BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
36e Jaargang.
ZATERDAG 36 NOVEMBER 1910
No. 8414
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PEB S MAANDEN
CF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUI'I ENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Eenvoudige tailleur-costuumö.
Het benutten van oud
bout als garneering.
Combineeren van kleuren
en stoffen. Rouwkleeren.
In mijn vorige causerieën over mo
de heb ik mijn geachte lezeressen zoo
veel mogelijk op de hoogte gebracht
van hetgeen de mode-koningen voor
dit seizoen gemaakt hebben, en wat
daarvan het meest gedragen wordt.
We willen het heden eens hebben
over die eenvoudige tailleurcostuums,
waaraan menige vrouw behoefte heeft.
We noemen daarvoor in de eerste
jplaats een mantel-costuuni van muis
grijze cheviot. Een rok uit vier banen
Baamgesteld, d. w. z. voor- en achter
baan met twee zijbanen, die tamelijk
recht geknipt zijn aan de zijbanen
■worden ter weerszijden vier kleine
patten aangeknipt van linoopgaten
voorzien, en een weinigje rond bijge
knipt, welke patten dienen oin de zij
banen als het ware op de voor- en ach
terbaan vast te knoopen. Die knoopen
kannen zoowel van zwart tres zijn als
van staal, of wél fantasie-knoopen.
Het vrij korto manteltje behoort half
aangesloten te zijn en sluit met twee
knoopen, terwijl de schootdeelen van
onderen in smallen V-vorm zijn
weggesneden. De kraag en revers van
grijs fluweel behooren met een biesje
van de stof te worden afgewerkt. In
grijze en bruine cheviot zijn zulke cos-
iuums weinig kostbaar en hoogst
practisch, daar inen ze bijna het ge-
heele jaar kon doordragen wanneer
men bovendien een flanellen blouse en
één zijden blouse in dezelfde kleur
aanschaft, kan men zich voor de
meest voorkomende gevallen kleeden.
Meer gekleed dan grijs of bruin zijn
de tailleurs van marine-blauw en
zwart lafcen. Over het algemeen moet
men als maatstaf aannemen, dat do
rokken van practische costuums
onderwijdte van drie meter moeten
hebben .aangezien men die wijdte
noodig heeft, om behoorlijk to kun-
non loopen. De meer gekleede oos-
tuums zijn natuurlijk meer gecompli
ceerd on meer gegarneerd. Men brengt
versieringen aan in den vorm van
soutache bewerking, of wel randen
van fluweel, satijn of bont, tres en
knoopen.
De bontgarnccring treedt dit' jaar
zeer sterk op den voorgrond en het
verdient met het oog op de enorme
stijging der bontprijzen overweging
zeer zuiuig om te gaan met oude mof
fen, bontcolliers en wat dies meer
zij, daar deze allicht benut kunnen
worden. Uit ouderwetsche en half
versleten boa's kunnen allicht smalle
garneerrandjes gesneden worden. Uit
een mof kan men een toque of rand
voor een hoed vervaardigen, ook voor
een mantelkraag is die meestal te be
nutten.
Wanneer men voldoende bont heeft,
is het bijzonder aan te bevelen een
groote. platte mof te vervaardigen
van hetzelfde laken als het costuum
en gegarneerd met tweo randen bont.
Deze costuum-nioffen zijn op het
oogenblik zéér nieuw.
De bedeudaagsche mode is buiten
gewoon rijk aan smaakvolle combina
ties, zoowel wat het bijeenbrengen
van kleuren betreft als van stoffen.
Een costuum, dat hoogst eenvoudig
van lillen is, wordt chic door hei
smaakvol combinocren van kleuren.
Een voorbeeld hiervan is een cos
tuum van dunker-blauw laken met zes
of zeven c.M. breeden rokrand van
een afstekende, lichte kleur laken, dat
als ecu schijnbaar aangeknoopt ge
deelte aan den mantel en de taille
herhaald wordt. Men krijgt daardoor
iets moois en moderns.
Behalve wit en zwart, combineert
men salade-groen met rood en
Fransch blauw ook het klimop-groen
Is zéér „up to dale".
Voor avondtoiletten kunnen de mo-
disten haar faijtasie den vrijen loop
laten eu men ziet dan ook zeer vreem
de, ja zelfs gewaagde kleurcombina
ties. Men merkt bijv. groen voile tus-
schen twee lagen cerise-rood zijden
chiffon, blauw chiffon, goud-tule en
daarover lilas gaas gegarneerd men
werkt zilver-tule over rose zijde ©n
het geheel oversluierd door groen,
waardoor men ongekende kleuren
effecten verkrijgt.
Zwarte crêpe de chine, gase of tule
overvoeden beziet men bij voorkeur
op wit zijden onderjaponnen.
Somnvoe modiston leasen een groo
te voorliefde aan den dag voor drape
rieën het is dan ook een verleide
lijk iets, die soepele, dunne weefsels
in sicrli*;<ö plooien te arrangeeren,
die het nguur der draagster zoo voor-
deeïig mogelijk doen uitkomen. Wij
leven nu eenmaal in een tijd van
voortdurend zoeken naar nouveauté s
en het is juist dat zoeken naar het
nieuwe, dat soms op merkwaardige
wijze tot het oude voert.
In een van de grootste mode-salons
van de rue de la Paix te Parijs, ziet
men op tafels en fauleuls oude, half
versleten misgewaden uitgespreid,
waarvan dc stoffen, borduursels, ga
lons, enz., gebruikt worden voor to
ques, inzetten, kraag- en mouwversie
ring.
Groote verandering nemen we waar
an de sottwtoiletten, want ook de klee-
ren der treurenden ontkomen niet aan
de grillen van Madame Mode.
Eertijds droeg men ln zworen rouw
dof cacliemire met randgarneering
van Engelsch krip dat ia nu echter
geheel anders of laten we liever zeggen
precies omgekeerd.
De rokken zijn nu van onderen van
cachemirc en het bovenste deel van
den rok van Engelsch krip zoo ook
de taille. Het schouderstuk moet dus
van cachemirc zijn. Wanneer zulk
toilet een nuinteï-costuum is. moet de
mantel juist het krip bedekken.
In den eersten rouwtijd is bont niet
geoorloofd, daarna komt Blechts het
kostbare perslaner of astrachan in
aanmerking.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
ZINGENDE INSECTEN.
Iu een mijner eerste opstellen
ven wij een beschrijving van de groe
ne avondzangers de sprinkhanen
do bronskleurige veldkrekels, wii
wonderlijke geluidsorganen de hooge
tonen voortbrengen, waarop wij des
zomers zoo vaak worden vergast.
Zonder In herhaling te vallen kun
nen wij do rij der zangers nog met
een groot aantal vermeerderen en
zelfs in onze naaste omgeving komen
zooveel muzikale wezentjes voor, dat
wij er gerust nog eens even bij kun
nen stilstaan.
Bromvliegen. Een rilling gaat ons
al door de leden als wij aan die dik
lijvige vleeschbedervers denken en
enkele lozers zullen misschien „de
„Zaterdagavond" terzij schuiven,
daar zij in den winter niet willen ge
plaagd worden, met de beschrijving
van een dier, waarvan zij ln den zo-
nier vaak zoo'n last hebben.
En toch, uit een uatuur-historisch
oogpunt zijn onze staalblauwe rid
ders heel belangrijke diertjes, die
wel onze aandacht verdienen.
i-Iet mooist zijn echter wei de or
ganen, waarmee zij brommen.
Dit zijn echte muziekinstrumenten,
die zoo fijn van structuur zijn, dat zij
oen beschermde ruimte zijn ge
plaatst
Longen ljezitten do insecten niet
De lucht komt door luchtbuizen ln
het lichaam, deze buizen worden door
splr aal veer j les open gehouden.
Aan het begin nu hebben zij ten
minste een gedeelte van hen, een bol
vormige ruimte, diie eveneens door
een veer wordt opengehouden. Tus-
schen dit chitineveertje, (chitine is
de hoornachtige stof, waaruit b.v.
ook de harde meikever vleugels be
slaan) zijn twee vliezen opgehangen
die donzelfden dienst doen als de stem
banden In cars strottenhoofd.
Zoodra nu de lucht met kracht
wordt ultgestooten, komen de plaat
jes in trilling en brengen het beken
de geluid voort.
Dat dit uïtstooten der lucht met
kracht .kan geschieden loeren ons
ook de vliegen, die soms door de
vlam hun vleugels hebben verschroeid
en als dol van pijn op lum rug plot
seling op onze to fel aanlanden. De
lucht wordt met zoo'n kracht uitge
perst, dat het dier telkens een stootje
krijgt en zoo met behulp van het
krampachtig buigende lichaam wordt
voortbewogen.
Angsi, vreugde en behaagzucht
doet de dieren vaak hun zonderling
geluiden voortbrengen.
Wanneer wij in den zomer een wit-
gespikkelden Julikever of een mesttor
vangen, dan merken wij ook spoedig
dat het echte levenmakers zijn, die
door hun zucht tot zelfbehoud maar
gauw hun instrumentje gaan bespe
len.
Dit is van een anderen bouw dan
dat dei' vliegen, bet is niet zoo mooi
bewerktuigd en ingewikkeld, maar
het beantwoordt uitsteltend aan bet
doel. Op het achterlijf staan kleine,
komvormige verhevenheden die, zoo
dra het lichaam wordt bewogen,
langs een dun plaatje of langs de
harde voorvleugels strijken en zoo
een toon of liever een geluld voort
brengen.
Ook vlinders, hoe stil en etherisch
ze ook onzo bloemen komen bezoeken
kunne i toch voor eilkaar mooie lied
jes zingen.
zeg voor elkaar, want in de
meeste gevallen Is liet aantal voort
gebrachte trillingen te groot of te
klein. Is het meer dan 38000, dan
kunnen onze dan te grof bewerk-
tuigdo gehoororganen het niet meer
waarnemen.
De geluidsorganen zijn intusschen
aanwezig en ook hier zijn het strijk
instrumenten, evenals bij de kevers.
Het best zijn deze waar te nemen bij
de:i grootsten van onze schubvleuge-
ligen, den doodshoofdvlinder, waar
van de rups in onze aardappelvelden
leeft. De tasters, die aan den basis
der roltoDg geplaatst zijn, zijn ook
voorzien van kleine kammen, die
slc-chts onder een vergrootglas zijn
waar te nemen. Deze worden nu
langs de zuigtong gewreven en bij
deze vMnders is het voortgebrachte
geluid werkelijk voor ons oor waar
neembaar.
Practisch nut hebben de menschen
van deze kleine muzikale wezentjes
IntussChen maar zelden. Last vaak
zooveel te meer.
Rustig hebt gij u neergevlijd op
hot zachte kussen en weldra hoopt
gij in Morpheus-armen ie rusten.
Daar komt een dunlijvige, tweevleu
gelige zanger aan, wiens hooge to-
njn u opschrikken en .weer uit den
droomtoestand waarin ge al waart
geraakt, terugroepen tot het leven
van striid, waaruit ge u juist hadt
teruggetrokken. Door dekengewuif en
gezwaai der handen wordt de lastige
muzikant voor een oogenblik op een
afstand gehouden, maar onvermoeid
keert hij weer terug om hetzelfde spel
te herhalen.
In ieder geval moeten wij erken
nen, dat wij met een ridderlijken aan
val Ier hebben te doen, die het wel op
uw bloed heeft gemunt, maar toch
niet in stilte, nis een sluipmoorde
naar op u afkomt.
De krijgsgeznncren die worden aan
geheven, waarschuwen u om op te
genweer bedacht te zijn.
Wat de dieren zelf ervan hooren ie
nog niet voor alle bekende zangers
uitgemaakt, maar dat zij vaak orga
nen bezitten, (denk aan de trommell-
vüezen der swinkhnanwiifjes, waar
door het geluid kan worden waarge
nomen) is vaak aangetoond.
Ook de bijenhouder weet bij onder
vinding, dat de dieren elkaar seinen
geven en in den tijd van het zwer
men als er dus met de geboorte van
een jonge koningin een nieuwe kolo
nie zal worden gesticht, gaan de
ijmkers 's avonds Inncrs de korven
om bet zingen te hooren.
De Jonge prinses geeft aan de oude
gebiedster te kennen, dat zij spoedig
haar groote cel gaat verlaten. Deze
laatste loopt onrustig heen en weer
en laat een uitdagend geüuid weer
klinken.
Verder komen zij echter niet. Wee
het jonge dier, zoo het zou wagen de
al te verlaten. Et zou een gevecht
leven en dood worden geleverd.
Zoover komt het echter niet. Met dui
zenden getrouwen verlaat de oude
gebiedster haar pnlels en deze zwerm
vlioit als een donkere massa weg,
om zoodra zij aan een boomtak gaatj
hangen, door den ijmker te worden
geschept.
Nu verlaat de prinses haar enge
woning en met de overgebleven bijen,
die haar weldra tot koningin uitroe
pen wordt een nieuwe kolonie ge
sticht.
H. PEUSENS.
zij zoo goed het verplegen verstond,
was zij gekozeu om hem te verzorgen.
Hij was zoo wat van denzelfden leef
tijd ais een zoon, dien ze een paar Ja-
reu geleden had verloren, en haar
moederhart had zich voor hem ge
opend. Had het in de macht gestaan
vun eenig sterfelijk wezen, dan zou ze
hem gered hebben. Daar ze echter wel
wist, dat hij buiten het bereik was
van rnenschelijke hulp, wisohte ze hei
melijk een traan weg, nu en dan een
blik werpende op het uitgeteerde, ver
langende gelaat
Aan een of ander meisje thuis ligt
hij te denken, sprak zij bij zichzelvc.
Zelfs niet de gedachte aan zijn moe
der zou die uitdrukking kunnen te
voorschijn roepen in zijn arme oogen.
Ach hemel I
den moed der wanhoop hij beducht
allerlei bezigheden en noodzaakte
zichzelf de schitterende veelheid van
kleqfi'en, die hem omringden, op te
merken en in te denken. En toch in
het diepst zijner ziel haatte hij ze,
haatte die schoonheid zelf. Ze was als
de kransen op een lijkkist, als do ver
gulde tralies eeuer kooi.
Slechts éénmaal in al die lange,
lange jaren had hij de lichten gezien
eener voorbijvarende stoomboot, vei',
oneindig ver aan den horizont. Hij
had een gx-oot vuur aangemaakt, bad
gewuifd met fakkels, doch zonder ge
volg. De Mchtcn waren voorbijgegaan
en uit het gezicht verdwenen. Dien
nacht was hij krankzinnig, volslagen
krankzinnigeerst na den diepen
ölaap, die gevolgd was op algeheelc
Doch Ronald Hardy lag op datuitputting, had hij zijn verstand terug
oogenblik niet aan een meisje te den-A a""-* 'i«
ken. Zijn gedachten dwaalden terug
naar dat kleine, groene eiland, met
zijn witte zandvlakte, zijn stil 'xust-
meer, zijn steil rif, waar hij die vijf
verschrikkelijke jaren had doorge
bracht, en waar hij had te kampen
gehad met steeds weer teleurgesteld©
hoop, nait wanhoop, ja met waanziu
Nu hij er aan terug dacht, verbaas-vaartuig, dat door tegenwind ver uit
de hij er zich over, dat Hij er het ver-don koers was gedreven, hem gevon-
stand niet bij had verloren. den en weggehaald uit zijn reueach-
Vijf jaar geleden was hij uitgezeild tigo gevangenis; opnieuw lag het lc-
naar het Zuiden, om een belangrijke I ven 'n gulden glans vóór hem. Vun
betrekking te paan bekleeden in een naburig eiland ging bij scheep en
Nieuw-Zeeland. Het kwam hem voor, j toen huiswaarts,
alsof hij toen wel twintig jaren Jonger l Te Marsedie deed hij een brief op
gekregen. Hij droeg nog altijd de lit-
teekenen van de verwondingen, die
hij zichzelf lmd toegebracht in zijn
waanzin.
En veel later, toen de hoop was ge
storven en begraven, toen doffe wan
hoop hem had in slaap gewiegd, al
thans een betrekkelijke rust had ge
schonken, toen had een klein handels
was dan nu, jong ln gezondheid en
kracht, in hoop en geluk. Als alles
goed ging, zou hij na een jaar huis
waarts keeren en Maggie Densil ten
huwelijk vragen. Omtrent haar ant
woord koesterde hij geen vrees. Hij
had bij het afscheidnemen een zeker©
uitdrukking in haar oogen gezien, die
hem vervuld had met een hoop, welke
bhna inet zekerheid gelijk stond. Het
leven lag gulden vóór hem, geen wolk
verduisterde ziin gezichtseinder.
Toen kwam die brand op het mooie
schip, waarmee hij was uitgezeild, de
ufschiiwelijke paniek, toen mannen
en vrouwen vochten om een plaats in
do boot, krankzinnig van verlangen
om te ontkomen aan de ijselijkheden
van een brand, die nog zooveel af
schuwelijker is midden op zee dan te
land. Hij had zich niet gemengd in de
algemeene verwarring. Hij zag niét
anders vóór zich dan den dood en
dien wilde hij liever alleen tegemoet
gaan.
Hij hield zich verborgen tot de boo
ten waren verdwenen en eerst toen
het vuur hem bijna bereikt had,
maakte hii met een kalmte geboren
uit wanhoop, aanstalten het schip te
verlaten. Een gebrekkig vlot, gemaakt
van een paar aan elkander gebonden
planken, een beetje water, een paar
beschuiten, een wollen deken, dat-
de post aau Maggie, om te melden, dat
hij kwam. Toon voelde hij zich niet
zoo ziek, hij twijfelde er niet aan of
hij zou nog in hot leven blijven ge
spaard om haar tc minnen en te win
nen. Vijf jaren was een heelc tijd en
men had hem doodgewaand, doch hij
hield er zich van overtuigd, dat zij
nog wachtte. Zij was trouw. Ze zou
hem blijven beweenen, al had ze zijn
dood als een feit aanvaard. Doch nu
zou geluk haar deel worden Tc
Southampton zou hij een brief van
baai- vinden, en dan....
En zoo, met een hart overvloeiend
van hoop en vreugde, had hij ver
heugd waargenomen, hoe het Zuide
lijk blauw plaats maakte voor het
Noordelijk grijs, en hij bemerkte nau
welijks de toenemende zwakte, die
hem langzaam overmeesterde, de bin-
nenkoorts, die zijn leven ondermijn
de. Zijn geest was sterk en gaf kracht
aan zijn lichaam. Morgen in South
ampton, en dan....
Ik geloof niet. dat hij zich bewust
Is op sterven te liggen, dacht, de oude
hofmeesteres. Ik vind, dat de dokter
het hem had moc-ten zeggen, ik denk
er sterk over het zelf te doen.
Doch toen ze keek naar dat gretig
gelaat, toen ze hoop en geluk lus in
die ingezonken oogen. bezweek haar
moederlijk hart.
Laat hem hopen ten einde t(
het huis loopen zingen, zoodat ik niet
anders verwacht dan dat de buren eeD
verzoekschrift zullen indienen om mij
te verwijderen wegens burengerucht.
Het is to heerlijk om waar te zijn, na
al die spanning en smart, die we heb
ben doorgemaakt. Er was een tijd,
dat we niet konden gelooven, dat jo
dood was nu kuunen we nauwelijks
gelooven, dat je nog leeft.
En wat jezelf betreft, je moet heb
ben geleden als nog geen mensch vóór
dezen. Je moot bij ons komen en on
der onze zorgen weer het geluk leereu
kennen. Je zult niet kuunen laten je
hier gelukkig te gevoelen, want onze
woning is een huis van vreugde. Gij
beste, broederlijke vriend, zooals ge
altijd voor mij geweest zijt, zult zeker
wel gezien hebben, dat Charles Hay-
nes mij lief luid in die dagen van
ouds, en misschien hebt ge ook ge
zien, dat ik hom beminde. Geen enke
le wolk heeft ons geluk verduisterd,
onze liefdes-geschiedenis heeft nooit
een kink in de kabel gehad. Mijn
trouwdag nu twee jaren geleden, wis
de heerlijkste dag in mijn leven, et:
toch schijn ik met ieder oogenblik
nóg gelukkiger te worden. Kom dus,
beste Ronald, kom je koesteren in
den zonneschijn van ons geluk en
van onze genegenheid voor je. Ik ver
trouw, dat een paar dagen in ons mid
den doorgebracht,je zullen doen ver
geten, dal. er zoo'n plaats beslaat als
dat eiland
Steeds je toegen egeno
MAGGIE,
De oude hofmeesteres voegde haar
hril af en vouwde den brief op toen
ging ze zacht henen om hem in de kist
te leggen.
Gelukkig 1 snikte ze, toen ze neer
zag op het kalme gelaat. Gelukkig
i v,:; jLiiau Hem nonen leu euiuc 100,
Uit het lijden verlost.
Door de schietgaten drong een ste
il vige, koele bries naar binnen en ter
wijl het groote schip op de deining
langzaam heen eu weer schommelde,
kwamen de grijs-groene, bewegelijke
golven onder den zachten, grijzen he
mel telkens even in liet gezicht. De
man in de kooi wendde gretig den
blik zijner ingezonken oogen daar
heen, om er niets van to verliezen. Mis
schien wist niemand hoe verkwikke
lijk het gezicht van dat grijze water
en van die laag-hangende wolken was
voor oogen, die langen tijd waren ge
wend geweest aan de effen blauwe
zuidelijke wateren en het wolkenloos,
brandend saffier van den zuidelijken
hemel.
Wanneer zullen we Southampton
ar. idoen, denkt u vroeg de man
met zwakke stem.
Ongeveer morgen om twaalf uur
als alles coed gaat, antwoordde de
dikke, gemoedelijke hofmeesteres, ter
wijl ze van haar breikous opkeek. Hij
had zijn droevige, verlangende oogen
weer naar de opening gekeerd, en zij
liet haar blikken een oogenblik op
hem rusten.
Arme ziel 1 overlegde zij bij zich
zelf. Arme zielhij is veel te ver heen,
om zelf te weten, hoe dikwijls hij dat
al gevraagd heeft. Ik voor mij geloof,
dat hij niet lang genoeg meer leven
zal om Southampton nog te zien. Och
hemel, hemelVijf lange jaren op
dat afgelegen eiland, en dan te moe
ten sterven in het gezicht van zijn
thuis i
Stoetsgewijze veegde ze met haar
breikous een traan weg. De man was
ziek geweest van het eerste oogenblik
af, dat ze Singapore verlieten, waar
hij op het schip was gekomen, en daar
het schip van zich afdrijven, totdat do
gloed onder de golven was verzon
ken. en bh bleef alleen met de praebt
von een tropische» nacht.
Hoe lang hij had rond gedreven,
wist, hij niet, hij was geheel den tel
kwijt van de uren cn dagen. Hij voel
de zich als de geest van een overlede
ne. dwalende over het wijde watervlak
en hij bekommerde er zich weinig om
wut er gebeuren zou. En toch, toen
het eiland oprees als een stuk diep,
levend smaragd in de schittering van
de saffieren zee en hemel, was hij op
gestaan en had hij gejuicht. Hij was
gered gered voor het leven en voor
Maggie I
Maar toen hij het rif voorbij was
door er behendig met zijn lomp vlot
toen bij door het
wijl ze een steek ging oprapen, die
gevallen was.
En hij bleef hopou tot de wolkon
zich verspreidden en ©en roode, som
bere, winterachtige zonsondergang
zijn schijnsel wierp over de zee on het
vervallen gelaat in d© kooi aanraakte
Teen het licht was verdwenen en de
hofmeesteres opstond, om de lamp te
ontsteken, strekte hij zijn zwakke
hand uit om haar tegen ie houden.
Ik ben bevreesd, dat ik ten slotte
tóch het land niet meer zien zal, zeide
hij met zwakke stem.
O, mijnheer, dat moet u niet zeg
gen, riep de goede ziel. U moet zelfs
niet denken aan sterven. Ik zal bellen
om wat bouillon en u zult een «nder
mensch zijn als u dat gehad hebt, dut
zult u eens zien.
Hij glimlachte, doch legde do hand
haar terug te hou-
langs te sturen,
stille meer voer, werd hij getroffen ujj pH
door de doodelijke stilte der plaats, op ^aar ann
Het langzaam schuren van de golven (jen
tegen het rif, de onwelluidende «re- jn Southampton zal een brief lie
ten van de zeevogels, was al wat zijn gen zei j,jj hjjgod naai- adem Maak
ooreu trof, en hij kreeg een gevoel djen open en zie daaruit het adres en
van angst naast de dankbaarheid dan wilt u wel aan die dame schrij-
vcor zijn redding. Hij vond water,
helder, stroomend waterer waren
vruchten in overvloed, doch op het ge-
heele eilandje geen spoor van men-
echelijk leven, geen enkel toeken, dut
ooit te voren een mensch den voet hod I
gezet in deze groenende eenzaamheid.
Toch hoopte hij. Er zou wei eens een
Bchip passeeren binnen het bereik zij
ner stem, er zouden inboorlingen ko
men van naburige eilanden. Het zou
wel niet zoo heel lang duren vóór hij
en, om het haar te vertellen Maar
lees den brief niet, laat dien voor mij.
geef mij dien mede.
De stem stierf weg en de oude
vrouw verwijderde zicli van hein.
Kom, kom zei ze, waurdooi' is
u vandaag zoo gedrukt, mijnheer
Laat mij nu toch eens bellen om den
bouillon. D&t kan ik niet hebben, dut
u zoo mismoedig is.
De zwakk© hand zonk neer, cn de
goede ziel schelde om den bouillon en
ontdekt werd, dat svus onmogelijk. J om den dokter. Ze was een beetje ang-
Zoo zat hij daar van het allereerste
ochtendgloren, gedurende al de lieele
uren van den dag. totdat het saffier
overging in rozenrood en het rozen
rood in purper, te turen naar een zeil
aan den horizont. Dikwijls bleef hij
den ganschen nacht door wachten op
<tf> lichten van «en voorbijgaand schip:
lederen nacht legde hij zieh ier rusie
met nieuwe wanhoop.
Doch de dagen werden weken, de
weken maanden, on do maanden een
Jaar en toen dwong hij zichzelf tot de
erkentenis, dat Fortuna hem had
neergeworpen op eon eiland, hetwelk
geheel buiten den koers der schepen
lag, oen eiland', dat niet eens bekend
was bij of de aandacht had getrokken
van de inboorlingen van andere
eilanden. Hij beschouwde zichzelf nu
als een uitgestootene, een verworpe
ling. met niets anders voor oogen dan
dood of waanzin.
Voor waanzin was hij het meeet be
vreesd en hij kampte daartegen met
stig, evenals een dier een angstig ge
voel beeft bij de nadering des doods.
Toen stak ze het licht aau en keek
vol spanning naar haar patient. Doch
op dat oogenblik was Ronald Hardy
reeds wegcrezeild op de uitgestrekte,
onbewogen zee, wier verre oever het
eeuwig leven is.
Er was een blief in Southampton.
Volgens den wensch van den overlede
ne werd hij aan de hofmeesteres ter
hand gesteld, Zc was maar een
mensch en haar plomp uiterlijk be
dekte een warm, gevoelig hart Het
was nauwelijks te verwachten, dat zc
den brief ter zijdo zou leggen, zoodra
ze het alles had opgeteekend. liet
hoefde ook heusch niet, niemand zou
het ooit weten. Hij luidde
Beste Ronald 1
En dus ben Je ten slotte tóch nog ln
het land der levenden. Van het oogen
blik af, dat j© brief kwam. heb ik door
jeugdliefde.
In droomcrigc gedachten verzon
ken liep Miu Gosler over het strand.
Ook een kritisch oog zou haar uuu-
welijks haar zeven-en-twintig jaren
hebben gegeven, zoo slank wh-s nog
haar jeugdige, buigzame gestalte,
zoo frisch en warm de kleur barer
•.vangen. Dit fijne, aantrekkelijk© ge
zicht, dat zelfs met de uitdrukking
van bijna zwaarnioedigen ernst zoo
bekoorlijk was. moest zonder twiifel
betooverend liefelijk wezen, wanneer
dc zonneschijn der vroolijkhcid er cp
straalde
Om haar heen was heel liet bonte
gewemel van hei strandleven, dat
zich in het late namiddaguur iu een
badplaatsje pleegt te ontwikkelen.
Maar Miu Gosler schonk er niet da
minste aandacht aan. tot ze. zich
plotseling op blij ven-asten toon hoor
de aanspreken. Ze keek op, en ook
haar gezicht verhelderde, toen ze het
aardige jonge vrouwtje herkende,
dat daar uit een strandstoel op liaar
toestapto.
Elli Bon je het werkelijk
Welk een onverwacht weerzien
Na een scheiding van ücn jaar,
lachte het vrouwtje, haar een
hartelijken kus op de wangen druk
kend.
Want reeds eenige weken gele
den is het volle tien jaar geweest,
dat ik uit Nieuvvstad wegging.
Een klein meisje van vier of vijf
jaar drukte zich togen haar uan, en
terwijl zc liet kind liefkozend door
het zijde achtige haar streek, vroeg
Mi-a
Je bent dus al lang getrouwd
Hoe vreemd, dat ik daar nooit iets
van gehooid heb
Ik had er toen te rtijd geen zin
in, er veel ophef van tc maken, beste!
Ga eens naai' je broertje, Else Ik
kom zoo weer met jullie spelen.
Je zult je toch nog herinneren, Mia,
hoe we hier als domme bukvisschen
altijd zulke hooge toekomst-idealen
liadden. En daarom heb ik me in het
begin een beetje gegeneerd, als ik het
eerlijk zal zeggen, voor mijn Nieuw-
stadsebe vriendinnen, dat ik ine te
vreden gesteld heb met een heel een
voudige! i handelsreiziger.
Een handelsreizigerMaar nee,
Eili, dat is niet mogelijk
Toch welEn nu schaam ik
me daarvoor niet meer in het minst.
Natuurlijk heeft mijn uitverkoren»
zicli toen met behulp van mijn
bruidschat, een zelfstandige positie
verschaft en handelt hij nu met veel
succes in kousen en jaeger-goederen
en gros. Ik kan je verzekeren, beste,
dat men nok in een milieu van kou
sen buitengewoon gelukkig kan zijn.
Vooropgezet natuurlijk, dat men niet
zoo gevoelig en romantisch aange
legd is als jij. Mag ik vraaen. tot
welke hoogten het lot jou onderwijl
opgevoerd heeft
Tol de trolsehc hoogte van een
oude jongejuffrouw, Elli
O, je wilt complimentjes hooien.
Met dat oude jongejuffrouwschap
heeft het bij jou heusch nog een poos
je den tijd. Ken beetje verbaasd ben
ik echter wel Je bent dus nog altijd
zoo kiosken rig, dat de ware Jozef
maar nooit gevonden wordt.
Mia zuchtte zwaarmoedig- En na
een kleinen innerlijken strijd zei ze
Ach, Elli, ik heb den ware mis
schien juist gevonden. Een knappe
en voortreffelijke man, tot wien ik
me van ganscher harte voel aange
trokken, heeft me voor een paar uur
zijn hand geboden. En ik ben diep