m
m
m
m
m
m
m
wê
m
m
LP
'li
Ji
11
it
fflj
JU
li
Hf'
V
jj
Éi
üi
ff
SKI
ÉL"
fl
I.
bedroefd, dat ik hem .straks zal moe
ten afsvijzen, zooals alle anderen.
Je moet hem afwijzen, ofschoon
je veel van hein houdt Dat begrijp
ik niet Je bent toch do vrije beschik
ster over je besluiten
Ze had de Jeugdvriendin meege
trokken naar de strandstoelen, en
Mia was klaarblijkelijk verheugd,
haar hart te kunnen uitstorten bij
een deelnemend wezen.
Met een weemoedig hoofdschudden
antwoordde zij
Dat is het hem juist, dat ik niet
meer de vrije beschikking over mijn
daden heb, lieve Elli I Ik heb voor
tien jaar eeu man eeuwige trouw
gezworen. En ik voel me zedelijk ver
plicht op hem to wachten.
Wat Nog na tien jaar Jij
de verloving schijnt me een beetje
lang toe I
Mia zuchtte weer.
Ach, als men het nog een verlo-
ing noemeu kon 1 Maar ik heb den
man, dien ik inijn eerste liefde wijd
de, nooit teruggezien. En ik weet
niet eens of hij nog leeft,
De geschiedenis wordt steeds
romantischer. Je moet het mij uitvoe
rig veetellen, baste! Zoo weinig ik zelf
ook voor romanheld deug. zooveel
belangstelling heb ik voor alle verhe
ven aangelegde vrouwelijke wezens.
Er valt niet veel te vertellen. Ik
weet niet, of je je nog het groote
zomerfeest herinnert, dat de Harmo
nie in Nieuwstad ter eere van haar
vijftigjarig bestaan gaf
Ja, van hooren zeggen. Wantik
zelf kon toen wegens ongesteldheid
er niet aan deelnemen. Maar ik her
inner me heel goed, dat het een
paar weken voor mijn vertrek uit
Nieuwstad plaats vond, een paar
dagen voor ik mijn tegomvoordigen
echtgenoot leerde kennen. Dus op dal
leest ben je verliefd geworden
Het iot wilde, dut ik gedurende
liet dansen een jongen man leerde
kennen, zooals ik nooit een gezien
had en nooit weer heb ontmoet. Hij
was een vreemdeling, die slechts tij
delijk te Nieuwstad vertoefde, een
slanke, donkerharige Adonis met
vurige oogen en een vurige ziel. Bij
den eersten waJs reocls voelden onze
harten zich tot elkaar aangetrokken,
alsof we reeds van den aanvang af
voor elkaar bestemd waren geweest.
En de schuchterheid van mijn zeven
tien jaar smolt als sneeuw voor de
zon. Nog vóór deze onvergetelijke
feestavond voorbij was, hadden
elkaar eeuwig trouw gezworen.
Nu en later Waarom Jieeft
de Adonis aan je ouders, die toen
toch nog leefden, niet eenvoudig-weg
je hand ge\ raagd
Zijn trots liet dat niet toe, Elli.
Want hij was onbemiddeld en was
juist van plan naar Australië of
Zuid-Ainerika te vertrekken, om daar
labelachtige schatten te verwerven.
Hm En heeft hij dat dan ook
werkelijk gedaan
Ik twijfel er niet aan, dat hij
het gedaan hoeft. Geschreven heeft
hij mij nooit. Maar dat hadden we
van te voren afgesproken. Zijn trots
en zijn eergevoel verzetten zich tegen
zoo'n geheime correspondentie. Eens
zoo beloofde hij mij, zou hij komen
om mij te halen ais een rijk, ge
acht en beroemd man.
En daarop wacht jij, gansje,
nog altijd Dat is werkelijk het dol
ste, wal ik ooit van mijn leven ge
hoord heb.
Je moet me niet bespotten, Elli I
Wanneer je hem gezien had, zóóals
-*k zijn onuitwlschbaar beeld nog
steeds in mijn liart draag als je
zooais ik de adem van zijn wereld-
beheer-ichenden geest had gevoeld.
Dat genoegen heb ik werkelijk
niet gehad. Maar wat helpen je zijn
schoonheid en zijn geest, wanneer je
slechts van do herinnering daaraan
moet leven Dan kan ik je drin
gend raden, dien anderen to nemen,
naar wien je hart thans trekt. Mag
ik vragen wie
Het is dokter Herbert Feldman,
die vroegere als de art3 van mijne
ouders, veel bij ons aan buis kwam,
en dien ik hier nu weer ontmoet
heb.
Dokter Feldman riep Elli
levendig uit. O. dat is immers
prachtig Ook ik tel dien uilsteken
den man tot mijn beste, oudste vrien
den en ik verwonder mij nog, dat hij
je niets van ons verblijf hier verteld
hoeft, want hij is In deze laatste da
gen al de besté vriend geworden met
mijn man. Dien moet je stellig ne
men, dat zal ik wol in orde maken.
Maar waarlijk, daar komt hij aan. Ik
wed, dat hij niemand anders zoekt
dan jou.
Mia's oogen wendden zich naar de
aangeduide richting inaar in de vol
gende seconde nam luiar gelaat een
verblufte uitdrukking aau, en een
klein gilletje van schrik kon ze niet
weerhouden.
Mijn hemel I slootte zij uit.
Kan het werkelijkheid zijn? De heer,
die met dokter Feldman spreekt, dat
is ja. ja. ik kau me niettegen
staande de vreeeelijke verandering
niet vergissen dat is h ij 1
Elli's vroolijke oogen werden groot
en rond, maar dan kwam er een heel
vreemd licht in en zo vroeg met wer
kelijke of gehuichelde onbevangen
heid
Wie dan, beste
Het is Paul Merzbach de
man, van wien ik je zoo juist gespro
ken heb.
Je Adonis van hot feest in de
HarmonieWat een wonderbaarlijk
toeval Maar onder ons gezegd een
Adonis had ik me tot-nu-toe eigenlijk
eenigszins unders voorgesteld.
Mia Gosler zag er grenzeloos on
gelukkig uit.
Ach, je kunt er je immers geen
ivoorstelling van maken, hoe hij ver
anderd is. Dat dikko monsch met
zijn gezwollen gezicht I Wat afschu
welijk ziet hij er uit wat, bekrom
pen en
Kom, kom. niet overdrijven.
Zoo erg is liet nu nog niet, -Maar wil
ik je eens wat zeggen, Mia? Bij
Jullie eerste begroeting ben ik Ln
ieder geval overbodig. Ik trek me
daarom een oogenblikje bij mijn kin
deren terug. Op het rechte oogenblik
zal ik wel weer op het tooneel ver
schijnen.
Vlug als oen haas wrdween ze ach
ter den badstoel, en Mia zou zeker
zonder twijfel haar voorbeeld gevolgd
hebben, wanneer do voeten haar op
dat oogenblik niet den dienst gewei
gerd hadden. Zoo zat ze nog altijd
els een marmeren beeld op dezelfde
plek. toen do belde heeren op haar
toekwamen de statige dokter Feld
man met een teederen blik en de
dikke heor Merzbach met een niets
zeggend lachje op het niet onknappe,
maar werkelijk eenigszins papperige
gezicht
Veroorloof mij. Juffrouw Gosler,
u mijnheer Paul Merzbach voor te
stellen. zei de dokter, en de onder
boog beleefd.
Go-sler, zei hij, Gosler I De
naam komt me zoo merkwaardig be
kend voor. Ik moet dien al reeds
meer gehoord hebben.
De arme Mia klopte liet hart ln de
keel. Maar tot haar eigen verbazing,
had ze werkelijk den moed om te
antwoorden
Misschien gebeurde dat tien jaar
geleden op het feest van de Harmo
nie in Nieuwstad, mijnheer Merz
bach 1
De dikke ex-Adonis schudde, na
even gepeinsd te hebben, met zijn
schijnbaar eeuwigdurend lachje het
hoofd en meende gelaten
Neen, toen lean het niet geweest
zijn. want ik herinner me dat feest
nog heel goed. Ik heb me met een al
lerliefst klein gansje uitstekend ge
amuseerd. En uLs ili niet een paar
dagen later zoo hopeloos verliefd
was geworden op mijn lieve Elii
wie weet wat er dan nog had kun
nen gebeuren.
Mia Gosler waa niet var meer van
een werkelijke onmacht. Maar Elli
scheen nu te vinden, dat het „rechte
oogenblik" gekomen was, want van
achter don strandstoel klonk nu
plotseling haar heldere, frlssche
3teni
Kom toch eens vlug hier, Paul,
ik heb Je iets heel gewichtigs te zeg
gen.
Als een schijnbaar zeer goed opge
voed echtgenoot, gaf de kousenhan
delaar en gros nog altijd zonder
eenige achterdocht gevolg aan de
vraag.
Dokter Feldman echter maakte
het welkome tète-A-téte gebruik om
zich tot Mia over te buigen en op in-
nigen toon te zeggen
Je hebt mijn brief toch gekre
gen, nietwaar Mug ik hopen op
een gunstig antwoord
Toen strekte ze beide handen naar
hem uit en zei zachtjes
Ja, van ganscher harte, ja I
Om het geld.
Het was weer eens de oude geschie
denis. Hij beminde een meisje zon
der geld, maar zijn ouders wilden
van het huwelijk niets weten. Zij
wisten een andere, rijke, voor hem.
Hendrik zou wel dwaas zijn, als hij
deze niet nam. Vader bromde, moe
der huilde 't was om dol te wor
den.
En Hendrik trouwde de rijke,-maar
het huwelijk was er dan ook naar
en toen zijn vrouw op' jeugdigen
leeftijd stierf, herademde Hendrik en
dacht mear dan ooit aan zijn oude
liefde, zijn Marietje.
Ook zij was getrouwd, met een
zeevarende, een welgesteld man. Zij
was voor hem een trouwe gade ge
weest. en toen hij na verloop van ja
ren met zijn schip verging, betreurde
zij hem oprecht.
Hij had haar liefgehad, dat wist
Marietje,
In haar rouw kon zij evenwel niet
nalaten, zich zelve aan te klagen,
wel was zij haar echtgenoot nooit on
aangenaam geweest, rnaur zij had
hem toch bedragen. Zij had Hendrik
willen toonen, dat zij hem vergeten
en uit haar hart verbannen had.
Toorn tegenover den trouw el ooze
vervulde haar ziel, en zoo werd zij
de vrouw van den man, die haar
werkelijk liefhad.
Dit waren de gedachten, dia na
den dood van haar echtgenoot zich
aan Mariotje opdrongen, en als zij
dan aan Hendrik dacht, werd zij
telkens boozer.
Op zekeren dag trad Hendrik bij
haar binnen.
Onverwacht stond hij vóór haar,
zeer onbeholpen in de lange, zwarte
jas, die hij voor hot zeemansbuisje
verruild had.
Hendrik, riep zij verschrikt,
en staarde de haar zoo bekende,
krachtige gestalte aan.
Ja, sprak hij kalm, en keek
haar met zijn trouwe, blauwe oogen
lachend aan, ik ben hot werkelijk,
Marietje.
In haar volle lengte opgericht,
bleef zij voor hem stann, een schoon,
toornig beeld. Hij had een andere
ontvangst verwacht. Hij had nooit
opgehouden, haar lief te hebben. En
zij, Marietje, had toch ook oen an
der genomen heel gauw zelfs.
Hendrik wilde zich zelf wijs ma
ken, dat hij zich niets to verwijten
had, maar dan vergiste hij zich toch;
met harde wooiden bracht zij hem
zijn trouweloosheid onder het oog.
Het arme meisje lieb je laten
loopen, maar do rijke weduwe slaat
je beter aan, nietwaar, Hendrik
Maar, Marietje, verder kwam
hij niet
Neen, Hendrik, laat dat. Mijn
man heeft me genomen, omdat hij
mij liefhad, en hij Is erg goed voor
me geweest.
Ja. antwoordde hij zacht,
dat heb ik ook hooren vertellen. En,
Marietje, ge kunt me gelooven, maar
hel deed ntc goed dit te hooren, want
ik weet, wat het beteekent als het
niet zoo is.
Zij wist, dat hij de waarheid sprak
en niettegenstaande haar toorn, had
zij medelijden met hem. Maar
vreemd toen zij hom een beetje
minder ernstig in do oogen zag, die
hij smeekend en vol verlangen op
haar gericht ho.d, was het haar plot
seling, of de gestorvene vóór haar
stond en haar aankeek met zijne
liefdovolle oogen, waarin nooit eeni-
gen twijfel aan ile liefde zijner vrouw
te lezen stond. Toen ontwaakte ook
weer in haar het berouw, en op
nieuw ontvlamde haar toorn tegen
den man, die nu smeekend vóór
haar stond.
Hendrik scheen evenwel aan haar
zwijgen een andoren uitleg te geven,
want hij trad op baar toe en hield
haar de hand voor.
Kom, Marietje, vleide hij,
laten wij de zaak weer opvatten,
waar wij haar geëindigd hebben.
Met een heftige beweging duwde
zij de liaar toegestoken hand terug.
Ga, riep zij woest, en kom
niet meer in dit huls en onder mijn
oogen.
Ach, zuchtte hij, dat geld
dat vervloekte geld. Toen evenwel
legde hij haar uit, dat ook hij niet
met leege handen kwam. Het vader
lijk erfdeel was hem uitbetaald; kort
geleden, waa het hem uitbetaald, en
werktuigelijk tastte hij in den borst
zak van zijn jas.
Een verachtelijke trek gleed over
haar schoon gelaat. Hendrik bemerk
te het wei an ging voort: Neen,
Marietje, je moet mij goed begrij
pen
Ga gal riep ze koel en wees
hem gebiedend de deur.
Toen werd ook hij boos.
Dat vervloekte geld is do schuld:
van ullea, riep hij. Wil Je mij
niet, dan wil ik ook het geld niet!
Hier, daar heb je liet. Hij haalde oen
pakje bankbiljetten voor den dag en
wierp het haar voor de voeten. Tege
lijk was hij de deur en het huis uit
Bleek, met groote, brandende
oogen, staarde zij hem na. Plotse
ling sloeg zij handen voor het gelaat
en snikte luid.
Na dien tijd leidde Hendrik een on
bestemd leven, een vaste betrekking
kreeg hij niet meer.
Met de weinige duizenden, die hij
geërfd lied., had hij een zaak kunnen
beginnen; hij twijfelde er ook niet
aan of Marietje zou hem het geld
dadelijk teruggeven, als hij er om
vroeg. Maar dat wilde hij niet en zoo
lang hij werk had, dacht hij er ook
niet aan; maar op zekeren dag raak
te dat gedaan en nadat hij weken
lang op de haven had rondgeslenterd
werd hij bang voor de toekomst. Hij,
die tot nu toe met eerlijken arbeid
zijn brood verdiend had, zou tot den
bedelstaf geraken, als hij niet naar
Marietje ging en haar om het geld
vroeg.
Marietje zat voor het raam te
naaien; zij droeg nog steeds haar
donkere rouwkleeren. Toen Hendrik
binnenkwam, viel het werk haar uit
de hand. Angstig staarde zij hem
aan,
Wees maai- niet bang, Marietje,
begcm hij op verontschuldigenden toon
Ik ga dadelijk weer weg, maar ik
moet je een vraag doen. Wil Je mij
het geld teruggeven, ik kan het op
't oogenblik goed gebruiken.
Zij huiverde, en op zachtan, weife
lenden toon ging hij voort: Ik ben
nu al acht weken zonder werk en zal
te gronde gaan, als ge mij niet hel
pen wilt.
De jonge vrow boog het hoofd en
keek zwijgend voor zich. Vaalbleek
werd haar gelaat.
Hendrik keek haar vragend aan,
maar geen geluid kwam over haar lip
pen. Een akelige stilte boerschte In
de kamer. Plotseling kwam Hendrik
op het denkbeeld, dat Marietje zelf
ln verlegenheid geraakt was, en het
gold niet meer had. Die gedachte Joeg
hem schrik aan dan was hij verlo
ren. Schuw keek hii om zich heen, en
hoewel het vriendelijk vertrek er nog
evenzoo uitzag o.ls twee jaar geleden,
meende Hendrik ln zijn angst toch,
dat het een ar moedigen indruk maak
te. Krampachtig drukte hij zijn hoed
tusschen do handen en ging moeilijk
ademend voort:
Neen, Marietje, laat hei dan
maar, al3 Je het zelf gebruiken kunt,
wil ik er niets van hebben Dan moet
ik dan vaarwel Marietje en
denk tusschenbelde nog eens aan
mij.
Met een bezwaard gemoed liep hij
naar de deur. maar vóór hij zoover
was, hoorde hij een zachte stem zijn
naam roenen.
Hendrik!
Met gebogen hoofd Weef h!j staan,
mant- keerde zich niet om. Toen hoor
de hij hmr stem naast zich en rnet
moedeloozen blik koek hi! haar nnn.
Zij Btnnd mi dfieht bil hem. Haar
gelaat gloeide en hij zag duidelijk,
dat hnar oogen vol tranen stonden.
Wil Je het geld terug hebben?
Hi] had haar vraag nauwelijks ver
staan, maar de week© klank barer
stem maelcte indruk.
Verwonderd keek hij naar de mooie
vrouw, die plotseling zoo geheel ver
anderd naast hem stond, als hadden
de jaren, die tnsschen het heden en
het verleden laaen geen invloed op
haar uitgeoefend.
Maar Marietje ging zachtjes voort,
eerst langzaam en weifelend, maar
toen heel vlug:
Als je je geld terug wilt hebben,
dan dan moet je eerst mij terug
nemen, Hendrik, anders krijg Je geen
rooden duit!
Hij kon zijn ooren nauwelijks ge
looven, maar dit duurde slechts een
kort oogenblik; toen viol Marietje
hem om den hals en drukte hij haar
hartstochtelijk aan zijn borst.
Het eerste optreden van
Faroissoi.
Fomissol, een zeer bekend zanger
in het Zuiden van Frankrijk Is al op
een heel eigenaardige wijze tot deze
loopbaan gekomen. Nu, op hot oo
genblik ls hij millionalr, maar in
zijn Jeugd tenminste heeft hij wel
andere tijden gekendl Hoor eens hoe
hij zelf dit vertelt:
„Mijn ouders waren heel arm an
wij woonden, zoolang mij heugt,
even buiten de stad Toulouse ln do
voorstad Gullhemery. Ons huls, een
afschuwelijk oude kast, behoorde ons
niet toe, zoodat wij per maand, een
huur moesten betalen van 5 franc,
wat nu wel zoo'n schat niet te, maar
toch hadden mijn ouders dikwijls
nog moeite genoeg, fiet bij elkaar te
krijgen. En onze huisbaas, de
Gratentour, was een hardvochtig
man, die maar voortdurend mijn va
der achterna zat: „Denk er vooral
aan, dat je mij op tijd betaalt, want
als Je tekort schiet daarin, op een
goeden dag. dan laat ik Je onmid
dellijk aan de deur zetten!" En dat
zou hij gedaan hebben ook; daar hoef
je niet aan te twijfelen. Want Ik ge
loof, dat hij geen greintje gevoel had
die manl" Moeder liep 's Zondags
nog met luchtballonnen en verdiende
diaar ook een klein extratje mee,
terwijl vader met; „manden en mat
ten te koop liepl' en dat bij elkaar
was net genoeg om ton minste onze
monden open te houden! Dat we het
breed hadden, zal ik dan ook niet
zeggen en met leedwezen aai
dan ook elke maand dat blanke zil
verstuk aan huur verdwijnen. En ik,
ik verdiende nog heelemaad niets. Op
school was ik ook niet scliittereud,
maar toch konden mijn meesters het
altijd uitstekend met mij vinden en
zelfs was er één jonge man, die bij
zonder veel met mij ophad en mij
een enkele keen' meenam naai' den
schouwburg, waar een neef van hem
régisseur was, Dikwijls gaf hij mij,
uit liefhebberij, na schooltijd nog
zangles en don leerde hij mij een
heole boel liedjes zoo langzamerhand;
alleen moest ik altijd toegeven, dat
bekende straatjongens-koor uit de
opera de Carmen. Dan genoot hij
letterlijk als hij mij dat hoorde zin
gen en altijd zei hij dan: „Vent, vent,
om met je te werken, dat is lang niet
prettig, maar als het op zingen aan
komt, nu ja, dun mag je er zijn."
Dit alles dient maar als inleiding
yoot het vólgende: Kijk. Op oen goe
den ochtend zaten wij uilen te eten,
beusch geen koninklijk maal, dat
verzeker ik je toen mijn vader zei
„Morgen is het de laatste vaai de
maand, dus krijgen we mijnheer
Gratentour op bezoek en ik heb den
huur nog niet bij elkaar. Maar,
die moet er zijn, daar holpt niets
aan. Jij, jongen, en hier keerde vader
rich naar mij moet die vijf mand
jes maar eens gauw wegbrengen, die
ik gisteren gemaakt heb. Dio vier
witte moet je brengen bij Escale, den
kruidenier in de 01 ijverstraat en die
vijfde, die donkernxtde is voor Juf
frouw Balthazar, die met sinaasap
pelen staat, op de markt. Dat maakt
net bij elkaar 5 franc, dus hebben we
dan net genoeg. Vut je?"
Ja, vader.
Nu, je weet dus, wat er op zit,
als je je boodschap niet goed doet,
hè? Dan staan we morgen op straat
en kunnen 's nachts onder den boo
ten hemel onze tenten opslaan!"
Hè, een huivering liep mij door
de leden, als ik daar aan dacht. Zoo
gauw mogelijk ging 'ik dus op weg,
nam twee manden in do rechterhand,
twee in de linker en één vroeg ik of
vnder mij op het hoofd wilde zetten.
Bij den kruidenier kreeg ik het geld
onmiddellijk en stok het zóó diep mo
gelijk weg in den zak, toen mij bij
de Spa.nscho een vrecselijke teleur-
stelilng wachtte. De winkel was er
gesloten en toen ik niettegenstaan
de ik dit heel goed zag, toch aanklop
te, kwam er een man uit het huls
daarnaast en vroeg:
„Wat moet Jij daar, jongen?"
„Is juffrouw Balthazar daar niet?'
„Neen. die ls vertrokken naar Car-
thagena".
„Weet u ook of zij vanavond weer
terug zal zijn?"
„Neen, dat denk ik niet,' lachte de
man.
„Maar Ik moet nog geld van haar
hebben weet u."
„Veel?'
„Een franc, precies."
„Nu dan zou ik daar maar niet
meer op rekenen hoor vent, schrap
die gerust maar uit in je gedachten."
Teleurgesteld en verdrietig onder
nam Ik den tocht naar huts, voeld'e
mij niet bijzonder opgewekt die jobs
tijding daar te gaan brengen. Ik
stelde mij al voor, hoe moeder in tra
nen zou uitbarsten en vader niet min.
der de wanhoop nabij was,
toen ik nu ineens vlak tegen
over den schouwburg stond, waar
de Carmen stond aangeplakt voor
dien avond. En nu ver van het affi
che stond mijn goede meester, de
hoer Mondouty, te praten met ie
mand, die heftig gesticuleerde.
Niet zoodra had hij mij in het oog
gekregen, of hij pakte mij bij den
uraag van mijn jas en plantte mij
zoo vlak voor zijn neef, den regisseur
Nou, hoeveel kom Je er nu tekort
in het kinderkoor?"
„Drie, man, drie broertjes, die al
lemaal de mazelen hebben."
,Nou, maar lk verzeker je, dat de-
zo eene kwajongen alleen best voor
drie anderen dienst doetl"
Zonder verder eon woord to wisse
len over de zaak, werd ik meegetrok
ken en moest lik zooals Je begrijpt,
meezingen Ln het straatjongenskoor
van de Carmen.
Nu, in een ommezien zat iik ook in
de k loeren en mocht ik mij zei ven
eens bekijken ln den spiegel? Prach
tig vond ik mij en trotsch als een
pauw stapte ik binnen. Wat een hoof
den! en wat een licht en een bloemen
en een toiletten. De orkestmeester
gaf ons een toeken en toen vielen we
ln. Nu, ik deed mijn best hoor! Ik
zong met een vuur en een geestdrift
dat mijn stem boven alle andere uit
klonk en als je don ook eens gehoord
had, hoe de menschen klapten aan
het eind! „Bravo!" klonk het. „Bis,
bi», bis!' En oog één» moesten vrij
l zingen en nog eens volgde hetzelfde
applaus. Maar ook hier kwam een
einde aan de pret en reeds had ik
mij al weer ln mijn armzalige prulle
tjes gestoken, toen mijnheer Mondou
ty op mtj af kwam gevlogen en mij
al van verre toeriep:
„Kranig heb Je je gehouden kleine
Famiasol, dat wist lk ook wel, maar
dat je het zóó mooi er af zou bren
gen, neen. dat had ik niet durven
denken! Nu, voortaan belast ik mij
met je opleddtng."
Nu, hij heeft woord gehouden.
Dank zij zijn bemiddeling kwam lk
op liet Conservatoire en trad verder
mijn loopbaan aan, die mij lauweren
heeft doen oogsten, met recht!
Maar toen, op het oogenblik, dat
do goede heer Mondouty mij zoo ge
luk wensch to was Ik anders nog verre
van vroolijk gestemd: Ik dacht aan
de verlegenheid van thuis en de el
lende als den volgenden dag mijn
heer Gratentour zou komen; en dus
liep lk met gezakten hoofde het cor
ridor door, toen ik mij aan één der
loketten terug hoorde roepen:
Ilé la, rent, ben jij dat, die zoo
mooi gezongen heeft! Je moet nog Je
betaling hebben."
O, krijg je daar dan wat voor?
vroeg ik verrast.
Ja zeker, een franc, klonk het
goedig.
En ofschoon ik naderhand goud
verdiende voor enkele minuten solo,
ben lk toch nooit zoo Mij geweest,
als met dat eerst-verdlendo beschot
den salaris!
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCIIE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den lieer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 207 van I. WEISS.
1
Zwart schijven op 12, 19, 20. 31, 39, 45 en dam op 8.
Wit schijven op 16, 21. 28, 29, 30, 33, 41, 47, 48 en 50.
Probleem No. 208, van P. J. EYPE.
Zwart schijven op 2, 6, 7, 8, 9, 13, 14, 15, 20.
Wit schijven op 17. 21, 25, 27, 31, 33, 35. 38,
5, 45 en dam op 48.
41, -46, 47, 49 en 50.
Oplossingen van beide probleems
worden ingewacht aan bovenge
noemd adres, uiterlijk Dinsdag 6 De
cember 1910.
Oplossing van probleem No. 203 van
den auteur: Wit 49 - 44, 39 - 33, 33 -
28, 48 - 42, 47 - 41, 20 - 24, 45 l!
Oplossing van probleem No. 204 van.
dan auteur: Wit 28 - 23, 22 - 18, 23 -
19, 32 - 27, 41 - 37, 36 38, 33 21
Utrecht Wit.
1 Horm. Hoogland Jr. 2
2 C. H. Schroder 0
3 M. H. Hoogland 1
4. B. A. Blitz 1
5 Iï. Hoogland Sr. 1
6. F. Carbela 1
7. W. J. v. d. Burg 0
8. F. W. Anten 0
9. A. J. Spierenburg 2
10. J. van Beurden 2
11. C. R. Uhlhorn 2
12 C. J. v. d. Berkhof 2
13 J. Manteil 0
14 A. v. d. Dorpe 2
15 H. J. Klein 1
16- F. Carlebuhr 2
17. A. Becker 0
18. C. II. Verhagen 0
Wegens tijdgebrek gaf de heer Con
tent in een eindstand van 5 tegen 4
sch. de remise, hoewel met nog en
kele zetten de winst was geforceerd
en alsdan de stand 18 tegen 18
punten zou geweest zijn.
Dinsdagavond 22 dezer werd de
returnmatch in de groote bovenzaal
van oafé „De Kroon" te Amsterdam
gespeeld. De belangstelling was zeer
groot, ook van verschillende plaatsen
buiten Amsterdam waren vele toe
schouwers gekomen om bet spel der
strijdende partijen gade te slaan. Dit
Belde probleems werden goed op
gelost door ae heeren R. Bouw, C.
Dcdló, P. J. Eype, Th. S. Germans,
J. Jacobson Azn., W. H. de Klerk,
J. Lycklama. W. J. A. Matla, D. G.
Koning, P. Ottolini, C. Serodini, F.
Th. Timmer.
DAMNIEUWS.
Woensdag 16 dezer had te Utrecht
do lo onlmooting plants in de ge
speelde match tusschen de d&mveree-
niging Amsterdam en Utrechtsoh'
Damgenootschap, met 36 spelers, de
uitslag was als volgt:
Amsterdam Zwart.
0
C.
H. Broek kamp.
2
J.
Swart.
1
L.
J. Content
1
S.
S. van Baaien,
1
A.
Hakker.
1
S.
Abram.
2
A.
D. Querldö.
2
A.
Turkcnburg.
0
Z.
Brandeis.
0
J.
Adams.
'0
c.
J. de Goelj.
0
J.
Verdoner.
2
A.
v. d. Heide.
0
D.
Tates.
1
A.
Sajet
0
M.
Coe.
2
L.
Nijkerk.
2
E.
Cardozo.
was dan ouk wel de moeite waard,
want aan verschillende borden kon
me*i prachtig spel aanschouwen. Ten
slotte kwaiu do „Damvereeniging
Amsterdam" met slechts een gering
aantal punten meerderheid uit den
strijd te voorschijn, zoodat de groote
zilveren medaille haar ton <ieel viel.
De Haarlemse he Damclub houdt
hare bijeenkomsten lederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur fn het Ge«
bouw de Nijverheid, Jansstraat 85,
alhier. Lfefhebbers van het Damspel
zijn daar steeds welkom.