BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. Mo iMTgUf ZATERDAG 29 APRIL 1911 No. 8644 DE ZATERDAGAVOND HAARLEW3 DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. GROOTE HOUTSTRAAT Sa. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUlr ADVERTENTIEN DOELTREFFEND ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Rubriek voor Vrouwen BRUIDSJAPONNEN, SLUIERS, BLOEMEN, TOILETTEN VAN BRUIDSMOEDERS. Het voorjaar is het seizoen bij uit nemendheid voor liet sluiten van hu welijken; en menige jonge bruid is reeds druk in de weer met het maken van de noodige toebereidselen. Het meeste interesseert haar echter de bruidsjapon; want alhoewel sommige prozaïsche menschen beweren, dat het „zonde" is om daaraan veel kosten en moeiten te bestedien, aangezien het bruidskleed slechts enkele uren dienst doet, zal de poëtisch aangeleg de jonge hruid daar heel anders over denken. In haar gedachten toch, tooit zij zich dien dag alleen voor hem wien zij haar jong leven gaat geven, aan wien zij zich voor altijd toevertrouwt! En daarvoor is immers niets te goed! Het bruidskleed moet echter niet op gesierd, doch van karakteristieken eenvoud zijn. Voor een jonge bruid, is wit mous seline de soie, op een onderjapon van liberty-satijn het allermooist; ook marquisette en fijne voile, kan men er voor benutten. Meer massief staan de witte satij nen en zijden japonnen; terwijl voor bescheidener beurzen wit mousseline de laine of cachemire in aanmerking komen. Bruidssluiers zijn in sommige fa milies erfstukken, the van moeder op dochter en kleindochter overgaan. Ze zijn dan gewoonlijk van kostbare, echte kant Wanneer men niet in het bezit is van zoo n familiestuk, dan ne me men effen fijne tule» die wel is waar eenvoudiger staat, doch niet minder flatteus. De sluier wordt nog altijd bevestigd onder een kroontje oranjebloesem of myhrtentakjes, waarvan ook een bou quet op het corsage gedragen wordt. De bruid draagt op den huwelijks dag geen andere bijouterie» dan die, welke zij ars huwelijkscadeau van haar bruidegom ontvangt. Veel moeilijker is voor de bruids- inoeder, de keuze van een gepast toi let Vooreerst omdat zij rekening moet houden met haar leeftijd en uiterlijk en ten tweede met den tijd van liet jaar, waarin zij haar toilet wil afdragen. Ik zou haar raden, het toilet zoo zoinersch mogelijk te kiezen, en niet al te bang te zijn, dat hot op den trouwdag een van die kille, huiverige dagen zal zijn waaraan ons voorjaar helaas maar al te rijk is. In dat ge val kan men een van dio chique lan ge mantels benutten, die dit jaar zeer in de mode zijn. Als ik daar even op merkte, dat de keuze van liet toilet voor een vrouw van middelbaren leef tijd zoo moeilijk is, omdat zij reke ning moet houden met leeftijd en uiterlijk, moet ik hieraan nog .toevoe gen, dat alles afhangt van haar per soonlijken smaak, want men kan on mogelijk den leeftijd bepalen, waar op men een zeker toilet al of niet meer kan dragen De eene vrouw van vijf en veertig jaar z;et er immers' veel onder uit, dan de ar.dere? Dit is eerstens afhan kelijk van het grijzen van het haar, maar vooral ook van het figuur. Er zijn vrouwen, die reeds op haar der tigste jaar een „laisser aller" over zich krijgen, waardoor ze 't de moeite r.let. meer waard vinden, aan haar uiterlijk eenige zorg te besteden. Ze loopen zonder corset en in gemakke lijke peignoirs en krijgen daardoor een alles behalve élégant figuur; door deze verwaarloozing willen zij dan aanspraak maken op eenvoud, het geen eigenlijk niets anders is dan ge makzucht die aan slordigheid grenst. Zulke vrouwen doen het beste, zich bij voorkomende gelegenheden in dof fe zwarte stoffen to kl©eden. Doch men heeft vrouwen van vijf- en-veertig jaar, dien men haar leeftijd niet aanziet. Dio aan haar figuur steeds de noodige zorg besteden en zich behoorlijk en naar de mode kap ten, kunnen zonder eenig bezwaar een toilet dragen, dat voor een vrouw van vijf-en-dertig jaar of jonger nog, bestemd is. Onmogelijk dus te zeg gen: tot dien leeftijd kunt ge een voet- vrije japon dragen, of móet ge een sleep drogen; tot dien leeftijd kunt ge lichte kleeren dragen, of zijt ge verplicht uw keuzo tot donkere nuan cen te bepalen. Alles komt hier aan op goeden smaak en eenige zelfken nis. We noemen allereerst een toilet van zwarte charmeuse en zijden éta- mine; (en passant zij hier opgemerkt, dat doffe weefsels slanker kleeden, dan glimmende stoffen, want glim mend satijn of liberty verdikken) als gameering benut men zwarte chant.il- ly of zijden fluweel. Voor jonger uit ziende vrouwen is het koningsblauw, em pi re-groen en licht grijs zeer in de mode. Ze kunnen die toiletten met tu- nique inrichten, doch het is niet nood- aakelij k eon sleeprok te maken aan gezien ook de voetvrije japon op ge kleed k.m aanspraak maken. MARIE VAN AMSTEL. Het Rijke Natuurleven EEN KLEINE DUINBEWONER. Zooals Haarlem's Dagblad van Dins dag reeds meldde is de nachtegaal weer in onze boschjes en struiken aangekomen. Opgewekt laat hij zijn heerlijke volle geluiden weerklinken over heuvel en vlakte, m bosch en In duin. Er is vreugde in geheel de vogel wereld, er is jool en pret en uitbun dig jubelen alien hun blijheid over het lentelandschap uit. In de duinen is het den geheelen dag door feest. Nauwelijks is deze aangebroken, of het gejubel begint en tot iaat in den avond duurt dit voort. Wilt gij van den vogelzang genie- ten, waag er dan in deze weken een wandeling aan. De meeste soorten zingen nu het mooist, allen zijn in feestornaat en ieder acht het zich tot plicht, zijn aandeel in gevoelvolle klanken te leveren. De meest bekende duinzangers heb ben wij samen al eens beluisterd. Aan de nachtegalen was een mijner eer ste schetsjes gewijd, maar stief moe derlijker zijn er de fitisjea afgekomen. Deze vlugge kleine zangers vormen toch een integreerend deel van de ge vederde duinbewoners. Van half April tot September leven zij in groot aantal in onze berken en dennen, in onze kardinaalsmutsjes en eiken. leder, die een duinwandeling mankt in deze maanden hoort of ziet ze en toch zijn er weinigen, die het diertje bij naam kennen. Daar zit er een op dien dikknoppi- gen eiketak. Hij is klein als een pimpelmeesje, maar mist het mollige modelletje van dit knusse blauwkopje. De fitis is ranker, fijner gebouwd en meer be rekend om vrij groote afstanden af te leggen, ai is hij nog geen matador in het vliegen. Weinig valt het olijfgroene rugje op en ook het gele slabbetje en de witte buikveertjes zijn niet sterk sprekend. Pittig steekt hij zijn grijsachtig snaveltje vooruit of maakt drukke beweginkjes met het weinig ingesne den staartje. Daar gonst een vliegje voorbij. Mot een vaartje gaat onze kleine vriend het achterna. In den strijd met an dere dieren, want een fitis is een vechtlustig ba.asje, intimideert hij den vijand door de citroengele streep bo ven het oog. Dit geeft hem iets krijgs haftigs en vinnig kijkt hij dan met zijn bruine kraaloogjes, zicli er over verwonderend, dat niet aJies voor hem op de vlucht slaat Voor het wijfje is ons vogeltje In- tusschen de geïncarneerde teederheid. Hij tracht haar genegenheid te win nen, niet door sierlijke bewegingen, zooals de eend, niet door spiegelge vechten, zooals de kemphaan, maar slechts door groote aanhankelijkheid en diepe kluagtoontjes. Wat onze robuste manmusschen in hel krachtige genre vertoonen, be zitten zij in bet zachte en teedere. Als zoon bruingemutste straatjon gen met afhangende vleugels en opge heven staartje luid tjilpend om het wijfje heen danst, probeert onze fitis het met smeekende geluidjes en een nederige houding, al zet hij dan ook, om wat meer de aandacht te trekken, zijn veertjes wat uit. Ieder doet het op eigen wijze maar toch, het resultaat is hetzelfde. Heeft het wijfje zich laten vertee deren, dan wordt naar een nestplaats uitgekeken. Een gewone kwestie zult ge zeggen, maar voor ons nieuwe paartje is het iets heel bijzonders. Een roek mag zich vergenoegen met een iep op een onzer grachten, een spreeuw en een musch mogen een dakpun of bloempot voor lief nemen, onze groenrugjes zijn wat kioskeuri- ger. Zij bouwen op don grond maai' wat op die manier aan veiligheid wordt verloren, trachten zij te ver goeden door het zoo goed mogelijk te verbergen. De bokwaamste nestzoekers kunnen tien en twintig maal er langs loopen zonder het te zien. Hol liefst bouwen zij onder een braamstruik of eon over hangenden tak op een zandig© hel ling. In een paar dagen heeft het wijfje het nest gereed. Een kuiltje is gauw gevouden of gemaakt en nu worden gedurende de morgenuren allerlei worteltjes en takjes in het rond ge werkt Mos en veertjes vormen de wAnd- bekleeding en hierin worden de wit met roodc eitjes gelegd. Het mannetje is buna even weinig opvallend gekleurd als het wijfje en zoo kan het geen kwaad, dat ze om beurten broeden. Toch heeft het laatste het leeuwen aandeel en zoo trouw is het, dat het bijna niet van het nest is te krijgen ook ai gaan wij er rakelings langs. in den tijd dat liet fitispaar jongen heeft, wenden zij evenals de kieviten ailerlei middeltjes aan, om de aan dacht van het nest af te leiden. Nu heb ik in dit opzicht niet heel veel ondervinding opgedaan. Slechts één nest heb ik tot nu toe gevonden en hoewel ik nog niet heb gezien, dat de angstige vogeltjes plotseling als dood neervielen, zoo als sommige wande laars bewegen gezien te hebben, maak ten zij toch wel zonderlinge buitelin gen. De kleintjes zijn grijsachtig groen op den rug en geel met wit aan de borst- en buikzijde. Geduldig wacht zoo'n vijf- of zeven tal hongerhalsjes op de ijverig zoe kende ouders. Dan wordt er een heele opruiming gehouden onder de insec ten, want voortdurend moeten de kleine maagjes werken. ZooaJs Ik reeds zei is in gewone omstandig heden een fitis al even vechtlustig, als in den tijd dat hij jongen heeft. Klein maai- dapper is het devies, waaronder hij strijdt en met groote heftigheid verjaagt hij iederen vogel, die zich te kort in zijn buurt waagt. Voor ons is hij intusschen een dei- gemak kei ij kst waarneembare zanger tjes. Hoort gij plotseling een paar droef geestige zachte toontjes, kijk dan scherp toe, tien tegen een, dat een fi tis in uw nabijheid is. Hij vliegt dan in rechte lijn van tak tot tak, telkens even rustend, om zijn weemoedig stemmetje te doen weerklinken. In dezen "tijd doet hij bijna niet an ders dan zingen. Den geheelen dag achtervolgt hij het wijfje, onvermoeid Jubelt hij zijn lenteliedjes uit en geen rust kent hij, voor in de eorste weken van Mei het trouwe wijfje de gespik kelde eitjes koestert. H. PEUSENS. Mej. BI. te H. Maandag zal ik zoo vrij zijn een blad van uw plant te laten halen. Na determinatie zal ik dan zoo mogelijk in het volgend num mer inlichtingen over de behande ling geven. H. PEUSENS. De Certificastjes van Kaatje. Hoeveel is 'n ton? Bij deze Wall- strect-overpeinzing heb Lk .heel wat encyclopedieën nageslagen, maar zon der resultaat. Hoeveel is 'n ton? Is 'n ton 80,000 gulden of 60,000, of 40,000 mischien ook wel 100,000 of 30,000, of ÜOjOlK) gulden?? Eenige jaren geleden moest ik voor 'n familiezaak in 'n Limburgsch plaatsje zijn, dam- vernam ik, dat de Burgemeester bulkte van 't geld, daar hoorde ik, dat-io voor geen ton op stond, daar vernam ik tevens, dat-ie wel drie huizen in 't don» had, groote huizen, meneer, ja in Maastricht staan 'r zulke groote niet. En toen gingen we tellen, schatten, nog eens tellen en de menschen, die in 't café bij 't gesprek tegenwoordig waren, i hoorden cijfers van belang, om te lik kebaarden: tweeduizend, drie-en-twin- tig honderd, vijfduizend, en vvut-ie nog al meer had, ja de Burgemeester had zeker dat was zeker wel twaalf ja wel meer, wel vijftien duizend gulden. Dat was de ton waor- voor-ie niet opstond. En wat gioeien kapitalen bij erfe nissen! Je wordt er koud van. De brievenbesteller Van Doremalen hij is al jaren dood klopte iederen morgen te tien uur op mijn vaders kautoordeur was toen al bij de zes tig, toen 't gebeurde en op 'n mor gen na 't afrekenen der brieven, die destijds nog niet gefrankeerd wer den, zei-ie doodbedaard, maar toch met iets zonderlings in z'n stem: Dat zal deze maand voor 't laatst zijn, meneer. Wat, vroeg m'n vader ga jij nou al uit dienst? Ja, zei-ie, 'k hoef ni© meer te doen ik heb georreve. Zoo, zei mijn vader weer. Ja. zei-ie, wc benne met z'n ach ten, tante Garrolien, oom Sjaak, ik- zei-de-gek en nog vier neven en een nicht, die 'k nie ken. Maar Van Doremalen, is dut zoo'n schep'' vroeg m'n vader, dat jij, as 't in achten gedeeld is, nou met je huishouwen kunt guan rentenieren? Meneer! zei-ie, naai- ze zeggen mot 't zoo'n boel zijn, dat ik met permissie gesproken wel met uw leeftijd, maar niet met uw duiten zou willen ruilen. lk heb 'm nog vijf jaar zien bestel len, toen stierf-ie en maar ééns heb ik 'm met m'n vader over de erfenis nog gehoord: Och, zei-ic, as je daar op rekent! Oom Sjaak wist 't secuur, die had 't nagerekend, hoeveel 't kon zijn en as 't eerlijk was gegaan zeit-ie nou maar ik geloof, dat-io 'r geen zier van weet, evenmin as ik maar hij zeit as 't eerlijk was gegaan, dan zou 't zeker zijn geweest, twintig gulden in de week en dan had ik 't toch motte nalaten om dag aan dag, door weer en wind met 'n zware tasch over de straat te loope en as ze nou maar allemaal ware als u, maar je mot wat hooren, vooral van dat mei- denpak, as je soms vuile voete zet, as je soms.... Twintig gulden in de week, dat is duizend gulden, onderbrak m'n va der, dat zou zoowat 25 mille de man zijn geweest en je was met z'n ach ten, dus dat zou 'n erfenisje van zoo eventjes tweehonderd duizend gulden geweest zijn; en wie liet dat peuisdül- letje na? 'n Neef van ons in Dinant, dat ligt in 't Belgische. Dan zullen 't francs geweest zijn, supp' -eerde mijn vader. Wat 't ware weet ik niet, zei-ie, maar ik heb 'r 'n huisje van gekocht dat me as ze betale maar dat volk is nou al weer drie weken achter één gulden en tachtig cent in do week opbrengt, maar a 11a! 't Is in ieder geval beter as niks, ik kan 't best gebruike nou morge, me neer! Morgen, Doremalen As ik maar gezond blijf, riep-ie. z'n tasch voor zich uitwippend, de deur uitstoffend, dan is 'r niks te doen en ik voel me nog stevig ge noeg, hoor! Amerika zal 'k maar laten rusten, neven of nichten of broers uit Ameri ka, weggejaagde deugnieten, die daar fortuin maken en dan ineens bij 'r dood milloenen aan arme bloedver wanten in Nederland in den schoot werpen, zullen we maai bij dc veler lei fabeltjes bij-zetten, die ginds op de redactie-bureaux van „New-Yorker"- en andere „Heralden" uit den duim gezogen worden. Maar een van de vele andere ge vallen is toch te curieus, dat van Pul kers, den goudsmidsknecht, die al meer dan vijf-en-dertig jaar z'n oogen in de vlam van z'n soldeerlamp had dof gekeken. Heel de fabriek wist 't, de jongens keken hem aan of-ie geheel in goud beslagen was. "t Was dan ook enorm. Ze wisten op de fabriek al te zeggen, dat hij paard en rijtuig zou gaan houden. En ze vonden 't allen gemeen, dat-ie bleef «erken, dat-ie lederen dag maar bleef komen aanzitten aan z'n werktafel, waar-ie al vijf-en-dertig jaar gezeten had. Zoon vrek van n vent! nee maar als zuilie 't hadden! nou kous! dan gooiden ze den baes met alle gouwe ringen, alle gouwe oor bellen naar z'n hoofd. Wat was dat nou voor 'n manier van doen! De hei- Ie stad wist 't immers toch, iedereen wist 't, dat die dooie Pulkers mee most erreve van Ti neef van z'n va derskant, die in Engeland was gestor ven en miliioenen ja milliooncn had nagelaten. Pulkers zat 'n maand later nog al tijd aan z'n tafel, bemoeide zich met geen mensch, hoorde door z'n doof heid niet wat de rakkers elkaar toe riepen, over hem, die daar, tot den nek in 't geld, te midden van hen bleef werken of-ie voor 'n huishouden van twaalf man den kost moest, ver- dienon. Ze keken, als 't twaalf uur sloeg, plagerig op z'n stoelmat, grijns lachten elkaar toe: warempel, hij zit 'r op te broeie, er zijn vandaag weer vijftig gouw-willemkes uit 't ei gekropc. Toen de patroon eindelijk hem on der vier oogen ondervroeg, den ouden knecht z'n verbazing in 'too* schreeuw de, dai-ie bleef werken, antwoordde schen houden nicht warm omdat ze 'n fortuin heeft, dan zou-ie geschaterd hebben, geschaterd met z'n breed en mond, z'n volbloedige wangen paar- send hebben gebold, z'n buikje, goed doorvoed met Kaatjes beste gerech ten, hebben geschud. Kaatje met *n fortuin! Wie kan zich 'n eend aan 'n gloeiende kachel, n paard aan 'n afternoon-lea, 'n ooie vaar in 'n raadzaal, 'n haas in 'n treurwilg denken?! Je kunt begrijpen wat-ie stond te zien. Van liet fortuin hoorde-ie wel niet, maar toen-ie op 'n morgen zich aan 't scheien was, klopte Kaatje bedeesd aan. Zou ik u effekes magge spreke, meneer? Hij droeg, op z'n Engelsch, geen knevel en hij was juist bezig z'n bo venlip te gladden. Wat is er? mompelde-ie met 'n nasalen klank. Meneer zei ze ik heb u nooit wille lastig valle Mot je geld hebben? vroeg-ie z'n neus loslatend en z'n gelaat van den scheerspiogel wendend, haar aan ziende: Kaal, wat beef je! Dat is ook alles wat ik bezit, zei ze en ik ben 'r m'n leven lang zuinig op geweest. Hij zag dat ze uit 'n krant bedui melde papieren ontrolde, zng dade lijk dat 't certificaten-,.Merkelijke Schuld" waren. Nou? vroeg-ie, weer z'n neus met linker-wijsvinger-en-duim pakkend om z'n bovenlip af te werken. Zou u die wille beware voor me in uw brandkast? Wel zeker, zei-ie, 't mes aan z'n kin zettend. Hoeveel is 't? 't Zijn vier stukken, meneer. Die staan 89 en 'n fractie, sprak- ie, 't mes in 't zeeppapje van z'n on derkin, dus dat is zoowat zes en der tig honderd gulden. Ja, zei ze, dat zei meneer Devon - ters ook, daar haal 'k 't geld voor de couponnetjes altijd en die wou ze al lang beware, omdat 'k geen be hoorlijke sluiting heb en je kan nooit wete als meneer op reis is dan ben ik maar alleen in dit huis en je kan 't nie kenne en nou zou 'k ze Deventers wel gegevo hebbe, maar ze zegge, dat je dat tegenwoor dig ook al nie kunt vertrouw© en daarom... Wou je ze hier in m'n kast log gen. Dat 's mij best, Kaatje, best, hoor je. Dan zal ik ze hier maar neer- logge, meneer. Wacht even nee, wacht nou even dan ben je gerust. En hij haalde 'n sleutelbos uit, ont sloot z'n brandkast. Ziezoo, daar liggen ze warm en secuur want as ze daar doorheen breken, dan kunnen ze wel door 'n gepantserd schip de doove millionnair met 'n glimlach. Ju, ik dacht ook, dat i 'n mil- - Vier jaar later stierf Kaatje te zij- lioen was, ze zeie dat 't geld daar nen huize, na 'n paar dagen van piot- heel wat meer waard was, dat daar selinge ongesteldheid. een gulden twaalf gulden de© Hij liet haar op zijn kosten begra- maar hier is 't. j ven, wilde de familie uitnoodige:». En hij haalde 'n blauw zakje onder doch schrok voor de herrie, daar de z'n borstrok vandaan. i juffrouwen Loervink zoo'n massa lui lk heb 't bij me omdat ik thuis opnoemden, die je niet kon passeeren geen goeie afsluiting heb en m il I en die zeker kwalijk zouden nemen huisbaas is 'n heele beste, as je'm op i als ze uiet werden genoodigd en daar z'n vingers kunt kijke. i om was *t zoo beter vooral ook om Dus, zei de patroon, heb je toch dien Droplak dat was zoo'n ongo- geerfd. likte beer, en die kon je niet voorbij- Zeker, meneer, zeker we ware gaan en met die zou zeker niemand met drie honderd tachtig man, 't is i in 'n rijtuig willen zitten me 'n herrie geweest, maar ik heb me maar doodbedaard gehouwe. Het is 43 gulden en zestig cent voor mijn hoofd. Aardig blijft altijd, dat anderen be ter weten wat. je hebt, of krijgt., dan jij zelf, anderen, buiten je huis, beter weten wat in je huis geschiedt. En zoo was 't meneer Daniël Tog, handelaar in tabak, nog levenslustig vijftiger, die wegens 'n mislukte lief- £,'"52 «fi» ,tr'TÏÏ" T1 n"' i v"° LMrvink, Gen» Kijkgraag, tal lei,tangattal onlaken, gnl.c- ,verJk<),.el, aooiot '1 AoudeS- ven, dat Kaatje Grafmakers, z n huis- --- houdster, 'n reeds oud-zieltje, die-le In overleg met de juffrouwen Loer vin k verzocht-ie geen mensch, reed zelf geheel alleen in de eenige volg koets Den volgenden dag reeds kwamen de juffrouwen Loervink om meneer Tog te spreken. Ze waren zusters, beiden getrouwd hadden ieder kinderen, maar ston den al sedert tien jaar a conteuu tiré tegenover elkaar. Dat zat 'm in 'r mannen, de een, van Koosjc, Jan Vee- ren, was '11 niksnutter, de ander, die van Betje Loervink, Gerrit Kijkgraag, al jaren had, die hem nog door z'n moeder-zaliger was achtergelaten uit 't oude huishouden, die-ie hield om dat ze extra-fijn kon koken en hij graag goed-tafelde en nog al eens kennissen bij 'm kwamen, die veel j reisden, die gewoon waren in de chicste restaurants te dineeren to taal onbekend dal zijn huishoudster Kaatje 'n fortuin had. Ja, 'n fortuin. Hij wist het niet, maar dat was ook niet noodig, dat was misschien beter, as de zusters Loervink, as de V. r-, i W."kl UilM'-'. '..LI ug.ll l.UTI J ,.1-, an Zwavels, as Droplak «n nog 'n l d,e ondcr Kijkgraag-Loervink vooruit- en ach teruit ging en daaruit kwesties uit den treure en 't waarschijnlijk was, dat deze tienjarige oorlog nooit zou geëindigd zijn als nicht Kaatje Graf makers geen trait-d'union had ge vormd of liever: nïchts enorme nala tenschap. Vee ren en Kijkgraag bemoeiden er zich niet mee, lieten alles aan r vrou wen over, die voor den dood ieder op- 'r eentje nichtje kwamen opstoken, maar nu, vereenigd door 't zelfde be lang, wijl eendracht macht maakt, zeer aaneengesloten op den hoer Tog, verzameling vermoedelijke erfgena men, as Kaatje geen testament maak te 't maar wisten, Nu en dan zag-ie wel eons zoo'n juffrouw Loervink of een der meisjes van Van Zwavel bij nicht Kaatje over den vloer. Hij had er niets tegen. Als hij maar schien is er wel 'n testament. goea bediend werd, Kaatje, maar goed zorgde met 't dagmeisje, dat ze er bij bad, voor z'n dagel ijkschen doen, maar 'r best deed als 'r vrien den kwamen fuiven, dan mocht ze i familie gerust Ti kop thee, 'n kop koffie schenken en er zoolang mee babbelen als ze verkoos. Als ze hem gezegd hadden; die men lostrokken. Zoo, zei Betje, zoo snibbig of ze Tog met 'u mes stak dat is wat moois, 't is toch uw gekl nie! Natuurlijk niet maar waar er zooveel erfgenamen zijn en mis schien is er wel 'n testam Daar zal je 't hebben! viel Koosje in met 'n driftige» snauw, of ze voor haren man stond. n Testament, ja-wel! en dan vis- scheu wij allemaal achter 't net be- grijp jij 't niet, Bet, je zit zoo suf te te kijken of al je hersens uit je hoofd gewaaid zijn 'n testament en daar staat hier meneer Tog in. Tog sloeg eensklaps op de tafel. Hou hou hou schreeuwde- ie, denk je, dat ik hier dat gewa wel verwacht Geen praatjes ik heb het geld, ja dat heb ik en van een testament weet ik niets ga naar een notaris, welken je wilt. en aan dien zal ik het geld afgeven. Zij dropen af. Er gingen eenige dagen voorbij. Tog had den notaris de vier certifi caten ter hand gesteld en hij was' juist bezig met een nieuwe meid-huis houdster te onderhandelen, toen het dagmeisje kwam zeggen, dat de gang vol menschen was. Tog stond op liep naar beneden,, opgewonden, vermoedend dat ze weer zouden komen zeuren over oen testa ment, waarvan-ie niets wist. Nou, wat motten jullie ze ker over dat testament vroeg-ie, nu zéker, daar-ie ook juffrouw Kijk graag en juffrouw Veeren, beiden ge- boren-Loervink, gewaar werd nou, een paar zal ik te woord staan en toen-ie zag, dat ze brutaal naar voren drongen, riep-ie stug Ja jullie daar maar in, u, juf frouw. en u en u, meneer, en dez© heer nog, dat is vier maar de an deren ingerukt!! Voor deze kloeke beslistheid ston den ze gebluft, de voordeur werd ach ter den laatste gesloten en hij trad in het kamertje, waar de juffrouwen Loervink en de twee mannen ston den. Nou, wat mot je nou nog vroeg-ie, kort van stof. lk hob liet geld toch aau den notaris gegeven, en van een testament weet ik niets, to taal niets. Ja, zei Koosje, de schrander ste en de brutaalste der twee zusters, u hebt om en bij de vierduizend gulden aan papieren gegeven maar nicht was schatrijk. Schatrijkschampei lachte Tog. Waarachtig, meneer, dat was ze! nep een der mannen. Dat weet de heele stad wel. En als ze diende dan deed ze dat, sprak Koosje, omdat zo zooveul van je moeder heeft ge- houen. Dat heeft ze ons zelf gezegd, zei Betje. Ze hoefde niet te dienen, maar ze was op de duiten, gromde de andere man. Ze potte en ze heeft al jaren gepot en daar er geen testa ment is, erreve wij, wij ja, met hoeveel zijn we wel, Bet Met drie-en-twintig 't is nogal wel riep Betje. Dat 's te zeggen, zei de man, Lekkerkerk doet niét mee, dat zeg IK, dat 's n vreemde staak. Zoo? net zoo goed als jij, hoor schreeuwde Betje, was dut maar waar En nou motte we al 'r geld heb be. meneer, schreeuwde de eerste man, al 'r geld, nie alleen die paar onnoozelc effect jes, maar alles, verstaat u -- Ja, ja, ja, ik versta het best, driftigde Tog, die nu eensklaps 't doel der lawaaiende visite begreep en jullie denkt dus, dat ik meer dan die vier certificaten heb als jc niet dadelijk allemaal maakt, dat je m'n huis uitkomt dan ransel ik je er uit. Er u i 11 zeg ik er uit! en hij greep een der kerels h^et, duwde hem vóór zich uit en zoo buf- felde-ie hen na, dat ze, zelfs Koosje gaf geen kik, de deur uit laveerden als gekarwatste honden Twee dagen later liet de meid de nieuwe meid-huishoudster, die van buiten kwam en niets van de heele erfenis-historie wist een breedge- schoften man binnen, die naar me neer vroeg. Ze trad eenigszins angstig terug, zoo woest-dreigend keck-ic uit zijn buldog-kwabberigen snoet. Ik heet Droplak, sprak-ic, den lieer Tog in de gang tegemoet stap pend, en mij zal je 't hart in je lijf nie hebbe aan m'n body te koin- me wat heb je met óns geld ge daan Tog beefde niet alleen van woede, die de verdenking hem naai; 't hoofd drong, maar ook van angst. Bedaar nou is, zei-ie, kom is binnen, meneer. We kunnen 't hier wel af. Ik heb met geen smoesjes te maken. Je geeft het geld en gauw, anders haal ik 'r de politie bij. Nou, sprak Tog. die blij was, dat z'n moed-aanval die wending nam doe dat gerust. Haal Jij do politie gerust, ik hèb niel meer, héb nooit meer dan die vier stukken van je nicht, of wat ze van je was, in l>e- waring gekregen. Je liegt Tog beet z'n lippen bijna stuk, hield z'n drift in bedwang. Ik zeg je de waarheid man. al most ik er op sterven. Ju, zóó u man zal je wel zijn, dat je i n eed uy durft dóen, maar as 'k 't uit je lijf kon slaan, dan lag je al in de stuipe, maar of ik je ka- 1 pot rammel, dat heipt me geen zier, nee, beef maar me, man, ik zal m'n lianden nie aan je vuil make maar ik ga naar de politie, hoor je, en de doos draai je in, met heel Je fijne gezicht, gemeene dief 1 Er gingen weken voorbij, eer Totr

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1911 | | pagina 13