BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 4 MAART 1811
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
fl.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT So.
DRUKKERIJ ZUIDER BUI IENSPAARNE 6.
IN HAARLEM S DAGBLAD ZUN
ADVERT ENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
rtuui itk voor Vrouwen
EERST!:; VÖORJAARSNOU V-EAUTé'S
A1AN TLLCUS 1' L ÜMS. EENVOU
DIGE EN GEKLELDE MODELLEN.
V OOKJAAKSHOEDEN.
Het is vei makelij k om op te merken
hoe nieuwsgierig de vrouwen dit jaar
zijn naar de nieuwe modes!
in de winkelstraten der groote ste
den is liet voor de cphfectiehuizen
een gedrang, dat men op sommige
uren van deu dag bang is voor het
indrukken der winkelruiten, waar
achter een mannoquin in broekrok
geëtaleerd is.
Ik heb me dezer dagen vermaakt,
met de kritiek van het publiek eens
af te luisteren over deze nouveauté's.
Over hei algemeen was men het er
ovei" eens ,dut liet eigenlijk toch nog
zoo heel „gek" niet was; en wanneer
iedereen het droeg, meu er Spoedig
aan gewoon zou zijn; omdat de ge
deelde rok iwaut dat is feitelijk de
xokhroek; voor een normale figuur
niet opvallend is. De tijd zal dus loe
ren, oi deze creatie al dan niet succes
zal hebben.
Toch zullen er onder onze sport-
lievende dames wel enkele zijn, die
over den broekrok niet zoo heel erg
verwonderd zijn; want toen voor een
tiental jaren het fietsrijden nog
slechts door dames uit de hoogere
standen beoefend werd, droegen die
een speciaal fietscostuum, dat uit
niets anders dan eeu broekrok niet
blouse en boléro bestond. Die broek
rok, was om de heupen geheel aan
gesloten en bestond uit: twee zeer
wijde pijnen. Een voorbaan die smal
in de taille, doch naar onder tamelijk
breed uilüep, was aan beide zijden
opgenaaid en met een knoopeuiij ver
sierd. De nieuwe broekrok zou meu
als eeu kleiue variatie op dit oude
thema kunueu beschouwen.
liet is omlerUisscheu een gevaarlijk
werk om in deze overgangsperiode,
costuumis of japonnen aan te schallen
en ik kan mijnen lezeressen slechts
aanraden daarmede zoo voorzichtig
mogelijk te werk te gaan en slechts
een eenvoudig mantelcostuuin te kie
zen, voor de eerste lentedagen, als de
lluweelen- of bontmantels haar te
warm zullen zijn. Met een voorjaars-
costuum en dito hoed, kan men dan
-ustig afwachten en zien, welke nou-
auté's het meest zullen inslaan.
Tot nu toe hebben we altijd erva
ren, dat de overdrijving in de mode
tot een uiterste werd doorgedreven
om tot eon uiterste in tegenoverge
stelde richting over te slaan. De nau
we rok Ken brachten ons tot deu broek
rok, en al zal er nu tusscbeu deu
broekrok en de wijde rokken met cri
nolines (.als het zoo ver al mocht ko
men; nog een lange weg liggen, ver
moedt men toch, dat de iorrcu wel
langzamerhand iets wijder zullen
women.
Voor de nieuwe mantelcostuums
brengt men in hoofdzaak serges in
marine-blauw en grijs, soepele che
viots en gemengde Engelsche stoffen.
Voor meer gekieede tailleurs is het
dunne laken wederom aan de orde,
doch ook zijde en slap satijn.
De manteltjes zijn vrij kort en men
voorspelt zelfs den terugkeer van de
bolero's
Als garneering van mantelcostuums
merkt men behalve breed zijden tres,
ook kraag en mouwopslagen van af
stekende klep ren op. Veel verschil is
er in de kruagmodellen. Men brengt
smalle revers met matrozenkragen,
smalie ronde kragen en zelfs m het
geheel geen kraag. Dan nog ernpi re
en pelermckragen die deu bovenarm
geheel bedekken, en met zwart satij-
neu biasis geheel omboord zijn.
Evenais in het najaar liet geval
was, brengt'men ook nu dubbel ge
weven stoffen, vv-aarvan do keerzijde
als 'garneering gebruikt wordt.
Gokleede modellen, worden met tu-
ïiique en onderrok ingericht. De
mantels zijn dan met smal tres of sou
tache bewerkt en vaak met aangesne
den wijde mouwen ingericht, want
de nieuwe modellen zijn wederom on
der den invloed van de kimono ont
worpen; hetgeen zich zoowel bij tail-
leur-costuums. als bij japonnen en
blouses openbaart. De taillelijn wordt
nog zooveel mogelijk onder de buste
aangebracht, zoodat het „droit de-
vant" weinig nut heeft en veel min
der op den voorgrond treedt dan eerst
het geval was.
Van de nieuwe voorjaarshoeden
zijn er vele uit paardenhaar gevloch
ten, waardoor de grootste modellen
nog vederlicht zijn. Kleine modellen
worden in bandstroo en fantasie stroo
•gebracht. De toques zijn zeer klein en
maken den indruk van oen kleine
muts, die de krullen-chignon precies
omsluit. De groote hoeden van paar
denhaar zijn zeer verschillend van
vorm. Men ziet er, waarvan de 15 cM.
breede rand vlak van voren is opge
slagen en met een flmveelen strik of
'choux wordt vastgehecht. Dan weer
andere waarvan de rand aan één zij
kant is opgeslagen en het garnituur
'uit een enkele pleureuse bestaat; of
de rand wordt alleen naar achter een
weinig ongeslagon en rond den bol
wordt een krans van wit fluweelen
rozen gegarneerd.
Over het algemeen worden do voor
jaarshoeden uit zwart materiaal ver
vaardigd en met wit gegarneerd.
MARIE VAN AMSTEL.
Het Rijke Natuurleven
LASllüE L1LL1P UTTERS.
Dikwijls gebeurt het op warme zo
merdagen, dat een heirleger van
kleine, zwarte diertjes plotseling op
kianten, boeken ja zelfs op gezicht en
handen neerstrijkt. Op fijne vleugel
tjes komen zij aangezweefd en in de
meeste gevallen verdwijnen zij weer
onmerkbaar, zonder eenig spoor van
hun aanwezigheid achter te laten.
Onweersbeestjes worden zij genoemd
maar in hoeverre zij iets met deze
eléetrische uitingen van de damp
kringslucht hebben uit te staau, is
moeilijk uit te maken. Zelf heb ik
wel opgemerkt, dat zij geen onfeil
bare aankondigers van Donars toorn
zijn, want het gebeurt wel, dat zij da
gen achtereen optreden, zonder dat
er één bliksemflits het luchtruim
doorklieft.
in dien vorm kent bijna ieder onzer
de kleine insecten, die als blaaspoo-
ligen een afzonderlijke orde in de
systematiek vormen, liun familiele
den zijn echter bij de tuinlui en bloe
misten beter bekeud.
Van de tien bloemisten die men
spreekt, klagen er negen over de
„thrips'', een naam die aan alle soor
ten wordt gegeven en waaronder
ieder ze kent.
j Klein zijn ze alle, de ruim 130 vor-
men die men nu onderscheidt, maai
de schade die zij veroorzaken, is he-
j laas omgekeerd evenredig met de li-
j cliaamslengte.
Met do bladluizen, die hen in groot-
I te vaak nog overtreffen, doen zij al
i hun best, zooveel mogelijk planten
sappen op te zuigen en hiervoor is
hun mond uitstekend ingericht.
De lippen en onderkaken vormen
samen een buisje, waarin de boveu-
kaaksnaald, een vinnig spits werk
tuigje kan worden bewogen. Dit klei
ne wapen, in vereeniging optredend
met een ander stekeltje, boort zich
door de opperhuid van bladeren en
bloemen en langzaam worden de voe-
dingsvochten onttrokken aan het plan
tenweefsel.
Een enkel insect doet op zichzelf
niet veel kwaad, duurvoor is het roo-
vértjè te klein on het operatieterrein
te groot, maar steeds zijn de vijan
delijke legers sterk door het groote
aantal geoefende soldaten en dit nu
is vaak de ondergang van een blad of
een bloem.
Vroegtijdig verschrompelen de plan
tendeelen, waarop de thrips-uian-
sehappen hun wajieutjes bepr n,
de lant krijgt ee ummder lris<
zien ol verkwijnt. j.
Op de gladste deelen kunne. ze
insecten zich vasthouden.
Een Alpentoerist voorziet zich van
dikbespijkerde schoenen om zich op
het gevaarlijk terrein wat meer ste
vigheid te geven, de thripsen hebben
aan ieder pootje een vernuftig bedacht
werktuigje.
Naast kleine haakjes, die het hun
ne doen om in den letterlijken zin de
standvastigheid te bevorderen kan
aan ieder pootje een klein blaasje
worden gevormd, afhankelijk van den
wil van het kleine diertje.
Om deze zuigcelleljes te vullen perst
de thrips, een weinig vloeistof uit do
pooten in de leege blaasjes, die daar
op dadelijk hun werk verrichten.
Zij geven een breed steunvlak, ter
wijl de genoemde haakjes voor een'
groolere stabiliteit zorgen.
Geen enkel dier is er, als is het dan
ook hoogcr georganiseerd, dat sier
lijker vleugels heeft dan onze blaas-
pootjes.
Het is waar, sommige soorten zijn
niet rijpelijk er mee beueeld, zelfs zijn
er diertjes, die deze benijdenswaar
dige werktuigen missen, maar die
dieren, welke volkomen ontwikkelde
vleugels bezitten, zijn uiterst bek wa
in o uviatcurs .voorzien van een won
der mooie monoplane.
Rustig zweven zij daarop naar een
ander voedingsterrein en om niet te
verdwalen, hebben zij een prachtig in
gericht oogenstelsel.
Aan weerskanten van den breoden
kop staat een heélè collectie oogen,
dicht aaneengesloten, elkaar steunend
bij het moeielljko werk en bij de mees
te soorten is vaak het voorhoofd nog
met drie enkelvoudige oogen toege
rust.
Steeds wordt een vijand onmiddel
lijk ontdekt en pooten of vleugels kun
nen hun werk verrichten.
Het spreekt van zeil, dat diertjes,
die voor hun gering afmeting, (de
meeste zijn een huiven millimeter
groot) zoo fijn zijn bewerktuigd en
die bovendien steeds gezamenlijk op
treden, moeielijk zijn uit te roeien.
De gewone middelen als tabakswa
ter, phytophiline en andere insecten-
doodendo vloeistoffen zijn vaak on
toereikend om dit roofriddergeslacht
te verdelgen, al heeft het natuurlijk
wel zijn nut, zooveel mogelijk de klei
ne plantenvijandon te bestrijden.
Door dat de thripsen zoo klein zijn,
kunnen wij ook de voortplanting niet
tegengaan, zooals bij veel vlinders
wel gebeurt. De dieren leggen eieren,
maar deze zijn microscopisch van af
meting en daarbij worden ze boven
dien nog vaak verborgen onder de
opperhuid.
De vrouwelijke dieren der meeste
soorten bezitten oen fijn gevormde
legboor, spits gepunt en lang genoeg,
om een eindje in het blad te dringen.
Een voor een komen daaruit de
kleine eitjes te voorschijn en hieruit
verschijnen na eenïgen tijd de lar
ven.
Deze zijn nog ongevleugeld en blij
ven dit bij die soorten, welke nooit
zullen vliegen.
De hooger bewerktuigden onder hen
krijgen na ieder van de vijf vervellin
gen langer vliegwerktuigjes tot na de
vqfde vervelling liet volwassen In
sect te voorschijn komt.
Een poptoestand komt hier dus niet
voor. Langzaam wordt de hoogste
ontwikkeling bereikt, geleidelijk
groeien de roofridders uit, tot schrik
van den ulantenvriend.
Niet alle soorten kunnen wij op
onze bloemisterijen vinden. De be
ruchte zwarte thrips met Tood ach
terlijf komt wel het menigvuldigst
voor, maar overigens worden ook
vaak met vreemde planten andere
blaaspooten ingevoerd. De vochtige
warmte en de frissche voedingsbo
dems doen deze kleine vijanden daar
gemakkeUik gedijen, rampen ver
spreidend over de lievelingen van
den bloemist.
H. PEUSENS.
Den lieer D. te H. De vingerplant
of Azalia bloeit zeer zeker. De plant
is een familielid van de Klimop wat
later aan de bloemen duidelijk is
waar te nemen. Deze komen in het
najaar te voorschijn in bolvormige
trossen. Mooi zijn ze niet. Als u ze
uitsnijdt komt dit aan de bladontwik
keling ten goede.
H. PEUSENS.
Een nacht bij de Pyramiden
en de Groote Sphinx.
ii.
Het is etenstijd geworden. Mijn
vriend en gastheer, die me vergezelt,
stelt voor, dat we zullen lunchen in
het nabijgelegen hotel „Mena-house",
waar we volkomen Europeesch-com-
fort zullen vinden.
In het afscheidsuur zien we rond,
om de plaats nog eens op te nemen.
Om ons heen strekt zich de woestijn
uit. In onze nabijheid ligt de rijke-,
groene strook bij den oever van den
Nijl, in de verte Kairo met den rood
achtige» zandheuvel Mokattam en do
vele witte Minarets, die glinsterend
ten hemel wijzen. Een tooneel, dat
men nooit vergeetWelk een tegen
stelling tussehen de stilte der woestijn
en het rumoerige leven aan de table
d'hote, waar een Duitsch orkest Wag
ner's „Lohengrin" speelt Vroolijke
toeristen, bont gekleed, ieder volgens
zijn smaak, en melancholische zie
ken, herwaarts gekomen in de hoop
van beterschap te zullen vinden in
hel geprezen klimaat van Egypte, ne
men alle plaatsen aan de tafel in.
Oude, Engalselie dames, waarvan
onkelen bijzonder leelijk en met blau
we brillen, vormen de meerderheid.
Waar treft men deze rustelooze
dochteren Albions niet aan? Terwijl
men haar met eenigen tegenzin be
schouwt, vraagt men zich zeiven af,
waarom Engeland de schoone vrou
wen tehuis houdt en de leelijko op
reis zendt.
Een knappe Duitscho kellner, wiens
militaire houding bewijst, dat hij zijn
dienstplicht heeft vervuld, bedient ons.
Zijn spraak mot den gemoedelijken
Beierschen tongval, heeft iets gezel
ligs. Wij komen in een goed humeur
en laten ons wijnen en spijzen goed
smaken. De kellner vertelt ons, dat
men Beiersch bier „frisch vom Fass"
heeft, en dus moeten we er van proe
ven. Uit een kroes, tot den schuimen
den rand gevuld, drinken wij op het
welzijn der Pyramiden. Maar het was
mijn vriend niet ontgaan, dat ik een
weinig gedesillusioneerd was, toen ik
ze zag.
En aan het dessert zegt hij tot me
„We hebben geen geluk gehad met 't
weer. En de Pyramiden moet men
liefst zien op een ander uur van den
dag. Egypte is even als Venetië een
plaats, die men na zonsondergang
moet zien, het best als de maan haar
licht op de voorwerpen straalt. Dan
leeft alles zoo wonderlijk op. Dan
hebt ge een magische wereld, waar
voor de kritiek verstomt. Ik stel voor.
dat we hier nog eens heengaan, maar
dan op een avond bij maneschijn. Ik
durf wedden, dat go versteld zult
staan van de verandering."
W© hadden spoedig volle maan ©n
mijn vriend vergat zijn belofte niet.
In een automobiel suisden we er heen
over Kasr-el-Nil en door de acacia-al
lee, die nu in donker lagen en vluch
tig verlicht werden door het rosse
schijnsel der lantaarns.
Nadat we in Mena-house gesou
peerd hadden, waar we hetzelfde cos-
mopolitische gezelschap weervonden,
gingen we bedaard naar de Pyrami
den, vervolgd door een bende in
dringerige Bedoeinen, die ons als
gids wilden dienen.
Mijn vriend had gelijk. Dat was een
totale verandering van tooneel I De
nacht is in werkelijkheid geen nacht,
maar een flauwe dag. Hemel en aar
de waren nieuw. In stomme verba
zing stond ik onbewegelijk stil. De
maan scheen een glans, waarvan
wij hier geen denkbeeld hebben, zóó
helder, zóó schitterend, zóó zilver
achtig glanzend.
En de sterren, de wondervolle, Oos-
tersche sterren, stralen als in wed
strijd met de maan. Zij zijn groot en
glinsterend en met een kleurschitle-
ring als van diamanten nu eens rood,
dan groen-, dan blauwachtig. En
hun lichtende zwerm staat dicht aan
eengesloten aan den zwartblauwer
trans. Het is of iedere ster haar
plaats aan 't hemelgewelf door strijd
wil behouden.
De woestijn overdag zoo arm en
grauw, wordt nu een fabelland niet
een roodachtigen, bijna rozenrooden
glans en de flauwe zandgolven wer
pen nu schaduwen, die de eentonig
heid der vlakte breken.
Het is of de geheel© natuur in bc-
tooverende droomen rust. Het zal wel
in ©en dergelijken geheimzinnig
schoonen nacht geweest zijn, dat de
drie koningen, naar den hemel op
ziende, de wonderster aanschouw
den, die hun den weg zou wijzen naar
de kribbe van den Verlosser in Beth
lehem.
In dit zeldzame licht, omgeven door
de sluiers van uit don Nijl opkomen
de avondnevels groeien de Pyramides
en schijnen ze phantastisclie afmetin
gen aan te nemen. Ja, dit is in wer
kelijkheid het land van de Fata mor
gana!
Al de merkteokenen van tijd en
weer zijn verdwenen. Wij zien slechts
cle zuivere strakke lijnen, met den
sterrenhemel tot achtergrond.
Het maanlicht maakt de Pyrami
den zoo onwerkelijk. Het Is of ze niet
meer uit stof bestaan. Baar is iets
geestelijks aan hun aanschijn.
Als onbegrijpelijke hiëroglyphen,
als duistere vraacteekens met het
eeuwig©: .Van waar komen wij? j
Waar gaan we heen?" staan z© in i
het middernachtelijk uur en blikken j
vol verwachting op tot de sterren,
door hen Teeds duizenden jaren aan
schouwd en geraadpleegd, zonder
ooit een antwoord te ontvaïigen.
Pjptseiing ijlen mijn gedachten
naar huis.
Maar ik word, voor mijn gedachten
tot klaarheid komen, opgeschrikt
door- luide kreten van: „Wunder-
schónl Famos! Very fine indeed!
Charmant!"
We zijn niet meer alleen; een zwerm
van toeristen bestormt ons; "t is of al
le Europeesche talen hier gesproken
worden.
Eenigen, de eclite kunstenaarszie
len, staan als betooverd, zonder te
spreken. Maar de meesten schreeu
wen en babbelen als gedurende de
pauze in een theater.
Vele dames hebben ook theater-kij
kers (binocles) bij zich en kijken er
door. Men moet toegeven dat de dLé-
coraties dan ook nieuw en prachtig
zijnl
O, wat zou het heerlijk zijn om in
'n zoo heerlijken nacht alleen door de
woestijn te kunnen trekken, in plaats
van naar al dat snaterende gepeupel
te moeten luisteren.
Mijn vriend had dezelfde gedachten
als ik, want hij greep mij bij den
arm en trok mij mee naar de Sphinx
waar minder menschen waren. Ook
deze had een verandering ondergaan.
De maan had al haar tooverkunst
op haar toegepast. Haar reusachtige
silhouet toekende zich scherp af tegen
den met sterren bezaaiden hemel, en
wierp een .brecdo schaduw over het
roodachtig© zand.
Het neerhangende hoofdtooisel, dat
op den helderen dag zoo massief doet,
gleed nu als een sluier, langs de bol
de zijden van het aangezicht, op de
schouders. En de maan baadde het
oude, mishandelde, gekorven gelaat
in haar zuiverste stralen en gaf het
als 't ware een nieuwe jeugd.
We zien niets \au de wonden en be
schadigingen, meu wordt slechts ge
troffen door de bovenaardsche, fees
telijke uitdrukking in de krachtig©
trekken, die in liet maanlicht doode-
iijk bleedt schijnen.
En de onnatuurlijk groote oogen,
die nagenoeg alles zien, kunnen we
niet kwijt worden.
Zij trekken ons om zoo te zeggen tot
zich, zonder dat wij cr in kunnen
zien, want zij zien door hun hoogte
over ons heen.
Als een zinnebeeld van het zwij
gende, droomende, raadselachtig©
Egypte, ligt ze daar omvloeid van het
geheimzinnig© maanlicht
Waarover droomt de rustende
sphinx in dit spookachtige midder
nachtelijke uur? De groote, zwijgende
blik uit de diepe oogholten verraadt
niets. Zij staart recht uit naar den ho
rizon, zwijgend en onbewogen als het
noodlot
Zij is vertrouwd met de geschiede
nis van het eerste schemerende mor
genlicht, vol van bloed van gruwelen
en krijgsgevoel, af. Bladert zij in het
boek harer herinneringen, waarin
duizend jaar zijn als één dag?
Denkt zij aan de oergrijze oudheid,
toen zij door ontelbare scharen van
naakte, voortgezwceptc slaven werd
opgebouwd, van menschen die hun
bestaan vervloekten als het werk van
den duivel? Herinnert zij zich de
machtige Farao's en de heilige pries
ters, wanneer ze ln schitterenden op-
tooht voorbijtrokken, menschen en
dieren offerende ter eere van God
Amnion?
Ziet ze Mozes, in het lange kleed
en met den witten baard, de groote
wetgever en bevrijder, die de vluch
tende Israëlieten naar hun land te
rug voerde?
Droomt zij van Alexander die als een
tweede Bacchus, niet wijnranken in
het haar, voorbij toog op zijn helden
tocht naar Azie, aangevuurd door de
grootsche gedachte van Grieksche cul
tuur te verspreiden over de aarde? Üf
gedenkt zij de Romeiusche Keizers,
die vergezeld van serviele hofdich
ters, liet zevende wonderwerk der
wereld kwamen bewonderen en hun
namen kwamen griffelen in het voet
stuk van graniet?
De golven van den lijd gingen hoog,
vloed en ebbe hebben gewisseld
maar de Sphinx ligt nog onberoerd,
met haar Ieeuwenklauwen in 't zand,
broedend over haar eigen raadsel.
Terwijl ik in gepeins verzonken
sta, glijdt er als een schaduw van
weemoed over haar steenharde trek
ken. Zij gelijkt een mensch, die in
nacht en eenzaamheid zich over
geeft aan zwaarmoedig© gedachten,
welke de dag verjaagt.
Het leven heeft al zoovele wonden
geslagen en vol van het troostelooz©
van het bestaan schijnt ons alles
ijdelheid en vergankelijkheid.
En ik ontdek tot mijn schrik, dat
de breede lippen der sphmx, die bij
dag streng gesloten zijn, zicli tot een
flauwe, liefelijke glimlach openen. Ja,
zij glimlacht werkelijk, we vergissen
ons niet Waarover dan toch?
Is het over ons dagvlinders, die in
het zand haar trotsche majesteit
vooibij spartelen en Uieeuen haar te
verstaan?
Uf spot zij met onzen modernen ge-
dachtengahg, gevoed door philoso
phic en poezie, die problemen zoekt
op te lossen, waarover zij al duizen
den jaren heeft gepeinsd?
Wie weet of het ons wel gelukkig
zou maken als wij het raadsel op
losten. Wie weet of het ons niet ge
gaan zou zijn als deil kennisbegceron-
den jongeling van Sais, die achter den
mystieken tempelvoorhang door
drong? Hij zag de ontzettende waar
heid maar viel als door den blik
sem getroffen dood neer.
Het is moeilijk zich los te rukken.
De Pyramiden knikken ons ©rustig
toe, en de Sphinx houdt ons met
haar undoorg rondel ij ken glimlach te
rug.
Maar het is meer dan middernacht.
In de automobiel vliegen wij naar
Kairo terug door do Acacia allée. We
gaan nog niet terstond naar huis.
Mijn gastheer wil, dat we nog eerst
hot elegante café „de Sphinx" zul
len bezoeken, om eon glas whisky-
aoda te drinken. Wij vinden het va
riété vol van Engolsche officieren,
vreemde diplomaten, muzikanten en
demi-monde dames; overal gelach en
gebabbel en de kellners hebben het
druk.
Terwijl mijn vriend zijn glas le
digt, maakt hij er mij op attent dat w©
nu door dit bezoek dubbel de tegen
stelling voelen tussehen den tijd der
Farao s en ons high-life. Misschien
heeft hij gelijk? Wij zijn van dood en
versteening teruggekeerd tot het le
ven der twintigste eeuw.
Bloemendaai, Februari 1911.
A. VAN DER VOORT Az.
EEN REISAVONTUUR VAN KONING
FERDINAND.
Koning Ferdinand van Bulgarije,
die eenigen tijd in Duitschland ver
toefde en van Koburg naar Sofia reis
de, werd in den eet wagen van den
D-trein, in de nabijheid van Neuren
berg, door een troepje gemaskerde Er
langer studenten lastig gevallen. Het
schijnt dat de studenten den vorst
herkend hadden en hem, uit de grap,
in een vastenavondstemming, een
ovatie wilden brengen. Doch voordat
de studenten hun plan konden ten
uitvoer brengen worden zij, op ver
zoek van den koning of van zijn ge-
volg, uit den eet wagen verwijderd.
Voorspoedige reis.
Schets door
OSCAR L'JEDOM.
Geheimraad Fernow had zich over
werkt. Daaraan viel niet te twijfelen.
Iedere dag bracht dit meer aan liet
licht en zijn familie zag de noodza
kelijkheid van een spoedig© onderbre
king van zijn vermoeienden arbeid
even goed in, als dit aan het ministe
rie liet geval was.
Zijn afdeeling was juist in dit jaar
voor de moeilijkste taak gesteld, die
men zich maar denken kan Wel een
dozijn keer moest hij zijn belasting
plan omwerken, en dat was nog niet
eens voldoende, om eindelijk te zien.
ho© hot door een Rijksdag-commissie
gehavend, ja, geheel en al uiteenga
scheurd wend.
Het was om wanhopig te worden.
Zenuwen van staal moesten het
hier afleggen en hij bezat een door
onzinnige krachtoefeningen van den
geest reeds in zijn jeugd geknakte ge
zondheid.
Zijn eerzucht, zijn booze eerzucht,
die droeg er de schuld van, dat hij
den raad der doktoren, in een sanato
rium te gaan, niet opvolgen wilde. Hij
kende den hatelijken bijsmaak, die
zulke inrichtingen nog altijd aan
kleefde.
En zijn collega's.. de hooger ge
plaatsten... neen. De doctoren ston
den geheel machteloos tegenover zijn
besliste weigering.
Helaas mislukte ook hun volgend
voorschrift, dat de patiënt geheel al
leen een rustig en eenzaam plekje zou
opzoeken, geleid door mevrouw Alwi-
nen's stillen, maar steeds merkbaren
invloed.
Fernow was zich hier nauwelijks
van bewust. Druk bezig met zijn
ambtsplichten, liet hij zich thuis ge
duldig en gaarne door zijn vrouw -
leiden en hij wus daar reeds over de
2 Ojarr niet slecht bij gevaren.
Bovendien was hij ook een vc-el te
goedig en onzelfzuchtig huisvader,
dat lil] het genot van ec-n drie-
mnaodscK verlof voor zich alleen !><»-
geerde.
Zijn zoon, die reeds in het derde
jaar van zijn studie in de rechten
was, moest ook mede, daarvoor had
mevrouw Al win o gezorgd, want aan
zijn .uilstapje" in de vorige groote
vacantle, dacht zij nog altijd vol kom
mer en knagende pijn.
's Morgens, den 15en Juli, ging de
geheimraad met vrouw en zoor op
reis.
Do huisdokter had 'n badplaats aan
de Noordzee aangeraden. Mevrouw
Alwine echter wilde naar het Vier-
waldstadtermeer en had haar plan,
in Juli Brunnen en later de bergen
te bezoeken, spoedig bij haar echtge
noot ingang doen vinden.
Het was een koele, onaangename
dag.
Dat hij kaartjes tweede klasse ge
nomen had, hoewel hij met. 't oog op
zijn nu juist niet schitterenden ver
mogenstoestand ernstig aan der dp
klasse liad gedacht, berouwde deu
geheimraad geen oogenblik. Want,
terwijl alle andere coupé's propvdl
waren, werd zijn niet-rook-coupé ver
meden.
Dat verhoogde de stemming grcot©-
lijks.
Vroolijk te moede, een weinig onge
duldig misschien, in verwachting
van den nu komenden, welverdien
den tijd van niets-doen en van al het
schoone, dat hij zon zien, was hij
reeds een paar maal opgestaan.
Nu zag hij, leunend op het hal
verwege geopende raampje, naar
die snel voorbijvliegende bosschen
cn den met bloemen rijk getnoirlen
gcoiuldraaide zich dan eensklaps
met jeugdige vlugheid om, haalde
diep adem en zei de
Alwine, ik geloof, dat het een
mooie reis kan worden.
7 Als jij maar tevreden bent en ge
heel gezond cn hersteld terugkeert 1
antwoordde deze en zag met een on-
gekunstelden, lieven blik naar hem
op.
Ik denk het wel, meende hij,
langs zijn reeds een weinig gr s wor
denden baard strijkend. Als men
maar eens van die afschuwelijk© pla
gerij af is, een tijd lang in rust en
vrede kan leven, slechts wat aange
naam en vroolijk is, kan zien en hoo-
ren, dat werkt best voor de zenuwen
en ook voor dc ziel. Ja. Alwine, na
drie maanden ga ik met vernieuwde
kracht aan den arbeid.
Hij richtte zicli hoog op. Een knap
pe man toch.
Kurt, zijn «non, zat met een roman
in handen, in de kussens geleund,
een weinig ontevreden, omdat hij
geen sigaret kon aansteken.
Het middagmaal werd in den res
tauratiewagen gebruikt, met een fijne
fiesch wijn er bij daarna sluimerde
het gezelschap een tijdje.
In Straatsburg bleef men over. lil
het voornaam ingerichte hotel nam
men plaats aan de rijk voorziene tafel
en de geheimraad haalde nog eens
aardige herinueringen uit zijn eigen
studententijd op en den velgenden
morgen zette men de reis, die zooveel
beloofde, voort.
Fernow maakte zelf in Bazel alles
met de douanen in orde, en hoe ver
velend en prikkelend dit ook soms ziin