a
m
S6L
m
m
11
11
T
§1
n
11
a
li
M
m
1
m
m
1
m
HP
l
Hf
4
1"
h ui-, ci'l in druk ip haar gemaakt,
dat ze tut eiken pi iis zicil door Iwar
wikic <l«en begrijpen.
Sihylle gaf hier immers „veel. voel"
en ze had immers vroeger beweerd,
dat dit het eenigste was, waarop het
aankwam. Maar ze gaf niet meer on
verschillig, ze berekende niet meer,
wie er het rijkst bij werd, zij of het
kind. Ze deed, wat zo niet laten kon
en koesterde slechts den onbaatzuch-
tigen wensch, dat ze altijd het rechte
mocht doen. Ze wilde niet meor de
„schoone" juffrouw fieeten, maar de
goede", zooals de dokter.
Hoeveel haar nog ontbrak, bemerk
te ze heden, toen ze de keuken der
wasohvronw binnentrad en plotseling
in de kamer de stem van den nrmen-
dokter hoorde. Heel onverwacht. Was
't niet pas morgen zijn dag?
Z'in stem! Ne*m. dat was geen
klinkend metaal, geen luidende
schel!"
l'it haar klonk de zuivere menschen
liefde Daar sprak de troost, daar
plonsde de scherts, dnar vermaande
het nrnrtisrhe verstand.
Ongemerkt had ze weer willen weg
gaan. maar ze vergat het. zoolang ze
die stem hoord-a Naast den kleinen
zwarten haard stond ze in de halt
donkere, rookerige keuken, die den
ingang tot de kamer vormde In den
namven. donkeren tuin rumoerden de
mussehen, de vlier was uitgebloeid,
veidroogd hingen in de takken de
bruine trossen, die voor kort nog zoo
geurden.
Maar de lente had hier meer ge
daan dan spoedig verwelkende vlier-
bloemen voortgebracht, ze had een
ziek, wegkwijnend meiischenkind ver
sterkt. door de inwendige lente van
een ander menschenkind.
Sihylle glimlachte; een bekoorlijke
uitdrukking kwam op haar gelaat en
het schitterde letterlijk in deze som
bere. armoedige omgeving. Daar
werd plotseling de deur geopend en
nog met een vriendelijk woord op de
lippen kwam dokter Stoermer eruit.
Van schrik en verlegenheid nam
Sihylle een stuk hout en ratelde daar
mee in de kolen op den haard, zoodat
de' vonken er uit stoven.
Het vuur gaat uit, mompelde ze
in doodelijke verlegenheid.
Neon, het brumlt lielderder dan
ooit! viel de jonge dokter baar in de
re-de.
lin het is geen kuostmatig vuur
werk meer, het is echt haardvuur.
Hij zocht haar hand.
Die zit vol roet! verweerde ze
zich nog eenmaal, maar haar stem
was onvast en haar tegenstribbelen
hielp haar niets meor.
Daar kwam de vrouw uit de kamer.
Mijn hemel juffrouw?
Maar ze trad dadelijk weer terug
en trok de deur stijf dicht
Wat is er moeder? vroeg binnen
de kleine Toni. Is de juffrouw
daar? En de dokter ook? Wat doen ze
daar?
Wacht een beetje, kindl zei de
moeder op een eigenaardigen toon.
"Weldra ging de deur weer open en
twee gezichten, sclütterend van blijd
schap en toch vochtig van tranen, ke
ken naar binnen.
Beste vrouw, zei Sibylle met ont
roerde stem, hoe was het ook nog
rnet weer een dienst bewijzen?
W eet je, dat ik zoo juist in je keuken
voor don ouden leuningstoel mijn le
vensgeluk in ruil heb ontvangen?
(N. v. b. N.)
Gerechtigheid.
Schets door Gord Harmstorf.
Stijf en recht als een kaars, alsof
zijn lange, magere gestalte uit hout
wns gebeiteld, ze* het raadslid Pra-
torius in zijn armstoel voor de schrijf
tafel. Op zijn scherp besneden, hoe
kig gezicht lag een uitdrukking' van
de grootste onverzettelijkheid en zijn
koele, grijze oogen keken streng,
toen hij op ontevreden toon zei
Hel doet inij werkelijk verbaasd
staan, Friedrich, dat jij je tot pleit-
bozorgei en voorsprauk van een ge-
meeiien schurk kunt opwerpen. Want
ik zal hem in het vervolg geen ande
ren naam meer geven, al is hij ook
mijn zoon. Hij IteeL zicL- aan het geld
van zijn patroon vergrepen, om het te
verkwisten. Daarvoor is evenmin een
verontschuldiging als eenige toegeef
lijkheid mogelijk. Hij moet de straf
dragen, die hij verdiend heeft Dut is
voor mij een afgedane zaak en het
zou mij aangenaam zijn, als ik daar
over niets meer behoefde te hooren.
De kleine man met hei goedhartige
en op dit oogenblik zoo diep-treurige
gezicht, tot wien deze woorden ge
richt waren, zuchtte diep en streek
zich, nu zeker wel voor de tiende
iuaal, uiet den bonten zakdoek over
het vochtige voorhoofd.
üp miju woord, jij bent te hard
tegeuuver heinj OirisLupb Et. ai was
zijn misdrijf honderd in aal zwaarder,
dan nog zou de oprechtueid van zijn
beiHjuw hem aanspraak geveu op
jouw medelijden. Als men de zaak
goed beschouwt, ben jij toch ook met
heelemaul zonder schuld, dat het zoo
ver met hem kou komen
;\iet zonder schuld lk
Wat is dat toch voor een praat t Ik
heb den jougeu opgevoed met alle
nuuwgezetheid, die een vader maar
kan toepassen. En hij heeft nooit een
ander voorbeeld voor Oogen geluid,
dan het voorbeeld vau de strengste
rechtschapenheid. Ik zou wel eens
willen zien, wie wat zou kunnen zeg
gen, dat ook maar hel kleinste vlekje
op mijn eer wierp. Of ben jij mis
schien van een andere meening jij,
mijn Droer?
De kleine tnari keek voor zich neer.
Dut was het niet, wat ik bedoel
de. Chrisloph lk weet wel, in hoe
gioote rnaie jij het vertrouwen en de
achting van jouw medeburgers ge
niet. Maar men kan zich ook nog op
een andere wijze aan zijn kinderen
bezondigen, dan door lessen na te
laten en door een slecht voorbeeld.
En ik meen, dat je juist in dat an
dere soms tekort bent geschoten.
Hermann heeft het ongeluk gehad,
zijn moeder heel vroeg te verliezen.
Daarmee is er veel warmte en veel
zonneschijn uit zijn jeugdig leven ge
nomen. Jij hebt hem altijd slechts den
tuchtmeester en den onmeedoogenden
rechter over zijn jeugdige misdaden
laten zien. De vrees voor jou heeft
zijn vertrouwen verstikt. Hij is er
aan gewoon geworden, geheimen
vonr jou te hebben, omdat hij wist,
dat hij nooit op t -egevendheid voor
zijn zonden Ik;hoefde te rekenen, ook
niet, wanneer het slechts de natuur
lijke dwalingen van zijn jaren waren.
Zijn verlangen naar liefde en teeder-
hoid is zoo lang onbevredigd geble
ven, dot het misschien niet zoo ge
heel onbegrijpelijk is. wanneer hij
eiken maatstaf voor het beoordeeler
der dingen verloor, toen hij thans
eindel <k een wezen gevonden meende
te hebben, dat dit verlangen bevre
digde. fl-j is verleid en bedrogen, zoo
als reeds zooveel duizenden vóór
hem verleid en bedrogen ziin. Hnd h»
een vriend gehad, die hem bijtiïds
kon waarschuwen, dan ware denUe-
l'ik niet gebeurd, wat nu geschied is.
En mij dunkt, dat jij eeoigszins ver
plicht waart geweest, die vriend te
zijn.
Het raadslid maakte een beweging
van ongeduld.
Neem me niet kwalijk maar
dat is niets dan dwaze praatDe
jongen heeft in jou altijd een be
schermer gehad, wanneer het noodig
was een zijner slechte streken behoor
lijk te bestraffen. En toen hij zag,
dat hij bij mij niets uit kon richten,
heeft hij natuurlijk weer beproefd,
jou voor zich te winnen. Ik acht liet
werkelijk een geluk, dat je niet in
staat waart, hem de zesduizend mark
te cevon, die hij verduisterd heeft en
mei de terugbetaling waarvan hij de
aangifte bij de rechtbank kon voor
komen. Want ik wil niet, dat deze
aangifte achterwege blijft. Als hij er
nu met een blauw oog afkwam, zou
ik zeker kunnen zijn, dat de geschie
denis zich 11a korter of langer tijd
herhaalde. Mijn leven lang heb ik
hot beginsel verdedigd, dat iemand do
gevolgen van zijn daden moet drager
en dat er rechtvaardigheid moet zijr
zonder aanzien des persoons. 7-al ik
dit beginsel nu verloochenen, wijl het
dezen keer niet om een vreemde gaat.
maar om mijn eigen zoon
En als je os armee nu zijn gan-
sche leven vernietigt Als jc hem
door de vlek, die op hem zul blijven
Kleven, letterlijk de mogelijkheid be
neemt om zicii een plaats in de maat
schappij te veroveren, welke met zijn
capaciteiten oveieensieint t
Nu, dan heeft hij dat aan zich-
zelven te wijten Een muoie zedeleer,
dat een dief ongestraft zou blijven,
rijken vader te bezitten, terwijl de
zouu van een armeu drommel zondei
pardon naar de gevangenis moet
kuieren. Hem tegen de gevolgen van
zij 11 daad ie bescnermen zou zijn een
onrecht plegen tegenover de maat
schappij, welke te dienen ik als mijn
levenstaak beschouw. Het bestaan,
dat hij zich op grond van 011 bespro
keu gedrag zou opbouwen, zou een
leugen zijn, en ik zal mij niet tot
medeplichtige aan zulk een leugen
maken.
Het is dus jouw onherroepelijk
besluit, Christoph, hem aan zijn lol
over te laten
Ja Rechtvaardigheid boven
alles. Daar ligt de brief, waarin
ik de bestolen firma mededeel, dat
ik geen aanleiding vind om do door
mijn eervergeten zoon veroorzaakte
schade te vergoeden en dat ik zeïfs
de aangifte bij de justitie wensch
Nog 111 dit uur zal de brief naar de-
plaats zijner bestemming worden ver
zonden.
Nu stond de kleine man, die niet
zooals zijn broer, oen rijk man, maar
slechts een eenvoudige privaat-onder
wijzer was geworden, van zijn stoel
op en legde zijn bevende hand op
•den schouder van het raadslid.
Neen, Christoph, mij dunkt, dat.
hij niet verzonden zal worden. Want
nog heb ik niet alles gezegd, wat tot
verontschuldiging van jouw armen,
ongelukkigen jongen aangevoerd kan
worden. Ik hoopte, dat ik het niet zou
behoeven te doen. Maar jouw kort
zichtige hardvochtigheid en de in
beelding op jouw rechtschapenheid
dwingen mij hel te doen.
Het raadslid had bii deze woorden
met een heftige beweging do hand
zijns broeders van zijn schouder ge
schud,
Kies je woorden wat zorgvuldi
ger, alsjeblieft. Niemand moet het
wegen te spreken van mijn inbeel
ding op mijn rechtschapenheid. Mij
dunkt toch, dat het een man meteen
vlekkeloos verleden geoorloofd is zich
te beroepen op de onbevlektheid van
het schild zijner eer.
Een man met een vlekkeloos ver
leden misschien jii echter jij
moest het niet doen, Christoph, jij
niet
Met een ruk richtte de ander zich
te rerheffen. Maar zijne woorden
moesten desniettemin zijn broer als
knotslagen getroffen hebben, want
hij bedekte zijn oogen met de hand,
en ziin magere schouders schokten.
Eindelijk draaide hij zich niet een
half onwillekeurige beweging naar
z'un schijftafel om en verscheurde
den brief, waarvan hij straks had ge-
sproken, zonder een woord te zeggen,
fn klpine stukjes.
Ga zei hij op doffen toon.
Ik kan thans cee-n menschen zien.
Maar ik mag Jouw zoon bii je
zenden om vergiffenis af te smeeken.
i' lwanr \Y:>n' thans thans I»kt
bet jc, naar ik hoop. niet meer zoo
»r>t"il onvergeeRMk. wat hii gedaan
heeft.
-- Laat hem komen 1 antwoord
de het raadslid zonder op te kijken.
Maar toen de deur achter zijn
broer, die na een zuchten groet heen
ging, dichtviel, liet luj zich in zijn
stoel achterever vallen en bedekte het
gelaat met beide honden.
(,,N. v. 't N.")
1 in zijn kantoorstoel op.
I Je waagt hel
Bliif bedaard, bid ik je 1 Ik zei
I je immers reeds, dat het niet mijn
wensch tn mijn plan was er over te
spreken. Waar ik het dertig jaar in
de diepte van m'n hart verborgen heb
gehouden, had liet daar ook nog wel
langer liegraven kunnen blijven.
Maai ik kan het niet hooren, dat je
hier, waar oen jong meuschenleven
op het spe' staat, hoogdravende uit
spraken laat hooren over rechtvaar
digheid en gerechtigheid, die boven
alles zouden moeten gaan en van de
leugen van een bestaan, dat op on
verdiende onbesprokenheid is opge
bouwd. Want, als men het zoo be
schouwt, Christoph, dan is immers
ook jouw eervol bestaan, jouw ge
achte positie niots anders dan zulk
een leugen.
Het raadslid leunde mei. zijn volle
gewicht op het blad van zijn schrijf
tafel. Zijn gezicht was in een wonder
baarlijke beweging.
Ik begrijp je niet. Je moet gek
zijn, dat je het waagt, zulke dingen
te zeggen.
I Neen, ik ben niet gek, Chris
toph En mijn geheugen bedriegt mij
evenmin als mijn oogen mij bedrogen
hebben in den nacht, toen je heime
lijk de sohriifiafel van vader open
brak om je de middelen te verschaf
fen \o0r liet betalen van een door
lichtzinnigheid gemankte schuld. De
nasporingen naar de dieven hebben
toen geen resultaten gehad want
ik heb gezwegen. Ik kon het immers
niet weten, dat je zulke strenge
ideeën had over de boete, die onver-
miidelijk op elke zonde moet volgen.
Ik kon het immers niet weten, dat je
dertig jaar later jouw zoon om een
geringer misdrijf te gronde zoudt
willen laten gaan, alleen ter wille
van de gerechtigheid.
Hij had dat alles op zijn gewonen,
zachten toon gezegd, zonder ziin stem
lioe men millionnr
wo dt.
Een man van rijpen leeftijd en een
jougmensch zaten op zekeren avond
bij liet hoekje van den haard te keu
velen.
Zonder eenige inleiding vroeg de
nieuweling eensklaps: Zeg u mij
eens, hoe wordt meD millionnair?
Door duizend en een middelen!
Maar dat getal is zoo groot; wat
is dan wel het. zekerste middel?
Dat is er niet bij, want aLle zijn
even goed. Door werken, door intri
gues, toeval, spel. 't Is ook dikwijls
een goed middel, wèl te doen.
Op dit gezegde begon het jong-
mensch te glimlachen met een niet
te miskennen uitdrukking van onge-
loovïgheid.
Ja, hernam de ander, men
kan rijk worden door 't goede te
doen, en het goede, zonder drukte,
zelfs aan een hond.
Weer dezelfde glimlach, wat scher
per dan den eersten keer.
Zelfs aan een hond, ik zeg het
nog eens. En hij voegde erbij:
Wilt ge, dat ik u een geschiedenis
vertel tot bevestiging van hetgeen ik
u zeide? Ik vraag uw geduld slechts
voor tien minuten.
Spreek ik hoor u aan, zei de
scepticus.
Nu dan, luister toe, en houd bij
voorbaat het zeer eenvoudig© feit,
wat ik u ga vertellen, voor waar ge
beurd.
Vijf en twintig jaar geleden deed
Paul Cernoy zijn arts-examen. Het
weinige fortuin, dat hij had gehad,
was aan zijn studiën besteed. Toen
hij zijn diploma ontving, was hij dan
ook zoo arm, als een man, die niets
heeft om te leven, dan wat kennis en
zijn zes en twintig jaren.
Een oude collega gaf hein den raad
zich in de provincie te vestigen; maar
Paul trok hierbij een leehjk gezicht,
want hij hield van Parijs en zijn
vTOolijk leven.
Ik begrijp wel, dat de raad. dien
ik je geef, niet in je smaak valt, zei
dc nestor. Ik had het moeten be
grijpen. Alle jongelui ziin hetzelfde;
Parijs trekt hen aan. Blijf er dan,
maar bereid je er op voor, dat je
minstens twintig jaar te lijden hebt,
vóór dat je slaagt.
Wat zegt u, twintig jaar?
Er gaat niets van af, jongen! In
dat heerlijke land verdienen de mo
de-dokters geld bii hoopen, maar op
twee k drie uitzonderingen na hebben
ze niets te eten dan bedrieglijke
hoop! Hoevelen komen er niet tot het
succes vóór zij witte haren hebben. Je
gelooft me niet? Als je weet. dat al
leen in het departement van de Seine
tienduizend van onze collega's mar
telaren zün. Maar probeei het!
Paul Cernov luisterde niet naar de
ze verstandige woorden en bleef in
Pariis.
Na verloop van zes maanden had
h'i drie patiënten, die evenwel allen
te arm waren om hem te betalen.
Daar hii evenwel volstrekt. Parijs
niet wilde verlaten, vestigde hij zich
als apotheker.
Met veel geduld verdiende hij nu
zooveel dat hij kon leven.
Op zekeren avond thuiskomend, zag
hij iemand of iets voor zijn deur, dat
hem den weg versperde; bij nader
onderzoek bleek hel een poedel te zijn
die akelig jankend op den drempel
zat
Eorst wilde hij het dier wegjagen,
maar het bleek niet te kunnen loopen.
De jonge dokter boog zich over den
hond om te kijken wat de oorzaak
was van zijn geklaag en zag toen, dat
zijn poot gebroken was.
Paul Cernoy kon het niet over zich
verkrijgen het dier zonder hulp te
laten, legde een verband en hield
hem bij zich totdat de poot genezen
was.
Na drie maanden tiep het dier weer
uitstekend en had volstrekt geen pijn
Toen opende de apotheker hem de
deur, zeggend: Nu je beter bent,
j kan je terugkeeren vanwaar je geko-
j men bent.
I De hond keek Paul dankbaar aan
en ging weg. Paul zag hem niet te-
i rug.
Ongeveer een maand later hoorde
de apotheker op zekeren avond hard
aan zijn deur krabbeu. Hij luisterde
en hoorde nu een luid geblaf; het
j was alsof de vierbeemge bezoeker j
nep 0111 open te doen.
Nieuwsgierig naar den ki&ul, die
toegang verzocht, opende Cernoy de
deur, en dadelijk kwam de poedel bin 1
nen; achter hein aan hinkte een liaze-
wind, welks rechterpoot treurig neer-
hing.
Ondertusschen liep de poedel van
den apotheker naar den hazewind en
omgekeerd, alsof hij hulp wilde vra-1
gen. Zeker had de verstandige poedel
den gewonden vriend ontmoet en
kwam nu Paul's hulp inroepen,
j Op zijn aanbeveling ontving de arts
liefderijk den zieke, die ook spoedig
i genos.
Maar waar blijft het millioen?
riep het jongemensch.
Een beetje geduld, vriendje, we ko
men er wel!
Is er dus oen vervolg'?
Natuurlijk. Enkele dagen na deze
tweede genezing kreeg Paul Cernoy
bezoek van een deftig© dame. Het rij
tuig met twee paarden, waaruit ze
gestapt was, stond voor de deur.
Zonder omwegen vertelde zij, wel
ke zaak haar hier bracht.
Mijnheer, ik kom om u te bedan
ken voor den dienst, dien u mc bewe
zen hebt.
Welken dioDst bedoelt u, me
vrouw?
Een hazewind, die een verbrijzel
den poot had en die den goeden inval
hod bij u te komen, en dien u vol
maakt genezen hebt.. Deze hond is
van mij, mijnheer.
De gravin vertelde verder dat zi;
het geval vernomen had van een ha-
rer bedienden, <üe, na de twee hon
den in de verte ie hebben gadegesla
gen. spoedig liet geiieeJo avontuur
nud begrepen.
lk heb toen verder naar u laten
informeeren, dat u, ondanks al uw
pogingen, moeilijk uw weg kunt ma
ken. Ik zul u nu een muhlei aan de
hand doen, dat zeer eervol is, en
waardoor ge spoedig rijk zult zijn.
Kijk Hoe bedoelt u dat, me
vrouw
- Op de eenvoudigste manier. Men
lieeft in Parijs maar heel weinig bij
zondere inrichtingen voor dieren. I.
heeft bewezen, dat u er veel slag van
hebt ze te genezen. W aarom wilt u
niet de geneesheer worden va.11 de
vrienden van den mensch l Om kort
te gaan, ik zal tor uwer beschikking
een som gëjiis stellen, waarmede u
een dierenhospitaal kunt stichten, en
ik weet zeker, dat u na vijf jaar de
beste resultaten zult zien.
De goede vrouw bedroog zich
niet. ging de verhaler voort.
Wat zij voorstelde werd aangenomen.
Paul Cernoy organiseerde een gast
huis voor honden, katten, apen, eek
hoorntjes, marmotjes, enz. Na vijf-
oii-twintig jaar had hij. hot geluk
hebbende in den smaak te vallen,
50.000 francs rente verdiend, die hij
nu nog geniet ten aanschouwe van
geheel Parijs.
Een millioen verdiend met het
verplegen van dieren herhaalde
het joiigeinonsclu Is dat geen
sprookje van Moeder de Gans Is het
werkelijk gebeurd
Of hel werkelijk gebeurd is? Jon
genlief, niemand beter dan ik kan
het je bewijzen, omdat ik zelf Paul
Cernoy ben. Ik heb een anderen
naam gekozen, om aan mijn verhaal
vva.t meer geloofwaardigheid te ge
ven.
Eea edel bart.
Toen de trein het..station zou ver-
lateu, kwam er eeu 'neger met wit
haar haastig aangeloopc», dwars
er de rails, en sprong op den reeds
beweging zijnden Wagen. Hij was
zeer zwart en zeer stolng, en de per
sonen, die gezeten waren, keken uun
of meer bevreesd, toen hij zonder
beogen dunk van zichzelven, door
liuu rijeu liep. Niemand vroeg hem.
plaats op een bank te nemen. Toen
tiij aan net einde vau den wagen ge
komen was, keek hij rond naar eene
zitplaats, met groote, verwonderde,
nieuwsgierige kinderoogen. Hij was
echter geen aanlokkelijk reisgezel,
dien iemand naast zich wilde heb
ben.
Klaarblijkelijk was do man dood
moede, want zijn schouders begon
nen van lieverlede te zakken, en elk
oogenblik verwisselde hij van voet,
waarop hij rustte, alsof ze hem piju
deden.
Eindelijk legde een jonge man, die
in een krant had zitten lezen, deze
neer en riep
H-er is nog een plaatsje open,
oompje. Ge schijnt vermoeid
De neger strompelde gretig voor
waarts naar do hem aangeboden zit
plaats.
Ja, sah (in Neger-Engelsch mijn-
lieer), dank u, sah zei hij dank
baar en liet zich op de bank neerval
len. Ik ben dood-op lieb al een
schrikkelijk lange voetreis achter den
rug. Weet u, vervolgde hij in zijn
neger-bargoeusch, nutster Heiuy
en ik wonen in Prince George Coun
try en verleden week is master Henry
gestorven. Nu bon ik maai- alleen.
Dat zie ik, zei de jonge man,
terwijl hij zijn krant opvouwde en in
den zak stak. En nu gaat ge ze-
kor naar het Zuiden, om werk te
zoeken
Neen, sah I Ik ga weer naar huis,
naar Prince George Country. Er
kwam in zijn oogen een vonk van
vurige verwachting en hij streelde
den rug der zitting zachtkens, alsof
het zijn oud, dierbaar thuis in 't verre
Georgië was.
Ik ben daar in ten naastenbij
dertig jaar niet geweest, vervolgde
hij langzaam, niet sedert, de Lin-
kum-mannen (de Verbondenen) ons
negers allemaal meenamen om te oor
logen. Er was een heele hoop, maar
zij. die niet sneuvelden, wistenA te
ontsnappen. Toen werd de plantage
door den sherif verkocht en bleef er
niemand dan de Norf. Wij denken,
dat hij geld genoeg had om te leven.
En gij bleef bij master Henry
De oude neger keek hem verwon
derd aan.
Natuurlijk, gaf hij eenvoudig
ten antwoord. Ik was bediende bij
liem en master Henry kon niet bui
ten mij. Hij is eeu heer eu geboren om
bediend te worden. Ik was over dag
uit, daar ik timmeren en metselen
kan, en had altoos vol-op werk.
En wat deed master Henry voor
den Kost
Master Henry vroeg de ne
ger met verontwaardiging. -- W el, ik
heb u immers gezegd, dat hij een
heer is 1 Hij deed niemendal, liij had
nooit iets geleerd, zooals de overige
blanken. Hij liad negers om voor hem
te werken.
Ge wilt toch niet zeggen, dat ge
hem na den oorlog hebt onderhou
den
De oude neger richtte zich kaars
recht op, met onbewuste waardigheid.
Als u zoo begint te spreken, heb Lk
niets meer te zeggen.
Ik vraag u excuus, zei de jonge
man haastig. Ga voort, ais 't u be
lieft
Het zwarte gelaat klaarde op. U
kent master Henry, niet. zei de ne
ger medelijdend, en daarom begrijpt
ge dat met. Natuurlijk werkte ik
voor hem! Had hij niet voor mij ge
zorgd voor de oorlog uitbrak? Ik zou
wel eens willen weten voor wat een
neger boter is dan om te werken!
Er kwam een jongen door den wag
gon, die broodjes met vleesch te koop
bood; de jonge man kocht er twee en
gaf die aan zijn reisgezel. De oogen
van den neger schitterden.
Dank u, massa, dank u, sah! zei
hij dankbaar. Ik heb vanmorgen
niet gegeten en tjet geld Is te duur,
om onderweg wat te koopen. Ik hoop
te wat te krijgen als ik Georgië zou
hebben bereikt.
Eenige oogenblikken later ontstond
or eene kleine opschudding in den
waggon. De conducteur was binnen
gekomen om de plaatsbewij'zen te
eontroleeren.
De jonge man haalde het ziine te
voorschijn en hield het gereed. De
neger zocht ijverig in ai zijn zakken
totdat hij zich eindelijk herinnerde,
dat hij het tusschen het lint van zijn
hoed gestoken had.
Ik heb alles bij malkaar moeten
schrapen om dit kaartje te koopen,
zei hij triomfantelijk. Toen hij het be
wijs van zijn hoed nam. Maar dat
hindert niet. Ik kan werken, en ne
gers hebben geen geld noodig als zij
thuis zijn. Zij krijgen geld als zij
werken.
Op de bank achter hem zat een
schamel gekle>ede vrouw, met een ge
laat. dat angst en vrees uitdrukte,
naast haar lagen verscheidene bun
deltjes en pakjes, en in haar armen
hield ze een bleek kindje met groote
oogen. Toen de conducteur haar op
den schouder klopte .schrikte ze 011.
Uw kaartje als 't u belieft.
Een blos van verlegenheid bedekte
haar gelaat; toen verdween die 0111
plaats te maken voor een doodelijke
bleekheid. Stug gaf zij ten antwoord:
Ik heb er geen.
Do conducteur werd ernstig:
Goed. Als ge aan 't eerstkomend sta
tion afstapt, bespaart ge ons de moei
te er u af te gooien, en hij keerde
zich naar de volgende bank.
De oogen der vtouw werden groote r
van schrik, zij sprong op en greep
den conducteur bij den arm.
Doe dat niet. sir! Om 's hemels
wil gooi me er niet uit! smeekte zij op
schorren toon.
M'n man heeft me geschreven
ove rte komen. Als ik tijd genoeg had
zou ik loopen maar hii ligt te ster
ven! een harde snik kwam tot op
hare lippen, maai' werd met geweld
onderdrukt. Ik heh gepoogd geld
te leenen, hier Jiet zij haar stem dalen
opdat de overige reizigers haar niet
zouden hooren, maar het lukte mij
niet. Wij hebben alles verkocht zoo
dat hij naar 't Zuiden kon gaan, zoo
als de dokter had voorgeschreven. En
nu is hij.... In wanhoop hief zij de
armen omhoog en viel zwak en uit
geput op de bank terug.
Waar woudt ge naar toe? vroeg
de conducteur minzuam.
Naai- Thoma8ville, in Georgië.
De oude neger schrikte op. Wel.
daar moet lk ook heen, en ik zal haar
mijn kaartje geveu, fluisterde hij de»
jongen man toe.
Het spijt mij, vrouwtje, zei de
conducteur na even geaarzeld te heb
ben, maar ik kan er niets aan
doen. Wij hebben maar één regel: be
talen of er uit. Ik ben zelf arm en
mag nfet tegen het reglement hande
len, het zou mij mijn betrekking kos
ten. En nu kwam hij bij den neger:
Uw kaartje als 't u belieft.
De neger liet zijn hoofd op de borst
hangen.
ik vrees, dat ge er mij uit zult
moeten zetten, baas, zei hij nederig.
Ik heb twee-en-zeventig centen in
't geheel, als dat voldoende is....
Ge stapt er aan de eerstkomende
station uit., hoort ge! barstte de con
ducteur uit op uorschen toon. Wij
zullen daar over een paar minuten
zijn. Als het niet zoo dichtbij was zou
ik den trein doen stilstaan en u er
uitgooien. Die arme vronuw heeft nog
een reden ter verontschuldiging,
maar gij... ge moest 11 schamen!
De jonge man stond op t punt te
protesteeren, maar 'n zeker iets op
het gelaat van zijn zwarten reisgezel
weerhield hem.
Alvorens de conducteur het eind
van den waggon bereikt had, begon
de trein zijn vaart te verminderen.
De oude neger stond op.
't Zal maar het beste zijn, dat Ik
uitstap, zei hij tot den jongen man.
Nogmaals bedankt voor uw broodjes
en ik hoop dat ge mij in vriendschap
herdenkt. Hier missy, vervolgde hij,
zich naar het arme vrouwtje keerend
en zijn plaatsbewijs in haar schoot
werpend Hier hebt ge een kaartje
naar Thomasville. Verlies het niet
En aleer zij begrepen had wat hij be
doelde. was hij reeds halverwege bij
de deur.
De jonge man stond op als wilde
hij hern terugroepen, maar toen
scheen hij er auders over te denken,
want hij ging weer zitten en staarde
peinzend het raam uit. Wellicht dacht
hij aan zijn reis en aan zijn familie
betrekkingen. Mogelijk ook herinner
de hij zich dat zijne beurs even
schraal gespekt was als die van den
neger. Toen de trein langzaam zich
weer in beweging zette en het station
verliet, haalde hij de courant uit zijn
zak en vouwde die open maar de
vrouw achter ham merkte op, (lat hij
het blad ondersteboven in de hand
hield.
DAMRUBRICK.
HAARLEMSCHE DAMCf.UB.
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, gelieve men te richten
aan den heer J. Meijer, Kruisstraat
34. Telephoon 1543.
Probleem No. 245, van
L. F. WIEGMAN.
'5' --
X
Zwart schijven op: 13, 14, 15. 18, 20, 23, 26, 28 en dam op 29.
Wit schijven op: 6, 25, 27, 30| 32, 35, 37, 38 en 39.
Probleem No. 246, van
W. VIJN.
40 tl 48 4» bU
Wit
Zwart schijven op: 10, 11, 12, 13, 16, 18, 19, 20, 25 en 40.
Wit schijven op: 22, 27, 30, 31, 33, 39, 42, 43, 47 en 49.
Oplossingen can beide problemen worden gaarne ingewacht MB b»
vengenoemd adres, uiterlijk Dinsdag, 18 April a.s.
Oplossing van Eindspel 241, van den auteur:
Wit- 44-39 42-47, 47-36 36:22 39-34 22-38 of 33, 45: 341
Zwart: 21-26», 26-31, 32-37b, 47-41c, 41- 46 of 47, 46 of 47:40
Wit: 39-34, 42.26, 26-481
a. Zwart: 21-27, 27-31, 32-38,
Wit- 3647, 47:33, 39-34 33-28 of 38 verder als hooMrarlaM.
b. Zwart: 31-37, 32-38, 3741, 41-46 of 47
Wit: 39-34, 22-39, 39 tot 17, 45:341
c. Zwart: 47-42, 42-48, 48 tot 26, 40
Oplossing van Eindspel 242, van den auteur: ,o,
Wit: 13- 9, 9- 4 14-10 4- 36 of 31. 36 of 81:47 of 48f
Zwart: 28-32. 32-37a,b, 3741 of 42c, 15:4
Wit: 4-311
a Zwart: 32-38,
Wit: 14:25, 4-10, 10-15 39-331
b. Zwart: 15-20, 32-37, 37-42, 4247d,
Wit: 39-341
d. Zwart: 42-48
Wit 4-31, 10- 4, ,39-34!
c. Zwart: 15-20, 37:26, 20-24 of 25,