m
M
m
m
M
m
M
m
m
a
m
M
m m
m
uur. een hond in ongeveer denzelf-
deti tijd, waarbij de doodstrijd met
stuiptrekkingen gepaard gaat.
Kr zijö gevallen bekend, dat een ra
telslang. welker woede werd gaande
gemaakt, zich onwillekeurig zeil een
beet toebracht, zich uitstrekte, sidder
de en de dood binnen vijftien minuten
intrad.
Wanneer het inwendig wordt toe
gediend schijnt liet venijn weinig of
geen uitwerking op dieren te hebben,
doch in de bloedsomloop gebracht,
werkt het bijna oogenblikkelijk. Ra
telslangolie, welke bereid wordt door
het lichaam te roosteren wordt als
een goed middel tegen rheumatiek be
schouwd.
De Sneltrein van 10u.50
Door Maurice LeveL
Wat, u gaat ons verlaten zei
de kreupele tot mij.
Het is dringend noodzakelijk. Ik
moet Maandagochtend in Marseille
zijn. Ik neem vanavond aan het sta
tion voor Lyon den sneltrein van 10
u. 50. Dat is een goede trein. Maar ge
moet hem immers kennen, daar ge,
als ik mij niet vergis, vóór uw ziekte
ber.mbte op deze lijn waart
Hij sloot de oogen en mompelde,
terwijl zijn gelaat vaalbleek werd
Ja ik ken hem o ja I
Groote tranen liepen hem over de
wangen.
Hij zweeg een oogenblik, en begon
daarna opnieuw
Niemand kent hem beter dan ik!
Daar ik meende, dat alleen de her
innering aan zijn oud beroep hem
zoo ontroerd maakte, zei ik
Ja, dat is een mooi beroep, waar
bij men verstand noodig heeft.
Hij begon te beven zijn verlamd
lichaam richtte zich onder hevige in
spanning op, terwijl er in zijn oogen
een vreeselijken angst werd weer
spiegeld.
O, meneer, zeg dat niet Een
mooi beroep U wilt zeggen een
beroep van schrik en dood, van angst
en ontzetting Ziet u ik sta niet
tot u in een nauwe betrekking, maar
ik vraag u om uwentwille neem
eiken trein, dien ge wilt, maar niet
dien, welke om 10 u. 50 vertrekt
Waarom niet vroeg ik glim
lachend. Zijt ge bïjgeloovig
Ik ben niet bïjgeloovig. Maar
ik ben ue machinist, die den sneltrein
No. 17 bediende op den dog der cata
strophe, 24 Juli 1894. En niets zal ooit
deze herinnering uit mijn geheugen
kunnen doen verdwijnen.
Wij wa-ren op het vastgestelde
oogenblik vertrokken van het station
waar de treinen naar Lyon afgaan,
en rolden sedert ongeveer twee uur
voort. De dag was buitengewoon heet
geweest.In weerwil van de groote snel
beid, waarmee we voortvlogen, sloeg
ons op het platform een zware, zwoele
lucht in 't gezicht. Precies een dag
onweer te verwachten.
Plotseling werd het om ons heen
zoo donker, alsof men ineens het elec-
trisch licht had uitgedraaid. Geen
ster meer, geen maanlicht. Forsche
bliksemstralen doorkliefden de duis
ternis met zulk een helder licht, dat
in het volgende oogenblik de duister
nis totaal ondoordringbaar was.
JU zei tegen mijn stoker: Daar
hebben we 't all Het zal gaan rege
nooi
't Is ook tijd. Men kan het in de
ze» bakoven immers niet meer uit
houden. We zullen scherp op de sig
nalen moeten letten!
Wees maar gerust, ik houd de
oogen openl
Hot donderde zoo hevig, dat ik noch
het geratel der raderen, noch het
puffen der locomotief hoordé.
Nog altijd viel er geen regen en
het onweer kwam nader. Wij raas
den er recht in op. Men zou hebben
kunnen denken, dat we het trachtten
te bereiken .Hoe weinig men ook van
een lafaard moge hebben, het maakt
toch altijd een wat benauwden in
druk, zich op een ijzeren monster, dat
als waanzinnig voortvliegt, aan een
onweer blootgesteld te zien.
Dicht voor ons, op nog geen hon
derd meters afstand, sloeg de bliksem
loodrecht in den grond. Het flikkerde
mij nog voor de oogen, toen een
vreeselijk gekraak weerklonk en on
middellijk daarna een zoo afgrijse
lijke slag, dat ik van schrik op de
knieën viel
Zoo bleef ik eenige seconden, doo-
delijk verschrikt, als neergeveld lig
gen, in een soort bedwelming, zooals
iemand waarschijnlijk gevoelt, die
eeii geweldigen vuistslag in den nek
heeft gekregen.
Eindelijk kwam ik weer tot mij
zeiven. Ik lag altijd nog op de kuieöri
met den rug tegen den zijwand van
het platform. Het was mij, alsof ik
uit een ver afgelegen streek terug
keerde. Ik beproefde om op te staun.
Onmogelijk. Ik kon mijn beenen niet
bewegen, ze waren machteloos. Ik
dacht eerst, dat ik bij den val iets ge
broken had. Maar ik gevoelde niet de
minste pijn. Op de handen steunende,
wilde ik mij oprichten. Mijn armen
hiugen beweegloos langs mijn zijden!
Ik verloor mijn hoofd geheel en al
bij dat niet te beschrijven gevoel, dat
noch mijn armen, noch mijn beenen
mij meer toebehoorden, dat ik ze niet
mee>r kon bevelen, dat ze mij eenvou
dig gehoorzaamheid weigerden dat
xij precies zulke levenlooze dingen
waren geworden als mijn kleeren, die
door den wind werden opgeblazen.
Ik woet niet .welk gevoel of welke
macht mij verhinderde de oogen te
openen.
Wij rolden met volle snelheid ver
der. De donder weerklonk nog, maar
minder sterk, meer uit de verte. De
xegon stroomde neer. Ik hoorde hem
op het ijzer kletteren en voelde warme
droppels op mijn gezicht.
Een groote kalmte was over mij"
gekomen. Ik gevoelde mij werkelijk
wel, volkomen wel, alleen een weinig
afgemat. De herinnering aan mijn
beroep, aan mijn werk ontrukte mij
echter aan mijn slaapdronkenheid,
en daar het mij nog volkomen onbe
grijpelijk was, door welk zonderling
natuurverschijnsel ik mij als verlamd
gevoelde, riep ik mijn stoker, opdat
hij mij bij het opstaan behulpzaam
«ou zijn.
Geen antwoordI
Het rumoer op een locomotief, die
met de hoogste snelheid rijdt, is oor-
verdoovend. Ik riep daarom luider:
«- Frangois! Zeg, Francois! Geef mij
•ens eventjes de hand!
Goen antwoord! Toen maakte zich
de angst van mij meester.Ik was bang
Voor wien? Waarvoor? Ik wist het
niet. Ik opende de oogen on huilde,
ja, ik huilde van ontzetting. Het plat
form was leeg. Mijn stoker was ver
dwenen. In dit korte oogenblik werd
mij alles, wat er sedert den donder
slag gebeurd was, met verrassende
snelheid duidelijk.
De bliksem was bij ons ingeslagen
.j had mijn stoker, die op de rails ge
rold was, gedood. En ik w«s ver
lamd
Achter mij sliepen of babbelden
tweehonderd reizigers in hun wag
gons, tweehonderd menschelijke we
zens ,di© met een duizelingwekkende
snelheid weggevoerd werden, den
dood tegemoet, want zij werden ge
voerd door eeu levenloos, machteloos
voorwerp, dat niet in staat was om
ook maai' een arm uit te strekken
door een verlamde een kreupele
door mij 1
Eu boe minder mijn lichaam in
staat was zich te bewegen, des te
drukker werkt© mijn brein met beel
den en herinneringen.
Allereerst zag ik do lijn voor mij.
Ik zag de ruiis in het licht der maun
schitteren. Wij vlogen Ach, ik
voelde ze opnieuw, dio opgewonden
heid bij een groote snelheid, welke de
gewoonte ons doet vergeten De trein
vloog als een bliksemstraal een
klein station voorbij. Hoe duizeling
wekkend snel zijn vaart ook was, ik
'had toch tijd gehad in een kantoor
aan het perron een beambte te zien,
die naast het telegraaftoestel was in
gesluimerd. Een of twee schokken op
da draaischijf, het klapperen der sig
nalen, de weg met de elkaar kruisen
de rails, plotseling breeder, dan weer
smaller, een sterk hellend gedeelte
en verder ging de tocht in den don
keren nacht
Vervolgens stoven we met de snel
heid van den stormwind een tunnel
binnenNog een vrij eind weg.
Nu wist ik, waar we ons bevonden,
en ik dachtDezen keer ontsporen
we. Binnen twee minuien zijn we bij
een zoo scherpe bocht, dat onze rade
ren bij die lielsche beweging uit de
rails zullen springen
Ongetwijfeld wilde Onze Lieve Heer
niet, dat hel roods daar gebeurde
De locomotief, de gausche trein helde
op zij De rails knarsten onder de
afspringende raderen en wij reden
verder
Maar mijn kalmte duurde niet lang'
Wij waren zoo pas eeu station voor-
bi igevlogcn, toen ik iets zag, dat mij
de" 'haren ten berge deed rijzen de
signaalschijf was gesloten. De weg,
waarop we verder snelden, was niet
vrij
Dat ik van dit oogenblik af met
krankzinnig geworden ben, begrijp ik
niet. Hebt u er een vermoeden van,
wat er in het brein van oen man kan
omgaan, die gekluisterd is op een lo
comotief, welke 150 kilometers in het
uur maakt, en dio er mee in kennis
wordt gesteld, dat een hindernis hom
den weg verspert
Bij mij leelde slechts deze gedachte:
als je den trein niet doet stilstaan, zul
jo met allen, die er in zijn, verpletterd
worden I Er is maar één enkele bewe
ging noodig, de eenvoudige beweging
van de liefboomen te grijpen, die zich
op slecht^ vijftig centimeter' afstand
van je bevindenMaar je zult dio
beweging niet uitvoeren. Jo kunt ze
niet maken en je zult alles zien
je zult het drama bijwonen.
Je zult dezen doodspijn beloven.,
welke honderdmaal verschrikkelijker
is dan elke andere soort van dood
het voorwerp, waartegen je verplet
terd zult worden .voor je te zien
het te zien groeien het tegemoet te
loopen 1
Ik wilde de oogen sluiten Ik kon
het niet. Het was sterker dan ik,
sterker dan alles. Ik moest er naar
kijkenEn ik heb gezien, ja,
meneer, ik heb gezien He raadde, wat
hindernis het was, eer ik het zag.
Weldra was er geen twijfel meer mo
gelijk. Het was oen gederailleerde
trein, die den weg versperde.
Ik onderscheidde zijn schaduw en
zijn achterste lichten I Het kwam na
der nader Weet ik het, waarom
ik brulde „Help houd op I" Wie
kon mij hooren Het kwam nader
Alles was dood aan mij, behalve het
hoofd. En dat loefde door het ver
schrikkelijke leven van mijn oogen,
die door de duisternis boorden, van
mijn ooren, die door het snorren der
raderen heen allo geluiden hoorden,
van mijn wil, die mij dwaze bevelen
toeschreeuwde als een bevelhebber,
die zijn soldaten voor een totale ne
derlaag wil bewaren.
Het kwam nader! Nog slechts vijf
honderd meter nog slechts driehon
derd schaduwen liepen over den
weg nu nog honderd meter, als een
bliksemstraalHet was het einde
de botsinghet slachthuis
de vernietiging
O. meneer, wie dat niet gezien
heeft!Ik ben onder een puin
hoop weer tot mij zeiven gekomen.
Angstkreten drongen door den
nacht.
In de velden onderscheidde ik men-
schen, die met lantaarns kwamen
aanloopen. anderen, die gewonden
opnamen En gillen en tranen
Ik zag en hoorde alles. Ik leed niet.
Ik dacht niet Ik riep niet om hulp.
Tusschen twee balken door, die
zich zoo dicht over mijn hoofd kruis
ten, dat mijn lippen ze aanraakten,
zag ik een stukje van den zeer kal-
rr.en, geheel wolkloozen hemel, waar
aan een heel kleine, heldere, schoone
ster fonkelde
(N. v. 't N.)
Zijn znon Heinz.
Door A. Baumgart
Da oude Hansen kwam langs de
hoofdstraat van het kleine visschers-
dorp. ,.De trotsche Hansen" heette de
I oude man, die vroeger visiteur was
geweest, thans pensioen genoot en nog
altijd op den gejiiedenden toon sprak,
dien hij vroeger gewoon was geweest.
Nu kwam de dokter hem tegen.
Hebt ge 't al gehoord, dokter?
sprak hij dezen aan. Mijn zoon Heinz
komt thuis.
Zoo? Wel, dat is heerlijk, voor u.
Veertien jaar lang was hij in Austra-
I lié, niet waar?
I En drie maanden, voegde do
i oude man erbij. Dat is een lange tijd.
Nu, dan is hij zeker een rijk
man geworden.
Waarschijnlijk dokter, hij zal
tenminste wol geld gespaard hebben.
Hij ging naar Australië met het voor
nemen als rijk man terug te koeren.
Nu zal hij dat wel geworden zijn-
Hij is een lianson! eindigde de oude
man niet waardigheid.
Eu wanneer komt hij?
Over twee dagen.
Nu, we willen maar hopen, dat
hU daar ginds in liet vreemde land
met trotsch is geworden. Want dat
kannen onze brave dorpsbewoners
niet uitstaan, zei de oudo dokter.
Mijn zoon Heinz ia nooit trotsch
geweest. Als hij het geworden ware,
de man richtte zich in zijn volle leng
te op en trok zijn voorhoofd in
plooien.
Deze gedachte was geheel nieuw
voor hom en heel verschrikkelijk.
Kom, kom. beste Hansen, troost
te de dokter, ik sprak immers maar
in scherts. Hij zal wel vriendelijk en
aardig gebleven zijn. zooals hij vroe
ger was.
Zeker mompelde de oude man.
Dag. dokter.
Het bericht, dat Heinz Hansen naar
zijn geboorteplaats terugkeerde, ver
spreidde zich als een loopend vuur
tje. Dat iemand na een veertienjarig
verblijf in Australië naar Leclibeck
terugkeerde, was een gebeurtenis van
belang. Men sprak over den dag, toen
hij zijn geboorteplaats had verlaten;
hoe hij niet had willen hebben, dat
zijn vader hem naar den trein bracht
en hoe hij hem op den hoek der straat
waar de Hansons woonden, met den
bood een laatst vaarwel had toege
wuifd, en hoe hij luide gesnikt
had, toon hij het huis van zijn vodei
niet meer zag. Ook de toebereidselen,
welke voor de thuiskomst van Heinz
werden gemaakt, gaven ruimschoots
stof tot gesprek. Hanne Sclimidt, de
oude huishoudster van Hansen, werk
te bijna dag en nacht en zette daarbij
een knorrig gezicht.
Wat werd er al niet aangeschaft.
Nieuw linoleum voor de gang nieu
we gordijnen voor de woonkamer, die
16 Mark per venster kostten nieu
we laarzen voor den ouoen Hansen
en wie weet wat nog meer. Als een
vor3t zou Heinz in huis worden ont
vangen. Nu, dan sprak het toch wel
van zelf, dat de jonge Hansen zeer
rijk moest zijn, anders had de oude
Flansen al die uitgaven toch niet ge
daan.
Misschien heeft Heinz niet meer
dan hij aan zijn lijf draagt! fluister
den eeuige buren. Nu, dan zullen we
Hansen's gezicht eens zien. Dan is
er wat te lachen.
De gedachte, dat Hansen door den
teruggekeeixie misschien een bittere
teleurstelling zou ondervinden, bracht
een menigte jaloerscbe babbelaars
Inleen bij liet spoorwegstation, waar
Heinz moest aankomen. Maar ondiu-
degenen, dio bij liet station rondslen
terden. waron ook vele nieuwsgieri
gen, want het gebeurde niet alle da
gen, dat een Lechbecker na veertien
jaar in zijn geboorteplaats terug
kwam.
Uit den trein, die Heinz moest bren
gen, stapten slechts drie menschen,
een vrouw, een oude man in arbei-
derskleeding en een jonge, tamelijk
schrainel gekleede mail Heinz was
niet meegekomen.
Dat dachten de menschen ten min
ste een poosje. Maar toen glimlachte
do jonge man in de schamele kleeding
blijde tegen den oude Hansen, en
toen zagen de lui, dat die jonge man
met den kleinen veel gebruikten reis
koffer werkelijk Heinz Hansen was.
Aller oogen waren op den ouden
Hansen gericht. Maar al beleefde de
oude man op dit oogenblik ook wer
kelijk een bittere teleurstelling, hij
liet er niets van blijken. Zijn anders
zoo lerastig gezicht schitterde van
blijdschap en hij stak den aankomen
de beide handen toe.
Mijn zoon mijn Heinz mijn
lieve-Iievo jongen.
Toen nam hij den arm van Hetnz
en de heide rijzige personen liepen-
gearmd naar den uitgang. Het merk
waardige van deze terugkomst scheen
de nieuwsgierigen in een ban gesla
gen te hebben; ze wisten niet, wat ze
zouden zeggen, en niemand vond een
woord van welkom voor den aange
koniene.
Maar plotseling werd de stilte door
een spottend gelach verbroken. De
oude Hansen, die een gevoel had, als
of iemand hem een slag had toege
bracht. keek toornig om. Maar Heinz
trok hem zacht bij den arm mee. Op
het gezicht van den jongen man lag
een eigenaardige, fijne glimlach.
Laat het toch vader. Waarom
zou een dom mensch ook niet eens
zoo dwaas lachen als een onnoozel,
dwaas schoolmeisje?
Fameus Heinz, dat heb je fameus
gezegd. De oude man lachte tegen
zijn zoon en ze gingen verder.
Die draagt zijn rijkdom in zijn
mooien reiskoffer, spotte de man, die
zooeven zoo boosaardig had gelachen,
achter lien, waarop Heinz zich om
keerde en lachte. Alles saamgenomen
was het een zonderlinge terugkeer,
maar men bewees den ouden man,
dio zooveel gedaan had voor de ont
vangst van zijn zoon, dien hij in elk
goval voor rijk had gehouden, gedu
rende de eerstvolgende dagen achting
en eerbied.
En Heinz? Heinz was voor de men
schen een raadsel en ook voor zijn
eigen vader. Dat het hem daar in den
vreemde niet goed was gegaan,
scheen allen duidelijk, want Heinz be
zal slechts een enkel pak en dat was
nu juist niet nieuw en modern. Maar
hii was altiid vrooliik en alt-öd glim
lachte lui. Een innerlijke vrooliikheid
verhelderde zijn gelaat. Hij scheen
gelukkig Ie zijn, dat hij naar huis had
mogen komen en op kosten van zijn
vader mocht leven. En deze had nu
juist niet veel over. Gedurende de
eerstvolgende dagen dacht de oude
lieer Hansen wel een paar koor, dat
Ilcinz weinig haast maakte met naar
een betrekking om te zien, maar hij
onderdrukte oeze gedachte. Het zou
alles wel goed gaan dacht hij. Hij
was pas drie en dertig jaar en het
was natuurlijk, dat hij de eerste da
gen na zijn thuiskomst zijn gemak
nam.
Maar Hanne Schmidt bekeek de
zaak met andere oogen en slak haar
meening niet onder stoelen en ban
ken. Ze zei het wel niet met woorden,
dat ze Heinz als een dagdief be
schouwde, maar liet het hem duide
lijk genoeg voelen. Ze keek hem me
nigmaal zoo verachtelijk van ter zijde
aan. En buitenshuis liet ze haar tong
den vrijen loop.
Zoo'n luie kerel 1 schold ze bij
kennissen. Ik kan dien leeglooper
niet uitstaan. En ik begrijp zijn va
der niet. Maar ik zal den ouden man
eens mijn meening zeggen. Ik houd
mijn mond niet langer. Men zou im-
ers van verkropte woede stikken.
En ze liet reeds den volgenden mor
gen, nadat Heinz het huis had verla
ten, op haar woorden de daad vol
gen.
Luister eens, meneer Hansen, Ik
moet eens een woordje met u spre
ken. Het betreft Heinz
Mijn zoon Wat is het met hem,
Hanne
Wat het met hem is Wel, mijn
lieve tijd men kan het immere niet
meer aanzien. Hij komt hier doet
in 1 geheel niets laat zich door
zijn ouden vader, die zelf niet te veel
heeft, onderhouden
Halt I Geen woord meer don
derde de oude man.
Nu zeg 'k je juist nog meer
brulde llannc. Het is zonde en schan
de Als gij hem niet eindelijk de
waarheid zegt, dat hij een dagdief,
een luilak is, dan zeg ik het hem in
zijn gezicht.
Waag het niet, want dan....
Haha I Wie zou mij dat verhin
deren Wat voor een hoop geld hebt
ge het venster uitgeworpen Alsof
Heinz als een rijk man thuiskwam.
Eu wat heeft hij Niet eens fatsoen
lijke kleeren heeft hij. Wat heb ik
moeten schuren en wasschen.
Een zekere trek op het gelaat van
den ouden man deed Hanne nu toch
zwijgen.
Nog één woord over mijn zoon,
riep de oude man met een stem,
die van drift beefde, en je verlaat
het huis .Vlies, wat ik nieuw heb
aangeschaft, geschiedde ter eere van
mijn zoon. Mijn zoon.... Wat raakt
het mij, of hij rijk is of niet. Ik ver
heugde mij op de thuiskomst van
mijn zoon en ik ben blij, dat hij er is.
Waag het niet nog eens, Hanne, iets
dergelijks te zeggen, als je zoo pas
gezegd hebt noch tot mij, noch ach
ter mijn rug
En Heinz, die bij de deur had ge
staan, en elk woord had gehoord,
sloop in den tuin en lachte bij zich-
zclven, terwijl hij een sigaar aanstak.
Maar de oude Hansen was door de
woorden van Hanne toch erg opge
wonden geworden en des namiddags,
toen hij met Heinz ging wandelen,
begon hij na een langdurig stilzwij
gen
Heinz, ik was straks op de bank
en en toen toen heb ik wat voor
je meegebracht, mijn zoon.
Hij drukte den jongen man een
couvert in de hand.
Geen woord er over, voegde
hij er bij.
Maar waarvoor, vader vroeg
Heinz verwonderd.
Zijn vader maakte een afwerende
beweging met de hand.
Óch, zuo maar een beetje zak-
geld voor jou verder niets.
Honderd mark Maar, vader,
wat moet ik toch met dat geld Zeg
mij toch, wat ge daarbij denkt. Toe,
vader
Je inoogt het echter niet kwalijk
nomen, Heinz. En je moet je ouden
vader niet verkeerd begrijpen.
Nooit, vader.
Kijk eens, Heinz, velen van onze
buren dachten waarschijnlijk, dat het
jou in den vreemde heel goed was ge
gaan. Wat weten de menschen er
van, hoe moeilijk het is, daar ginds
zijn brood te verdienen. Je weet wel,
wat ik bedoel. En nu denken ze....
Ik begrijp het al, vader. Ge zoudt
gaarne zien, dat ik mij beter kleedde,
om hun te toonen, dat het niet heele-
maal met mij is misgeloopen. En nu
geeft ge uw dagdief van een zoon
honderd mark van uw zuur bespaard
geld. Ge maakt mij beschaamd, va
der.
Onzin I riep de oude man.
Je zult wel een betrekking vinden, en
later kun je dan voor mij doen, wat
ik nu voor jou doe.
Ge maakt mij beschaamd, vaderl
Ik neem uw geld niet.
Je moet, Heinz I Doe het om mij,
jongen I
Vader, vader, mompelde de
jonge man met bevende lippen, ge
hebt een bittere teleurstelling gehad
door de terugkomst van een zoon,
dien ge zoo feestelijk hebt ontvangen.
Ge gelooft, dat het mij in den vreem
de slecht is gegaan, en toch viert ge
mijn terugkomst alsof ik een million-
nair was.
De oude man keek zijn zoon ver
wonderd aan, want deze sprak op
zoo'u eigen aardigen toon.
Ik ben niet zoo arm» als ge
meent, vader, vervolgde Heinz, en
lachte hartelijk.
Maar onmiddellijk werd hij weer
ernstig. Hij legde zijn vader den arm
cm den hals en keek hem diep in do
oogen.
ik heb den besten vader op de
wijde wereld. Ik ken onze beste Lech-
beckers zoo tamelijk. Ze verwachtten
in mij een man te zien met handen
vol ringen, een dikken gouden horlo
geketting op het vest, enzoovoort. Ik
heb die lui beet willen nemen en het
is mij prachtig gelukt Tegenover u
was dat verkeerd, maar u kende ik
immers ook volkomen. En ik ben blij,
dat ik deze list heb aangewend, om
dat ik nu een heel aantal van onze
lieve buren op hun rechte waarde
heb loeren schatten.
Hij hield het biljet van honderd
mark een poosje in de hand en zag
©r peinzend op neer. Daarna stak hij
het in zijn brieventasch.
Dat behoud ik als een eeuwigdu
rend aandenken, zei hij zachtjes.
Vader, ik beu trotsch op u.
De oude Hansen zette een gezicht,
alsof hem plotseling een centcnaars-
laat van 't hart was genomen.
Zoo, mijn jongen Je hebt hun
beetgenomen vroeg lxij. En je
bent niet hcelemaal arm
Heir»z lachte luidkeels. Daarna
fluisterde hij zijn vader iets in 't oor,
i waarop deze letterlijk achteruit-
sprong.
Jongen jongen riep hij
toeu. Thans ben ik trotsch op jou
vreeselijk trotsch
Ik ga nu naar Lechbeck terug,
zei de oude man na een poosje.
Heinz lachte. Hij begreep alles. Hij
wist. dat binnen een uur een oude,
trotsche man de menschen de waar
heid omtrent „zijn zoon Heinz" ver
teld zou hebben.
(„N; v. t N."l.
DE MILLIONNAIR IN DE CLUB'
DER KRANTENJONGENS.
De New-Yorksche kranten jon gons,
die in de straten van do reuzvnsLad
nieuwste kranten uitschreeuwen
verkoopen, hebben gelijk iedere
Amerikaansche beroepsstmid, die zich
zeif respecteert, hun club. Deze club
had «enigen tijd geleden oen gewich-
tigen dag. De krantenjongens hebben
namelijk hunnen vroogcron coIIcra,
den mulfl-millionnnir Barney O'Reiïl.
kameraadschappelijk de hand ge
drukt. De he-T Barney was in ziinc
jeugd een gewone krantenjongen.
Dat heeft hit nooit vergeten en eens
liet hij zich, zonder er eigenlijk good
bij te denken, dat zijne vrouw in het
rijkgebouwde paleis oj> hem wachtto,
door zij a ahauffeur naar het clubge
bouw der krantenjongens brongen.
Hij vermaakte zich zoo goed in liet
gezelschap der krantenjongens, dat
hij er den geheelen nacht bleef. „Gij
allen zijt thans, wat ik voor dertig
jaar was", zei hij tot de knapen.
„Toen ik op een goeden dag op straat
kranten ventte, zei 'n oude heer tegen
mij: „Ga naar het Westen, jonge
man, daar kun je fortuin maken!"
,,Ik volgde zijnen raad en werkte in
het Westen met mijn hoofd en mijn
handen Doet dat ook jongens, en er
zal wat goeds van je groeien. Maar
weest vooral steeds goedsmoeds en vol
goede hoop..."
Da krantenjongens riepen na do
toespraak een „hij leve!" uit op hun
..ouden heer" en hehben in dezen
nacht het gevoel gehad, toekomstige
millionnairs te zijn.
EEN SERVIES VOOR f 300,000.
De Amerikaansche millionnairs
kunnen er zich op beroemen, dat een
van hen het kostbaarste tafelservies
der wereld bezit De eigenaar van
dezen schat is senator W. A. Clark de
koperkoning. die kort geleden door
den rijkdom en glans van zijn palcis
in de 5th Avenue te New-York al zijn
millionnairscollega's overblufte. Maar
de koperkoning was vun morning, du
in zijn huis, dat ongeveer 18 niillioen
gulden heeft gekost, oen waardig eet
servies ontbrak, en gaf een goudsnti i
to Chicago opdracht om hot sondes te
vervaardigen. Het la nu klaar en af
geleverd: oen servies voor 24 personen
met allo borden, schotels, vorken,
mossen, enz. Het kunstwerk heeft
120.000 dollar gekort., d.i. 300.000.
Ieder stuk is uit lui fijnste Ameri
kaansche zilver gefabriceerd en voor
zien van e-n dikken, massief gouden
rand, waarop het monogram van den
eigenaar gegraveerd. De uilvoering is
geschied naar de architectuur van de
eetzaal.
MOF EN BERENMUTS.
Dezer dacen meldde z»ch aan de
Londensclie kazerne van de Geil
st ream Guards een jonge schoone,
die sergeant Bartlemow verlangde te
spreken.
De schildwacht, die haar te woord
stond, werd sterk getroffen door de
prachtige mof, die zij droeg, te meer
omdat hij er in meende te herken
nen de berenmuts, die hem ©enige we
ken geleden ontstolen was. Hij meld
de zijn vermoeden aan den comman
dant van de wacht; de jonge dame
werd gearresteerd.
De zaak is voor geweest, doch hel
vriendinnetje van sergeant-Bartlemow
zou bij gebrek aan bewijs zijn vrijge
sproken, toen een kapitein van de
Goldstream. die als deskundige ge
tuigenis liud moeten afleggen, het
verzoek deed, de mof te openen en in
de voering te zoeken naar het regi
mentsnummer.
Men tornde de muts open... En niet
één cijfer, maar drie cijfers werden
gevonden.
De prachtige mof was het Britsche
Rijk op drie berenmutsen van aijn
Goldstreains komen te staan.
Sergeant Bartlemow zal zijn galan
terie duur betalen!
DAMRUBRIEK.
HAARLEMSCHE DAMCLUB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meyer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
No. 239.
Fantasie-Probleem van
P. J. Eype.
Zwart
1
H
ii m
SSR-
H
It
6W/
S
wAy.
Él
a
1®
Hl
Wit
«7
40
4»
6U
Zwart schijven op 1, 8, 6, 12, 15, 16, 17, 34, 35, 36 en dammen op 5, 7, 14,
26 en 40
Wit schijven op 21, 23. 24, 25, 27, 28, 29, 31, 37, 38. 41, 42. 43, 45. 47, 48
en dammen op 44 en 49
No. 240.
Probleem van V. Duport.
Zwart
41 40 t» DU
Zwart schijven op 3, 5, 6, E
Writ schijven op 16, 26,
Oplossingen van beide problemen
worden ingewacht aan bovengenoemd
adres, uiterlijk Dinsdag 28 Maart a. s.
De liefhebbers worden or in 't bij
zonder op gewezen, dat No. 240 een
zeer fraai probleem is, en zal het ons
aangenaam zijn, wanneer veel oploB-
siDgen daarvan inkomen.
Oplossing van Probleem No. 235
van den auteur Wit 45 - 40, 39 - 34,
49 - 43, 44 - 39, 28 - 23, 33 42, 38 7
ïz. I
2e Oplossing Wit 49 - 43, 44 - 40,
1 - 23. 33 - 31. 28 7 I
De oplossing van den auteur is
zeer aardig, jammer, dat langs een
voudiger weg ook een oplossing te
verkrijgen is.
Oplossing van Probleem No. 236
van den auteur Wit 30 - 24, 39 - 33,
40 - 35 A, 26 - 21. 25 - 20, 42 - 38,
48 17, 21 1
A of indien zwart direct slaat 30 28
dan 26 - 21, 44 - 40, 25 - 20 en verder
als boven.
Goede oplossingen ontvangen van
de hoeren P. J. Eype, J. Jacobson
Azn., J. Lycklarna. W. J. A. Matla,
C. Serodini, K. Siégerist en G. v. d.
Werff G.zn.
FUSIE.
De afgevaardigden nlt den Nat
Dambond en den Algem. Nederl. Dam-
9, 10. 14, 17. 18. 19. 20 en 35
27, 28, 29, 31, 32, 33. 34, 37,
38 en 50
bond, die een Commissie vormden ter
overweging van de mogelijkheid, om
tot fusie te geraken en één Neder-
landschen Dambond te stichten, zijn
tot de gewcnschte overeenstemming
gekomen.
Er is thans besloten op Zondag 9
April a. s., des namiddags te 1 uur,
in de groote bovenzaal van „De Nieu
we Karseboom", Rembrandtplein te
Amsterdam, een gecombineerde ver
gadering van de leden der beide bon
den te houden.
De agenda dezer vergadering is
a. v.
1. Stichting van den Nederland-
schen Dambond, onder leiding der
Fusie commissie.
2. Behandeling statuten en regio-
ment van den Nederlandschen Dam
bond, c. a.
3. Verkiezing van een Hoofdbestuur.
4. Verkiezing van redactieleden en
administrateur van het Bondsorgaan..
5. Rondvraag cn sluiting.
Het zal wel onnoodig zijn den le
den van beide bonden een aansporing
te geven tot het bijwonen van deze
belangrijke vergadering. Een ieder
houde dien dag daarvoor vrij 1
De Haarlemsche Damclub houdt
hare bijeenkomsten lederen Maandag
avond van 8 tot 12 uur ln het ge
bouw „De Nijverheid", Jansstraat 85,
alhier. Liefhebbers van het damsel
iijn daar steeds welkom.