet te leven en als wij hun afmeting in aanmerking nemen, dia.n is het duidelijk, dat deze minia tuur roovertjes een beschuttend dak zoeken. Dot de vergift'gmgsverschimsélen, die men wel na het eten van mosse len waarneemt, werkeliik op hun roken ine mneen wo-rden gezet. Is al- iiid bewpe-d maar nimmer bewezen. We] heb Ik liefhebbers van mosse len boeren vertellen, dat zii vonk on der bet kauwen merkten dat er een krabbetje aanwezig was, terwijl zij er toch na het doorslikken niets na- deoligs van bespeurden. Zekerheid heb ik echter niet, daar Ik mij zelf nooit aan een proefne ming waagde. Aardig is het wat Rumpbius, wiens bust.e, in hout gesneden, in „ons" Koloniaal Museum te vinden ls over de samenleving van mossel en krab betje vertelt. Hij zegt, dat de krabben een schuil plaats zoeken in de mosselschelpen, maar dat de bewoonster niet voor niets haar woning afstaat. De krab betjes hebben goede., op steeltjes ge plaatste, oogjes en volgens genoem den schrijver (loon ze dienst als wach ters. Dit is echter een van de vele gis singen omtrent dit zonderlinge ver schijnsel en door do onderlinge te genspraak voélen wij wel. dot er nog veel in deze ls op te helderen en met bewijzen te staven. Dat infusschen schelpen graag als beschuttend dhk worden gekozen, be wijzen ook de kluizenaars of here- inietlcreeften, die wij soms verdwaald op de karren onzer rondventende vischkooplni zien liggen. De la/rven der kokerjuffers, die wij in het voorjaar vaak in groote me nigte in onze slooien aantreffen., zijn door de weekheid van hun huid ge noodzaakt een schuilplaats te zoeken en als handige architecten bouwen zij zich van blaadjes, schelpjes, stok jes of zandkorrels een huisje, waar in zij zich verschuilen als gevinde moordenaars een aanval willen wa gen. Onze heremietkreeften hebben ook een week achterlijf, maar omdat zij het vermogen bezitten zélf een huisje te bouwen, zoeken zij naar een ge makkelijker te verkrijgen woning. Bij uw wandelingen langs het Zandvooirtsche strand hebt gij onge twijfeld wel eens enkele schelpen van wulken of kinkhorens gevonden. De jongens houden ze tegen hot oor om, als zij het kloppen van hun hart hooren to meen en', dat de schel pen het geruisch der zee weergeven. Deze schelpen nu worden dooi' de genoemd©] kreeften in beslag geno men en zoo, van achter beschermd, is de reover onaantastbaar. Evenals de krabben steken ook de ze dieren sterk gespierde soharen vooruit en wee het. vischje, dat er tussehen belandt. Aan ontkomen behoeft het met. meer te denken en onmeedoogend wordt het naar het veeldeelig© kauw- werktuig gevoerd. Toch is gastvrijheid ook een karak tertrek der heremieten, waarmede dus hun naam ook onjuist blijkt, want vele van hen geven huisvesting aan een, van veel voetstompjes voor- zienen ringworm, die de schelp als roovershol gebruikt. Als hij, een edndweegs buiten die gemeenschappelijke woning gekropen zijn prooi, bestaande uit kleine zee diertjes, heeft bemachtigd, kruipt hij naai' binnen om den buit te verwer ken. Nog mee<i' voorbeelden van samenle ving zouden gemakkelijk zijn aan te halen, maar daar ik ais grondregel bij het schrijven der wekelijksche stukjes heb aangenomen, dat de le zers het beschrevene zélf moeten kun nen waarnemen, wU ik het voorloo- pig bij deze enkele laten, a PEUSENS. Scopetta's wraak. i reisavontuur in de wouden van Corsica. Op een morgen rookte ik mijn pijp in gezelschap van den ouden Bocca Lanzi, die, evenals ik, voorheen een zeer gezocht gids was. Wij verhaal den elkander de groote avonturen, die wij In de bergen beleefd hadden. Daur kwam plotseling do kleine Luigi on een ezel naar ons toerijden en deelde me mee, dat in Corsacci twee Engelschen vertoefden, die gids en goede dieren zochten, om een rit naar Cortc te maken. Spoedig was ik, vroolijk te moede, op weg naar Corsacci. Vooral had ik Luigi verzocht, met zijn beste dieren te volgen. In het hotel vond lk een Engelschman met zijn jonge vrouw, die zich aan een, voor die streek al thans, rijk maal te goed deden. Zij waren in de wittebroodsweken. Dat mocht ik besluiten uit de liefdevolle blikken, die zij elkander toewierpen, wanneer ze zich ongezien waanden. Hij uitte den wensch, door mij langs den schilderachtigs ten weg naai' Corte gebracht te worden, voor opgesteld, dal de tocht niet meer dan drie dagen in beslag nam. Gaarne, antwoordde ik, eo u zal een landstreek bewonderen, zooals er geen tweede op de wereld bestaan kan. Goed, sprak hij. Houd u dan over een balf uur gereed. Dat is zoo de manier der Engel schen kort en bondig. Een half uur De tijd was nauwe lijks toereikend, naar Bocognano te- terug te keeren, mijn vrouw het ge luk, dat. me was ten deel gevallen, te vertellen en mij van bet noodige voor de reis te voorzien. Tot mijn groote verbazing zag ik een vreemdeling bij mijn vrouw zit ten. Jozef, zeide ze tegen me, hier is een heer, die naar Ajaccio wil gebracht worden. Onmogelijk. gaf ik ten ant woord. Ik heb me juist verbonden met twee Engelschen een tocht naar Corte te maken. Ach riep mijn vrouw uit, in vertwijfeling de handen wringend. We krijgen altijd te veel of le wei nig. Wanneer zal men toch eens me delijden met ons hebben Misschien kan mijnheer vier da gen wachten? brak ik haar wee klagen af. Waarom vier dagen vroeg de vreemdeling. Den weg heen en terug naar Cortc kun je toch in twee dageu afleggen Zeker, sprak ik, wanneer ik den rechten weg volg. lk heb liet jonge paar echter beloofd, hun de bergen in al hun schoonheid te too- En ik somde alle dorpen en alle schoone punten op, die ik op mijn j driedaagschen tocht wilde aandoen. Hij luisterde opmerkzaam toe. Plot seling sprong hij op, keek op zijn horloge, en zeide Ik kan nog net den trein naar Ajaccio halen I De voetreis moet ik dan maar tot een anderen tijd uit stellen. Daarmee verdween hij. Tegen tien uur begaven we ons mijnheer en mevrouw Smitlison en ik op weg. Elk zaten we op een goed paard, liet vierde droeg dc bagage. Het groote goed hadden we met den trein naar Corte vooruit gezonden. Door groene kastanje wou den ging het bergopwaarts, den Col de Vizza- rona tegemoet Spoedig weken we yan den hoofd weg af en namen onzen weg door de kloof van Caracuto. Reizigers, die de gewon© route volgen, kunnen niet vermoeden, hoe veel trotsehe pracht daardoor voor hen verloren gaat. Ik verheugde mij, dat het jonge paar, tot clan toe in scherts den tijd doorbrengend, steeds meer in stilzwijgen verzonk. Het be wees mij, (lat de lieflijkheid der om geving beiden geboeid hield. Wordt hot niet tijd, iets te ge bruiken vroeg mijnheer Smith- son, nadat we drie uur gereden had den. Geduld, mijnheer, antwoordde ik. Binnen eenige minuten komen we bij eon hut, waar we wijn kunnen bestellen. Eu een groot half uur- ver der weet ik een prachtig plekje, waai' we kunnen eten. Daar is 't nog onein dig veel mooier dan hier. Nadat we bij het oude vrouwtje in de hut onzen wijn hadden ingeslagen reden we vorder. Als we een week later gekomen waren, verklaarde ik mijnheer Smith- son. hadden we onzen wijn zelf moeten meebrengen. Dan hadden we de hut leeg gevonden. En ik vertelde hem, dat de Corsicanen, te trotach om te werken, hun bosschen aan de Ita lianen verkoopen. Tegen het einde van den zomer komen honderden van Lucca over, en nadat ze den eheelen winter en een groot gedeelte van het voorjaar: met. het vellen en zagen der boomen zijn werkzaam geweest, keeren ze naar Italiü terug in de leeren zakjes het goede Fransche geld dat zij met hun arbeid verdiend heb ben. Thans kwamen we aan hot punt, waar de eigenlijke kloof begint, waar de hoog© graniet-rotsen hun machtige gestalten tegen den blauwen hemel verheffen .Waar de bergbeek bruist en liet water in geweldige sprengen van blok tot blok ijlt, schuimend en glinsterend, om hier en ginds in witte schuimkoppen stuk te slaan. Eenige minuten verder verwijdt zich de kloof tot, een soort amphi theater. Hier oversDant. een smalle brug den vloed. Oorspronkelijk werd het water naar een nabij gelegen mo len geleid. Nu was die molen nog slechts een ruïne, en de brug zelf was na verloop van tijd zóó bouwval lig geworden, dat we er ons te paard niet op durfden wagen. Eerst brach ten we de dieren over en we mochten bl'ï wezen, tóen we allen heelhuids den overkant bereikt hadden. Terwijl we ons maal gebruikten, zag ik in het woud achter de molen- ruïne, een lichten rook opstijgen. Op hetzelfde oogenblik, dat ik het bemerkte, riep mijnheer Smitlison me bij den naam en wees met zijn hand naar de brug. Wat moet dat beduidon? vroeg bij. Op de brug stond een reusachtige houthakker. Een breede hoed over schaduwde zijn gezicht, de baard reikte hem tot op de borst en zün bee- nen waren met lange leeren riemen omwikkeld. Hij leunde op een breede bijl, zooals er bij het vellen van groo te boomen gebruikt worden. Onderwijl ik de schilderachtige ge stalte, die daar ter volmaking dei- pittoreske omgeving, als scheen ge plaatst, aanzag, schouwde de En gelschman met zijn koelen, vorschen- den blik op mij neer. Wat moet dat beduiden? vroeg hij nogmaals. Niets anders, dan dat deze hout hakker, die wellicht in geen half jaar een beschaafd mensch gezien heeft, uit het woud is "ekomen, om onzen maaltijd aan te zien. Zoo, zoo! Dan zullen we den mo len binnengaan. Ik wil niet. dat miin vrouw de gestalte ziet. Zij is toch al angstig door de afgelegenheid dezer plaats, door de vele rooversgeschie- ctemssen, die zij in Ajaccio gehoord heeft. Weinige minuten later ving mijn >r, gewend aan het monotone ge- ruisch van liet vallende water, een geluid op, dat me met schrik vervul de. Een scherpe klank, alsof men met metaal op steen sloeg. Ik was bezorgd voor de paarden, richtte mij op en trad naar buiten. De man op de brug sloeg' met den rug van zijn bijl den sluitsteen weg. Ik dacht aan het Engelsche paar en vloog naar den onbekende om hem van zijn voornemen zoo mogelijk af te houden. Misschien heeft hij een zonnesteek gekregen, zoo dacht ik, en is hij zicii niet bewust, wat hij doet; want een dergelijke kwaadwilligheid had ik mijn heeie leven nog niet ontmoet. In die meening werd ik evenwel spoedig teleurgesteld. Ik had nog geen zes schreden gedaan, of daar verhief zich uit het dichte, lange gras een hand, die mijn voet greep en mij languit deod neertuimelen. Op hetzelfde oogen blik zag ik alsof ze uit den grond verrezen een schaar van zes hout hakkers opduiken. Mijn mes werd me ontrukt en in een oogwenk lag ik aan handen en voeten gebonden. Terwijl de houthakkers me oprichtten, stortte met donderend geraas de brug ineen. Daar ik uit een wond aan het. voor hoofd hevig' bloedde, werd ik naar den molen gebracht. De Engelschman had zijn arm vast om zijn jonge vrouw geslagen. Ze was vreeselijk bleek, maar toch kan men het aanzien, dat zij al haar geest kracht samenvatte om hem vertrou- en moed in te spreken. Voor hem stond een groote, breedgeschouderde Italiaan, om zijn hoofd een bontge- kleurden doek, zijn linkerhand rus tend op de greep van zijn bijl. Ze hadden blijkbaar met elkander gesproken, doch waren niet tot over- eenstemming gekomen, omdat zij el- kaars taal niet verstonden. Ook om deze reden Was ik naar den molen gevoerd. Zeg den signor, wendde de Ita liaan zich tot mij, dat we arme houthakkers zijn en naar ons land willen terugkeeren. Wij verzoeken hem, ons yan zijn overvloedige rijk dommen een geschenk te geven. Hoeveel wil hij hebben? vroeg de Engelschman nadat ik hem deze woorden had vertaald. Zeg hem, dat we met vijftigdui zend francs tevreden ziju, antwoord de mij de Italiaan. Ik dacht, (lal de man schertste, doch hij blééf bij zijn vordering. De En gelschman lachte, toen ik Item de sorn noemde. Daarop nam hij zijn horloge de ketting en zijn ringen en wierp al les ten slotte ook zijn beurs op den grond. Dat is alles, wat ze van mij kun nen halen, 't is mijn gonscho bezit, sprak hij bitter. 'I Is niets, hernam de Italiaan, nadat hij den inhoud der beui's onder zocht had. Verklaar den Signor, hel geld, dat hij ons aanbiedt, is bij laAge na niet toereikend, om ons te gen de achtervolging van do justitie le beschermen. Het zou onze onder gang zijn, als we het aannamen. Nooit zullen wij het durven wagen, als houthakkers naar Corsica terug te keeren en ook in ons eigen land waren we niet zeker. Een zaak als deze kan niet alle da gen ondernomen worden en we had den het ook niet gewaagd, als we niet zeker geweest waren van ons wel slagen. We hebben do beste informaties, dat de Signor een der rijkste Engelschen is. Hij kan ons de som afstaan, zon der het verlies in 't minst te gevoelen We zijn met ons tienen; elk zullen we vijfduizend frs. ontvangen. Daarmee kunnen we naar Amerika uitwijken eri daar ons geluk zoeken. Geen sous zullen we laten vallen. We verwach ten ook niet, dat de Signor het geld bij zich draagt. Doch we hebben het adres van zijn broer hier is het. Hij haalde een grijsleeren" beurs te voorschijn en overhandigde mij een strook papier, die hij er uit genomen had. Zeg hem. hij moet zijn broei schrijven, dat.deze liet geld naar ho tel Brittanique in Livorno zendt, zoo dra liet aankomt, zal de Signor zijn vrijheid terug krijgen. Tot dan toe moet hij onze gevangene blijven. Mr. Smitlison en zijn vrouw zucht ten, toen zij deze woorden uit mijn mond vernamen en de papierstrook zagen. Daarop spraken zij eenige mi nuten met elkander. Dan schreef hij enkele regels in zijn notitieboek, scheurde hel blad uit en reikte bet mij over, terwijl hij zeide: Laten ze dat aan mijn broer zen den. De Italiaan nam het aan, boog en liet den Engelschman met alle hoffe lijkheid uitnoodigen zijn reis een week uit te stellen. Alles zou worden gedaan, om zijn gevangenschap zoo dragelijk mogelijk te maken. Daarna verdween hij; twee wachters bewaak ten de deur. Na een half uur keerde de Italiaan opgewonden terug. Zeg den En gelschman, wendde hij zich tot mij, dat we niet zoo dom zijn, als we er wel uitzien. Deze brief heeft geen waarde voor ons Als zijn leven hem lief is, dan is 't hem geraden, spoedig een andere te schrijven. Ik nam den brief en las de tussehen de regels gescliroven Italiaansche vertaling. Lieve Jack. We zijn een Italiaanscli bandietengezelschap in handen gevallen on worden in d( kloof van Caracuto tussehen Bocog nano en Corte gevangen gehouden. Zend een depêche naar hei Ministerie van Buitenlandsche Zaken en laat de schurken vervolgen, als het leven van mijn arme Mary en dat van je broer Lesley je lief is. Dat er onder de bandieten zich eene bevond, die de regels vertalen kon, zoowel ais 't bezit van zijn broeders adres, deed mr. Smithson verstomd staan. Vertel de bandieten, dat ik niets anders doen kan, sprak hij tot mij. Ze hebben mij hun toestand bloot gelegd, thans wil ik even openhartig verklaren, in welke situatie ik mij bevind. Ik l>en een rogeeringsbe am li te. Mijn inkomen bedraagt vijfdui zend francs per jaar. Voor drie maan den zijn we getrouwd en we bevinden ons nu op onze'huwelijksreis. Builen den inhoud van mijn beurs, die ik reeds afgegeven heb, mijn bagage in Corte en twee retourkaarten naar Londen, bezitten wij niets ter wereld. Ik vertaalde den Italiaan deze woor den. Hij grinnikte verachtelijk. Laat hem zijn broer schrijven, zooals wij hem aangeraden hebben. Dan zal liet geld wel spoedig ko men. Neen, het geld zal niet komen, herhaalde Smithson. Mijn broer heeft niet meer vermogen dan ik. Wan neer ik hem vraag, mij vijftigduizend te zenden, dan lacht hij mij iiit. Wij hebben bewijzen in handen, die aantoonen, dat de signor schertst. Welke dan? Als het geld niet komt, dan zul len we de aanvrage herhalen, en tot teeken, dal het ons ernst is, signor's ooi' insluiten. Toen mevrouw Smithson dit hoor de, kon zij een gil van ontzetting niet onderdrukken. En de Italiaan zetio een te ernstig gezicht, uau dat hij zijn woord niet gestand zou doen. Mr. Smitlison schreef den brief, zoo als de Italiaan wonschte. lk merkte echter, dat hij het enkel deed om tijd te winnen, en aat hij geen hoop koes terde, de som ooit te ontvangen. Het werd me duidelijk, dat hij werkelijk do waarheid had gezegd en hij, noch zijn broeder, rijker waren dan hij aangegeven had. Toen de Italianen dezen brief eeu- maal in handen hadden, deden zij al- lo moeite, onze gevangenschap zoo aangenaam mogel.jk te maken. Le vensmiddelen stonden ons iu over vloed ten dienste, evenzoo droog sti-oo waarop we ons konden neerleggen, lk wil hierover echter niet uitwijden, evenmin, als over de vele waaghalze rijen, die we tot onze bevrijding be proefden. Daarmee zou een boeit te vullen zijn. Intusschen waren eenige dagen ver- loopen. Op zekeren avond de storm huil de in T woud, riep Pietro of Pero, zooals hij genoemd werd hij was blijkbaar het hoofd van de bende me bij zich. Hij toonde me een brief en zeide: Wij hebben antwoord ge kregen van den broeder 4as Signers. Hij vat de vordering va# viiftigdui-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 11