BUBLADVAN HAARLEM'S DAGBLAD 18s Jnrg&ng. ZATERDAG 7 JANUARI 1911 No. 8449 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST fI.to PES S MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATE GROOTE HOUTSTRAAT So. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen „OPRUIMINGEN" Baltoiletten, Kapsels. Op liet oogenblik is bet in de mees te magazijnen groote opruiming van alio voorkomende seizoens-artikeLen. Men houdt uitverkoop tegen veel ver minderde prijzen en zij, die voor hare winter-gairdo-robe nog het een of ander noodig hebben, zullen goed doen daarvan te profiteeren; terwijl zij op hare hoede moeten zijn om niets anders te koopen dan, diatgone wat ze precies noodig hebben. Vooral met. confectie goederen moet men voorzichtig zijn, want men weet niet wat er een volgenden winter gedragen zal worden. Iets anders ls dat met stoffen, zijden of katoenen weefsels. Men kan gerust eenlge mo tormaten stof of zijde koopen voor een costuum of blouse, die men niet direct noodig heeft, want de mode wisselingen zijn hoofdzakelijk in het model-niet in het te bezigen mate riaal gelegen. Daar het zich laat aan zien dat de slanke modellen zich nog geru.imen tijd zullen handhaven, be hoeft men van een weefsel, dat 120 13ft c.M. breed is slechts 5 1/2 Meter te koopen; daaraan heeft, men ruim voldoende voor een modem costuum. De moderne toiletten toch, onder scheiden zich meer door een fraaie stijlvolle garneering, dan door over maat van stof. De garneeringen wor den zooveel mogelijk in dezelfde lcleur als de stof gekozen en bestaan hoofdi- za kei ijk uit zijden borduursel en dito galon met witte was-pnarlen bestikt. Voor wandeltoiletten treedt het flu weel sterk op den voorgrond, het geen waarschijnlijk een gevolg is van de steeds stijgende bontprijzen. Een bonten mantel toch behoort tegen woordig tot de hoogste luxe; en zij, die met bescheiden middelen moeten uitkomen, kiezen zich een tailior- made-costuum van zwart of gekleurd velvet met kraag- en rand.gameering van bont, bij voorkeur skungs. De meeste naaisters hebben het om dezen tijd van het jaar druk met het maken en vermaken van bal- en soi- rée-toilotjes, want feesten, zoowel als bals en uitvoeringen, volgen el kander regelmatig op om te eindligen met de carnaval-feesten, waarmede de wintervermakelijkheden als heit ware gesloten worden. Voor jonge vrouwen en meisjes, die veel uitgaan en derhalve niet met één enkel avond-totletje kunnen vol staan, biedt de tegenwoordig© mode de gelegenheid lof het aanbrengen van velerlei variaties. Tk heb hierbij bet oog op de gladde, nauwsluitende zijden four, re au, over welke men meerdere voilages van mousseline, schiften of crêpeslof kan dragen. Voor oudere dames komt nog steeds de mode van het wit en zwart om den voorrang vragen. Men hrengt, streepjes in zijde en fluweel, maar 't allerfijnste is een fourreau van witte zijde met, overkleed van zwarte voile, chiffon, tule of kant. De slepen kun nen naar verkiezing puntig, rond of vierkant worden aangesneden; ze zij^ echter kort en ongevoerd, zooals trou wens met nllle mogelijke costuum,rok ken het geval is. Bloemen worden op baltoiletten niet meer gedragen; zéér jonge meis jes droegen reeds den votrigen win ter guirlandes van rozen, die men van satijn of chiffon vervaardigt. De ze worden ook nu nog toegepast aan de zoomen der rokken en de halsuit snijding der tailles; men ziet ook bloemen van goud- en zilverdraad. In de kapsels worden geen bloe men gedragen, doch zijden- of fluwee len l'int, metaalbanden, aigrettes en waspaarlen. Veel opgang maken nog steeds de geliefkoosde écharpen, doch nu niet meer van fluweel of zijde, maar van kant op een voering van chiffon in de kleur van het toilet en omzet met kostbare bontranden. Men gebruikt Brusselsch# kant, Veneti- aansche kant en andere oud© kanten. De balschoenen zijn van lak, fijn chroomleder of goudleder met sier lijke metalen gespen en Louis XV- hakken. Ook gespen met simili-dia- manten worden niet zelden op bal schoentjes gehecht. Ten slotte een enkel woord over de mantels, welke over de lichte, luchtige avondtoiletjes gedragen wor den. Voor jonge meisjes ziet men ca pes en mantels van „laine die Pyre- nées" en andere doelmatige weefsels, terwijl voor vróuwen op het oogen blik de zwart satijnen mantels aan de orde van den dag zijn. Men bezigt slap liborty-satijn, gevoerd niet af- stekende kleuren, veelal goudgeel, huzarenblauw, fraise en ook we] wit. De kimono-vorm is voor deze avond mantels zeer geliefd; de mouwen, die zeer wijd zijn, worden bovenop open geknipt en met zijden koorden en passement knoopen bijeen gehouden. Dezen mantels wordt een breede over slag aangesneden; men duit. ze met brandebourgs en groote knoopen. De halsafwerking geschiedt naar verkie zing met matrozen- of shawlkraag. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven PATRIJZEN. Bij de heele risten duinkonijnen, fazanten en hazen sluiten zich in de poelierswinkels ook vaak enkele, kop pels patrijzen aan, die geheel tegen hun zin een reisje naar de stad heb ben moeten maken. Daar liggen zij dan in hun bruin grijs pakje, tot de een of andere lief hebber van wild zich over hen ont fermt en voor een eerlijke begrafenis zorgt. Hier in de buurt komen de patrij zen niet in zoo'n groot aantal voor, dat ieder er buiten wel eens kennis mee heeft gemaakt. Zelf heb ik ze maar eenmaal onder Vogelenzang gezien, maar vroeger was ik ln Noord-Brabant veel vaker in de gelegenheid hun eigenaardige manier van doen waar te nemen. Hun heele voorkomen teekent hen al als bodemvogels. Het plompe model, de korte staart en de korte, ronde vleugels maken den patrijs weinig geschikt om Wijn malen in zijn luchtevoluti&s te even aren. Gewoonlijk vliegt het dier daarom laag bij den grond en slechts met de uiterste inspanning als er gevaar dreigt houdt hij het langer achtereen uit. Een adelaar, bewust van zijn kracht, leeft alleen te midden der hem omringende ontzagwekkende bergen. Vriendschap is hèm vreemd en van ge zelligheid houdt hij niet. Anders is het. met de patrijzen. Wat zij afzon derlijk aan moed en kracht missen, trachten zij door vereeniging te ver krijgen en dit is ook de reden, waar om zij in zomer, najaar en winter in groote troepen bijeen blijven, steun zoekend bij elkaar. In 't voorjaar komen de Don Juan- neigingen bij de mannetjes voor den dag. Iedere jonker zoekt zich dan een wijfje en zonder zich om de verdere familieleden te bekommeren, trekt een gevormd tweetal er op uit, om een goede nestgelegenheid te zoeken. Als degelijk familielid van liet kip- pengeslacht doen de patrijzen in 't ge heel geen moeite boven deze eenvou dige zandkrabbelaarg uit te steken. Ook zij zoeken geen verheven stand plaats voor de nieuw te bouwen wo ning, die zeer nederig wordt gehou den. In een kuiltje op den bodem, soms onder overhangende struiken en bcschkantjes, worden wat strootjes gedragen en dan zorgt het wijfje al heel gauw voor de inwendige versie ring. Het aantal komt er bij haar niet zoo erg op aan. Zoodra de kleintjes zijn uitgekomen, redden ze zich toch zelf, zoodat er geen angst bestaat voor te weinig voedsel. Heel mooi komt het hier uit, hoe prachtig in de natuur alles in elkaar grijpt. iEen duif, die zijn harde zaden eerst een tijdlang in den krop moet wee ken, zou met geen mogelijkheid een goed dozijn jongen kunnen voeden. De diertjes kwijnden van honger weg. De roofvogels en de gevleugelde Insecteneters, enkele uitgezonderd, houden ook niet van een al te vol nest en de koekoek verbeeldt zich, dat hij er in 't gelieel niet aan mag denken, hij die in hoofdzaak rupsen voor zijn ontbijt, rupsen voor zijn diner en nog maals rupsen voor zijn souper ver langt. Patrijzen behoeven niet op eentje te kijken en daarom behooren 18 en 20 eieren niet tot de uitzonderingen. Zoo gauw het wijfje gaat broeden, is liet mannetje dag en nacht druk in de weer. Dan bestaat er geen trou wer, vriendelijker echtgenoot en het minste gevaar merkt hij op. Daar zweeft een sperwer hoog bo ven het met zorg bewaakte nest. Een enkele angstroep van het mannetje is al voldoende om zijn broedend wijfje te waarschuwen. De kop wordt wat vooruitgestoken, het dier drukt zich stijf op den bodem en maakt niet de minste beweging meer. Dan komt de beschuttende kleur der dieren hun goed te stade. In niets verschillen zij bijna van hun omge ving en vaak gebeurt het, dat de bloeddorstige luchtroover de angsti ge dieren niet opmerkt. Trouwens, de kleur Is voor hen ook het eenige wa pen. De snavel kan niet veel tegen een roofvogelbek uitrichten en de vleugels kunnen hen niet spoedig naar een vei liger schuilplaats dragen. Wel kunnen do patrijzen verbazend hard loopen, maar wat beteekent dat, als er een flinke aanvaller optreedt, die.vijfmaal zoo snel kan vliegen. Toch ondanks de weinige verweer middelen is de patrijs een moedig dier, wat vooral uitkomt als na ruim drie weken de jongen uit de zoo lang beschermde eieren te voorschijn ko men. Zelden zult ge aardiger, vlugger vogeltjes zien, aan deze jonge patrijs jes. Zacht geelbruin dons met hier en daar een donkere vlek, bedekt de tee- re lichaampjes. Flinke sterke pootjes dragen dit donswagenlje met. gemak rond en de jongen voelen zich volko men veilig, beschermd als zij wor den door de uiterst waakzame ouders. Vroalijk piepend hippen de kleintjes om de moeder heen, terwijl papa een waakzaam oog over de omgeving houdt. Bemerkt hij nu onraad, dan zorgt het wijfje, dat de kleintjes zoo gauw mogelijk een veilig hoekje opzoeken en het komt vaak voor, dat het zorg zame moedertje zich dan naar het munnetje begeeft, om zoo noodig steun te bieden. Het spreekt van zelf, diat menig jong diertje wordt gesnapt door val ken, sperwers, gaaien en kleine vier voetige roovers, maar is het geheele gezin ontkomen, dan geeft het ouder-J paar dit soms op luidruchtige wijze te kennen. Zijn de jongen wat grooter dlan vliegt het heele troepje de naburig© akkers over, geen zaadje vergetend, en steeds goed uitkijkend. Ook de jongen houden dan een oogje in 't zeil. Het najaar is het verzameltijdperk. Dan vliegen vaak heele troepen rond die vooral in liet Oosten van het land; een prooi van jagers en wildstroo- pers worden. Deze laatste hebben er een eigen aardige manier op bedacht. Met een groot net gewapend, trekken zij er tegen den avond op uit, het liefst met lichte maan. Rustig wachten twee patrijzeuver- 8chalkers dan op de komst van een vlucht vogels. Ieder houdt het eind van het net vast, dal van ondier met s te enen ls verzwaard. Zijn de patrijzen neergestreken en heeft de ha.an opgehouden met zijn geroep, dan sluipen de mannen lang- zaam vooruit en werpen het goote net over de vogels. Op die manier komen in den herfst honderden vogels om het Heven en wanneer de kleur hen niet bescherm de zouden er nu al long geen patrij zen meer zijn. H, PEUSENS. Mevr. D. te H. Een mol kunt u slechts uit uw tuin verwijderen, als u in een ijzerwinkel een klem voor deze dieren koopt. Daar zal men u wel zeggen hoe deze wordt gezet. Om de dieren uit de bloembedden j te houden kunt u er om heen een viertail open wijnflesschen in den grond duwen, zoodat de hals boven dien bodem uitsteekt. Daarin steekt men een stok. Door den minsten wind beweegt die stok en het geluid wordt door de.flesch versterkt. Tuinlui roemen het als een uitstekend middel, dat wel eens kan worden beproefd. Den heer E. v. Z. Uw sering die in tien jaar niet heeft gebloeid, moet eens flink door een tuinman onder handen worden genomen. Oordeel kundig snoeien is in dit gevail nood zakelijk. H. PEUSENS. Proef van oom Alf, Naar 't Engelsch van H. Garstairs. De brief d/roeg 't New-Yorksche postmerk en was geadresseerd aan „den heer Augustus Htopkins". Hij riep eiken bekenden Hopkins op con den inhoud te hooren. Ze waren von een arm ras, ver spreid door de groote stad, slechts vereeni.gd door afwisselende vijan digheid. Voor den meesten hunner was „Oom Alfred" niets dan een klank; want hij'- was de eenige Hopkins in wien het verlangen om meer van de wereld te zien voor den dag was ge komen. In zijn jeugd was hij naar don vreemde gegaan naar Ame rika. En hij was vooruitgekomen. Oom Alfred was miiliionair. Geen droppel van zijn rijkdom was ooit naar huis gevloeid. Sommigen waren er boos over, maar niemand verwon derd© het. Inderdaad was deze brief de eerste, dien Alf ooit gezonden had. Daar de Hopkins onervaren waren in 't lezen van handschrift vertolkt© Gils Hopkins moeizaam spellend den brief. Alf zegt, diat hij soxns nieuws gierig is naar ons. En hij zou graag een proef nemen. Zouden we een monster willen overzenden, een jon gen, tu&schen d© vijftien en twintig, geen engel, of bolleboos of zoo iets. Als er een jonge, slimme Hopkins onder ons te vinden is, of we hem dan maar willen sturen. Alf beflooft niets, rnoar ik verbeeld me, dat het een jongen kerefl geen kwaad zal doen in Amerika te landen, met een millionair tot oom. Alf zegt, als de oandidaten talrijk zijn, dan kunnen we stemmen. Voor hen, die geen geschikte zoons hadden, was de rest niet meer van belang. Ze trokken zich terug, als hun meaning te kennen gevend, dat Oom Alf op weg was gek te worden. De keus was spoedig tot drie lie- perkt. Maar t zou nog een poos ann- loopem; eer d© een te voorschijn kwam uit het gesticht, waar hij was op sen omen. De tweede was een long- harige Jongeling, wiens moeder hem bear 1 reef als een dichter. Alleen Sam Hopkins bleef over. Sam was een wees en voor zijn ne gentien jaar beneden die maat. Maar hij was taai, vlug van geest en li chaam en vooral geslepen. In stemmi ge opzichten was hij wat ruw. Zijn beschaving was die. welk© een volks school kan meciedeelen. Sam be schouwde die echter als een goede maatschappelijke uitrusting. In de Londensche achterbuurten had hij veel geleerd en hij bezat een niet ge noeg te waardeeren eigenschap: Sum noemde bet. eerzucht, zijn vijanden noemden het brutaliteit. Hij was jongste bediend© in Gray- ly's vischwinkel. Op werkdagen ver- kocht hij heerlijke haringen; op Zon dag wandelde hij met Podly Wyber. j Polly was van zijn eigen maatschap- pel ijken rang en een heel hef mei sje, j Werkelijk de scheiding van Polly was Sam's eenige smart. j Hij kuste haar en verzocht haar, niet, te huilen. Hij zou fortuin maken net. als oom Alf, dan zou hij haar Ia- j ten overkamen, haar trouwen en een groote dame van haar maken. Had ze imtusscben misschien een tg geld I 1© missen? Polly had twee sovereigns. In orde! Die leen je mij en ik j zal ze spoedig terug betalen. Zie je, mijn familie is zoo nijdig, omdat 't 1 mij een beetje meeloopt, dat ze me met niets willen helpen. En de over- J tocht en de uitrusting kosten gold. Natuurlijk, 't is niet zoo als het hoort i dat een heer leent van een dame. 't Ontbrak Polly niet aan voorzich- j tigheid; maar ze was trouwhartig en vriendelijk en al haar wereld&che be zittingen werden overgedragen aan haar vermoede! ij ken aanstaanden echtgenoot. Een maand later zat Alfred Hop kins, de groote financier, voor een stapel papieren in zijn kiantoor in Biain Street te New-York, llij was nog niet oud, maar veel stooten en duwen aan de beurs had hem ver hard. Hij was spaarzaam niet woorden en gevoed. Toch, klopte er, zooals sommige menschen wisten, achter die uiterlijke ruwheid een vriendelijk hart. Het schitteren van zijn oogen nu en dan bewees ook, dat er nog zin voor huinor in hem leefde. Dat schitteren van zijn oogen was dien morgen buitengewoon helder, toen een korte tik op de deur klonk. Binnen! Samuel Hopkins trad binnen. ■Hoe vaart u, oom? Ik beu Sam Hopkins. Ha, juist! Ik herinner me... Ga zitten. Ik beu dadelijk tot je dienst. Hij begroef zich in zijn papieren. Dat was koeL Het sloeg Sam uit 't veld. Hij kon niet weten, dat het zoo bedoeld was. Oom ,Alf schoof eindelijk zijn pa pieren terzij. Zoo, ben jij Sam Hopkins? Je bent niet veel bijzonders. Was jij d© beste dien ze konden sturen? De genegenheid die Sam geduren de de reis jegens Oom Alf had trach ten aan te kweeken, verdwenen on der dien ruwen rukwind. Ze werd vervangen door zijn woede. 't Spijt me dat ik niet aan uw verwachtingen beantwoord, maar wat waren eigenlijijt uw verwachtingen? Ooan Alf snoof en zweeg. Natuurlijk, lk weet wel, zei Sam,, schoonheid is een zwak punt bij de Hopkins in Londen of waar je ook wilt, voorzoover ik gezien heb tot nog toe. Dat laatste gezegde was bedoeld als tegenstoot. Oom Alf scheen het niet op te merken Maar zijn lippen trilden even. Bovendien, zooals u zelf kunt ge tuigen, zijn de Hopkins niet de zacht moedigste lui, en wel ik kwam hier in antwoord op uw vriendelijke uitnood!ging. Ik ben niet gekomen om me te laten uitschedcten. IXit kon ik te Londen genoeg hebben. En dat kreeg ik ook. Sam's verontwaardiging was op recht, maar, met zijn vernuft, ge scherpt in de Londensche achterbuur ten, doorzag hij flauw het spel dat zijn oom met hem spelen wilde en schikte zich snel naar de omstandig heden, die zich voordeden. Ik wilde er een hebben met her sens, peinsde Oom Alf; jij tiet eu- uit, of je geen bo© of ba kunt zeggen tegen een gans. Breng hier je gans. Of als je er geen hebt, dan iederen bediende van je, die van mijn grootte en gewicht is. En als ik hem in drie ronden niet buiten gevecht stel, dan wil ik mijn retour opeten. Je wat opeten? Retour. Waarvoor heb je een retour ge nomen? Voor onvoorziene omstandighe den. Ik had u nooit gezien, 't Kon zijn, dat u me niet beviel; ik dekte mijn aftocht. Ut kan nog naaT Lon den terug, vanavond, als ik verkies. We mogen misschien niet zoo knap en mooi zijn als de lui t© New-York, maar te Londen zijn we niet alle maal gek. Oom Alf zette groote oogen op. Hij had zich voorgenomen, dien jongen eens op zijn plaats te zetten, juist om te zien, hoe hij zich zou houden. En hij was in zijn eigen net gevangen. Er was geen greintje waarheid in dio geschiedenis van het rctourbiljet Het was louter bluf. Maar Sam had 1 nauwkeurig zijn peilingen verricht! en speelde zijn troeven uit, Alf veroorloofde zich een glimlach. Misschien zou je 't doen, zei hij. Dank u. De tijdelijk verstopte bron mijner genegenheid begint moer te vloeien. En nu, neem me niet kwalijk, maar wanneer dineert u? Tk heb niets gehad sedert mijn ontbijt aan boord. Het is tijd voor den lunch. Kom maar mee. Sam Hopkins kreeg een post van vertrouwen op het kantoor van zijn oom. Hij toonde zich niet onwaardig. De strijd met de armoede had een man van hem gemaakt. Iedere eigen schap, noodig om te slagen in den werkkring, waartoe hij was geroepen trad schitterend te voorschijn. Oom Alf was heimelijk trotsch op hem. Zes maanden lang was Sam rustig en tevreden. Hij genoot kost en inwoning in het huis van zijn oom in d© Roydol Ave nue. Maar Alf Hopkins was een een voudig man en Sam Hopkin-s kon niet vergeten, dat hij de neef was van een millionair. Die twee gebruikten dagelijks te zaïnen den Vunch. OndeiigóschiikUen van alle rangen togen naar de prach tige restaurants, Sam moest zijn oom naar Dolan volgen. Dolan was een eethuis in een kleine straat, waar het menu verstaanbaar was, 1 eten goed en t tarief laag. Het was weelderiger dan Sam Hop kins 't ooit gekend had. Maar eiken nacht droomde liij van de mogelijk heden, die openstonden voor een mil lionair, en hij voelde bittere afgunst op die gerokte, niets beteekenende lui dio dagelijks kostbaar dineerden. Som was van nature brutaal. Op een avond zaten Oom Alf en hij rus tig een pijp te rooken. Dokui is ei' eenvoudig, oom. We komen zooveel betere gelegenheden voorbij op onzen weg. Waarom pro beert u die niet eens? Dalian is goedikooper. Ik dacht dat dat er tegenwoor dig voor u niet op aankwam. Dat doet 't ook niet. Maar al heb ik geld gemaakt, daarom is dat nog geen reden er een deel van weg te gooien aan vreemd kooksel, waar van ik den naam niet weet en dat ik evenmin kan eten, en in een omge ving, waar ik mij nooit op mijn ge mak voel. Sam schudde het hoofd. Het staat niet aan mij, u raad te geven, oom, maar u hebt. ongelijk. U hebt uw deel van 't bittere ge had, neem het nu van het zoete Ik weet wel, u bent een eenvoudig man, maar eenvoud kan wel eens tróts worden. Ik ken uw wijze van hande len, maar ik ben nooit overtuigd van het nut. U hebt aanspraak verwor ven op levensgenot; waarom laat u die niet gelden? U zegt, dat u 't niet verlangt. Denk eens over uw beweeg redenen. Wat zijn die? IJdelheid. Als iemand een millioen krijgt, dan ver wachten de lui, dat hij zal uitgeven. Dit verlokt hem te doen wat ze niet verwachten, en zoo wordt de beschei den rijke man een ergerlijk karika tuur. Een eenvoudig leven! Leef van zes stuivers daags en verdien die! Die sarrende raadgevingen krijg je altijd van lui, die zelf tallooze stui vers hebben overgelegd en de 't nooit noodig 1 lebben, er zes te verdienen. In den grond is het aanstellerij, an- deTs niets. Oom Alf zweeg geruimen tijd. Misschien heb je gelijk, zei hij; maar een oude hond leert geen nieuwe kunstjes en ik heb geen smaak in maatschappelijke hoogvlie gerij. Ik heb daar verhalen over ge hoord die niet aanmoedigend zijn. Maar als Je denkt, dat wijsheid en geluk op dien weg liggen, ga je gang. Ik zal je tot zekere grens de middelen verschaffen en met belangstelling de resultaten van de tweede proef gade slaan. Sam had zulk een vlotte toestem ming niet. verwacht,. Zijn droomen naderden plotseling de werkeliikherd. Als de neef van Alf Hopkins had hij geen moeite om introducties te ver krijgen. De sTonte wereld opende de poorten en liet hem binnen. Zijn voet. stond op een gevnarl'ik© helling. De bescherming van genot- llevende mannen, de glimlachte* vm weelderige vrouwen waTen als nectar voor zijn lippen. Doellooze drukte- makerij, ledige wereldsche beschou wingen vulden zijn avonden en een steeds in omvang toenemend deel van zijn dagen. Hij ging over tot stijve boorden en fantasie veeten, tot etiquette en vormen. Hij verwaarloos de de zaken en verborg nauwelijks zijn minachting ervoor. Om zijn ge not nog dieper te voelen, herinnerde hij zich nu en dan de hardheid van 't leven in Londen, dat zoo ver af scheen. Maar nooit herinnerde hij zich Pally Wyber. Langzaam aan drong hij door in den kring van Evelyn Lograth, een buitengewoon mooi meisje, met een vurig temperament en een koud hart De grappen van juffrouw Lograth over „dien kleinen Hopkins" deden haar vriendinnen onbedaarlijk la chen; maar ze maakte geen geheim van het feit, dat ze er op uit was een goed huwelijk te doen en gereed rich te verknopen aan den hoogsten bieder. En de neef van den ouden Alf Hopkins zou een goede vangst zijn. Zijn toewijding als minnaar was wel vervelend, maar daar hij zich zeker zou ontpoppen als de meest onder worpen echtgenoot, dacht juffrouw Lograth dat ze den kleinen springer maar zou nemen. Langen tijd nam,Oom Alf de ont aarding van zijn bloedverwant waar en zei niets. Maar op een morgen, toen hij zat te ovorwegen, wanneer hij het strakke spantouw van 't net over Sam Hopkins zou aanhalen, werd er aan de deur getikt. Vrouwen werden zelden gezien en nooit verlangd in de kantoren van Alf Hopkins. Maar een bijzonder aar dige trad nu binnen. De groote finan cier verfrischte zich met een langen hlik op dat schitterende staaltje van ontluikende schoonheid Wat kan ik voor u doen. juf frouw' Niets, meneer. Ik moest Sam hebben, maar hij is uit Natuurlijk ben ik van geen belang voor Sam al was ik het vroegen-. Ik ben Polly Wy ber. Nooit van mij gehoord? Dat dacht ik wel. Nu, ik beu Sam's vroe gere meisje. We zouden jaren geleden al getrouwd zijn ais u er niet tus schen waart gekomen met dat zotte denkbeeld hem bij u te nemen. Hij liet me achter met de belofte dat hij terug zou komen en mij trouwen wat hij niet deed. Maai- ik ben niet gekomen om tranen te storten voor Sam Hopkins. Ik denk, dat hij aan 't vrijen is om de een of andere fijne dame. en dat hij rich schamen zou om met mij gezien te worden. Neen, ik kwam voor zaken. Toen u om Sam zond, had hij niet eens ge noeg om den overtocht te betalen. Ik had twee sovereigns alles wat ik ter wereld bezat. Hij leende ze. Dat is vijf jaar ge leden, en sedert heb ik nooit meer

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 13