m m m m m m m wê m m LP 'li Ji 11 it fflj JU li Hf' V jj Éi üi ff SKI ÉL" fl I. bedroefd, dat ik hem .straks zal moe ten afsvijzen, zooals alle anderen. Je moet hem afwijzen, ofschoon je veel van hein houdt Dat begrijp ik niet Je bent toch do vrije beschik ster over je besluiten Ze had de Jeugdvriendin meege trokken naar de strandstoelen, en Mia was klaarblijkelijk verheugd, haar hart te kunnen uitstorten bij een deelnemend wezen. Met een weemoedig hoofdschudden antwoordde zij Dat is het hem juist, dat ik niet meer de vrije beschikking over mijn daden heb, lieve Elli I Ik heb voor tien jaar eeu man eeuwige trouw gezworen. En ik voel me zedelijk ver plicht op hem to wachten. Wat Nog na tien jaar Jij de verloving schijnt me een beetje lang toe I Mia zuchtte weer. Ach, als men het nog een verlo- ing noemeu kon 1 Maar ik heb den man, dien ik inijn eerste liefde wijd de, nooit teruggezien. En ik weet niet eens of hij nog leeft, De geschiedenis wordt steeds romantischer. Je moet het mij uitvoe rig veetellen, baste! Zoo weinig ik zelf ook voor romanheld deug. zooveel belangstelling heb ik voor alle verhe ven aangelegde vrouwelijke wezens. Er valt niet veel te vertellen. Ik weet niet, of je je nog het groote zomerfeest herinnert, dat de Harmo nie in Nieuwstad ter eere van haar vijftigjarig bestaan gaf Ja, van hooren zeggen. Wantik zelf kon toen wegens ongesteldheid er niet aan deelnemen. Maar ik her inner me heel goed, dat het een paar weken voor mijn vertrek uit Nieuwstad plaats vond, een paar dagen voor ik mijn tegomvoordigen echtgenoot leerde kennen. Dus op dal leest ben je verliefd geworden Het iot wilde, dut ik gedurende liet dansen een jongen man leerde kennen, zooals ik nooit een gezien had en nooit weer heb ontmoet. Hij was een vreemdeling, die slechts tij delijk te Nieuwstad vertoefde, een slanke, donkerharige Adonis met vurige oogen en een vurige ziel. Bij den eersten waJs reocls voelden onze harten zich tot elkaar aangetrokken, alsof we reeds van den aanvang af voor elkaar bestemd waren geweest. En de schuchterheid van mijn zeven tien jaar smolt als sneeuw voor de zon. Nog vóór deze onvergetelijke feestavond voorbij was, hadden elkaar eeuwig trouw gezworen. Nu en later Waarom Jieeft de Adonis aan je ouders, die toen toch nog leefden, niet eenvoudig-weg je hand ge\ raagd Zijn trots liet dat niet toe, Elli. Want hij was onbemiddeld en was juist van plan naar Australië of Zuid-Ainerika te vertrekken, om daar labelachtige schatten te verwerven. Hm En heeft hij dat dan ook werkelijk gedaan Ik twijfel er niet aan, dat hij het gedaan hoeft. Geschreven heeft hij mij nooit. Maar dat hadden we van te voren afgesproken. Zijn trots en zijn eergevoel verzetten zich tegen zoo'n geheime correspondentie. Eens zoo beloofde hij mij, zou hij komen om mij te halen ais een rijk, ge acht en beroemd man. En daarop wacht jij, gansje, nog altijd Dat is werkelijk het dol ste, wal ik ooit van mijn leven ge hoord heb. Je moet me niet bespotten, Elli I Wanneer je hem gezien had, zóóals -*k zijn onuitwlschbaar beeld nog steeds in mijn liart draag als je zooais ik de adem van zijn wereld- beheer-ichenden geest had gevoeld. Dat genoegen heb ik werkelijk niet gehad. Maar wat helpen je zijn schoonheid en zijn geest, wanneer je slechts van do herinnering daaraan moet leven Dan kan ik je drin gend raden, dien anderen to nemen, naar wien je hart thans trekt. Mag ik vragen wie Het is dokter Herbert Feldman, die vroegere als de art3 van mijne ouders, veel bij ons aan buis kwam, en dien ik hier nu weer ontmoet heb. Dokter Feldman riep Elli levendig uit. O. dat is immers prachtig Ook ik tel dien uilsteken den man tot mijn beste, oudste vrien den en ik verwonder mij nog, dat hij je niets van ons verblijf hier verteld hoeft, want hij is In deze laatste da gen al de besté vriend geworden met mijn man. Dien moet je stellig ne men, dat zal ik wol in orde maken. Maar waarlijk, daar komt hij aan. Ik wed, dat hij niemand anders zoekt dan jou. Mia's oogen wendden zich naar de aangeduide richting inaar in de vol gende seconde nam luiar gelaat een verblufte uitdrukking aau, en een klein gilletje van schrik kon ze niet weerhouden. Mijn hemel I slootte zij uit. Kan het werkelijkheid zijn? De heer, die met dokter Feldman spreekt, dat is ja. ja. ik kau me niettegen staande de vreeeelijke verandering niet vergissen dat is h ij 1 Elli's vroolijke oogen werden groot en rond, maar dan kwam er een heel vreemd licht in en zo vroeg met wer kelijke of gehuichelde onbevangen heid Wie dan, beste Het is Paul Merzbach de man, van wien ik je zoo juist gespro ken heb. Je Adonis van hot feest in de HarmonieWat een wonderbaarlijk toeval Maar onder ons gezegd een Adonis had ik me tot-nu-toe eigenlijk eenigszins unders voorgesteld. Mia Gosler zag er grenzeloos on gelukkig uit. Ach, je kunt er je immers geen ivoorstelling van maken, hoe hij ver anderd is. Dat dikko monsch met zijn gezwollen gezicht I Wat afschu welijk ziet hij er uit wat, bekrom pen en Kom, kom. niet overdrijven. Zoo erg is liet nu nog niet, -Maar wil ik je eens wat zeggen, Mia? Bij Jullie eerste begroeting ben ik Ln ieder geval overbodig. Ik trek me daarom een oogenblikje bij mijn kin deren terug. Op het rechte oogenblik zal ik wel weer op het tooneel ver schijnen. Vlug als oen haas wrdween ze ach ter den badstoel, en Mia zou zeker zonder twijfel haar voorbeeld gevolgd hebben, wanneer do voeten haar op dat oogenblik niet den dienst gewei gerd hadden. Zoo zat ze nog altijd els een marmeren beeld op dezelfde plek. toen do belde heeren op haar toekwamen de statige dokter Feld man met een teederen blik en de dikke heor Merzbach met een niets zeggend lachje op het niet onknappe, maar werkelijk eenigszins papperige gezicht Veroorloof mij. Juffrouw Gosler, u mijnheer Paul Merzbach voor te stellen. zei de dokter, en de onder boog beleefd. Go-sler, zei hij, Gosler I De naam komt me zoo merkwaardig be kend voor. Ik moet dien al reeds meer gehoord hebben. De arme Mia klopte liet hart ln de keel. Maar tot haar eigen verbazing, had ze werkelijk den moed om te antwoorden Misschien gebeurde dat tien jaar geleden op het feest van de Harmo nie in Nieuwstad, mijnheer Merz bach 1 De dikke ex-Adonis schudde, na even gepeinsd te hebben, met zijn schijnbaar eeuwigdurend lachje het hoofd en meende gelaten Neen, toen lean het niet geweest zijn. want ik herinner me dat feest nog heel goed. Ik heb me met een al lerliefst klein gansje uitstekend ge amuseerd. En uLs ili niet een paar dagen later zoo hopeloos verliefd was geworden op mijn lieve Elii wie weet wat er dan nog had kun nen gebeuren. Mia Gosler waa niet var meer van een werkelijke onmacht. Maar Elli scheen nu te vinden, dat het „rechte oogenblik" gekomen was, want van achter don strandstoel klonk nu plotseling haar heldere, frlssche 3teni Kom toch eens vlug hier, Paul, ik heb Je iets heel gewichtigs te zeg gen. Als een schijnbaar zeer goed opge voed echtgenoot, gaf de kousenhan delaar en gros nog altijd zonder eenige achterdocht gevolg aan de vraag. Dokter Feldman echter maakte het welkome tète-A-téte gebruik om zich tot Mia over te buigen en op in- nigen toon te zeggen Je hebt mijn brief toch gekre gen, nietwaar Mug ik hopen op een gunstig antwoord Toen strekte ze beide handen naar hem uit en zei zachtjes Ja, van ganscher harte, ja I Om het geld. Het was weer eens de oude geschie denis. Hij beminde een meisje zon der geld, maar zijn ouders wilden van het huwelijk niets weten. Zij wisten een andere, rijke, voor hem. Hendrik zou wel dwaas zijn, als hij deze niet nam. Vader bromde, moe der huilde 't was om dol te wor den. En Hendrik trouwde de rijke,-maar het huwelijk was er dan ook naar en toen zijn vrouw op' jeugdigen leeftijd stierf, herademde Hendrik en dacht mear dan ooit aan zijn oude liefde, zijn Marietje. Ook zij was getrouwd, met een zeevarende, een welgesteld man. Zij was voor hem een trouwe gade ge weest. en toen hij na verloop van ja ren met zijn schip verging, betreurde zij hem oprecht. Hij had haar liefgehad, dat wist Marietje, In haar rouw kon zij evenwel niet nalaten, zich zelve aan te klagen, wel was zij haar echtgenoot nooit on aangenaam geweest, rnaur zij had hem toch bedragen. Zij had Hendrik willen toonen, dat zij hem vergeten en uit haar hart verbannen had. Toorn tegenover den trouw el ooze vervulde haar ziel, en zoo werd zij de vrouw van den man, die haar werkelijk liefhad. Dit waren de gedachten, dia na den dood van haar echtgenoot zich aan Mariotje opdrongen, en als zij dan aan Hendrik dacht, werd zij telkens boozer. Op zekeren dag trad Hendrik bij haar binnen. Onverwacht stond hij vóór haar, zeer onbeholpen in de lange, zwarte jas, die hij voor hot zeemansbuisje verruild had. Hendrik, riep zij verschrikt, en staarde de haar zoo bekende, krachtige gestalte aan. Ja, sprak hij kalm, en keek haar met zijn trouwe, blauwe oogen lachend aan, ik ben hot werkelijk, Marietje. In haar volle lengte opgericht, bleef zij voor hem stann, een schoon, toornig beeld. Hij had een andere ontvangst verwacht. Hij had nooit opgehouden, haar lief te hebben. En zij, Marietje, had toch ook oen an der genomen heel gauw zelfs. Hendrik wilde zich zelf wijs ma ken, dat hij zich niets to verwijten had, maar dan vergiste hij zich toch; met harde wooiden bracht zij hem zijn trouweloosheid onder het oog. Het arme meisje lieb je laten loopen, maar do rijke weduwe slaat je beter aan, nietwaar, Hendrik Maar, Marietje, verder kwam hij niet Neen, Hendrik, laat dat. Mijn man heeft me genomen, omdat hij mij liefhad, en hij Is erg goed voor me geweest. Ja. antwoordde hij zacht, dat heb ik ook hooren vertellen. En, Marietje, ge kunt me gelooven, maar hel deed ntc goed dit te hooren, want ik weet, wat het beteekent als het niet zoo is. Zij wist, dat hij de waarheid sprak en niettegenstaande haar toorn, had zij medelijden met hem. Maar vreemd toen zij hom een beetje minder ernstig in do oogen zag, die hij smeekend en vol verlangen op haar gericht ho.d, was het haar plot seling, of de gestorvene vóór haar stond en haar aankeek met zijne liefdovolle oogen, waarin nooit eeni- gen twijfel aan ile liefde zijner vrouw te lezen stond. Toen ontwaakte ook weer in haar het berouw, en op nieuw ontvlamde haar toorn tegen den man, die nu smeekend vóór haar stond. Hendrik scheen evenwel aan haar zwijgen een andoren uitleg te geven, want hij trad op baar toe en hield haar de hand voor. Kom, Marietje, vleide hij, laten wij de zaak weer opvatten, waar wij haar geëindigd hebben. Met een heftige beweging duwde zij de liaar toegestoken hand terug. Ga, riep zij woest, en kom niet meer in dit huls en onder mijn oogen. Ach, zuchtte hij, dat geld dat vervloekte geld. Toen evenwel legde hij haar uit, dat ook hij niet met leege handen kwam. Het vader lijk erfdeel was hem uitbetaald; kort geleden, waa het hem uitbetaald, en werktuigelijk tastte hij in den borst zak van zijn jas. Een verachtelijke trek gleed over haar schoon gelaat. Hendrik bemerk te het wei an ging voort: Neen, Marietje, je moet mij goed begrij pen Ga gal riep ze koel en wees hem gebiedend de deur. Toen werd ook hij boos. Dat vervloekte geld is do schuld: van ullea, riep hij. Wil Je mij niet, dan wil ik ook het geld niet! Hier, daar heb je liet. Hij haalde oen pakje bankbiljetten voor den dag en wierp het haar voor de voeten. Tege lijk was hij de deur en het huis uit Bleek, met groote, brandende oogen, staarde zij hem na. Plotse ling sloeg zij handen voor het gelaat en snikte luid. Na dien tijd leidde Hendrik een on bestemd leven, een vaste betrekking kreeg hij niet meer. Met de weinige duizenden, die hij geërfd lied., had hij een zaak kunnen beginnen; hij twijfelde er ook niet aan of Marietje zou hem het geld dadelijk teruggeven, als hij er om vroeg. Maar dat wilde hij niet en zoo lang hij werk had, dacht hij er ook niet aan; maar op zekeren dag raak te dat gedaan en nadat hij weken lang op de haven had rondgeslenterd werd hij bang voor de toekomst. Hij, die tot nu toe met eerlijken arbeid zijn brood verdiend had, zou tot den bedelstaf geraken, als hij niet naar Marietje ging en haar om het geld vroeg. Marietje zat voor het raam te naaien; zij droeg nog steeds haar donkere rouwkleeren. Toen Hendrik binnenkwam, viel het werk haar uit de hand. Angstig staarde zij hem aan, Wees maai- niet bang, Marietje, begcm hij op verontschuldigenden toon Ik ga dadelijk weer weg, maar ik moet je een vraag doen. Wil Je mij het geld teruggeven, ik kan het op 't oogenblik goed gebruiken. Zij huiverde, en op zachtan, weife lenden toon ging hij voort: Ik ben nu al acht weken zonder werk en zal te gronde gaan, als ge mij niet hel pen wilt. De jonge vrow boog het hoofd en keek zwijgend voor zich. Vaalbleek werd haar gelaat. Hendrik keek haar vragend aan, maar geen geluid kwam over haar lip pen. Een akelige stilte boerschte In de kamer. Plotseling kwam Hendrik op het denkbeeld, dat Marietje zelf ln verlegenheid geraakt was, en het gold niet meer had. Die gedachte Joeg hem schrik aan dan was hij verlo ren. Schuw keek hii om zich heen, en hoewel het vriendelijk vertrek er nog evenzoo uitzag o.ls twee jaar geleden, meende Hendrik ln zijn angst toch, dat het een ar moedigen indruk maak te. Krampachtig drukte hij zijn hoed tusschen do handen en ging moeilijk ademend voort: Neen, Marietje, laat hei dan maar, al3 Je het zelf gebruiken kunt, wil ik er niets van hebben Dan moet ik dan vaarwel Marietje en denk tusschenbelde nog eens aan mij. Met een bezwaard gemoed liep hij naar de deur. maar vóór hij zoover was, hoorde hij een zachte stem zijn naam roenen. Hendrik! Met gebogen hoofd Weef h!j staan, mant- keerde zich niet om. Toen hoor de hij hmr stem naast zich en rnet moedeloozen blik koek hi! haar nnn. Zij Btnnd mi dfieht bil hem. Haar gelaat gloeide en hij zag duidelijk, dat hnar oogen vol tranen stonden. Wil Je het geld terug hebben? Hi] had haar vraag nauwelijks ver staan, maar de week© klank barer stem maelcte indruk. Verwonderd keek hij naar de mooie vrouw, die plotseling zoo geheel ver anderd naast hem stond, als hadden de jaren, die tnsschen het heden en het verleden laaen geen invloed op haar uitgeoefend. Maar Marietje ging zachtjes voort, eerst langzaam en weifelend, maar toen heel vlug: Als je je geld terug wilt hebben, dan dan moet je eerst mij terug nemen, Hendrik, anders krijg Je geen rooden duit! Hij kon zijn ooren nauwelijks ge looven, maar dit duurde slechts een kort oogenblik; toen viol Marietje hem om den hals en drukte hij haar hartstochtelijk aan zijn borst. Het eerste optreden van Faroissoi. Fomissol, een zeer bekend zanger in het Zuiden van Frankrijk Is al op een heel eigenaardige wijze tot deze loopbaan gekomen. Nu, op hot oo genblik ls hij millionalr, maar in zijn Jeugd tenminste heeft hij wel andere tijden gekendl Hoor eens hoe hij zelf dit vertelt: „Mijn ouders waren heel arm an wij woonden, zoolang mij heugt, even buiten de stad Toulouse ln do voorstad Gullhemery. Ons huls, een afschuwelijk oude kast, behoorde ons niet toe, zoodat wij per maand, een huur moesten betalen van 5 franc, wat nu wel zoo'n schat niet te, maar toch hadden mijn ouders dikwijls nog moeite genoeg, fiet bij elkaar te krijgen. En onze huisbaas, de Gratentour, was een hardvochtig man, die maar voortdurend mijn va der achterna zat: „Denk er vooral aan, dat je mij op tijd betaalt, want als Je tekort schiet daarin, op een goeden dag. dan laat ik Je onmid dellijk aan de deur zetten!" En dat zou hij gedaan hebben ook; daar hoef je niet aan te twijfelen. Want Ik ge loof, dat hij geen greintje gevoel had die manl" Moeder liep 's Zondags nog met luchtballonnen en verdiende diaar ook een klein extratje mee, terwijl vader met; „manden en mat ten te koop liepl' en dat bij elkaar was net genoeg om ton minste onze monden open te houden! Dat we het breed hadden, zal ik dan ook niet zeggen en met leedwezen aai dan ook elke maand dat blanke zil verstuk aan huur verdwijnen. En ik, ik verdiende nog heelemaad niets. Op school was ik ook niet scliittereud, maar toch konden mijn meesters het altijd uitstekend met mij vinden en zelfs was er één jonge man, die bij zonder veel met mij ophad en mij een enkele keen' meenam naai' den schouwburg, waar een neef van hem régisseur was, Dikwijls gaf hij mij, uit liefhebberij, na schooltijd nog zangles en don leerde hij mij een heole boel liedjes zoo langzamerhand; alleen moest ik altijd toegeven, dat bekende straatjongens-koor uit de opera de Carmen. Dan genoot hij letterlijk als hij mij dat hoorde zin gen en altijd zei hij dan: „Vent, vent, om met je te werken, dat is lang niet prettig, maar als het op zingen aan komt, nu ja, dun mag je er zijn." Dit alles dient maar als inleiding yoot het vólgende: Kijk. Op oen goe den ochtend zaten wij uilen te eten, beusch geen koninklijk maal, dat verzeker ik je toen mijn vader zei „Morgen is het de laatste vaai de maand, dus krijgen we mijnheer Gratentour op bezoek en ik heb den huur nog niet bij elkaar. Maar, die moet er zijn, daar holpt niets aan. Jij, jongen, en hier keerde vader rich naar mij moet die vijf mand jes maar eens gauw wegbrengen, die ik gisteren gemaakt heb. Dio vier witte moet je brengen bij Escale, den kruidenier in de 01 ijverstraat en die vijfde, die donkernxtde is voor Juf frouw Balthazar, die met sinaasap pelen staat, op de markt. Dat maakt net bij elkaar 5 franc, dus hebben we dan net genoeg. Vut je?" Ja, vader. Nu, je weet dus, wat er op zit, als je je boodschap niet goed doet, hè? Dan staan we morgen op straat en kunnen 's nachts onder den boo ten hemel onze tenten opslaan!" Hè, een huivering liep mij door de leden, als ik daar aan dacht. Zoo gauw mogelijk ging 'ik dus op weg, nam twee manden in do rechterhand, twee in de linker en één vroeg ik of vnder mij op het hoofd wilde zetten. Bij den kruidenier kreeg ik het geld onmiddellijk en stok het zóó diep mo gelijk weg in den zak, toen mij bij de Spa.nscho een vrecselijke teleur- stelilng wachtte. De winkel was er gesloten en toen ik niettegenstaan de ik dit heel goed zag, toch aanklop te, kwam er een man uit het huls daarnaast en vroeg: „Wat moet Jij daar, jongen?" „Is juffrouw Balthazar daar niet?' „Neen. die ls vertrokken naar Car- thagena". „Weet u ook of zij vanavond weer terug zal zijn?" „Neen, dat denk ik niet,' lachte de man. „Maar Ik moet nog geld van haar hebben weet u." „Veel?' „Een franc, precies." „Nu dan zou ik daar maar niet meer op rekenen hoor vent, schrap die gerust maar uit in je gedachten." Teleurgesteld en verdrietig onder nam Ik den tocht naar huts, voeld'e mij niet bijzonder opgewekt die jobs tijding daar te gaan brengen. Ik stelde mij al voor, hoe moeder in tra nen zou uitbarsten en vader niet min. der de wanhoop nabij was, toen ik nu ineens vlak tegen over den schouwburg stond, waar de Carmen stond aangeplakt voor dien avond. En nu ver van het affi che stond mijn goede meester, de hoer Mondouty, te praten met ie mand, die heftig gesticuleerde. Niet zoodra had hij mij in het oog gekregen, of hij pakte mij bij den uraag van mijn jas en plantte mij zoo vlak voor zijn neef, den regisseur Nou, hoeveel kom Je er nu tekort in het kinderkoor?" „Drie, man, drie broertjes, die al lemaal de mazelen hebben." ,Nou, maar lk verzeker je, dat de- zo eene kwajongen alleen best voor drie anderen dienst doetl" Zonder verder eon woord to wisse len over de zaak, werd ik meegetrok ken en moest lik zooals Je begrijpt, meezingen Ln het straatjongenskoor van de Carmen. Nu, in een ommezien zat iik ook in de k loeren en mocht ik mij zei ven eens bekijken ln den spiegel? Prach tig vond ik mij en trotsch als een pauw stapte ik binnen. Wat een hoof den! en wat een licht en een bloemen en een toiletten. De orkestmeester gaf ons een toeken en toen vielen we ln. Nu, ik deed mijn best hoor! Ik zong met een vuur en een geestdrift dat mijn stem boven alle andere uit klonk en als je don ook eens gehoord had, hoe de menschen klapten aan het eind! „Bravo!" klonk het. „Bis, bi», bis!' En oog één» moesten vrij l zingen en nog eens volgde hetzelfde applaus. Maar ook hier kwam een einde aan de pret en reeds had ik mij al weer ln mijn armzalige prulle tjes gestoken, toen mijnheer Mondou ty op mtj af kwam gevlogen en mij al van verre toeriep: „Kranig heb Je je gehouden kleine Famiasol, dat wist lk ook wel, maar dat je het zóó mooi er af zou bren gen, neen. dat had ik niet durven denken! Nu, voortaan belast ik mij met je opleddtng." Nu, hij heeft woord gehouden. Dank zij zijn bemiddeling kwam lk op liet Conservatoire en trad verder mijn loopbaan aan, die mij lauweren heeft doen oogsten, met recht! Maar toen, op het oogenblik, dat do goede heer Mondouty mij zoo ge luk wensch to was Ik anders nog verre van vroolijk gestemd: Ik dacht aan de verlegenheid van thuis en de el lende als den volgenden dag mijn heer Gratentour zou komen; en dus liep lk met gezakten hoofde het cor ridor door, toen ik mij aan één der loketten terug hoorde roepen: Ilé la, rent, ben jij dat, die zoo mooi gezongen heeft! Je moet nog Je betaling hebben." O, krijg je daar dan wat voor? vroeg ik verrast. Ja zeker, een franc, klonk het goedig. En ofschoon ik naderhand goud verdiende voor enkele minuten solo, ben lk toch nooit zoo Mij geweest, als met dat eerst-verdlendo beschot den salaris! DAMRUBRIEK. HAARLEMSCIIE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den lieer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 207 van I. WEISS. 1 Zwart schijven op 12, 19, 20. 31, 39, 45 en dam op 8. Wit schijven op 16, 21. 28, 29, 30, 33, 41, 47, 48 en 50. Probleem No. 208, van P. J. EYPE. Zwart schijven op 2, 6, 7, 8, 9, 13, 14, 15, 20. Wit schijven op 17. 21, 25, 27, 31, 33, 35. 38, 5, 45 en dam op 48. 41, -46, 47, 49 en 50. Oplossingen van beide probleems worden ingewacht aan bovenge noemd adres, uiterlijk Dinsdag 6 De cember 1910. Oplossing van probleem No. 203 van den auteur: Wit 49 - 44, 39 - 33, 33 - 28, 48 - 42, 47 - 41, 20 - 24, 45 l! Oplossing van probleem No. 204 van. dan auteur: Wit 28 - 23, 22 - 18, 23 - 19, 32 - 27, 41 - 37, 36 38, 33 21 Utrecht Wit. 1 Horm. Hoogland Jr. 2 2 C. H. Schroder 0 3 M. H. Hoogland 1 4. B. A. Blitz 1 5 Iï. Hoogland Sr. 1 6. F. Carbela 1 7. W. J. v. d. Burg 0 8. F. W. Anten 0 9. A. J. Spierenburg 2 10. J. van Beurden 2 11. C. R. Uhlhorn 2 12 C. J. v. d. Berkhof 2 13 J. Manteil 0 14 A. v. d. Dorpe 2 15 H. J. Klein 1 16- F. Carlebuhr 2 17. A. Becker 0 18. C. II. Verhagen 0 Wegens tijdgebrek gaf de heer Con tent in een eindstand van 5 tegen 4 sch. de remise, hoewel met nog en kele zetten de winst was geforceerd en alsdan de stand 18 tegen 18 punten zou geweest zijn. Dinsdagavond 22 dezer werd de returnmatch in de groote bovenzaal van oafé „De Kroon" te Amsterdam gespeeld. De belangstelling was zeer groot, ook van verschillende plaatsen buiten Amsterdam waren vele toe schouwers gekomen om bet spel der strijdende partijen gade te slaan. Dit Belde probleems werden goed op gelost door ae heeren R. Bouw, C. Dcdló, P. J. Eype, Th. S. Germans, J. Jacobson Azn., W. H. de Klerk, J. Lycklama. W. J. A. Matla, D. G. Koning, P. Ottolini, C. Serodini, F. Th. Timmer. DAMNIEUWS. Woensdag 16 dezer had te Utrecht do lo onlmooting plants in de ge speelde match tusschen de d&mveree- niging Amsterdam en Utrechtsoh' Damgenootschap, met 36 spelers, de uitslag was als volgt: Amsterdam Zwart. 0 C. H. Broek kamp. 2 J. Swart. 1 L. J. Content 1 S. S. van Baaien, 1 A. Hakker. 1 S. Abram. 2 A. D. Querldö. 2 A. Turkcnburg. 0 Z. Brandeis. 0 J. Adams. '0 c. J. de Goelj. 0 J. Verdoner. 2 A. v. d. Heide. 0 D. Tates. 1 A. Sajet 0 M. Coe. 2 L. Nijkerk. 2 E. Cardozo. was dan ouk wel de moeite waard, want aan verschillende borden kon me*i prachtig spel aanschouwen. Ten slotte kwaiu do „Damvereeniging Amsterdam" met slechts een gering aantal punten meerderheid uit den strijd te voorschijn, zoodat de groote zilveren medaille haar ton <ieel viel. De Haarlemse he Damclub houdt hare bijeenkomsten lederen Maandag avond van 8 tot 12 uur fn het Ge« bouw de Nijverheid, Jansstraat 85, alhier. Lfefhebbers van het Damspel zijn daar steeds welkom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 20