1"
-ij
IP
m
SI
«r
WA
li
1
ÉS
II
i§
11
m
y
JA,
a
WA
ÉS
m
êt
I m
s
m
ia
i
hoofd en een glimlach vorhelderde
haar gelaat.
Hot leven en de bedrijvigheid bij de
ontmoeting van moeder en zoon had
mevrouw Goeds op het bezoek op
merkzaam gemaakt en zij ging eens
zien, wat er wel gaande was.
l>e kamer binnentredende, zag zij
moeder en kind in elkanders armen
liggen, terwijl de jongen zijn blikken
zegevierend door het vertrek liet dwa
len.
Do aanwezigheid van mevrouw deed
dc weduwe schrikken, zij werd wit
en dacht aan het gebeurde van zoo
even bij (le geldlade en aan haar strijd
toen gestreden
Mevrouw trad met een innemend
lachje op die twee toe en sprak heel
goedig de moeder aan.
Zoo, vrouw Hens, is dit uw zoon
tje liier?
Ja... hij heeft vandaag op Zon
dagsschool.... en... de moeder kwam
niet verder, de zwaarwichtige ge
dachte van 't oogenblik belette haar
le spreken.
Nu, wat is er op school gebeurd?
vroeg mevrouw belangstellend.
En Piet, ziende, dat moeder niet
antwoordde, vertelde met verheffing
van stem, en door de vreugde van zijn
belooning daartoe verlokt:
Mevrouw ik heb op Zondagsscliooi
den len prijs verdiend en daarom zijn
moeke en ik zoo blij, dat we nooit
blijor zouden kunnen zijn dan nu
liet gesnater vuil den kleine beviel
mevrouw en nieuwsgierig vroeg zij,
of hij veel van mooder hield, op
school veel geloerd had, graag bij
iniHxler kwam, welke vragen de kleine
allemaal bevestigend beantwoordde.
Bij dat gesprek zei de weduwe niets,
maar zij staarde slechts dof voor zich
uit, de hand van Piet in de hare hou
dend.
Nu, kleine, je hebt wel een extra
belooning verdiend. Een jongen, die
zoo goed oppast en zooveel van zijn
moeder houdt, mag wel iets extra's
hebben.
l>e daad bij het woord voegende,
haalde mevrouw haar beurs voor den
dag en diepte er een guldon uit, die
zij den opgetogen jongen in de hand
stopte, die, uitgelaten blij, zijn moe
der hel blinkende geldstuk liet zien.
De weduwe kuste haar jongen op
nieuw en wierp een dankbaren blik
op de milde geefster.
Mevrouw Goeds liep men wel naar
de geldlade, dezelfde waar zoo pas
geleden de weduwe haar hand in stak
maar weer ledig er uit getrokken
had... mevrouw nam twee blauwe
briefjes er uit, stopte deze in een en
veloppe ,die ze den jongen overreikte
met de woorden:
Ventje dat heb je door je goed
cppnsen voor moeder en jou verdiend
en zij omhelsde den kleinen Piel en
ging daarna met een vriendelijken
groet de kamer uit.
De weduwe had haar dagtaak in
bet huis volbracht en maakte zich
klaar huiswaarts te gaan, waarom zij
haar armoedig manteltje omwierp en
haar doodeenvoudig, oud hoedje op
zette. Piet haastte zich moeder te vol
gen en legde de enveloppe in zijn eer
sten prijs.
Op het zolderkamertje gekomen,
gaf de weduwe haar zoontje een ver
snapering, voor den gulden, dien hij
als beloomug gekregen had, gekocht.
Zij nam den jongen naast zich op
den stoel on ging al keuvelend mot
hem zijn prijsje bekijken.
Daar viel haar oog op de enveloppe
het geschenk van haar mevrouw; met
bevende handen scheurde ze het pa-
pior los, en keek er in. Zag ze goed?
Bedroog ze zich met? Neen. ze haal
de er twee biljetjes vau tien gulden
uit, samen twintig gulden, de som,
die haar huurschuld groot was.
Zij was als buiten zich zelf van aen
doening, tevens van vreugde, zij nam
haar Piet op haar schoot en kuste
eij.n voorhoofd warm, terwijl zij zei-
de:
Jongen, die hebt gij voor mij ver
diend.... Je bent mijn beste, brave
jongen, blijf alujd zoo en eerlijk bo
vendien.
En moeder en zoon omhelsdon el
kaar innig, zij waren gelukkig.
Ze vierden nog een gelukkig Kerst
feest
G.Geld.").
üe List.
Da man, die aarzelend op den drem
pel van liet huis in Clarence Avenue
stond, zag er geheel als een vijf-en-
veerUger uit. II ij droeg een bruinen
baard, waarin hier en daar grijze
harea zichtbaar waren. Edward Dun-
har was een sterke man, iemaud die
ternauwernood wist wat vrees was,
maar toch knikten op dat oogenblik
xijn knieën.
Inderdaad was er wel een oorzaak
voor zijn ontroering. Katie EIwynne
was hem vijftien jaren lang trouw
gebleven. Dien langen tijd, had hij in
Nieuw-Zechuid doorgebracht als vee
boer, en laugzaam, zorgvuldig, het
kleine fortuin bijeen gezameld, dat
hem nu in staat stelde om te trouwen
en in Londen te gaan wonen. Katie
was haar beroep als verpleegster
trouw gebleven.
Betdea hadden hun work en ze wis
selden geregeld brieven. Niettemin
hadden hun de jaren langer geduurd
dan ze wel hadden willen bekennen.
Maar ton laatste was de scheiding
voorbij. Edward was nog geen uur go-
leden in Londen aangekomen, en nu
was hij dan toch werkelijk op de
«toep van Katie's huis.
E-vniBsrins beschroomd trok hij aan
do bel. Toen koerde hij. evenals een
schooljongen, zijn gelaat snel weer
nnar d« «trant, zich afvragend hoe
hij haar zon begroeten
De deur word zacht geopend. Hij
keerde zich om en keek... niet in Ka
tie's oogen, muur in de oogen van een
zwak-uReiende juffrouw met zilver
haar.
Hij vond haar het aardigste vrouw
tje. dat hij ooit gezien had. Haar ge
lust had diepe rimpels, maar zag~er
toch levenslustig genoeg uit.
In 't eerste oogenblik kon "Edward
geen wenrden vinden om mot zijn
boi.dschap te voorschijn te komen.
Kiedetijk stamelde hij:
l1^ bón bang, dat ik... dat or een
misverstand is. Ik meende, dat juf
frouw EJwynne liier woonde.
Er is geen misverstand, zei ze.
Juffrouw EIwynne uw juffrouw
Elwynne Lu nfe'. thuis.
Indien gij wilt binnenkomen, zal Ik
hel u imleggon. Ik ben haar tante.
en heet ook Ehvynne. Ik heb een tifd
lang voor Katie het huishouden ge
daan.
Katie niet thuis! Dit was de dag
waarover ze in eiken brief had ge
schreven, de dag die vijftien lange
jaren niet uit hun gedachten gewe>e3'.
was en nu hij eindelijk gekomen
was, was Katie er niet.
Edward Dunhar was zich bewust,
dat toorn in hem opwelde.
Ik veronderstel, dat ge weet, wie
wie ik beu? zei hij.
O. ja, ik weet wie gij zijtl Zij
sprak heel zacht.
Heeft Katie mijn telegram gekre
gen? Zij verwachtte mij, en toch is ze
van huis?
IJ moet binnenkomen, mijnheer
Dunhar, en een kop thee drinken. Ik
kan mijn nicht niet op een behoorlijke
wijze verontschuldigen, terwijl u op
de stoep blijft staan.
Dunhar volgde haar naar de huis
kamer. Alles was daar precies zooals
hij het zich van vroeger herinnerde.
Ziin gastvrouw bood hem een zït-
nlaats aan voor het vuur. terwijl zij
in Katie's lieve Chineesche kopjes
thee schonk.
Het moet een zeer groote te
leurstelling voor u zijn, mijnheer
Dunhar, dat Katie hier niet is om u
te begroeten. Een oude vrouw als ik
ben is inderdaad een armzalig plaats
vervangster. En Katie heeft me in een
moeilijken toestand gelaten. Ik weet
niet hoe ik u de redenen voor haar
wegloopen moet uitleggen.
Wegloopen? Is Katie voor mij
weggeloopen?
Edward was opgestaan en wachtte
op den slag die, daar was hij zeker
van, nu zou komen. Katie gaf niet
langer om hem. Zij zag er tegen op
hem de waarheid te zeggen en daar
om was zij weggeloopen.
Wel neen! zei juffrouw EIwynne
scherp. Dat is 't niet. Als u weer
gaat zitten, zal ik trachten u alles te
vertellen.
Edward gehoorzaamde, maar met
een zucht van ongeduld.
Weet u, Katie is altijd zoo ge
voelig geweest. Vijftien jaren 2ijn
voor een vrouw meer dan voor een
man. Katie heeft bovendien zeer hard
gewerkt. Kent u het leven van een
verpleegster? Ze denkt dat do jaren
liaar zoo vreeselijk hebben veranderd
dat u dat u het nauwelijks moge
lijk zal zijn om tegenover haar te we
zen als vroeger. Ze was bang u te
ontmoeten voor u daarop voorbereid
waart. Ze wenscht dat u begrijpt, in
haar niet meer terug te vinden het
luchthartige meisje, dat u verliet.
Alsof ik dat wenschte onder
brak haar Edward. Juffrouw EIwyn
ne, dat moet u haar aan het verstand
brengen. U moet haar dadelijk schrij
ven of, nog beter, geef mij haar adres
op, dan zal ik haar volgen. Ik zelf
ben een man van middelbaren leef
tijd. Dacht ze alléén ouder geworden
te zijn Meende ze, dat ik was blij
ven stilstaan
Niettegenstaande zijn verlangen om
zijn bruid weer te hebben, zat Ed
ward eenige uren later, toen het duis
ter begon te worden, nog in zijn stoel
voor het aangename vuur. Door wel
ke tooverkracht was dit aardige,
grijze vrouwtje er in geslaagd, hem
ziin geschiedenis te doen vertellen.
Ilii had haar elke bijzonderheid ver
teld van zijn leven op de jacht naar
f vee, en het als vanzelf sprekend oan-
i genomen, dat ze daar belang in stel
de. Zijn toorn over de behandeling
hem door Katie aangedaan, verdween
onder de betoovering, die de wonder
lijke genegenheid vóór haar tante op
hem uitoefende. Toen hij eindelijk op
stond, was het louter toeval, dat hij
zich herinnerde, nog naar Katie's
adres te moeten vragen.
Hoe vriendelijk ook, toch werd hem
dit geweigerd.
Mij dunkt, zei juffrouw Ehvynne,
dat wij haar den tijd moeten laten, en
haar uit zichzelf laten terugkomen.
En Dunhar stemde daarin kalm toe.
Hij nam de gewoonte aan, om iede-
ren middag naar het huls te gaan,
om nieuws van Katie te vernemen.
Nu eens had haar tante een brief ont
vangen. waarin ze haar mededeelde,
dat ze wel was en Edward spoedig
zou schrijven, wanneer ze zou terug-
keeren. Dan was er weer geen nieuws
en werden de uren, tnsschen den tlid
van theedrinken en het vallen van
den schemer, doorsehracht met kal
me. intieme gesprekken.
De eerste verstoring in dezen toe
stand kwam op een namiddag in den
vorm van oen telegram
Ik ontvang daar juist een bood
schap van een vriendin, die ernstig
t ongesteld is. Ze vraagt me direct bij
haar te komen. Ik vrees, dat ik eeni
ge dagen zal moeten blijven. Mis
schien was het beter om Katie dit
even te berichten. In elk geval moet
ik u verlaten, want er is geen tijd te
verliezen.
Ze bemerkte zeker, hoe bedrukt
haar bezoeker naar de twee ledige
stoelen bi' het vuur keek.
Waarom blijft u niet langer, om
mijn boeken eens in te zien vroeg
ze. U kunt de voordeur sluiten, wan
neer u gaat. Zij sluit van zelf. Ik zal
de sleutels medenemen. Misschien
kom ik vanavond terug misschien
eerst over een paar dagen.
Eigenaardig glimlachend wa3 zij
verdwenen.
Dankbaar zette Edward zich ineen
der gemakkelijke stoelen neer, blijde
de aangeboden gastvrijheid aanvaar
dend.
Hij moest bepaald een naaT uren
geslapen hebben. Toen hij ontwaak
te. was de kamer geheel donker. Hij
stom] np ziin leden waren geheel
ptiif. Eensklaps hoorde hii geluld. Kr
werd ongetwijfeld een deur geopend
en weer gesloten. Toen zag hij, dat
het elektrische licht buiten de kamer
was opgestoken.
llij rukte de deur open en stond
van uungezicht tot aangezicht tegen
over Katie zelf.
O zei ze verschrikt. Ik had niet
geuacht, dat je nog...
Ze hield op en tueld haar adem in.
Katie i
Hij trok haar de kamer in en stak
licht op.
Zij was in verpleegsterscosluum,
juist zooals hij haar zich altijd had
voorgesteld. Het bruine haar was
hier en daar onder de nauwsluitende
muts met zilver doorweven.
Slechts de oogen schenen veran
derd te zijn. Er waren lijnen om,
evenals om haar mond. Ze zagen er
uit alg de oogen van Katie. Ja. het
waren de oogen van juffrouw Elwyn-
ne. TT geheeie gelaat scheen hem
1 niet meer dan dat van Katie toe En
j het scheen hem toe alsof juffrouw
EIwynne niet langer bestond. De te
genwoordigheid van Katie deed hem
aan hatar tante donken ais aan een
geestesverschijnlng.
Katie, zeg me, wat dat alles be-
teekent I Wie ben je Wie E de juf
frouw, die ik Je tante noemde
De vrouw glimlachte hem toe cn
eensklaps wist hij het. Er bestond
geen juffrouw EIwynne Senior. Het
was voortdurend Katie zelf geweest.
Maar Katie met wit haar Katie met
rimpels
Hij keek zoo verbluft, dat Katie har
telijk lachte, maar toen zij sprak was
haar stem, hoewel, niet langer de lis-
pelende, zachte stem van haar ge
waande tante, toch een weinig onze
ker.
Wil je me vergiffenis schenken,
Edward, voor de list, die ik gebruikt
heb O, ik ben zoo bang geweestHet
was schande om het te doen, en toch
liefste, geloof je niet, dat het voor
ons beiden de moeite waard was
Edward kwam dicht bij haar en
nam haar beide handen in de zijnen.
Ik kan niet begrijpen, waarom je 't
deed, maar het was de moeite waard
Het heeft mij mijn Katie teruggege
ven. Maar waarom vond je het noo-
dig de rol van een oude vrouw te spe
len
Begrijp Je het niet, lieve Het
was niet alleen om je te laten zien,
hoezeer ik reeds veranderd ben. Je
moest verder zien. Binnen eenige ja
ren zal ik werkelilk het criishnrige
vrouwtje zijn, waarmee Je kennis ge
maakt hebt. Ik heb je nooit verteld,
hoe hard ik heb moeten werken. Ik
zal oud zijn voor mijn tijd. En daar
om zie je. trachtte ik je het oude
vrouwtje een wpjnisr te doen liefheb
ben om haar zelf, en niet ter wille van
het meisje, dat je eens had gekend.
Beloonde dapperheid.
Rood en met koortsig gloeiende oo
gen, maar uiterlijk kalm, eindigde
de oude dr. Johns zijn toespraak met
een oproeping van mannen, die kon
den rijden en schieten. Om hem heen
stonden een aantal mannen, vrouwen
en kinderen, zwijgend ten gevolge
van een angstige aandoening.
Wie zal de eerste zijn? \roeg de
oude man, om zich heen ziende en
onmiddellijk kwam uit de menigte
vooruit gestapt: Dick Ciargesl
Zelfs dr. Johns verLooir bijna zijn
ernst. Het was dan ook een te zot
denkbeeld, dat Dick Clarges mee zou
vechten, hij, de tengere zachte jon
gen, die wat zijn karakter aanging,
meer op een meisje leek, ein die zich
nu kwam aanmelden, toen er moedige
mannen weiden gevraagd om paard
te rijden en te schieten. Maai nu
stormden ook honderden mannen toe
om zich naast den baardloozen, zwak
gebouwden, blnuwoogigen knaap te
voegen.
Dick, zei dr. Johns, zijn glimlach
bedwingend, ben je bereid je deed aan
het werk op je te nemen?
Ja, dokter.
Kan je schieten?
Dat heb ik mijn heele leven
daan en rijden óók, van toen ik een
kleine jongen was af. Vandaag nog
heb ik op den wilden „Coon" geze
ten.
Er blonken hoera's en gelach
maar Dick keek dr. Johns in de oogen
en glimlachte, zooals hij steeds deed.
Dick was een der eersten, die het
nieuws gehoord hadden.
Hij was reeds lang gewoon den
kleinen telegrafist Bundy, die zwak
was, te gaan helpen en had zóó uit
stekend telegrafeeren geleerd. Zóó
kwam het, dat hij juist met Bundy
dienst deed, toen die ongewone en
onrustbarende tijding kwam. Zonder
een woord to zeggen was Dick den
Spoorweg over gesneld, den heuvel
op om de zaak aan den ouden dr.
Johns mee te deelen.
Was Dick een lafaard?
Aan ruwe spelen op school had hij
niet meegedaan.
Zijn geliefkoosde kameraadjes wa
ren kleine meisjes en in het bijzon
der was hij dol op zijn bruinoogig
zusje Pet, dat slecht ter been was.
Maar wat was er aan van hetgeen
gefluisterd werd over zijn lafheid?
Arnold Mitchell had hem met zijn
hoed in het gelaat geslagen en hem
tot een gevecht uitgedaagd, maar
Dick had geweigerd. Had hij daar
entegen zijn leven niet gewaagd om
den ouden Steven Speers te redden
en uit den weg te trekken van een na
derende machine? En heeft hij den
woesten stier, dio midden ander de
kinderen te land was gekomen, niet
bedwongen door een kracht igen slag
met een pook? Die kwaad van hem
wilden zeggen, beweerden echter,
dat hij in het geval van den ouden
Steven had gehandeld vóór hij er bij
gedacht bad en in dat van den stier-
zeiden de jongens, die zelf het hardst
wegliepen, dat Dick zóó verschrikt
was geweest, dat hij het hoofd had
verloren.
Nadat Dick zich het eerst aan ór.
Johns ha dopgegeven, was hij naar
huis gesneld.
Moeder, riep hij de kamer bin
nen stormend, maak mijn rijlaarzen
en geweer klaar en ook wat eten. Ik
ga Ben zadelen. Maar haast u!
Maar Dick, wat in 's hemels
naam...
Moeder, verlies geen oogenblik.
De oorlog is uitgebroken en langs de
geheeie rivier wordt al gevochten. De
vijand is naar onzen oever overgesto
ken, heeft een half dozijn sleden ge
nomen, Cedar Hill bestormd en trekt
nu de vallei door, op de hoofdstad!
aan met een macht van dertigduizend
man. De militie is uit al haar stellin
gen verdreven, heeft haar geschut ver
loren en is in vollen terugtocht. De
telegraaf!ijneu naar het Oosten zijn
in 's vSjands handen en het leger van
generaal Boon, dat de divier verde
digt, weet niets van hetgeen ge
beurd is.
Moeder en Pet stonden een oogen
blik sprakeloos, maar daarop repten
zich haar handen om alles gereed te
maken en ze staakten alleen liet werk
om een traan af te wisschen.
Vijf minutau later zat Dick te
paard en reed hij, na zijn moeder eu
zuster omhelsd te hebben, weg. Een
eind verder werd bij echter opgehou
den door het bleek gelaat van Emily
Wilde, het mooie meisje, voor wie hij
zoo dikwijle boodschappen had ge
daan.
Het is verschrikkelijk, Dick; ga
je heen?
O ja, we gaan allen, we moeten
we hopen de terugtrekkende militie-
troepen vannacht te ontmoeten en
dr. Johns zegt, dat wij misschien
stand kunnen houden te Granitepas
om den vijand op te houden tot ren
boden generaal Boon kunnen berei
ken om hein te hulp te roepen.
Dick, misschien zal ik je noodt
weerzien, jou, dien ik bijna eiken dag
gezien heb sedert mijn geboorte. Ik
weet heel veel van ja lk ken het hee
ls verhaal van je opoffering voor je
moeder en Pet; wie ook spottend over
je mag denken of meenen, dat je laf
bent, ik niet. Ik weet die Arnold Mit
ch el 1-geschieden Is. Pet heeft me het
groote geheim van haar en Arnold
verteld. Beste Dick, ik begrijp, dat
je den jongen niet wilde slaan, dien
Pet lief heeft.
Wat ben je goed, Emily. Vaar
wel!
Emiily's teedero handen grepen
hem bij zijn mouw.
Een oogenblik, Dick. In mijn ge
dachten ben jij de eerlijkste, trouw
ste, flinkste en liefste jongen, die or
is. lk zal den hemel bidden dat je in
het gevecht gaspaard wordt.
Emily, riep Dick, zich naar haar
overbuigend. als ik uit het gevecht
terugkeer, zal ik je vragen mijn
vrouw ta worden.
De vijand had alom gezegevierd
zelfs de stad was in zijn macht en
nu rukte zijn overwLnnend leger op
tegen de laatste hinderpaal op zijn
weg, Granite-pas.
Het gevecht was hevig. Als wij
den pns maar tot den nacht kunnen
houden, morgen zullen onze renbo
den generaal Boon meobrengen! zeide
de officieren.
Plotseling hield de vijand op met
vuren en er vertoonde zich een par
lementair. Dick, die den geheelen dog
in de nabijheid van dr. Johns ge
vochten had, zag hoe deze een brief
werd gebracht en hoe dc dokter ver
bleekte terwijl hij hem las.
Wat is er dokter? vroeg Dick.
Niet meer of minder dan diat ze
onze renboden hebben opgevangen.
De vijand aischt van ons, dat we den
pas zullen overgeven, anders zal hij
zijn kanonnen op de heuvels bren
gen en zijn infanterie ten aanval zen
den en zullen wij zware verliezen lij
den.
En wat antwoordt u?
Dat zoo we al den pas niet kun
nen houden, wij in elk geval onze lij-
Ken op het slagveld kunnen achter
laten. De parlementair ging terug en
weldra was het gevecht weer begon
nen.
Plotseling rende een enkele ruiter,
blootshoofds, zonder jas of schoenen
aLleen met een hemd en broek aan,
op het rookgordijn toe, dat tusschen
de strijdenden hing.
Dick, ben je gek? riep cEr. Johns
en rende hem op zijde. Maar Dick
reed door, reed als een kind van
de wildernis, en allen die hem za
gen, vrienden en vijanden, slaakten
kreten van bewondering. De kogels
regeuden om hem heen, maar hij
wist de rivier te bereiken en sprong
or met zijn moedig paaTd in. Met
moeite doorkliefde liet dier den snel
len stroom, naar den tegen overgestel-
rlcn oever. Een stekende pijn in Dick's
been, zeide hem, dat hij gewond was,
maar hij stoorde er zich niet aan en
zette zijn tocht voort.
Onophoudelijk spoorde hij zijn
trouw dier aan, maar het was door
verscheidene kogels getroffen, en be
zweek juist op het oogenblik, dat zij
den oever bereikten.
Zoodra hij aan den oever kwam,
i voelde hij, hoe stijf zijn been was,
I maar hij vermande zich eu strompel
de verder. Zijn beproevingen waren
echter nog niet voorbij. Nauwelijks
had hij de richting ingeslagen van
het kamp van generaal Boon, of hij
zag een vijandelijke afdeeling op zich
al komen; nog voor hij tijd had ge
had zich te verweren, zag hij een sa
bel voor zijn oogen glinsteren, hij
voelde een hevigen slag op den lin
kerkant van het voorhoofd en stortte
ter aarde. Ho9 lang hij zoo gelegen
had wist hij zich later niet te herin
neren, maar toen hij weer bij kwam,
herinnerde hij zich dadelijk, wat hij
zich had voorgenomen en weer ging
hij op weg, meer strompelend dan
loopend.
Toen hij eetrige men later in het
kamp van generaal Boon aankwam,
had hij juist nog de kracht om te
stamelen: „Granlitepas, haast u, zo
zijn verloren." Toen zakte hij in el
kaar en voelde geruimen tijd niets
Bijna de geheeie stad was naaT het
spoorwegstation getrokken en aloud
geduldig te wachten tot de trein zou
aankomen. Eindelijk, na een lange
afwezigheid, gedurende welken tijd
hij in het hospitaal was verpleegd,
zou Dick Clarges, de redder van de
hoofdstad en van de verdedigers van
Granite-pas, terugkeeren.
Toen de trein had stil gehouden,
verscheen voor een der portieren een
man. Het volk, dat hem toejuichte,
merkte op, dat Dick niet alleen ou
der was geworden, maar dat ook een
diep litteeken over zijn voorhoofd
liep en dat zijn eene schouder werd
opgeduwd door de drukking van een
kruk. Alle hoofden werden ontbloot
en hier en daar hoorde men snikken.
Dick hinkte naar een gereedstaand
rijtuig, vergezeld van zijn vroege-
ren commandant, dr. Johns.
Men had de paarden van den wa
gen gespannen en de vroegere krijgs
makkers van Dick trokken hem in
triomf naar zijn huis, waar zijn moe
der en Pet hem onder het storten
van vreugdetranen opwachtten.
Nauwelijks was hij binnen of ook
Emily Wilde kwam en zonk weenend
op haar knieën naast den stoel, waar
in Dick had plaats genomen. Na het
avondmaal strompelde Dick met Emi
ly mee om haar thuis te brengen en
nam als vroeger, aan de deur af
scheid. Maar vóór zij binnenging,
zei ze:
Dlck, je herinnert je, <Jat Je vóór
je heenging, beloofd hebt, dot, als Je
ooit terugkwam, je me zou vragen je
vrouw te worden!
Ja, maar Etnily...
Als je blieft geen woord meer,
Dick. Ze hebben je wel verminkt en
je bent niet rijk, dat wil je zeker zeg
gen, maar ik bied je mijn liefde aan
en mijn leven en al wat ik heb en
dan zal ik nog trotsch zijn je groot
hart en roemrijken naam te mogen
dragen. Dlck, ik weet, dat je je
woord zult houden, je moet het hou
den 1
ANAESTHESIE DOOR ELECTRI-
CITEIT.
Te New-York is door een leerling
van prof. Leduc, die proefondervin
delijk bewees hij nam de proef met
zijn eigen lichaam dat door een
met zeer korte tusschenpoozen on
derbroken electrischen stroom ge
voelloosheid teweeg kan worden ge
bracht, deze methode practisch toe
gepast in de chirurgie. De leerling,
een vrouwelijke, dr. Rabbinowltch,
verrichtte een operatie aan een pa
tiënt, wien vier teenen moesten wor
den afgezet, nadat deze door eleclrlr
citeit plaatselijk gevoelloos was ge
maakt.
Naar het bericht luidt, ondervond
de patient niet de minste pijn; hij
praatte alsof er niets met hem ge
beurde.
TEGEN DE GROOTE
HOEDENPENNEN.
De politie le Weenen heeft, op 't
voorbeeld van de Berlijnsche politie,
het gebruik van Ianve hoedenpennen
in dameshoeden verboden. De politie
waarschuwt, dat zij, bij overlreding
van het verbod, tot zeer strenge maat
regelen zal overgaan.
EEN GROOT SLAGSCHIP.
De Engelsche admiraliteit heeft aan
„Scott's Shipbuilding Company" to
Greenock den bouw opgedragen van
een nieuw schip, dat het grootste
slagschip van de Britsche marine zal
worden.
Het zal ongeveer 600 voet lang wor
den, een waterverplaatsing hebben
van meer dan 2-4,000 ton en minstens
21 knoopen afleggen.
DICKENS.
In Engeland gaat men over twee
jaar den honderdsten geboortedag
van Charles Dickens' feestelijk vieren.
Reeds zijn vele comité's ijverig aan
de voorbereiding. De Engelsche lioo-
gescholen zullen medewerken en Ir
ving bereidt de opvoering voor van
een reeks uit romans van Dickens ge
trokken tooneelstukken.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 215
van VV. Vrij landt.
Wil
Zwart schijven op 6, 10, 14, 16, 18, 23, 25, 28, 29 en dam op 46
Wit schijven op 17, 26, 27, 30, 31, 38, 39, 44, 49 en dam op 2
Eindspel No. 216
van W. J. A. Matla,
1 9 8 4 b
Zwart schijf op 17 en dam op 16
Wit schijf op 8 en dammen op 45
Alle varianten moeten uitgewerkt
worden.
De oplossingen van dit probleem
en eindspel worden ingewacht aan
bovengenoemd adres, uiterlijk Dins
dag 3 Januari 1911.
Oplossing van probleem No. 211 van
den auteur
Wit 42 - 37, 39 19, 47 - 42, 41 - 37,
25 12, 19 - 14, 37 - 31, -48 - 42,
30 - 25, 35 2. 2 40 I
Oplossing van probleem No. 212
van den auteur:
Wit 37 - 31, 27 - 22, 48 - 42, 50 - 44,
35 2, 2 33. 33 1 1
Goede oplossingen ontvangen van
beide probleems, van de heeren R.
Bouw, P. J. Eype, Tli. S. Germans, J.
Jacob9on Azn., W. H. de Klerk, J.
Lycklama, W. J. A. Matla, D. G. Ko
ning, P. Ottolini, C. Serodini, K. Sic-
gerist, F. Th. Timmer, F. M. v. d.
Werft.
FEESTAVOND VAN DE
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Zondagavond, 18 Dec., hield
zeer groot aantal leden van de Dam-
vereeniging „Amsterdam" met hunne
dames aanwezig waren. De Voorzit
ter van laatstgenoemde Verecniging
bcod namens haar leden, der Haar-
lemsche Damclub een mooie presi
dentshamer aan, als een bewijs van
sympathie, terwijl door alle aanwezi
gen een zeer eigenaardige hulde werd
gebracht aan den heer C. II. Broek
kamp, die zoowel als auteur, als op
andere wijze, zooveel voor do kennis
en bevordering van het damspel heeft
tot stand gebracht.
Een kluchtspelletje, alsmede ver.
schillende voordrachten, vulden den
avond, terwijl een zeer geanimeerd
bal den avond besloot. Slechis noodo
gingen gasten en leden naar huis.
Zeker zullen de aanwezigen verlan
gend zijn naar een herhaling van zulk
een recht gezelligen avond.
A. s. Maandagavond (2en Kerstdag)
zal de Haarlemsche Damclub geen
oefeningsavond houden.
De Haarlemsche Damclub houdt
haar bijeenkomsten iederen Maan
dagavond van 8 tot 12 uur in het Ge-
Haarlemsche Damclub in de boven- bouw „De Nijverheid", Janssiraat 85,
zaal van Café Brinkmann een gezel-1 alhier.
llge bijeenkomst voor haar leden met Liefhebbers van het damspel zijn
hunne dames, waarbij als gasten een daar steeds welkom.