BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
GROOTE HOUTSTRAAT 5o.
Kerstmis-Gedachte.
No. 813»
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'3 DAGBLAD KOST
fi.20 PES 8 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZWi
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
Pelgnocrs. Huistoiletten.
Modellen. Stoffen.
Modorno kapseis. Crèpe'e
Reeds menige mode-causerie was
gewijd aan do gekleede costuums en
zoowel wandel japonnen ais gezel-
•chaps-toiletten werden in den bree-
de besproken, zoodat mij op het oo-
genblik weinig meer rest dan de peig
noirs en huisjaponnen eens van na
derbij te beschouwen.
Reeds meermalen heb ik er op ge
wezen, dat de verstandige vrouw
haar todiet in buis niet mag veron
achtzamen. Het gaat immers niet aan
om alle zorg te besteden aan de tod-
letten, die men buitenshuis en voor
het oog van vreemden draagt en
daarvoor hen, die ons lief en dierbaar
zijn, te dien opzichte te verwaorloo-
zen? Ik wil hiermede volstrekt niet
zeggen, dat we onze gekleede toilet
ten in huis moeten dragen; verre van
dat, want het zou niet alleen onge
makkelijk en kostbaar zijn, maar ook
weinig bijdragen tot die intieme ge
zelligheid, welke van de vrouw des
huizes moet uitgaan en waarbij haar
toilet een voorname rol speelt.
In de eerste plaats komt het er op
aan voor onzo huisjaponnen geschik
te stoffen te kiezen, licht van tint,
soepel van weefsel en in harmonie
met onze gelaatskleur. De modellen
moeten er op berekend zijn, het fi
guur op baar voord eeligst te doen uit
komen.
Voor den eigenlijken peignoir, dien
men vóór of onmiddellijk na do kof
fietafel tegen een meer gekleedo huis
japon dient te verwisselen, wordt veel
al wollen- of katoen flanel gebezigd,
hetzij in effen kleuren of wel gestreept
ook de z.g. cachemire patronen zijn
zeer in zwang en hebben het voordeel
minder besmettelijk te zijn. Vooral1
jonge huismoeders met kleine kinde
ren, doen beter een gewerkte, dan oen
effen stof te nemen. De peignoirs
worden geheel aaneen gesneden, met
kimono-mouwen ingericht eu inet eeu
vierkanten- of shawlkraag afgewerkt;
een korte sleep mag aan den peignoir
niet ontbreken. Een aardig effect
wordt verkregen door een peignoir
van pompadour flanel af te werken
met een broeden biais van effen laken
in afstekende kleur. De jajiou wordt
dan in den rug eenige malen inge-
rimpeld ter hoogte van den taille, de
voorpanden vallen geheel recht; de
hals, die voor en achter in V-vorm is
uitgesneden, werkt men met den be
doelden biais af, die van voren recht
naar beneden loopt en tevens de slui
ting met gewone- of drukknoopen on
zichtbaar maakt.
Voor meer gekleede huistoilelten
heeft men de keuze tusschen rok en
taille of de z.g. „empire-japon". Men
kan de laatste van dun laken, cache
mire of fluweel vervaardigen. De
empire-modollen worden op het oogen
blik eenigszins gewijzigd en wel door
toevoeging van de z.g. „mousmee-
ceintuur", d.i. een ceintuur, zooals de
Japansche vrouwen die dragen.
Ze wordt bij voorkeur gedragen van
zwart liberty satijn en hoog boven de
taille gedrapeerd, om in den rug te
worden gestrikt met twee groote lus
sen, die tegen den rug op staan en
waarvan de lange einden lol aan den
rokzoom afhangen. Bij zulke modellen
behoort de half lange kiuiono-mouw
en een breeds omliggende shawlkraag
die met een kant of grolot franje
wordt afgewerkt.
Wanneer men de voorkeur aan een
fluweelen huisjapon geeft, moet deze
weer op andere wijze vervaardigd
worden. Het is zeer chic om de japon
met een breed voorpand te snijden,
zoodat de sluiting met één brande-
bourg op de linkerheup valt, op de
wijze, zooals men het dezen winter
veelal bij avondmantels aantreft. Op
de linkerheup onder de sluiting, word:
een geplooid zijden stuk ingezet., dat
ttan weerszijden met een guipure kant
in scherpe punten gegarneerd wordt.
Om den hals oen ruime fichu Maric-
Antoinetie, hetzij van zijde met een
afhangende kanten strook, of van
guipure laize.
Bij een gekleed huistoilet behoort
een zorgvuldig modern kapsel en de
meeste vrouwen zijn handig genoeg
om met de daarvoor benoodigde posti
che, zich smaakvol te kuppen. Het
komt mij echter niet overbodig voor
eens een extra woordje te wijden aan
die moderne kapsels en het benoodig
de materiaal.
In den regel vervoegt men zich bij
den eersten don besten coiffeur en
koopt of bestelt daar een kuif, rol of
crêpé, hoe men dat noemen wil. Die
rollen bestaan hoofdzakelijk uit het
z.g. crèpé en zijn gedekt met een dun
laagje golfhaar iu de natuurlijke
kleur'. Menige vrouw en jong meisje
ondervond reeds de schadelijke ge
volgen van het dragen van zulk een
crèpé, die door het broeien en het on
voldoende toetreden van lucht door
de poriën van de huid den haarwor
tel verzwakt en het haar doet uitval
len.
Aan haar, die daarvoor medische
hulp inriepen, werd geraden de crépé
af te schaffen, doch daarmede is dun
ook het moderne kapsel verdwenen.
Nu bracht een gelukkig toeval mij
dezer dagen in kennis met een posti-
cheur, die er in geslaagd is de mo
derne crêpé's te vervaardigen, ge-heel
en al zonder het schadelijke crépé en
uitsluitend bestaande uit natuurlijk
haar, in alle mogelijke modellen en
tegen matige prijzen.
Lezeressen, die hieromtrent nadere
bijzonderheden wenschen te verne
men, ben ik gaarne bereid volledig in
te lichten.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
DE MEERKOET.
Wie in den zomer en zelfs nog in
dezen tijd langs het Naardermeer
stoomt, wordt in het voorbijgaan vaak
vriendelijk gegroet door de groote
troepen zwemvogels en steltloopers,
waaronder evengoede zwemmers zijn,
die in do vredig kabbelende golfjes
van dit beschermde vogel parad ijs hun
rust'"' en hun genot, hun voedsel en
hun speelgoed zoeken.
Een vreemde combinatie zult ge
zeggen, maar als de broedtijd gaat
beginnen of als deze zware huiselijke
bezigheid achter den rug is wordt het
vogelleven gevuld mot pretmaken,
vechten, stoeien, droomen en met de
noodzakelijkste aller bezigheden het
eten.
Dit laatste ïs echter geen werk op
zich zelf.
Hot komt voor tusschen en na do
andere bedrijven en de regelmaat in
de maaltijden, waarvan onze hygiè-
nisten alle heil verwachten, wordt bij
hen niet ingevoerd, om de eenvoudige
reden, dut zij teveel van de omstan
digheden afhankelijk zijn.
Op het genoemde meer spelen de
meerkoeten een voorname rol. Daar
roeien ze met htm mooi gelobde tee-
nen vroolijk rond, vaak met een half
of heel dozijn vrienden en kennissen.
In zoo n groot aantal als bij Naar-
den komen do koeten hier in den om
trek natuurlijk niet voor, maar toch
zijn ze hier vaak genoeg te zien, soms
ia vereeniging met ile bronsgroene
waterhoentjes.
Dicht bij den bekenden zwanenvij
ver, rechts van den Blocmcndaolschen
weg, scharrelen zij iederen dag rond.
A1 op honderde meters afstand zijn
zij dadelijk van onze waterhennetjes,
te onderscheiden door hun in 't oog
loopende witte vlek op het voorhoofd.
Maken wij weinig leven, dan zijn
de koeten vrij dicht te naderen en
dan kunnen we hun vroolijke stoei
partijtjes gemakkelijk volgen.
Eens heb ik er een paar bezig ge
zien in de bekende Soksenburgerkom
in het Bloemendaalsche bosch.
Of hel. een echtpaar op de huwelijks-
lis was of dat ze toevallig hier bij
een waren was moeilijk uit te maken
maar zoo oogenschijnlijk heers elite
er de grootste vrede.
Ze hielden een wedstrijd in het
stelen. De een had een zilverblank
vischje uit het minder helder gekleur
de nat opgediept en nummer twee
trachtte er ook zijn deel van te krij
gen.
Noem dat maar den grootsten vre
de, zult ge zeggen. Op die manier be
staat er onder de menschen ook altijd
de grootste harmonie; maai' toch houd
ik het vol, want de manier waarop
het gebeurde, sloot iedere gedachte
aan twist buiten.
De eigenaar van het vischje moest
zijn vangst weldra afstaan aan zijn
collega.
Dit gebeurde zonder eenige moeite,
maai- nauwelijks was de dief met een
paar stevige slagen weggezwommen
of hij moest op dezelfde manier het
geschuilde slachtoffer afstaan. De uit
bundige vroolijkheid van iiet tweetal
hield een minuut of tien aan en werd
slee lila verstoord d oor een groote
kraai, die vlug wiekend over het vij
vertje vloog.
Niet altijd echter zijn de koeten ge
neigd tot spel en vroolijkheid. Soms
zetten ze hun dik, vettig vederkleed
bolrond uit, trekken den witgekroon-
den kop wat in, dragen aaD één poot
al het werk op, om ziin collega wat
rust l.o gunnen en gaan zoo aan hun
filosophische neigingen bot vieren.
Wat er dan onder dat witte vlekje
rondgaat is moeilijk to zeggen. Wij
weten, trots al onze vogelstudies, nog
zoo heel weinig van de dieren. Hun
motieven kennen wij niet en daardoor
begrijpen wij lang niet alle uitingen.
Heeft de bespiegeling van onzen
koet een kwartiertje geduurd, dan
komt de opgetrokken poot weer voor
den dag en waardig stapt hij nu naar
den waterkant, om in het frissche nat
wat oudere indrukken op te doen.
Evenals de eenden zoekt hij ook
graag zijn voedsel tusschen het kroos.
Onnoemelijke aantallen kleine
diertjes die tusschen deze plantjes le
ven, worden dan naar binnen ge
werkt
Af en toe 6telt hij een onderzoek in
onder de wateroppervlakte. Al wordt
hij systematisch niet tot de zwemvo
gels gerekend, toch roeit en duikt hij
evengoed als deze groop van dieren.
Zijn teonen, die een respectabele
lengte hebben, stellen hem in staat
aan den drassigen kant te loopen en
door hun verbreeding doen zij ge
makkelijk dienst als roeiriemen. Aan
weerszijden zijn zij getooid met ge
golfde vliezen wat aan hot zwemmen
ten ttoode komt ep bij het loopen niet
zoo hinderlijk is ais de breede huid»
lappen tusschen de teenen der een
den pooten.
Zoo vlug als de dieren zwemmen
zoo gebrekkig vliegen ze, al overtref
fen ze daarin dan ook onzo tamme
eenden en kippen.
Met uilige strekten hals en schuin
omlaag gehouden pooten vliegen ze
over het water oh blij zij ze als ze
wat verder of weer kunnen neerstrij
ken. Even glipperen de pooten over
het nat en met een vaartje schiet het
zware ronde, lichaam nog een eindje
vooruit
In 't voorjaar, als er voedsel in over
vloed is, zoeken de mannetjes een
Dulcinea uit. Kleine vechtpartijtjes
onder de mannetjes zijn dan voortdu
rend aan <le orde en af en toe wor
den de wijfjes er zelfs in betrokken.
Heeft de aangebedene haar zinnen
op een der galante ridders gezet, dan
trekken ze er van door en beginnen
dan een vrij onbelangrijk maar doel
matig nest te bouwen van riet en
grassprieten, die in hun omgeving al
tijd genoeg zijn te vinden.
Tusschen het riet of aan den water
kant wordt de woning gevestigd en
weldra zit het koetenwijfje haar eitjes
to koesteren.
De Jongen roeien al heel gauw met
de zorgzame mama rond en als wij
hen dan te zien krijgen, wat intus-
schen niet gemakkelijk gaat in zoo'n
lijd. is de koetenfamilie een ware
idylle.
Vroolijk stoeiend dartelen de kleine
donsbolletjes over het spiegelvlak en
eerst als ze zelf uon huiselijk geluk
gaan denken, scheiden de broertjes
en zusjes om een nieuwe familie te
stichten.
H, PEUSENS.
VREDE OP AARDE.
V r e d e... Vrede, zij op d'aarde! Zong een Eng'lenkoor,
In de velden Efratha, op 's werelds grootsten dag.
Bede... Boodschap... Sterker: een bevel, gegeven door
God, den hoogsten Koning, Wiens gebod men velgen mag.
Bijna twintig eeuwen zijn vergleden, heengesneld...
't Menschdom heet beschaafd- We pochen, roemen onze macht:
d'Elementen overwonnen, ónder ons gesteld.
Stoornen, seinen, vliegenWonderwerk door ons gedachtl
Maarnog altijd heerscht de oorlog, als een gruw'lijk kwaad!
Héél modern Is 't matriaal, bestemd tot strijden:
Reuzen-oorlogsschepen, kanon, bom, geweer, granaat...
Veel verzwaard ls 't leed, van die door d'ooriog lijden!
Dwaze menschen luistert eindTlijik toch naai- "t hoog gebod:
Vrede zij op d'aarde! Zoo klonk 't van den troon van God.
't EEUWIG LICHT.
Somber, "t kilte doodskleed "omgeslagen,
Treurt de aarde. Bosch en veld, beroofd
Van de trotsche zomerweelde, klagen
"t Wreed verlies. Ai 't leven ras gedoofd...
Lange nachten. Korte, donk "re, dagen.
Die geen enkel sprankje gulden licht
Bannend '1 droevig, "klamme, schemer zagen
Stralen van de kroon van 't dag-gezicht.
Onverwacht, das nachts, in 't zwijgend duister.
Breekt de hemel open. Juichend daalt.
Door heilig licht omkransd, in luister,
d'Englbenrei, die Christus' komst verhaalt
Kerstfeest! In den winter aangericht:
Profetie van 't Leven, 't Eeuwig Licht
Haarlem, December '10. C. J. v. T.
Kerstfeest.
Sedert eenige jaren was haar man
reeds overleden. Spaarzaam en netjes
hadden ze altijd iu hun stand geleefd
en zoodoende had zij een spaarduitje
over kunnen leggen, om zich in be
narde omstandigheden te kunnen red
den. Rooskleurig waren de eerste ja
ren van hun huwelijksleven en geen
klacht van eenige be toeken is vergalde
hun huiselijk geluk. Een jongetje en
een meisje brachten vroolijkheid aan
den huiselijken haard, waar zij zich
zoo knusjes en aangenaam gevoolden.
Wat was 't heerlijk, dat Kerstfeest,
toen allen om den verlichten kerst
boom feest vierden!
Na eenige jaren kwam de groote
slag: de kleine Piet was reeds zeven
jaar, het jongere zusje, tenger en
zwak, leed veel door de ziekte die va
der aan bet bed hield gebonden cd
hem wis en zeker na een maanden
lang lijden naar hot graf hielp.
De winter kwam in het land,
eu mei. de koude en grimmige
winden verdwenen de koesterende
zonnestraaltjes, <lie den zieke zoo
goed deden, en hot gebrek aan de zon,
de eentonige, verdrietige natuur, waar
in do plant eu het onbeschutte dierlijk
leven afstierf, misten ook haar in
vloed niet op den zwakken man, die
niet veel meer van den winter beleef
de, maar weldra het tijdelijke met het
eeuwige verwisselde. En het teere
dochtertje kwijnde nu ook weg, nu
het vader miste konden moeder en
broer die leegte niet aanvullen, het
brooze kinderlichaompje weerstond
het verlangen naar beter leven, naar
bet oord, waar Mar lotje meende, dat
nu ook vader was, niet lang. Eenzelf
de kwaal, de borstkwaal, die vader
wegnam- tastte ook liet meisje aan.
dat een maand naderhand op het
kerkhof dicht bij vader kwam te lig
gen
En voor de tweede maal werd er
een doode uit het huis gedragen, en
nu volgden er maai- twee den eer
sten lijkstoet drie de baar van een
jeugdige doode. De weduwe Kens ging
met baar zoontje troosteloos huis
waarts, en de weinige familieleden
vergezelden haar.
Moeder en zoon waren nu nog
leen, het warme, geestkrachtige fami
lieleven van weleer was uitgedoofd,
en de weinige sprankels van liefde
vuur van moeder tot zoon en omge
keerd, konden het familiegenot van
vroeger niet meer zoo zeer warmen,
dat nlie koude, die deze leegte in
huis veroorzaakte, verdreven werd.
De weduwe moest nu voor haar
Piet het brood verdienen. De spaar
duitjes waren door de ziekte van va
der en (Maxielje grootendeels ver
slonden en hot kleine overschot, dat
nog voorhanden was, werd door moe
dei' en zoon weldra opgeteerd.
Armoede stond voor de deur. De
vrouw moest toch wat doen, om den
honger builen dc deur te houden. Wat
te doen? Ja, er zat niets anders op
dan door costuums en ondergoed ma
ken iu haar onderhoud te voorzien
Maar hoe ging dat? Om zelfstandig
op to treden, had zij zich niet ge
noegzaam op het naaistersvak toege
legd, eigenhandig zou zij nooit een
modieus kleed kunnen afleveren, De
eischen, daarvoor gesteld, waren zoo
hoog, en voor een niet goed bedreten
naaister sleolit loonend. Vanzelf be
landde zij nu bij eon groote winkel
zaak, waarvoor zij witte ondergoede
ren kon maken, die liaaa- per stuk be
taald werden. Ongewoon heel vlug
naaiwerk te verrichten, bracht zij het
niet rot veel stuks per week, wat ge
lijk stond met het ontvangen van een
ontoc'-itkeud weekloon, om haar 'eri
haar zoontje te kunnen onderhouden.
Bij een goedige dome, die haar eens
per week aan haar huis liet komen,
om haar hot huisnaaiwerk te laten
verrichten, verdiende zij wat meer,
maar toch waren alle wekolijksche
verdiensten lang niet voldoende óm
aan alle huiselijke behoeften te vol
doen.
Reeds was zij moeten verhuizen van
baar eerst gezellige woning naar een
dakkamertje, maar ook de huur van
dit laatste nederige verblijf ging haar
geldelijke krachten te boven. Bakker
en groenteboer kon ze nog geregeld
dank zij uiterste spaarzaamheid beta
len, een slager kwam zelden of nooit
meer aan huis en de zolderkamerver-
huurder had reeds eenige weken van
haai- te goed. Een beetje geduld had
do verhuurder wel, maar toen de
huurschuld to hoog steeg, dreigde hij
met maatregelen van op straat zotten
meubelvcrkoop'.
De nood steeg, zij was haast buiten
raad en werkte zich iederen avond en
dag slapensmoede aan de vervaardi
ging van kleediugstukken. Maar wat
zij ook verdiende, bakker en groente-
koopman slokten alle karige verdien
sten op en de huurschuld steeg met
de week en was tot twintig gulden
opgeklommen.
Daar kwam zekeren dag een briefje
van den huiseigenaar met dezen
korten, veel zeggenden inhoud:
Juffrouw
Langer kan ik niet op uw huur
schuld. wachten. Ik moei ook de
verplichtingen jegens mijn geld
schieters nakomen en heb geld noo-
dig. Zoo u deze week niet kunt be
talen, zie ik mij genoodzaakt, u de
hum- op te zeggen.
J. BOUWERS.
Zij was als verpletterd. In den win
ter met Kerstmis, op straat gezet te
worden, zonder onderdak te zijn,
koude te moeten lijden met haar lie
ven Piet, oh, wat drukte die duistere
toekomst haar zwaar, kon zij dat nood
lot maar afweren, kon ze maar eenig
geld verdienen, doch hoe? Zij werkte
dien dag met. koortsachtigen haast en
slaagde er in een ponnetje voor deri
groot-en winkel meer te maken. Wat
baatte evenwel zoo'n paar dubbeltjes
meer, waar zij guldens schuld bad.
Den volgenden morgen den
da gvoor Kerstmis gut zij
haar zoontje het laatste stuk witte
brood, zij zelf stelde zich tevreden met
een harde korst roggebrood. Zij kleed
de haar Piet zoo netjes mogelijk aan,
voor de Kerstfeestviering der Zon
dagsschool, waar haar fiinke, vlijtige
jongen gewis niet zonder belooning
vandaan zou komen.
Piet, blijf vanmiddag maar over
op school; als je een groeten prijs
voor Kerstfeest gekregen hebt, kom
't me dan even vertellen bij mevrouw
Goeds, in de Hoogstraat, waar ik
vandaag moet gaan werken. Nu, goed
oppassen, vent. Zul je dat doen? vroeg
zij met betraande oogen.
Zeker, moeke, ik pas immers al
tijd goed op, en leer zoo flink, dat de
dames me altijd iets extra's geven,
hernam de kleine, tevreden lachend.
Ja, Ik weet het wel, je bent een
brave jongen, en doet je moeder nooit
verdriet aan. Nu Piet, wees voorzich
tig op straat en ga recht door naar
school, hoor vent. En meteen kuste
ze haar lieveling op het voorhoofd
leidde hem naar buiten.
De moeder bleaf alleen achter in
haar schamel dakkamertje, veegde
den kalon vloer, deed eenige kleine
huiswerkjes af en viel toen op een
stoel neer, met het dreigbnefje in de
hand. Zij las en herlas liet, ja het
stond er, voldeed zij de schuld niet,
dan kwam zij op straat 1.e slaan. En
zij had niets: op haar doodeenvoudige
meubeltjes kon zij geen geld ten
minste niet genoeg krijgen, haar
weinig goud en zilver sierwerk was
sinds lang verpand. Waar vandaan
dan geld gehaald? Meer werken dan
zij nu reeds deed, kon zij niet, en
bakker noch kruidenier schonken
haar eenig crediet. En wanneer zij
dat alles overdacht, welden weldra
de tranen in haar oogen en biggelden
over haar ingevallen wangen.
Het noodlottig briefje verfrommelde
ze in haai' hand en stak het in haar
zak, want niet gaarne zou ze hebben
dat iemand buiten haar wist, in welke
benarde omstandigheden zij verkeer
de. Niemand mocht het briefje vin
den
Zooveel mogelijk de sporen van
haar droefheid wegwisschend, verliet
zij haai- dakkamertje om zich naar
haar werkhuis in de Hoogstraat te
spoeden.
Daar gekomen deed zij juist, alsof
haar niets hinderde, en geen droef lot
haar boien het hoofd hing. Wat de
goedige mevrouw haar inlichtte te
doen. volbracht ze gewillig en zat
weldra druk aan den arbeid, ter
wijl mevrouw Goeds in de huis
kamer een en ander rangschikte.
Er werd aan de deur geklopt en de
dienstbode kwam binnen met de
dedeeliug:
Mevrouw, de slager hoeft de
weekrekening aangeboden, en wacht
in de gang.
Oh, ik kom aanstonds bij hem,
ik zal persoonlijk met hem afrekenen
was mevrouws antwoord. Zij haalde
uit de lade eenig geld en spoedde zich
naai- de gang, terwijl ze in haar
haasthoid de lade liet openstaan.
Vrouw Ilcns had van het werkka
mertje uit het gesprek gehoord, had
gezien hoe haar mevrouw het geld uit
de lade gekregen had en daarna was
mevrouw door haar kamertje geko
men en had haar nog vriendelijk ge
groet. Een tijdje bleef de eigenaresse
weg en de weduwe dacht aan haar
huurschuld, terwijl haar zinnen te
vens bij die geldlade en het klinkende
goud en zilver waren. Vanwaar zal
zij geld halen?
Een booze gedachte kwam in haar
p. Zou ze niet., daar in de lade...
Neen, dat mocht niet, dat was oneer
lijk, zou haar voor den rechter kun
nen brengen.... En dan haar zoontje
zou het kind van een dievegge wor
den... noen, dat ware ondragelijk,
dan liever armoede, honger lijden....
Als ze geen geld had, werd ze haar
dakkamertje uitgezet en dat in dit
gure jaargetijde. Zij haalde het dreig-
briefje, dat geheel verkreukeld was,
uit haar kleed, bleef er op staren én
kijken, dacht er over na, wierp het
stukje papier werktuigelijk op haar
stoel en zuchtte.
Ik moet wel, ik waag het. Ik wil
niet op straat gezet worden.... en
even vlug als haar gedachte was,
vloog zij op, opende behoedzaam ver
der de deur en trad de huiskamer
binnen. Angstig, zenuwachtig keek zij
rondom zich, of er ook iemand was,
die haar begluurde, maar zij zag noch
merkte iets. Zij trad op de lade toe,
keek waar het geld lag en stak haar
hand bevend uit Het zilver rinkelde
bij die aanraking, zij schrok er van
en ontstelde, maar toch tastte zij
door en had weldra acht rijksdaal
ders, juist twintig gulden: haar huur
schuld in de trillende vingers. Het
was alsof het geld haar tusschen de
vingers brandde, zij durfde nog niet
goed, zij schrok voor den diefstal te
rug en dacht weer aan de rechtbank
aan haar Piet, die met haar zou ont-
eerd worden, door dezen diefstal. Zij
■ergal haar omgeving, vergat zich
zelf, en alles, wat om haar was en
merkte zoodoende niet, dat mevrouw
was teruggekeerd en door de reet van
de deur alles gadesloeg. Zij was ge
tuige van dien strijd van die vrouw,
zij zag haar talmen tusschen haar
beter gevoel en de zucht naar geld en
aanschouwde de overwinning van
haar naaister op den boozen demon,
den geldduivel, dfe haar haast tot val
had gebracht. Tevergeefs spande me
vrouw Goeds haar gedachten in, wat
die weduwe toch kon aansporen, op
zoo'n gevaarlijke wijze haar eerlijk
heid op de proef te stellen.
Zij had immers altijd als doodeer
lijk gekend en tevergeefs pijnigde zij
haar gel leugen, tot haar oog viel op
het half gescheurde briefje van do
weduwe Kens, dat op haar stoel was
blijven liggen en het bewuste dreig-
briefje van den huisbaas was.
Nu begreep ze alles, en was over-
tuigd, dot. hulp moest geboden wor
den aan deze huisarine, die voor haar
armoede niet openlijk was uitgeko
men uit slechtbegrepen eergevoel.
Mevrouw Goeds deed juist alsof er
niets gebeurd was, liet het briefje lig
gen, waar zij het gevonden had en
verwijderde zich snel.
De arme weduwe, afgemat door dea
strijd van zooeven, liep als gebroken
naar het werkkamertje terug en
staarde met matte oogen, waarin
groot leed lag, voor zich uit.
Een luid gescnel van de huisbel
deed plotseling alle huisgenooten op
schrikken.
De keukenmeid, uit haar werkzaam
heden opgeroepen bij dat luidruchtig
belgeklingel spoedt zich naar de huis
deur om open te doen voor.... een
jongen snaak, een klein schoolbroekje.
De meid staat er van te kijken, wat
doet die jongen nu hier en zij heeft
nog geen tijd gehad om te vragen wat
hij inoet hebben, of de kleine roept
haar al tegen:
Juffrouw, is mijn moeke ook
hier?
Jouw moeder? ventje. Maar wie
bedoel je dan? hernam de meid ver
wonderd.
Wel moeke, die hier aan huis,'
goed maakt Juffrouw Rens, kent u
die niet? vroeg de kleine naief.
Oh, is de huisnaaister, jouw
moeder? Ja. ventje, die is hier. Moet
je haar hebben? Zal ik ze even roe--
pen? Is er bij jullie thuis iets niet
goed? nieuwsgierigde de meid.
Neen, ik moet moeke zelf hel)
ben, kijk eens, dit moet moe zien....
meteen hief de jongen zijn hand
waarin hij een mooi leesboek
hield al zeggende: Kijk, dat is mijd
prijs.
Oh, zoo. Kom dan maar gauw
even mee, dan zal ik je bij jouw moe
der brengen. Maak nu niet te veel la
waai, jongen, anders komt mevrouw
er nog bij te pas.
Zij ging met den blijden Piet do
gang door, en deze huppelde haar op
getogen achterna, hoog in de wolken
zijn moeder te kunnen verrassen.
Ternauwernood was hij in de ka
mer, waai' zijn moeder naaide, of hij
vloog op haar toe, kuste haar warm
op de -wang, al schreeuwende:
Moeke, moe... zie eens, wat een
mooi Kerstgeschenk.
Do weduwe, voor een oogenblik al
haar leed vergetende, omhelsde haar
lieveling .liefkoosde hem en bekeek
Pict's boek om en om kon er haat
roodgeschreide oogen van straks maar
niet genoeg aan laten te gast gaan.
Er kwam meer licht in die droeve
trekken van zooeven. die zwarte
schaduw verdween van haar voor-