m m m 9 ft ft m m m m 9 m m m m. m m m m m m m m ëm m m m u neet van den volksoploop is bizon- natuurgetrouw in scène gezet. Oi> 'leol wordt werkelijk stroo ge doucht, en in het kippenhok zijn le vende kippen. In München moeien ze zelfs varkens en koeien op het toon.iel gehad hebban, maar dat gaat niet bij de ruimte op dit tooneel. Ik ben erg nieuwsgierig. Maar één ding moet je me beloven. Je mag met je partner, Gisela, niet erg lief wezen! Lieve kind, dat moet gebeuren, dat kun nu eenmaal niet anders. Daar aan moet je je gewennen. Nee, daar wen ik me niet aan! Papa beeft groot gelijk, dat hij zijn dochter niet aan een tooneel Speler wil geven. Het is geen solied beroep. Overigens is het hoog tijd, dut ik naar huis ga, ik heb me al te veel te lang opgehouden. Tegelijk knikte Annetje met haar aardig kopje en niettegenstaande de heftige protesten van Gelsler was ze snel door een zijstraatje verdwenen. Hij bleef in hevigen tweestrijd ach ter en sloeg met een nadenkend ge zicht de tegenovergestelde richting in De geheele stad sprak dien dag van Helmut Geislers gastrol en van eerste voorstelling in deze plaats van ,,De Volksziel". De locale bladen hadden vooruit reclame gemaakt voor het stuk en voor Geisler en men verkeerde in groote spanning. De Jonge acteur kon zich in de alge- meene belangstelling verheugen, daar hij als zoon van den overleden rechter Geisler in de stad geboren was; en hoe lange jaren hij er al niet meer woonde, toch herinnerden zich nog velen hem uit hun school tijd. De oude Geisler was een vriend van papa Bodenstein geweest en of schoon de laatste geen schouwburg- vriend was, maakte hij in dit geval een uitzondering en besprak een ge heele loge voor zich en zijn familie. Het spijt me voor den jongen, hij onder de komedianten gaan is, want hij was een fiksche ke rel en had een helder hoofd, dat voor iets beters bestemd was, maar ter wille van mijn ouden vriend Geisler ml ik toch maar eens gaan kijken, zei hij. Zoo zat hij dan 's avonds naast zijn vrouw in de dure loge en mevrouw Bodonstein droeg een kostbaar kan ten doekje, een verjaarsgeschenk van haar man, dat vandaag werd inge wijd en waarvan ze voorspelde dat hot de vriendinnen meer opwinden zou dan alle tooneedtjes en pakkende momenten uit „De Volksziel". Zelfs tante Clementine had voor dezen in teressanten avond zenuwpijnen en galsteeaien vergeten en pronkte Dodonsteins linkerzijde onder een nieuwen schouwburghoed met prach tige veer, waarop ze niet weinig trolsch was. Annetje Bodenstein trilde van span Ding, toen ze naast haar ouders in do loge plaats nam. De spiegel had haar troostend de verzekering gege ven, dat ze het in-haar bleek-blauw japonnetje best tegen die Gusberta zou kunnen opnemen. 0, wat haatte ze Gisberta en het heele tooneel! Neen, het ging boven haar krach ten, ze wou geen tooneelspeler tot man. Tegelijk sidderde ze voor het succes van dan geliefde en voor den indruk, dien hij op haar vader zou maken. De schouwburg was uitverkocht en tot op de laatste staanplaats gevuld. liet eerste bedrijf bracht liet marte laarschap van den held in een vreug- delooze jeugd ouder den druk van onwaardige dienstbaarheid. Er reu spannende tooneeltjes; va eerste oogenblik af was men al leven dig geïnteresseerd. Het aangename griezelen voor het ontzettende, dat als een spook op den achtergrond grijnsde, maakte zich van allen m ter. In het tweede bedrijf vergrootte nog het lijden en de spanning steeg. De toestanden werden voor den ge liefden Michaël en Gisberta om er- dxaaglijk. Helmut had niet te veel gezegd; het vrouwelijke deel van 't publiek snikte &L Annetje Bodenstein vergat de we reld om zich heen, ze vergat bijna haar jaloerschheid; ze leefde en 1 met haar held. Mama en tante schreiden op 't laatst zoo luid in hare zakdoeken, dat papa Bodenstein verklaarde nooit weer naar den schouwburg te gaan, want dat het nog erger was dan een begrafenis. Maar hij zelf was ook aichlbaar aangedaan en ergerde zich over zijn teergevoeligheid. Eindelijk kwam de groote scène in den boerenhof, waar Michaël Stark, tot man gerijpt, de sluimerende volks ziel wekken zal om de geknechte boe ren tot verontwaardiging te prikke len tegen het onteerend despotisme. Alles ging schitterend. Het publiek was zeer bevredigd door de verba zingwekkende realiteit der en-scènee- ring, er was zelfs een echie mesthoop op het tooneel Het dorschen in de schuur en het levende vee ln de stal len maakte sterken indruk. Michaels Stark's leven hing aan een zijden draadje, maar nu sprong hij op een omgevallen kar en begon de groote, machtige redevoering, die zich als een onweer zou ontladen en de lucht reinigen. Iedor hield den adem in. In span ning leunde Annetje over de leuning der loge en hare oogeai hingen aan den geliefde, even zeer bereid met hem te leven ten te sterven als hare mededingster Gisberta. Broeders, donderde hij Juist te gen het volk, hoort ge de stem niet, die u roept? Kukeleku, klonk het plotseling uit het kippenhok met de levende kippen. De stem, die zoo duidelijk spreekt, die niet tot zwijgen te bren gen is Kukeleku, kukeleku Die niet te overstemmen is Kukeleku, kukeleku als een vroo- lijke fanfare schetterde de vroese- lijke kip, die juist te ongelegenertijd een ei gelegd had, victorie. Eerst had men onder het puMiek stilletjes gegrinnikt; nu begon men te lachen. Michaël Stark spande alle krach ten in, om de situatie te redden. Het angstzweet brak hem uit; het moest hem gelukken de toehoorders zoo danig te boeien, dat niemand meer naar de kip luisterde. Zijn rede werd wilder, hartstochte lijker, zijn pathos bereikte de hoog ste hoogte, maar, o schrikl een van de collega's had hem te hulp willen komen en de kip uit het hok halen, maar ze was ontsnapt. En juist, toen Michaël met zwaren klemtoon de volgende woorden sprak over de verdrukking der volksziel: Schaam teloos schrijdt het ondier voor onze oogen in het helle Jicht van den dag wandelde de brave hen dwars over het tooneel. Nu was er geen houden meer aan, het publiek juichte en brulde van den lach. De vertwijfelde regisseur deed een laatste poging om de kip achter de coulissen te jagen, maar het beest begTeep hem verkeerd en redde zich onder luid ongstgeschred over het souffleurskastje heen naar het leege orkest en van daar, toen het door een kellner gevangen zou worden, naar de zaal. Het nam zijn gevleugelden weg over de hoofden der menigte en nu ont stond eon ware paniek. Vrouwen schreeuwden, mannen brulden van het lachen; men jaagde en vervolgde de rustvorstoorster, die van het par ket af direct in de loge van de Bo- denstein's vluchtte, waar ze zicht- zare sporen achter liet op mama Bo- dentein's sierlijke kanten sjaal, en tante Clementine's hoed, als rust plaats gebruikend de mooie veer jammerlijk knakte. Naar Michaël Stark's rede werd door niemand meer geluisterd; ver ontwaardigd verliet hij het tooneel, en het scherm moest zakken. Helmut Geisler heeft nooit van zijn leven de planken weer betreden. Hij kreeg een flinke boete, omdat hij niet te bewegen was geweest zijn rol ten einde te spelen. Een ander moest voor hem inval len. De kip, die spoorloos verdwenen was, werd den volgenden dag op den derden rang teruggevonden. Annetje had op onverwachte wijze het doel van haar wenchen bereikt. De geliefde had genoeg van het too neel, en tegen do schoone Gisberta was hij dien avond niet erg lief ge weest. Het levende aanplakbiljet Door C. Drossel. Grijs hing de morgen over de groo ts stad. Door de straten liep de lan tarenopsteker en doofde de laatste lantarens uit, die als met blinde oogen door de lucht keken. Langza merhand werd het helderder; een bleek-gouden schijnsel trok langs de wolken een Mssche wind ruischte in de toppen der boomen. Melkverkoo- pers ratelden met him karren over het plaveisel, bakkersjongens klom men trap op trap af; kleine kranten jongens snelden vlug als wezeltjes van huis tot huis. In de woningen begon het ook levendig te worden. Nog half slapende dienstmeisjes open den de vensters en legden in de keu ken vuur aan, kookten de melk en de koffie en plaatsten het versche brood op de ontbijttafel. In de kleine, uit twee kamers be staande woning van den heer Theo- door Riehl was geen dienstbare geest die des morgens de kamer deed, in de keuken vuur aanlegde en voor de kofPietafel zorgde. Meneer Tieodoor Riehl sloop zelf in een bruine, ver sleten kamerjapon rond, die stellig eens betere dagen gekend had; want de verscheurde voering was van brui ne zijde en de rok werd met een dik ke, gevlochten zijden snoer om het middel vastgehouden. Hy zette den kleinen snelkoker op het brandende spirituslichtje, nam de broodjes uit den broodzak, die aan den knop der deur in de gang hing, en ging daarna weer in de kramer bij de tafel zitten, waarop een stapel couverts van een handelsfirma lag, en schreef met zijn mooie schrijfhand het eene adres na het andere. Reeds twee uur had hij zoo geschre ven, terwijl de slaperige wereldstad zich slechts dralend de oogen wreef en langzaam wakker begon te wor den. Toen het water kookte, maakte hij zich een heel slappe thee, doopte er een broodje in, wikkelde een ander in papier en stak het in den zak de zwarte jas, welke hij ondertus- schen ln plaats van de kamerjapon aantrok. Daarop sloot hij zorgvuldig de met adressen voorziene couverts in een schuiflade en opende zacht een weinig de deur, welke naar de ka mer van zijn dochter leidde. Vadertje, ga je al weg? klonk een lieve stem uit het donker, dat ln de kamer heerschte, omdat het gor dijn neergelaten was. Een blonde krullekop werd een weinig van het kussen opgelicht, twee bruine oogen beproefden door het duister te drin gen en de gestalte bij de deur te her kennen. Ja, mijn kind, ik ga heen, ant- vvoordde meneer Theodoor Riehl. Slaap maar gerust door, Olly, het is nog heel vroegl Arm, arm vadertjel Je zult het gauw beter hebben, vadertjel Mis schien krijg ik vandaag reeds ant woord, of mij de betrekking aan het conservatorium wordt gegeven. Don behoef je niet meer zoo verschrikke lijk vroeg naar dat afschuwelijke kantoor, dan beleven we weer goede dagen I De oude man bij de deur glimlachte een weinig mat, droef en pijnlijk. We willen het hopen, kind, we willen liet hopen. Slaap nu maar weer door. Tot weerziensl Hij sloot de deur, nam buiten zijn hoed van den spijker en ging de trap af. Hij liep door de straten, hat smalle hoofd een weinig tusschen de schou ders getrokken, en keek van tijd tot tijd angstig om, als vreesde hij, dat hem iemand op zijn wegen zou kun nen volgen. Voor een groot, breed huis met een koepeldak bleef hij staan, ging het hoofdportaal voorbij, klom oen smalle, donkere trap op en trad een laag vertrek binnen, waar reeds ongeveer een dozijn oude en jonge mannen bijeen waren en wacht ten- Tusschen deze gestalten schoof me neer Theodoor Riehl zijn smal li chaam, bleef evenals de anderen wachtend staan en boog het hoofd deemoedig nog dieper, alsof hij ge duldig en onderdanig wachtte op een wreed noodlot, dat hij toch niet kon ontkomen. Intusschen had Olga Riehl nog bijna twoe uren in een diepen, ver- kwikkenden slaap gelegen. Haar lip pen glimlachten even in den slaap, zoodat haar teer gezichtje op dat van een kind geleek, dat in zijn droom al de heerlijkheden, welke hot heime lijk wenscht, onder den Kerstboom ziet liggen. Eindelijk sloeg ze de oogen op, keek xn de karner rond en keerde langzamerhand tot de werke lijkheid terug. Haastig kleedde ze zich en snelde naar de deur, die toe gang gaf tot de woning. Er lag iets wits op den grond. Het was een brief, dien de brievenbestel ler onder de deur had geschoven, omdat niemand hem had opengedaan toen hij schelde. Olga scheurde het couvert open en liarur gelaat kreeg onder het lezen de uitdrukking van blijde verrassing. Het comité van het Haindorfsche conservatorium liet haar weten, dat men naar aanleiding van haar söllicitatle met haar een persoonlijk onderhoud wen9chte en dat ze zich in het spreekuur moest komen aanmelden. Dat was oen goed toeken, het was haast een benoeming. Nu word alles weer licht. Ze zou het niet toestaan, dat haar oude papa reeds zoo vroeg door de mistige stralen ging om op een kantoor te werken, waarvan ze niet eens wist, wuar het gelegen was. Ze zag heel goed, hoe oud en mager hij was geworden in dit laatste jaar, waarin de rast van haar vroeger klein vermogen bijna geheel opgeteerd was Hij zou zijn moeilijke betrekking op geven, misschien kon hij wel een paar weken naar buiten gaan om wat op to knappen, en zij zelf, zij kon dan ook weer allerlei moois krijgen, ze kon eens weer naar concert en I schouwburg gaan. kon weer den fij nen sluier dragen, die haar zoo goed stond, en de sierlijke lage schoentjes, kon zich al die aardige kleinigheden aanschaffen, welke een mooi meisje nog mooier maken en die ze zoo lang ontberen moest. Het voorgevoel had Olga Riehl niet bedrogen. Men had haar werkelijk met een goed aanvangssalaris geen- gageerd. 0, het vele geld, dat papa en mama vroeger voor haar hadden uit gegeven om haar muzikaal talent door da beste leermeesters te Juten ontwikkelen, was niet verloren. Nu bracht liet ruime interest op en hielp hen weer uit den nood. Olga Riehl liep in haar donker- blauw wandelcostuum, met den breedgerandau, eenvoudigen witten strooien hoed met zwart lint vroolijk voort Velen keken glimluchend het mooie meisje achterna en hadden schik in de fonkelende, bruine oogen en liet blonde haar, «iat in dikke krullen vun onder den hoed te voor schijn kwam. Voor een gxooten fruitwinkel bleef Olga staan en na eeuiig dralen ging ze dien binnen. Vandaag mochten zij en papa wel een paar pareu en appels hebben; het groote gal uk moest toch behoorlijk gevierd worden. Met haar „vruchteuschat" stapte Olga verder. Plotseling bleef ze staan wijl er een rijtuig dicht aan haar langs reed. Ze keek over het runne plein. Wat kwam daar ginds aan, geel en rood schitterend in de zon? 0, nu zag ze het beter. Het waren een aantal mannen, die groote, met gele letters bedrukte reclameplakka- ten over borst en rug hadden han- j gen. Wat viel er aan te prijzen? De twaalf mannen kwamen steeds dich ter bij haar. Het waren voor een deel Jonge mannen, die niet van werken hielden, en huisknechten en boden, die op 't oogenblik zeker geen betrek king hadden en zich nu op deze wijze boven water hielden. Maar die één daar, ln 't midden, *at was toch reed* een bejaard man. Wat had die het hoofd diep gebogen! 0, dat was immers haar vader! Zij gilde en werd doodsbleek. Bij het ïioorou van dien gil hief hij het hoofd heelcma&i op en zag haar aan met een blik zoo vol droefheid en goedheid en liefde, dat haar hart beefde. Daarop boog hij weer zwij gend het hoofd en liep verder. Op zijn rug zag Olga een groot plakkaat op welks rooden undergrond met reus achtige gele letters te lezen stond: „Circus Gruner. Nog slechts dirie weken! Sensationeel! Optreden van de wereldberoemde scboolrijdstar Carmen Neander. De clown Bob Smith met de boksende kangeroe en andere attractie's van de eerste klas se. Tot slot: De Steppenruiters, groot manégekijkstuk. Eiken avond uitver kocht. Sensationeel! Nog slechts drie weken! De laatste van de twaalf mannen was reeds lang in de naaste straat verdwenen en nog altijd stond Olga als aan den grond genageld op de zelfde plaats. Haar straks zoo opge wekt gezicht met de blozende wan gen, was bleek en zeer ernstig en de vroolijke oogen keken strak vooruit, alsof niets haar belangstelling inboe zemde. Eindelijk herstelde ze zich eenigszins en ging verder. Daar was de hoofdstraat mei haar prachtige winkels. Hier stonden rozen in hoo- ge kristallen vazen en schalen vol viooltjes; daarnaast zag men moder ne kleedingstukken, verder lampen en kronen, vervolgens kunstvoorwer pen en bronzen weelde-artikelen. Olga dwong zich met geweld om naar de hooge magazijnen te zien; ze wilde de bloemen, de kleeren, de lampen, de bronzen beeldjes beschouwen en ie zag toch niets dan een langen stoet van twaalf mannen, die op borst en rug groote reclameplakkaten had den en onder lven met neergeslagen ongeil en wit haar, haar beschaafde lieve vader. Hij hief het hoofd op en keek haar aan en dit bedroefde, zach te, goedige vaderoog zeide: Voor jou, miju kiüd, ook dit! 0, thaus begreep ze alles! Daarom, zyn verlegen ontwijken, wanneer zij naar het kantoor vroeg, waarop hij voorgaf te werken. Wie zou den ouden man nog in zijn dienst nemen? Ze zog liem in haar verbeelding van kan too: naar kantoor gaan, beschei den in de spreekkamers wachten, overal afgewezen, alleen in het cir cus niet, welks eigenaars het onver schillig was, wie in den stoet mee liep en hun reclames door de straLen droeg. Hel laagste werk had hij op zich genomen, opdat ze maai' geen honger zou lijden, terwijl ze op een betrek- long wachtte. De tranen kwamen haar in de oogen en ze verhinderd© het met, dat ze haar op klaarlichten dug, midden op straat over de wan gen rolden. Haastig snelde ze naar huis. wus zij er maar! 0, was liet maar donker en lioord© ze op de trap de liefste schreden en opende ze de deur en omvatti ze een grijs hoofd en fluisterde: dank voor uwe groot©, groote liefde! Maar zot u nu neer en rust u uitl Thans stuur ik ons bootje door de golven." De geschiedenis van een goudstuk. Eenige jaren voor de groote Fran- sche omwenteling liep op een kouden winteravond een arm jongetje met zijn koopwaar, pakjes spelden, door de straten van Parijs ln dien tijd was die wijk lang niet zoo schitte rend verlicht dan tegenwoordig, hier en daar zag men enkele wandelaars en het walmende kaarsje van onzen jeugdigen koopman lokte dan ook maar zeer weinig nieuwsgierigen en nog minder koopers. Het kereltje dat zich erg verveeld©, wist dan ook niet beter te doen don een vroolijk liedje te zingen, maar prees tusschen twee coupletjes zijn koopwaar op handige wijze aan. Hij had reeds oonigo pakjes ver kocht, maar de winst hierop was zoo I gering, dat er ternauwernood het kaarsje mee betaald kon worden. Hij liet echter niet den moed in de schoe nen zinken, en zong vroolijk door, Daar kwam een jonge man aan, j in een mooien mantel gebuid; hij stond stil en zei: Je zingt vaisch, ventje." Ik heb geen lessen gehad van uw leermeester in den zang, ant woordde de Jongen. Dit antwoord deed den onbekend© lachen. Hoe heet je? August August en verder? Ik heb geen anderen naam. Wat, heb je don geen ouders? Ik woon bij een oud© vrouw, die voor mij zorgt en die mij afranselt ais ik niet genoeg thuis breng Wordt je vanavond weer afge ranseld? vroeg het Jongmensch. Dat zou wel kun Den gebeuren, aJs u mij maar aan den praat houdt in plaats van mij mijn werk t© laten doen. En hij prees luid© zijn koopwaar aan, doch zonder gevolg, want d© koopers bleven weg. August keek den vreemden heer ongeduldig aan en zei op eenigszins wreveligen toon: Mijnbeer u brengt mij ongeluk aan. Waarom biedt ge mij uw koop waar niet aan? Omdat ik heel goed zie, zei Au gust, terwijl hij een zijdelingschen blik op d© prachtige bontjas wierp, dat u er niet iemand naar is, die zelf zijn kleeren in orde houdt. Wat doet dat er toe? Ik wil toch uw naalden wel hebben. August keek eens bij het flauwe schijnsel der kaars, wat de vreemde ling hem in de hand gestopt had en zag, dat het een goudstuk was. Neem, u maar alles wat ik bij mij heb, zei August vroolijk, en dlan ban ik u nog wel driemaal zooveel schuldig. Houd maar alles en zorgt er voor, dat je nooit meer vaisch zingt," zei de Jonge man. Mijnheer, hernam August, door u begint mijn fortuin. Zeg mij als het u blieft uw naam, opdat ik u later kan terugvinden. Dat is heusch niet noodig, zei de vreemdeling, maar August bleef zoo aandringen, dat hij hem eindelijk vertelde dat hij d© markies van St. Germain was. De keine jongen prentte zich dien naam goed in het geheugen, nam toen zijn mandje weer op en mom pelde: Ik zal het onthouden. Twintig jaar later kwam de mar kies van St. Germain uit den vreem de terug. Hij was als zoovele ande ren gedurende d© verschrikkelijke jaren der Fransche omwenteling naar Engeland gevlucht en toen hij in Frankrijk terugkwam, waren al zijn goederen verbeurd verklaard. Er waren echter nog enkele goederen, die hij zou kunnen terugkrijgen, maar dan moest hij een proces be ginnen en daarvoor miste hij het noo- dige geld. Hij had zich vruchteloos tot al zijn vrienden gewend, die hij vroeger soms dikwijls had bijgestaan ln zijn goeden ouden tijd; zij beloofden hem veel, maar hielden die beloften niet Eens zat hij treurig in zijn armoe dig kamertje, toen een prachtig rij tuig voor de deur stilhield en een Jonge man, die en elegant ge ld eed uitzag, aan zijn kamerdeur aanklop te. De markies deed zelf open en de vreemdeling vroeg, of hij met den mar kiss van St. Germain sprak. Toen de ze hierop bevestigend antwoordde, zei d© jonge man: Mijnheer, ik weet dat u gaarne een proces zoudt willen voeren, maar dat uw geüdmMdelen u dat op dit oo genblik niet toelaten. Ik verzoek u vriendelijk over mijn fortuin te be schikken. Mijnheer, viel do markies hem ten hoogste verwonderd in de rede, ik begrijp uw belangstelling in mij niet Ik heet August, herkent gij mij niet? De markies dacht na, maar hij her innerde zich den naam niet. Toen sprak de Jonge koopman over een goudstuk, dat de markies oens aan eon kleinen jongen had gegeven. Daarmee is mijn geluk begon nen, mijnheer, zei August. Met dat geld ben ik een winstgevonden han del begonnen en bezit nu op het oo genblik schatten. Daarom verzoek ik u dringend mijn aanbod aan te ne men en mij daardoor in de gelegen heid te stellen uw edelmoedigheid te vergelden. De markies nam de aangeboden hulp aan, won het proces, kwairweer ln het bezit van dat deel zijner goe deren, dat nog niet verkocht was en werd weer even rijk en gelukkig als voor twintig Jaar geleden. VROUWEN IN MANNEN KLEEREN. Voor het voorrecht, mannenklee- ran te morgen dragen, moeten de vrouwen in Frankrijk 15 tot 20 gulden belasting betalen. Hiermee is niet ge zegd, dat iedere vrouw, die het be talen van deze belasting ei" voor over heeft, mannen kleeren mag dragen. De regeering van Frankrijk kent dit recht slechts toe als een bewijs van erkentelijkheid voor bewezen dien sten en maakt er in den waren zin des woords een soort van decoratie van, die de vrouwen wordt toege kend, op dezelfde manier als men een man het legioen van eer toekent. De eenige vrouwen, wio liet voorrecht mannen kleeren te mogen dragen, tot nu toe is toegestaan, zijn de intus schen reeds gestorven Georges Sand, de beroemde schrijfster Rosa Bon- heur, de dierenschilderes Mad. Dicu- lafoy (de Perzische archaeologe), niad. Foucault, en twee vrouwelijke beeldhouwers, mad. Fourreau en La Jeanette. Hoe ijverzuchtig er in Frankrijk over het voorrecht, man- nenkleeren te mogen dragen ge waakt wordt, blijkt uit het geval, eenige jaren geleden voorgekomen met zekere madame de valsayre. Deze dame was bekend wegens de liefhebberij die zij er op na hield, om duels uit te vechten en zij had ook reeds verscheiden malen geprobeerd een zetel ln do Fransche Kamer te verwerven. Ze richtte boen aan de regeering het verzoek om verlof te bekomen voor het dragen van nmn- nenkleeren, het verzoek werd echter rondweg geweigerd. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 209, van Fernand Damiens. ld 0 1 g§g ife a Él Zwart schijven op 1. 3, 6. 7, 8, 9, 10, 14, 16, 18. 19. 20. 23. 24. 26 en 28 Wit schijven op 17, 27, 30, 32, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 45, 46, 47, 48 en 49 Probleem No. 210 van M. Meriau. 5 1» m jsH 26 m 36 as 46 V 4b 47 40 Wit Zwart schijven op 5, 6, 8, 9, 10, 11, Wit schijven op 17, 22, 23, '28, 29, Oplossing van Probleem No. 205, van den auteur Wit 32 - 28, 3-4 23, 50 - 45, 42 - 37. 39 - 33. 49 - 44, 48 10, 25 3 1 Oplossing van Probleem No. 206, van den auteur Wit 25 - 20, 37 - 31, 29 - 24, 24 4. 4 1 I Belde probleems zijn goed opgelost door de heeren R. Bouw, C. Dollé, P. J. Eype, Th. S. Germans, J. Jacobson Azn., W. H. dq Klerk, J. Lycklama, W. J. A. Matla, D. G. Koning, P. Ot- tolini, C. Serodini, F. Th. Tinueer, F. M. y. <L Wertf. 12, 20. 24. 25, 26. 30, 35 en S€ 33, 34. 37. 39. 40. 44. 47 en 50 Nogmaals heriuneren wij H.H. op lossers, dat uiterlijk des Dinsdags avonds de oplossingen ingeleverd moeten zijn, om voor punten in aan merking te komen. Oplossingen, dia den volgenden dag inkomen, worden beslist ter zijde gelegd. De Haarlemsehe Damclub houdt haar bijeenkomsten lederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in het Ge bouw „De Nijverheid", Jansstraat 85, aibier. Liefhebbers van hst damspel zijn daar steeds welkom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 14