HAARLEM'S DAGBLAD. TWEEDE BLAD. ZATERDAG 4 MAART 1911 Haarlemsche Handelsvereeniging Goedgek. bij Kon. Bul. van 12 Nor. 1890. De Haarlemsche Handelsvereeni ging hier ter stede, opgericht 10 Mei 1892, heeft in don loop van den tijd wel baar recht van bestaan bewezen. In zeer vele gevallen, zaken van ver schillenden oord betreffende, is zij opgetreden en dikwijls met groot •uccès. Jammer echter, dat men alge- meeu niet meer blijk geeft, dit te waardeeren, door als lid der Vereeni- ging toe te treden. Er zijn wel «ïeer dan 600 leden, maar dat is niet vol doende. Elk handelaar, neringdoen de, ja zelfs particulieren, moesten lid worden, om ten minste te laten gevoe len, dat men het werk op prijs stelt, dat de Haarlemsche Handelsvereeni ging steeds opneemt, als doende, wat hare hand vindt om te doen. De voordeeleu, die de VereenigLng buiten hare bemoeiingen van ver schillenden aard, haren leden aan biedt, zijn zeer vele en zeer groots tegenover de geringe jaarlijksche contributie van 3.50, die gevraagd wordt. De Haarlemsche Handelsvereeni ging bemoeit zich in de eerste plaats er mede, de belangen van hare leden te bevorderen, door onwillige beta lers voor hen tot betaling aan te manen en informatièn voor hen in te winnen. Bovendien hebben de leden het recht, het hun gratis te verstrek ken advies van den rechtsgeleerden adviseur der Vereeniging te vragen, die ook In procedures en faillisse menten gratis voor hen optreedt, na tuurlijk alleen voor zaken betreffende den handel en het bedrijf der leden. Als proef kunnen voortaan nieuwe leden voor een half jaar worden aan genomen, doch slechts het 2e halfjaar (van 1 November tot en met 30 April) ad I 1.75 de halve contributie. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver- eeuig.ng zijn de heeren Mrs. Th. de Haan liugenholtz en A. H. J. Merens, Spaarne 94, alhier, die voor de leden eiken werkdag van 2—4 uur des na middags zijn te spreken. Het bureau der Vereeniging is ge vestigd Jansweg 11. Voor incasso's door bemiddeling der Vereeniging wordt een vast recht van 5 pet. der vordering bere kend. Bovendien moet 10 cent voor port steeds worden bijgevoegd, bij Inzen- 'diug van vorderingen door bemidde ling der advocaten te innen. De kosten van informatiën naar buiten de stad woonachtige personen bedrugen OU ets. per informatie, plus vijf ceuis porto-vergoeding. Jiiforma- tien naar binnen de stad wonende personen worden gratis verstrekt. Preieutieu op buiten de stad wo nende personen worden niet behan deld, wanneer niet 1U ets. voor porto- vergoeding is toegevoegd.. Ruim li48 iuforuiaiien en rechts geleerde udviezeu werden in het af- geiuopeu jaar gegeven. In October en November 1910 zijn 60 vorderingen tot een bedrag van 1184,14 betaald; 11 vorderingen wor den afbetaald. 16 vorderingen zijn uitgesteld. Nieuwe Leden voor 1911/12 kunnen nu reeds tot de Vereeniging toetreden en gemeten alsdan tot 1 Mei e.k. al le voorrechten als een gewoon lid. Volgens art. 7 dient bet geheim der lijsten van wanbetalers ongeschon den te blijven. Alle brieven, aanvragen, reclames of wat ook, moeten worden geadres seert aan het Bureau, dat geopend ls dagelijks van 9 tot 5 uur en waar ook verdere inlichtingen zijn te bekomen. Het Bestuur heeft bemerkt, dat men soms meent, dat men, hoewel geen lid der H. H. V., toch van haar Infor matiën kan bekomen, en brengt nu nogmaals en uitdrukkelijk ter kennis dat alleen aan leden der Vereeniging informatiën door haar worden ver strekt, en dat voor informatiën op hier ter stede woonachtige personen uooit betaling mag worden gevor derd. HET BESTUUR. Parijsche Brieven CCLXV. Het was gisteren. Maandag 27 Fe bruari. een veelbewogen dag. Het ge beurt te Parijs meer, dat op denzelf den dag verschillende merkwaardige gebeurtenissen coincideeren, samen vallen, als ware de atmosfeer ver vuld van een fluïdum van concentri sche emoties. Een mysticus zou mis schien een eenig9zlns aannemelijke verklaring van zulk een samentreffen van voorvallen kunnen vinden. Eerst 's ochtends de begrafenis van generaal Brun, minister van Oorlog, een braaf patriot, gestorven door overmaat van arbeidsinspanning en verachteloozing van ziekteverschijn selen, die de kranige man van voor- hijgaanden aard dacht te zijn. Welk een begrafenisstoetDaar kan men zich in Holland niet dan een flauw denkbeeld van vormen. Voor de meeste toeschouwers, vooral voor de vreemdelingen, was het een bij zondere gelegenheid om eens het for midabele ensemble van de Parijsche legertroepen en de hoogste hoogwaar- digheidbekleeders van Frankrijk te zien een gelegenheid, die zich anders slechts op den 14den Juli bij de revue te Longchamp aanbiedt. Men moge anti-militarist zijn het schouwspel van dergelijke „funé- railles" loont, uit een aesthetisch oog punt, wel de moeite, dat men zich ruim een uur lang op de been houdt om naar het voorbijtrekken van de grandiose troepenmacht te kijken. En ditmaal ontbrak de emotie niet op het appèl. Want generaal Brun was geen vechtershaas „A outrance". geen des potische ijzervreter, geen kwanswijs disciplinaire kribbebijter, geen straf- tucht-potentaatje, maar een humaan chef. die zijn land naar zijn beste overtuiging met noesten ijver diende. 's Middags kwam de mïnislericele crisis het ontslag van het ministerie Aristide Briand. Van deze gelegen heid maak ik bescheidenlijk gebruik om er de aandacht op te vestigen, dat toen, ten tijde van de staking der spoorbeambten, ettelijke Fransche bladen, misschien tegen beter weten in, en bijna allo correspondenten van Hollandsche kranten, uit oppervlak kigheid en in naschrijver ij, genoemd ministerie een lang leven voorspel den, omdat Aristide Briand de sta king „zoo krachtig den kop had we ten in te drukken", mijn persoontje, minder optimistisch ten opzichte van dwangmiddelen met betrekking tot rechtmatige grieven, de groote kans op een eerlang aftreden uitvoerig be sprak. Toen, na de zoogenaamde „on derdrukking" der staking „van poli- tieken aard" die niets anders dan een levenskwestie tot ondergrond had. de „noch nie dagewesene" aaneenschakeling van spoorongeluk- ken het reizende deel van Frankrijk's inwoners hevig kwam verontrusten, hing Briand's ministerieel leven aan een zijden draad. Het is goed, ten al len tijde oorzaken van aanleidingen to onderscheiden. Thans is die draad, gelukkig, doorgeknipt of, zoo men liever wil, vanzelf gebroken. Dat was 's middags geweest. Gisteravond, nadat ik een hoogst interessante kader-biljartpartij, in Olympia's „Académie de Billard", tusschen den jongen Amerikaan Wil lie Hoppe en den Franschen record man Cure had bijgewoond en mij, te gen half acht, naar het Café de la Ré- gonce begaf om er een paar kennis sen te ontmoeten, zag ik vóór de Co- médie Frangaise een opstootje, dat eigenlijk een voortzetting was van de ongeregeldheden, die achtereenvol gens een paar avonden te voren op dezelfde plaats waren voorgevallen. Wat er aan de hond was In do Comódic Frangaise ging de •vijfde voorstelling van „Après irioi", tconeelstuk van den talentvollen, han- digen. zijn métier door en door ken- kenden, schoon niet aan overmaat van gevoel lijdenden dramaturg Hen ry Bernstein, die, na vele successen in andere theaters geteld te hebben, nu eindelijk zich de poorten geopend zag van cle van Staatswege gesubsi dieerde Comédie Frangaise, anders gezegd het nationale Theatre Fran cais, nog anders uitgeduid „la Mai- son de Molière". Opgevoerd te worden in dat nationale theater, ook al is de vertolking er doorgaans inferieur aan die in bijvoorbeeld de Renaissan ce en het ThéAtre Antoine, achten de meeste Fransche dramaturgen een eer en een genoegdoening. Que vou- lez-vous? Er is dikwijls iets onlogisch' in de inzichten betreffende de eer. Nu is llenry Bernstein een Jood. Dat is heelemaal geen schande en daar kan hij overigens niets aan doen. Hij heeft eens het tooneelstuk „Is raël" geschreven. Dat was zijn recht. Doch indertijd is Bernstein, na ze ven maanden dienst, gedeserteerd en naar Brussel gevlucht. En voor die j desertie, waarop hij zich vroeger in een open brief aan den antisemiet L'r- boin Gohier heeft beroemd, schijnt hij tot nog toe niet gestraft te zijn. Dat was voor de nationalisten, pa- triottisten, Orleanisten enz. aanlei ding genoeg om tegen Bernstein los te breken. Het smeulend antisemitisme laaide weer op. Hoe nu een déser teur, een „traitre" opgevoerd in den nationAlen schouwburg, het theater van Molière, Corneille, Racine, Beau- marchais en Victor Hugo Welk een schande Dat moest belet worden Léon Daudet in „L'Action Frangaise" en Gustave Téry in „Le Matin" schre ven uiterst heftige artikelen, waarin zij, rondziend als opgehitste stieren, antisemitisme en vaderlandsliefde, litteraire appreciaties en nationalis me. opvoeringsrechten en 's lands be lang, wild en woest dooreenmengden. Henry Bernstein zond zijn getuigen op Léon Daudet en Gustave Téry af. Doch de secondanten van deze beiden beslisten, dat Bernstein geen degen- kruising waard was, aangezien hij m 1898 een duel geweigerd had met den ministei szoon Philippe Berthelot, wien liij in. een dispuut een klap in het gezicht had gegeven. „Maar daarna riposteerde Bern-, stein, „heb ik vijfmaal geduelleerd, en alle secondanten, van mij en van mijn tegenstanders, kunnen getuigen, dat ik op bet terrein van mijn leven een goedkoop ding maak." Do getuigen van Daudet en Téry, e'n ook van den heer Lacour die daarnan ruzie met Bernstein heeft ge kregen blijven echter bij hun be sluit' geen duel mogelijk met Bern stein, wèl, zoo noodig, met een be hoorlijken man, die voor hom den handschoen wil opnemen. „Wil ik de waarheid zeggen?" roept onze dramaturg ten slotte uit, „Léon Daudet en Gustave Téry zijn bang voilA!" Nu er op het terrein geen bloed wordt vergoten, wordt er des te meer inkt op krantenpapier vermorst. Hef tige polemieken, geniale scheldpar tijen over en weer hard gaat ie! Intusschen leveren de Comédie Frangaise en het groote plein daar vóór clke'n avond een schouwspel op, niet ongelijk aan dat ten tijde van de eerste opvoeringen van Victor Hu go's „Ilernani", toen de romantici en de pseudo-klassici handgemeen met elkander raakten en de pootigo Thé- ophile Gautier zijn harde vuisten deed neervallen op de hoofden der tegenstandera van de romantische school. Op voornoemd plein hielden de „ca- melots du Roi", de nationalisten, van allerlei leeftijd heftige betoogingen, onder het rhythmische uitroepen van „Conspuez Bernstein!", sóms afge wisseld met het-ge'neraliseerende ,,A bas les juifsl" en het overheidswaorts reconcilieerende „Vive l'armée!" De politie-a genten en de „gardes municipaux" liepen en draafden in het rond, zich beijverend om buiten- siporïgheden te voorkomen. Het leek wel, of er rumoerig© rondedansen werdeh vertoond. Een der „camelots du Roi", een geestdriftig „jong broekje", plompte, in weerwil van de kou, onvervaard in het fontein-bassinwater, ten einde de Fransche vlag aan de fonteinspits te hechten. Groot applaus, en uit hon derden kelen klonk het: „Vive la France!" De bewakers der orde sche nen er zelf schik in te hebben. In de zaal luid lawaai. Krijgskre ten. Vaak onderbroken voorstelling. Uitkraaierij. Gekwetsten. Arrestaties. Kortom: een „pan", zeggen wij in misschien niet voornaam, maar ze ker gangbaar Holla'ndsch, En dan de spontane tekstkritiekl Ergens in den tekst heet bet; „Ik heb alles, alles gekocht!" Waarop een camelot du Roi uitriep: Zelfs het Théatre Frangais! Elders: „Ik heb den minister gezien." Dat was waar! Briand had juist dien middag zijn ontslag moeten ne men. En herhaaldelijk werd er ge schreeuwd: „Déserteur! déserteur! Conspuez Bernstein!" „Wat 'n drukkie voor 'n stukkiel" zou een goedmoedige Amsterdamsche juffer zeggen. Doch welbeschouwd was het giste renavond een geschikte generale re petitie voor de maskerade, die heden avond bij gelegenheid van mardi- gras zal plaats hebben. Men moet ge leidelijker wij zo in de stemming ko men. Après tout zal „Après moi" Bern stein waarschijnlijk geen windeieren leggen... OTTO KNAAP. Van de Residentie en haar üewoners. LXXXXVI1L Sinds in eaze gemeente werkloozen- verzekering was ingevoerd, volgens het Noorsche stelsel, hebben de voor standers van het Gentsche met nage laten de bezwaren tegen het gehul digde systeem duidelijk te maken en alles in het werk te stellen om het te doen mislukken. Het groote verschil waar het om ging was natuurlijk de macht van do vakvereeniging. De Noormannen, en vooraan onder hen wethouder De Wilde, vreesden dat haar macht te groot zou worden, als het stelsel de ongeorganiseerden en die zijn hier talrijker dan de Reorganiseerden naar de vereeniging dwong. De Gentianen, die de vakvereeni ging in de allereerste plaats aangewe zen achtten om de arbeidersbelangen te behartigen, en die ongeorganiseer den meestal met meer dan één kwaad oog aanzien, vonden hun stelsel óók aanbevelenswaard, omdat het voor hen twee vliegen in één klap bracht verzekering en versterking van do vakvereeniging. De Raad ging met den wethouder mee en sprak zich bij een volgende gelegenheid nog eens uit over het Noorsche systeem. Veel naders er over hooren deed men niet. Wel kwamen soms geruch ten vertellen, dat het grootste gedeel te van de werklieden niet aan de varzekering meedeed en de ongeorga niseerden zich alleen aansloten als zo kans hadden werkloos te worden, waardoor de kassen van de vereeiii- gingen te veel met de slechte risico's opgescheept zaten, maar met positie ve cijfers werd weinig gewerkt en de meeste menschen dachten, dat liet Noorsche stelsel, al was het dan ook geen schitterend succes, toch wel voldeed. Plotseling komt echter het bestuur van het Werkloozenfonds niet eene mededeeling, die even verbijsterend was als eigenaardig ingekleed. Het weinig toetreden van georganiseer^ den en het zich aanmelden alleen van de slechte risico's van de onge organiseerden bracht de kassen te spoedig in een toestand van gebrek, en hiertegen dienden maatregelen te worden genomen. Die maatregelen bestonden nu uit: verhooging van de bijdragen aan de kassen van niet-leden tot ten hoogste 100 pet. en verleenen van het recht aan de besturen om niet-leden te weigeren! Een onbevangen persoon zal nu zeggen dat is vrijwel het Gentsche stelsel, want het opdrijven van de premiebijdrage van niet-georgariiseer- den tot 100 pet. zal deze naar de vak- vereenigingen dringen, wat door de tweede „verbetering", het verruimen van het recht van ballotage, tot de kassen nog vergroot wordt De wethouder dacht echter anders, stelde in zijn toelichting voorop dat vastgehouden diende te worden aan 't stelsel, waarvoor de raad zich twee malen uitsprak, maar dat aan de be zwaren „met behoud van het be staande" voldaan móest worden. Dat in het geheele stuk de woorden Noorsch en Gentsch ontbraken, was natuurlijk louter toeval. De raad heeft bijna een geheele zit ting aan deze kwestie gewijd en de wethouder heeft zich het dient ge zegd kranig gehouden, zich heel v\at beter met het woord, daD met de pen verdedigd. De zego, niet volko men, maar dan toch een zege, bleef aan zijn kant. Het voorstel van het fondsbestuur werd aangenomen, na dut het maximum-percentage van 100, te heffen van bijdragen van de onge organiseerden, verminderd was tot 50 voor bedragen beneden of tot de 5 cent. Dat dit cijfer nog ©enigszins willekeurig is, bewijst wel dat een 5- cenls man nu 10, een 6 cents 9 centen bijdragen moet, maar het is toch een belangrijke verbetering, zoolang men het Gentsche stelsel niet als geheel wil aannemen, waartoe de raad niet besloot om de georganiseerde kassen van de ongeorganiseerde arbeiders en do algemeene werklicdenverecnigin- gen niet uit te sluiten. We hebben nu geen Gentsch, geen Noorsch, maar een Haagsch stelsel, zooals de verdediger het noemde en naar waarschijnlijkheid zal dit in do toekomst beter voldoen dan het zui ver Noorsche, maar niemand zal kun nen ontkennen, dat het een driekwart- tweelingbroertje van liet Gentsche is. De vorige maal had ik het over de strubbelingen bij de inzwering van de padvinders en veronderstelde toen, dat over eenigen tijd een socialisti sche padvindersclub zou worden op gericht. Zoo ver is het thans nog wel niet gekomen, maar een neutrale is dan doch in de maak. Het Kamerlid Ter Laan, dat zijn zoontjes verbood den „eed" af te leggen, heeft er liet initia tief voor genomen en in de couran ten kwamen al oproepingen voor. Al is deze nieuwe padvinderij neu traal, daar de oprichting uitgaat van een S. D. A. P.-Kamerlid, zullen heel wat rood-angstvalligen haar voor so cialistisch uitkrijten en binnen kor ten tijd zijn dus de vereenïgingen, naar geloof verdeeld, te verwachten, misschien zelfs esperantistische. Het aardige in de beweging zal du* wel verdwijnen, nu we er propagai»- da onder knapen voor in de plaati krijgen. De poiitiek laat tegenwoordig zelfs geen paden in de duinen meer vrij. Van de speelhuizen hooren we den laatsten tijd weer opvallend weinig. Voor elke gelegenheid, waar hazard spel beoefend kan worden, is een agent geposteerd, die met een ge zicht. waarop de verveling is vastge roest, de voorbijgangers bekijkt, die op hun beurt weer vragen, wat dio man daar eigenlijk doet. Niet meer dan een 15 agenten worden op deze wijze aan den dienst onttrokken cn dat is maar gelukkig ook, want bij den eigenuardigen toestand hier on der het corps, zou het regelmatig ont trekken van veel mannen aan den ge wonen dienst een heerlijk argument zijn. voor minder nauwgezet survcil- leeren. SINTRAM. Stadsnieuws DE HAARLEMSCHE HYPOTHEEKBANK. In de heden, Zaterdag, gehouden algeuieeiie \urgadering van aandeel houders werd door de directie liet verslag over 1910 uitgebracht. Dit ver slag kiopt over het twintigste boek jaar. In het algemeen overzicht wordt ge schreven Ook het thans afgesloten boekjar r gaf alleszins reden tot tevredenheid, al namen de zaken niet zoo grooten omvang aan als in het vorige jaar. In de eerste maanden des jaars, toen het geld ruim en de prolongatierento laag was. ontwikkelde zich het bedrijf niet minder gunstig dan in 1909na het eerste kwartaal steeg de prolon gatie-rente en liep in den loop des jaars tot 7 pCt. op, het geld werd meer schaarscli, hetgeen zijn invloed deed gevoelen in l hypotheekbankbedrijf beperking, zoowel in den afzet van i pandbrieven als in het sluiten van hy- I pcthecaire leeningen, was gevolg 1 daarvan. Aan het einde des jaars kwam er eenige verlichting in do geldmarkt en daalde de koers van het geld, doch dit kwam aan de pand- hriefmarkt slechts in geringe uiuto ten goede, omdat de markt vrij wel in beslag werd genomen door onder scheidene belangrijke gemeentelijke emissies enz. Al werd door een en ander de om vang der zaken beperkt, de resultaten waren daarom niet minder gunstig, omdat de te bedingen hypotheekrente steeg. Vraag naar hypotheek bleef het geheele jaar door bestaan. De door periodieke en vrijwillige aflossing tot de Bank tcrugkeerende gelden droe- gen er mede toe bij, orn aan de aan vraag op ruime schaal te kunnen vol doen. De afzet der pandbrieven was, wan neer wij rekening houden met de tal rijke uitgiften tegen hoogcr rentety pe, nog zeer gunstig. Door den stand der geldmarkt, was over 't algemeen de koers wat lager, dan in 't vorig jaar was te bedingen. De Directie blijft er op bedacht, (en behoeve van een gevvenschte verdee ling van hy pi'heken over de onder scheidene doelen des lands, zoomede ter bevordering van de plaatsing van pandbrieven, de vertegenwoordiging der Bank uit te breiden. Sedert de oprichting der bank zijn gesloten Mfih leeningen tot een bedrag van 1 32.596.380. Ultimo 1910 stonden uit 2149 leeningen ten bedrage van f 14.298.755.95. In 1Q10 is weer een bedrag van 2.263.350 uitgezet. De pandbrieven hadden dit jaar een niet ongunstige markt. In het eer ste kwartaal was de koers pari, kor ten tijd 1001/8 pC.t., daarna bijna onafgebroken 99 pCt. 1-Iet aanbod van stukken ter inkoop overtrof niet het bedrag, dat men hij een bedrag van ruim ƒ14.000.000 uit staande pandbrieven als vlottend kon Haarlemmer Halletjes EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. We leven in den tijd van rlo debat avonden. Debat over dit, debat, over dat. Er zijn toehoorders, die den eenen spreker toejuichen, er zijn an dere toehoorders, die voor den ande ren spieker jubelen. Als de vergade ring gesloten is, gaan de sprekers en de toehoorders heen en niemand is van gedachten veranderd. Het zou een aardig raadseltje wezen, om eens uit te cijferen, hoe vaak twee voor standers van een bepaalde richting wel zouden moeten debatteeren, voor dat aan den eenen of anderen kant één toehoorder was overgehaald. Daar !k nooit van mijn leven sterk ben geweest in wiskunde, zal ik niet trachten, dit raadsel op te lossen Het doet er ook weinig toe. Zoo dik wijls zouden de twee voorvechters samen moeten hebben geredetwist, dat er al lang niemand meer naar zou zijn komen luisteren. De overtuiging, van een mensch hangt voor zoo'n groot deel af van opvoeding, onderricht en omgeving, dat hij maar niet zoo om een enkelen debatavond die meening wijzigt. Maar als dat doel er niet mee bereikt wordt, welk dan wel De beoefening van de uiterlijke welsprekenheid al- leon Ei' was eens iemand, die do zee probeerde leeg te scheppen. „Maar man", zeien ze tegen hem, „wat is dat nu voor vruchtelooze bezigheid?" Wanneer ik lees over een debatavond, dnek ik aan dien man. O/erigens leven we wel ln een merk- waardigen tijd. Dr. De Hartog, die in den veelomvatlenden zin van het woord een dichter genoemd kan wor den, gaat op het podium spreken, en Mr. P. J. Troelstra, die een groot deel van zijn leven doorbrengt met op hot podium te spreken, treedt binnen kort op als dichter. Zijn landgenoo- ten roemen hem in die qualiteit bij zonder zijn vers moet zeer wellui dend wezen en sterk van uitdrukking. Voor niet-Friezen blijft het evenwel een gesloten boek. Als we lezen, dat de voordracht in den skouborch plaats zal hebben, kunnen we daaruit wel nagaan, dat de heer Van Gaste ren zijn tempel van Thalia ter be schikking heeft gesteld, maar wan neer we, buiten verband met de an dere volzinnen, lezen van P i e t e r Jelles Joun en de jouns o a n 'e seal, dan dringt het tot onze Noordhollandsche hersens niet door, dat joun avond beteekent en de overige woorden aan de zaal". Hoe graag ik dan ook Mr. Troel stra eens zou hooren in een andere hoedanigheid, dan als politiek spre ker. ik zal me maar liever dat genoe gen ontzeggen. Er is iets bijzonder ontmoedigends in, om een taal aan te hooren, die je niet verstaat. Jaren geleden was ik te Esneux, in de Belgische Ardennen. Op een avond bracht ik een bezoek aan den kapper. De man sprak Fransch, maar hield af en toe gesprekken in het Waalsch met wachtende klanten. Daarvan verstaat zelfs een Belg geen woord en voor een Franschman is 't als Cbineesch. Op een oogenblik begon een van die Walen wat te ver tellen, de toehoorders proestten nu en dan van 't lachen, zoodat het zeker een goeie mop zal zijn geweest. He laas, ik bleef van het genoegen ver stoken, want ik verstond er geen woord van. En de kapper, dio mijn strakke gezicht zag, informeerde iet wat medelijdend, of ik het niet be greep. Arme, domme man, stond op zijn gezicht te lezen. Zoo zijn ook de Engelschen, die zicfi maar niet kunnen voorstellen, dat iemand geen Engelsch zou ver staan. En een tegenhanger is de ver maarde Joris Goedbloed, die, toen hij naar Parijs was geweest, bij zijn te rugkeer tot zijn vrouw zei: „het merk waardigste wat ik gezien heb, waren de kleine kinderen, jongens en meis jes, zeker niet ouder dan een jaar of vijf, zes, die vlug Fransch praatten. En onze dochter van dertig heeft nog een dictionnaire noodig, als ze een Fransch boek wil lezen. Ze zijn toch wel knap. daar in "t buitenland I" Goedbloed had er wel bij kunnen zeggen, dat menigeen zijn eigen moe dertaal nog niet eens verstaat, maar daar hij niet van de allersuuggerste is, kan van hem niet verwacht wor den, dat hij zich tot deze hoogt© van zelfkennis opwerken zal. Iemand moet namelijk vrij knap wezen om in te zien, dat hij zijn eigen taal niet kent. Meer voor de hand ligt het, dat af en toe de beelden, die ln een taal worden gebruikt, behooren te worden vernieuwd en verfrischt. Onder onze spreekwoorden zijn er heel wat, die aan moderne eischen niet meer vol doen. Alle dagen een draadje is een hemdsmouw in 't jaar past bijvoor beeld niet voor een Industrie, die el- ken dag ik weet niet hoeveel duizend hemden maakt in één enkele werk plaats. Die 't eerst komt, eerst maalt, is een nuttig gezegde geweest in een tijd. toen de menschen hun koren in zakjes naar den meelmolenaar brach ten, maar in dezen tijd van groote meelfabrieken heeft het zijn beteeke- nis totaal verloren. Hij heeft veel pijlen op zijn boog, kan alleen waar zijn op Zoudagen, wanneer de leden van de boogschut- tersvereeniging De Jonge Batavieren hun oefeningen houden op de schiet baan aan de Amsterdamsche Vaart. Dat de boog niet altijd gespannen kan wezen, heeft ln onze booglooze dagen dezelfde beperkte beteekenis. „Ik heb al lang lont geroken", zei de oude erfoom, toen zijn neef hem kwam vertellen, dat zijn buurmeisje hem het jawoord had gegeven. En neef was op dat oogenblik veel te blij, om er op te letten, dat de lontgeweren al wel sinds een eeuw zijn afgeschaft en dat ook overigens in een modem huishouden geen lonten meer worden gebruikt. Niemand zal toch ook nog zeggen „ik ga vertrekken, ik ben gelaarsd en gespoord". We onderne men geen groote reizen meer te paard, rijden hoogstens den Aerden- hout en Overveen eens om. „Jongen", zei de vertoornde onder wijzer tot zijn leerling, „je groeit op voor galg en rad." „Wat wil u daarmee zeggen, mees ter vroeg de kwajongen, die van zijn leven nog nooit een galg onder de oogen had gehad en uit de vader- landsche geschiedenis niet onthield, dat de beenderen van misdadigers op het rad. werden stuk geslagen. Men zegt, dat de onderwijzer toen verwoed uitriep „het is met jou bo ter aan de-.... celdeur gesmeerd", waarvan de deugniet in T geheel niets begreep. ,Jou zal ik aan de kaak stellen", dreigde een schuldeischer, toen zijn schuldenaar hem zei, dat hij geen cent bezat en in het eerste jaar dus wel niets zou kunnen betalen. „Och man", antwoordde de onbe schaamde debiteur, „die strafoefe ning is al sinds jaren afgeschaft". „Maar is er dan niemand in je familie, die voor je in de bres wil springen vroeg de schuldeischer. „Sedert de wallen om do steden zijn afgebroken, bestaan er geen bres sen meer", gaf de slechte betaler tot bescheid. Daarop dacht de schuldeischer na. „Waar denk je aan vroeg de an der. „Gedachten zijn tolvrij", was het grimmige antwoord. „Pas maar op", klonk het weder woord. „over een jaar of wat zijn de laatste toUen afgeschaft en daarmee ook deze spreekwijs." „Jaag me niet in 't harnas I" riep de schuldeischer verwoed. „Waar berg je dat equipement- stuk Zoo aanstonds kom je me nog vertellen, dat je met den helm ge boren bent 1" Maar ik wil niet langer de aan dacht vestigen op de brutaliteiten van ©en persoon, die zijn schulden niet behoorlijk aanzuivert. Alleen is er nog één gezegde, dut vroeger kern achtig was, maar nu in 't geheel geen zin meer heeft Om der wille van de smeer Likt de kat de kandeleer. De tijd is lang voorbij, dat we vet kaarsen brandden een twintigste- eeuwsche poes kent de lekkernij van smeer dan ook al sedert heele reeksen van poesengeslachten niet meer. Gas en electriciteit zijn er voor in de plaats gekomen, zoodat we er de volgende varianten voor in de plaats zouden kunnen stellen Als het maar wat lekkers gaf, Likte een kat een gloeikous af, wat natuurlijk niets te beduiden heeft, hoewel het beter rijmt dan neer en kandeleer. Trouwens, Multatuli zei het al, dat het in 't rijm niet zit, zooals blijken kan uit mijn tweeden variant Om do wille van de baat. Likt de kat lamp van staaldraad. Ziehier nu een ouderwetsch en kernachtig gezegde in toepassing ge bracht op het allermodernste ver lichtingsmiddel. En toch is het effect gelijk nihil. „Dat komt", zou Wouter zeggen, „omdat iemand zijn bet-overgroot moeder, gesteld dat ze weer in leven en bij hom op bezoek kwam, „niet in een automobiel moet laten rondte* ren, ze hoort er niet in." Zoo gaat het ook met spreekwoor den en gezegden die behooren ook t# blijven in de lijst van hun tijd. F1DELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 5