m
m
m
m
m
m
ft
m
"0
0
m
M
m
m
m
m
ft
Sk
mh
*Wa
fcrin, thans liep alles met liet grootste
gemak van stapel.
Zonder zijn koffer te hebben ge
opend, wilde hij heengaan, toen hij
eensklaps een zachte hand op zijn
arm voelde.
Een aardige, jonge brunette, met
een door opwinding hoog rood gelaat,
stond naast hem.
Pardon, mijnheer, hebt u soms
ook ner abuis ipijn koffertje meegeno
men i
Haar stem trilde.
Fernow zag haar een oogenblik
verwonderd en sprakeloos aan
lachte toen
-— Neen, ho© zou ik daartoe ko
men
Was het dit goedig lachje, 1
do warme blik zijner groote, donkere
«ogen, die medelijdende uitdrukking
zijner trekken, waaruit een bijna va
derlijke welwillendheid sprak, of was
't de voorname verschijning zij had
vertrouwen in hem gekregen.
Verontschuldig me, maar hebt u
misschien ook gezien, wie den koffer
weggenomen heeft l Hij stond dicht
bij u, een bruine, leeren handkoffer,
met grijs overtrek.
Dicht hij mij
Ja. tusschen ons beiden in.
Iin in dien tijd is.hij u ontno
men
Dat was werkelijk naief.
Was het niet meer Was het geen
beleedigende verdenking
Zijn medelijden verdween.
Ik weet tot mijn spijt niets van
uw koffer, antwoordde hij koel.
Een douane, die reeds geraadpleegd
scheen, mengde zich in hel gesprek.
Wat wilde u hier met dien hand
koffer Die worden in de waggons
nagezien.
Ja, maar dat wist ik niet
bracht hem mee en zotte hem hier
naast mij neer. Nu is hij weg.
Zoo. de douane trok de schou
ders op en ging aan zijn werk.
-- Mijnheer, wilt u mij niet helpen?
smeekte zij den geheimraad met roe-
ronden aandrang.
De toon verried zoo veel hulpeloos
heid en zoo veel hoop tevens, dat hij
het niet over zich verkrijgen kon, het
arme ding in den steek tie laten, hoe
weinig lust hij anders ook in den ge-
vr.logden ridderdienst had.
Hij dwong zich tot een vriendelijk:
zeer gaarne, maar hoe?
Gaat u ook met dezen trein door
naar Luzern?
Ja wel.
ALs u dan zoo goed zoudt willen
zijn, voor mijn bagage en rijwiel to
zorgen. Hier zijn de bewijzen. De ba-
ga ae is nog niet nagezien. Ik zal in-
tusschen naar mijn koffer omkijken.
Hij is mij ontstolen, dat is zeker.
Haastig, bij stukken en brokken,
het laatste bijna met door tranen ver
stikte stem, was dit alles over haar
rootle lippen gekomen en in duizend
angsten snelde zij weg.
Vol twijfel en verwondering keek
Fernow haar na. Was dat alles sver-
kelijk waar of gemaakt?
Was hij in handen van een oplicht-
ster gevallen? Of hield het jonge meis
je hem misschien voor den dief! liet
wa« fataal.
Had hij toch manr eenvoudig zijn
hulp geweigerd! Nu stond hij daar,
als haar dienstknecht. Wie was zij.
dat zij zich zulk een vrijheid durfde
aanmatigen? En hoe zijn vrouw hem
ontvangen zou! Zijn zenuwen trilden.
Zoo oubehuaglijk had hij zich nog
zelden in zijn leven gevoeld.
Doch hij had geen lijd te verliezen.
Met den grooten koffer ging alles
goed, maar voor de vervulling der
formaliteiten, die aan het transport
van het rijwiel naar Zwitserland ver
bonden waren, was geen tijd meer.
De beambte wees hem beleefd, maar
beslist af.
-- Als se uw trein nog halen wilt,
moet ge u haasten.
Zoo snel als hij kon, liep hij nu
naar zijn trein. De deuren werden
juist gesloten Alwïne was de hoogste
wanhoop ten prooi.
Ei''—"li ik! riep zij hem toe, maar
in haar stem lag meer boosheid dan
vreugde.
Waar blijft ge toch? Alle heeron
zijn allang weer terug. Ge kunt je
niet voorstellen, hoe angstig ik mij
maakte.
Alle door Kurt reeds geprobeerde
pogingen om haar gerust te stellen,
waren vruchteloos gebleven. Zij kon
haar toorn niet meer beheerschen en
deze overvloedige woordenstroom
deed Fernow onaangenaam aan.
Hij zweeg, speelde maar met de ba-
gagebewijzen.
Wat hebt ge daar? vroeg zij
nieuwsgierig.
Vlug vertelde hij het kleine voorval
en over Alwine kwam weer de oude
jaloerschheid, waaraan ze zich, tegen
alle gezond verstand in, in de lange
jaren van haren echt zoo dikwijls had
overgegeven en welke haar de woor
den deed spreken Beste Arthur,
wat heb ge je nu weer op den hals
gehaald: Je oude fout iAltijd te aan
genaam, te galant, te tegemoetko
mend tegenover jonge dames! Je hadt
je die ergernis kunueu besparen!
Op zijn voorhoofd zwollen de ade
ren op. Was hij niet zoo onschuldig
als eeu pasgeboren kiud?
Met die hem eigen korte handbewe
ging. die haar zoo kwetsen kon, weer
de hij haar verwijt zonder te spre-
k<u af.
De harmonie was verstoord.
Mijnheer, acht, mijnheer! klonk
het van builen, en vóór de trein zich
nog in beweging zette, stond het on
bekende meisje op de treeplank,
sprong in de coupé en was aan zijn
zijde.
Hebt u mijn bagagebevvijzen?
Fernow behandelde haar koel, ieder
woord scheen hij af te wegen. En zijn
vrouw hield zich op den achtergrond
op oen wijze, die haar geheel vreemd
was.
Ja, zie hier!
Terwijl hij haar de verkreukelde
papieren overhandigde, vertelde hij
haar den tegenspoed met liet rijwiel.
Ook dat ben ik dus kwijt, steun-
de zij.
Hij wilde haar tegenspreken, maar.
Iets hield hem terug, hij wist zelf
niet wat.
Misschien had hij ook wel een
woord van dank verwacht. Deze ver
wijtende, overdreven govoelsluiting
werkte in ieder geval nis een koud
bad.
De. jonge dame nam naast hem
plaats.
En toen zij daar zoo zat, 'die buig
zame, jeugdige gestalte, het hoofdje
licht steunend in haar hand. de fijne
trekken met een uitdrukking van
kommer, zag Kurt haar aan.
Hoe mooi was zij toch!
Geen oog kon hij van haar afwen
den. Hij begreep de hard- en koel
heid zijner ouders niet.
Hebt u uw koffer niet terugge
kregen vroeg hij met merkbare deel
neming in toon en houding.
7.ij schudde zacht haar hoofd en
wendde zich direct weer tot zijn
der.
Wat moet ik nu doen? In dien
koffer zijn nl. al mijn sieraden, voor
pen dol van groote waarde, erfstuk
ken mijner moeder.
Nu vond Fernow het iijd zich, zon
der huülsciie manieren, voor te stel
len en vernam nu ook haar nuarn.
Hikiegard, dochter van majoor v.
Scliolten.
Mijn vader wilde mij eerst abso
luut niet alleen reizen lateu, maar
daar mijn tante mij zoo dringend uit-
genoodigd heeft, eu hij geen verlof
kon krijgen, liet regiment ls juist
op manoemre te Dóberitz gaf hij
eindelijk toestemming.
Als een bittere zelfbeschuldiging
sprak zij deze woorden.
Hoe meer de geheimraad nuar haar
luisterde en hoe meer hij zich om
haar aangelegenheden bekommerde,
naastenliefde en menschenplicht vor
derden Uit toch, des te heviger werd
de jaloerschheid zijner vrouw.
Bovendien was ook haar ijdelheid
gekwetst. Want dat Hildegard nog
geen stom woord tot haar gericht had
kon zij niet verkroppen. Aan Fernow
ontging het pijnlijke van zijn eigen
toestand evenmin als de geprikkelde
lichtgeraaktheid zijner echtgenoote.
Hij was de heele zaak moe.
Het beste zou zijn, wanneer ik in
Olten uitstapte, eu naar Bazel te
rugkeerde, kweldo zij hem weer.
Dal zou geheel nutteloos zijn,
antwoordde hij en ried haar aan zich
tot den stationchef en den conducteur
te wenden.
Maar zij scheen niet tot rust te
brengen.
Het liefst had hij die vredeverstoor-
ster naar het land gestuurd, waar de
peper groeit Hij vermocht zijn onge
duld zoo weinig te onderdrukken, dat
ook Hildegard deze gewaar werd. De
gebaren en persoonlijkheid van Al
wine waren haar direct al uiterst on
sympathiek geweest.
Ook voelde zij liet gemis van een
deelnemend woord, dat hij niet spre
ken durfde, van een vraag naar het
doe! harer reis. Toen nu een pijnlijke
stil!' intrad, stond zij op, sloot de
deur achter zich en in den zijgang
drukte zij haar heet voorhoofd tegen
het koele glas.
De majoor had groot gelijk, kin
deren moet men niet alleen op reis
laten gaan.
Met deze woorden verbrak Alwine
de stilte. De geheimraad, die, had hij
zijn innerlijke stem gehoord. Hilde
gard verdedigd zou hebben, antwoord
strijdensmoe, vertoornd op zijn
vrouw en de vreemde, met een paar
onverstaanbare klanken.
Kurt gevoelde zich gedrukt bij deze
tweespalt zijner ouders, waarvan de
grond hem nog al belachelijk voor
kwam; hij kende echter de nawerking
van zulke tooneelen; hen te trachten
weer bij elkaar te brengen, zou voor-
loopig op niets uitloopen, dat gebeur
de van zelf wol. Daarom sloop hij stil
als een dief weg, om de arme Hilde
gard troost en raad te brengen. Het
was middag. De zon brandde er op
los. Fernow deed zijn paletot af, nam
een courant uit zijn zak en drukte
zich .liep in zijn hoekje.
Olten was reeds lang gepasseerd.
Door tranen en zonnestralen heen zag
Hildegard do eerste ruwe rotswanden
an den Pilatus. Haar jonge ridder
was de eenigste, waarop zij niet. meer
er&omd was. Aan zijn geruststel
lende woorden dankte zij haar hoop
op een goeden afloop.
De spoorliin liep langs de fraaie,
ruischende Reusz. Spoedig daarop
had men Luzern bereikt.
Als van een drukaenden last be-
•IjcT, nam de familie Fernow, met
meer of minder oprechte wenschen,
afscheid van I-lildegard.
Zij vergat te bedanken en haar ..ge
lukkige reis" klonk mat.
Maar al te gaarne had Kurt nog
1 enger aan haar zijde gestaan. Doch
een bestraffende blik zijner moeder
riep hem weg.
U hebt al direct een vooroordeel
tegen het arme kind gehad,- zeide hij
onderweg, zijn moeder een handtasch-
je afnemend.
Ik hob in 't geheel geen vooroor
deel. ik koesier slechts den gerecht-
aardigden wensch, dat uw vader on-
noodic© opwinding bespaard blijft.
Nu ja. antwoordde hij wat sar
castisch.
Waar was het nu goed voor, de
stoomboot van 2 uur over te slaan en
in paar uur in het hoog geprezen Lu-
ii'n door te brengen?
Allo pogingen, om het kleine sto
rende voorval te vergeten, leden
schipbreuk op de onmogelijkheid, de
slechte stemming meester te worden.
Men wilde vrij ademen, maar kon het
niet.
Ook het aanschouwen van het prach
tige Vierwalds'.fidtermeer, waarvan
zij zich zooveel hadden voorgesteld,
maakte weinig indruk op hen.
In een klein hotel, dat Alwine nog
van vroeger kende, gebruikte men
het middagmaal. Er werd bijna geen
woord gesproken. De tijd, dien men
nog over had vóór het vertrek van
de stoomboot, besteedde men, door
een wandeling over de kade temaken.
Voor hel hotel „Schwcïzerhof" ging
Alwine on ec-n bank zitten.
Wees toch niet zoo verschrikke
lijk gevoelloos en prozaïsch. Ziet toch
eens die heerlijke natuur.
Het hielp niemendal, dat zij als
gids optrad, dal zij het gmotsche der
borgen roemde, van toertjes op de
Bigi en den Pilatus sprak.
De beide mannen bleven stil, leder
was in zijn gedachten verzonken.
Eensklaps gebeurde er echter iets
verschrikkelijks.
Kurt, die den blik naar rechts wend
de riep:
Juffrouw von Scholten!
Waar?
Lieve hemel, waar?
Zij wou toch de stoomboot van
2 uur nemen!
Dat had zij Ivurt verteld.
Weg "dan, weg dan!
In allerijl ging men weg, de naaste
zijstraat in, naar een café, het deed
er niet toe waarheen, slechts geen
nieuwe ontmoeting.
Anders raken wij die „klis" nooit
kwijt!
Niettegenstaande alle tegenwerking
van Kurt, gelukte de vlucht. Wel be
reikte men hel schip met groote moei
te op 't laatste oogenblik.
Op het bovendek maakte men het
zich gemakkelijk.
De stoomfluit gilde, de machine
stampte voorwaarts!
De zon was achter donkere wolken
weggescholen. Schilderachtig lag
daar het meer en hoog en donker ver
hieven zich op den achtergrond de
bergen.
En deze grootsche aanblik verkwik-
lo hot oog. bracht de ziel weer tot rust
In ernstige stilte ging de slechte stom
ming voorbij.
Oudje, het wordt koel, ge moet
je overjas omdoen, maande Alwine
liefde vol, en gehoorzaam als ultijd
wilde hij het doen.
Ja... mijn overjas.... lieve he
mel....
Zij zochten beiden tevergeefs.
Waar hobt go haar toch, oudje?
Kurt, jij zoudt toch voor do ba-
bagage zorgen? gromde de geheim
raad, nog altijd zoekend.
U hadt immers uw overjas aan.
Ik trok hem uit. toen jij naar
juffrouw von Scholten ging.
Ja, maar ik ben in 't geheel niet
meer in de coupé geweest. Ma had al
les, toen wij uitstegen.
Dan heb ik haai' werkelijk laten
hangen, zeide do geheimraad en dit
klonk zoo peinzend als wilde hij er
nog niet aan gelooven. Tot Alwine ge
keerd, zeide hij met een licht verwijt.
Dat komt er nu van! Gewoon er
uit gedrongen heb je me, toen de trein
in Luzern stopte, om slechts aan die
juffrouw te ontkomen.
Hij begon nu ook in zijn jaszak te
voelen. Do kaartjes had hij bij zich,
maar... hij zocht en zocht, snuffelde
in al zijn zakken, op zijn voorhoofd
amen groote rimpels.
De brieventasch. hemel, de brie-
yentasch!
Van seconde tot seconde werd zijn
angst grooter, zijn mondhoeken tril
den. steeds zenuwachtiger woelden
zijn vingers, tot zijn hand daarbij
>vcr zijn voorhoofd ging. Ja, waar
achtig! De brieventasch met de ba^a-
gebewijzen. met al zijn geld er in, die
had hij in Bazel in den binnenzak
van zijn overjas gestoken.
Heb je je brieventasch niet? vroeg
Alwine. die al zijn bewegingen met
schuwe, angstige blikken volgde.
Neen, Alwine. ik heb haar niet,
antwoordde hij gelaten, als een ver
oordeelde, die het voltrekken van het
vonnis verwacht.
Wat nu? Geen geld, geen bagage!
Onder al die nog onrustig heen en
weer golvende menschen, konden
schrik en ontsteltenis niet langer ver
borgen worden. De geheimraad gaf
een teeken, om op den boeg van het
schip verder familieraad te houden.
De brieventasch bevatte meer dan
10ü0 M. alleen in baar geld. Wat had
hij niet gezwoegd, om met zijn zuur
bespaarde geld met de zijnen een uit
stapje te gaan maken. Nu was alles
weg, alles reddeloos verloren.
Want hiervan was hij zeker, zijn
geld zag hij nooit terug. Of waren er
nog eerlijke inensclien in de wereld?
Verschrikkelijke beelden verrezen
voor zijn oogen en als een afschuwe
lijke wraak der furiën, kwamen Hil-
degard's menigvuldige vragen in zijn
gedachten. Wat te doen. Wat te
doen!
Alwine. die zoo lang radeloos do
handen gewrongen had en zich in
zichzelve met het program voor de te
rugreis had bezig gehouden, sprak 't
eerste woord van verlossing.
Hoeveel geld hebt ge nog in uw
portemonnaie?
Ik geloof, vijf en zev entig Mark.
En gij Kurt? vroeg Fernow ver
der.
Kurt., die nog geen geloof aan het
ei-schrikkelijke kon hechten, haalde
verlegen zijn schouders op.
Vraa<* hem toch niet, Arthur! In
in beurs is het altijd eb!
Het was stil; slechts de wind, die
over het schip woei, zong zijn klaag
lied.
Eindelijk deelde de geheimraad zijn
plan mede:
Aan het eerste station ga ik van
de boot, keer zoo snel mogelijk naar
Luzern terug en zal dan alles doen
mijn paletot terug te krijgen. Jul
lie gaat intusschen door naar Brun-
En ditmaal waagde Alwine, die wel
voelde, dat zij haar man heel wat
schuldig was gebleven, slechts de te
genwerping: Zal de opwinding Je
niet schaden, oudje?
Hij meende van niet. Ivurt bood
hem zijn geleide aan en in afwach
ting van een toestemmend antwoord
zag hij ziin vader aan, maar hij zag
tegelijk, hoe uit het gewoel een ge
daante te voorschijn iwam, een jeug
dige vrouw Hildegard.
Fernow raakte zichtbaar van zijn
stuk. In dit oogenblik kon hij haar
gepraat niet hooren. Hij wilde weg,
maar waarheen? Er was geen uit
weg.
Geheel verbluft stond Alwine daar.
Ivurt alleen had, niettegenstaande al
les, den helderen blik zijner oogen
nog niet verloren. Verheugd zag hij
Hildegard aan, ging haar tegemoet
en nam hoffelijk zijn hoed af; met
een korten groet, ging zij echter hem
voorbij, regelrecht op zijn vader toe.
Ge laat u wel zoeken, mijnbeer!
riep ze vTooüjk uit. Ik moet u toch
vertellen... het zal u wel interessee
ren....
Het interesseert mij in 'I geheel niet.
dacht hij, maar spreken deed hij het
niet. De hem aangeboden hand aan
nemend, zeide hij: Zeker, zeker,
juffrouw, doch het lachje, dat hij
wilde toonen, mislukte jammerlijk.
Alwine sroelte koud vormelijk.
Hildegard liet zich door deze koele
ontvangst echter niet afschrikken. Zij
praatte maar door.
Denk eens, hoe goed alles met
behulp van de telephoon zich opgelost
heeft, mijn koffer was niet gestolen.
Een dame had hem bij vergissing
meegenomen en toen zij haar vergis
sing had gezien aan het bureau voor
vondsten en verliezen afgegeven. Ik
krijg hem nu morgen met mijn rtl-
vviel.
Kurt wenschte haar hartelijk geluk
met den goeden afloop. Alwine dwong
zich tot een „Goddank" en de geheim
raad zeide verstrouid: Nu, ik dacht
het wel.
Een weinig had dit bericht hem
tcch opgebeurd.
Hoe ik u nageLoopen hebl Daar
kunt ge u geen voorstelling van ma
ken. Ik ben om 2 uur aan de stoom
boot geweest. Op straat heb ik u ge
zocht, in de groote hotels naar u ge
vraagd. Overal, uit louter angst u
niet meer te vinden, heb ik nog niets
gegeten, altijd maar gezocht.
Uit louter angst? Daarom behoef-
wet ge u toch niet beangst te maken?
zeide Kurt.
Zijn ouders zeiden niets.
Zeker was 11c beangst, want ik
had liaastl Eens zelfs meende Ik u op
de kude voor het „Schweizerhof" te
zien, zittende op een bank.
Ivurt zug verlegen naar den grond,
en zij lachte schalks. Hoe dat meisje
in een paar uur veranderd was!
Het schin legde te Weggis aan. De
geheimraad, die reeds een tijdje on
geduldig heen en weer geloopen had,
nam afscheid.
Verontschuldig mij, ik heb haast,
ik heb nl. een gelijke pech gehad als
u.
Ja. mijn man heeft....
Haast, lachte Hildegard, haar in
de rede vallend, dan wil ik mij ook
met mijn dank haasten. Mijn dank,
geheimraad, voor uw vriendelijke
hulp en deelneming.
O, geen dank... wat ik kon doen,
maar, adieu!
Hij was opgewonden door dit niets
ii 't lijf hebbende oponthoud, hij
had nog zooveel met zijn vrouw te
bespreken en hij kwam er maar niet
En ik wil door daden mijn
dank toonen, voer zij nu lachend
•oort, ik draag u al drie uur lang
uw overjas na.
Mijn overjas?
Oudjel
Het was alsof een steen van hun
harten viel.
e geheele familie had haar wel
willen omhelzen en Kurt had er wel
het minst op tegen.
Ja, ziet u, daarom die haast. In
mijn phnntasie zag ik u ergens dinee-
ren. en later, als het op betalen aan
kwam. in gTOote verlegenheid naar
die brieventasch zoeken.
Ja, ik was zoo indiscreet, mijnheer
moest het wel zijn, daar ik u eerst de
overjas per boot wilde toesturen. Dat
was mij te gevaarlijk, toen in den in
houd gezien had. En bovendien, ik
wilde den dank ook persoonlijk ha
len.
Om haar lippen kwam een schemlsch
lachje en aardige kuiltjes kwamen in
haar wangen. Ik ben u wel lastig
gevallen. Maar, mevrouw, oordeelt
niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.
Deze spreuk staat nu in de brieven
tasch geschreven.
Kurt moest zich geweld aan doen
om haar niet zoo in 't openbaar te
omhelzen en een kus te drukken op
haar lieven rooden mond. In plaats
daarvan, vergenoegde hij zich met in
de handen te klappen.
Ja, ja, riep zij hem toe, gij
waart mijn eenigsto verdediger.
Hij was overgelukkig, toen zij hem
ook nog haar hand toereikte, die hij
hartelijk drukte.
Sciiaamte, deemoedigiug on het
ergste noer van alios, dal voelen van
zijn groote schuld hadden den ge
heimraad alle bezinning ontnomen.
Hij kon slechts woorden van dank
uiten.
Kom, mevrouw, alles is goed be
waard, ook de brieventasch. Ik geef
ze u zonder loon voor de vinder. Ik
zal de overjas halen.
Maar dan keert u hier weer, hier
aan dit tafeltje, riep de geheimraad
haar na.
Kurt, zorg eens voor een flesch
wijn.
Dat was iets voor Kurt!
En: juffrouw von Scholten had
nog niets gebruikt!
Nu zong as wind niet meer zijn
melancholisch lied, het was, alsof de
zon brak door eeu donkeren wolken
sluier, om haar licht uit te storten
over eou heerlijke natuur de ber
gen lagen daar vol majesteit eu het
sciiip gleed trotsch zijn doei tege
moet.
(Centrum.),
DE GESCHIEDENIS VAN EEN
IJDEL JONGMENSCH EN EEN
KLAPLOOPER.
Gil Bias was een arme Spanjaard
die bij zijn oom aan huis was opge
voed en die in het volgend verhaal
zelf aan het woord is, terwijl hij zijn
avonturen vertelt:
Op een goeden dag zei mijn oom
jen mij:
Hoor eens hier, jongen, je bent
nu al zeventien jaar, dus het wordt
nu tijd, dat je wul vooruit komt in de
wereld. Ik zal je naar de universiteit
te Salamanca sturen en daar moet
je dan maar studeeren, tot je in staat
zult zijn je zeiven te onderhouden.
Hiermee gaf hij mij een handvol
ducaten en het afscheid van mijn
oom was dan ook roerend!
Zoo kwam ik te Penaflor aan en
ging daar een vrij goed hotel binnen,
waar ik een ommelet bestelde, die ik
juist smakelijk wilde gaau opeten,
toen er een vreemdeling op mij af
kwam, die zoowat een jaar of dertig
zal zijn geweest en op zij een lang ra
pier droeg. Hij kwam onmiddellijk
op mij af en begon allerlei vleiende
taal: dat ik het sieraad was van de
plaats, waar Ik vandaan kwam, en
of de waard wel wist wat een schoo-
ne geest hij herbergde onder zijn
dak, dat mijn goede naam zich al
mijlen ver in de rondte verspreid had
enz. enz. Ik kon er geen speld tus
schen krijgen en, jong en onervaren
als ik nog was, voelde ik mij zeer ge
streeld in mijn ijdelheid, en liet mij
alles maar aanleunen. AI3 tegen be
leefdheid bood ik-hem toen een avond
eten aan en hij, van zijn kant, was
nu te zeer gevleid, door deze liooge
onderscheiding hem ten deel trevallen
en ik verzeker u, dat hij er wat aan
deed, zoowel eten als drinken ging
naar binnen, met eeh vaart, een be
tore zaa kwaardig en toch vond hij
nog steeds gelegenheid, om daar tus
schen door de lofredenaar te spelen
en telkens, nu eens op mijn vader,
dan weer op mijn moeder, dah weer
op mijn oom te drinken! En
waard, die zich heel goed scheen te
verstaan met den vreemden snaak,
kwam nu aangeloopen en zei.
Ja, nu heb ik nog iels heel fijns,
een gebakken forel, maar dat valt
zoo maar niet onder ieders bereik!
En onmiddellijk nam de vreemde
ling nu weer het woord en sprak:
Voor den jongen man, dien je
hier de eer hebt, in je hotel te zien,
is niets te goed en te fijn! Vat je, hij
behoort als een Prins 'behandeld te
worden!
Dat antwoord leek mij en ik gaf
den waard een teeken, maar onmid
dellijk op te komen met zijn gebak
ken forell Ik kan u niet zeggen, dat
ik er zelf veel aan deed, maar mijn
dikke gast des te meer, die zorgde wel
dat de schotel leeg kwatnl
Nadat hij dan eindelijk voldaan
was, sto'nd hij op en gaf mij de vol
gende waarschuwing;
- Hoor eens hier, mijnheer, u is
nog zoo jong, en daarom acht ik mij
verplicht uit dankbaarheid voor het
genotene, u een raad mee te geven
uw weg: Wees voortaan op uw
hoede tegenover mensolien, die u zoo
met loftuitingen overladen. Gewoon
lijk hebben die niet veel goeds voor!
Ditmaal is u er nog goed afgekomen
en kost het u slechts een maal eten,
maar het kon wel eens gevaarlijker
wordenl en daarmee keerde hij mij 1
den rug toe en liet mij verbluft en
ontnuchterd achter!
IETS OVER MEERSCHUIM.
Dit kostbare materiaal, waaruit
de in dc geheele wereld bekende
meerschuimen pijpen gemaakt wor
den, wordt reeds sedert een reeks van
jaren steeds zeldzamer zoo zeer
zelfs, dat de geheele groote meer
schuim-industrie, die in Weencn, Boe
dapest, Neurenberg, Parijs en in het
kleine Thilringsche Ruhla gebloeid
heeft, ernstig bedreigd schijnt.
De fabricatie van meerschuimpij-
pen is veel belangrijker dan men ge
woonlijk denkt; het. kleine Ruhla al
leen voert jaarlijks voor rond zes
milliocn Mark uit. De vindplaats van
de fijnste meerschnimsoorten is sinds
lange jaren de omgeving van de stad
Eski-Schchir in Anatolië.
Eski-Scliehir ligt in een reusachtige
inzinking in den bodem, die vroeger
een zeebodem was. In zijn wateren
was over het geheele gebied meer
schuim te vinden. Ook op andere
plaatsen vindt men meerschuim, zoo
bijv. bij 'l'ltebe in Griekenland, in de
Bosnische bergen, bij Grubschitz en
Neuendorf! in Moravië en op eeuige
plaatsen van Spanje en Portugal.
Maar op al die plaatsen is de ijiian-
titeit zoo gering, dat het nauwelijks
de moeite loont, regelmatig er naar
te graven. Daar nu ook de hoofdbron
van Eski-Schehir. waar sedert eeu
wen naar meerschuim gegraven
wordt, uitgeput raakt, staat de ge
heele industrie nu voor een crisis.
GOUDVELDEN.
Volgens een Amerikaansch consu
lair rapport zal Egypte binnen en
kele jaren tot de voornaamste goud
landen der wereld behooren.
De goudvelden in Assoean en el
ders zijn. volgens dit rapport, rijker
dan die in Californië of Australië.
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 235 van M. VRIJ-
LANDT» 's-Hage.
0
IÜ
y
m
s&
'm
ÉH
fjj
>.s
m
Vm.-
m
0
s
a
Hg
0
Zwart schijven op: 1, 12. 13, 14, 16. 19, 24, 25, 30 en 35.
Wit schijven op: 21, 28, 33, 38, 39, 42, 44, 45. 49 en 50.
Probleem No. 236 van C. DE
GRAAF, Amsterdam,
t.
m
i
f§ü
1
w
M:
g
as
B
VJ
Pi
W-
m
sa
m y
,iMé
is
a
M
Zwart schijven op: 7, 12, 13, 15, 16, 18, 19, 22,
Wit schijven op: 25, 26,29, 30, 34, 39, 40, 42, 4
3, 27 en
en 48.
i aandacht der oplosser zij in
't bijzonder op bovenstaand probleem
gevestigd. De stelling is natuurlijk en
de winstgang buitengewoon mooi.
Oplossingen van beide problemen
worden ingewacht aan bovengenoemd
adre3, uiterlijk Dinsdag 14 Maart a.s.
Oplossing vai
het Eindspel No. 231.
Wit.
Zwart.
1 - 71
17 - 22 a
45 - 23
26 - 3 b
23 - 29
3 - 26 c
48 - 25
26 - 21 d
7 - 2 üle
21 - 27 f
25 - 14
27-31 g
29 - 20
31 - 36 h
20 - 15
36 - 47 i
14 - 5
22 - 28
5 46
47 - 36
46. - 41
36 47
2 - 24
47 20
15 29!
a Indien zwart van 17 op 21 speelt,
wint wit door 45 of 7 op 18, of wel,
als zwart 26 op 21 speelt, door 7 - 16;
zwart speelt achtereenvolgens 21-26
en 17 - 21, wit 45 - 18, 16 49, 49 - 21
en 18 - 81.
b. Wanneer zwart 26 - 17 speelt,
wint wit door 48 - 26 en 7 - 11 of 12.
Wanneer zwart 26-21 speelt, wint
wit door 7 - 16, vervolgens; Indien
zwart nu 21 - 17 of 8 zet, door 16 - 27
wit.
Indien zwart nu 21 - 3 speelt door
16 - 21 en 23 - 37 van wit.
Indien zwart 22 - 27 speelt door 23
- 37 wit.
Indien zwart 26-8 speelt door 7 - 2
wit, vervolgens, indien zwart 8-21
speelt, door 2 - 16; als zwart 8-17
speelt, door 48 - 26, 23 - 12 of 2 11;
van 8 op 3 en 3 op 17, door 48 - 25, 2 -
8, 23 - 14.
e. Als zwart 22 speelt, of als zw. 3
op 9 of 14 zet, wint u it door 29 - 20,
7 - 34: speelt zwart 3-8 door 7-2,
vervolgens speelt zwart 8-21, dan 49
en 16, geforceerd, 48 - 26, 26 - 8, 29 -
7... of 8 op 26, dan op 3 geforceerd,
29 - 23 en 48 - 25; wanneer zwart 3 -
21 speelt en dan weer op 3 komt, door
7 - 16 en 16 - 2 van wit, vervolgens
3 op 21, dan 49, van 48 op 26 gevolgd
door 8... of 3-26 dan weer op 3, door
29 - 23, 48 - 25 van wit.
d. Wit wint, indien zwart 22 speelt,
door 29 - 42 en 7 - 34; als 26 naar 17
gaat, door 25 - 3; 26 - 3 en vervolgens
22 - 28, 28 - 32, 32 - 38 geforceerd,
door 7 - 2, 2 - 30, 29 - 20, 20 42; in
dien zwart 26-8 speelt, door 7-2,
indien zwart na 8 - 26 antwoordt en