BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD 36e Jaargang. ZATERDAG 36 NOVEMBER 1910 No. 8414 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PEB S MAANDEN CF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUI'I ENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Eenvoudige tailleur-costuumö. Het benutten van oud bout als garneering. Combineeren van kleuren en stoffen. Rouwkleeren. In mijn vorige causerieën over mo de heb ik mijn geachte lezeressen zoo veel mogelijk op de hoogte gebracht van hetgeen de mode-koningen voor dit seizoen gemaakt hebben, en wat daarvan het meest gedragen wordt. We willen het heden eens hebben over die eenvoudige tailleurcostuums, waaraan menige vrouw behoefte heeft. We noemen daarvoor in de eerste jplaats een mantel-costuuni van muis grijze cheviot. Een rok uit vier banen Baamgesteld, d. w. z. voor- en achter baan met twee zijbanen, die tamelijk recht geknipt zijn aan de zijbanen ■worden ter weerszijden vier kleine patten aangeknipt van linoopgaten voorzien, en een weinigje rond bijge knipt, welke patten dienen oin de zij banen als het ware op de voor- en ach terbaan vast te knoopen. Die knoopen kannen zoowel van zwart tres zijn als van staal, of wél fantasie-knoopen. Het vrij korto manteltje behoort half aangesloten te zijn en sluit met twee knoopen, terwijl de schootdeelen van onderen in smallen V-vorm zijn weggesneden. De kraag en revers van grijs fluweel behooren met een biesje van de stof te worden afgewerkt. In grijze en bruine cheviot zijn zulke cos- iuums weinig kostbaar en hoogst practisch, daar inen ze bijna het ge- heele jaar kon doordragen wanneer men bovendien een flanellen blouse en één zijden blouse in dezelfde kleur aanschaft, kan men zich voor de meest voorkomende gevallen kleeden. Meer gekleed dan grijs of bruin zijn de tailleurs van marine-blauw en zwart lafcen. Over het algemeen moet men als maatstaf aannemen, dat do rokken van practische costuums onderwijdte van drie meter moeten hebben .aangezien men die wijdte noodig heeft, om behoorlijk to kun- non loopen. De meer gekleede oos- tuums zijn natuurlijk meer gecompli ceerd on meer gegarneerd. Men brengt versieringen aan in den vorm van soutache bewerking, of wel randen van fluweel, satijn of bont, tres en knoopen. De bontgarnccring treedt dit' jaar zeer sterk op den voorgrond en het verdient met het oog op de enorme stijging der bontprijzen overweging zeer zuiuig om te gaan met oude mof fen, bontcolliers en wat dies meer zij, daar deze allicht benut kunnen worden. Uit ouderwetsche en half versleten boa's kunnen allicht smalle garneerrandjes gesneden worden. Uit een mof kan men een toque of rand voor een hoed vervaardigen, ook voor een mantelkraag is die meestal te be nutten. Wanneer men voldoende bont heeft, is het bijzonder aan te bevelen een groote. platte mof te vervaardigen van hetzelfde laken als het costuum en gegarneerd met tweo randen bont. Deze costuum-nioffen zijn op het oogenblik zéér nieuw. De bedeudaagsche mode is buiten gewoon rijk aan smaakvolle combina ties, zoowel wat het bijeenbrengen van kleuren betreft als van stoffen. Een costuum, dat hoogst eenvoudig van lillen is, wordt chic door hei smaakvol combinocren van kleuren. Een voorbeeld hiervan is een cos tuum van dunker-blauw laken met zes of zeven c.M. breeden rokrand van een afstekende, lichte kleur laken, dat als ecu schijnbaar aangeknoopt ge deelte aan den mantel en de taille herhaald wordt. Men krijgt daardoor iets moois en moderns. Behalve wit en zwart, combineert men salade-groen met rood en Fransch blauw ook het klimop-groen Is zéér „up to dale". Voor avondtoiletten kunnen de mo- disten haar faijtasie den vrijen loop laten eu men ziet dan ook zeer vreem de, ja zelfs gewaagde kleurcombina ties. Men merkt bijv. groen voile tus- schen twee lagen cerise-rood zijden chiffon, blauw chiffon, goud-tule en daarover lilas gaas gegarneerd men werkt zilver-tule over rose zijde ©n het geheel oversluierd door groen, waardoor men ongekende kleuren effecten verkrijgt. Zwarte crêpe de chine, gase of tule overvoeden beziet men bij voorkeur op wit zijden onderjaponnen. Somnvoe modiston leasen een groo te voorliefde aan den dag voor drape rieën het is dan ook een verleide lijk iets, die soepele, dunne weefsels in sicrli*;<ö plooien te arrangeeren, die het nguur der draagster zoo voor- deeïig mogelijk doen uitkomen. Wij leven nu eenmaal in een tijd van voortdurend zoeken naar nouveauté s en het is juist dat zoeken naar het nieuwe, dat soms op merkwaardige wijze tot het oude voert. In een van de grootste mode-salons van de rue de la Paix te Parijs, ziet men op tafels en fauleuls oude, half versleten misgewaden uitgespreid, waarvan dc stoffen, borduursels, ga lons, enz., gebruikt worden voor to ques, inzetten, kraag- en mouwversie ring. Groote verandering nemen we waar an de sottwtoiletten, want ook de klee- ren der treurenden ontkomen niet aan de grillen van Madame Mode. Eertijds droeg men ln zworen rouw dof cacliemire met randgarneering van Engelsch krip dat ia nu echter geheel anders of laten we liever zeggen precies omgekeerd. De rokken zijn nu van onderen van cachemirc en het bovenste deel van den rok van Engelsch krip zoo ook de taille. Het schouderstuk moet dus van cachemirc zijn. Wanneer zulk toilet een nuinteï-costuum is. moet de mantel juist het krip bedekken. In den eersten rouwtijd is bont niet geoorloofd, daarna komt Blechts het kostbare perslaner of astrachan in aanmerking. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven ZINGENDE INSECTEN. Iu een mijner eerste opstellen ven wij een beschrijving van de groe ne avondzangers de sprinkhanen do bronskleurige veldkrekels, wii wonderlijke geluidsorganen de hooge tonen voortbrengen, waarop wij des zomers zoo vaak worden vergast. Zonder In herhaling te vallen kun nen wij do rij der zangers nog met een groot aantal vermeerderen en zelfs in onze naaste omgeving komen zooveel muzikale wezentjes voor, dat wij er gerust nog eens even bij kun nen stilstaan. Bromvliegen. Een rilling gaat ons al door de leden als wij aan die dik lijvige vleeschbedervers denken en enkele lozers zullen misschien „de „Zaterdagavond" terzij schuiven, daar zij in den winter niet willen ge plaagd worden, met de beschrijving van een dier, waarvan zij ln den zo- nier vaak zoo'n last hebben. En toch, uit een uatuur-historisch oogpunt zijn onze staalblauwe rid ders heel belangrijke diertjes, die wel onze aandacht verdienen. i-Iet mooist zijn echter wei de or ganen, waarmee zij brommen. Dit zijn echte muziekinstrumenten, die zoo fijn van structuur zijn, dat zij oen beschermde ruimte zijn ge plaatst Longen ljezitten do insecten niet De lucht komt door luchtbuizen ln het lichaam, deze buizen worden door splr aal veer j les open gehouden. Aan het begin nu hebben zij ten minste een gedeelte van hen, een bol vormige ruimte, diie eveneens door een veer wordt opengehouden. Tus- schen dit chitineveertje, (chitine is de hoornachtige stof, waaruit b.v. ook de harde meikever vleugels be slaan) zijn twee vliezen opgehangen die donzelfden dienst doen als de stem banden In cars strottenhoofd. Zoodra nu de lucht met kracht wordt ultgestooten, komen de plaat jes in trilling en brengen het beken de geluid voort. Dat dit uïtstooten der lucht met kracht .kan geschieden loeren ons ook de vliegen, die soms door de vlam hun vleugels hebben verschroeid en als dol van pijn op lum rug plot seling op onze to fel aanlanden. De lucht wordt met zoo'n kracht uitge perst, dat het dier telkens een stootje krijgt en zoo met behulp van het krampachtig buigende lichaam wordt voortbewogen. Angsi, vreugde en behaagzucht doet de dieren vaak hun zonderling geluiden voortbrengen. Wanneer wij in den zomer een wit- gespikkelden Julikever of een mesttor vangen, dan merken wij ook spoedig dat het echte levenmakers zijn, die door hun zucht tot zelfbehoud maar gauw hun instrumentje gaan bespe len. Dit is van een anderen bouw dan dat dei' vliegen, bet is niet zoo mooi bewerktuigd en ingewikkeld, maar het beantwoordt uitsteltend aan bet doel. Op het achterlijf staan kleine, komvormige verhevenheden die, zoo dra het lichaam wordt bewogen, langs een dun plaatje of langs de harde voorvleugels strijken en zoo een toon of liever een geluld voort brengen. Ook vlinders, hoe stil en etherisch ze ook onzo bloemen komen bezoeken kunne i toch voor eilkaar mooie lied jes zingen. zeg voor elkaar, want in de meeste gevallen Is liet aantal voort gebrachte trillingen te groot of te klein. Is het meer dan 38000, dan kunnen onze dan te grof bewerk- tuigdo gehoororganen het niet meer waarnemen. De geluidsorganen zijn intusschen aanwezig en ook hier zijn het strijk instrumenten, evenals bij de kevers. Het best zijn deze waar te nemen bij de:i grootsten van onze schubvleuge- ligen, den doodshoofdvlinder, waar van de rups in onze aardappelvelden leeft. De tasters, die aan den basis der roltoDg geplaatst zijn, zijn ook voorzien van kleine kammen, die slc-chts onder een vergrootglas zijn waar te nemen. Deze worden nu langs de zuigtong gewreven en bij deze vMnders is het voortgebrachte geluid werkelijk voor ons oor waar neembaar. Practisch nut hebben de menschen van deze kleine muzikale wezentjes IntussChen maar zelden. Last vaak zooveel te meer. Rustig hebt gij u neergevlijd op hot zachte kussen en weldra hoopt gij in Morpheus-armen ie rusten. Daar komt een dunlijvige, tweevleu gelige zanger aan, wiens hooge to- njn u opschrikken en .weer uit den droomtoestand waarin ge al waart geraakt, terugroepen tot het leven van striid, waaruit ge u juist hadt teruggetrokken. Door dekengewuif en gezwaai der handen wordt de lastige muzikant voor een oogenblik op een afstand gehouden, maar onvermoeid keert hij weer terug om hetzelfde spel te herhalen. In ieder geval moeten wij erken nen, dat wij met een ridderlijken aan val Ier hebben te doen, die het wel op uw bloed heeft gemunt, maar toch niet in stilte, nis een sluipmoorde naar op u afkomt. De krijgsgeznncren die worden aan geheven, waarschuwen u om op te genweer bedacht te zijn. Wat de dieren zelf ervan hooren ie nog niet voor alle bekende zangers uitgemaakt, maar dat zij vaak orga nen bezitten, (denk aan de trommell- vüezen der swinkhnanwiifjes, waar door het geluid kan worden waarge nomen) is vaak aangetoond. Ook de bijenhouder weet bij onder vinding, dat de dieren elkaar seinen geven en in den tijd van het zwer men als er dus met de geboorte van een jonge koningin een nieuwe kolo nie zal worden gesticht, gaan de ijmkers 's avonds Inncrs de korven om bet zingen te hooren. De Jonge prinses geeft aan de oude gebiedster te kennen, dat zij spoedig haar groote cel gaat verlaten. Deze laatste loopt onrustig heen en weer en laat een uitdagend geüuid weer klinken. Verder komen zij echter niet. Wee het jonge dier, zoo het zou wagen de al te verlaten. Et zou een gevecht leven en dood worden geleverd. Zoover komt het echter niet. Met dui zenden getrouwen verlaat de oude gebiedster haar pnlels en deze zwerm vlioit als een donkere massa weg, om zoodra zij aan een boomtak gaatj hangen, door den ijmker te worden geschept. Nu verlaat de prinses haar enge woning en met de overgebleven bijen, die haar weldra tot koningin uitroe pen wordt een nieuwe kolonie ge sticht. H. PEUSENS. zij zoo goed het verplegen verstond, was zij gekozeu om hem te verzorgen. Hij was zoo wat van denzelfden leef tijd ais een zoon, dien ze een paar Ja- reu geleden had verloren, en haar moederhart had zich voor hem ge opend. Had het in de macht gestaan vun eenig sterfelijk wezen, dan zou ze hem gered hebben. Daar ze echter wel wist, dat hij buiten het bereik was van rnenschelijke hulp, wisohte ze hei melijk een traan weg, nu en dan een blik werpende op het uitgeteerde, ver langende gelaat Aan een of ander meisje thuis ligt hij te denken, sprak zij bij zichzelvc. Zelfs niet de gedachte aan zijn moe der zou die uitdrukking kunnen te voorschijn roepen in zijn arme oogen. Ach hemel I den moed der wanhoop hij beducht allerlei bezigheden en noodzaakte zichzelf de schitterende veelheid van kleqfi'en, die hem omringden, op te merken en in te denken. En toch in het diepst zijner ziel haatte hij ze, haatte die schoonheid zelf. Ze was als de kransen op een lijkkist, als do ver gulde tralies eeuer kooi. Slechts éénmaal in al die lange, lange jaren had hij de lichten gezien eener voorbijvarende stoomboot, vei', oneindig ver aan den horizont. Hij had een gx-oot vuur aangemaakt, bad gewuifd met fakkels, doch zonder ge volg. De Mchtcn waren voorbijgegaan en uit het gezicht verdwenen. Dien nacht was hij krankzinnig, volslagen krankzinnigeerst na den diepen ölaap, die gevolgd was op algeheelc Doch Ronald Hardy lag op datuitputting, had hij zijn verstand terug oogenblik niet aan een meisje te den-A a""-* 'i« ken. Zijn gedachten dwaalden terug naar dat kleine, groene eiland, met zijn witte zandvlakte, zijn stil 'xust- meer, zijn steil rif, waar hij die vijf verschrikkelijke jaren had doorge bracht, en waar hij had te kampen gehad met steeds weer teleurgesteld© hoop, nait wanhoop, ja met waanziu Nu hij er aan terug dacht, verbaas-vaartuig, dat door tegenwind ver uit de hij er zich over, dat Hij er het ver-don koers was gedreven, hem gevon- stand niet bij had verloren. den en weggehaald uit zijn reueach- Vijf jaar geleden was hij uitgezeild tigo gevangenis; opnieuw lag het lc- naar het Zuiden, om een belangrijke I ven 'n gulden glans vóór hem. Vun betrekking te paan bekleeden in een naburig eiland ging bij scheep en Nieuw-Zeeland. Het kwam hem voor, j toen huiswaarts, alsof hij toen wel twintig jaren Jonger l Te Marsedie deed hij een brief op gekregen. Hij droeg nog altijd de lit- teekenen van de verwondingen, die hij zichzelf lmd toegebracht in zijn waanzin. En veel later, toen de hoop was ge storven en begraven, toen doffe wan hoop hem had in slaap gewiegd, al thans een betrekkelijke rust had ge schonken, toen had een klein handels was dan nu, jong ln gezondheid en kracht, in hoop en geluk. Als alles goed ging, zou hij na een jaar huis waarts keeren en Maggie Densil ten huwelijk vragen. Omtrent haar ant woord koesterde hij geen vrees. Hij had bij het afscheidnemen een zeker© uitdrukking in haar oogen gezien, die hem vervuld had met een hoop, welke bhna inet zekerheid gelijk stond. Het leven lag gulden vóór hem, geen wolk verduisterde ziin gezichtseinder. Toen kwam die brand op het mooie schip, waarmee hij was uitgezeild, de ufschiiwelijke paniek, toen mannen en vrouwen vochten om een plaats in do boot, krankzinnig van verlangen om te ontkomen aan de ijselijkheden van een brand, die nog zooveel af schuwelijker is midden op zee dan te land. Hij had zich niet gemengd in de algemeene verwarring. Hij zag niét anders vóór zich dan den dood en dien wilde hij liever alleen tegemoet gaan. Hij hield zich verborgen tot de boo ten waren verdwenen en eerst toen het vuur hem bijna bereikt had, maakte hii met een kalmte geboren uit wanhoop, aanstalten het schip te verlaten. Een gebrekkig vlot, gemaakt van een paar aan elkander gebonden planken, een beetje water, een paar beschuiten, een wollen deken, dat- de post aau Maggie, om te melden, dat hij kwam. Toon voelde hij zich niet zoo ziek, hij twijfelde er niet aan of hij zou nog in hot leven blijven ge spaard om haar tc minnen en te win nen. Vijf jaren was een heelc tijd en men had hem doodgewaand, doch hij hield er zich van overtuigd, dat zij nog wachtte. Zij was trouw. Ze zou hem blijven beweenen, al had ze zijn dood als een feit aanvaard. Doch nu zou geluk haar deel worden Tc Southampton zou hij een brief van baai- vinden, en dan.... En zoo, met een hart overvloeiend van hoop en vreugde, had hij ver heugd waargenomen, hoe het Zuide lijk blauw plaats maakte voor het Noordelijk grijs, en hij bemerkte nau welijks de toenemende zwakte, die hem langzaam overmeesterde, de bin- nenkoorts, die zijn leven ondermijn de. Zijn geest was sterk en gaf kracht aan zijn lichaam. Morgen in South ampton, en dan.... Ik geloof niet. dat hij zich bewust Is op sterven te liggen, dacht, de oude hofmeesteres. Ik vind, dat de dokter het hem had moc-ten zeggen, ik denk er sterk over het zelf te doen. Doch toen ze keek naar dat gretig gelaat, toen ze hoop en geluk lus in die ingezonken oogen. bezweek haar moederlijk hart. Laat hem hopen ten einde t( het huis loopen zingen, zoodat ik niet anders verwacht dan dat de buren eeD verzoekschrift zullen indienen om mij te verwijderen wegens burengerucht. Het is to heerlijk om waar te zijn, na al die spanning en smart, die we heb ben doorgemaakt. Er was een tijd, dat we niet konden gelooven, dat jo dood was nu kuunen we nauwelijks gelooven, dat je nog leeft. En wat jezelf betreft, je moet heb ben geleden als nog geen mensch vóór dezen. Je moot bij ons komen en on der onze zorgen weer het geluk leereu kennen. Je zult niet kuunen laten je hier gelukkig te gevoelen, want onze woning is een huis van vreugde. Gij beste, broederlijke vriend, zooals ge altijd voor mij geweest zijt, zult zeker wel gezien hebben, dat Charles Hay- nes mij lief luid in die dagen van ouds, en misschien hebt ge ook ge zien, dat ik hom beminde. Geen enke le wolk heeft ons geluk verduisterd, onze liefdes-geschiedenis heeft nooit een kink in de kabel gehad. Mijn trouwdag nu twee jaren geleden, wis de heerlijkste dag in mijn leven, et: toch schijn ik met ieder oogenblik nóg gelukkiger te worden. Kom dus, beste Ronald, kom je koesteren in den zonneschijn van ons geluk en van onze genegenheid voor je. Ik ver trouw, dat een paar dagen in ons mid den doorgebracht,je zullen doen ver geten, dal. er zoo'n plaats beslaat als dat eiland Steeds je toegen egeno MAGGIE, De oude hofmeesteres voegde haar hril af en vouwde den brief op toen ging ze zacht henen om hem in de kist te leggen. Gelukkig 1 snikte ze, toen ze neer zag op het kalme gelaat. Gelukkig i v,:; jLiiau Hem nonen leu euiuc 100, Uit het lijden verlost. Door de schietgaten drong een ste il vige, koele bries naar binnen en ter wijl het groote schip op de deining langzaam heen eu weer schommelde, kwamen de grijs-groene, bewegelijke golven onder den zachten, grijzen he mel telkens even in liet gezicht. De man in de kooi wendde gretig den blik zijner ingezonken oogen daar heen, om er niets van to verliezen. Mis schien wist niemand hoe verkwikke lijk het gezicht van dat grijze water en van die laag-hangende wolken was voor oogen, die langen tijd waren ge wend geweest aan de effen blauwe zuidelijke wateren en het wolkenloos, brandend saffier van den zuidelijken hemel. Wanneer zullen we Southampton ar. idoen, denkt u vroeg de man met zwakke stem. Ongeveer morgen om twaalf uur als alles coed gaat, antwoordde de dikke, gemoedelijke hofmeesteres, ter wijl ze van haar breikous opkeek. Hij had zijn droevige, verlangende oogen weer naar de opening gekeerd, en zij liet haar blikken een oogenblik op hem rusten. Arme ziel 1 overlegde zij bij zich zelf. Arme zielhij is veel te ver heen, om zelf te weten, hoe dikwijls hij dat al gevraagd heeft. Ik voor mij geloof, dat hij niet lang genoeg meer leven zal om Southampton nog te zien. Och hemel, hemelVijf lange jaren op dat afgelegen eiland, en dan te moe ten sterven in het gezicht van zijn thuis i Stoetsgewijze veegde ze met haar breikous een traan weg. De man was ziek geweest van het eerste oogenblik af, dat ze Singapore verlieten, waar hij op het schip was gekomen, en daar het schip van zich afdrijven, totdat do gloed onder de golven was verzon ken. en bh bleef alleen met de praebt von een tropische» nacht. Hoe lang hij had rond gedreven, wist, hij niet, hij was geheel den tel kwijt van de uren cn dagen. Hij voel de zich als de geest van een overlede ne. dwalende over het wijde watervlak en hij bekommerde er zich weinig om wut er gebeuren zou. En toch, toen het eiland oprees als een stuk diep, levend smaragd in de schittering van de saffieren zee en hemel, was hij op gestaan en had hij gejuicht. Hij was gered gered voor het leven en voor Maggie I Maar toen hij het rif voorbij was door er behendig met zijn lomp vlot toen bij door het wijl ze een steek ging oprapen, die gevallen was. En hij bleef hopou tot de wolkon zich verspreidden en ©en roode, som bere, winterachtige zonsondergang zijn schijnsel wierp over de zee on het vervallen gelaat in d© kooi aanraakte Teen het licht was verdwenen en de hofmeesteres opstond, om de lamp te ontsteken, strekte hij zijn zwakke hand uit om haar tegen ie houden. Ik ben bevreesd, dat ik ten slotte tóch het land niet meer zien zal, zeide hij met zwakke stem. O, mijnheer, dat moet u niet zeg gen, riep de goede ziel. U moet zelfs niet denken aan sterven. Ik zal bellen om wat bouillon en u zult een «nder mensch zijn als u dat gehad hebt, dut zult u eens zien. Hij glimlachte, doch legde do hand haar terug te hou- langs te sturen, stille meer voer, werd hij getroffen ujj pH door de doodelijke stilte der plaats, op ^aar ann Het langzaam schuren van de golven (jen tegen het rif, de onwelluidende «re- jn Southampton zal een brief lie ten van de zeevogels, was al wat zijn gen zei j,jj hjjgod naai- adem Maak ooreu trof, en hij kreeg een gevoel djen open en zie daaruit het adres en van angst naast de dankbaarheid dan wilt u wel aan die dame schrij- vcor zijn redding. Hij vond water, helder, stroomend waterer waren vruchten in overvloed, doch op het ge- heele eilandje geen spoor van men- echelijk leven, geen enkel toeken, dut ooit te voren een mensch den voet hod I gezet in deze groenende eenzaamheid. Toch hoopte hij. Er zou wei eens een Bchip passeeren binnen het bereik zij ner stem, er zouden inboorlingen ko men van naburige eilanden. Het zou wel niet zoo heel lang duren vóór hij en, om het haar te vertellen Maar lees den brief niet, laat dien voor mij. geef mij dien mede. De stem stierf weg en de oude vrouw verwijderde zicli van hein. Kom, kom zei ze, waurdooi' is u vandaag zoo gedrukt, mijnheer Laat mij nu toch eens bellen om den bouillon. D&t kan ik niet hebben, dut u zoo mismoedig is. De zwakk© hand zonk neer, cn de goede ziel schelde om den bouillon en ontdekt werd, dat svus onmogelijk. J om den dokter. Ze was een beetje ang- Zoo zat hij daar van het allereerste ochtendgloren, gedurende al de lieele uren van den dag. totdat het saffier overging in rozenrood en het rozen rood in purper, te turen naar een zeil aan den horizont. Dikwijls bleef hij den ganschen nacht door wachten op <tf> lichten van «en voorbijgaand schip: lederen nacht legde hij zieh ier rusie met nieuwe wanhoop. Doch de dagen werden weken, de weken maanden, on do maanden een Jaar en toen dwong hij zichzelf tot de erkentenis, dat Fortuna hem had neergeworpen op eon eiland, hetwelk geheel buiten den koers der schepen lag, oen eiland', dat niet eens bekend was bij of de aandacht had getrokken van de inboorlingen van andere eilanden. Hij beschouwde zichzelf nu als een uitgestootene, een verworpe ling. met niets anders voor oogen dan dood of waanzin. Voor waanzin was hij het meeet be vreesd en hij kampte daartegen met stig, evenals een dier een angstig ge voel beeft bij de nadering des doods. Toen stak ze het licht aau en keek vol spanning naar haar patient. Doch op dat oogenblik was Ronald Hardy reeds wegcrezeild op de uitgestrekte, onbewogen zee, wier verre oever het eeuwig leven is. Er was een blief in Southampton. Volgens den wensch van den overlede ne werd hij aan de hofmeesteres ter hand gesteld, Zc was maar een mensch en haar plomp uiterlijk be dekte een warm, gevoelig hart Het was nauwelijks te verwachten, dat zc den brief ter zijdo zou leggen, zoodra ze het alles had opgeteekend. liet hoefde ook heusch niet, niemand zou het ooit weten. Hij luidde Beste Ronald 1 En dus ben Je ten slotte tóch nog ln het land der levenden. Van het oogen blik af, dat j© brief kwam. heb ik door jeugdliefde. In droomcrigc gedachten verzon ken liep Miu Gosler over het strand. Ook een kritisch oog zou haar uuu- welijks haar zeven-en-twintig jaren hebben gegeven, zoo slank wh-s nog haar jeugdige, buigzame gestalte, zoo frisch en warm de kleur barer •.vangen. Dit fijne, aantrekkelijk© ge zicht, dat zelfs met de uitdrukking van bijna zwaarnioedigen ernst zoo bekoorlijk was. moest zonder twiifel betooverend liefelijk wezen, wanneer dc zonneschijn der vroolijkhcid er cp straalde Om haar heen was heel liet bonte gewemel van hei strandleven, dat zich in het late namiddaguur iu een badplaatsje pleegt te ontwikkelen. Maar Miu Gosler schonk er niet da minste aandacht aan. tot ze. zich plotseling op blij ven-asten toon hoor de aanspreken. Ze keek op, en ook haar gezicht verhelderde, toen ze het aardige jonge vrouwtje herkende, dat daar uit een strandstoel op liaar toestapto. Elli Bon je het werkelijk Welk een onverwacht weerzien Na een scheiding van ücn jaar, lachte het vrouwtje, haar een hartelijken kus op de wangen druk kend. Want reeds eenige weken gele den is het volle tien jaar geweest, dat ik uit Nieuvvstad wegging. Een klein meisje van vier of vijf jaar drukte zich togen haar uan, en terwijl zc liet kind liefkozend door het zijde achtige haar streek, vroeg Mi-a Je bent dus al lang getrouwd Hoe vreemd, dat ik daar nooit iets van gehooid heb Ik had er toen te rtijd geen zin in, er veel ophef van tc maken, beste! Ga eens naai' je broertje, Else Ik kom zoo weer met jullie spelen. Je zult je toch nog herinneren, Mia, hoe we hier als domme bukvisschen altijd zulke hooge toekomst-idealen liadden. En daarom heb ik me in het begin een beetje gegeneerd, als ik het eerlijk zal zeggen, voor mijn Nieuw- stadsebe vriendinnen, dat ik ine te vreden gesteld heb met een heel een voudige! i handelsreiziger. Een handelsreizigerMaar nee, Eili, dat is niet mogelijk Toch welEn nu schaam ik me daarvoor niet meer in het minst. Natuurlijk heeft mijn uitverkoren» zicli toen met behulp van mijn bruidschat, een zelfstandige positie verschaft en handelt hij nu met veel succes in kousen en jaeger-goederen en gros. Ik kan je verzekeren, beste, dat men nok in een milieu van kou sen buitengewoon gelukkig kan zijn. Vooropgezet natuurlijk, dat men niet zoo gevoelig en romantisch aange legd is als jij. Mag ik vraaen. tot welke hoogten het lot jou onderwijl opgevoerd heeft Tol de trolsehc hoogte van een oude jongejuffrouw, Elli O, je wilt complimentjes hooien. Met dat oude jongejuffrouwschap heeft het bij jou heusch nog een poos je den tijd. Ken beetje verbaasd ben ik echter wel Je bent dus nog altijd zoo kiosken rig, dat de ware Jozef maar nooit gevonden wordt. Mia zuchtte zwaarmoedig- En na een kleinen innerlijken strijd zei ze Ach, Elli, ik heb den ware mis schien juist gevonden. Een knappe en voortreffelijke man, tot wien ik me van ganscher harte voel aange trokken, heeft me voor een paar uur zijn hand geboden. En ik ben diep

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 19