NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. De Erfgenaam van Vering 28e Jasrgór.g No. 3482 Verschijnt dagelijks, behalve op Zoi»- en Feestdagen. WOENSDAG 15 FEBRUARI 1911 B HAARLEM'S DAGBLAD ABONNEMENTEN ADVERTENTIÊN: per drie maanden: Van 15 regel8 50 Cis.; iedere regel meer 10 Cis. Builen het Arrondissement Voor Haarlem1-20 j Haarlem van 15 regels ƒ1.elke regel meer ƒ0.20. Reclames 30 Cent per regel. Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der r/]p£f(fö Bij Abonnement aanzienlijk rabat. gemeente)1-30 Adverlentiën van Vraag en Aanbod, hoogstens zes regels, 25 Cts. per plaatsing; Franco per post door Nederland1-65 50 Cts. voor 3 plaatsingen a contant Afzonderlijke nummers 9-22 Ïj Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 53. Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlemu-J/vi H de omstïeken en franco per post 04o Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie724. Uitgave der Vennootscfeap Lonrens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaame 6. Telefoonnummer 122. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames van buiten het Arrondissement Haarlem in dit blad Is uitsluitend gemadhtigd het Algemeen Binnen- en Buitenlandsch Advertentie-Bureau D. Y. ALTA Warmoesstraat 7678, Amsterdam. Telephoon interc. 6229. TWEEDE BLAD. OM ONS HEEN No. 1308. Herinneringen uit het Italiaansche Rooversleïen. In de Gartenlaube vertelt J. von Pflugk Harttung van het Ita liaansche rooversleven uit vroeger dagen. Het is altijd een moeilijke zaak göweest, een Italiaan aan recht en wet te gewennen. Hij heeft een teer sterk ontwikkeld gevoel van eigenwaarde, neiging om zelf rechter te spelen en daarbij een mengeling van trots, onverschilligheid en harts tocht in zijn karakter. Waar een an der zwijgen of een klacht indienen zou, daar handelt een Italiaan dik wijls zelf. Een meisje had een man wegens kwaadsprekerij aangeklaagd, maar door gebrek aan bewijs moest hij worden vrijgesproken. Toornig stiet zij hem een mes in 't hart. Een Engelschman deed zich in een her berg te Spezzia te goed, had daarna de brutaliteit om, zonder betalen, heen te gaan en werd door den waard op straat doodgestoken. De heele vertering kan hoogstens een gulden geweest zijn, de straf voor den moor denaar is zeker minstens vijftien jaar gevangenisstraf. Bij het leger en de marine komen straffen wegens onge hoorzaamheid dikwijls voor. Het verzet tegen de wet vindt voor al uiting in de eedgenootschappen (camorra en mafia) en in het roover- dom. De camorra van Zuid-Italië is een zeer verbreide macht, die de re- geering niet kan onderdrukken, om dat zij in 't verborgen handelt en yöbr een gedeelte van do bevolking haast een natuurwet geworden is. Met het roovershandwerk is het an ders gegaan. Vroeger bloeide 't weel derig in geheel Zuid-Italië tot aan do Romagna toe, tegenwoordig is het op 't vasteland geheel uitgeroeid en alleen op Sicilië bestaat het nog, doch wordt niet door benden, maar door afzonderlijk© personen uitge- •pefend. Toch is er een tijd geweest, waarin de provincie Calabrië alleen driedui zend bandieten verbergde. Maai' toen trad de overheid ook gestreng tegen hen op. Groote afdeelingen troepen, onder leiding van bekwame gene raals, voerden in verbinding inet gendarmen, plaatselijke politie en vrijwilligers tegen hen een waren verdelgingsoorlog. Het land werd ponder de krijgswet gesteld en ieder van wien bleek, dat hij roover of roovorshelper was, kreeg onverbidde lijk den kogel, toch was de vervol ging zeer moeilijk, omdat de rotsge bergten tallooze schuilplaatsen ople verden en zelfs de bevolking den boe- Ven onderdak verschafte. Zoo heeft generaal Paliavicini met een legertje van 5000 man de bos- schen van Cariglione wekenlang doorzocht en geen enkelen roover gevonden. Toch konden op den duur de roo- vers het tegen de soldaten niet hou den. In 1876 waren er in Calabrië nog maar 300 bandieten over en twaalf jaar later was dit aantal tot zeer en kelen geslonken. De laatste was Mu- solino, die toen hij het in Calabrië niet langer houden kon, naar de Ro magna vluchtte. Hier kregen hem op zekeren dag twee gendarmen in het oog, die hem niet kenden, maar toch een verdacht individu in hem zagen. Hij zette het op een loopen, maar struikelde' over een draad langs den weg en viel zoo zijn vervolgers ln handen. De uitroeiing was dan ook met taaie volharding gevoerd. Wanneer het leger voor het oogenblik niets kon bereiken, dan werden kleine afdeelin gen onder bevel van een luitenant of onderofficier op geschikte plaatsen gestationneerd, waar zij samenwerk ten met de politie en de gendarmen, of carabinieri. Vooral de laat- slen hebben daarbij veel goeds tot stand gebracht. Vertrouwbare inge zetenen en boeren werden door de re geering gewapend en betaald en daar dezen geen uniform droegen, waren zij voor de bandieten geduchte en ge vaarlijke vijanden. Zonder uitzondering waren de roovers gente perduta, letter lijk verloren lieden, dat wil zeggen menschen, die een misdrijf hadden begaan. Personen, die een schoon strafregister hadden, werden eenvou dig niet toegelaten. Er waren in deze benden karakters van verschillenden aard ruwe, verdierlijkte wezens evenzeer als ongelukkigen, die in een oogenblik van opwinding tot mis daad waren gekomen. Zóó sterk was voorheen de aandrang tot het roo- versbedrijf, dat wie een ander ver moord had, onmiddellijk het bosch inging, ook wanneer op hem geen verdenking rustte. Meestal werkten de kerels in troe pen van 20 tot 60 man, onder leiding van den sluwste en ondernemendste. De macht van deze hoofden over hunne mannen was verschillend, maar gewoonlijk groot ze was sonis van tirannieken-, soms van patriar chalen aard. Soms werd de hoofdman ter zijde gestaan door onder-bevel hebbers, met wie hij beraadslaagde en die hij voor moeilijke zaken ge bruikte. Hun vaderland was de plek, waar ze zich toevallig bevonden, hun voedsel moesten de runder- en scha penkudden op de weiden leveren; zij namen eenvoudig, wat ze noodig had den en eischten van de herders ook nog melk en kaas. Naar het dorp gin gen zij zelden en alleen wanneer zij volkomen veilig meenden te wezen. Hoewel er 's avonds een koude wind in de bergen waait, brachten zij den nacht door in de open lucht en maak ten alleen dan van een huis of hut in de buurt gebruik, wanneer er geen onraad was. Trouwen deden ze niet, wel bleven zij, die al getrouwd waren vóórdat zij het roovershandwerk be gonnen, in verbinding met hun gezin en juist voor dezeu was de kans, om gesnapt te worden, het grootst, daal de carabinieri natuurlijk het doen en laten van de rooversvrouw zorgvuldig nagingen, om zoo den man in hapden te krijgen. Hun levensonderhoud stalen zij dus bij elkaar en voor het overige leefden ze van afzetterijen. Groote grondbe zitters kregen eenvoudig een brief, dien ^ij door een pachter of herder lieten bezorgen, met den eisch, eene bepaalde som gelds te betalen, daar anders hun bezittingen zouden wor den vernietigd. Nog liever namen zij een rijken rei ziger gevangen, die dan aan zijn fa milie moest schrijven om een grooten losprijs, daar hij anders zou worden omgebracht. Daartoe was natuurlijk een spionnagedienst noodig, die den roovers meedeelde, wanneer een rijk man op reis zou gaan. Zij wachtten hem dan op en overvielen hem, waar- bü betalen het eenige redmiddel was, daar weigering of inroeping van dc hulp der politie den gevangene on feilbaar het leven kostte. In romans en verhalen is dit roo- vorsbedrijf dikwijls inet een poëtisch waas overdekt. Ten onrechte. Er ligt niets aantrekkelijks in het heole am bacht, dat immers deels uit dieverij, deels uit het met overmacht aanval len van zoo goed als weerlooze reizi gers bestond. Voor hun vervolgers, carabinieri en soldaten, vluchtten zii altijd alleen in den uitersten nood verdedigden zij hun leven. De Itali aansche roover van voorheen was dus een gewone misdadiger, die in geen enkel opzicht sympathie verdient er mag een enkele zijn geweest, die met een trotsch gebaar zijn oneerlijk ver kregen geld aan armen ronddeelde, maar die was een uitzondering en zijn geld er niet minder gestolen om. De groote hoop was bovendien ruw en bloeddorstig. Het is daarom goed, dat dit roover- dom in Italië is uitgeroeid. Ook op Sicilië zou het niet meer beslaan, wanneer de menschen daar onder behoorlijke voorwaarden konden le ven. De landpacht, die de rijken in de stad vorderen, is evenwel veel te hoog, zoodat de menschen in diepe armoede leven en er in wanhoop toe komen, het bosch in te gaan en daar de rijken te bevechten, onder wier hebzucht zij lijden. Maar ook op Sicilië neemt het aan tal roovers af. Italianen, die hun brood niet kunnen verdienen, bestij gen niet meer de bergen, maar stoomschip, om over»de zee te gaan werken. Ook dit is voor den Staat verderfelijk er worden streken door ontvolkt, die vroeger in den tijd van Groot Griekenland weelderige steden hebben gekend en die later de koren schuren van Rome zijn geweest. j. c. P. Buitenlandsch Overzicht De besprekingen over DE DUITSCHE VLOOTPOLIT1EK zijn gisteren in den Rijksdag voort gezet. Sprekers van de nationaal-übe- rale en vrijzinnige partijen wezen nogmaals op 't defensieve karakter van de vloot. Daarna stelde minister Tirpitz in 't licht, dat het marinebestuur met de door den Rijksdag toegestane mid delen in de laatste jaren meer had ge daan, dan andere landen, die over grootere middelen beschikten. ,,Dat later hoogere uitgaven noo dig zijn geweest, dan men oorspronke lijk had gedacht zoo vervolgde mi nister Tirpitz is niet alleen onze schuld. Wij hebben niet het eerst Dreadnoughts gebouwd. Wij zijn slechts het voorbeeld van het buiten land gevulgd de vermeerdering van het aantal nieuwe oorlogsschepen is het gevolg van een, ons met geweld opgedrongen Dreadnouglit-poiitiek. De Dicadnought-politiek van het bui tenland heeft schepen, die vóór het type-schip van deze klasse werden ge bouwd, in waarde doen dalen." Zeer duidelijk doelt dit verwijt op Engeland. Vandaal' ook, dat de mi nister de nader besprak. Hij zei„Dc opvatting der Emgelschen, dat wij de uitbrei ding van onze vloot meer hebben be spoedigd, dan de vlootwet eischte, is een. wonderlijke dwaasheid geweest. De Rijksdag zal begrijpen, dat het ook <ie Duiische Regeeriug zeer heeft getroffen dat zulke vermoedens kon den opduiken. W ij hebben onzerzijds het niet laten ontbreken aan officiee- le ophelderingen te dezer zake. Als men zonder vooroordeel leest, wat onze bladen, bijna zonder uitzon dering, over onze betrekkingen tot Engeland in de laatste jaren geschre ven hebben, dan moet men de hou ding van onze pers, behalve wat een kléine minderheid betreft, ten zeerste prijzenzij heeft het tegendeel ge daan van ophitsen. Ik kan dit des te vrijer zeggen, wijl ik destijds do vele buitensporigheden heb betreurd, die tijdens den Boeren-ooriog ook in de Duitsche couranien verschenen zijn." Tot zoover de minister. Wc j uien en alles wat hij gezegd heeft, too, alleen betreuren we 't, dat iuj de oprechte sympathie, die de Duiischers in de oorlogsdagen voor de Boeien toon den. nu ©en beetje loochent, om bij do Engelschen wat in 't gevlei te ko men. DE REDE VAN PRINS HEINRICH, waarvan, we gisteren een overzicht gaven, heelt, zooais trouwens te ver wachten was, veel stof Lot nabetrach ting gegeven. De sociaal-democraat Ledebour hoeft er zelfs in den Duit- scheii Rijksdag over geïnterpelleerd. Hij vroeg dan wat ue minister wel te zeggen had van deze verkiezingsre- de van den prins, een admiraal in ac- tieven dienst. De minister van marine Von Tirpitz verklaarde, te moeten protesteereu te gen de voorstelling, die van de rede vun pains Heinrich was gegeven. Hij meende, dat in die rede niets voor kwam, wat de prins niet had mogen zeggen. Overigeus was het ook geen verkiezingsrede geweest, maar een toespraak in een besloten kring van kameraden. De „Frankfurter Zeituug" meent evenwel, aal met de „gelegenheid waai van prins Heinricb gew aagde, wei ue vérKiezingen zijn bedoeld en dus de toespraais al6 ecu verkiezmgs rede moet worden opgevat, die wel buiten de taak ligt, welke voor een Duii&chen prins is weggelegd. Het blad meent, dal prins Hein rich voorzichtiger had inoc-ien zijn na reeds eenmaal minder goede ervarin gen te hebben opgedaan bij een poli tieke redevoering. Ten overvloede teekende het blad aan. dat er nieis van bekend is. dat de „binnenlandsche vijand" voorne mens zou zijn, buiten de perken der wet te gaan. Intusschen vernam de „Vossische Zeitungvan lieden, die zeiven de re de van den prins hadden aangehoord dat hetgeen omtrent diens toespraak was medegedeeld, niet met de werke lijkheid overeenkwam. Zoo moet de prins zelfs in het geheel niet hebben gesproken van een steeds dreigender optredenden binnenlandschen vijand. Er dreigen weer MOEILIJKHEDEN IN DEN BALKAN. Uit Petersburg wordt geschreven, dat men daar in politieke kriugen zeer slecht te spreken is over de handig heid, waarmede koning Ferdinand van Bulgarije manoeuvreert om op zijn eigen houtje een bondgenoot schap aan te gaan met Oostenrijk. Tot de wijzigingen van de Bulguar- sciie constitutie, die aan de goedkeu ring van de Groote Sobranje dezer dagen zullen worden onderworpen, behoort ook de bepaling, dat aan den koning het recht wordt toegekend met buitenlandsche mogendheden een ver drag te sluiten, zonder de Kamer daarin te kennen. De afgevaardigden kunnen dit voor stel kwalijk verwerpen op grond, dat het slrijdi" zou zijn met het parlemen tarisme. want dat is door de Bulga ren nooit zeer ernstig opgevat eu evenmin kunnen zij zich verzetten, omdat zij den koning wantrouwen, nadat zij verleden jaar zijn verheffing met zooveel geestdrift hebben begroet. 1 De aanneming is dus verzekerd en ko- "in.fr Ferdinand zal daarvan onmi-d- dellijk gebruik maken om een ver- bond aan te gaan met Oostenrijk, i In Rusland heeft men reeds sedert lang gevreesd, dat het zoover zou ko men ,daar koning Ferdinaud zich na dc langdurige, vruchtelooze onder handelingen met Iswolsky in het vo rige jaar zeer scherp over Rusland heeft uitgelaten. Hij meet toen o. n. gezegd hebben: „De Russische beer trekt zich gedu rende tien of vijftien jaar in zijn hol terug. Bulgarije moet zich in dien tijd zelf zieu te- redden. Daar het een ge zonde staat is, wensebt het natuurlijk alle leden van zijn stam vereenigd te zien, maar Rusland's pogen om den vrede tot eiken prijs te handhaven, zal ons niet ver genoeg brengen." En dus zoekt lnj zijn heil elders. Zal hij 't in Weenen vinden UIT ALBANlë. 2000 naar Montenegro uitgeweken Albaneezen hebnen een samenkomst gehouden, waarin besloten is. de hulp der groote mogendheden m te roe pen tegen het üuor de Jong-Turkea in gesteld bewind. Uit Desk ju eb wordt medegedeeld, dat de leiders van den oproerigsten Albanceschen stam besloten hebben, geen recruten voor het Turksche le ger meer te leveren en ook de beta ling der belasting te zullen weigeren. In de geheele streek om Pnzrend worden oneer de Albaneesche bevol king vlugschriften verspreid, waarin tot den opstand wordt aangezet, zoo dat de tegen het voorjaar- aangekon digde opstand al meer en meer aan waarschijnlijkheid wint. Aan wapenen zou het den Albanee zen niet ontbreken, als het waar blijkt, dat gelijk gemeld wordt, in de laatste twee maanden alleen reeds 20.UUÜ repeteergeweren over de ha venstad Durazzo in Albanië zijn bin nen gesmokkeld. Men herinnert zich die blijkbaar op den minister-presi dent Briand bedoeld was, maar irvan de secretaris Mirman, die door den revolverkogel aan 't been getroffen werd, 't slachtoffer is ge worden. De dader, Gizoline, is door geneea- heeren onderzocht, die hem geheel ontoerekenbaar verklaarden. Hij zal dus van rechtsvervolging worden ont slagen en weer in een krankzinnigen gesticht worden opgenomen. Als ze hem daar dan maar goed vasthouden DE REVOLUTIE OP HAITI. Op dit eiland gaat 't weer heel ouderwets too. Met het oog op de uitbreiding nl. van de revolutionaire beweging, heeft d& regeering dc\ negerrepubliek haar toevlucht genomen tot buitengewoon gestrenge maatregelen. Dagelijks hebben terechtstellingen plaats en een groot aantal bekende staatslieden zijn reeds onder boulshanden gevallen. Eenige dagen geleden werden te Port-au-Prince 36 personen tegelijk doodgeschoten. De officier, die het vuurpeloton had gecommandeerd, werd na afloop van de terechtstelling door revolutionairen vermoord. DE PEST IN CHINA. Een enkel cijfer Alleen in de stad Foedsiudjan zijn reeds 7000 lijken van pestlijders ver brand. Hoeveel menschen er in China reeds aan den zwarten dood ten slachtoffer zijn gevallen is niet te schatten, maar t getal moet ontzettend groot zijn. Stadsnieuws Mr. J. H. Thiel over samen werking van Gemeenten. In dc laatste jaren is herhaalde malen gewezen op de wenschelijkheid dat er tusschen Haarlem en Ue omlig gende gemeenten meer samenwerking zou tot siaud komen, dan tot nu toe geschiedde. Over dat onderwerp voerde Mt. J. H. Thiiel gisteravond in de boven zaal van de Soc. „Vereeniging" het woord. De bijeenkomst, die uitgeschreven was door den Vrijzinnig-demokruti- schen Bond, was niet hijzonder druk bezocht. Onder de aanwezigen waren een aantal gemeenteraadsleden uit Haar lem, Bloemendaal, Schoten en Velsen. Die van de laatste gemeenten wa ren verschenen in verband met het feit, dat de kwestie van de gemeen schappelijke waterleiding in betrek king staat tot het onderwerp van den avond. De heer Z. MIDDELKOOP, de ver gadering openende, wees dun ook op de urgentie van het onderwerp. Vijftig jaren geleden zou men nog niet hebben kunneu spreken over sa menwerking tusschen aan elkaar grenzende gemeenten, daar toen veel eer van concurrentie dan van sa menwerking sprake was. Spreker FEUILLETON Naar bet Engelsen door CHARLES GARVICE. 64) Misschien ben je dat ook wel I /luisterde Lady Mary, terwijl zij de hand van het monster teeder drukte en haar mooi hoofdje tegen zijn schouder liet rusten. Wat een toe- Stand, niet Ik dacht, dat ik je nooit Weer zou zien en, o, Charlie, niis- pchien zal het ook nooit weer gebeu ren Jij kent papa en ook mama niet. Zoo Zoo stijfhoofdig, zei Charlie. Eu papa zegt. dat hij mij het ge heele volgende seizoen hier zal hou Ten, als ik niet zeg, dat ik Nu. ga voort. Och, je weet het immers wel Dat ik Lord St. Clare zal aannemen. Ik zal dien jongen rakker den pek breken bromde Charlie. Maar zij zullen het niet klaarspelen, yollie niet als ik er iets aan doen mn en daar zie ik wel kans toe En ik geloof zeker, dat je op het oogen blik heel bleek ziet. Er mag hier ze ker geen licht komen, is 't wel O. neen Zij zouden het zien van de stallen uit en zich afvragen wal het was. Niemand gebruikt deze ka mer, er zijn hier spoken 1 en zij vleide zich nog wat dichter tegen hem aan. Daar ben ik blij om, zeide Charlie grimmig. lk zou wel wil len, dat cr altijd spoken waren, als wij samen zijn. Nu ga ik heen, pruilde zij. Waarop hij haar natuurlijk nog veel steviger vasthield. En nu moet je mij alles vertellen, wat je gedaan hebt, mijnheer, zei ze met iets lief bevelends in haar toon. Laten wij over jou praten, zei Charlie. Ik heb niets anders gedaan dan rondzwalken en wen- schen, dat ik dood was. Pollie, ik wist niet, dat ik zooveel van je hield. Ik weet zeker, dat jij niet half zoo veel aan mij denkt Als je ooit van mij gehouden hebt, dan heb je het toch nooit gezegd. O, neen, Mr. Merivale Wel, ik kan met Lord St. Clare trouwen. Groote, domme jongen, die je bent J Je zult mijn hand zoo rood maken als wat, mama zal het zien, zij heeft oogen als een havik. Maar dat kan zij niet zien, zei Charlie, haar naar zich toe trek kend en sussend. Lady Mary kreeg een klem- en ging achteruit. Nu ga ik toch werkelijk heen als je het weer doet 1 zei ze streng. Nu, ik zal 't niet weer doen tenminste niet in de eerste vijf minu ten, zei de onverbeterlijke Charlie. Wat een lief, klein handje heb je toch En wat is dat een bloem Y Geef haar mij, Pollie. lk houd van alles, dat je hebt aangeraakt. Mo- genavond moet ik hier weer komen, al is het alleen om dit oude venster kozijn te kussen Nu, zooveel zou Jij voor mij toch niet over hebben. Neen, dat zou ik ook niet, riep Lady Mary uit, blozend in de duister nis terwijl zij een pennemes uit haar zak nam en tegen haar lippen drukte, noch iets, dat maar half zoo dwaas was. Maar, Charlie, ver tel mij alles wat er te vertellen valt. Ik haak er naar om over de anderen wat te hooren. Ik heb niets gehoord sinds dien dag op Vering Wold ten minste zoo goed als niets. Ik mocht geen brieven ontvangen, zelfs die van Cora niet, want mama zegt, dat als Cora er niet geweest was. jij ik Wij elkaar nooit gezien zouden hebben, voltooide Charlie. Dat is óf onrechtvaardig tegenover Cora, óf al te complimenteus want het Lot zou ons toch samengebracht heb ben, en Charlie knikte met het air van een philosooL Maar je zult koud worden, heveling. Neen, ik niet. maar jij, Charlie. Ondeugende jongen, die je bent, je haai- is heelcmaal nat, hierbij wreef zij zich over het gelaat, dat werkelijk ook nat gewoitien scheen te zijn. Wat zal ik doen? Charlie, ik wist, dat je koud zoudt zijn, en en Zij ging de kamer in en bracht iets uit de duisternis te voorschijn. Je moet dit drinken, lk heb hel onder het diner uit een karaf geschonken. Ik wist. dat het nat en koud zou zijn, en ik dacht, dat je misschien wel zoudt komen. Ik kan het niet goed zien wijn Wat een meisje beu je toch Wat zul je een zorgzaam vrouwtje worden Misschien zul je er dan niet meer om geven. Ja, toch wel, want ik zal maken, dat je mij mijn geneeie leven blijft liefhebben, Pollie, lieve ling Je hebt wijn gemorst, domme jongen Kun je het glas niet zien Daar. daar 1 En met een blosje hield zij het glas tegen zijn lippen. Charlie nam kleine teugjes van den wijn, zoodat het aan den mond bren gen ad infinitum herhaald moest worden, en toen kuste hij de hand, die het glas vasthield. En nu, zei Lady Mary, ver tel mij nu het een en ander omtrent Lord Vering en Cora die lieve, lieve Cora I Hoe maakt zil het? Waar is zij O, ik weet niet waar te begin nen. Alles staat op zijn kop. W eet je al, dat de Wold gesloten is Neen Ja, en Percy woont in de stad. Arme kerel lk heb zoo n medelijden met bein en toch toon ik hem dat niet, want dat kan Perce eenmaal niet ver dragen. Dus is het waar en is Cora wer kelijk de dochter en erfgename var. den ouden Lord Vering Ja, zei Charlie, dat is zelfs in het oog van de menschen der wet aan geen twijfel meer onderhevig. Niet dat Percy er ooit aan getwijfeld heeft of tegen op is gekomen. Nog den zeilden dag heeft hij al zijn rechten laten varen. Hebben wij niet allen bijgewoond, hoe hij het opnam En hu was precies dezeifde nadat jelui allemaal waart heengegaan en But- terwick" en de advocaten uit Londen het samen trachtten uit te vechten. Je weet, Butterwick wilde graag, dat de dingen voor Percy zoo bleven als zij waren, of ten minste, zooals hij het noemde, nog alles zooveel mogelijk ten beste te koeren. Maar Percj maakte zich daar heel boos over, en drong er op aan, dat alles dadelijk op Cora zou overgaan. Hij werkte letterlijk dag en nacht, om iederen hinderpaal daarvoor uit den weg te ruimen. - Ja, anders zou die zaak hele maal niet zoo snel uitgemaakt zijn, begrijp je, Polhe de advocaten zou den jaren noodig gehad hebben om te bewijzen, dat Cora werkelijk Cora was, en dan nog eenige jaren om te bewijzen, dat zij de dochter van Lord Vering was. Maar Percy bezegelde het met een pennestreek. Arme, oude Perce Waarom heb je zoo'n medelijden met hem zei Lady Mary. Lord Percy is er de man niet naur om veel om geld te geven. Neen. dat met. Niet het verlies van het geld trekt hij zich nau maar je moet weten, dat hij een reus achtige som van hel geld van den ouden graaf had besteed om de lan derijen van de Wold te koojien, in het idéé natuurlijk, dat hij niet zijn eigen geld kon doen. wat hij wilde, en toch was het van Cora. En natuurlijk. zei Lady Mary, zou Cora er nooit over denken, om dit weer vun hern aan te nemen. Ik ken haar daarvoor veel te goed. Neen, Cora niet Maar Percy zal nooit rusten totdat hij dit geld met intrest heeft terugbetaald. Eu dan nog iets. die schurk Hudspiel heeft rondgestrooid, dat Percy de hand heeft gehad in het zoekraken van het testament, en er zijn dwazen en schel men genoeg, die aan zoo iets geloof, slaan. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 5