HAARLEM'S DAGBLAD.
TWEEDE BLAD.
ZATERDAG 4 MAART 1911
Haarlemsche
Handelsvereeniging
Goedgek. bij Kon. Bul. van 12 Nor. 1890.
De Haarlemsche Handelsvereeni
ging hier ter stede, opgericht 10 Mei
1892, heeft in don loop van den tijd
wel baar recht van bestaan bewezen.
In zeer vele gevallen, zaken van ver
schillenden oord betreffende, is zij
opgetreden en dikwijls met groot
•uccès. Jammer echter, dat men alge-
meeu niet meer blijk geeft, dit te
waardeeren, door als lid der Vereeni-
ging toe te treden. Er zijn wel «ïeer
dan 600 leden, maar dat is niet vol
doende. Elk handelaar, neringdoen
de, ja zelfs particulieren, moesten lid
worden, om ten minste te laten gevoe
len, dat men het werk op prijs stelt,
dat de Haarlemsche Handelsvereeni
ging steeds opneemt, als doende, wat
hare hand vindt om te doen.
De voordeeleu, die de VereenigLng
buiten hare bemoeiingen van ver
schillenden aard, haren leden aan
biedt, zijn zeer vele en zeer groots
tegenover de geringe jaarlijksche
contributie van 3.50, die gevraagd
wordt.
De Haarlemsche Handelsvereeni
ging bemoeit zich in de eerste plaats
er mede, de belangen van hare leden
te bevorderen, door onwillige beta
lers voor hen tot betaling aan te
manen en informatièn voor hen in te
winnen. Bovendien hebben de leden
het recht, het hun gratis te verstrek
ken advies van den rechtsgeleerden
adviseur der Vereeniging te vragen,
die ook In procedures en faillisse
menten gratis voor hen optreedt, na
tuurlijk alleen voor zaken betreffende
den handel en het bedrijf der leden.
Als proef kunnen voortaan nieuwe
leden voor een half jaar worden aan
genomen, doch slechts het 2e halfjaar
(van 1 November tot en met 30 April)
ad I 1.75 de halve contributie.
Rechtsgeleerde adviseurs der Ver-
eeuig.ng zijn de heeren Mrs. Th. de
Haan liugenholtz en A. H. J. Merens,
Spaarne 94, alhier, die voor de leden
eiken werkdag van 2—4 uur des na
middags zijn te spreken.
Het bureau der Vereeniging is ge
vestigd Jansweg 11.
Voor incasso's door bemiddeling
der Vereeniging wordt een vast
recht van 5 pet. der vordering bere
kend.
Bovendien moet 10 cent voor port
steeds worden bijgevoegd, bij Inzen-
'diug van vorderingen door bemidde
ling der advocaten te innen.
De kosten van informatiën naar
buiten de stad woonachtige personen
bedrugen OU ets. per informatie, plus
vijf ceuis porto-vergoeding. Jiiforma-
tien naar binnen de stad wonende
personen worden gratis verstrekt.
Preieutieu op buiten de stad wo
nende personen worden niet behan
deld, wanneer niet 1U ets. voor porto-
vergoeding is toegevoegd..
Ruim li48 iuforuiaiien en rechts
geleerde udviezeu werden in het af-
geiuopeu jaar gegeven.
In October en November 1910 zijn
60 vorderingen tot een bedrag van
1184,14 betaald; 11 vorderingen wor
den afbetaald. 16 vorderingen zijn
uitgesteld.
Nieuwe Leden voor 1911/12 kunnen
nu reeds tot de Vereeniging toetreden
en gemeten alsdan tot 1 Mei e.k. al
le voorrechten als een gewoon lid.
Volgens art. 7 dient bet geheim der
lijsten van wanbetalers ongeschon
den te blijven.
Alle brieven, aanvragen, reclames
of wat ook, moeten worden geadres
seert aan het Bureau, dat geopend ls
dagelijks van 9 tot 5 uur en waar ook
verdere inlichtingen zijn te bekomen.
Het Bestuur heeft bemerkt, dat men
soms meent, dat men, hoewel geen
lid der H. H. V., toch van haar Infor
matiën kan bekomen, en brengt nu
nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis
dat alleen aan leden der Vereeniging
informatiën door haar worden ver
strekt, en dat voor informatiën op
hier ter stede woonachtige personen
uooit betaling mag worden gevor
derd.
HET BESTUUR.
Parijsche Brieven
CCLXV.
Het was gisteren. Maandag 27 Fe
bruari. een veelbewogen dag. Het ge
beurt te Parijs meer, dat op denzelf
den dag verschillende merkwaardige
gebeurtenissen coincideeren, samen
vallen, als ware de atmosfeer ver
vuld van een fluïdum van concentri
sche emoties. Een mysticus zou mis
schien een eenig9zlns aannemelijke
verklaring van zulk een samentreffen
van voorvallen kunnen vinden.
Eerst 's ochtends de begrafenis van
generaal Brun, minister van Oorlog,
een braaf patriot, gestorven door
overmaat van arbeidsinspanning en
verachteloozing van ziekteverschijn
selen, die de kranige man van voor-
hijgaanden aard dacht te zijn.
Welk een begrafenisstoetDaar
kan men zich in Holland niet dan een
flauw denkbeeld van vormen. Voor
de meeste toeschouwers, vooral voor
de vreemdelingen, was het een bij
zondere gelegenheid om eens het for
midabele ensemble van de Parijsche
legertroepen en de hoogste hoogwaar-
digheidbekleeders van Frankrijk te
zien een gelegenheid, die zich
anders slechts op den 14den Juli bij
de revue te Longchamp aanbiedt.
Men moge anti-militarist zijn
het schouwspel van dergelijke „funé-
railles" loont, uit een aesthetisch oog
punt, wel de moeite, dat men zich
ruim een uur lang op de been houdt
om naar het voorbijtrekken van de
grandiose troepenmacht te kijken. En
ditmaal ontbrak de emotie niet op het
appèl. Want generaal Brun was geen
vechtershaas „A outrance". geen des
potische ijzervreter, geen kwanswijs
disciplinaire kribbebijter, geen straf-
tucht-potentaatje, maar een humaan
chef. die zijn land naar zijn beste
overtuiging met noesten ijver diende.
's Middags kwam de mïnislericele
crisis het ontslag van het ministerie
Aristide Briand. Van deze gelegen
heid maak ik bescheidenlijk gebruik
om er de aandacht op te vestigen,
dat toen, ten tijde van de staking der
spoorbeambten, ettelijke Fransche
bladen, misschien tegen beter weten
in, en bijna allo correspondenten van
Hollandsche kranten, uit oppervlak
kigheid en in naschrijver ij, genoemd
ministerie een lang leven voorspel
den, omdat Aristide Briand de sta
king „zoo krachtig den kop had we
ten in te drukken", mijn persoontje,
minder optimistisch ten opzichte van
dwangmiddelen met betrekking tot
rechtmatige grieven, de groote kans
op een eerlang aftreden uitvoerig be
sprak. Toen, na de zoogenaamde „on
derdrukking" der staking „van poli-
tieken aard" die niets anders dan
een levenskwestie tot ondergrond
had. de „noch nie dagewesene"
aaneenschakeling van spoorongeluk-
ken het reizende deel van Frankrijk's
inwoners hevig kwam verontrusten,
hing Briand's ministerieel leven aan
een zijden draad. Het is goed, ten al
len tijde oorzaken van aanleidingen
to onderscheiden. Thans is die draad,
gelukkig, doorgeknipt of, zoo men
liever wil, vanzelf gebroken.
Dat was 's middags geweest.
Gisteravond, nadat ik een hoogst
interessante kader-biljartpartij, in
Olympia's „Académie de Billard",
tusschen den jongen Amerikaan Wil
lie Hoppe en den Franschen record
man Cure had bijgewoond en mij, te
gen half acht, naar het Café de la Ré-
gonce begaf om er een paar kennis
sen te ontmoeten, zag ik vóór de Co-
médie Frangaise een opstootje, dat
eigenlijk een voortzetting was van de
ongeregeldheden, die achtereenvol
gens een paar avonden te voren op
dezelfde plaats waren voorgevallen.
Wat er aan de hond was
In do Comódic Frangaise ging de
•vijfde voorstelling van „Après irioi",
tconeelstuk van den talentvollen, han-
digen. zijn métier door en door ken-
kenden, schoon niet aan overmaat
van gevoel lijdenden dramaturg Hen
ry Bernstein, die, na vele successen
in andere theaters geteld te hebben,
nu eindelijk zich de poorten geopend
zag van cle van Staatswege gesubsi
dieerde Comédie Frangaise, anders
gezegd het nationale Theatre Fran
cais, nog anders uitgeduid „la Mai-
son de Molière". Opgevoerd te worden
in dat nationale theater, ook al is de
vertolking er doorgaans inferieur
aan die in bijvoorbeeld de Renaissan
ce en het ThéAtre Antoine, achten de
meeste Fransche dramaturgen een
eer en een genoegdoening. Que vou-
lez-vous? Er is dikwijls iets onlogisch'
in de inzichten betreffende de eer.
Nu is llenry Bernstein een Jood.
Dat is heelemaal geen schande en
daar kan hij overigens niets aan
doen.
Hij heeft eens het tooneelstuk „Is
raël" geschreven. Dat was zijn recht.
Doch indertijd is Bernstein, na ze
ven maanden dienst, gedeserteerd en
naar Brussel gevlucht. En voor die j
desertie, waarop hij zich vroeger in
een open brief aan den antisemiet L'r-
boin Gohier heeft beroemd, schijnt hij
tot nog toe niet gestraft te zijn.
Dat was voor de nationalisten, pa-
triottisten, Orleanisten enz. aanlei
ding genoeg om tegen Bernstein los te
breken. Het smeulend antisemitisme
laaide weer op. Hoe nu een déser
teur, een „traitre" opgevoerd in den
nationAlen schouwburg, het theater
van Molière, Corneille, Racine, Beau-
marchais en Victor Hugo Welk een
schande Dat moest belet worden
Léon Daudet in „L'Action Frangaise"
en Gustave Téry in „Le Matin" schre
ven uiterst heftige artikelen, waarin
zij, rondziend als opgehitste stieren,
antisemitisme en vaderlandsliefde,
litteraire appreciaties en nationalis
me. opvoeringsrechten en 's lands be
lang, wild en woest dooreenmengden.
Henry Bernstein zond zijn getuigen
op Léon Daudet en Gustave Téry af.
Doch de secondanten van deze beiden
beslisten, dat Bernstein geen degen-
kruising waard was, aangezien hij m
1898 een duel geweigerd had met den
ministei szoon Philippe Berthelot,
wien liij in. een dispuut een klap in
het gezicht had gegeven.
„Maar daarna riposteerde Bern-,
stein, „heb ik vijfmaal geduelleerd,
en alle secondanten, van mij en van
mijn tegenstanders, kunnen getuigen,
dat ik op bet terrein van mijn leven
een goedkoop ding maak."
Do getuigen van Daudet en Téry,
e'n ook van den heer Lacour die
daarnan ruzie met Bernstein heeft ge
kregen blijven echter bij hun be
sluit' geen duel mogelijk met Bern
stein, wèl, zoo noodig, met een be
hoorlijken man, die voor hom den
handschoen wil opnemen.
„Wil ik de waarheid zeggen?" roept
onze dramaturg ten slotte uit, „Léon
Daudet en Gustave Téry zijn bang
voilA!"
Nu er op het terrein geen bloed
wordt vergoten, wordt er des te meer
inkt op krantenpapier vermorst. Hef
tige polemieken, geniale scheldpar
tijen over en weer hard gaat ie!
Intusschen leveren de Comédie
Frangaise en het groote plein daar
vóór clke'n avond een schouwspel op,
niet ongelijk aan dat ten tijde van
de eerste opvoeringen van Victor Hu
go's „Ilernani", toen de romantici en
de pseudo-klassici handgemeen met
elkander raakten en de pootigo Thé-
ophile Gautier zijn harde vuisten
deed neervallen op de hoofden der
tegenstandera van de romantische
school.
Op voornoemd plein hielden de „ca-
melots du Roi", de nationalisten, van
allerlei leeftijd heftige betoogingen,
onder het rhythmische uitroepen van
„Conspuez Bernstein!", sóms afge
wisseld met het-ge'neraliseerende ,,A
bas les juifsl" en het overheidswaorts
reconcilieerende „Vive l'armée!"
De politie-a genten en de „gardes
municipaux" liepen en draafden in
het rond, zich beijverend om buiten-
siporïgheden te voorkomen. Het leek
wel, of er rumoerig© rondedansen
werdeh vertoond.
Een der „camelots du Roi", een
geestdriftig „jong broekje", plompte,
in weerwil van de kou, onvervaard in
het fontein-bassinwater, ten einde de
Fransche vlag aan de fonteinspits te
hechten. Groot applaus, en uit hon
derden kelen klonk het: „Vive la
France!" De bewakers der orde sche
nen er zelf schik in te hebben.
In de zaal luid lawaai. Krijgskre
ten. Vaak onderbroken voorstelling.
Uitkraaierij. Gekwetsten. Arrestaties.
Kortom: een „pan", zeggen wij in
misschien niet voornaam, maar ze
ker gangbaar Holla'ndsch,
En dan de spontane tekstkritiekl
Ergens in den tekst heet bet; „Ik
heb alles, alles gekocht!"
Waarop een camelot du Roi uitriep:
Zelfs het Théatre Frangais!
Elders:
„Ik heb den minister gezien."
Dat was waar! Briand had juist
dien middag zijn ontslag moeten ne
men.
En herhaaldelijk werd er ge
schreeuwd: „Déserteur! déserteur!
Conspuez Bernstein!"
„Wat 'n drukkie voor 'n stukkiel"
zou een goedmoedige Amsterdamsche
juffer zeggen.
Doch welbeschouwd was het giste
renavond een geschikte generale re
petitie voor de maskerade, die heden
avond bij gelegenheid van mardi-
gras zal plaats hebben. Men moet ge
leidelijker wij zo in de stemming ko
men.
Après tout zal „Après moi" Bern
stein waarschijnlijk geen windeieren
leggen...
OTTO KNAAP.
Van de Residentie en haar
üewoners.
LXXXXVI1L
Sinds in eaze gemeente werkloozen-
verzekering was ingevoerd, volgens
het Noorsche stelsel, hebben de voor
standers van het Gentsche met nage
laten de bezwaren tegen het gehul
digde systeem duidelijk te maken en
alles in het werk te stellen om het te
doen mislukken.
Het groote verschil waar het om
ging was natuurlijk de macht van do
vakvereeniging. De Noormannen, en
vooraan onder hen wethouder De
Wilde, vreesden dat haar macht te
groot zou worden, als het stelsel de
ongeorganiseerden en die zijn hier
talrijker dan de Reorganiseerden
naar de vereeniging dwong.
De Gentianen, die de vakvereeni
ging in de allereerste plaats aangewe
zen achtten om de arbeidersbelangen
te behartigen, en die ongeorganiseer
den meestal met meer dan één kwaad
oog aanzien, vonden hun stelsel óók
aanbevelenswaard, omdat het voor
hen twee vliegen in één klap bracht
verzekering en versterking van do
vakvereeniging.
De Raad ging met den wethouder
mee en sprak zich bij een volgende
gelegenheid nog eens uit over het
Noorsche systeem.
Veel naders er over hooren deed
men niet. Wel kwamen soms geruch
ten vertellen, dat het grootste gedeel
te van de werklieden niet aan de
varzekering meedeed en de ongeorga
niseerden zich alleen aansloten als
zo kans hadden werkloos te worden,
waardoor de kassen van de vereeiii-
gingen te veel met de slechte risico's
opgescheept zaten, maar met positie
ve cijfers werd weinig gewerkt en de
meeste menschen dachten, dat liet
Noorsche stelsel, al was het dan ook
geen schitterend succes, toch wel
voldeed.
Plotseling komt echter het bestuur
van het Werkloozenfonds niet eene
mededeeling, die even verbijsterend
was als eigenaardig ingekleed. Het
weinig toetreden van georganiseer^
den en het zich aanmelden alleen
van de slechte risico's van de onge
organiseerden bracht de kassen te
spoedig in een toestand van gebrek,
en hiertegen dienden maatregelen te
worden genomen.
Die maatregelen bestonden nu uit:
verhooging van de bijdragen aan de
kassen van niet-leden tot ten hoogste
100 pet. en verleenen van het recht
aan de besturen om niet-leden te
weigeren!
Een onbevangen persoon zal nu
zeggen dat is vrijwel het Gentsche
stelsel, want het opdrijven van de
premiebijdrage van niet-georgariiseer-
den tot 100 pet. zal deze naar de vak-
vereenigingen dringen, wat door de
tweede „verbetering", het verruimen
van het recht van ballotage, tot de
kassen nog vergroot wordt
De wethouder dacht echter anders,
stelde in zijn toelichting voorop dat
vastgehouden diende te worden aan 't
stelsel, waarvoor de raad zich twee
malen uitsprak, maar dat aan de be
zwaren „met behoud van het be
staande" voldaan móest worden.
Dat in het geheele stuk de woorden
Noorsch en Gentsch ontbraken, was
natuurlijk louter toeval.
De raad heeft bijna een geheele zit
ting aan deze kwestie gewijd en de
wethouder heeft zich het dient ge
zegd kranig gehouden, zich heel
v\at beter met het woord, daD met de
pen verdedigd. De zego, niet volko
men, maar dan toch een zege, bleef
aan zijn kant. Het voorstel van het
fondsbestuur werd aangenomen, na
dut het maximum-percentage van 100,
te heffen van bijdragen van de onge
organiseerden, verminderd was tot
50 voor bedragen beneden of tot de
5 cent. Dat dit cijfer nog ©enigszins
willekeurig is, bewijst wel dat een 5-
cenls man nu 10, een 6 cents 9 centen
bijdragen moet, maar het is toch een
belangrijke verbetering, zoolang men
het Gentsche stelsel niet als geheel
wil aannemen, waartoe de raad niet
besloot om de georganiseerde kassen
van de ongeorganiseerde arbeiders en
do algemeene werklicdenverecnigin-
gen niet uit te sluiten.
We hebben nu geen Gentsch, geen
Noorsch, maar een Haagsch stelsel,
zooals de verdediger het noemde en
naar waarschijnlijkheid zal dit in do
toekomst beter voldoen dan het zui
ver Noorsche, maar niemand zal kun
nen ontkennen, dat het een driekwart-
tweelingbroertje van liet Gentsche is.
De vorige maal had ik het over de
strubbelingen bij de inzwering van
de padvinders en veronderstelde toen,
dat over eenigen tijd een socialisti
sche padvindersclub zou worden op
gericht.
Zoo ver is het thans nog wel niet
gekomen, maar een neutrale is dan
doch in de maak. Het Kamerlid Ter
Laan, dat zijn zoontjes verbood den
„eed" af te leggen, heeft er liet initia
tief voor genomen en in de couran
ten kwamen al oproepingen voor.
Al is deze nieuwe padvinderij neu
traal, daar de oprichting uitgaat van
een S. D. A. P.-Kamerlid, zullen heel
wat rood-angstvalligen haar voor so
cialistisch uitkrijten en binnen kor
ten tijd zijn dus de vereenïgingen,
naar geloof verdeeld, te verwachten,
misschien zelfs esperantistische.
Het aardige in de beweging zal du*
wel verdwijnen, nu we er propagai»-
da onder knapen voor in de plaati
krijgen. De poiitiek laat tegenwoordig
zelfs geen paden in de duinen meer
vrij.
Van de speelhuizen hooren we den
laatsten tijd weer opvallend weinig.
Voor elke gelegenheid, waar hazard
spel beoefend kan worden, is een
agent geposteerd, die met een ge
zicht. waarop de verveling is vastge
roest, de voorbijgangers bekijkt, die
op hun beurt weer vragen, wat dio
man daar eigenlijk doet. Niet meer
dan een 15 agenten worden op deze
wijze aan den dienst onttrokken cn
dat is maar gelukkig ook, want bij
den eigenuardigen toestand hier on
der het corps, zou het regelmatig ont
trekken van veel mannen aan den ge
wonen dienst een heerlijk argument
zijn. voor minder nauwgezet survcil-
leeren.
SINTRAM.
Stadsnieuws
DE HAARLEMSCHE
HYPOTHEEKBANK.
In de heden, Zaterdag, gehouden
algeuieeiie \urgadering van aandeel
houders werd door de directie liet
verslag over 1910 uitgebracht. Dit ver
slag kiopt over het twintigste boek
jaar.
In het algemeen overzicht wordt ge
schreven
Ook het thans afgesloten boekjar r
gaf alleszins reden tot tevredenheid,
al namen de zaken niet zoo grooten
omvang aan als in het vorige jaar.
In de eerste maanden des jaars, toen
het geld ruim en de prolongatierento
laag was. ontwikkelde zich het bedrijf
niet minder gunstig dan in 1909na
het eerste kwartaal steeg de prolon
gatie-rente en liep in den loop des
jaars tot 7 pCt. op, het geld werd meer
schaarscli, hetgeen zijn invloed deed
gevoelen in l hypotheekbankbedrijf
beperking, zoowel in den afzet van
i pandbrieven als in het sluiten van hy-
I pcthecaire leeningen, was gevolg
1 daarvan. Aan het einde des jaars
kwam er eenige verlichting in do
geldmarkt en daalde de koers van het
geld, doch dit kwam aan de pand-
hriefmarkt slechts in geringe uiuto
ten goede, omdat de markt vrij wel
in beslag werd genomen door onder
scheidene belangrijke gemeentelijke
emissies enz.
Al werd door een en ander de om
vang der zaken beperkt, de resultaten
waren daarom niet minder gunstig,
omdat de te bedingen hypotheekrente
steeg. Vraag naar hypotheek bleef het
geheele jaar door bestaan. De door
periodieke en vrijwillige aflossing tot
de Bank tcrugkeerende gelden droe-
gen er mede toe bij, orn aan de aan
vraag op ruime schaal te kunnen vol
doen.
De afzet der pandbrieven was, wan
neer wij rekening houden met de tal
rijke uitgiften tegen hoogcr rentety
pe, nog zeer gunstig. Door den stand
der geldmarkt, was over 't algemeen
de koers wat lager, dan in 't vorig
jaar was te bedingen.
De Directie blijft er op bedacht, (en
behoeve van een gevvenschte verdee
ling van hy pi'heken over de onder
scheidene doelen des lands, zoomede
ter bevordering van de plaatsing van
pandbrieven, de vertegenwoordiging
der Bank uit te breiden.
Sedert de oprichting der bank zijn
gesloten Mfih leeningen tot een bedrag
van 1 32.596.380. Ultimo 1910 stonden
uit 2149 leeningen ten bedrage van
f 14.298.755.95.
In 1Q10 is weer een bedrag van
2.263.350 uitgezet.
De pandbrieven hadden dit jaar
een niet ongunstige markt. In het eer
ste kwartaal was de koers pari, kor
ten tijd 1001/8 pC.t., daarna bijna
onafgebroken 99 pCt.
1-Iet aanbod van stukken ter inkoop
overtrof niet het bedrag, dat men hij
een bedrag van ruim ƒ14.000.000 uit
staande pandbrieven als vlottend kon
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
We leven in den tijd van rlo debat
avonden. Debat over dit, debat, over
dat. Er zijn toehoorders, die den
eenen spreker toejuichen, er zijn an
dere toehoorders, die voor den ande
ren spieker jubelen. Als de vergade
ring gesloten is, gaan de sprekers en
de toehoorders heen en niemand is
van gedachten veranderd. Het zou
een aardig raadseltje wezen, om eens
uit te cijferen, hoe vaak twee voor
standers van een bepaalde richting
wel zouden moeten debatteeren, voor
dat aan den eenen of anderen kant
één toehoorder was overgehaald.
Daar !k nooit van mijn leven sterk
ben geweest in wiskunde, zal ik niet
trachten, dit raadsel op te lossen
Het doet er ook weinig toe. Zoo dik
wijls zouden de twee voorvechters
samen moeten hebben geredetwist,
dat er al lang niemand meer naar
zou zijn komen luisteren.
De overtuiging, van een mensch
hangt voor zoo'n groot deel af van
opvoeding, onderricht en omgeving,
dat hij maar niet zoo om een enkelen
debatavond die meening wijzigt.
Maar als dat doel er niet mee bereikt
wordt, welk dan wel De beoefening
van de uiterlijke welsprekenheid al-
leon
Ei' was eens iemand, die do zee
probeerde leeg te scheppen. „Maar
man", zeien ze tegen hem, „wat is
dat nu voor vruchtelooze bezigheid?"
Wanneer ik lees over een debatavond,
dnek ik aan dien man.
O/erigens leven we wel ln een merk-
waardigen tijd. Dr. De Hartog, die
in den veelomvatlenden zin van het
woord een dichter genoemd kan wor
den, gaat op het podium spreken, en
Mr. P. J. Troelstra, die een groot deel
van zijn leven doorbrengt met op
hot podium te spreken, treedt binnen
kort op als dichter. Zijn landgenoo-
ten roemen hem in die qualiteit bij
zonder zijn vers moet zeer wellui
dend wezen en sterk van uitdrukking.
Voor niet-Friezen blijft het evenwel
een gesloten boek. Als we lezen, dat
de voordracht in den skouborch
plaats zal hebben, kunnen we daaruit
wel nagaan, dat de heer Van Gaste
ren zijn tempel van Thalia ter be
schikking heeft gesteld, maar wan
neer we, buiten verband met de an
dere volzinnen, lezen van P i e t e r
Jelles Joun en de jouns
o a n 'e seal, dan dringt het tot
onze Noordhollandsche hersens niet
door, dat joun avond beteekent en de
overige woorden aan de zaal".
Hoe graag ik dan ook Mr. Troel
stra eens zou hooren in een andere
hoedanigheid, dan als politiek spre
ker. ik zal me maar liever dat genoe
gen ontzeggen. Er is iets bijzonder
ontmoedigends in, om een taal aan te
hooren, die je niet verstaat.
Jaren geleden was ik te Esneux, in
de Belgische Ardennen. Op een
avond bracht ik een bezoek aan den
kapper. De man sprak Fransch, maar
hield af en toe gesprekken in het
Waalsch met wachtende klanten.
Daarvan verstaat zelfs een Belg
geen woord en voor een Franschman
is 't als Cbineesch. Op een oogenblik
begon een van die Walen wat te ver
tellen, de toehoorders proestten nu
en dan van 't lachen, zoodat het zeker
een goeie mop zal zijn geweest. He
laas, ik bleef van het genoegen ver
stoken, want ik verstond er geen
woord van. En de kapper, dio mijn
strakke gezicht zag, informeerde iet
wat medelijdend, of ik het niet be
greep. Arme, domme man, stond op
zijn gezicht te lezen.
Zoo zijn ook de Engelschen, die
zicfi maar niet kunnen voorstellen,
dat iemand geen Engelsch zou ver
staan. En een tegenhanger is de ver
maarde Joris Goedbloed, die, toen hij
naar Parijs was geweest, bij zijn te
rugkeer tot zijn vrouw zei: „het merk
waardigste wat ik gezien heb, waren
de kleine kinderen, jongens en meis
jes, zeker niet ouder dan een jaar of
vijf, zes, die vlug Fransch praatten.
En onze dochter van dertig heeft nog
een dictionnaire noodig, als ze een
Fransch boek wil lezen. Ze zijn toch
wel knap. daar in "t buitenland I"
Goedbloed had er wel bij kunnen
zeggen, dat menigeen zijn eigen moe
dertaal nog niet eens verstaat, maar
daar hij niet van de allersuuggerste
is, kan van hem niet verwacht wor
den, dat hij zich tot deze hoogt© van
zelfkennis opwerken zal. Iemand
moet namelijk vrij knap wezen om in
te zien, dat hij zijn eigen taal niet
kent. Meer voor de hand ligt het, dat
af en toe de beelden, die ln een taal
worden gebruikt, behooren te worden
vernieuwd en verfrischt. Onder onze
spreekwoorden zijn er heel wat, die
aan moderne eischen niet meer vol
doen.
Alle dagen een draadje is een
hemdsmouw in 't jaar past bijvoor
beeld niet voor een Industrie, die el-
ken dag ik weet niet hoeveel duizend
hemden maakt in één enkele werk
plaats. Die 't eerst komt, eerst maalt,
is een nuttig gezegde geweest in een
tijd. toen de menschen hun koren in
zakjes naar den meelmolenaar brach
ten, maar in dezen tijd van groote
meelfabrieken heeft het zijn beteeke-
nis totaal verloren.
Hij heeft veel pijlen op zijn boog,
kan alleen waar zijn op Zoudagen,
wanneer de leden van de boogschut-
tersvereeniging De Jonge Batavieren
hun oefeningen houden op de schiet
baan aan de Amsterdamsche Vaart.
Dat de boog niet altijd gespannen
kan wezen, heeft ln onze booglooze
dagen dezelfde beperkte beteekenis.
„Ik heb al lang lont geroken", zei
de oude erfoom, toen zijn neef hem
kwam vertellen, dat zijn buurmeisje
hem het jawoord had gegeven. En
neef was op dat oogenblik veel te blij,
om er op te letten, dat de lontgeweren
al wel sinds een eeuw zijn afgeschaft
en dat ook overigens in een modem
huishouden geen lonten meer worden
gebruikt. Niemand zal toch ook nog
zeggen „ik ga vertrekken, ik ben
gelaarsd en gespoord". We onderne
men geen groote reizen meer te
paard, rijden hoogstens den Aerden-
hout en Overveen eens om.
„Jongen", zei de vertoornde onder
wijzer tot zijn leerling, „je groeit op
voor galg en rad."
„Wat wil u daarmee zeggen, mees
ter vroeg de kwajongen, die van
zijn leven nog nooit een galg onder
de oogen had gehad en uit de vader-
landsche geschiedenis niet onthield,
dat de beenderen van misdadigers op
het rad. werden stuk geslagen.
Men zegt, dat de onderwijzer toen
verwoed uitriep „het is met jou bo
ter aan de-.... celdeur gesmeerd",
waarvan de deugniet in T geheel niets
begreep.
,Jou zal ik aan de kaak stellen",
dreigde een schuldeischer, toen zijn
schuldenaar hem zei, dat hij geen
cent bezat en in het eerste jaar dus
wel niets zou kunnen betalen.
„Och man", antwoordde de onbe
schaamde debiteur, „die strafoefe
ning is al sinds jaren afgeschaft".
„Maar is er dan niemand in je
familie, die voor je in de bres wil
springen vroeg de schuldeischer.
„Sedert de wallen om do steden
zijn afgebroken, bestaan er geen bres
sen meer", gaf de slechte betaler tot
bescheid.
Daarop dacht de schuldeischer na.
„Waar denk je aan vroeg de an
der.
„Gedachten zijn tolvrij", was het
grimmige antwoord.
„Pas maar op", klonk het weder
woord. „over een jaar of wat zijn de
laatste toUen afgeschaft en daarmee
ook deze spreekwijs."
„Jaag me niet in 't harnas I" riep
de schuldeischer verwoed.
„Waar berg je dat equipement-
stuk Zoo aanstonds kom je me
nog vertellen, dat je met den helm ge
boren bent 1"
Maar ik wil niet langer de aan
dacht vestigen op de brutaliteiten
van ©en persoon, die zijn schulden
niet behoorlijk aanzuivert. Alleen is
er nog één gezegde, dut vroeger kern
achtig was, maar nu in 't geheel geen
zin meer heeft
Om der wille van de smeer
Likt de kat de kandeleer.
De tijd is lang voorbij, dat we vet
kaarsen brandden een twintigste-
eeuwsche poes kent de lekkernij van
smeer dan ook al sedert heele
reeksen van poesengeslachten niet
meer. Gas en electriciteit zijn er voor
in de plaats gekomen, zoodat we er
de volgende varianten voor in de
plaats zouden kunnen stellen
Als het maar wat lekkers gaf,
Likte een kat een gloeikous af,
wat natuurlijk niets te beduiden
heeft, hoewel het beter rijmt dan
neer en kandeleer.
Trouwens, Multatuli zei het al, dat
het in 't rijm niet zit, zooals blijken
kan uit mijn tweeden variant
Om do wille van de baat.
Likt de kat lamp van staaldraad.
Ziehier nu een ouderwetsch en
kernachtig gezegde in toepassing ge
bracht op het allermodernste ver
lichtingsmiddel. En toch is het effect
gelijk nihil.
„Dat komt", zou Wouter zeggen,
„omdat iemand zijn bet-overgroot
moeder, gesteld dat ze weer in leven
en bij hom op bezoek kwam, „niet in
een automobiel moet laten rondte*
ren, ze hoort er niet in."
Zoo gaat het ook met spreekwoor
den en gezegden die behooren ook t#
blijven in de lijst van hun tijd.
F1DELIO.