BUBLADVAN HAARLEM'S DAGBLAD
18s Jnrg&ng.
ZATERDAG 7 JANUARI 1911
No.
8449
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
fI.to PES S MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATE GROOTE HOUTSTRAAT So.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Rubriek voor Vrouwen
„OPRUIMINGEN"
Baltoiletten, Kapsels.
Op liet oogenblik is bet in de mees
te magazijnen groote opruiming van
alio voorkomende seizoens-artikeLen.
Men houdt uitverkoop tegen veel ver
minderde prijzen en zij, die voor
hare winter-gairdo-robe nog het een
of ander noodig hebben, zullen goed
doen daarvan te profiteeren; terwijl
zij op hare hoede moeten zijn om
niets anders te koopen dan, diatgone
wat ze precies noodig hebben.
Vooral met. confectie goederen moet
men voorzichtig zijn, want men weet
niet wat er een volgenden winter
gedragen zal worden. Iets anders ls
dat met stoffen, zijden of katoenen
weefsels. Men kan gerust eenlge mo
tormaten stof of zijde koopen voor
een costuum of blouse, die men niet
direct noodig heeft, want de mode
wisselingen zijn hoofdzakelijk in het
model-niet in het te bezigen mate
riaal gelegen. Daar het zich laat aan
zien dat de slanke modellen zich nog
geru.imen tijd zullen handhaven, be
hoeft men van een weefsel, dat 120
13ft c.M. breed is slechts 5 1/2 Meter
te koopen; daaraan heeft, men ruim
voldoende voor een modem costuum.
De moderne toiletten toch, onder
scheiden zich meer door een fraaie
stijlvolle garneering, dan door over
maat van stof. De garneeringen wor
den zooveel mogelijk in dezelfde lcleur
als de stof gekozen en bestaan hoofdi-
za kei ijk uit zijden borduursel en dito
galon met witte was-pnarlen bestikt.
Voor wandeltoiletten treedt het flu
weel sterk op den voorgrond, het
geen waarschijnlijk een gevolg is van
de steeds stijgende bontprijzen. Een
bonten mantel toch behoort tegen
woordig tot de hoogste luxe; en zij,
die met bescheiden middelen moeten
uitkomen, kiezen zich een tailior-
made-costuum van zwart of gekleurd
velvet met kraag- en rand.gameering
van bont, bij voorkeur skungs.
De meeste naaisters hebben het om
dezen tijd van het jaar druk met het
maken en vermaken van bal- en soi-
rée-toilotjes, want feesten, zoowel
als bals en uitvoeringen, volgen el
kander regelmatig op om te eindligen
met de carnaval-feesten, waarmede
de wintervermakelijkheden als heit
ware gesloten worden.
Voor jonge vrouwen en meisjes, die
veel uitgaan en derhalve niet met
één enkel avond-totletje kunnen vol
staan, biedt de tegenwoordig© mode
de gelegenheid lof het aanbrengen
van velerlei variaties. Tk heb hierbij
bet oog op de gladde, nauwsluitende
zijden four, re au, over welke men
meerdere voilages van mousseline,
schiften of crêpeslof kan dragen.
Voor oudere dames komt nog steeds
de mode van het wit en zwart om
den voorrang vragen. Men hrengt,
streepjes in zijde en fluweel, maar 't
allerfijnste is een fourreau van witte
zijde met, overkleed van zwarte voile,
chiffon, tule of kant. De slepen kun
nen naar verkiezing puntig, rond of
vierkant worden aangesneden; ze zij^
echter kort en ongevoerd, zooals trou
wens met nllle mogelijke costuum,rok
ken het geval is.
Bloemen worden op baltoiletten
niet meer gedragen; zéér jonge meis
jes droegen reeds den votrigen win
ter guirlandes van rozen, die men
van satijn of chiffon vervaardigt. De
ze worden ook nu nog toegepast aan
de zoomen der rokken en de halsuit
snijding der tailles; men ziet ook
bloemen van goud- en zilverdraad.
In de kapsels worden geen bloe
men gedragen, doch zijden- of fluwee
len l'int, metaalbanden, aigrettes en
waspaarlen. Veel opgang maken nog
steeds de geliefkoosde écharpen, doch
nu niet meer van fluweel of zijde,
maar van kant op een voering van
chiffon in de kleur van het toilet en
omzet met kostbare bontranden. Men
gebruikt Brusselsch# kant, Veneti-
aansche kant en andere oud© kanten.
De balschoenen zijn van lak, fijn
chroomleder of goudleder met sier
lijke metalen gespen en Louis XV-
hakken. Ook gespen met simili-dia-
manten worden niet zelden op bal
schoentjes gehecht.
Ten slotte een enkel woord over
de mantels, welke over de lichte,
luchtige avondtoiletjes gedragen wor
den. Voor jonge meisjes ziet men ca
pes en mantels van „laine die Pyre-
nées" en andere doelmatige weefsels,
terwijl voor vróuwen op het oogen
blik de zwart satijnen mantels aan
de orde van den dag zijn. Men bezigt
slap liborty-satijn, gevoerd niet af-
stekende kleuren, veelal goudgeel,
huzarenblauw, fraise en ook we] wit.
De kimono-vorm is voor deze avond
mantels zeer geliefd; de mouwen, die
zeer wijd zijn, worden bovenop open
geknipt en met zijden koorden en
passement knoopen bijeen gehouden.
Dezen mantels wordt een breede over
slag aangesneden; men duit. ze met
brandebourgs en groote knoopen. De
halsafwerking geschiedt naar verkie
zing met matrozen- of shawlkraag.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
PATRIJZEN.
Bij de heele risten duinkonijnen,
fazanten en hazen sluiten zich in de
poelierswinkels ook vaak enkele, kop
pels patrijzen aan, die geheel tegen
hun zin een reisje naar de stad heb
ben moeten maken.
Daar liggen zij dan in hun bruin
grijs pakje, tot de een of andere lief
hebber van wild zich over hen ont
fermt en voor een eerlijke begrafenis
zorgt.
Hier in de buurt komen de patrij
zen niet in zoo'n groot aantal voor,
dat ieder er buiten wel eens kennis
mee heeft gemaakt.
Zelf heb ik ze maar eenmaal onder
Vogelenzang gezien, maar vroeger
was ik ln Noord-Brabant veel vaker
in de gelegenheid hun eigenaardige
manier van doen waar te nemen.
Hun heele voorkomen teekent hen
al als bodemvogels.
Het plompe model, de korte staart
en de korte, ronde vleugels maken
den patrijs weinig geschikt om Wijn
malen in zijn luchtevoluti&s te even
aren.
Gewoonlijk vliegt het dier daarom
laag bij den grond en slechts met de
uiterste inspanning als er gevaar
dreigt houdt hij het langer achtereen
uit.
Een adelaar, bewust van zijn
kracht, leeft alleen te midden der hem
omringende ontzagwekkende bergen.
Vriendschap is hèm vreemd en van ge
zelligheid houdt hij niet. Anders is
het. met de patrijzen. Wat zij afzon
derlijk aan moed en kracht missen,
trachten zij door vereeniging te ver
krijgen en dit is ook de reden, waar
om zij in zomer, najaar en winter in
groote troepen bijeen blijven, steun
zoekend bij elkaar.
In 't voorjaar komen de Don Juan-
neigingen bij de mannetjes voor den
dag. Iedere jonker zoekt zich dan een
wijfje en zonder zich om de verdere
familieleden te bekommeren, trekt
een gevormd tweetal er op uit, om een
goede nestgelegenheid te zoeken.
Als degelijk familielid van liet kip-
pengeslacht doen de patrijzen in 't ge
heel geen moeite boven deze eenvou
dige zandkrabbelaarg uit te steken.
Ook zij zoeken geen verheven stand
plaats voor de nieuw te bouwen wo
ning, die zeer nederig wordt gehou
den.
In een kuiltje op den bodem, soms
onder overhangende struiken en
bcschkantjes, worden wat strootjes
gedragen en dan zorgt het wijfje al
heel gauw voor de inwendige versie
ring.
Het aantal komt er bij haar niet zoo
erg op aan. Zoodra de kleintjes zijn
uitgekomen, redden ze zich toch zelf,
zoodat er geen angst bestaat voor te
weinig voedsel.
Heel mooi komt het hier uit, hoe
prachtig in de natuur alles in elkaar
grijpt.
iEen duif, die zijn harde zaden eerst
een tijdlang in den krop moet wee
ken, zou met geen mogelijkheid een
goed dozijn jongen kunnen voeden.
De diertjes kwijnden van honger
weg. De roofvogels en de gevleugelde
Insecteneters, enkele uitgezonderd,
houden ook niet van een al te vol nest
en de koekoek verbeeldt zich, dat hij
er in 't gelieel niet aan mag denken,
hij die in hoofdzaak rupsen voor zijn
ontbijt, rupsen voor zijn diner en nog
maals rupsen voor zijn souper ver
langt.
Patrijzen behoeven niet op eentje te
kijken en daarom behooren 18 en 20
eieren niet tot de uitzonderingen.
Zoo gauw het wijfje gaat broeden,
is liet mannetje dag en nacht druk in
de weer. Dan bestaat er geen trou
wer, vriendelijker echtgenoot en het
minste gevaar merkt hij op.
Daar zweeft een sperwer hoog bo
ven het met zorg bewaakte nest. Een
enkele angstroep van het mannetje is
al voldoende om zijn broedend wijfje
te waarschuwen. De kop wordt wat
vooruitgestoken, het dier drukt zich
stijf op den bodem en maakt niet de
minste beweging meer.
Dan komt de beschuttende kleur der
dieren hun goed te stade. In niets
verschillen zij bijna van hun omge
ving en vaak gebeurt het, dat de
bloeddorstige luchtroover de angsti
ge dieren niet opmerkt. Trouwens, de
kleur Is voor hen ook het eenige wa
pen. De snavel kan niet veel tegen een
roofvogelbek uitrichten en de vleugels
kunnen hen niet spoedig naar een vei
liger schuilplaats dragen. Wel kunnen
do patrijzen verbazend hard loopen,
maar wat beteekent dat, als er een
flinke aanvaller optreedt, die.vijfmaal
zoo snel kan vliegen.
Toch ondanks de weinige verweer
middelen is de patrijs een moedig
dier, wat vooral uitkomt als na ruim
drie weken de jongen uit de zoo lang
beschermde eieren te voorschijn ko
men.
Zelden zult ge aardiger, vlugger
vogeltjes zien, aan deze jonge patrijs
jes. Zacht geelbruin dons met hier en
daar een donkere vlek, bedekt de tee-
re lichaampjes. Flinke sterke pootjes
dragen dit donswagenlje met. gemak
rond en de jongen voelen zich volko
men veilig, beschermd als zij wor
den door de uiterst waakzame ouders.
Vroalijk piepend hippen de kleintjes
om de moeder heen, terwijl papa een
waakzaam oog over de omgeving
houdt.
Bemerkt hij nu onraad, dan zorgt
het wijfje, dat de kleintjes zoo gauw
mogelijk een veilig hoekje opzoeken
en het komt vaak voor, dat het zorg
zame moedertje zich dan naar het
munnetje begeeft, om zoo noodig steun
te bieden.
Het spreekt van zelf, diat menig
jong diertje wordt gesnapt door val
ken, sperwers, gaaien en kleine vier
voetige roovers, maar is het geheele
gezin ontkomen, dan geeft het ouder-J
paar dit soms op luidruchtige wijze
te kennen.
Zijn de jongen wat grooter dlan
vliegt het heele troepje de naburig©
akkers over, geen zaadje vergetend,
en steeds goed uitkijkend. Ook de
jongen houden dan een oogje in 't
zeil.
Het najaar is het verzameltijdperk.
Dan vliegen vaak heele troepen rond
die vooral in liet Oosten van het land;
een prooi van jagers en wildstroo-
pers worden.
Deze laatste hebben er een eigen
aardige manier op bedacht. Met een
groot net gewapend, trekken zij er
tegen den avond op uit, het liefst met
lichte maan.
Rustig wachten twee patrijzeuver-
8chalkers dan op de komst van een
vlucht vogels. Ieder houdt het eind
van het net vast, dal van ondier met
s te enen ls verzwaard.
Zijn de patrijzen neergestreken en
heeft de ha.an opgehouden met zijn
geroep, dan sluipen de mannen lang-
zaam vooruit en werpen het goote
net over de vogels.
Op die manier komen in den herfst
honderden vogels om het Heven en
wanneer de kleur hen niet bescherm
de zouden er nu al long geen patrij
zen meer zijn.
H, PEUSENS.
Mevr. D. te H. Een mol kunt u
slechts uit uw tuin verwijderen, als
u in een ijzerwinkel een klem voor
deze dieren koopt. Daar zal men u
wel zeggen hoe deze wordt gezet.
Om de dieren uit de bloembedden j
te houden kunt u er om heen een
viertail open wijnflesschen in den
grond duwen, zoodat de hals boven
dien bodem uitsteekt.
Daarin steekt men een stok. Door
den minsten wind beweegt die stok
en het geluid wordt door de.flesch
versterkt. Tuinlui roemen het als een
uitstekend middel, dat wel eens kan
worden beproefd.
Den heer E. v. Z. Uw sering die
in tien jaar niet heeft gebloeid, moet
eens flink door een tuinman onder
handen worden genomen. Oordeel
kundig snoeien is in dit gevail nood
zakelijk.
H. PEUSENS.
Proef van oom Alf,
Naar 't Engelsch van H. Garstairs.
De brief d/roeg 't New-Yorksche
postmerk en was geadresseerd aan
„den heer Augustus Htopkins". Hij
riep eiken bekenden Hopkins op con
den inhoud te hooren.
Ze waren von een arm ras, ver
spreid door de groote stad, slechts
vereeni.gd door afwisselende vijan
digheid.
Voor den meesten hunner was
„Oom Alfred" niets dan een klank;
want hij'- was de eenige Hopkins in
wien het verlangen om meer van de
wereld te zien voor den dag was ge
komen. In zijn jeugd was hij naar
don vreemde gegaan naar Ame
rika. En hij was vooruitgekomen.
Oom Alfred was miiliionair. Geen
droppel van zijn rijkdom was ooit
naar huis gevloeid. Sommigen waren
er boos over, maar niemand verwon
derd© het. Inderdaad was deze brief
de eerste, dien Alf ooit gezonden
had.
Daar de Hopkins onervaren waren
in 't lezen van handschrift vertolkt©
Gils Hopkins moeizaam spellend den
brief.
Alf zegt, diat hij soxns nieuws
gierig is naar ons. En hij zou graag
een proef nemen. Zouden we een
monster willen overzenden, een jon
gen, tu&schen d© vijftien en twintig,
geen engel, of bolleboos of zoo iets.
Als er een jonge, slimme Hopkins
onder ons te vinden is, of we hem
dan maar willen sturen. Alf beflooft
niets, rnoar ik verbeeld me, dat het
een jongen kerefl geen kwaad zal
doen in Amerika te landen, met een
millionair tot oom. Alf zegt, als de
oandidaten talrijk zijn, dan kunnen
we stemmen.
Voor hen, die geen geschikte zoons
hadden, was de rest niet meer van
belang. Ze trokken zich terug, als
hun meaning te kennen gevend, dat
Oom Alf op weg was gek te worden.
De keus was spoedig tot drie lie-
perkt. Maar t zou nog een poos ann-
loopem; eer d© een te voorschijn
kwam uit het gesticht, waar hij was
op sen omen. De tweede was een long-
harige Jongeling, wiens moeder hem
bear 1 reef als een dichter.
Alleen Sam Hopkins bleef over.
Sam was een wees en voor zijn ne
gentien jaar beneden die maat. Maar
hij was taai, vlug van geest en li
chaam en vooral geslepen. In stemmi
ge opzichten was hij wat ruw. Zijn
beschaving was die. welk© een volks
school kan meciedeelen. Sam be
schouwde die echter als een goede
maatschappelijke uitrusting. In de
Londensche achterbuurten had hij
veel geleerd en hij bezat een niet ge
noeg te waardeeren eigenschap: Sum
noemde bet. eerzucht, zijn vijanden
noemden het brutaliteit.
Hij was jongste bediend© in Gray-
ly's vischwinkel. Op werkdagen ver-
kocht hij heerlijke haringen; op Zon
dag wandelde hij met Podly Wyber. j
Polly was van zijn eigen maatschap-
pel ijken rang en een heel hef mei sje, j
Werkelijk de scheiding van Polly
was Sam's eenige smart. j
Hij kuste haar en verzocht haar,
niet, te huilen. Hij zou fortuin maken
net. als oom Alf, dan zou hij haar Ia- j
ten overkamen, haar trouwen en een
groote dame van haar maken. Had
ze imtusscben misschien een tg geld I
1© missen?
Polly had twee sovereigns.
In orde! Die leen je mij en ik j
zal ze spoedig terug betalen. Zie je,
mijn familie is zoo nijdig, omdat 't 1
mij een beetje meeloopt, dat ze me
met niets willen helpen. En de over- J
tocht en de uitrusting kosten gold.
Natuurlijk, 't is niet zoo als het hoort i
dat een heer leent van een dame.
't Ontbrak Polly niet aan voorzich- j
tigheid; maar ze was trouwhartig en
vriendelijk en al haar wereld&che be
zittingen werden overgedragen aan
haar vermoede! ij ken aanstaanden
echtgenoot.
Een maand later zat Alfred Hop
kins, de groote financier, voor een
stapel papieren in zijn kiantoor in
Biain Street te New-York, llij was
nog niet oud, maar veel stooten en
duwen aan de beurs had hem ver
hard.
Hij was spaarzaam niet woorden
en gevoed. Toch, klopte er, zooals
sommige menschen wisten, achter die
uiterlijke ruwheid een vriendelijk
hart. Het schitteren van zijn oogen
nu en dan bewees ook, dat er nog zin
voor huinor in hem leefde.
Dat schitteren van zijn oogen was
dien morgen buitengewoon helder,
toen een korte tik op de deur klonk.
Binnen!
Samuel Hopkins trad binnen.
■Hoe vaart u, oom? Ik beu Sam
Hopkins.
Ha, juist! Ik herinner me... Ga
zitten. Ik beu dadelijk tot je dienst.
Hij begroef zich in zijn papieren.
Dat was koeL Het sloeg Sam uit 't
veld. Hij kon niet weten, dat het zoo
bedoeld was.
Oom ,Alf schoof eindelijk zijn pa
pieren terzij.
Zoo, ben jij Sam Hopkins? Je bent
niet veel bijzonders. Was jij d© beste
dien ze konden sturen?
De genegenheid die Sam geduren
de de reis jegens Oom Alf had trach
ten aan te kweeken, verdwenen on
der dien ruwen rukwind.
Ze werd vervangen door zijn
woede.
't Spijt me dat ik niet aan uw
verwachtingen beantwoord, maar wat
waren eigenlijijt uw verwachtingen?
Ooan Alf snoof en zweeg.
Natuurlijk, lk weet wel, zei
Sam,, schoonheid is een zwak punt
bij de Hopkins in Londen of waar
je ook wilt, voorzoover ik gezien heb
tot nog toe.
Dat laatste gezegde was bedoeld
als tegenstoot. Oom Alf scheen het
niet op te merken Maar zijn lippen
trilden even.
Bovendien, zooals u zelf kunt ge
tuigen, zijn de Hopkins niet de zacht
moedigste lui, en wel ik kwam
hier in antwoord op uw vriendelijke
uitnood!ging. Ik ben niet gekomen
om me te laten uitschedcten. IXit kon
ik te Londen genoeg hebben. En dat
kreeg ik ook.
Sam's verontwaardiging was op
recht, maar, met zijn vernuft, ge
scherpt in de Londensche achterbuur
ten, doorzag hij flauw het spel dat
zijn oom met hem spelen wilde en
schikte zich snel naar de omstandig
heden, die zich voordeden.
Ik wilde er een hebben met her
sens, peinsde Oom Alf; jij tiet eu-
uit, of je geen bo© of ba kunt zeggen
tegen een gans.
Breng hier je gans. Of als je er
geen hebt, dan iederen bediende van
je, die van mijn grootte en gewicht
is. En als ik hem in drie ronden niet
buiten gevecht stel, dan wil ik mijn
retour opeten.
Je wat opeten?
Retour.
Waarvoor heb je een retour ge
nomen?
Voor onvoorziene omstandighe
den. Ik had u nooit gezien, 't Kon
zijn, dat u me niet beviel; ik dekte
mijn aftocht. Ut kan nog naaT Lon
den terug, vanavond, als ik verkies.
We mogen misschien niet zoo knap
en mooi zijn als de lui t© New-York,
maar te Londen zijn we niet alle
maal gek. Oom Alf zette groote oogen
op. Hij had zich voorgenomen, dien
jongen eens op zijn plaats te zetten,
juist om te zien, hoe hij zich zou
houden. En hij was in zijn eigen net
gevangen.
Er was geen greintje waarheid in
dio geschiedenis van het rctourbiljet
Het was louter bluf. Maar Sam had 1
nauwkeurig zijn peilingen verricht!
en speelde zijn troeven uit,
Alf veroorloofde zich een glimlach.
Misschien zou je 't doen, zei hij.
Dank u. De tijdelijk verstopte
bron mijner genegenheid begint moer
te vloeien. En nu, neem me niet
kwalijk, maar wanneer dineert u? Tk
heb niets gehad sedert mijn ontbijt
aan boord.
Het is tijd voor den lunch. Kom
maar mee.
Sam Hopkins kreeg een post van
vertrouwen op het kantoor van zijn
oom. Hij toonde zich niet onwaardig.
De strijd met de armoede had een
man van hem gemaakt. Iedere eigen
schap, noodig om te slagen in den
werkkring, waartoe hij was geroepen
trad schitterend te voorschijn. Oom
Alf was heimelijk trotsch op hem.
Zes maanden lang was Sam rustig
en tevreden.
Hij genoot kost en inwoning in het
huis van zijn oom in d© Roydol Ave
nue. Maar Alf Hopkins was een een
voudig man en Sam Hopkin-s kon niet
vergeten, dat hij de neef was van een
millionair.
Die twee gebruikten dagelijks te
zaïnen den Vunch. OndeiigóschiikUen
van alle rangen togen naar de prach
tige restaurants, Sam moest zijn oom
naar Dolan volgen.
Dolan was een eethuis in een kleine
straat, waar het menu verstaanbaar
was, 1 eten goed en t tarief laag.
Het was weelderiger dan Sam Hop
kins 't ooit gekend had. Maar eiken
nacht droomde liij van de mogelijk
heden, die openstonden voor een mil
lionair, en hij voelde bittere afgunst
op die gerokte, niets beteekenende
lui dio dagelijks kostbaar dineerden.
Som was van nature brutaal. Op
een avond zaten Oom Alf en hij rus
tig een pijp te rooken.
Dokui is ei' eenvoudig, oom. We
komen zooveel betere gelegenheden
voorbij op onzen weg. Waarom pro
beert u die niet eens?
Dalian is goedikooper.
Ik dacht dat dat er tegenwoor
dig voor u niet op aankwam.
Dat doet 't ook niet. Maar al
heb ik geld gemaakt, daarom is dat
nog geen reden er een deel van weg
te gooien aan vreemd kooksel, waar
van ik den naam niet weet en dat ik
evenmin kan eten, en in een omge
ving, waar ik mij nooit op mijn ge
mak voel.
Sam schudde het hoofd.
Het staat niet aan mij, u raad
te geven, oom, maar u hebt. ongelijk.
U hebt uw deel van 't bittere ge
had, neem het nu van het zoete Ik
weet wel, u bent een eenvoudig man,
maar eenvoud kan wel eens tróts
worden. Ik ken uw wijze van hande
len, maar ik ben nooit overtuigd van
het nut. U hebt aanspraak verwor
ven op levensgenot; waarom laat u
die niet gelden? U zegt, dat u 't niet
verlangt. Denk eens over uw beweeg
redenen. Wat zijn die? IJdelheid. Als
iemand een millioen krijgt, dan ver
wachten de lui, dat hij zal uitgeven.
Dit verlokt hem te doen wat ze niet
verwachten, en zoo wordt de beschei
den rijke man een ergerlijk karika
tuur. Een eenvoudig leven! Leef van
zes stuivers daags en verdien die!
Die sarrende raadgevingen krijg je
altijd van lui, die zelf tallooze stui
vers hebben overgelegd en de 't nooit
noodig 1 lebben, er zes te verdienen.
In den grond is het aanstellerij, an-
deTs niets.
Oom Alf zweeg geruimen tijd.
Misschien heb je gelijk, zei hij;
maar een oude hond leert geen
nieuwe kunstjes en ik heb geen
smaak in maatschappelijke hoogvlie
gerij. Ik heb daar verhalen over ge
hoord die niet aanmoedigend zijn.
Maar als Je denkt, dat wijsheid en
geluk op dien weg liggen, ga je gang.
Ik zal je tot zekere grens de middelen
verschaffen en met belangstelling de
resultaten van de tweede proef gade
slaan.
Sam had zulk een vlotte toestem
ming niet. verwacht,. Zijn droomen
naderden plotseling de werkeliikherd.
Als de neef van Alf Hopkins had hij
geen moeite om introducties te ver
krijgen. De sTonte wereld opende de
poorten en liet hem binnen.
Zijn voet. stond op een gevnarl'ik©
helling. De bescherming van genot-
llevende mannen, de glimlachte* vm
weelderige vrouwen waTen als nectar
voor zijn lippen. Doellooze drukte-
makerij, ledige wereldsche beschou
wingen vulden zijn avonden en een
steeds in omvang toenemend deel
van zijn dagen. Hij ging over tot
stijve boorden en fantasie veeten, tot
etiquette en vormen. Hij verwaarloos
de de zaken en verborg nauwelijks
zijn minachting ervoor. Om zijn ge
not nog dieper te voelen, herinnerde
hij zich nu en dan de hardheid van
't leven in Londen, dat zoo ver af
scheen. Maar nooit herinnerde hij
zich Pally Wyber.
Langzaam aan drong hij door in
den kring van Evelyn Lograth, een
buitengewoon mooi meisje, met een
vurig temperament en een koud hart
De grappen van juffrouw Lograth
over „dien kleinen Hopkins" deden
haar vriendinnen onbedaarlijk la
chen; maar ze maakte geen geheim
van het feit, dat ze er op uit was een
goed huwelijk te doen en gereed
rich te verknopen aan den hoogsten
bieder. En de neef van den ouden Alf
Hopkins zou een goede vangst zijn.
Zijn toewijding als minnaar was wel
vervelend, maar daar hij zich zeker
zou ontpoppen als de meest onder
worpen echtgenoot, dacht juffrouw
Lograth dat ze den kleinen springer
maar zou nemen.
Langen tijd nam,Oom Alf de ont
aarding van zijn bloedverwant waar
en zei niets. Maar op een morgen,
toen hij zat te ovorwegen, wanneer
hij het strakke spantouw van 't net
over Sam Hopkins zou aanhalen,
werd er aan de deur getikt.
Vrouwen werden zelden gezien en
nooit verlangd in de kantoren van
Alf Hopkins. Maar een bijzonder aar
dige trad nu binnen. De groote finan
cier verfrischte zich met een langen
hlik op dat schitterende staaltje van
ontluikende schoonheid
Wat kan ik voor u doen. juf
frouw'
Niets, meneer. Ik moest Sam
hebben, maar hij is uit Natuurlijk
ben ik van geen belang voor Sam al
was ik het vroegen-. Ik ben Polly Wy
ber. Nooit van mij gehoord? Dat
dacht ik wel. Nu, ik beu Sam's vroe
gere meisje. We zouden jaren geleden
al getrouwd zijn ais u er niet tus
schen waart gekomen met dat zotte
denkbeeld hem bij u te nemen. Hij
liet me achter met de belofte dat hij
terug zou komen en mij trouwen
wat hij niet deed. Maai- ik ben niet
gekomen om tranen te storten voor
Sam Hopkins. Ik denk, dat hij aan
't vrijen is om de een of andere fijne
dame. en dat hij rich schamen zou
om met mij gezien te worden.
Neen, ik kwam voor zaken. Toen
u om Sam zond, had hij niet eens ge
noeg om den overtocht te betalen. Ik
had twee sovereigns alles wat ik
ter wereld bezat.
Hij leende ze. Dat is vijf jaar ge
leden, en sedert heb ik nooit meer