NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
De Erfgenaam van Vering
28e Jasrgór.g No. 3482
Verschijnt dagelijks, behalve op Zoi»- en Feestdagen.
WOENSDAG 15 FEBRUARI 1911 B
HAARLEM'S DAGBLAD
ABONNEMENTEN ADVERTENTIÊN:
per drie maanden: Van 15 regel8 50 Cis.; iedere regel meer 10 Cis. Builen het Arrondissement
Voor Haarlem1-20 j Haarlem van 15 regels ƒ1.elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regel.
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der r/]p£f(fö Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
gemeente)1-30 Adverlentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing;
Franco per post door Nederland1-65 50 Cts. voor 3 plaatsingen a contant
Afzonderlijke nummers 9-22 Ïj Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53.
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlemu-J/vi H
de omstïeken en franco per post 04o Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie724.
Uitgave der Vennootscfeap Lonrens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaame 6. Telefoonnummer 122.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad Is uitsluitend gemadhtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA
Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229.
TWEEDE BLAD.
OM ONS HEEN
No. 1308.
Herinneringen uit het
Italiaansche Rooversleïen.
In de Gartenlaube vertelt
J. von Pflugk Harttung van het Ita
liaansche rooversleven uit vroeger
dagen. Het is altijd een moeilijke
zaak göweest, een Italiaan aan recht
en wet te gewennen. Hij heeft een
teer sterk ontwikkeld gevoel van
eigenwaarde, neiging om zelf rechter
te spelen en daarbij een mengeling
van trots, onverschilligheid en harts
tocht in zijn karakter. Waar een an
der zwijgen of een klacht indienen
zou, daar handelt een Italiaan dik
wijls zelf. Een meisje had een man
wegens kwaadsprekerij aangeklaagd,
maar door gebrek aan bewijs moest
hij worden vrijgesproken. Toornig
stiet zij hem een mes in 't hart. Een
Engelschman deed zich in een her
berg te Spezzia te goed, had daarna
de brutaliteit om, zonder betalen,
heen te gaan en werd door den waard
op straat doodgestoken. De heele
vertering kan hoogstens een gulden
geweest zijn, de straf voor den moor
denaar is zeker minstens vijftien jaar
gevangenisstraf. Bij het leger en de
marine komen straffen wegens onge
hoorzaamheid dikwijls voor.
Het verzet tegen de wet vindt voor
al uiting in de eedgenootschappen
(camorra en mafia) en in het roover-
dom. De camorra van Zuid-Italië is
een zeer verbreide macht, die de re-
geering niet kan onderdrukken, om
dat zij in 't verborgen handelt en
yöbr een gedeelte van do bevolking
haast een natuurwet geworden is.
Met het roovershandwerk is het an
ders gegaan. Vroeger bloeide 't weel
derig in geheel Zuid-Italië tot aan do
Romagna toe, tegenwoordig is het
op 't vasteland geheel uitgeroeid en
alleen op Sicilië bestaat het nog,
doch wordt niet door benden, maar
door afzonderlijk© personen uitge-
•pefend.
Toch is er een tijd geweest, waarin
de provincie Calabrië alleen driedui
zend bandieten verbergde. Maai' toen
trad de overheid ook gestreng tegen
hen op. Groote afdeelingen troepen,
onder leiding van bekwame gene
raals, voerden in verbinding inet
gendarmen, plaatselijke politie en
vrijwilligers tegen hen een waren
verdelgingsoorlog. Het land werd
ponder de krijgswet gesteld en ieder
van wien bleek, dat hij roover of
roovorshelper was, kreeg onverbidde
lijk den kogel, toch was de vervol
ging zeer moeilijk, omdat de rotsge
bergten tallooze schuilplaatsen ople
verden en zelfs de bevolking den boe-
Ven onderdak verschafte.
Zoo heeft generaal Paliavicini met
een legertje van 5000 man de bos-
schen van Cariglione wekenlang
doorzocht en geen enkelen roover
gevonden.
Toch konden op den duur de roo-
vers het tegen de soldaten niet hou
den. In 1876 waren er in Calabrië nog
maar 300 bandieten over en twaalf
jaar later was dit aantal tot zeer en
kelen geslonken. De laatste was Mu-
solino, die toen hij het in Calabrië
niet langer houden kon, naar de Ro
magna vluchtte. Hier kregen hem op
zekeren dag twee gendarmen in het
oog, die hem niet kenden, maar toch
een verdacht individu in hem zagen.
Hij zette het op een loopen, maar
struikelde' over een draad langs den
weg en viel zoo zijn vervolgers ln
handen.
De uitroeiing was dan ook met
taaie volharding gevoerd. Wanneer
het leger voor het oogenblik niets kon
bereiken, dan werden kleine afdeelin
gen onder bevel van een luitenant of
onderofficier op geschikte plaatsen
gestationneerd, waar zij samenwerk
ten met de politie en de gendarmen,
of carabinieri. Vooral de laat-
slen hebben daarbij veel goeds tot
stand gebracht. Vertrouwbare inge
zetenen en boeren werden door de re
geering gewapend en betaald en daar
dezen geen uniform droegen, waren
zij voor de bandieten geduchte en ge
vaarlijke vijanden.
Zonder uitzondering waren de
roovers gente perduta, letter
lijk verloren lieden, dat wil zeggen
menschen, die een misdrijf hadden
begaan. Personen, die een schoon
strafregister hadden, werden eenvou
dig niet toegelaten. Er waren in deze
benden karakters van verschillenden
aard ruwe, verdierlijkte wezens
evenzeer als ongelukkigen, die in een
oogenblik van opwinding tot mis
daad waren gekomen. Zóó sterk was
voorheen de aandrang tot het roo-
versbedrijf, dat wie een ander ver
moord had, onmiddellijk het bosch
inging, ook wanneer op hem geen
verdenking rustte.
Meestal werkten de kerels in troe
pen van 20 tot 60 man, onder leiding
van den sluwste en ondernemendste.
De macht van deze hoofden over
hunne mannen was verschillend,
maar gewoonlijk groot ze was sonis
van tirannieken-, soms van patriar
chalen aard. Soms werd de hoofdman
ter zijde gestaan door onder-bevel
hebbers, met wie hij beraadslaagde
en die hij voor moeilijke zaken ge
bruikte. Hun vaderland was de plek,
waar ze zich toevallig bevonden, hun
voedsel moesten de runder- en scha
penkudden op de weiden leveren; zij
namen eenvoudig, wat ze noodig had
den en eischten van de herders ook
nog melk en kaas. Naar het dorp gin
gen zij zelden en alleen wanneer zij
volkomen veilig meenden te wezen.
Hoewel er 's avonds een koude wind
in de bergen waait, brachten zij den
nacht door in de open lucht en maak
ten alleen dan van een huis of hut
in de buurt gebruik, wanneer er geen
onraad was. Trouwen deden ze niet,
wel bleven zij, die al getrouwd waren
vóórdat zij het roovershandwerk be
gonnen, in verbinding met hun gezin
en juist voor dezeu was de kans, om
gesnapt te worden, het grootst, daal
de carabinieri natuurlijk het doen en
laten van de rooversvrouw zorgvuldig
nagingen, om zoo den man in hapden
te krijgen.
Hun levensonderhoud stalen zij dus
bij elkaar en voor het overige leefden
ze van afzetterijen. Groote grondbe
zitters kregen eenvoudig een brief,
dien ^ij door een pachter of herder
lieten bezorgen, met den eisch, eene
bepaalde som gelds te betalen, daar
anders hun bezittingen zouden wor
den vernietigd.
Nog liever namen zij een rijken rei
ziger gevangen, die dan aan zijn fa
milie moest schrijven om een grooten
losprijs, daar hij anders zou worden
omgebracht. Daartoe was natuurlijk
een spionnagedienst noodig, die den
roovers meedeelde, wanneer een rijk
man op reis zou gaan. Zij wachtten
hem dan op en overvielen hem, waar-
bü betalen het eenige redmiddel was,
daar weigering of inroeping van dc
hulp der politie den gevangene on
feilbaar het leven kostte.
In romans en verhalen is dit roo-
vorsbedrijf dikwijls inet een poëtisch
waas overdekt. Ten onrechte. Er ligt
niets aantrekkelijks in het heole am
bacht, dat immers deels uit dieverij,
deels uit het met overmacht aanval
len van zoo goed als weerlooze reizi
gers bestond. Voor hun vervolgers,
carabinieri en soldaten, vluchtten zii
altijd alleen in den uitersten nood
verdedigden zij hun leven. De Itali
aansche roover van voorheen was dus
een gewone misdadiger, die in geen
enkel opzicht sympathie verdient er
mag een enkele zijn geweest, die met
een trotsch gebaar zijn oneerlijk ver
kregen geld aan armen ronddeelde,
maar die was een uitzondering en
zijn geld er niet minder gestolen om.
De groote hoop was bovendien ruw
en bloeddorstig.
Het is daarom goed, dat dit roover-
dom in Italië is uitgeroeid. Ook op
Sicilië zou het niet meer beslaan,
wanneer de menschen daar onder
behoorlijke voorwaarden konden le
ven. De landpacht, die de rijken in de
stad vorderen, is evenwel veel te
hoog, zoodat de menschen in diepe
armoede leven en er in wanhoop toe
komen, het bosch in te gaan en daar
de rijken te bevechten, onder wier
hebzucht zij lijden.
Maar ook op Sicilië neemt het aan
tal roovers af. Italianen, die hun
brood niet kunnen verdienen, bestij
gen niet meer de bergen, maar
stoomschip, om over»de zee te gaan
werken. Ook dit is voor den Staat
verderfelijk er worden streken door
ontvolkt, die vroeger in den tijd van
Groot Griekenland weelderige steden
hebben gekend en die later de koren
schuren van Rome zijn geweest.
j. c. P.
Buitenlandsch Overzicht
De besprekingen over
DE DUITSCHE VLOOTPOLIT1EK
zijn gisteren in den Rijksdag voort
gezet. Sprekers van de nationaal-übe-
rale en vrijzinnige partijen wezen
nogmaals op 't defensieve karakter
van de vloot.
Daarna stelde minister Tirpitz in
't licht, dat het marinebestuur met
de door den Rijksdag toegestane mid
delen in de laatste jaren meer had ge
daan, dan andere landen, die over
grootere middelen beschikten.
,,Dat later hoogere uitgaven noo
dig zijn geweest, dan men oorspronke
lijk had gedacht zoo vervolgde mi
nister Tirpitz is niet alleen onze
schuld. Wij hebben niet het eerst
Dreadnoughts gebouwd. Wij zijn
slechts het voorbeeld van het buiten
land gevulgd de vermeerdering van
het aantal nieuwe oorlogsschepen is
het gevolg van een, ons met geweld
opgedrongen Dreadnouglit-poiitiek.
De Dicadnought-politiek van het bui
tenland heeft schepen, die vóór het
type-schip van deze klasse werden ge
bouwd, in waarde doen dalen."
Zeer duidelijk doelt dit verwijt op
Engeland. Vandaal' ook, dat de mi
nister de
nader besprak. Hij zei„Dc opvatting
der Emgelschen, dat wij de uitbrei
ding van onze vloot meer hebben be
spoedigd, dan de vlootwet eischte, is
een. wonderlijke dwaasheid geweest.
De Rijksdag zal begrijpen, dat het
ook <ie Duiische Regeeriug zeer heeft
getroffen dat zulke vermoedens kon
den opduiken. W ij hebben onzerzijds
het niet laten ontbreken aan officiee-
le ophelderingen te dezer zake.
Als men zonder vooroordeel leest,
wat onze bladen, bijna zonder uitzon
dering, over onze betrekkingen tot
Engeland in de laatste jaren geschre
ven hebben, dan moet men de hou
ding van onze pers, behalve wat een
kléine minderheid betreft, ten zeerste
prijzenzij heeft het tegendeel ge
daan van ophitsen. Ik kan dit des te
vrijer zeggen, wijl ik destijds do vele
buitensporigheden heb betreurd, die
tijdens den Boeren-ooriog ook in de
Duitsche couranien verschenen zijn."
Tot zoover de minister. Wc j uien en
alles wat hij gezegd heeft, too, alleen
betreuren we 't, dat iuj de oprechte
sympathie, die de Duiischers in de
oorlogsdagen voor de Boeien toon
den. nu ©en beetje loochent, om bij
do Engelschen wat in 't gevlei te ko
men.
DE REDE VAN PRINS HEINRICH,
waarvan, we gisteren een overzicht
gaven, heelt, zooais trouwens te ver
wachten was, veel stof Lot nabetrach
ting gegeven. De sociaal-democraat
Ledebour hoeft er zelfs in den Duit-
scheii Rijksdag over geïnterpelleerd.
Hij vroeg dan wat ue minister wel
te zeggen had van deze verkiezingsre-
de van den prins, een admiraal in ac-
tieven dienst.
De minister van marine Von Tirpitz
verklaarde, te moeten protesteereu te
gen de voorstelling, die van de rede
vun pains Heinrich was gegeven. Hij
meende, dat in die rede niets voor
kwam, wat de prins niet had mogen
zeggen. Overigeus was het ook geen
verkiezingsrede geweest, maar een
toespraak in een besloten kring van
kameraden.
De „Frankfurter Zeituug" meent
evenwel, aal met de „gelegenheid
waai van prins Heinricb gew aagde,
wei ue vérKiezingen zijn bedoeld en
dus de toespraais al6 ecu verkiezmgs
rede moet worden opgevat, die wel
buiten de taak ligt, welke voor een
Duii&chen prins is weggelegd.
Het blad meent, dal prins Hein
rich voorzichtiger had inoc-ien zijn na
reeds eenmaal minder goede ervarin
gen te hebben opgedaan bij een poli
tieke redevoering.
Ten overvloede teekende het blad
aan. dat er nieis van bekend is. dat
de „binnenlandsche vijand" voorne
mens zou zijn, buiten de perken der
wet te gaan.
Intusschen vernam de „Vossische
Zeitungvan lieden, die zeiven de re
de van den prins hadden aangehoord
dat hetgeen omtrent diens toespraak
was medegedeeld, niet met de werke
lijkheid overeenkwam. Zoo moet de
prins zelfs in het geheel niet hebben
gesproken van een steeds dreigender
optredenden binnenlandschen vijand.
Er dreigen weer
MOEILIJKHEDEN IN DEN
BALKAN.
Uit Petersburg wordt geschreven,
dat men daar in politieke kriugen zeer
slecht te spreken is over de handig
heid, waarmede koning Ferdinand
van Bulgarije manoeuvreert om op
zijn eigen houtje een bondgenoot
schap aan te gaan met Oostenrijk.
Tot de wijzigingen van de Bulguar-
sciie constitutie, die aan de goedkeu
ring van de Groote Sobranje dezer
dagen zullen worden onderworpen,
behoort ook de bepaling, dat aan den
koning het recht wordt toegekend met
buitenlandsche mogendheden een ver
drag te sluiten, zonder de Kamer
daarin te kennen.
De afgevaardigden kunnen dit voor
stel kwalijk verwerpen op grond, dat
het slrijdi" zou zijn met het parlemen
tarisme. want dat is door de Bulga
ren nooit zeer ernstig opgevat eu
evenmin kunnen zij zich verzetten,
omdat zij den koning wantrouwen,
nadat zij verleden jaar zijn verheffing
met zooveel geestdrift hebben begroet.
1 De aanneming is dus verzekerd en ko-
"in.fr Ferdinand zal daarvan onmi-d-
dellijk gebruik maken om een ver-
bond aan te gaan met Oostenrijk,
i In Rusland heeft men reeds sedert
lang gevreesd, dat het zoover zou ko
men ,daar koning Ferdinaud zich na
dc langdurige, vruchtelooze onder
handelingen met Iswolsky in het vo
rige jaar zeer scherp over Rusland
heeft uitgelaten.
Hij meet toen o. n. gezegd hebben:
„De Russische beer trekt zich gedu
rende tien of vijftien jaar in zijn hol
terug. Bulgarije moet zich in dien tijd
zelf zieu te- redden. Daar het een ge
zonde staat is, wensebt het natuurlijk
alle leden van zijn stam vereenigd te
zien, maar Rusland's pogen om den
vrede tot eiken prijs te handhaven,
zal ons niet ver genoeg brengen."
En dus zoekt lnj zijn heil elders.
Zal hij 't in Weenen vinden
UIT ALBANlë.
2000 naar Montenegro uitgeweken
Albaneezen hebnen een samenkomst
gehouden, waarin besloten is. de hulp
der groote mogendheden m te roe
pen tegen het üuor de Jong-Turkea in
gesteld bewind.
Uit Desk ju eb wordt medegedeeld,
dat de leiders van den oproerigsten
Albanceschen stam besloten hebben,
geen recruten voor het Turksche le
ger meer te leveren en ook de beta
ling der belasting te zullen weigeren.
In de geheele streek om Pnzrend
worden oneer de Albaneesche bevol
king vlugschriften verspreid, waarin
tot den opstand wordt aangezet, zoo
dat de tegen het voorjaar- aangekon
digde opstand al meer en meer aan
waarschijnlijkheid wint.
Aan wapenen zou het den Albanee
zen niet ontbreken, als het waar
blijkt, dat gelijk gemeld wordt, in de
laatste twee maanden alleen reeds
20.UUÜ repeteergeweren over de ha
venstad Durazzo in Albanië zijn bin
nen gesmokkeld.
Men herinnert zich
die blijkbaar op den minister-presi
dent Briand bedoeld was, maar
irvan de secretaris Mirman, die
door den revolverkogel aan 't been
getroffen werd, 't slachtoffer is ge
worden.
De dader, Gizoline, is door geneea-
heeren onderzocht, die hem geheel
ontoerekenbaar verklaarden. Hij zal
dus van rechtsvervolging worden ont
slagen en weer in een krankzinnigen
gesticht worden opgenomen.
Als ze hem daar dan maar goed
vasthouden
DE REVOLUTIE OP HAITI.
Op dit eiland gaat 't weer heel
ouderwets too.
Met het oog op de uitbreiding nl.
van de revolutionaire beweging, heeft
d& regeering dc\ negerrepubliek haar
toevlucht genomen tot buitengewoon
gestrenge maatregelen. Dagelijks
hebben terechtstellingen plaats en een
groot aantal bekende staatslieden zijn
reeds onder boulshanden gevallen.
Eenige dagen geleden werden te
Port-au-Prince 36 personen tegelijk
doodgeschoten. De officier, die het
vuurpeloton had gecommandeerd,
werd na afloop van de terechtstelling
door revolutionairen vermoord.
DE PEST IN CHINA.
Een enkel cijfer
Alleen in de stad Foedsiudjan zijn
reeds 7000 lijken van pestlijders ver
brand.
Hoeveel menschen er in China reeds
aan den zwarten dood ten slachtoffer
zijn gevallen is niet te schatten, maar
t getal moet ontzettend groot zijn.
Stadsnieuws
Mr. J. H. Thiel over samen
werking van Gemeenten.
In dc laatste jaren is herhaalde
malen gewezen op de wenschelijkheid
dat er tusschen Haarlem en Ue omlig
gende gemeenten meer samenwerking
zou tot siaud komen, dan tot nu toe
geschiedde.
Over dat onderwerp voerde Mt. J.
H. Thiiel gisteravond in de boven
zaal van de Soc. „Vereeniging" het
woord.
De bijeenkomst, die uitgeschreven
was door den Vrijzinnig-demokruti-
schen Bond, was niet hijzonder druk
bezocht.
Onder de aanwezigen waren een
aantal gemeenteraadsleden uit Haar
lem, Bloemendaal, Schoten en Velsen.
Die van de laatste gemeenten wa
ren verschenen in verband met het
feit, dat de kwestie van de gemeen
schappelijke waterleiding in betrek
king staat tot het onderwerp van den
avond.
De heer Z. MIDDELKOOP, de ver
gadering openende, wees dun ook op
de urgentie van het onderwerp.
Vijftig jaren geleden zou men nog
niet hebben kunneu spreken over sa
menwerking tusschen aan elkaar
grenzende gemeenten, daar toen veel
eer van concurrentie dan van sa
menwerking sprake was. Spreker
FEUILLETON
Naar bet Engelsen
door
CHARLES GARVICE.
64)
Misschien ben je dat ook wel I
/luisterde Lady Mary, terwijl zij de
hand van het monster teeder drukte
en haar mooi hoofdje tegen zijn
schouder liet rusten. Wat een toe-
Stand, niet Ik dacht, dat ik je nooit
Weer zou zien en, o, Charlie, niis-
pchien zal het ook nooit weer gebeu
ren Jij kent papa en ook mama niet.
Zoo
Zoo stijfhoofdig, zei Charlie.
Eu papa zegt. dat hij mij het ge
heele volgende seizoen hier zal hou
Ten, als ik niet zeg, dat ik
Nu. ga voort.
Och, je weet het immers wel
Dat ik Lord St. Clare zal aannemen.
Ik zal dien jongen rakker den
pek breken bromde Charlie.
Maar zij zullen het niet klaarspelen,
yollie niet als ik er iets aan doen
mn en daar zie ik wel kans toe En
ik geloof zeker, dat je op het oogen
blik heel bleek ziet. Er mag hier ze
ker geen licht komen, is 't wel
O. neen Zij zouden het zien van
de stallen uit en zich afvragen wal
het was. Niemand gebruikt deze ka
mer, er zijn hier spoken 1 en zij
vleide zich nog wat dichter tegen
hem aan.
Daar ben ik blij om, zeide
Charlie grimmig. lk zou wel wil
len, dat cr altijd spoken waren, als
wij samen zijn.
Nu ga ik heen, pruilde zij.
Waarop hij haar natuurlijk nog
veel steviger vasthield.
En nu moet je mij alles vertellen,
wat je gedaan hebt, mijnheer, zei
ze met iets lief bevelends in haar
toon.
Laten wij over jou praten,
zei Charlie. Ik heb niets anders
gedaan dan rondzwalken en wen-
schen, dat ik dood was. Pollie, ik
wist niet, dat ik zooveel van je hield.
Ik weet zeker, dat jij niet half zoo
veel aan mij denkt Als je ooit van
mij gehouden hebt, dan heb je het
toch nooit gezegd.
O, neen, Mr. Merivale Wel, ik
kan met Lord St. Clare trouwen.
Groote, domme jongen, die je bent J
Je zult mijn hand zoo rood maken
als wat, mama zal het zien, zij heeft
oogen als een havik.
Maar dat kan zij niet zien,
zei Charlie, haar naar zich toe trek
kend en sussend.
Lady Mary kreeg een klem- en ging
achteruit.
Nu ga ik toch werkelijk heen
als je het weer doet 1 zei ze streng.
Nu, ik zal 't niet weer doen
tenminste niet in de eerste vijf minu
ten, zei de onverbeterlijke Charlie.
Wat een lief, klein handje heb je
toch En wat is dat een bloem Y
Geef haar mij, Pollie. lk houd van
alles, dat je hebt aangeraakt. Mo-
genavond moet ik hier weer komen,
al is het alleen om dit oude venster
kozijn te kussen Nu, zooveel zou Jij
voor mij toch niet over hebben.
Neen, dat zou ik ook niet, riep
Lady Mary uit, blozend in de duister
nis terwijl zij een pennemes uit
haar zak nam en tegen haar lippen
drukte, noch iets, dat maar half
zoo dwaas was. Maar, Charlie, ver
tel mij alles wat er te vertellen valt.
Ik haak er naar om over de anderen
wat te hooren. Ik heb niets gehoord
sinds dien dag op Vering Wold ten
minste zoo goed als niets. Ik mocht
geen brieven ontvangen, zelfs die van
Cora niet, want mama zegt, dat als
Cora er niet geweest was. jij ik
Wij elkaar nooit gezien zouden
hebben, voltooide Charlie. Dat
is óf onrechtvaardig tegenover Cora,
óf al te complimenteus want het
Lot zou ons toch samengebracht heb
ben, en Charlie knikte met het
air van een philosooL Maar je zult
koud worden, heveling.
Neen, ik niet. maar jij, Charlie.
Ondeugende jongen, die je bent, je
haai- is heelcmaal nat, hierbij
wreef zij zich over het gelaat, dat
werkelijk ook nat gewoitien scheen
te zijn. Wat zal ik doen? Charlie,
ik wist, dat je koud zoudt zijn, en
en Zij ging de kamer in en bracht
iets uit de duisternis te voorschijn.
Je moet dit drinken, lk heb hel onder
het diner uit een karaf geschonken.
Ik wist. dat het nat en koud zou zijn,
en ik dacht, dat je misschien wel
zoudt komen.
Ik kan het niet goed zien
wijn Wat een meisje beu je toch
Wat zul je een zorgzaam vrouwtje
worden Misschien zul je er dan niet
meer om geven. Ja, toch wel, want
ik zal maken, dat je mij mijn geneeie
leven blijft liefhebben, Pollie, lieve
ling
Je hebt wijn gemorst, domme
jongen Kun je het glas niet zien
Daar. daar 1
En met een blosje hield zij het glas
tegen zijn lippen.
Charlie nam kleine teugjes van den
wijn, zoodat het aan den mond bren
gen ad infinitum herhaald moest
worden, en toen kuste hij de hand,
die het glas vasthield.
En nu, zei Lady Mary, ver
tel mij nu het een en ander omtrent
Lord Vering en Cora die lieve,
lieve Cora I Hoe maakt zil het? Waar
is zij
O, ik weet niet waar te begin
nen. Alles staat op zijn kop. W eet je
al, dat de Wold gesloten is Neen
Ja, en Percy woont in de stad. Arme
kerel lk heb zoo n medelijden met
bein en toch toon ik hem dat niet,
want dat kan Perce eenmaal niet ver
dragen.
Dus is het waar en is Cora wer
kelijk de dochter en erfgename var.
den ouden Lord Vering
Ja, zei Charlie, dat is zelfs
in het oog van de menschen der wet
aan geen twijfel meer onderhevig.
Niet dat Percy er ooit aan getwijfeld
heeft of tegen op is gekomen. Nog den
zeilden dag heeft hij al zijn rechten
laten varen. Hebben wij niet allen
bijgewoond, hoe hij het opnam En
hu was precies dezeifde nadat jelui
allemaal waart heengegaan en But-
terwick" en de advocaten uit Londen
het samen trachtten uit te vechten. Je
weet, Butterwick wilde graag, dat de
dingen voor Percy zoo bleven als zij
waren, of ten minste, zooals hij het
noemde, nog alles zooveel mogelijk
ten beste te koeren. Maar Percj
maakte zich daar heel boos over, en
drong er op aan, dat alles dadelijk
op Cora zou overgaan. Hij werkte
letterlijk dag en nacht, om iederen
hinderpaal daarvoor uit den weg te
ruimen.
- Ja, anders zou die zaak
hele
maal niet zoo snel uitgemaakt zijn,
begrijp je, Polhe de advocaten zou
den jaren noodig gehad hebben om te
bewijzen, dat Cora werkelijk Cora
was, en dan nog eenige jaren om te
bewijzen, dat zij de dochter van Lord
Vering was. Maar Percy bezegelde
het met een pennestreek. Arme, oude
Perce
Waarom heb je zoo'n medelijden
met hem zei Lady Mary. Lord
Percy is er de man niet naur om veel
om geld te geven.
Neen. dat met. Niet het verlies
van het geld trekt hij zich nau
maar je moet weten, dat hij een reus
achtige som van hel geld van den
ouden graaf had besteed om de lan
derijen van de Wold te koojien, in
het idéé natuurlijk, dat hij niet zijn
eigen geld kon doen. wat hij wilde,
en toch was het van Cora.
En natuurlijk. zei Lady Mary,
zou Cora er nooit over denken, om
dit weer vun hern aan te nemen. Ik
ken haar daarvoor veel te goed.
Neen, Cora niet Maar Percy zal
nooit rusten totdat hij dit geld met
intrest heeft terugbetaald. Eu dan
nog iets. die schurk Hudspiel heeft
rondgestrooid, dat Percy de hand
heeft gehad in het zoekraken van het
testament, en er zijn dwazen en schel
men genoeg, die aan zoo iets geloof,
slaan.
(Wordt vervolgd).