BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD GROOTE HOUTSTRAAT 5o. Kerstmis-Gedachte. No. 813» DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'3 DAGBLAD KOST fi.20 PES 8 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZWi ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen Pelgnocrs. Huistoiletten. Modellen. Stoffen. Modorno kapseis. Crèpe'e Reeds menige mode-causerie was gewijd aan do gekleede costuums en zoowel wandel japonnen ais gezel- •chaps-toiletten werden in den bree- de besproken, zoodat mij op het oo- genblik weinig meer rest dan de peig noirs en huisjaponnen eens van na derbij te beschouwen. Reeds meermalen heb ik er op ge wezen, dat de verstandige vrouw haar todiet in buis niet mag veron achtzamen. Het gaat immers niet aan om alle zorg te besteden aan de tod- letten, die men buitenshuis en voor het oog van vreemden draagt en daarvoor hen, die ons lief en dierbaar zijn, te dien opzichte te verwaorloo- zen? Ik wil hiermede volstrekt niet zeggen, dat we onze gekleede toilet ten in huis moeten dragen; verre van dat, want het zou niet alleen onge makkelijk en kostbaar zijn, maar ook weinig bijdragen tot die intieme ge zelligheid, welke van de vrouw des huizes moet uitgaan en waarbij haar toilet een voorname rol speelt. In de eerste plaats komt het er op aan voor onzo huisjaponnen geschik te stoffen te kiezen, licht van tint, soepel van weefsel en in harmonie met onze gelaatskleur. De modellen moeten er op berekend zijn, het fi guur op baar voord eeligst te doen uit komen. Voor den eigenlijken peignoir, dien men vóór of onmiddellijk na do kof fietafel tegen een meer gekleedo huis japon dient te verwisselen, wordt veel al wollen- of katoen flanel gebezigd, hetzij in effen kleuren of wel gestreept ook de z.g. cachemire patronen zijn zeer in zwang en hebben het voordeel minder besmettelijk te zijn. Vooral1 jonge huismoeders met kleine kinde ren, doen beter een gewerkte, dan oen effen stof te nemen. De peignoirs worden geheel aaneen gesneden, met kimono-mouwen ingericht eu inet eeu vierkanten- of shawlkraag afgewerkt; een korte sleep mag aan den peignoir niet ontbreken. Een aardig effect wordt verkregen door een peignoir van pompadour flanel af te werken met een broeden biais van effen laken in afstekende kleur. De jajiou wordt dan in den rug eenige malen inge- rimpeld ter hoogte van den taille, de voorpanden vallen geheel recht; de hals, die voor en achter in V-vorm is uitgesneden, werkt men met den be doelden biais af, die van voren recht naar beneden loopt en tevens de slui ting met gewone- of drukknoopen on zichtbaar maakt. Voor meer gekleede huistoilelten heeft men de keuze tusschen rok en taille of de z.g. „empire-japon". Men kan de laatste van dun laken, cache mire of fluweel vervaardigen. De empire-modollen worden op het oogen blik eenigszins gewijzigd en wel door toevoeging van de z.g. „mousmee- ceintuur", d.i. een ceintuur, zooals de Japansche vrouwen die dragen. Ze wordt bij voorkeur gedragen van zwart liberty satijn en hoog boven de taille gedrapeerd, om in den rug te worden gestrikt met twee groote lus sen, die tegen den rug op staan en waarvan de lange einden lol aan den rokzoom afhangen. Bij zulke modellen behoort de half lange kiuiono-mouw en een breeds omliggende shawlkraag die met een kant of grolot franje wordt afgewerkt. Wanneer men de voorkeur aan een fluweelen huisjapon geeft, moet deze weer op andere wijze vervaardigd worden. Het is zeer chic om de japon met een breed voorpand te snijden, zoodat de sluiting met één brande- bourg op de linkerheup valt, op de wijze, zooals men het dezen winter veelal bij avondmantels aantreft. Op de linkerheup onder de sluiting, word: een geplooid zijden stuk ingezet., dat ttan weerszijden met een guipure kant in scherpe punten gegarneerd wordt. Om den hals oen ruime fichu Maric- Antoinetie, hetzij van zijde met een afhangende kanten strook, of van guipure laize. Bij een gekleed huistoilet behoort een zorgvuldig modern kapsel en de meeste vrouwen zijn handig genoeg om met de daarvoor benoodigde posti che, zich smaakvol te kuppen. Het komt mij echter niet overbodig voor eens een extra woordje te wijden aan die moderne kapsels en het benoodig de materiaal. In den regel vervoegt men zich bij den eersten don besten coiffeur en koopt of bestelt daar een kuif, rol of crêpé, hoe men dat noemen wil. Die rollen bestaan hoofdzakelijk uit het z.g. crèpé en zijn gedekt met een dun laagje golfhaar iu de natuurlijke kleur'. Menige vrouw en jong meisje ondervond reeds de schadelijke ge volgen van het dragen van zulk een crèpé, die door het broeien en het on voldoende toetreden van lucht door de poriën van de huid den haarwor tel verzwakt en het haar doet uitval len. Aan haar, die daarvoor medische hulp inriepen, werd geraden de crépé af te schaffen, doch daarmede is dun ook het moderne kapsel verdwenen. Nu bracht een gelukkig toeval mij dezer dagen in kennis met een posti- cheur, die er in geslaagd is de mo derne crêpé's te vervaardigen, ge-heel en al zonder het schadelijke crépé en uitsluitend bestaande uit natuurlijk haar, in alle mogelijke modellen en tegen matige prijzen. Lezeressen, die hieromtrent nadere bijzonderheden wenschen te verne men, ben ik gaarne bereid volledig in te lichten. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven DE MEERKOET. Wie in den zomer en zelfs nog in dezen tijd langs het Naardermeer stoomt, wordt in het voorbijgaan vaak vriendelijk gegroet door de groote troepen zwemvogels en steltloopers, waaronder evengoede zwemmers zijn, die in do vredig kabbelende golfjes van dit beschermde vogel parad ijs hun rust'"' en hun genot, hun voedsel en hun speelgoed zoeken. Een vreemde combinatie zult ge zeggen, maar als de broedtijd gaat beginnen of als deze zware huiselijke bezigheid achter den rug is wordt het vogelleven gevuld mot pretmaken, vechten, stoeien, droomen en met de noodzakelijkste aller bezigheden het eten. Dit laatste ïs echter geen werk op zich zelf. Hot komt voor tusschen en na do andere bedrijven en de regelmaat in de maaltijden, waarvan onze hygiè- nisten alle heil verwachten, wordt bij hen niet ingevoerd, om de eenvoudige reden, dut zij teveel van de omstan digheden afhankelijk zijn. Op het genoemde meer spelen de meerkoeten een voorname rol. Daar roeien ze met htm mooi gelobde tee- nen vroolijk rond, vaak met een half of heel dozijn vrienden en kennissen. In zoo n groot aantal als bij Naar- den komen do koeten hier in den om trek natuurlijk niet voor, maar toch zijn ze hier vaak genoeg te zien, soms ia vereeniging met ile bronsgroene waterhoentjes. Dicht bij den bekenden zwanenvij ver, rechts van den Blocmcndaolschen weg, scharrelen zij iederen dag rond. A1 op honderde meters afstand zijn zij dadelijk van onze waterhennetjes, te onderscheiden door hun in 't oog loopende witte vlek op het voorhoofd. Maken wij weinig leven, dan zijn de koeten vrij dicht te naderen en dan kunnen we hun vroolijke stoei partijtjes gemakkelijk volgen. Eens heb ik er een paar bezig ge zien in de bekende Soksenburgerkom in het Bloemendaalsche bosch. Of hel. een echtpaar op de huwelijks- lis was of dat ze toevallig hier bij een waren was moeilijk uit te maken maar zoo oogenschijnlijk heers elite er de grootste vrede. Ze hielden een wedstrijd in het stelen. De een had een zilverblank vischje uit het minder helder gekleur de nat opgediept en nummer twee trachtte er ook zijn deel van te krij gen. Noem dat maar den grootsten vre de, zult ge zeggen. Op die manier be staat er onder de menschen ook altijd de grootste harmonie; maai' toch houd ik het vol, want de manier waarop het gebeurde, sloot iedere gedachte aan twist buiten. De eigenaar van het vischje moest zijn vangst weldra afstaan aan zijn collega. Dit gebeurde zonder eenige moeite, maai- nauwelijks was de dief met een paar stevige slagen weggezwommen of hij moest op dezelfde manier het geschuilde slachtoffer afstaan. De uit bundige vroolijkheid van iiet tweetal hield een minuut of tien aan en werd slee lila verstoord d oor een groote kraai, die vlug wiekend over het vij vertje vloog. Niet altijd echter zijn de koeten ge neigd tot spel en vroolijkheid. Soms zetten ze hun dik, vettig vederkleed bolrond uit, trekken den witgekroon- den kop wat in, dragen aaD één poot al het werk op, om ziin collega wat rust l.o gunnen en gaan zoo aan hun filosophische neigingen bot vieren. Wat er dan onder dat witte vlekje rondgaat is moeilijk to zeggen. Wij weten, trots al onze vogelstudies, nog zoo heel weinig van de dieren. Hun motieven kennen wij niet en daardoor begrijpen wij lang niet alle uitingen. Heeft de bespiegeling van onzen koet een kwartiertje geduurd, dan komt de opgetrokken poot weer voor den dag en waardig stapt hij nu naar den waterkant, om in het frissche nat wat oudere indrukken op te doen. Evenals de eenden zoekt hij ook graag zijn voedsel tusschen het kroos. Onnoemelijke aantallen kleine diertjes die tusschen deze plantjes le ven, worden dan naar binnen ge werkt Af en toe 6telt hij een onderzoek in onder de wateroppervlakte. Al wordt hij systematisch niet tot de zwemvo gels gerekend, toch roeit en duikt hij evengoed als deze groop van dieren. Zijn teonen, die een respectabele lengte hebben, stellen hem in staat aan den drassigen kant te loopen en door hun verbreeding doen zij ge makkelijk dienst als roeiriemen. Aan weerszijden zijn zij getooid met ge golfde vliezen wat aan hot zwemmen ten ttoode komt ep bij het loopen niet zoo hinderlijk is ais de breede huid» lappen tusschen de teenen der een den pooten. Zoo vlug als de dieren zwemmen zoo gebrekkig vliegen ze, al overtref fen ze daarin dan ook onzo tamme eenden en kippen. Met uilige strekten hals en schuin omlaag gehouden pooten vliegen ze over het water oh blij zij ze als ze wat verder of weer kunnen neerstrij ken. Even glipperen de pooten over het nat en met een vaartje schiet het zware ronde, lichaam nog een eindje vooruit In 't voorjaar, als er voedsel in over vloed is, zoeken de mannetjes een Dulcinea uit. Kleine vechtpartijtjes onder de mannetjes zijn dan voortdu rend aan <le orde en af en toe wor den de wijfjes er zelfs in betrokken. Heeft de aangebedene haar zinnen op een der galante ridders gezet, dan trekken ze er van door en beginnen dan een vrij onbelangrijk maar doel matig nest te bouwen van riet en grassprieten, die in hun omgeving al tijd genoeg zijn te vinden. Tusschen het riet of aan den water kant wordt de woning gevestigd en weldra zit het koetenwijfje haar eitjes to koesteren. De Jongen roeien al heel gauw met de zorgzame mama rond en als wij hen dan te zien krijgen, wat intus- schen niet gemakkelijk gaat in zoo'n lijd. is de koetenfamilie een ware idylle. Vroolijk stoeiend dartelen de kleine donsbolletjes over het spiegelvlak en eerst als ze zelf uon huiselijk geluk gaan denken, scheiden de broertjes en zusjes om een nieuwe familie te stichten. H, PEUSENS. VREDE OP AARDE. V r e d e... Vrede, zij op d'aarde! Zong een Eng'lenkoor, In de velden Efratha, op 's werelds grootsten dag. Bede... Boodschap... Sterker: een bevel, gegeven door God, den hoogsten Koning, Wiens gebod men velgen mag. Bijna twintig eeuwen zijn vergleden, heengesneld... 't Menschdom heet beschaafd- We pochen, roemen onze macht: d'Elementen overwonnen, ónder ons gesteld. Stoornen, seinen, vliegenWonderwerk door ons gedachtl Maarnog altijd heerscht de oorlog, als een gruw'lijk kwaad! Héél modern Is 't matriaal, bestemd tot strijden: Reuzen-oorlogsschepen, kanon, bom, geweer, granaat... Veel verzwaard ls 't leed, van die door d'ooriog lijden! Dwaze menschen luistert eindTlijik toch naai- "t hoog gebod: Vrede zij op d'aarde! Zoo klonk 't van den troon van God. 't EEUWIG LICHT. Somber, "t kilte doodskleed "omgeslagen, Treurt de aarde. Bosch en veld, beroofd Van de trotsche zomerweelde, klagen "t Wreed verlies. Ai 't leven ras gedoofd... Lange nachten. Korte, donk "re, dagen. Die geen enkel sprankje gulden licht Bannend '1 droevig, "klamme, schemer zagen Stralen van de kroon van 't dag-gezicht. Onverwacht, das nachts, in 't zwijgend duister. Breekt de hemel open. Juichend daalt. Door heilig licht omkransd, in luister, d'Englbenrei, die Christus' komst verhaalt Kerstfeest! In den winter aangericht: Profetie van 't Leven, 't Eeuwig Licht Haarlem, December '10. C. J. v. T. Kerstfeest. Sedert eenige jaren was haar man reeds overleden. Spaarzaam en netjes hadden ze altijd iu hun stand geleefd en zoodoende had zij een spaarduitje over kunnen leggen, om zich in be narde omstandigheden te kunnen red den. Rooskleurig waren de eerste ja ren van hun huwelijksleven en geen klacht van eenige be toeken is vergalde hun huiselijk geluk. Een jongetje en een meisje brachten vroolijkheid aan den huiselijken haard, waar zij zich zoo knusjes en aangenaam gevoolden. Wat was 't heerlijk, dat Kerstfeest, toen allen om den verlichten kerst boom feest vierden! Na eenige jaren kwam de groote slag: de kleine Piet was reeds zeven jaar, het jongere zusje, tenger en zwak, leed veel door de ziekte die va der aan bet bed hield gebonden cd hem wis en zeker na een maanden lang lijden naar hot graf hielp. De winter kwam in het land, eu mei. de koude en grimmige winden verdwenen de koesterende zonnestraaltjes, <lie den zieke zoo goed deden, en hot gebrek aan de zon, de eentonige, verdrietige natuur, waar in do plant eu het onbeschutte dierlijk leven afstierf, misten ook haar in vloed niet op den zwakken man, die niet veel meer van den winter beleef de, maar weldra het tijdelijke met het eeuwige verwisselde. En het teere dochtertje kwijnde nu ook weg, nu het vader miste konden moeder en broer die leegte niet aanvullen, het brooze kinderlichaompje weerstond het verlangen naar beter leven, naar bet oord, waar Mar lotje meende, dat nu ook vader was, niet lang. Eenzelf de kwaal, de borstkwaal, die vader wegnam- tastte ook liet meisje aan. dat een maand naderhand op het kerkhof dicht bij vader kwam te lig gen En voor de tweede maal werd er een doode uit het huis gedragen, en nu volgden er maai- twee den eer sten lijkstoet drie de baar van een jeugdige doode. De weduwe Kens ging met baar zoontje troosteloos huis waarts, en de weinige familieleden vergezelden haar. Moeder en zoon waren nu nog leen, het warme, geestkrachtige fami lieleven van weleer was uitgedoofd, en de weinige sprankels van liefde vuur van moeder tot zoon en omge keerd, konden het familiegenot van vroeger niet meer zoo zeer warmen, dat nlie koude, die deze leegte in huis veroorzaakte, verdreven werd. De weduwe moest nu voor haar Piet het brood verdienen. De spaar duitjes waren door de ziekte van va der en (Maxielje grootendeels ver slonden en hot kleine overschot, dat nog voorhanden was, werd door moe dei' en zoon weldra opgeteerd. Armoede stond voor de deur. De vrouw moest toch wat doen, om den honger builen dc deur te houden. Wat te doen? Ja, er zat niets anders op dan door costuums en ondergoed ma ken iu haar onderhoud te voorzien Maar hoe ging dat? Om zelfstandig op to treden, had zij zich niet ge noegzaam op het naaistersvak toege legd, eigenhandig zou zij nooit een modieus kleed kunnen afleveren, De eischen, daarvoor gesteld, waren zoo hoog, en voor een niet goed bedreten naaister sleolit loonend. Vanzelf be landde zij nu bij eon groote winkel zaak, waarvoor zij witte ondergoede ren kon maken, die liaaa- per stuk be taald werden. Ongewoon heel vlug naaiwerk te verrichten, bracht zij het niet rot veel stuks per week, wat ge lijk stond met het ontvangen van een ontoc'-itkeud weekloon, om haar 'eri haar zoontje te kunnen onderhouden. Bij een goedige dome, die haar eens per week aan haar huis liet komen, om haar hot huisnaaiwerk te laten verrichten, verdiende zij wat meer, maar toch waren alle wekolijksche verdiensten lang niet voldoende óm aan alle huiselijke behoeften te vol doen. Reeds was zij moeten verhuizen van baar eerst gezellige woning naar een dakkamertje, maar ook de huur van dit laatste nederige verblijf ging haar geldelijke krachten te boven. Bakker en groenteboer kon ze nog geregeld dank zij uiterste spaarzaamheid beta len, een slager kwam zelden of nooit meer aan huis en de zolderkamerver- huurder had reeds eenige weken van haai- te goed. Een beetje geduld had do verhuurder wel, maar toen de huurschuld to hoog steeg, dreigde hij met maatregelen van op straat zotten meubelvcrkoop'. De nood steeg, zij was haast buiten raad en werkte zich iederen avond en dag slapensmoede aan de vervaardi ging van kleediugstukken. Maar wat zij ook verdiende, bakker en groente- koopman slokten alle karige verdien sten op en de huurschuld steeg met de week en was tot twintig gulden opgeklommen. Daar kwam zekeren dag een briefje van den huiseigenaar met dezen korten, veel zeggenden inhoud: Juffrouw Langer kan ik niet op uw huur schuld. wachten. Ik moei ook de verplichtingen jegens mijn geld schieters nakomen en heb geld noo- dig. Zoo u deze week niet kunt be talen, zie ik mij genoodzaakt, u de hum- op te zeggen. J. BOUWERS. Zij was als verpletterd. In den win ter met Kerstmis, op straat gezet te worden, zonder onderdak te zijn, koude te moeten lijden met haar lie ven Piet, oh, wat drukte die duistere toekomst haar zwaar, kon zij dat nood lot maar afweren, kon ze maar eenig geld verdienen, doch hoe? Zij werkte dien dag met. koortsachtigen haast en slaagde er in een ponnetje voor deri groot-en winkel meer te maken. Wat baatte evenwel zoo'n paar dubbeltjes meer, waar zij guldens schuld bad. Den volgenden morgen den da gvoor Kerstmis gut zij haar zoontje het laatste stuk witte brood, zij zelf stelde zich tevreden met een harde korst roggebrood. Zij kleed de haar Piet zoo netjes mogelijk aan, voor de Kerstfeestviering der Zon dagsschool, waar haar fiinke, vlijtige jongen gewis niet zonder belooning vandaan zou komen. Piet, blijf vanmiddag maar over op school; als je een groeten prijs voor Kerstfeest gekregen hebt, kom 't me dan even vertellen bij mevrouw Goeds, in de Hoogstraat, waar ik vandaag moet gaan werken. Nu, goed oppassen, vent. Zul je dat doen? vroeg zij met betraande oogen. Zeker, moeke, ik pas immers al tijd goed op, en leer zoo flink, dat de dames me altijd iets extra's geven, hernam de kleine, tevreden lachend. Ja, Ik weet het wel, je bent een brave jongen, en doet je moeder nooit verdriet aan. Nu Piet, wees voorzich tig op straat en ga recht door naar school, hoor vent. En meteen kuste ze haar lieveling op het voorhoofd leidde hem naar buiten. De moeder bleaf alleen achter in haar schamel dakkamertje, veegde den kalon vloer, deed eenige kleine huiswerkjes af en viel toen op een stoel neer, met het dreigbnefje in de hand. Zij las en herlas liet, ja het stond er, voldeed zij de schuld niet, dan kwam zij op straat 1.e slaan. En zij had niets: op haar doodeenvoudige meubeltjes kon zij geen geld ten minste niet genoeg krijgen, haar weinig goud en zilver sierwerk was sinds lang verpand. Waar vandaan dan geld gehaald? Meer werken dan zij nu reeds deed, kon zij niet, en bakker noch kruidenier schonken haar eenig crediet. En wanneer zij dat alles overdacht, welden weldra de tranen in haar oogen en biggelden over haar ingevallen wangen. Het noodlottig briefje verfrommelde ze in haai' hand en stak het in haar zak, want niet gaarne zou ze hebben dat iemand buiten haar wist, in welke benarde omstandigheden zij verkeer de. Niemand mocht het briefje vin den Zooveel mogelijk de sporen van haar droefheid wegwisschend, verliet zij haai- dakkamertje om zich naar haar werkhuis in de Hoogstraat te spoeden. Daar gekomen deed zij juist, alsof haar niets hinderde, en geen droef lot haar boien het hoofd hing. Wat de goedige mevrouw haar inlichtte te doen. volbracht ze gewillig en zat weldra druk aan den arbeid, ter wijl mevrouw Goeds in de huis kamer een en ander rangschikte. Er werd aan de deur geklopt en de dienstbode kwam binnen met de dedeeliug: Mevrouw, de slager hoeft de weekrekening aangeboden, en wacht in de gang. Oh, ik kom aanstonds bij hem, ik zal persoonlijk met hem afrekenen was mevrouws antwoord. Zij haalde uit de lade eenig geld en spoedde zich naai- de gang, terwijl ze in haar haasthoid de lade liet openstaan. Vrouw Ilcns had van het werkka mertje uit het gesprek gehoord, had gezien hoe haar mevrouw het geld uit de lade gekregen had en daarna was mevrouw door haar kamertje geko men en had haar nog vriendelijk ge groet. Een tijdje bleef de eigenaresse weg en de weduwe dacht aan haar huurschuld, terwijl haar zinnen te vens bij die geldlade en het klinkende goud en zilver waren. Vanwaar zal zij geld halen? Een booze gedachte kwam in haar p. Zou ze niet., daar in de lade... Neen, dat mocht niet, dat was oneer lijk, zou haar voor den rechter kun nen brengen.... En dan haar zoontje zou het kind van een dievegge wor den... noen, dat ware ondragelijk, dan liever armoede, honger lijden.... Als ze geen geld had, werd ze haar dakkamertje uitgezet en dat in dit gure jaargetijde. Zij haalde het dreig- briefje, dat geheel verkreukeld was, uit haar kleed, bleef er op staren én kijken, dacht er over na, wierp het stukje papier werktuigelijk op haar stoel en zuchtte. Ik moet wel, ik waag het. Ik wil niet op straat gezet worden.... en even vlug als haar gedachte was, vloog zij op, opende behoedzaam ver der de deur en trad de huiskamer binnen. Angstig, zenuwachtig keek zij rondom zich, of er ook iemand was, die haar begluurde, maar zij zag noch merkte iets. Zij trad op de lade toe, keek waar het geld lag en stak haar hand bevend uit Het zilver rinkelde bij die aanraking, zij schrok er van en ontstelde, maar toch tastte zij door en had weldra acht rijksdaal ders, juist twintig gulden: haar huur schuld in de trillende vingers. Het was alsof het geld haar tusschen de vingers brandde, zij durfde nog niet goed, zij schrok voor den diefstal te rug en dacht weer aan de rechtbank aan haar Piet, die met haar zou ont- eerd worden, door dezen diefstal. Zij ■ergal haar omgeving, vergat zich zelf, en alles, wat om haar was en merkte zoodoende niet, dat mevrouw was teruggekeerd en door de reet van de deur alles gadesloeg. Zij was ge tuige van dien strijd van die vrouw, zij zag haar talmen tusschen haar beter gevoel en de zucht naar geld en aanschouwde de overwinning van haar naaister op den boozen demon, den geldduivel, dfe haar haast tot val had gebracht. Tevergeefs spande me vrouw Goeds haar gedachten in, wat die weduwe toch kon aansporen, op zoo'n gevaarlijke wijze haar eerlijk heid op de proef te stellen. Zij had immers altijd als doodeer lijk gekend en tevergeefs pijnigde zij haar gel leugen, tot haar oog viel op het half gescheurde briefje van do weduwe Kens, dat op haar stoel was blijven liggen en het bewuste dreig- briefje van den huisbaas was. Nu begreep ze alles, en was over- tuigd, dot. hulp moest geboden wor den aan deze huisarine, die voor haar armoede niet openlijk was uitgeko men uit slechtbegrepen eergevoel. Mevrouw Goeds deed juist alsof er niets gebeurd was, liet het briefje lig gen, waar zij het gevonden had en verwijderde zich snel. De arme weduwe, afgemat door dea strijd van zooeven, liep als gebroken naar het werkkamertje terug en staarde met matte oogen, waarin groot leed lag, voor zich uit. Een luid gescnel van de huisbel deed plotseling alle huisgenooten op schrikken. De keukenmeid, uit haar werkzaam heden opgeroepen bij dat luidruchtig belgeklingel spoedt zich naar de huis deur om open te doen voor.... een jongen snaak, een klein schoolbroekje. De meid staat er van te kijken, wat doet die jongen nu hier en zij heeft nog geen tijd gehad om te vragen wat hij inoet hebben, of de kleine roept haar al tegen: Juffrouw, is mijn moeke ook hier? Jouw moeder? ventje. Maar wie bedoel je dan? hernam de meid ver wonderd. Wel moeke, die hier aan huis,' goed maakt Juffrouw Rens, kent u die niet? vroeg de kleine naief. Oh, is de huisnaaister, jouw moeder? Ja. ventje, die is hier. Moet je haar hebben? Zal ik ze even roe-- pen? Is er bij jullie thuis iets niet goed? nieuwsgierigde de meid. Neen, ik moet moeke zelf hel) ben, kijk eens, dit moet moe zien.... meteen hief de jongen zijn hand waarin hij een mooi leesboek hield al zeggende: Kijk, dat is mijd prijs. Oh, zoo. Kom dan maar gauw even mee, dan zal ik je bij jouw moe der brengen. Maak nu niet te veel la waai, jongen, anders komt mevrouw er nog bij te pas. Zij ging met den blijden Piet do gang door, en deze huppelde haar op getogen achterna, hoog in de wolken zijn moeder te kunnen verrassen. Ternauwernood was hij in de ka mer, waai' zijn moeder naaide, of hij vloog op haar toe, kuste haar warm op de -wang, al schreeuwende: Moeke, moe... zie eens, wat een mooi Kerstgeschenk. Do weduwe, voor een oogenblik al haar leed vergetende, omhelsde haar lieveling .liefkoosde hem en bekeek Pict's boek om en om kon er haat roodgeschreide oogen van straks maar niet genoeg aan laten te gast gaan. Er kwam meer licht in die droeve trekken van zooeven. die zwarte schaduw verdween van haar voor-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 11