1" -ij IP m SI «r WA li 1 ÉS II i§ 11 m y JA, a WA ÉS m êt I m s m ia i hoofd en een glimlach vorhelderde haar gelaat. Hot leven en de bedrijvigheid bij de ontmoeting van moeder en zoon had mevrouw Goeds op het bezoek op merkzaam gemaakt en zij ging eens zien, wat er wel gaande was. l>e kamer binnentredende, zag zij moeder en kind in elkanders armen liggen, terwijl de jongen zijn blikken zegevierend door het vertrek liet dwa len. Do aanwezigheid van mevrouw deed dc weduwe schrikken, zij werd wit en dacht aan het gebeurde van zoo even bij (le geldlade en aan haar strijd toen gestreden Mevrouw trad met een innemend lachje op die twee toe en sprak heel goedig de moeder aan. Zoo, vrouw Hens, is dit uw zoon tje liier? Ja... hij heeft vandaag op Zon dagsschool.... en... de moeder kwam niet verder, de zwaarwichtige ge dachte van 't oogenblik belette haar le spreken. Nu, wat is er op school gebeurd? vroeg mevrouw belangstellend. En Piet, ziende, dat moeder niet antwoordde, vertelde met verheffing van stem, en door de vreugde van zijn belooning daartoe verlokt: Mevrouw ik heb op Zondagsscliooi den len prijs verdiend en daarom zijn moeke en ik zoo blij, dat we nooit blijor zouden kunnen zijn dan nu liet gesnater vuil den kleine beviel mevrouw en nieuwsgierig vroeg zij, of hij veel van mooder hield, op school veel geloerd had, graag bij iniHxler kwam, welke vragen de kleine allemaal bevestigend beantwoordde. Bij dat gesprek zei de weduwe niets, maar zij staarde slechts dof voor zich uit, de hand van Piet in de hare hou dend. Nu, kleine, je hebt wel een extra belooning verdiend. Een jongen, die zoo goed oppast en zooveel van zijn moeder houdt, mag wel iets extra's hebben. l>e daad bij het woord voegende, haalde mevrouw haar beurs voor den dag en diepte er een guldon uit, die zij den opgetogen jongen in de hand stopte, die, uitgelaten blij, zijn moe der hel blinkende geldstuk liet zien. De weduwe kuste haar jongen op nieuw en wierp een dankbaren blik op de milde geefster. Mevrouw Goeds liep men wel naar de geldlade, dezelfde waar zoo pas geleden de weduwe haar hand in stak maar weer ledig er uit getrokken had... mevrouw nam twee blauwe briefjes er uit, stopte deze in een en veloppe ,die ze den jongen overreikte met de woorden: Ventje dat heb je door je goed cppnsen voor moeder en jou verdiend en zij omhelsde den kleinen Piel en ging daarna met een vriendelijken groet de kamer uit. De weduwe had haar dagtaak in bet huis volbracht en maakte zich klaar huiswaarts te gaan, waarom zij haar armoedig manteltje omwierp en haar doodeenvoudig, oud hoedje op zette. Piet haastte zich moeder te vol gen en legde de enveloppe in zijn eer sten prijs. Op het zolderkamertje gekomen, gaf de weduwe haar zoontje een ver snapering, voor den gulden, dien hij als beloomug gekregen had, gekocht. Zij nam den jongen naast zich op den stoel on ging al keuvelend mot hem zijn prijsje bekijken. Daar viel haar oog op de enveloppe het geschenk van haar mevrouw; met bevende handen scheurde ze het pa- pior los, en keek er in. Zag ze goed? Bedroog ze zich met? Neen. ze haal de er twee biljetjes vau tien gulden uit, samen twintig gulden, de som, die haar huurschuld groot was. Zij was als buiten zich zelf van aen doening, tevens van vreugde, zij nam haar Piet op haar schoot en kuste eij.n voorhoofd warm, terwijl zij zei- de: Jongen, die hebt gij voor mij ver diend.... Je bent mijn beste, brave jongen, blijf alujd zoo en eerlijk bo vendien. En moeder en zoon omhelsdon el kaar innig, zij waren gelukkig. Ze vierden nog een gelukkig Kerst feest G.Geld."). üe List. Da man, die aarzelend op den drem pel van liet huis in Clarence Avenue stond, zag er geheel als een vijf-en- veerUger uit. II ij droeg een bruinen baard, waarin hier en daar grijze harea zichtbaar waren. Edward Dun- har was een sterke man, iemaud die ternauwernood wist wat vrees was, maar toch knikten op dat oogenblik xijn knieën. Inderdaad was er wel een oorzaak voor zijn ontroering. Katie EIwynne was hem vijftien jaren lang trouw gebleven. Dien langen tijd, had hij in Nieuw-Zechuid doorgebracht als vee boer, en laugzaam, zorgvuldig, het kleine fortuin bijeen gezameld, dat hem nu in staat stelde om te trouwen en in Londen te gaan wonen. Katie was haar beroep als verpleegster trouw gebleven. Betdea hadden hun work en ze wis selden geregeld brieven. Niettemin hadden hun de jaren langer geduurd dan ze wel hadden willen bekennen. Maar ton laatste was de scheiding voorbij. Edward was nog geen uur go- leden in Londen aangekomen, en nu was hij dan toch werkelijk op de «toep van Katie's huis. E-vniBsrins beschroomd trok hij aan do bel. Toen koerde hij. evenals een schooljongen, zijn gelaat snel weer nnar d« «trant, zich afvragend hoe hij haar zon begroeten De deur word zacht geopend. Hij keerde zich om en keek... niet in Ka tie's oogen, muur in de oogen van een zwak-uReiende juffrouw met zilver haar. Hij vond haar het aardigste vrouw tje. dat hij ooit gezien had. Haar ge lust had diepe rimpels, maar zag~er toch levenslustig genoeg uit. In 't eerste oogenblik kon "Edward geen wenrden vinden om mot zijn boi.dschap te voorschijn te komen. Kiedetijk stamelde hij: l1^ bón bang, dat ik... dat or een misverstand is. Ik meende, dat juf frouw EJwynne liier woonde. Er is geen misverstand, zei ze. Juffrouw EIwynne uw juffrouw Elwynne Lu nfe'. thuis. Indien gij wilt binnenkomen, zal Ik hel u imleggon. Ik ben haar tante. en heet ook Ehvynne. Ik heb een tifd lang voor Katie het huishouden ge daan. Katie niet thuis! Dit was de dag waarover ze in eiken brief had ge schreven, de dag die vijftien lange jaren niet uit hun gedachten gewe>e3'. was en nu hij eindelijk gekomen was, was Katie er niet. Edward Dunhar was zich bewust, dat toorn in hem opwelde. Ik veronderstel, dat ge weet, wie wie ik beu? zei hij. O. ja, ik weet wie gij zijtl Zij sprak heel zacht. Heeft Katie mijn telegram gekre gen? Zij verwachtte mij, en toch is ze van huis? IJ moet binnenkomen, mijnheer Dunhar, en een kop thee drinken. Ik kan mijn nicht niet op een behoorlijke wijze verontschuldigen, terwijl u op de stoep blijft staan. Dunhar volgde haar naar de huis kamer. Alles was daar precies zooals hij het zich van vroeger herinnerde. Ziin gastvrouw bood hem een zït- nlaats aan voor het vuur. terwijl zij in Katie's lieve Chineesche kopjes thee schonk. Het moet een zeer groote te leurstelling voor u zijn, mijnheer Dunhar, dat Katie hier niet is om u te begroeten. Een oude vrouw als ik ben is inderdaad een armzalig plaats vervangster. En Katie heeft me in een moeilijken toestand gelaten. Ik weet niet hoe ik u de redenen voor haar wegloopen moet uitleggen. Wegloopen? Is Katie voor mij weggeloopen? Edward was opgestaan en wachtte op den slag die, daar was hij zeker van, nu zou komen. Katie gaf niet langer om hem. Zij zag er tegen op hem de waarheid te zeggen en daar om was zij weggeloopen. Wel neen! zei juffrouw EIwynne scherp. Dat is 't niet. Als u weer gaat zitten, zal ik trachten u alles te vertellen. Edward gehoorzaamde, maar met een zucht van ongeduld. Weet u, Katie is altijd zoo ge voelig geweest. Vijftien jaren 2ijn voor een vrouw meer dan voor een man. Katie heeft bovendien zeer hard gewerkt. Kent u het leven van een verpleegster? Ze denkt dat do jaren liaar zoo vreeselijk hebben veranderd dat u dat u het nauwelijks moge lijk zal zijn om tegenover haar te we zen als vroeger. Ze was bang u te ontmoeten voor u daarop voorbereid waart. Ze wenscht dat u begrijpt, in haar niet meer terug te vinden het luchthartige meisje, dat u verliet. Alsof ik dat wenschte onder brak haar Edward. Juffrouw EIwyn ne, dat moet u haar aan het verstand brengen. U moet haar dadelijk schrij ven of, nog beter, geef mij haar adres op, dan zal ik haar volgen. Ik zelf ben een man van middelbaren leef tijd. Dacht ze alléén ouder geworden te zijn Meende ze, dat ik was blij ven stilstaan Niettegenstaande zijn verlangen om zijn bruid weer te hebben, zat Ed ward eenige uren later, toen het duis ter begon te worden, nog in zijn stoel voor het aangename vuur. Door wel ke tooverkracht was dit aardige, grijze vrouwtje er in geslaagd, hem ziin geschiedenis te doen vertellen. Ilii had haar elke bijzonderheid ver teld van zijn leven op de jacht naar f vee, en het als vanzelf sprekend oan- i genomen, dat ze daar belang in stel de. Zijn toorn over de behandeling hem door Katie aangedaan, verdween onder de betoovering, die de wonder lijke genegenheid vóór haar tante op hem uitoefende. Toen hij eindelijk op stond, was het louter toeval, dat hij zich herinnerde, nog naar Katie's adres te moeten vragen. Hoe vriendelijk ook, toch werd hem dit geweigerd. Mij dunkt, zei juffrouw Ehvynne, dat wij haar den tijd moeten laten, en haar uit zichzelf laten terugkomen. En Dunhar stemde daarin kalm toe. Hij nam de gewoonte aan, om iede- ren middag naar het huls te gaan, om nieuws van Katie te vernemen. Nu eens had haar tante een brief ont vangen. waarin ze haar mededeelde, dat ze wel was en Edward spoedig zou schrijven, wanneer ze zou terug- keeren. Dan was er weer geen nieuws en werden de uren, tnsschen den tlid van theedrinken en het vallen van den schemer, doorsehracht met kal me. intieme gesprekken. De eerste verstoring in dezen toe stand kwam op een namiddag in den vorm van oen telegram Ik ontvang daar juist een bood schap van een vriendin, die ernstig t ongesteld is. Ze vraagt me direct bij haar te komen. Ik vrees, dat ik eeni ge dagen zal moeten blijven. Mis schien was het beter om Katie dit even te berichten. In elk geval moet ik u verlaten, want er is geen tijd te verliezen. Ze bemerkte zeker, hoe bedrukt haar bezoeker naar de twee ledige stoelen bi' het vuur keek. Waarom blijft u niet langer, om mijn boeken eens in te zien vroeg ze. U kunt de voordeur sluiten, wan neer u gaat. Zij sluit van zelf. Ik zal de sleutels medenemen. Misschien kom ik vanavond terug misschien eerst over een paar dagen. Eigenaardig glimlachend wa3 zij verdwenen. Dankbaar zette Edward zich ineen der gemakkelijke stoelen neer, blijde de aangeboden gastvrijheid aanvaar dend. Hij moest bepaald een naaT uren geslapen hebben. Toen hij ontwaak te. was de kamer geheel donker. Hij stom] np ziin leden waren geheel ptiif. Eensklaps hoorde hii geluld. Kr werd ongetwijfeld een deur geopend en weer gesloten. Toen zag hij, dat het elektrische licht buiten de kamer was opgestoken. llij rukte de deur open en stond van uungezicht tot aangezicht tegen over Katie zelf. O zei ze verschrikt. Ik had niet geuacht, dat je nog... Ze hield op en tueld haar adem in. Katie i Hij trok haar de kamer in en stak licht op. Zij was in verpleegsterscosluum, juist zooals hij haar zich altijd had voorgesteld. Het bruine haar was hier en daar onder de nauwsluitende muts met zilver doorweven. Slechts de oogen schenen veran derd te zijn. Er waren lijnen om, evenals om haar mond. Ze zagen er uit alg de oogen van Katie. Ja. het waren de oogen van juffrouw Elwyn- ne. TT geheeie gelaat scheen hem 1 niet meer dan dat van Katie toe En j het scheen hem toe alsof juffrouw EIwynne niet langer bestond. De te genwoordigheid van Katie deed hem aan hatar tante donken ais aan een geestesverschijnlng. Katie, zeg me, wat dat alles be- teekent I Wie ben je Wie E de juf frouw, die ik Je tante noemde De vrouw glimlachte hem toe cn eensklaps wist hij het. Er bestond geen juffrouw EIwynne Senior. Het was voortdurend Katie zelf geweest. Maar Katie met wit haar Katie met rimpels Hij keek zoo verbluft, dat Katie har telijk lachte, maar toen zij sprak was haar stem, hoewel, niet langer de lis- pelende, zachte stem van haar ge waande tante, toch een weinig onze ker. Wil je me vergiffenis schenken, Edward, voor de list, die ik gebruikt heb O, ik ben zoo bang geweestHet was schande om het te doen, en toch liefste, geloof je niet, dat het voor ons beiden de moeite waard was Edward kwam dicht bij haar en nam haar beide handen in de zijnen. Ik kan niet begrijpen, waarom je 't deed, maar het was de moeite waard Het heeft mij mijn Katie teruggege ven. Maar waarom vond je het noo- dig de rol van een oude vrouw te spe len Begrijp Je het niet, lieve Het was niet alleen om je te laten zien, hoezeer ik reeds veranderd ben. Je moest verder zien. Binnen eenige ja ren zal ik werkelilk het criishnrige vrouwtje zijn, waarmee Je kennis ge maakt hebt. Ik heb je nooit verteld, hoe hard ik heb moeten werken. Ik zal oud zijn voor mijn tijd. En daar om zie je. trachtte ik je het oude vrouwtje een wpjnisr te doen liefheb ben om haar zelf, en niet ter wille van het meisje, dat je eens had gekend. Beloonde dapperheid. Rood en met koortsig gloeiende oo gen, maar uiterlijk kalm, eindigde de oude dr. Johns zijn toespraak met een oproeping van mannen, die kon den rijden en schieten. Om hem heen stonden een aantal mannen, vrouwen en kinderen, zwijgend ten gevolge van een angstige aandoening. Wie zal de eerste zijn? \roeg de oude man, om zich heen ziende en onmiddellijk kwam uit de menigte vooruit gestapt: Dick Ciargesl Zelfs dr. Johns verLooir bijna zijn ernst. Het was dan ook een te zot denkbeeld, dat Dick Clarges mee zou vechten, hij, de tengere zachte jon gen, die wat zijn karakter aanging, meer op een meisje leek, ein die zich nu kwam aanmelden, toen er moedige mannen weiden gevraagd om paard te rijden en te schieten. Maai nu stormden ook honderden mannen toe om zich naast den baardloozen, zwak gebouwden, blnuwoogigen knaap te voegen. Dick, zei dr. Johns, zijn glimlach bedwingend, ben je bereid je deed aan het werk op je te nemen? Ja, dokter. Kan je schieten? Dat heb ik mijn heele leven daan en rijden óók, van toen ik een kleine jongen was af. Vandaag nog heb ik op den wilden „Coon" geze ten. Er blonken hoera's en gelach maar Dick keek dr. Johns in de oogen en glimlachte, zooals hij steeds deed. Dick was een der eersten, die het nieuws gehoord hadden. Hij was reeds lang gewoon den kleinen telegrafist Bundy, die zwak was, te gaan helpen en had zóó uit stekend telegrafeeren geleerd. Zóó kwam het, dat hij juist met Bundy dienst deed, toen die ongewone en onrustbarende tijding kwam. Zonder een woord to zeggen was Dick den Spoorweg over gesneld, den heuvel op om de zaak aan den ouden dr. Johns mee te deelen. Was Dick een lafaard? Aan ruwe spelen op school had hij niet meegedaan. Zijn geliefkoosde kameraadjes wa ren kleine meisjes en in het bijzon der was hij dol op zijn bruinoogig zusje Pet, dat slecht ter been was. Maar wat was er aan van hetgeen gefluisterd werd over zijn lafheid? Arnold Mitchell had hem met zijn hoed in het gelaat geslagen en hem tot een gevecht uitgedaagd, maar Dick had geweigerd. Had hij daar entegen zijn leven niet gewaagd om den ouden Steven Speers te redden en uit den weg te trekken van een na derende machine? En heeft hij den woesten stier, dio midden ander de kinderen te land was gekomen, niet bedwongen door een kracht igen slag met een pook? Die kwaad van hem wilden zeggen, beweerden echter, dat hij in het geval van den ouden Steven had gehandeld vóór hij er bij gedacht bad en in dat van den stier- zeiden de jongens, die zelf het hardst wegliepen, dat Dick zóó verschrikt was geweest, dat hij het hoofd had verloren. Nadat Dick zich het eerst aan ór. Johns ha dopgegeven, was hij naar huis gesneld. Moeder, riep hij de kamer bin nen stormend, maak mijn rijlaarzen en geweer klaar en ook wat eten. Ik ga Ben zadelen. Maar haast u! Maar Dick, wat in 's hemels naam... Moeder, verlies geen oogenblik. De oorlog is uitgebroken en langs de geheeie rivier wordt al gevochten. De vijand is naar onzen oever overgesto ken, heeft een half dozijn sleden ge nomen, Cedar Hill bestormd en trekt nu de vallei door, op de hoofdstad! aan met een macht van dertigduizend man. De militie is uit al haar stellin gen verdreven, heeft haar geschut ver loren en is in vollen terugtocht. De telegraaf!ijneu naar het Oosten zijn in 's vSjands handen en het leger van generaal Boon, dat de divier verde digt, weet niets van hetgeen ge beurd is. Moeder en Pet stonden een oogen blik sprakeloos, maar daarop repten zich haar handen om alles gereed te maken en ze staakten alleen liet werk om een traan af te wisschen. Vijf minutau later zat Dick te paard en reed hij, na zijn moeder eu zuster omhelsd te hebben, weg. Een eind verder werd bij echter opgehou den door het bleek gelaat van Emily Wilde, het mooie meisje, voor wie hij zoo dikwijle boodschappen had ge daan. Het is verschrikkelijk, Dick; ga je heen? O ja, we gaan allen, we moeten we hopen de terugtrekkende militie- troepen vannacht te ontmoeten en dr. Johns zegt, dat wij misschien stand kunnen houden te Granitepas om den vijand op te houden tot ren boden generaal Boon kunnen berei ken om hein te hulp te roepen. Dick, misschien zal ik je noodt weerzien, jou, dien ik bijna eiken dag gezien heb sedert mijn geboorte. Ik weet heel veel van ja lk ken het hee ls verhaal van je opoffering voor je moeder en Pet; wie ook spottend over je mag denken of meenen, dat je laf bent, ik niet. Ik weet die Arnold Mit ch el 1-geschieden Is. Pet heeft me het groote geheim van haar en Arnold verteld. Beste Dick, ik begrijp, dat je den jongen niet wilde slaan, dien Pet lief heeft. Wat ben je goed, Emily. Vaar wel! Emiily's teedero handen grepen hem bij zijn mouw. Een oogenblik, Dick. In mijn ge dachten ben jij de eerlijkste, trouw ste, flinkste en liefste jongen, die or is. lk zal den hemel bidden dat je in het gevecht gaspaard wordt. Emily, riep Dick, zich naar haar overbuigend. als ik uit het gevecht terugkeer, zal ik je vragen mijn vrouw ta worden. De vijand had alom gezegevierd zelfs de stad was in zijn macht en nu rukte zijn overwLnnend leger op tegen de laatste hinderpaal op zijn weg, Granite-pas. Het gevecht was hevig. Als wij den pns maar tot den nacht kunnen houden, morgen zullen onze renbo den generaal Boon meobrengen! zeide de officieren. Plotseling hield de vijand op met vuren en er vertoonde zich een par lementair. Dick, die den geheelen dog in de nabijheid van dr. Johns ge vochten had, zag hoe deze een brief werd gebracht en hoe dc dokter ver bleekte terwijl hij hem las. Wat is er dokter? vroeg Dick. Niet meer of minder dan diat ze onze renboden hebben opgevangen. De vijand aischt van ons, dat we den pas zullen overgeven, anders zal hij zijn kanonnen op de heuvels bren gen en zijn infanterie ten aanval zen den en zullen wij zware verliezen lij den. En wat antwoordt u? Dat zoo we al den pas niet kun nen houden, wij in elk geval onze lij- Ken op het slagveld kunnen achter laten. De parlementair ging terug en weldra was het gevecht weer begon nen. Plotseling rende een enkele ruiter, blootshoofds, zonder jas of schoenen aLleen met een hemd en broek aan, op het rookgordijn toe, dat tusschen de strijdenden hing. Dick, ben je gek? riep cEr. Johns en rende hem op zijde. Maar Dick reed door, reed als een kind van de wildernis, en allen die hem za gen, vrienden en vijanden, slaakten kreten van bewondering. De kogels regeuden om hem heen, maar hij wist de rivier te bereiken en sprong or met zijn moedig paaTd in. Met moeite doorkliefde liet dier den snel len stroom, naar den tegen overgestel- rlcn oever. Een stekende pijn in Dick's been, zeide hem, dat hij gewond was, maar hij stoorde er zich niet aan en zette zijn tocht voort. Onophoudelijk spoorde hij zijn trouw dier aan, maar het was door verscheidene kogels getroffen, en be zweek juist op het oogenblik, dat zij den oever bereikten. Zoodra hij aan den oever kwam, i voelde hij, hoe stijf zijn been was, I maar hij vermande zich eu strompel de verder. Zijn beproevingen waren echter nog niet voorbij. Nauwelijks had hij de richting ingeslagen van het kamp van generaal Boon, of hij zag een vijandelijke afdeeling op zich al komen; nog voor hij tijd had ge had zich te verweren, zag hij een sa bel voor zijn oogen glinsteren, hij voelde een hevigen slag op den lin kerkant van het voorhoofd en stortte ter aarde. Ho9 lang hij zoo gelegen had wist hij zich later niet te herin neren, maar toen hij weer bij kwam, herinnerde hij zich dadelijk, wat hij zich had voorgenomen en weer ging hij op weg, meer strompelend dan loopend. Toen hij eetrige men later in het kamp van generaal Boon aankwam, had hij juist nog de kracht om te stamelen: „Granlitepas, haast u, zo zijn verloren." Toen zakte hij in el kaar en voelde geruimen tijd niets Bijna de geheeie stad was naaT het spoorwegstation getrokken en aloud geduldig te wachten tot de trein zou aankomen. Eindelijk, na een lange afwezigheid, gedurende welken tijd hij in het hospitaal was verpleegd, zou Dick Clarges, de redder van de hoofdstad en van de verdedigers van Granite-pas, terugkeeren. Toen de trein had stil gehouden, verscheen voor een der portieren een man. Het volk, dat hem toejuichte, merkte op, dat Dick niet alleen ou der was geworden, maar dat ook een diep litteeken over zijn voorhoofd liep en dat zijn eene schouder werd opgeduwd door de drukking van een kruk. Alle hoofden werden ontbloot en hier en daar hoorde men snikken. Dick hinkte naar een gereedstaand rijtuig, vergezeld van zijn vroege- ren commandant, dr. Johns. Men had de paarden van den wa gen gespannen en de vroegere krijgs makkers van Dick trokken hem in triomf naar zijn huis, waar zijn moe der en Pet hem onder het storten van vreugdetranen opwachtten. Nauwelijks was hij binnen of ook Emily Wilde kwam en zonk weenend op haar knieën naast den stoel, waar in Dick had plaats genomen. Na het avondmaal strompelde Dick met Emi ly mee om haar thuis te brengen en nam als vroeger, aan de deur af scheid. Maar vóór zij binnenging, zei ze: Dlck, je herinnert je, <Jat Je vóór je heenging, beloofd hebt, dot, als Je ooit terugkwam, je me zou vragen je vrouw te worden! Ja, maar Etnily... Als je blieft geen woord meer, Dick. Ze hebben je wel verminkt en je bent niet rijk, dat wil je zeker zeg gen, maar ik bied je mijn liefde aan en mijn leven en al wat ik heb en dan zal ik nog trotsch zijn je groot hart en roemrijken naam te mogen dragen. Dlck, ik weet, dat je je woord zult houden, je moet het hou den 1 ANAESTHESIE DOOR ELECTRI- CITEIT. Te New-York is door een leerling van prof. Leduc, die proefondervin delijk bewees hij nam de proef met zijn eigen lichaam dat door een met zeer korte tusschenpoozen on derbroken electrischen stroom ge voelloosheid teweeg kan worden ge bracht, deze methode practisch toe gepast in de chirurgie. De leerling, een vrouwelijke, dr. Rabbinowltch, verrichtte een operatie aan een pa tiënt, wien vier teenen moesten wor den afgezet, nadat deze door eleclrlr citeit plaatselijk gevoelloos was ge maakt. Naar het bericht luidt, ondervond de patient niet de minste pijn; hij praatte alsof er niets met hem ge beurde. TEGEN DE GROOTE HOEDENPENNEN. De politie le Weenen heeft, op 't voorbeeld van de Berlijnsche politie, het gebruik van Ianve hoedenpennen in dameshoeden verboden. De politie waarschuwt, dat zij, bij overlreding van het verbod, tot zeer strenge maat regelen zal overgaan. EEN GROOT SLAGSCHIP. De Engelsche admiraliteit heeft aan „Scott's Shipbuilding Company" to Greenock den bouw opgedragen van een nieuw schip, dat het grootste slagschip van de Britsche marine zal worden. Het zal ongeveer 600 voet lang wor den, een waterverplaatsing hebben van meer dan 2-4,000 ton en minstens 21 knoopen afleggen. DICKENS. In Engeland gaat men over twee jaar den honderdsten geboortedag van Charles Dickens' feestelijk vieren. Reeds zijn vele comité's ijverig aan de voorbereiding. De Engelsche lioo- gescholen zullen medewerken en Ir ving bereidt de opvoering voor van een reeks uit romans van Dickens ge trokken tooneelstukken. DAMRUBRIEK. HAARLEMSCHE DAMCLUB. Alle correspondentie, deze rubriek betreffende, gelieve men te richten aan den heer J. Meijer, Kruisstraat 34. Telephoon 1543. Probleem No. 215 van VV. Vrij landt. Wil Zwart schijven op 6, 10, 14, 16, 18, 23, 25, 28, 29 en dam op 46 Wit schijven op 17, 26, 27, 30, 31, 38, 39, 44, 49 en dam op 2 Eindspel No. 216 van W. J. A. Matla, 1 9 8 4 b Zwart schijf op 17 en dam op 16 Wit schijf op 8 en dammen op 45 Alle varianten moeten uitgewerkt worden. De oplossingen van dit probleem en eindspel worden ingewacht aan bovengenoemd adres, uiterlijk Dins dag 3 Januari 1911. Oplossing van probleem No. 211 van den auteur Wit 42 - 37, 39 19, 47 - 42, 41 - 37, 25 12, 19 - 14, 37 - 31, -48 - 42, 30 - 25, 35 2. 2 40 I Oplossing van probleem No. 212 van den auteur: Wit 37 - 31, 27 - 22, 48 - 42, 50 - 44, 35 2, 2 33. 33 1 1 Goede oplossingen ontvangen van beide probleems, van de heeren R. Bouw, P. J. Eype, Tli. S. Germans, J. Jacob9on Azn., W. H. de Klerk, J. Lycklama, W. J. A. Matla, D. G. Ko ning, P. Ottolini, C. Serodini, K. Sic- gerist, F. Th. Timmer, F. M. v. d. Werft. FEESTAVOND VAN DE HAARLEMSCHE DAMCLUB. Zondagavond, 18 Dec., hield zeer groot aantal leden van de Dam- vereeniging „Amsterdam" met hunne dames aanwezig waren. De Voorzit ter van laatstgenoemde Verecniging bcod namens haar leden, der Haar- lemsche Damclub een mooie presi dentshamer aan, als een bewijs van sympathie, terwijl door alle aanwezi gen een zeer eigenaardige hulde werd gebracht aan den heer C. II. Broek kamp, die zoowel als auteur, als op andere wijze, zooveel voor do kennis en bevordering van het damspel heeft tot stand gebracht. Een kluchtspelletje, alsmede ver. schillende voordrachten, vulden den avond, terwijl een zeer geanimeerd bal den avond besloot. Slechis noodo gingen gasten en leden naar huis. Zeker zullen de aanwezigen verlan gend zijn naar een herhaling van zulk een recht gezelligen avond. A. s. Maandagavond (2en Kerstdag) zal de Haarlemsche Damclub geen oefeningsavond houden. De Haarlemsche Damclub houdt haar bijeenkomsten iederen Maan dagavond van 8 tot 12 uur in het Ge- Haarlemsche Damclub in de boven- bouw „De Nijverheid", Janssiraat 85, zaal van Café Brinkmann een gezel-1 alhier. llge bijeenkomst voor haar leden met Liefhebbers van het damspel zijn hunne dames, waarbij als gasten een daar steeds welkom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1910 | | pagina 12