m
m
m
9
ft
ft
m
m
m
m
9
m
m
m
m.
m
m
m
m
m
m
m
m
ëm
m
m
m
u
neet van den volksoploop is bizon-
natuurgetrouw in scène gezet.
Oi> 'leol wordt werkelijk stroo ge
doucht, en in het kippenhok zijn le
vende kippen. In München moeien
ze zelfs varkens en koeien op het
toon.iel gehad hebban, maar dat gaat
niet bij de ruimte op dit tooneel.
Ik ben erg nieuwsgierig. Maar
één ding moet je me beloven. Je mag
met je partner, Gisela, niet erg lief
wezen!
Lieve kind, dat moet gebeuren, dat
kun nu eenmaal niet anders. Daar
aan moet je je gewennen.
Nee, daar wen ik me niet aan!
Papa beeft groot gelijk, dat hij
zijn dochter niet aan een tooneel
Speler wil geven. Het is geen solied
beroep. Overigens is het hoog tijd,
dut ik naar huis ga, ik heb me al te
veel te lang opgehouden.
Tegelijk knikte Annetje met haar
aardig kopje en niettegenstaande de
heftige protesten van Gelsler was ze
snel door een zijstraatje verdwenen.
Hij bleef in hevigen tweestrijd ach
ter en sloeg met een nadenkend ge
zicht de tegenovergestelde richting in
De geheele stad sprak dien dag van
Helmut Geislers gastrol en van
eerste voorstelling in deze plaats van
,,De Volksziel". De locale bladen
hadden vooruit reclame gemaakt
voor het stuk en voor Geisler en men
verkeerde in groote spanning. De
Jonge acteur kon zich in de alge-
meene belangstelling verheugen,
daar hij als zoon van den overleden
rechter Geisler in de stad geboren
was; en hoe lange jaren hij er al
niet meer woonde, toch herinnerden
zich nog velen hem uit hun school
tijd.
De oude Geisler was een vriend
van papa Bodenstein geweest en of
schoon de laatste geen schouwburg-
vriend was, maakte hij in dit geval
een uitzondering en besprak een ge
heele loge voor zich en zijn familie.
Het spijt me voor den jongen,
hij onder de komedianten
gaan is, want hij was een fiksche ke
rel en had een helder hoofd, dat voor
iets beters bestemd was, maar ter
wille van mijn ouden vriend Geisler
ml ik toch maar eens gaan kijken,
zei hij.
Zoo zat hij dan 's avonds naast zijn
vrouw in de dure loge en mevrouw
Bodonstein droeg een kostbaar kan
ten doekje, een verjaarsgeschenk van
haar man, dat vandaag werd inge
wijd en waarvan ze voorspelde dat
hot de vriendinnen meer opwinden
zou dan alle tooneedtjes en pakkende
momenten uit „De Volksziel". Zelfs
tante Clementine had voor dezen in
teressanten avond zenuwpijnen en
galsteeaien vergeten en pronkte
Dodonsteins linkerzijde onder een
nieuwen schouwburghoed met prach
tige veer, waarop ze niet weinig
trolsch was.
Annetje Bodenstein trilde van span
Ding, toen ze naast haar ouders in
do loge plaats nam. De spiegel had
haar troostend de verzekering gege
ven, dat ze het in-haar bleek-blauw
japonnetje best tegen die Gusberta
zou kunnen opnemen. 0, wat haatte
ze Gisberta en het heele tooneel!
Neen, het ging boven haar krach
ten, ze wou geen tooneelspeler tot
man. Tegelijk sidderde ze voor het
succes van dan geliefde en voor den
indruk, dien hij op haar vader zou
maken.
De schouwburg was uitverkocht en
tot op de laatste staanplaats gevuld.
liet eerste bedrijf bracht liet marte
laarschap van den held in een vreug-
delooze jeugd ouder den druk van
onwaardige dienstbaarheid. Er
reu spannende tooneeltjes; va
eerste oogenblik af was men al leven
dig geïnteresseerd. Het aangename
griezelen voor het ontzettende, dat
als een spook op den achtergrond
grijnsde, maakte zich van allen m
ter.
In het tweede bedrijf vergrootte
nog het lijden en de spanning steeg.
De toestanden werden voor den ge
liefden Michaël en Gisberta om er-
dxaaglijk. Helmut had niet te veel
gezegd; het vrouwelijke deel van 't
publiek snikte &L
Annetje Bodenstein vergat de we
reld om zich heen, ze vergat bijna
haar jaloerschheid; ze leefde en 1
met haar held.
Mama en tante schreiden op 't
laatst zoo luid in hare zakdoeken,
dat papa Bodenstein verklaarde nooit
weer naar den schouwburg te gaan,
want dat het nog erger was dan een
begrafenis. Maar hij zelf was ook
aichlbaar aangedaan en ergerde zich
over zijn teergevoeligheid.
Eindelijk kwam de groote scène in
den boerenhof, waar Michaël Stark,
tot man gerijpt, de sluimerende volks
ziel wekken zal om de geknechte boe
ren tot verontwaardiging te prikke
len tegen het onteerend despotisme.
Alles ging schitterend. Het publiek
was zeer bevredigd door de verba
zingwekkende realiteit der en-scènee-
ring, er was zelfs een echie mesthoop
op het tooneel Het dorschen in de
schuur en het levende vee ln de stal
len maakte sterken indruk.
Michaels Stark's leven hing aan
een zijden draadje, maar nu sprong
hij op een omgevallen kar en begon
de groote, machtige redevoering, die
zich als een onweer zou ontladen en
de lucht reinigen.
Iedor hield den adem in. In span
ning leunde Annetje over de leuning
der loge en hare oogeai hingen aan
den geliefde, even zeer bereid met
hem te leven ten te sterven als hare
mededingster Gisberta.
Broeders, donderde hij Juist te
gen het volk, hoort ge de stem niet,
die u roept?
Kukeleku, klonk het plotseling
uit het kippenhok met de levende
kippen. De stem, die zoo duidelijk
spreekt, die niet tot zwijgen te bren
gen is
Kukeleku, kukeleku
Die niet te overstemmen is
Kukeleku, kukeleku als een vroo-
lijke fanfare schetterde de vroese-
lijke kip, die juist te ongelegenertijd
een ei gelegd had, victorie.
Eerst had men onder het puMiek
stilletjes gegrinnikt; nu begon men
te lachen.
Michaël Stark spande alle krach
ten in, om de situatie te redden. Het
angstzweet brak hem uit; het moest
hem gelukken de toehoorders zoo
danig te boeien, dat niemand meer
naar de kip luisterde.
Zijn rede werd wilder, hartstochte
lijker, zijn pathos bereikte de hoog
ste hoogte, maar, o schrikl een van
de collega's had hem te hulp willen
komen en de kip uit het hok halen,
maar ze was ontsnapt. En juist,
toen Michaël met zwaren klemtoon
de volgende woorden sprak over de
verdrukking der volksziel: Schaam
teloos schrijdt het ondier voor onze
oogen in het helle Jicht van den dag
wandelde de brave hen dwars
over het tooneel.
Nu was er geen houden meer aan,
het publiek juichte en brulde van den
lach. De vertwijfelde regisseur deed
een laatste poging om de kip achter
de coulissen te jagen, maar het beest
begTeep hem verkeerd en redde zich
onder luid ongstgeschred over het
souffleurskastje heen naar het leege
orkest en van daar, toen het door
een kellner gevangen zou worden,
naar de zaal.
Het nam zijn gevleugelden weg over
de hoofden der menigte en nu ont
stond eon ware paniek. Vrouwen
schreeuwden, mannen brulden van
het lachen; men jaagde en vervolgde
de rustvorstoorster, die van het par
ket af direct in de loge van de Bo-
denstein's vluchtte, waar ze zicht-
zare sporen achter liet op mama Bo-
dentein's sierlijke kanten sjaal, en
tante Clementine's hoed, als rust
plaats gebruikend de mooie veer
jammerlijk knakte.
Naar Michaël Stark's rede werd
door niemand meer geluisterd; ver
ontwaardigd verliet hij het tooneel,
en het scherm moest zakken.
Helmut Geisler heeft nooit van zijn
leven de planken weer betreden. Hij
kreeg een flinke boete, omdat hij
niet te bewegen was geweest zijn rol
ten einde te spelen.
Een ander moest voor hem inval
len. De kip, die spoorloos verdwenen
was, werd den volgenden dag op den
derden rang teruggevonden.
Annetje had op onverwachte wijze
het doel van haar wenchen bereikt.
De geliefde had genoeg van het too
neel, en tegen do schoone Gisberta
was hij dien avond niet erg lief ge
weest.
Het levende aanplakbiljet
Door C. Drossel.
Grijs hing de morgen over de groo
ts stad. Door de straten liep de lan
tarenopsteker en doofde de laatste
lantarens uit, die als met blinde
oogen door de lucht keken. Langza
merhand werd het helderder; een
bleek-gouden schijnsel trok langs de
wolken een Mssche wind ruischte in
de toppen der boomen. Melkverkoo-
pers ratelden met him karren over
het plaveisel, bakkersjongens klom
men trap op trap af; kleine kranten
jongens snelden vlug als wezeltjes
van huis tot huis. In de woningen
begon het ook levendig te worden.
Nog half slapende dienstmeisjes open
den de vensters en legden in de keu
ken vuur aan, kookten de melk en
de koffie en plaatsten het versche
brood op de ontbijttafel.
In de kleine, uit twee kamers be
staande woning van den heer Theo-
door Riehl was geen dienstbare geest
die des morgens de kamer deed, in de
keuken vuur aanlegde en voor de
kofPietafel zorgde. Meneer Tieodoor
Riehl sloop zelf in een bruine, ver
sleten kamerjapon rond, die stellig
eens betere dagen gekend had; want
de verscheurde voering was van brui
ne zijde en de rok werd met een dik
ke, gevlochten zijden snoer om het
middel vastgehouden. Hy zette den
kleinen snelkoker op het brandende
spirituslichtje, nam de broodjes uit
den broodzak, die aan den knop der
deur in de gang hing, en ging daarna
weer in de kramer bij de tafel zitten,
waarop een stapel couverts van een
handelsfirma lag, en schreef met zijn
mooie schrijfhand het eene adres na
het andere.
Reeds twee uur had hij zoo geschre
ven, terwijl de slaperige wereldstad
zich slechts dralend de oogen wreef
en langzaam wakker begon te wor
den.
Toen het water kookte, maakte hij
zich een heel slappe thee, doopte er
een broodje in, wikkelde een ander
in papier en stak het in den zak
de zwarte jas, welke hij ondertus-
schen ln plaats van de kamerjapon
aantrok. Daarop sloot hij zorgvuldig
de met adressen voorziene couverts
in een schuiflade en opende zacht een
weinig de deur, welke naar de ka
mer van zijn dochter leidde.
Vadertje, ga je al weg? klonk
een lieve stem uit het donker, dat ln
de kamer heerschte, omdat het gor
dijn neergelaten was. Een blonde
krullekop werd een weinig van het
kussen opgelicht, twee bruine oogen
beproefden door het duister te drin
gen en de gestalte bij de deur te her
kennen.
Ja, mijn kind, ik ga heen, ant-
vvoordde meneer Theodoor Riehl.
Slaap maar gerust door, Olly, het is
nog heel vroegl
Arm, arm vadertjel Je zult het
gauw beter hebben, vadertjel Mis
schien krijg ik vandaag reeds ant
woord, of mij de betrekking aan het
conservatorium wordt gegeven. Don
behoef je niet meer zoo verschrikke
lijk vroeg naar dat afschuwelijke
kantoor, dan beleven we weer goede
dagen I
De oude man bij de deur glimlachte
een weinig mat, droef en pijnlijk.
We willen het hopen, kind, we
willen liet hopen. Slaap nu maar
weer door. Tot weerziensl
Hij sloot de deur, nam buiten zijn
hoed van den spijker en ging de
trap af.
Hij liep door de straten, hat smalle
hoofd een weinig tusschen de schou
ders getrokken, en keek van tijd tot
tijd angstig om, als vreesde hij, dat
hem iemand op zijn wegen zou kun
nen volgen. Voor een groot, breed
huis met een koepeldak bleef hij
staan, ging het hoofdportaal voorbij,
klom oen smalle, donkere trap op en
trad een laag vertrek binnen, waar
reeds ongeveer een dozijn oude en
jonge mannen bijeen waren en wacht
ten-
Tusschen deze gestalten schoof me
neer Theodoor Riehl zijn smal li
chaam, bleef evenals de anderen
wachtend staan en boog het hoofd
deemoedig nog dieper, alsof hij ge
duldig en onderdanig wachtte op een
wreed noodlot, dat hij toch niet kon
ontkomen.
Intusschen had Olga Riehl nog
bijna twoe uren in een diepen, ver-
kwikkenden slaap gelegen. Haar lip
pen glimlachten even in den slaap,
zoodat haar teer gezichtje op dat van
een kind geleek, dat in zijn droom
al de heerlijkheden, welke hot heime
lijk wenscht, onder den Kerstboom
ziet liggen. Eindelijk sloeg ze de
oogen op, keek xn de karner rond en
keerde langzamerhand tot de werke
lijkheid terug. Haastig kleedde ze
zich en snelde naar de deur, die toe
gang gaf tot de woning.
Er lag iets wits op den grond. Het
was een brief, dien de brievenbestel
ler onder de deur had geschoven,
omdat niemand hem had opengedaan
toen hij schelde. Olga scheurde het
couvert open en liarur gelaat kreeg
onder het lezen de uitdrukking van
blijde verrassing. Het comité van het
Haindorfsche conservatorium liet
haar weten, dat men naar aanleiding
van haar söllicitatle met haar een
persoonlijk onderhoud wen9chte en
dat ze zich in het spreekuur moest
komen aanmelden.
Dat was oen goed toeken, het was
haast een benoeming. Nu word alles
weer licht. Ze zou het niet toestaan,
dat haar oude papa reeds zoo vroeg
door de mistige stralen ging om op
een kantoor te werken, waarvan ze
niet eens wist, wuar het gelegen was.
Ze zag heel goed, hoe oud en mager
hij was geworden in dit laatste jaar,
waarin de rast van haar vroeger klein
vermogen bijna geheel opgeteerd was
Hij zou zijn moeilijke betrekking op
geven, misschien kon hij wel een
paar weken naar buiten gaan om wat
op to knappen, en zij zelf, zij kon dan
ook weer allerlei moois krijgen, ze
kon eens weer naar concert en
I schouwburg gaan. kon weer den fij
nen sluier dragen, die haar zoo goed
stond, en de sierlijke lage schoentjes,
kon zich al die aardige kleinigheden
aanschaffen, welke een mooi meisje
nog mooier maken en die ze zoo lang
ontberen moest.
Het voorgevoel had Olga Riehl niet
bedrogen. Men had haar werkelijk
met een goed aanvangssalaris geen-
gageerd. 0, het vele geld, dat papa en
mama vroeger voor haar hadden uit
gegeven om haar muzikaal talent
door da beste leermeesters te Juten
ontwikkelen, was niet verloren. Nu
bracht liet ruime interest op en hielp
hen weer uit den nood.
Olga Riehl liep in haar donker-
blauw wandelcostuum, met den
breedgerandau, eenvoudigen witten
strooien hoed met zwart lint vroolijk
voort Velen keken glimluchend het
mooie meisje achterna en hadden
schik in de fonkelende, bruine oogen
en liet blonde haar, «iat in dikke
krullen vun onder den hoed te voor
schijn kwam.
Voor een gxooten fruitwinkel bleef
Olga staan en na eeuiig dralen ging
ze dien binnen. Vandaag mochten zij
en papa wel een paar pareu en appels
hebben; het groote gal uk moest toch
behoorlijk gevierd worden.
Met haar „vruchteuschat" stapte
Olga verder. Plotseling bleef ze staan
wijl er een rijtuig dicht aan haar
langs reed. Ze keek over het runne
plein. Wat kwam daar ginds aan,
geel en rood schitterend in de zon?
0, nu zag ze het beter. Het waren
een aantal mannen, die groote, met
gele letters bedrukte reclameplakka-
ten over borst en rug hadden han-
j gen. Wat viel er aan te prijzen? De
twaalf mannen kwamen steeds dich
ter bij haar. Het waren voor een deel
Jonge mannen, die niet van werken
hielden, en huisknechten en boden,
die op 't oogenblik zeker geen betrek
king hadden en zich nu op deze wijze
boven water hielden.
Maar die één daar, ln 't midden,
*at was toch reed* een bejaard man.
Wat had die het hoofd diep gebogen!
0, dat was immers haar vader!
Zij gilde en werd doodsbleek. Bij
het ïioorou van dien gil hief hij het
hoofd heelcma&i op en zag haar aan
met een blik zoo vol droefheid en
goedheid en liefde, dat haar hart
beefde. Daarop boog hij weer zwij
gend het hoofd en liep verder. Op
zijn rug zag Olga een groot plakkaat
op welks rooden undergrond met reus
achtige gele letters te lezen stond:
„Circus Gruner. Nog slechts dirie
weken! Sensationeel! Optreden van
de wereldberoemde scboolrijdstar
Carmen Neander. De clown Bob
Smith met de boksende kangeroe en
andere attractie's van de eerste klas
se. Tot slot: De Steppenruiters, groot
manégekijkstuk. Eiken avond uitver
kocht. Sensationeel! Nog slechts drie
weken!
De laatste van de twaalf mannen
was reeds lang in de naaste straat
verdwenen en nog altijd stond Olga
als aan den grond genageld op de
zelfde plaats. Haar straks zoo opge
wekt gezicht met de blozende wan
gen, was bleek en zeer ernstig en de
vroolijke oogen keken strak vooruit,
alsof niets haar belangstelling inboe
zemde. Eindelijk herstelde ze zich
eenigszins en ging verder. Daar was
de hoofdstraat mei haar prachtige
winkels. Hier stonden rozen in hoo-
ge kristallen vazen en schalen vol
viooltjes; daarnaast zag men moder
ne kleedingstukken, verder lampen
en kronen, vervolgens kunstvoorwer
pen en bronzen weelde-artikelen.
Olga dwong zich met geweld om naar
de hooge magazijnen te zien; ze wilde
de bloemen, de kleeren, de lampen,
de bronzen beeldjes beschouwen en
ie zag toch niets dan een langen
stoet van twaalf mannen, die op borst
en rug groote reclameplakkaten had
den en onder lven met neergeslagen
ongeil en wit haar, haar beschaafde
lieve vader. Hij hief het hoofd op en
keek haar aan en dit bedroefde, zach
te, goedige vaderoog zeide: Voor
jou, miju kiüd, ook dit!
0, thaus begreep ze alles! Daarom,
zyn verlegen ontwijken, wanneer zij
naar het kantoor vroeg, waarop hij
voorgaf te werken. Wie zou den
ouden man nog in zijn dienst nemen?
Ze zog liem in haar verbeelding van
kan too: naar kantoor gaan, beschei
den in de spreekkamers wachten,
overal afgewezen, alleen in het cir
cus niet, welks eigenaars het onver
schillig was, wie in den stoet mee
liep en hun reclames door de straLen
droeg.
Hel laagste werk had hij op zich
genomen, opdat ze maai' geen honger
zou lijden, terwijl ze op een betrek-
long wachtte. De tranen kwamen
haar in de oogen en ze verhinderd©
het met, dat ze haar op klaarlichten
dug, midden op straat over de wan
gen rolden.
Haastig snelde ze naar huis.
wus zij er maar! 0, was liet maar
donker en lioord© ze op de trap de
liefste schreden en opende ze de deur
en omvatti ze een grijs hoofd en
fluisterde: dank voor uwe groot©,
groote liefde! Maar zot u nu neer en
rust u uitl Thans stuur ik ons bootje
door de golven."
De geschiedenis van een
goudstuk.
Eenige jaren voor de groote Fran-
sche omwenteling liep op een kouden
winteravond een arm jongetje met
zijn koopwaar, pakjes spelden, door
de straten van Parijs ln dien tijd
was die wijk lang niet zoo schitte
rend verlicht dan tegenwoordig, hier
en daar zag men enkele wandelaars
en het walmende kaarsje van onzen
jeugdigen koopman lokte dan ook
maar zeer weinig nieuwsgierigen en
nog minder koopers. Het kereltje dat
zich erg verveeld©, wist dan ook niet
beter te doen don een vroolijk liedje
te zingen, maar prees tusschen twee
coupletjes zijn koopwaar op handige
wijze aan.
Hij had reeds oonigo pakjes ver
kocht, maar de winst hierop was zoo
I gering, dat er ternauwernood het
kaarsje mee betaald kon worden. Hij
liet echter niet den moed in de schoe
nen zinken, en zong vroolijk door,
Daar kwam een jonge man aan,
j in een mooien mantel gebuid; hij
stond stil en zei:
Je zingt vaisch, ventje."
Ik heb geen lessen gehad van
uw leermeester in den zang, ant
woordde de Jongen.
Dit antwoord deed den onbekend©
lachen.
Hoe heet je?
August
August en verder?
Ik heb geen anderen naam.
Wat, heb je don geen ouders?
Ik woon bij een oud© vrouw, die
voor mij zorgt en die mij afranselt
ais ik niet genoeg thuis breng
Wordt je vanavond weer afge
ranseld? vroeg het Jongmensch.
Dat zou wel kun Den gebeuren,
aJs u mij maar aan den praat houdt
in plaats van mij mijn werk t© laten
doen.
En hij prees luid© zijn koopwaar
aan, doch zonder gevolg, want d©
koopers bleven weg. August keek den
vreemden heer ongeduldig aan en zei
op eenigszins wreveligen toon:
Mijnbeer u brengt mij ongeluk
aan.
Waarom biedt ge mij uw koop
waar niet aan?
Omdat ik heel goed zie, zei Au
gust, terwijl hij een zijdelingschen
blik op d© prachtige bontjas wierp,
dat u er niet iemand naar is, die zelf
zijn kleeren in orde houdt.
Wat doet dat er toe? Ik wil toch
uw naalden wel hebben.
August keek eens bij het flauwe
schijnsel der kaars, wat de vreemde
ling hem in de hand gestopt had en
zag, dat het een goudstuk was.
Neem, u maar alles wat ik bij
mij heb, zei August vroolijk, en dlan
ban ik u nog wel driemaal zooveel
schuldig.
Houd maar alles en zorgt er
voor, dat je nooit meer vaisch zingt,"
zei de Jonge man.
Mijnheer, hernam August, door u
begint mijn fortuin. Zeg mij als het u
blieft uw naam, opdat ik u later kan
terugvinden.
Dat is heusch niet noodig, zei de
vreemdeling, maar August bleef zoo
aandringen, dat hij hem eindelijk
vertelde dat hij d© markies van St.
Germain was.
De keine jongen prentte zich dien
naam goed in het geheugen, nam
toen zijn mandje weer op en mom
pelde:
Ik zal het onthouden.
Twintig jaar later kwam de mar
kies van St. Germain uit den vreem
de terug. Hij was als zoovele ande
ren gedurende d© verschrikkelijke
jaren der Fransche omwenteling
naar Engeland gevlucht en toen hij
in Frankrijk terugkwam, waren al
zijn goederen verbeurd verklaard. Er
waren echter nog enkele goederen,
die hij zou kunnen terugkrijgen,
maar dan moest hij een proces be
ginnen en daarvoor miste hij het noo-
dige geld.
Hij had zich vruchteloos tot al zijn
vrienden gewend, die hij vroeger
soms dikwijls had bijgestaan ln zijn
goeden ouden tijd; zij beloofden hem
veel, maar hielden die beloften niet
Eens zat hij treurig in zijn armoe
dig kamertje, toen een prachtig rij
tuig voor de deur stilhield en een
Jonge man, die en elegant ge ld eed
uitzag, aan zijn kamerdeur aanklop
te. De markies deed zelf open en de
vreemdeling vroeg, of hij met den mar
kiss van St. Germain sprak. Toen de
ze hierop bevestigend antwoordde,
zei d© jonge man:
Mijnheer, ik weet dat u gaarne
een proces zoudt willen voeren, maar
dat uw geüdmMdelen u dat op dit oo
genblik niet toelaten. Ik verzoek u
vriendelijk over mijn fortuin te be
schikken.
Mijnheer, viel do markies hem
ten hoogste verwonderd in de rede,
ik begrijp uw belangstelling in mij
niet
Ik heet August, herkent gij mij
niet?
De markies dacht na, maar hij her
innerde zich den naam niet. Toen
sprak de Jonge koopman over een
goudstuk, dat de markies oens aan
eon kleinen jongen had gegeven.
Daarmee is mijn geluk begon
nen, mijnheer, zei August. Met dat
geld ben ik een winstgevonden han
del begonnen en bezit nu op het oo
genblik schatten. Daarom verzoek ik
u dringend mijn aanbod aan te ne
men en mij daardoor in de gelegen
heid te stellen uw edelmoedigheid te
vergelden.
De markies nam de aangeboden
hulp aan, won het proces, kwairweer
ln het bezit van dat deel zijner goe
deren, dat nog niet verkocht was en
werd weer even rijk en gelukkig als
voor twintig Jaar geleden.
VROUWEN IN MANNEN KLEEREN.
Voor het voorrecht, mannenklee-
ran te morgen dragen, moeten de
vrouwen in Frankrijk 15 tot 20 gulden
belasting betalen. Hiermee is niet ge
zegd, dat iedere vrouw, die het be
talen van deze belasting ei" voor over
heeft, mannen kleeren mag dragen.
De regeering van Frankrijk kent dit
recht slechts toe als een bewijs van
erkentelijkheid voor bewezen dien
sten en maakt er in den waren zin
des woords een soort van decoratie
van, die de vrouwen wordt toege
kend, op dezelfde manier als men een
man het legioen van eer toekent. De
eenige vrouwen, wio liet voorrecht
mannen kleeren te mogen dragen, tot
nu toe is toegestaan, zijn de intus
schen reeds gestorven Georges Sand,
de beroemde schrijfster Rosa Bon-
heur, de dierenschilderes Mad. Dicu-
lafoy (de Perzische archaeologe),
niad. Foucault, en twee vrouwelijke
beeldhouwers, mad. Fourreau en La
Jeanette. Hoe ijverzuchtig er in
Frankrijk over het voorrecht, man-
nenkleeren te mogen dragen ge
waakt wordt, blijkt uit het geval,
eenige jaren geleden voorgekomen
met zekere madame de valsayre.
Deze dame was bekend wegens de
liefhebberij die zij er op na hield, om
duels uit te vechten en zij had ook
reeds verscheiden malen geprobeerd
een zetel ln do Fransche Kamer te
verwerven. Ze richtte boen aan de
regeering het verzoek om verlof te
bekomen voor het dragen van nmn-
nenkleeren, het verzoek werd echter
rondweg geweigerd.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 209, van
Fernand Damiens.
ld
0
1
g§g
ife
a
Él
Zwart schijven op 1. 3, 6. 7, 8, 9, 10, 14, 16, 18. 19. 20. 23. 24. 26 en 28
Wit schijven op 17, 27, 30, 32, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 45, 46, 47, 48 en 49
Probleem No. 210 van
M. Meriau.
5
1»
m
jsH
26
m
36
as
46
V
4b
47
40
Wit
Zwart schijven op 5, 6, 8, 9, 10, 11,
Wit schijven op 17, 22, 23, '28, 29,
Oplossing van Probleem No. 205,
van den auteur Wit 32 - 28, 3-4 23,
50 - 45, 42 - 37. 39 - 33. 49 - 44,
48 10, 25 3 1
Oplossing van Probleem No. 206,
van den auteur Wit 25 - 20, 37 - 31,
29 - 24, 24 4. 4 1 I
Belde probleems zijn goed opgelost
door de heeren R. Bouw, C. Dollé, P.
J. Eype, Th. S. Germans, J. Jacobson
Azn., W. H. dq Klerk, J. Lycklama,
W. J. A. Matla, D. G. Koning, P. Ot-
tolini, C. Serodini, F. Th. Tinueer, F.
M. y. <L Wertf.
12, 20. 24. 25, 26. 30, 35 en S€
33, 34. 37. 39. 40. 44. 47 en 50
Nogmaals heriuneren wij H.H. op
lossers, dat uiterlijk des Dinsdags
avonds de oplossingen ingeleverd
moeten zijn, om voor punten in aan
merking te komen. Oplossingen, dia
den volgenden dag inkomen, worden
beslist ter zijde gelegd.
De Haarlemsehe Damclub houdt
haar bijeenkomsten lederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in het Ge
bouw „De Nijverheid", Jansstraat 85,
aibier.
Liefhebbers van hst damspel zijn
daar steeds welkom.